68 69
3.2 Algemene veiligheidsinstructies
► De geldende voorschriften ter preventie van ongevallen en de overige erkende
veiligheidstechnische en arbeidsgeneeskundige regels moeten worden nageleefd.
► De gebruikers moeten adequaat worden geïnstrueerd in de veilige omgang met
het spuitpistool.
► Gebruik het spuitpistool alleen in goed geventileerde ruimtes. In het werkbereik is
vuur, open licht en roken verboden. Bij het spuiten van licht ontvlambare materia-
len (bijv. lakken, lijm, reinigingsmiddelen enz.) bestaat verhoogd gevaar voor de
gezondheid en explosie- en brandgevaar.
► Het moet gegarandeerd worden dat het spuitpistool via een geleidende luchtslang
voldoende geaard is (maximale afleidweerstand 10
6
Ω).
► Schakel vóór elk onderhoud en reparatie de lucht- en materiaaltoevoer naar het
spuitpistool drukloos
- verwondingsgevaar.
► Houd bij het spuiten van materialen geen handen of andere lichaamsdelen voor
de onder druk staande sproeier van het spuitpistool
-verwondingsgevaar.
► Richt het spuitpistool niet op personen en dieren
- verwondingsgevaar.
► Neem de verwerkings- en veiligheidsinstructies van de fabrikanten van spuitmate-
riaal en reinigingsmiddelen in acht. Met name agressieve en bijtende materialen
kunnen schade aan de gezondheid veroorzaken.
► De partikelgeleidende afzuiglucht moet uit de buurt van het werkbereik en bedie-
ningspersoneel worden gehouden. Draag niettemin ademhalingsapparatuur en
werkkleding zoals voorgeschreven als u met het spuitpistool materialen verwerkt.
Rondzwevende partikels brengen uw gezondheid in gevaar.
► Draag bij het lakken en reinigen een oogbescherming.
► Draag in het werkbereik van het spuitpistool een gehoorbescherming. Het gege-
nereerde geluidsniveau van het spuitpistool bedraagt ca. 85 dB (A).
► Let er altijd op dat bij inbedrijfstelling, met name na montage- en onderhoudswerk-
zaamheden, alle moeren en schroeven vast zijn aangedraaid.
► Gebruik alleen originele onderdelen, aangezien WALTHER alleen voor deze een
veilige en foutloze werking kan garanderen.
► Het spuitpistool moet na beëindiging van het werk drukloos worden geschakeld.
► Gelieve u bij vragen over het veilige gebruik van het spuitpistool en de daarin
gebruikte materialen te wenden tot WALTHER Spritz- und Lackiersysteme GmbH,
D - 42327 Wuppertal.
4 Montage
4.1 Toevoerleidingen aansluiten
Waarschuwing
De luchtdruk aan het pistool mag 6 bar niet overschrijden, aangezien anders geen
veilig functionerend bedrijf van het spuitpistool gegarandeerd is.
Waarschuwing
Materiaal- en luchtslangen die met een slangmondstuk worden bevestigd, moeten
aanvullend met een slangklem beveiligd zijn.
Aanwijzing
Vóór het in bedrijf stellen moet het spuitpistool gespoeld worden, om het spuitmate-
riaal niet te verontreinigen.
5 Bediening
5.1 In bedrijf en buiten bedrijf stellen
Voordat u het spuitpistool in bedrijf kunt stellen, moet de volgende voorwaarde vervuld
zijn:
• De verstuiverluchtdruk moet aan het spuitpistool beschikbaar zijn.
• De materiaaldruk moet aan het spuitpistool beschikbaar zijn.
• Stel het spuitpistool in bedrijf om een spuitbeeldtest te maken. Het spuitbeeld
kan worden uitgevoerd op een testwerkstuk, plaat, karton of papier.
• Controleer de spuitbeeldtest enn wijzig zo nodig de instellingen op het spuitpi-
stool
1. Bevestig de persluchtslang aan de luchtaan-
sluiting (pos. 21) van het spuitpistool.
2. Bevestig de materiaaltoevoerslang of een
andere materiaaltoevoer aan de materiaal-
aansluiting (pos. 22) van het spuitpistool.
3. Doe materiaal in het materiaaldrukvat en
sluit het deksel af.
4. Stel aan de persluchtreduceerklep de
gewenste materiaaldruk in; bij materiaaltoe-
voer via pompsystemen wordt de materiaal-
druk ingesteld aan de materiaaldrukrege-
laar.
5. Open de materiaalkraan aan het drukvat.
6. Om de lucht in de materiaalslang te laten
ontsnappen haalt u de trekker (pos. 17) zo
lang over, tot er een gelijkmatige materiaal-
straal uit de sproeier komt; nu kan het pistool
weer gesloten worden.
Het pistool is nu operationeel.
Pos. 22
materiaal-
aansluiting
(zwart)
Pos. 21
luchtaanslui-
ting
(blauw)