Kromschroder BCM 500 Handleiding

Type
Handleiding
INHOUDSOPGAVE
· Edition 12.22 · NL · 03251353
DE, EN, FR, NL, IT, ES, DA, SV, NO, PT, EL, TR, CS, PL, RU, HU – www.docuthek.com
Busmodule BCM500 voor FCU5xx, BCU5xx of FDU5xx
1 Veiligheid .............................1
2 Gebruik controleren .....................2
3 Inbouwen .............................3
4 Bedraden .............................3
5 In bedrijf stellen ........................4
6 Hulp bij storingen .......................6
7 Technische gegevens....................8
8 Logistiek..............................8
9 Verwijdering van afvalstoffen ..............8
1 VEILIGHEID
1.1 Lezen en bewaren
Deze handleiding voor montage en werking
zorgvuldig doorlezen. Na het monteren de handleiding
aan de exploitant doorgeven. Dit apparaat moet vol-
gens de geldende voorschriften en normen worden
geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld. Deze hand-
leiding vindt u ook op www.docuthek.com.
1.2 Legenda
1, 2,3, a, b, c = bewerkingsfase
= aanwijzing
1.3 Aansprakelijkheid
Voor schade op grond van veronachtzaming van de
handleiding en onreglementair gebruik aanvaarden wij
geen aansprakelijkheid.
1.4 Veiligheidsrichtlijnen
Veiligheidsrelevante informatie wordt in deze handlei-
ding als volgt aangeduid:
GEVAAR
Duidt op levensgevaarlijke situaties.
WAARSCHUWING
Duidt op mogelijk levensgevaar of kans op licha-
melijk letsel.
OPGELET
Duidt op mogelijke materiële schade.
Alle werkzaamheden mogen uitsluitend door een ge-
kwalificeerde gasvakman worden uitgevoerd. Elektro-
werkzaamheden uitsluitend door een gekwalificeerde
elektromonteur.
1.5 Ombouwen, reserveonderdelen
Iedere technische verandering is verboden. Uitsluitend
originele onderdelen gebruiken.
BEDIENINGSVOORSCHRIFT
BCM 500 · Edition 12.22
NL-2
2 GEBRUIK CONTROLEREN
De busmodule BCM 500 dient als communicatie-inter-
face voor de besturingen ovenbeschermingssysteem
FCU5xx (vanaf bouwserieB), branderbesturingen
BCU5xx of vlamrelais FDU5xx voor de aansluiting
op een busschakeling.
Door de netwerkvorming via veldbus kunnen FCU5xx
evenals BCU5xx door een automatiseringssysteem
(bijv.PLC) gestuurd en bewaakt worden.
De functie is uitsluitend binnen de aangegeven grenzen
gewaarborgd, zie pagina 8 (7 Technische gege-
vens). Elk ander gebruik geldt als oneigenlijk gebruik.
2.1 Typeaanduiding
BCM Busmodule
500 Serie 500
S0 Standaard communicatie
B2 PROFINET
B4 Modbus TCP
/3 Twee RJ45-bussen
-3 3-punts stappenregeling via bus
2.2 Benamingen onderdelen
3
4
6
2
1
7
8
9
5
5
P1
P2
P1
P2
1 RJ45-bus (poort P1) voor de aansluiting op de
buscommunicatie
2 RJ45-bus (poort P2) voor de aansluiting op de
buscommunicatie
3 Gele led
(voor de weergave van de transfersnelheid: aan
= 100 Mbit, uit = 10 Mbit)
4 Groene led
(voor de weergave van een verbinding: uit =
geen verbinding, aan = verbinding, knipperen =
gegevensoverdracht)
5 Vergrendelnokken
6 Contactlijst (18-pins)
7 Codeerschakelaars
8 Typeplaatje
9 PE-contact
2.3 Typeplaatje
MAC-adres en omgevingstemperatuur– zie typeplaatje.
BCM 500
MAC-Adr.:
BCM 500 · Edition 12.22
NL-3
3 INBOUWEN
Inbouwpositie: rechtop, liggend of gekanteld naar
links of rechts.
De bevestiging van de BCM is ontworpen voor
horizontaal uitgelijnde montagerails 35×7,5mm.
G1
G2
G3
XXX ADR
Bij verticale uitlijning van de montagerail zijn
eindhouders nodig (bijv. Clipfix35 van de firma
PhoenixContact), om het verschuiven van de be-
sturingseenheid te voorkomen.
G1
G2
G3
XXX ADR
G1
G2
G3
XXX ADR
In een schone omgeving (bijv. schakelkast) inbou-
wen, met een beschermingswijze ≥IP54. Daarbij
is geen condensatie toegestaan.
1 Installatie spanningsvrij maken.
2
FCU/BCU/FDU
OPGELET
De contactlijst van de BCM en de contactbus van
de FCU/BCU/FDU bij het inbouwen niet aanraken.
Door elektrostatische oplading (ESD) kan de elek-
tronica van de apparaten beschadigd worden.
3 PE
Op een goede aardleiding tussen montagerail en
PE-contact van de BCM letten.
4
OPGELET
De BCM bij het opschuiven op de besturingseen-
heid (FCU, BCU of FDU) niet kantelen. Anders kan
de contactlijst (18-pins) beschadigd worden. Voor
een veilige bevestiging moeten de twee vergren-
delnokken van de BCM op de besturingseenheid
goed vastklikken.
4 BEDRADEN
1 Installatie spanningsvrij maken.
Voor leidingen en stekkers uitsluitend componenten
gebruiken, die aan de betreffende veldbus-speci-
ficaties voldoen.
RJ45-stekkers met afscherming gebruiken.
Kabellengte: max. 100m tussen 2deelnemers.
PROFINET-installatierichtlijnen, zie www.profibus.
com.
Modbus-specificaties, zie www.modbus.org.
2 BCM 500 op de veldbus van een automatiserings-
systeem aansluiten.
BCM 500 · Edition 12.22
NL-4
5 IN BEDRIJF STELLEN
De configuratie van de veldbuscommunicatie kan af-
hankelijk van de busmodulevariant (BCM..B2 of BCM..
B4) via de engineering-tool van het automatiserings-
systeem of via BCSoft plaatsvinden.
Downloaden van de bedieningshandleiding en soft
-
ware voor BCSoft via www.docuthek.com.
1 Voor de communicatie tussen BCSoft en bestu-
ringseenheid via Ethernet de codeerschakelaar-
stand (001totFEF) op de BCM controleren.
Binnen het veldbussysteem mag elke codeerscha-
kelaarstandcombinatie slechts 1x aanwezig zijn.
Elke apparaatnaam/netwerknaam en elk IP-adres
mag slechts 1x binnen het veldbussysteem toe-
gekend worden.
Met de deelnemer-knippertest kan een apparaat
binnen het veldbussysteem geïdentificeerd worden
(BCU, FCU: display toont omlopende 00).
Aanwijzingen voor de inbedrijfstelling van de be-
sturingseenheid, zie de bedieningshandleiding
BCU56x,580, BCU570, FCU500 of FDU5x0.
5.1 BCM..B2 (PROFINET)
WAARSCHUWING
Ontploffingsgevaar!
De BCM en de besturingseenheid (BCU/FCU/
FDU) pas voor werking vrijgeven, wanneer de
correcte parameterinstelling en bedrading en de
optimale verwerking van alle in- en uitgangssigna-
len gewaarborgd zijn.
Bij gestoorde of onderbroken buscommuni-
catie, bij ongeldige communicatiegegevens of
tijdens het initialiseren worden de signalen van
de PROFINET-controller als “0” geïnterpreteerd.
Wordt de besturingseenheid ondertussen via de
ingangen op de klemmen 1 t/m4, klem44 (me-
nox) of klem50 (spoelen) aangestuurd, dan volgt
de gebruikelijke programmaloop.
Alle apparatuur-specifieke parameters voor de be-
sturingseenheid (BCU/FCU/FDU) zijn in het stamge-
gevensbestand (GSD) opgeslagen: download het
stamgegevensbestand (GSD) via www.docuthek.
com.
Het GSD-bestand in de engineering-tool van het
automatiseringssysteem inlezen en een netwerk-
configuratie uitvoeren.
De nodige stappen zijn te vinden in de handleiding
van de engineering-tool.
1 Spanning op de besturingseenheid aanleggen.
Indien het display op de besturingseenheid knip-
pert en n 3 toont, is de buscommunicatie verkeerd
geconfigureerd.
2 De buscommunicatie configureren.
Via de engineering-tool van het automatise-
ringssysteem: de apparaatnaam voor de bestu-
ringseenheid invoeren.
Via BCSoft: de netwerknaam, het IP-adres, het
subnet-venster en de standaard gateway voor de
besturingseenheid invoeren.
Pas na het invoeren van de apparaatnaam/net-
werknaam wordt de besturingseenheid in het
PROFINET-IO-systeem eenduidig geïdentificeerd.
Op de besturingseenheid moet parameter80 op 1
of2 ingesteld zijn, opdat voor de BCM een appa-
raatnaam/netwerknaam ingevoerd kan worden, zie
daartoe pagina 5 (5.3 Parameter 80).
5.2 BCM..B4 (Modbus TCP)
WAARSCHUWING
Ontploffingsgevaar!
De BCM en de besturingseenheid (BCU/FCU/
FDU) pas voor werking vrijgeven, wanneer de
correcte parameterinstelling en bedrading en de
optimale verwerking van alle in- en uitgangssigna-
len gewaarborgd zijn.
Bij een gestoorde of onderbroken buscommunica-
tie kan de besturingseenheid verder via de ingan-
gen op de klemmen 1 t/m4, klem44 (menox) of
klem50 (spoelen) aangestuurd worden. Dan volgt
de gebruikelijke programmaloop.
1 Spanning op de besturingseenheid aanleggen.
Indien het display op de besturingseenheid knip-
pert en n 3 toont, is de buscommunicatie verkeerd
geconfigureerd.
2 De buscommunicatie configureren.
De netwerknaam, het IP-adres, het subnet-venster
en de standaard gateway voor de besturingseen-
heid invoeren.
Op de besturingseenheid moet parameter80 op 1
of2 ingesteld zijn, opdat voor de BCM een netwerk-
naam ingevoerd kan worden, zie daartoe pagina
5 (5.3 Parameter 80).
BCM 500 · Edition 12.22
NL-5
5.3 Parameter 80
Afhankelijk van de instelling van parameter 80 vindt
de buscommunicatie met of zonder adrescontrole
plaats.
Via BCSoft de waarde voor parameter80 contro-
leren en eventueel aanpassen.
Parameter
Nr.
Naam
Mogelijke waarden voor buscommu-
nicatie
80
Veldbuscommunicatie
0 = uit
1 = met adrescontrole
2 = zonder adrescontrole
Verdere aanwijzingen voor de parameterinstel-
ling, zie de bedieningshandleiding BCU56x,580,
BCU570, FC500 of FDU5x0, hoofdstuk “Instellen”.
Parameter 80 = 0:
Veldbuscommunicatie Uit
De veldbuscommunicatie is uitgeschakeld. Met
BCSoft kan het apparaat verder via Ethernet wor-
den gebruikt.
Parameter 80 = 1:
Veldbuscommunicatie met adrescontrole
De apparaatnaam/netwerk-
naam luidt in leveringstoestand:
bijv. voor FCU500: “fcu-500-xxx” (“not-assigned-
fcu-500-xxx” bij configuratie via engineering-tool),
bijv. voor BCU570: “bcu-570-xxx” (“not-assigned-
bcu-570-xxx” bij configuratie via engineering-tool).
De opeenvolgende tekens xxx staan voor het op
de codeerschakelaars van de BCM500 ingestelde
adres (xxx= adres in het gedeelte 001 totFEF).
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
A
B
C
D
E
F
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
A
B
C
D
E
F
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
A
B
C
D
E
F
FCU: fcu-500-xxx
=> fcu-500-02A
xxx = 02A
BCU: bcu-570-xxx
=> bcu-570-02A
De uitdrukking “not-assigned-” moet gewist wor-
den.
Voor de apparaatnaam/netwerknaam (bijv. fcu-500-
xxx) kan een individueel deel van de naam gezet
worden (bijv. “Zone1-fcu-500-xxx”).
De apparaatnaam moet min-
stens uit de uitdrukking bestaan:
bijv. voor FCU 500: “fcu-500-xxx”,
bijv. voor BCU570: “bcu-570-xxx”.
Het via de codeerschakelaars ingestelde adres
op de BCM moet met het in de netwerkconfigu-
ratie van het automatiseringssysteem ingevoerde
adres(xxx) overeenstemmen.
Na verandering van de codeerschakelaarstand
moet de besturingseenheid uit- en weer ingescha-
keld worden om de nieuwe adresstand over te
nemen.
1 Veldbuscommunicatie in bedrijf stellen.
Wanneer op het display van de besturingseenheid
de foutmelding n 0 tot n 4 knippert, kan de veld-
buscommunicatie niet in bedrijf gesteld worden. De
besturingseenheid kan verder via zijn digitale ingan-
gen (klemmen 1 tot 4, 44 en50) gebruikt worden.
Parameter 80 = 2:
Veldbuscommunicatie zonder adrescontrole
De apparaatnaam/netwerknaam kan naar wens
gekozen worden.
1 Veldbuscommunicatie in bedrijf stellen.
Wanneer op het display van de besturingseenheid
de foutmelding n 0 tot n 4 knippert, kan de veld-
buscommunicatie niet in bedrijf gesteld worden.
De besturingseenheid kan verder via de digitale
ingangen aangestuurd worden.
BCM 500 · Edition 12.22
NL-6
6 HULP BIJ STORINGEN
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische schok!
Alvorens aan stroomvoerende onderdelen te wer-
ken de elektrische bedrading spanningsvrij maken!
Storingen mogen uitsluitend door geautoriseerd
vakpersoneel worden verholpen.
Storingen alleen door middel van de hier beschre-
ven maatregelen opheffen.
Reageert de besturingseenheid (FCU/BCU/FDU)
niet, hoewel alle storingen verholpen zijn: apparaat
demonteren en in de fabriek laten nakijken.
Bij een bestaande foutmelding (n 0, n 1, n 2, n 3
of n 4) kan de besturingseenheid verder gebruikt
worden via de digitale ingangen ervan.
? Storingen
! Oorzaak
Remedie
0
? Het display op de besturingseenheid knip-
pert en toontn 0?
! De besturingseenheid wacht op verbinding met
de controller van het automatiseringssysteem.
Controleren of de controller ingeschakeld is.
Netwerkbedrading controleren.
De netwerkconfiguratie van de controller con-
troleren.
Controleren of de apparaatnaam/netwerk-
naam in de netwerkconfiguratie met de
adresinstelling op de BCM overeenkomt.
Controleren of de apparaatnaam/netwerk-
naam in de netwerkconfiguratie met de in de
besturingseenheid opgeslagen apparaatnaam
overeenkomt.
1
? Het display op de besturingseenheid knip-
pert en toontn 1?
! Op de BCM is een ongeldig adres ingesteld.
! Op de besturingseenheid is met parameter
80=1 de adrescontrole geactiveerd.
Controleren of het adres van de BCM zich bin-
nen het toelaatbare adresbereik (001 totFEF)
bevindt.
De waarde voor parameter 80 controleren en
eventueel aanpassen.
PROFINET
Instelling van de codeerschakelaars van de
BCM aan de in de netwerkconfiguratie ver-
strekte apparaatnaam aanpassen.
Modbus TCP
Instelling van de codeerschakelaars van de
BCM aan de netwerknaam aanpassen.
2
? Het display op de besturingseenheid knip-
pert en toontn 2?
! De BCM heeft een verkeerde configuratie van de
PROFINET-controller ontvangen.
Controleren of het passende GSD-bestand in
de engineering-tool van het automatiserings-
systeem ingelezen is.
De apparaatconfiguratie controleren.
BCM 500 · Edition 12.22
NL-7
3
? Het display op de besturingseenheid knip-
pert en toontn 3?
PROFINET
! In de engineering-tool is de apparaatnaam voor
de besturingseenheid (FCU/BCU/FDU) ongeldig
of niet ingevoerd.
! Op de besturingseenheid is met parameter
80=1 de adrescontrole geactiveerd.
Een netwerknaam geven, die met de
default-netwerknaam (bcu-560-xxx) overeen-
komt of deze heeft als postfix van een indi-
vidueel gegeven naam in de volgende vorm:
“klantspecifiek-naamgedeeltebcu-560-xxx”.
Apparaatnaam in leveringstoestand:
bijv. voor FCU500 = not-assigned-fcu-500-xxx,
bijv. voor BCU570 = not-assigned-bcu-570-xxx.
De apparaatnaam moet min-
stens uit de uitdrukking bestaan:
bijv. voor FCU 500 = fcu-500-xxx,
bijv. voor BCU 570 = bcu-570-xxx.
Afhankelijk van de gebruikte besturingseenheid (FCU/
BCU/FDU) verandert de defaultwaarde van het adres.
Zie daartoe pagina 5 (5.3 Parameter 80).
In de engineering-tool de uitdrukking “
not-assigned-” wissen en door een indivi-
dueel naamgedeelte (bijv. Ovengedeelte1-)
vervangen.
Controleren of de apparaatnaam in de net-
werkconfiguratie met de in de besturingseen-
heid opgeslagen apparaatnaam overeenkomt.
De waarde voor parameter 80 controleren en
eventueel aanpassen.
Modbus TCP
! In BCSoft is de netwerknaam voor de bestu-
ringseenheid (FCU/BCU/FDU) ongeldig of niet
ingevoerd.
! Op de besturingseenheid is met parameter
80=1 de adrescontrole geactiveerd.
De netwerknaam moet min-
stens uit de uitdrukking bestaan:
bijv. voor FCU 500 = fcu-500-xxx,
bijv. voor BCU 570 = bcu-570-xxx
(xxx = adres in het gedeelte 001 totFEF).
In BCSoft controleren of de netwerknaam voor
de besturingseenheid (FCU/BCU/FDU) geldig
of ingevoerd is.
De waarde voor parameter 80 controleren en
eventueel aanpassen.
4
? Het display op de besturingseenheid knip-
pert en toontn 4?
! De PROFINET-controller bevindt zich in de
Stop-toestand.
PROFINET-controller starten.
Meer foutmeldingen van de besturingseenheid,
zie de bedieningshandleiding BCU 56x, 580,
BCU570, FCU500 of FDU5x0, hoofdstuk “Hulp
bij storingen”.
BCM 500 · Edition 12.22
NL-8
7 TECHNISCHE GEGEVENS
Omgevingsomstandigheden
IJsvorming, condensatie en condensatiewater in en
aan het apparaat is niet toegestaan.
Direct zonlicht of straling van gloeiende oppervlakken
op het apparaat voorkomen.
Max. medium- en omgevingstemperatuur in acht
nemen!
Corrosieve invloeden, bijv. een zilte omgevingslucht
of SO2, vermijden.
Omgevingstemperatuur:
-20 tot +60°C (-4 tot +140°F).
Transporttemperatuur = omgevingstemperatuur.
Opslagtemperatuur:
-20 tot +60°C (-4 tot +140°F).
Beschermingswijze: IP 20 volgens IEC 529.
Inbouwplaats: min. IP 54 (voor schakelkastmonta-
ge).
Toelaatbare bedrijfshoogte: < 2000m boven zeeni-
veau.
Mechanische gegevens
Afmetingen (B × H × D):
32,5 × 110 × 100mm (1,28 × 4,53 × 3,94inch),
H = 115mm (4,5inch) met montagerail.
Gewicht: 0,3kg.
Elektrische gegevens
Opgenomen vermogen: 1,2 VA.
Vermogensverlies: 0,7 W.
7.1 Levensduur
Max. levensduur onder bedrijfsvoorwaarden:
20jaar vanaf productiedatum.
8 LOGISTIEK
Transport
Het apparaat beschermen tegen belasting van buitenaf
(schok, klap, trillingen).
Transporttemperatuur: zie pagina 8 (7 Technische
gegevens).
De voor het transport beschreven omgevingsomstan-
digheden zijn van toepassing.
Transportschade aan het apparaat of de verpakking
direct melden.
Leveringsomvang controleren.
Opslag
Opslagtemperatuur: zie pagina 8 (7 Technische
gegevens).
De voor de opslag beschreven omgevingsomstandig-
heden zijn van toepassing.
Opslagduur: 6 maanden voordat het apparaat voor
het eerst gebruikt wordt, in de originele verpakking.
Mocht de opslagtijd langer zijn, dan wordt de totale
levensduur met deze extra periode verkort.
9 VERWIJDERING VAN AFVALSTOF-
FEN
Apparaten met elektronische componenten:
AEEA-richtlijn 2012/19/EU – richtlijn betreffende
afgedankte elektrische en elektronische appa-
ratuur
Het product en de verpakking ervan na afloop van
de levensduur van het product (aantal schakelcycli) bij
een recyclingcentrum inleveren. Het apparaat niet bij
het gewone huisvuil doen. Het product niet verbranden.
Indien gewenst worden oude apparaten door de fa-
brikant in het kader van de afvalrechtelijke bepalingen,
bij levering franco huis, teruggenomen.
© 2022 Elster GmbH
Technische wijzigingen ter verbetering van onze producten voorbehouden.
Het productspectrum van Honeywell Thermal Solutions omvat
Honeywell Combustion Safety, Eclipse, Exothermics, Hauck,
Kromschröder en Maxon. Kijk voor meer informatie over onze
producten op de site ThermalSolutions.honeywell.com of neem
contact op met uw Honeywell verkoopingenieur.
Elster GmbH
Strotheweg 1, D-49504 Lotte
T +49 541 1214-0
www.kromschroeder.com
Leiding van de wereldwijde centrale servicedienst:
T +49 541 1214-365 of -555
Vertaling uit het Duits
VOOR MEER INFORMATIE
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Kromschroder BCM 500 Handleiding

Type
Handleiding