D-0118189-D – 2023/03
OtoRead™ - Gebruiksaanwijzing - NL Pagina 66
7.1 Bijlage A: testsequentie
Een volledige testvolgorde bestaat uit de sondecontrole, de kalibratie en de testfase. De sondecontrole
bepaalt wanneer de kalibratiefase moet plaatsvinden. De kalibratiefase kalibreert het niveau van de tonen
die tijdens de eigenlijke testfase toegepast worden. Tijdens de testfase wordt gebruik gemaakt van
artefactweigering om het effect van kortstondige geluidsuitbarstingen te verminderen.
Onmiddellijk na het indrukken van de testknop begint de sondecontrolefase van de test. Tijdens de
sondecontrolefase wordt zowel de kwaliteit als de stabiliteit van de afdichting gecontroleerd de respons te
meten die wordt verkregen door een opeenvolging van testtonen. De stabiliteit van de afdichting wordt
bepaald door de in de loop van de tijd verkregen reacties te vergelijken. Als het responsniveau binnen
een acceptabel bereik ligt en stabiel is over het tijdsverloop, dan gaat het apparaat over tot de
kalibratiefase.
VOOR DPOAE
De kalibratiefase meet automatisch de respons die wordt verkregen uit een reeks kalibratietonen en
berekent de spanning die nodig is om de gewenste druk te verkrijgen. Als de gewenste piekdruk niet
verkregen kan worden, dan gebruikt het apparaat de maximale spanning. Een succesvolle kalibratie leidt
dan tot de eigenlijke testfase.
De testfase bestaat uit het meten van de respons die wordt verkregen uit de testfrequenties (f1, f2) die op
de ontvangers worden toegepast. Er worden twee ontvangers gebruikt, waarbij elke ontvanger één
frequentie genereert om intermodulatie vervorming te verminderen. Frequentiedomeinschattingen van de
werkelijke L1, L2, de vervorming (DP) en de geluidsvloer (NF) worden verkregen via de discrete Fourier
Transform, met een bin-resolutie van ongeveer 31 Hz. De NF-schatting wordt verkregen door het
gemiddelde te nemen van het vermogen in de 4 dichtstbijzijnde ( /-2) bins van de DP-bin.
VOOR TEOAE
De kalibratiefase meet automatisch de piekdruk die wordt verkregen door een serie klikken en berekent
de spanning die nodig is om de gewenste piekdruk te verkrijgen. Als de gewenste piekdruk niet verkregen
kan worden, dan gebruikt het apparaat de maximale spanning.
De testfase bestaat uit het meten van de respons die wordt verkregen uit de herhaalde series klikken die
op de ontvangers worden toegepast. De kliksequentie is 3-1-1-1 en wordt twee keer herhaald.
Schattingen van de signaal- en geluidsvloer worden verkregen door respectievelijk de twee
responssequenties toe te voegen/af te trekken. De energie van de signaal- en geluidsvloerschattingen in
verschillende frequentiebanden wordt in real-time verkregen en één keer per seconde weergegeven. De
gemiddelde piekdruk van de prikkel wordt berekend na afloop van de test.
Tijdens de testfase wordt gebruik gemaakt van artefactweigering om het effect van kortstondige
geluidsuitbarstingen te verminderen, door het gebruik van een adaptieve afwijzingsdrempel. Het apparaat
probeert de rustigere delen van de test te accepteren, terwijl het de rumoerigere delen van de test afwijst.
Als het geluidsniveau tijdens de test ongeveer constant is, dan heeft het instrument de neiging om de
meeste gegevens in de test te accepteren. As het niveau van het rumoer echter na verloop van tijd meer
varieert, dan probeert het instrument om de rustigere gedeelten van de opname te accepteren. De
geluidsschattingen worden ongeveer 32 keer per seconde verkregen en op basis van de gegevens wordt
een passende drempelwaarde geschat. Gegevenssegmenten met een geluidsvloer boven deze
drempelwaarde worden afgewezen, waardoor de geluidsvloer van de test lager uitvalt. Om de
mogelijkheid te beperken om een kunstmatig lage geluidsvloer te verkrijgen, is het
minimumdrempelniveau beperkt.
Opmerking bij variaties in de SNR-schatting:
De gebruiker moet zich ervan bewust zijn dat de SNR-schatting een inherente statistische variatie heeft
als gevolg van de effecten van willekeurig geluid, vooral wanneer er in werkelijkheid geen emissie is. Als
een test wordt uitgevoerd met de sonde van het instrument in een testholte, dan kan in theorie
aangetoond worden dat de SNR ongeveer 7 van de 100 keer groter zal zijn dan 6 dB. Dit is geen
beperking van het instrument, maar een fundamentele eigenschap van de methode die wordt gebruikt om
de SNR bij alle emissietesten in te schatten. Om het optreden van deze "valse" emissie te verminderen,
beperkt het instrument de minimumwaarde van NF. Dit heeft tot gevolg dat de SNR voor tests met een
lage geluidsvloer wordt gereduceerd. Al naar gelang het geluidsniveau van de test toeneemt, merkt de
gebruiker dat er meer "valse" emissies zullen verschijnen, hetgeen dus te verwachten is.