D-0133845-B – 2023/09
– - NL Pagina 40
4 Onderhoud
4.1 Algemene onderhoudprocedures
Routinecontrole (subjectieve tests)
Het wordt aangeraden routinecontroles iedere week uit te voeren op alle apparatuur die in gebruik
is. Stappen 1-9 hieronder dienen iedere gebruiksdag gevolgd te worden op de apparatuur.
Algemeen
Het doel van routinecontroles is zorgen dat de apparatuur correct werkt, dat de kalibratie niet
aanzienlijk veranderd is en dat de transducer en aansluitingen geen defecten hebben die van
negatief effect op de testresultaten kunnen zijn. De controleprocedures dienen uitgevoerd te
worden als de audiometer is ingesteld op de normale werkende conditie. De belangrijkste
elementen in dagelijkse prestatiecontroles zijn de subjectieve testen en deze testen kunnen alleen
goed uitgevoerd worden door een operator met een ongehinderd en bij voorkeur bekend goed
gehoor. Als er gebruik gemaakt wordt van een hok of afzonderlijke testruimte, moet de apparatuur
als geïnstalleerd gecontroleerd worden. Er kan een assistent nodig zijn om de procedures uit te
voeren. Tijdens de controles dienen ook de onderlinge aansluitingen tussen de audiometer en de
apparatuur in het hok gecontroleerd te worden, en alle aangesloten leads, pluggen en
aansluitingen in de aansluitbox (geluidskamermuur) dienen gecontroleerd te worden als potentiële
storingsbronnen en op onjuiste aansluiting. De omgevingsgeluidsomstandigheden tijdens de test
mogen niet substantieel slechter zijn dan wanneer het apparaat in gebruik is.
1) Reinig en controleer de audiometer en alle accessoires.
2) Controleer hoofdtelefoonkussentjes, pluggen, stroomkabels en hulpkabels op tekenen van
slijtage of schade. Beschadigde of versleten onderdelen moeten vervangen worden.
3) Schakel de apparatuur aan en laat het de aanbevolen tijd opwarmen. Voer installatie-
aanpassingen uit, zoals opgegeven. Controleer bij apparatuur die op batterijen loopt de
status van de batterijen aan de hand van de door de fabrikant voorgeschreven methode.
Schakel de apparatuur aan en laat hem de aanbevolen tijd opwarmen. Als er geen
opwarmtijd aangegeven is, laat de circuits dan 5 minuten stabiliseren. Voer installatie-
aanpassingen uit, zoals opgegeven. Controleer bij apparatuur die op batterijen loopt de
status van de batterijen.
4) Controleer of de serienummers van de oortelefoon en botvibrator overeenstemmen voor
gebruik met de audiometer.
5) Controleer of de output van de audiometer ongeveer correct is op zowel de lucht- als
botgeleiding door een vereenvoudigd audiogram uit te voeren op een bekend testpersoon
met bekend gehoor; controleer op veranderingen.
6) Controleer op hoog niveau (bijvoorbeeld hoorniveaus van 60 dB bij luchtgeleiding en 40 dB
bij botgeleiding) voor alle toepasbare functies (en beide oordopjes) op alle gebruikte
frequenties; luister of het correct functioneert, naar de afwezigheid van vervorming, geen
klikken, enz.
7) Controleer alle hoofdtelefoons (inclusief maskeringstransducer) en de botvibrator op
afwezigheid van vervorming en storing; controleer pluggen en snoeren op storingen.
8) Controleer of alle schakelknoppen vast zitten en of de indicatoren correct werken.
9) Controleer of het signaalsysteem van de persoon correct werkt.
10) Luister op lage niveaus naar een teken van ruis, brommen of ongewenste geluiden
(interferentie als een signaal wordt afgespeeld op een ander kanaal) of naar wijzigingen in
toonkwaliteit als maskering ingeschakeld wordt.