7776
1 Algemeen
1.1 Aanduiding van de modellen
Modellen: Handspuitpistolen PILOT Mini / -MP / -K
Type: PILOT Mini Beker met druppelaar V 10 151 02
PILOT Mini Materiaalaansluiting V 10 152 02
PILOT Mini-MP Beker met druppelaar V 10 141 02
PILOT Mini-MP Materiaalaansluiting V 10 142 02
PILOT Mini-K Beker met druppelaar V 10 151 32
PILOT Mini-K Materiaalaansluiting V 10 152 34
Fabrikant: WALTHER Spritz- und Lackiersysteme GmbH
Kärntner Str. 18-30
D-42327 Wuppertal
Telefoon: 00 49 / (0)2 02 / 787-0
Telefax: 00 49 / (0)2 02 / 787-2217
1.2 Doelmatig gebruik
De handspuitpistolen PILOT Mini en -MP dienen uitsluitend voor de verwerking van
spuitbare middelen, zoals b.v.:
• Lakken en verven
• Vetten, oliën en corrosiewerende middelen
• Keramiekglazuren
• Beitsen
Omdat alle materiaal transporterende onderdelen van edelstaal zijn gemaakt, kunnen
ook waterhoudende resp. agressieve materialen worden verspoten.
Het handspuitpistool PILOT Mini-K is bijzonder geschikt voor lijmtoepassingen.
Als de materialen die u wilt verspuiten, hier niet genoemd staan, wend u dan tot
WALTHER Spritz- und Lackiersysteme GmbH, Wuppertal.
De spuitbare materialen mogen uitsluitend op werkstukken resp. objecten worden
opgebracht.
De temperatuur van het spuitmateriaal mag in principe niet boven 43°C komen. Het
doelmatig gebruik houdt ook in dat alle instructies en gegevens uit de huidige
bedieningshandleiding gelezen, begrepen en in acht genomen worden.
Het apparaat voldoet aan de eisen bescherming tegen explosie, richtlijn 94 / 9 EG
(ATEX) voor de op het typeplaatje aangegeven explosiegroep, categorie apparaat en
temperatuurklasse.
Bij gebruik van het apparaat is het noodzakelijk dat de in de gebruiksaanwijzing
omschreven bepalingen worden aangehouden.
De voorgeschreven inspectie- en ondehoudsintervallen moeten worden waargeno-
men.
De gegevens op het typeplaatje resp. de informatie in het hoofdstuk Technische
Gegevens moeten worden aangehouden en mogen niet worden overschreden. Er
mag absoluut geen overbelasting van het apparaat ontstaan.
Het apparaat mag in toepassingsgebieden met gevaar voor explosie alleen worden
ingezet met toestemming van de verantwoordelijke overheidsinstantie.
Het is aan de verantwoordelijke overheidsinstantie resp. de exploitant de mate
van explosiegevaar vast te stellen (indeling in zones).
Het is aan de exploitant te controleren en ervoor te zorgen dat alle technische gege-
vens en de kentekening overeenkomstig ATEX met de noodzakelijke voorschriften
overeenstemmen.
In geval van gebruik, waarbij door een evtl. uitval van het apparaat een gevaar voor
personen zou kunnen ontstaan, zijn door de exploitant passende veiligheidsmaatre-
gelen te nemen.
Als er bij gebruik onzekerheid ontstaat, doordat het apparaat naar mening van de
exploitant niet naar believen functioneert, moet het apparaat onmiddellijk worden
stopgezet en moet met contact worden opgenomen met WALTHER Spritz- und
Lackiersysteme.
Aarding/potentiaalnormalisatie
Het is noodzakelijk dat het spuitpistool via een geleidende luchtslang voldoende
wordt geaard. (Maximale weerstand: 10
6
Ω).
1.3 Ondoelmatig gebruik
Het spuitpistool mag niet anders worden gebruikt dan omschreven staat in de para-
graaf Doelamtig gebruik. Iedere andere toepassing is ondoelmatig. Tot ondoelmatig
gebruik horen b.v.:
• het verspuiten van materialen op personen en dieren
• het verspuiten van vloeibare stikstof.
2 Technische omschrijving
PILOT Mini: Spuitpistool voor conventionele verneveling
Uitvoeringen: • met beker met druppelaar
• met materiaalaansluiting.
PILOT Mini-MP: Spuitpistool voor middeldruk
Uitvoeringen: • met beker met druppelaar
• met materiaalaansluiting.
PILOT Mini-K: Spuitpistool voor lijmtoepassing
Uitvoeringen: • met beker met druppelaar
• met materiaalaansluiting.
Bij een toevoerdruk van 3,0 tot 3,3 bar bedraagt de spuitdruk 1,2 tot 1,4 bar
(PILOT Mini-MP).
Als de trekker (pos. 26) wordt gebruikt, wordt eerst de klepkegel (pos. 7) geopend
(voorlucht) en dan pas wordt de materiaalnaald (pos. 13) teruggetrokken. Het sluiten
gebeurt in omgekeerde volgorde.
Het doorstroomvolume van het materiaal is afhankelijk van de diameter van de spuit-
kop en de instelling van de materiaaldruk op het drukvat of de drukregelaar van het
materiaal. Bovendien kan het materiaalvolume worden geregeld door het naar
binnen resp. naar buiten schroeven van de stelschroef (pos. 15).