Reely 1302975 Handleiding

Categorie
Speelgoed met afstandsbediening
Type
Handleiding
101
Inhoudsopgave
Pagina
1. Inleiding ...........................................................................................................................................................103
2. Verklaring van symbolen ..................................................................................................................................103
3. Voorgeschreven gebruik .................................................................................................................................. 104
4. Productomschrijving ........................................................................................................................................104
5. Leveringsomvang ............................................................................................................................................104
6. Veiligheidsvoorschriften ................................................................................................................................... 105
a) Algemeen ..................................................................................................................................................105
b) Werking .....................................................................................................................................................106
7. Batterij- en accuvoorschriften ..........................................................................................................................107
8. Accu's laden.....................................................................................................................................................108
9. Bedieningselementen van de zender ..............................................................................................................109
10. Ingebruikneming van de zender ...................................................................................................................... 110
a) Richten van de zenderantenne .................................................................................................................. 110
b) Batterijen/accu's installeren ....................................................................................................................... 110
c) Zenderaccu's laden ................................................................................................................................... 111
d) Zender inschakelen ................................................................................................................................... 111
e) Instellen van de stuurknuppel .................................................................................................................... 112
11. Ingebruikneming van de ontvanger .................................................................................................................113
a) Ontvangeraansluiting ................................................................................................................................. 113
b) Montage van de ontvanger ........................................................................................................................ 114
12. Montage van de servo's ................................................................................................................................... 115
13. Instellen van de digitale trimming .................................................................................................................... 116
14. Controleren van de draairichtingen van de servo ............................................................................................ 117
15. Omschakelen van de draairichtingen van de servo ......................................................................................... 121
16. Veranderen van de stuurknuppelbzetting ........................................................................................................122
17. Servowegbegrenzing (Dual Rate) ....................................................................................................................123
18. Activeren van de ingebouwde mixer ................................................................................................................ 125
a) Delta-mixer ................................................................................................................................................125
b) V-besturingsmixer ......................................................................................................................................126
19. Binding-functie ................................................................................................................................................. 128
20. Fail Safe instelling ............................................................................................................................................129
102
Pagina
21. Bereiktest ......................................................................................................................................................... 130
22. Onderhoud en verzorging ................................................................................................................................ 130
23. Afvoer ..............................................................................................................................................................131
a) Algemeen ..................................................................................................................................................131
b) Batterijen en accu´s ...................................................................................................................................131
24. Verklaring van conformiteit (DOC) ................................................................................................................... 131
25. Verhelpen van storingen .................................................................................................................................. 132
26. Technische gegevens ......................................................................................................................................133
a) Zender .......................................................................................................................................................133
b) Ontvanger ..................................................................................................................................................133
103
1. Inleiding
Geachte klant,
hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke
werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en
bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft. Bewaar deze gebruiksaanwijzing
zorgvuldig voor toekomstige referentie!
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2. Verklaring van symbolen
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaan-
wijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd.
Het pijlsymbool ziet u, wanneer u bijzondere tips en aanwijzingen voor de bediening zult verkrijgen.
104
3. Voorgeschreven gebruik
De afstandsbediening is uitsluitend bedoeld voor particulier gebruik in de modelbouw met de daarbij horende ge-
bruikstijden. Voor industriële toepassingen, bijv. voor het besturen van machines of installaties, is dit apparaat niet
geschikt.
Een ander gebruik dan hier beschreven kan de beschadiging van het product en de hiermee verbonden gevaren
zoals bijv. kortsluiting, brand, elektrische schokken, enz. tot gevolg hebben. Het product mag technisch niet worden
veranderd of omgebouwd! De veiligheidsvoorschriften dienen absoluut in acht te worden genomen!
Volg alle veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing op. Deze bevat belangrijke informatie voor
het gebruik van het product.
U alleen bent verantwoordelijk voor een gevaarloos gebruik van de afstandsbediening en het model!
4. Productomschrijving
Met de 4-kanaals-afstandsbediening heeft u een draadloze afstandsbediening, die in de eerste plaats ideaal voor
modelvliegtuigen geschikt is. Er kunnen echter ook modelvoertuigen of modelschepen met deze afstandsbediening
worden gebruikt. Via de vier proportionele stuurkanalen kunnen de verschillende stuurfuncties onafhankelijk van
elkaar op afstand bediend worden. De ergonomisch gevormde behuizing ligt comfortabel in de hand en zorgt voor
een handige en veilige besturing van de zender en het model.
Er zijn 4 batterijen van het type AA/mignon (b.v. Conrad bestelnr. 652507, pakket van 4 stuks, 1x bestellen) of accu’s
voor de zender nodig. Als er geen rij- of vliegregelaar met BEC wordt gebruikt, hebt u voor de ontvanger eveneens 4
batterijen van het type AA/mignon (bv. Conrad bestelnr. 652507, pak van 4, 1x bestellen) of accu's en een geschikte
batterijhouder nodig. Ander kunt u ook een ontvanger accupack met 4 cellen of met 5 cellen met schakelaarkabel
gebruiken.
5. Leveringsomvang
• Afstandsbediening
• Afstandsbedieningsontvanger
• Dubbelzijdige kleefband voor de montage van de ontvanger
• Gebruiksaanwijzing
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan de
afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website.
105
6. Veiligheidsvoorschriften
Bij beschadigingen veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing vervalt ieder
recht op garantie. Voor gevolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet inachtname van de
veiligheidsvoorschriften veroorzaakt worden zijn wij niet aansprakelijk! In zulke gevallen vervalt de
garantie.
Gewone slijtage bij het gebruik en beschadigingen door een ongeval (bijv. afgebroken antenne van de
ontvanger en gebroken behuizing van de ontvanger enz.) vallen niet onder de garantie.
Geachte klant, deze veiligheidsvoorschriften hebben niet enkel de bescherming van het product, maar ook
de bescherming van uw gezondheid en die van andere personen tot doel. Lees daarom dit hoofdstuk zeer
aandachtig door voordat u het product gebruikt!
a) Algemeen
Let op, belangrijk!
Bij gebruik van het model kan het tot materiële schade of lichamelijke letsels komen. Houd rekening met
het feit dat u voor het gebruik van een model voldoende verzekerd bent, bijv. via een aansprakelijkheids-
verzekering.
Informeer indien u reeds beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering voor u het model in bedrijf
neemt bij uw verzekering of het gebruik van het model mee verzekerd is.
Let op: In sommige landen bestaat een verzekeringsplicht voor alle vliegmodellen!
• Om veiligheids- en vergunningsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het pro-
duct niet toegestaan.
• Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
• Het product mag niet vochtig of nat worden.
• Wij raden aan om een WA-verzekering af te sluiten. Indien u reeds een dergelijke verzekering heeft,
moet u nagaan of uw verzekering ook bescherming biedt bij schade of ongevallen door een op afstand
bestuurd model.
• Sluit bij elektromodellen de aandrijfmotor pas aan nadat het ontvangstsysteem volledig is ingebouwd. Zo
voorkomt u dat de aandrijfmotor plotseling onbedoeld begint te lopen.
• U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is gevaarlijk speelgoed voor kin-
deren.
• Controleer vóór elk gebruik de technische veiligheid van uw model en van de afstandsbediening. Let
hierbij op zichtbare beschadigingen, zoals defecte steekverbindingen of beschadigde kabels. Alle bewe-
gende onderdelen moeten soepel werken en er mag geen speling in de lagers aanwezig zijn.
• Wend u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen
heeft waarop u in deze handleiding geen antwoord vindt.
106
b) Werking
• Gelieve u tot een ervaren modelsporter of een modelbouwclub te wenden als u nog niet genoeg kennis
heeft voor het gebruik van op afstand bediende modellen.
• Schakel bij de ingebruikname steeds eerst de zender in. Pas daarna mag de ontvanger in het model
ingeschakeld worden. Dit kan anders tot onvoorziene reacties van het voertuig leiden! Stel de zenderan-
tenne aan de zijkant van het model af om zo een optimale uitstraling van de zendersignalen te bekomen.
Vermijd om de anntennetop naar het model te "richten".
• Controleer vóór het gebruik en terwijl het model stilstaat of het zoals verwacht op de commando´s van
de afstandsbediening reageert.
• Let er bij het gebruik van een model altijd op, dat er zich nooit lichaamsdelen of voorwerpen in de geva-
renzone van motoren of andere draaiende aandrijfonderdelen bevinden.
• Een verkeerd gebruik van het product kan zware letsels en beschadigingen tot gevolg hebben! Let altijd
op een direct zichtcontact met het model en gebruik het daarom ook niet ’s nachts.
• U mag het model alleen besturen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloe-
ding door alcohol of medicijnen kunnen verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Gebruik het model op een plaats waar het geen gevaar vormt voor andere personen, dieren of voorwer-
pen. Gebruik het alleen op privéterrein of op speciaal daarvoor bestemde plaatsen.
• Schakel in geval van storing het model direct uit en zorg dat de storing geheel is verholpen voordat u
het model weer in gebruik neemt.
• Gebruik uw afstandsbediening niet bij onweer, onder hoogspanningsleidingen of in de buurt van zend-
masten.
• Laat de afstandsbediening (zender) steeds ingeschakeld zolang het model in gebruik is. Om een model
af te zetten, moet u steeds eerst de motor uitschakelen en daarna het ontvangstsysteem. Pas daarna
mag de afstandsbediening of zender uitgeschakeld worden.
• Bescherm de afstandsbediening tegen vocht en sterke vervuiling.
• Stel de zender niet langdurig bloot aan direct zonlicht of extreme hitte.
• Bij zwakke batterijen (of accu´s) in de afstandsbediening zal de reikwijdte verminderen. Als de accu´s
voor de ontvanger zwak worden, zal het model niet meer correct op de afstandsbediening reageren.
In dat geval moet u het gebruik met afstandsbediening stopzetten. Vervang de batterijen door nieuwe of
laad de accu´s op.
• Neem geen risico bij het gebruik van het model! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhan-
kelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
107
7. Batterij- en accuvoorschriften
• Houd batterijen/accu´s buiten het bereik van kinderen.
• U mag batterijen/accu´s niet zomaar laten rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren
ze inslikken. In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen!
• Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, doorboord of in vuur worden geworpen. Er bestaat
explosiegevaar!
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu´s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag
in dit geval veiligheidshandschoenen.
• Gewone batterijen mogen niet opgeladen worden. Er bestaat brand- en explosiegevaar! U mag alleen
accu's opladen die hiervoor geschikt zijn. Gebruik geschikte laadapparaten.
• Let bij het plaatsen van de batterijen/accu's op de juiste poolrichting (kijk goed naar plus/+ en min/-).
• Als u het product langere tijd niet gebruikt (bijv. als u het opbergt), moet u de batterijen (of accu´s) uit
de afstandsbediening en het modelvoertuig nemen om beschadigingen door lekkende batterijen/accu´s
te voorkomen.
• Laad de accu´s ongeveer om de 3 maanden op, aangezien anders door zelfontlading een zogeheten
diepontlading kan optreden waardoor de accu´s onbruikbaar worden.
• Vervang steeds de volledige set batterijen of accu’s. U mag geen volle en halfvolle batterijen of accu´s
door elkaar gebruiken. Gebruik steeds batterijen of accu´s van hetzelfde type en dezelfde fabrikant.
• U mag nooit batterijen en accu´s door elkaar gebruiken! Gebruik voor de afstandsbediening geen bat-
terijen, noch accu's.
• De afstandsbediening (zender) kan zowel met accu´s als batterijen gebruikt worden.
• Door de lagere spanning (accu = 1,2 V, batterij = 1,5 V) en de lagere capaciteit van accu's is de gebruiks-
duur korter. Dit speelt normaal gesproken geen rol aangezien de bedrijfsduur van de afstandsbediening
veel langer is dan die van de accu in het modelvoertuig.
• Als u batterijen voor de afstandsbediening gebruikt, raden wij aan om hoogwaardige alkaline batterijen
te gebruiken.
• Bij het gebruik van accu´s kan de reikwijdte eventueel minder zijn.
108
8. Accu's laden
De mignonaccu´s die nodig zijn voor de afstandsbediening zijn bij levering normaal gesproken leeg en moeten dus
opgeladen worden.
Let op:
Voordat een accu zijn maximale capaciteit zal leveren, moet deze meerdere keren worden ontladen en
opgeladen.
U moet de accu´s regelmatig ontladen daar anders het zgn. "Lazy Battery Effect" (batterijtraagheidseffect)
kan optreden als u meermaals een "halfvolle" NiMH-accu oplaadt. Dit betekent dat de accu zijn capaciteit
zal verliezen. De accu zal niet meer de volledig opgeladen energie leveren waardoor de bedrijfstijd van het
modelvoertuig of de zender zal verminderen.
Als u meerdere accu´s gebruikt, kan het voordelig zijn om een hoogwaardige oplader te kopen. Deze kan
de accu´s doorgaans ook snelladen.
109
9. Bedieningselementen van de zender
1 Zenderantenne
2 Handvat
3 D/R-schakelaar voor kanaal 1
4 Trimtoets voor de hoogteroer-functie
(bij modus II*)
5 Stuurknuppel voor hoogteroer- en rolroer-functie
(bij modus II*)
6 Trimtoetsen voor de rolroerfunctie
7 Laadbus
8 Aan-/uitschakelaar
9 D/R-instelregelknop voor kanaal 1
10 D/R-instelregelknop voor kanaal 2
11 Binding toetsen
12 Trimtoetsen voor de richtingsroerfunctie
13 Stuurknuppel voor richtingsroer- en motor-functie
(bij modus II*)
14 Trimtoets voor de motor-functie (bij modus II*)
15 D/R-schakelaar voor kanaal 2
16 LED voor de bedrijfsaanduiding
17 LED voor de spanningsaanduiding
Afbeelding 1
* De afstandsbediening wordt af fabriek in de stuurknuppeltoewijzing modus II geleverd. Indien nodig bestaat er
echter de mogelijkheid om de stuurknuppelfuncties voor hoogteroer en motorfunctie met elkaar om te wisselen en
de sensor in modus I te gebruiken. Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 16.
110
10. Ingebruikneming van de zender
Belangrijke aanwijzing:
In de volgende hoofdstukken van deze gebruiksaanwijzing verwijzen de cijfers in de tekst altijd naar de ne-
venstaandeguurofdeafbeeldingbinnendealinea.Dwarsverwijzingennaarandereafbeeldingenworden
metdeovereenkomstigeguurnummersaangeduid.
a) Richten van de zenderantenne
Rol de zenderantenne (zie afbeelding 1, pos. 1) zijdelings af zodat de antenne in een hoek van 90° tot de verbindings-
lijn afstandsbediening/model staat.
Wanneer de ontvangstantenne in het model horizontaal is afgesteld, stelt u de zenderantenne eveneens horizontaal
op (zie afbeelding 1). Als de ontvangstantenne in het model verticaal is afgesteld, stelt u de zenderantenne eveneens
verticaal op. De punt van de zenderantenne wijst dan tijdens het gebruik van het model in de richting van het hoofd
van de bediener van de afstandsbediening. Zo bereikt u de beste signaaloverdracht naar het model.
De slechtste signaaloverdracht bekomt u wanneer u de top van de zenderantenne naar het model richt. Dat moet in
elk geval worden vermeden.
Vermijd eveneens om de zenderantenne aan te raken tijdens gebruik. Dit vermindert het zendvermogen en daarmee
ook het zenderbereik.
b) Batterijen/accu's installeren
Voor de stroomvoorziening van de zender zijn 4 batterijen (b.v. Conrad bestelnr. 652507, verpakking van 4 stuks, 1x
bestellen) of accu’s van het type mignon (AA) nodig. Om ecologische en ook economische redenen raden wij in ieder
geval aan om accu´s te gebruiken omdat deze via de ingebouwde laadaansluiting van de zender (zie afb. 1, positie
7) opgeladen kunnen worden.
Ga voor het plaatsen van de batterijen of accu´s als volgt te werk:
Het batterijdeksel (1) bevindt zich aan de achterkant van de
zender. Druk op het geribbelde vlak (2) en schuif het deksel
naar onder.
Let bij het plaatsen van de 4 batterijen/accu's op de juiste
polariteit van de cellen. Op de bodem van het batterijvak
staat een aanwijzing (3) voor de poolrichting.
Enkel de vier batterijvakken in het midden worden gebruikt.
De twee schachten rechts en links blijven leeg.
Schuif daarna het deksel van het batterijvak opnieuw van
onder af en laat de vergrendeling inschakelen.
Afbeelding 2
111
c) Zenderaccu's laden
Bij bedrijf met accu's kunt u op deze bus een laadbus (1)
aansluiten en de accu's in de zender laden. Houd hierbij in
ieder geval rekening met de polariteit van de aansluitstek-
ker. Het binnenste contact van de laadbus moet met de
plus-aansluiting (+) en het buitenste contact met de min-
aansluiting (-) van het laadapparaat worden verbonden.
De laadstroom dient ca. 1/10 van de capaciteit van de ge-
plaatste accu´s te bedragen. Bij accu´s met een capaciteit
van 2000 mAh bedraagt de laadstroom ca. 200 mA en de
laadtijd ca. 14 h.
Aangezien in het laadstroomcircuit van de zender een be-
veiligingsdiode is geïntegreerd, kunnen geen laadapparaten
worden gebruikt die de laadstroom kort onderbreken om
de actuele accuspanning te meten. In dit geval dienen de
accu´s voor het opladen uit de zender te worden genomen.
Let op!
U mag de oplader alleen aansluiten als er accu´s (1,2 V/cel) in de zender zijn geplaatst. Probeer nooit om
batterijen (1,5 V/cel) met een laadapparaat weer op te laden.
Om beschadigingen van de interne geleiderbanen en aansluitingen te voorkomen, mag u geen snelladers
gebruiken. De max. laadstroom mag 300 mA niet overschrijden!
d) Zender inschakelen
Als de accu's geladen zijn resp. er nieuwe batterijen ge-
plaatst werden, schakelt u voor testdoeleinden de zender
in met behulp van de aan/uit-schakelaar (zie afb. 1, positie
8). Schuif daarvoor de bedienknop van de onderste naar de
bovenste positie.
Eerst licht de rode LED voor de spanningsaanduiding (zie
ook afbeelding 1, pos. 17) op. Korte tijd later geeft de af-
standsbediening twee geluidssignalen weer en de groene
LED voor de functieaanduiding (zie ook afbeelding 1, pos.
16) begint te branden.
Bij een geactiveerde delta- of V-besturingsmixer
licht de groene LED van de functieaanduiding
niet permanent op, maar knippert snel.
Als de stroomtoevoer onder de 4,2 V zakt, begint de groene LED voor de onderspanningsweergave (zie ook afbeel-
ding 1, pos. 16) snel te knipperen en de zender geeft in hetzelfde tempo korte signaaltonen weer. In dit geval dient u
het gebruik van uw model zo snel mogelijk te stoppen.
Als u de zender wilt blijven gebruiken, dienen de accu´s opnieuw te worden opgeladen of nieuwe batterijen te worden
geplaatst.
Nadat u de correcte werking van de zender heeft gecontroleerd, schakelt u de zender opnieuw uit.
Afbeelding 3
Afbeelding 4
112
e) Instellen van de stuurknuppel
Al naar stuurgewoonten bestaat de mogelijkheid, de lengte
van de knuppels individueel in te stellen.
Houd daarvoor het onderste deel van de greep (1) vast en
draai het bovenste deel (2) tegen de richting van de wijzers
van de klok in naar boven.
Nu kunt u door de onderste greep te verdraaien de gewens-
te lengte van de stuurknuppel instellen.
Tot slot wordt de bovenste greep opnieuw vastgeschroefd.
Afbeelding 5
113
11. Ingebruikneming van de ontvanger
a) Ontvangeraansluiting
De ontvanger biedt u aansluitmogelijkheid voor 4 servo's
(ontvangeruitgang 1, 2, 3 en 4) die later in het model de
volgende stuurfuncties toegewezen krijgen:
CH1 = rolroerservo
CH2 = hoogteroerservo
CH3 = gasservo/vliegregelaar
CH4 = richtingsroerservo
De ontvangeruitgang 5 wordt niet gebruikt en aan de ont-
vangeruitgang B/6 wordt een batterijbox (1) of een ontvan-
geraccu aangesloten.
Let op!
Bij gebruik van servo's met hoog stroomverbruik
raden wij u aan om in elk geval een ontvangerac-
cupack en geen batterijbox te gebruiken.
Bij gebruik van een vliegregelaar met BEC is het
niet nodig om een ontvangeraccu aan te sluiten.
De aansluitingen zijn geschikt voor verpolingsbeveiligde
Futabu-connectoren en kunnen indien nodig ook door JR-
stekkers worden gebruikt.
Let bij het aansluiten van servo's en rijregelaars altijd op de juiste polariteit van de connectoren. Het steek-
contact voor de impulsleiding (afhankelijk van de fabrikant geel, wit of oranje) moet worden aangesloten op
het binnenste (linkse) pencontact. Het steekcontact voor de minleiding (afhankelijk van de fabrikant zwart
of bruin) moet worden aangesloten op het buitenste (rechtse) pencontact.
Schakel eerst de zender in en vervolgens de ontvanger. Bij een correcte bindingfunctie zal onmiddellijk naast de
set-upknop (zie afbeelding 6, pos. 2) een rode controle-LED (zie afbeelding 6, pos. 3) in de ontvanger branden en de
vier servo's reageren op de bewegingen van de stuurknuppels. Controleer de correcte werking van de ontvanger en
schakel deze aansluitend opnieuw uit.
Als de ontvanger niet reageert en de LED in de ontvanger niet oplicht, voert u de binding-functie uit (zie
hoofdstuk 19).
Afbeelding 6
114
b) Montage van de ontvanger
De montage van de ontvanger is in principe altijd afhankelijk van het model. Daarom dient u zich voor wat betreft de
montage aan de aanwijzingen van de modelfabrikant te houden. Los daarvan dient u altijd te proberen de ontvanger
zo te monteren dat deze optimaal beschermd is tegen stof, vuil, vocht en trillingen.
Houd voldoende afstand tot motoren en elektronische vlieg- of rijregelaars. Metalen of koolstofonderdelen hebben
een afschermende werking en kunnen daardoor de ontvangstprestaties aanzienlijk benadelen. In dit geval is het
zinvol om de antenne door een boorgat in de romp naar buiten te verleggen.
Voor het bevestigen van de ontvanger zijn dubbelzijdig klevend schuimstof (servo-tape) of rubberringen geschikt, die
de in schuimstof verpakte ontvanger goed op zijn plaats houden.
Let op!
De ontvangstantenne (1) is het niet-afgescherm-
de deel van de antenneleiding en heeft een
nauwkeurig berekende lengte.
Daarom mag de antenne niet worden opgerold,
in lussen gelegd of zelfs afgesneden. Dit zou
het bereik enorm beperken en brengt bovendien
aanzienlijke veiligheidsrisico´s met zich mee.
Afbeelding 7
115
12. Montage van de servo's
De montage van een servo (niet in de leveringsomvang
inbegrepen) is altijd afhankelijk van het betreffende model.
Uitvoerige informatie hierover kunt u vinden in de bij het mo-
del geleverde documentatie.
In principe dient u echter te proberen de servo´s (1) tegen
trillingen gedempt vast te schroeven. Daartoe worden met
de servo's in de regel rubberen tules (2) met metalen bus-
sen (3) meegeleverd.
Bij zwaar lopende roeren en besturingen kunnen de servo's
niet naar de vereiste positie gaan. Ze verbruiken daardoor
onnodig stroom en het model gaat een onzuiver stuurge-
drag vertonen.
Monteer de servo-hefbomen (1) steeds onder een hoek van
90° ten opzichte van de stuurstangen (zie schets A).
Bij een schuin ten opzichte van de stuurstang staande
servo-hefboom (schets B) zullen ondanks de symmetrische
draaibeweging van de servohefboom de stuur- of roeruitsla-
gen in beide richtingen niet even groot zijn.
Belangrijk!
De stuurstangen of roerbesturing moeten zo zijn
afgesteld dat ze het mogelijk draaibereik van de
servohendel niet voortijdig mechanisch beper-
ken. De servo kan daardoor beschadigd raken.
Afbeelding 8
Afbeelding 9
116
13. Instellen van de digitale trimming
De trimming dient in de eerste plaats om een door de vertanding bepaalde lichte schuine stand van de servohendel
en de daarmee verbonden ongelijkmatige stuurbewegingen te corrigeren. Bovendien hebt u nog de mogelijkheid om
hetmodeltijdenshetgebruikjnaftestellenwanneerhetvb.nietrechtvliegtofrijdthoeweldestuurknuppelopde
zender zich in de middelste stand bevindt.
Vervolgens moet de stuur- of roerstangen zo worden afgesteld dat de trimming opnieuw de oorspronkelijke waarde
(hoek van 90° tussen servohendel en stang) vertoont en het model toch recht vliegt of rijdt.
De 4-kanaals-afstandsbediening beschikt over een digitale trimming, bij dewelke de vier stuurkanalen met telkens een
trimtoets (zie ook afbeelding 1, pos. 4, 6, 12 en 14) afzonderlijk kunnen worden ingesteld.
De trimtoetsen hebben daarbij de volgende stuurfuncties:
Trimtoetsen 4 = hoogteroerservo op ontvangeruitgang 2
Trimtoetsen 6 = rolroerservo op ontvangeruitgang 1
Trimtoetsen 12 = richtingroerservo op ontvangeruitgang 4
Trimtoetsen 14 = gasservo op ontvangeruitgang 3
Om de instelling van de digitale trimming te controleren schakelt u eerst de zender en vervolgens de ontvanger in.
Wanneer een trimknop naar boven, resp. onder wordt bewogen en vastgehouden, geeft de zender in snelle volgorde
en op verschillende toonhoogtes korte geluidssignalen weer. De servo van het respectievelijk stuurkanaal verandert in
kleine stasppen de stand van de servohendel. Wanneer het einde van het trimbereik is bereikt, weerklinkt een langere
toon en vervolgens verstommen de geluidssignalen. De servohendel draait dan niet meer verder.
Als de trimtoets vervolgens in de tegenovergestelde richting wordt gestuurd en gehouden, weerklinken de geluids-
signalen opnieuw en draait de servohendel stapsgewijs terug naar het midden.
Wanneer de middelste stand van het trimbereik is bereikt, geeft de afstandsbediening twee ietwat langere geluids-
signalen op dezelfde toonhoogte weer.
Stel nu aan alle vier kanalen de middenpositie van de trimming in en monteer de servohendel zo dat deze in een
hoek van 90° tegenover de stangen staat. Aangezien de servohendel en -as getand zijn, kunnen minimale schuine
standen van de servohendel niet worden vermeden. In dit geval moet de trimming van het respectievelijk kanaal een
klein beetje uit het midden worden verplaatst om de hoek van 90° van de servohendel naar de stuurstangen (zie
afbeelding 8) opnieuw te verkrijgen.
De ingestelde trimwaarde wordt automatisch in de afstandsbediening opgeslagen en blijft ook na het uit- en
inschakelen behouden.
Bij het gebruik van een elektrisch model met elektronische motorregelaar moet de trimming voor kanaal 3 eveneens
op de middelste waarde worden ingesteld.
Afbeelding 10
117
14. Controleren van de draairichtingen van de servo
Sluit de in het model gebruikte servo's aan de ontvanger aan. Hou u daarbij aan de hoger beschreven bezetting van
de ontvangeruitgangen.
Als uw model met twee rolroerservo's is uitgerust, is het mogelijk om beide servo's met behulp van een
V-kabel aan een ontvangeruitgang te gebruiken. De servo's moeten dan zo in de vleugel gemonteerd zijn
dat er verschillende uitslagrichtingen aan de rolroeren mogelijk zijn.
Let op, belangrijk!
Om de roerfuncties op een elektrisch model veilig te kunnen testen, moet u de motor van de toerentalrege-
laar afkoppelen of minstens de propeller afschroeven. Beveilig dan het model tegen ongewild wegrollen.
Neem nu de zender en vervolgens de ontvanger in bedrijf. Bij een correcte aansluiting moeten de servo's aan de
uitgangen 1, 2 en 4 in overeenstemming met de volgende afbeeldingen (zie afbeeldingen 11 tot 14) op de bewegingen
van de stuurknuppels in de juiste richting reageren.
Belangrijk!
De stuurstangen van de roeren moeten zo zijn afgesteld dat de roeren allemaal precies in het midden zijn
afgesteld als de stuurknuppels en elektronische trimming zich in het midden bevinden (zie afbeelding 11).
Afbeelding 11
118
Als de rechter stuurknuppel naar het lichaam toe wordt getrokken, moet het hoogteroer naar boven uitslaan. Als de
rechter stuurknuppel naar voor wordt gedrukt, moet het hoogteroer naar beneden uitslaan (zie afbeelding 12).
Afbeelding 12
Als de rechter stuurknuppel naar rechts wordt gestuurd, moet het van achteraf geziene rechtse rolroer naar boven en
het linkse rolroer naar beneden uitslaan. Als de rechter stuurknuppel naar links wordt gestuurd, moet het van achteraf
geziene rechtse rolroer naar beneden en het linkse rolroer naar boven uitslaan (zie afbeelding 13).
Afbeelding 13
119
Als de linker stuurknuppel naar rechts wordt gestuurd, moet het richtingsroer van achteraf gezien naar rechts uitslaan
wanneer het model van achteraf wordt bekeken. Als de linker stuurknuppel naar links wordt gestuurd, moet het rich-
tingsroer van achteraf gezien naar links uitslaan (zie afbeelding 14).
Afbeelding 14
Als de linker stuurknuppel naar het lichaam toe wordt getrokken, vermindert het toerental van de motor. In de onderste
stand moet de motor dan uitgeschakeld zijn. Als de linker stuurknuppel naar voor wordt gedrukt, verhoogt het toeren-
tal van de motor. In de voorste stand moet de motor aan maximumvermogen lopen (zie afbeelding 15).
Afbeelding 15
De linker stuurknuppel voor de motorregeling kan naar voor en achter worden geschoven zonder dat hij
door veerkracht in de middelste stand terug wordt gezet. Hij blijft altijd in de positie staan, waarin hij het
laatst werd gezet.
120
Bij een elektrische motor moet de motorregelknop, die aan ontvangeruitgang 3 is aangesloten, zo zijn ingesteld dat
een motor uit is als de linker stuurknuppel zich in de onderste stand bevindt. Als het model met een verbrandingsmotor
wordt gebruikt, moet de stang van de gasservo zo worden afgesteld dat de motor bij een vast gesloten carburateur
stationair loopt. Pas als de trimming voor de motorfunctie eveneens helemaal naar beneden wordt geschoven, moet
de carburateur volledig sluiten zodat de verbrandingsmotor wordt stilgelegd.
Als de stuurknuppel in de onderste stand wordt geschoven, moet de motor op vol vermogen lopen.
Let op!
Voer de motortest uitsluitend uit als het model veilig tegen wegrollen is beveiligd. Let bij de motortest ook
op dat er zich geen voorwerpen of lichaamsdelen in het draai- of aanzuigbereik van de propeller bevinden.
Als de servo's of roeren precies in tegengestelde richting reageren, kan met behulp van de reverse-functie (zie vol-
gend hoofdstuk) de draairichting van de servo's worden omgekeerd.
Belangrijk!
Schakel bij het inschakelen eerst de zender en vervolgens de ontvanger in. Bij het uitschakelen wordt altijd
eerst de ontvanger van de stroomvoorziening afgekoppeld, en pas daarna wordt de zender uitgeschakeld.
Schakel de zender nooit uit, terwijl de ontvanger nog in bedrijf is. Dit kan leiden tot onvoorziene reacties
van het model!
121
15. Omschakelen van de draairichtingen van de servo
Als de roerbewegingen niet met afbeeldingen 10 tot 14 overeenkomen, hebt u de mogelijkheid om met behulp van
de reverse-functie de looprichting van elke afzonderlijke servo om te schakelen. De omschakeling is ook bij rij- en
vliegregelaars mogelijk wanneer de motor in tegenstelling tot de hiervoor beschreven functie op vol vermogen loopt
wanneer de stuurknuppel voor de motorfunctie helemaal naar het lichaam toe werd getrokken.
De omschakeling gebeurt met behulp van de bij het stuurkanaal horende trimknoppen die bij uitgeschakelde zender
in een bepaalde richting moet worden gedrukt.
De trimknoppen voor de rol- en richtingsroerfunctie (zie afbeelding 10, pos. 6 en 12) moeten telkens naar rechts
worden gedrukt.
De trimknoppen voor de hoogteroer- en motorfunctie (zie afbeelding 10, pos. 4 en 14) moeten telkens naar boven
worden gedrukt.
Om de looprichting van een servo om te schakelen, gaat u als volgt te werk:
• Schakel het basisstation en de ontvanger uit.
• Beweeg de trimknop van de stuurfunctie die moet worden omgeschakeld, naar rechts of naar boven en houd de
trimknop in deze positie vast.
• Schakel vervolgens de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (zie afbeelding 1, pos. 8) in en let daarbij op
de groene LED voor de functieaanduiding (zie afbeelding 1, pos. 16).
• Bij een correcte bediening zal de groene LED branden, kort uitdoven en dan onmiddellijk opnieuw branden. Daar-
door geeft de zender aan dat hij de looprichting van de bij de trimknop behorende servo heeft omgeschakeld.
• U kunt de trimknop nu opnieuw loslaten.
• Neem vervolgens de ontvanger in gebruik en controleer, of de gewijzigde looprichting van de servo nu correct is.
• Om de oorspronkelijke looprichting opnieuw te bereiken, herhaalt u de bovengenoemde stappen.
Let op dat na het omschakelen van de draairichting de middelste stand van de servo/het roer eventueel
moet worden bijgesteld.
122
16. Veranderen van de stuurknuppelbzetting
Als u uw modelvliegtuig wilt besturen zoals getoond in het schema (modus II) in afbeeldingen 12 tot 15, kunt u dit
hoofdstuk overslaan. Als u de gasfunctie liever op de rechter en de hoogteroerfunctie liever op de linker stuurknuppel
(modus I) wenst, bestaat de mogelijkheid om de zender overeenkomstig om te bouwen.
Voor het geval dat het rust- of herstelmechanisme moet worden omgebouwd, is een basiskennis in de
omgang met afstandsbedieningen nodig. Daarom moeten u zich tot een ervaren modelbouwer of model-
bouwvereniging wenden als u voelt dat u de hieronder beschreven stappen niet kunt uitvoeren.
• Verwijder de zenderbatterijen.
• Maak met een kruiskopschroevendraaier de zes schroeven aan de achterkant van de zender los en haal de ach-
terwand voorzichtig weg.
• Verwijder op het van achteraf geziene rechtse knuppelag-
gregaat de grendelveren (1) en het grendelveeroplegstuk
(2). Beide delen worden later in spiegelbeeld terug op het
van achteraf geziene linkse knuppelaggregaat worden
gemonteerd.
• Hang aan het van achteraf geziene linkse knuppelaggre-
gaat met behulp van een kleine haak (gebogen punt van
een naald) de spanveren (3) aan de instelhendel (5) uit.
Nadat u de veren ook aan de herstelhendel (4) hebt uit-
gehangen, kunnen de veren en de herstelhendel worden
verwijderd.
• Vervolgens wordt de instelhendel (5) inclusief afstel-
schroef naar boven uit de opslag getrokken.
• De drie delen worden nu in spiegelbeeld en in omgekeer-
de volgorde terug op het van achteraf geziene rechtse
knuppelaggregaat gemonteerd.
• Tot slot worden op het van achteraf geziene rechtse knup-
pelaggregaat de grendelveren (1) en het grendelveerop-
legstuk (2) vastgeschroefd.
• Plaats de zenderantenne opnieuw in de bovenste behui-
zingshelft en plaats de rugwand van de zender terug.
• Schroef de rugwand opnieuw vast. Beide kortere schroe-
ven moeten in het greepdeel worden ingedraaid.
• Test tot slot de mechanische functie van de omgebouwde
knuppelaggregaten.
Afbeelding 16
123
Nadat de mechanische ombouw is gebeurd, moet de zender nu ook nog elektronisch worden omgezet.
U gaat hiervoor als volgt te werk:
• Schakel het basisstation en de ontvanger uit.
• Beweeg de trimknop voor de rolroerfunctie (zie afbeelding 10, pos. 6) naar links en de trimknop voor de richtings-
roerfunctie (zie afbeelding 10, pos. 12) naar rechts en houd beide trimknoppen in deze positie vast. De praktijk heeft
uitgewezen dat beide trimknoppen met de duimen en wijsvinger van een hand te bedienen zijn.
• Schakel vervolgens de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (zie afbeelding 1, pos. 8) in en let daarbij op
de groene LED voor de functieaanduiding (zie afbeelding 1, pos. 16).
• Bij een correcte bediening zal de groene LED branden, kort uitdoven en dan onmiddellijk opnieuw branden. Daar-
door geeft de zender weer dat hij de stuurknuppelbeweging heeft omgeschakeld. U kunt de trimknoppen nu op-
nieuw loslaten.
• Neem vervolgens de ontvanger in gebruik en controleer, of de motorfunctie nu met de rechtse en de hoogteroer-
functie met de linkse stuurknuppel kan worden bediend.
Om de oorspronkelijke stuurknuppeltoewijzing opnieuw te bereiken, herhaalt u de bovengenoemde stap-
pen.
17. Servowegbegrenzing (Dual Rate)
Met behulp van de servowegbegrenzing of de Dual-Ratefunctie kunnen de draaihoek van de servo en daarmee ook
de uitslagen van de aangestuurde roeren aan de ontvangeruitgangen 1 (rolroer) en 2 (hoogteroer) afzonderlijk van
100% tot 30% worden verminderd. Met behulp van twee tuimelschakelaars kan daarna tussen de maximale en ver-
minderde waarden worden omgeschakeld. Deze functie wordt gebruikt om een model, dat bij volle uitslag te agressief
reageert, snel en eenvoudig te ontscherpen.
In het bijzonder bij de eerste vlucht van een nieuw model, waarbij men niet precies weet, hoe sterk her op de stuur-
bevelen reageert, resp. waarbij er geen informatie is van de fabrikant, bleek het zeer nuttig grote roeruitslagen tijdens
het vliegen te kunnen reduceren.
De omschakeling van de wegbegrenzing voor de rolroerservo (CH1) gebeurt met de omschakelaar "CH1 D/R" die
zich rechtsboven op de afstandsbedieningszender bevindt (zie ook afbeelding 1, pos. 3).
De omschakeling van de wegbegrenzing voor de hoogteroerservo (CH2) gebeurt met de omschakelaar "CH2 D/R" die
zich linksboven op de afstandsbedieningszender bevindt (zie ook afbeelding 1, pos. 15).
Als de schakelaars zich in de bovenste/voorste stand bevinden, is 100% van de servoweg beschikbaar. Als de scha-
kelaars in de onderste/achterste stand geschakeld worden, zijn de verminderde servowegen beschikbaar.
124
Instellen van de rolroerwegbegrenzing:
• Schakel eerst de zender in en vervolgens de ontvanger.
• Beweeg de Dual-Rateschakelaar "CH1 D/R" (zie ook af-
beelding 1, pos. 3) in de bovenste/voorste stand.
• Stuur de stuurknuppel voor de rolroerfunctie tot aan de
aanslag uit en houd deze in deze positie vast.
• Voer een kleine vlakke schroevendraaier loodrecht
van bovenaf gezien door de behuizingsopening van de
"DUAL RATES"-instelregelknop CH1 (zie ook afbeelding 1,
pos. 9).
• Draai de schroevendraaier voorzichtig tot hij in de draai-
regelknop grijpt en u de gewenste uitslagwaarde voor het
rolroer kunt instellen.
• Wordt de draairegelknop naar rechts gedraaid, dan wordt
de uitslag van het rolroer vergroot. Wordt de regelknop
naar links gedraaid, dan wordt de uitslagwaarde ver-
kleind.
• Druk nu als test meermaals op de Dual Rate-schakelaar "CH1 D/R" om het verschil tussen de maximale en vermin-
derde roeruitslag te kunnen herkennen.
• Wanneer de gewenste waarde is bereikt, laat u de stuurknuppel in de middelste stand terugveren en trekt u de
schroevendraaier uit de zenderbehuizing.
Instellen van de hoogteroerwegbegrenzing:
De instelling van de hoogteroerwegbegrenzing gebeurt volgens hetzelfde schema, zoals bij de rolroeren, maar
voor de instelling van de hoogteroerwegbegrenzing worden de Dual Rate-schakelaar "CH2 D/R" (zie afbeelding 17,
pos. 15) en de "DUAL RATES"-instelregelknop CH2 (zie afbeelding 17, pos. 10) gebruikt.
Let op, belangrijk!
Voer de schroevendraaier loodrecht door de openingen van de instelregelknop zodat u de respectievelijke
draairegelknop correct bereikt en de platine niet met de schroevendraaier beschadigt.
 Werkbijhetinstellenvandewegbegrenzingmetdenodigejngevoeligheidomdeinstelregelknopniette
beschadigen.
Afbeelding 17
125
18. Activeren van de ingebouwde mixer
De afstandsbediening beschikt over een delta- en V-besturingsmixer waarbij telkens twee stuurfuncties aan de zender
met elkaar worden gecombineerd.
a) Delta-mixer
Bij een deltamodelvliegtuig met driehoekige vleugels moeten de rolroeren ook de hoogteroerfunctie mee overnemen.
Daarom worden bij de delta-mixer de kanalen CH1 (rolroer) en CH2 (hoogteroer) met elkaar gemengd. Zo werken bij
de rolroer- of hoogteroerbesturing altijd beide servo's.
De servo van de linker vleugel moet aan ontvangeruitgang CH1 en de servo in de rechter vleugel aan ontvangeruit-
gang CH2 worden aangesloten. De uitslagen van de beide roerkleppen moeten dan in overeenstemming met de
afbeeldingen in afbeelding 18 gebeuren.
Afbeelding 18
126
b) V-besturingsmixer
Bij een vliegtuigmodel met V-besturing moeten beide hoogteroeren ook de richtingsroerfunctie mee overnemen.
Daarom worden bij de V-besturingsmixer de kanalen CH2 (hoogteroer) en CH4 (richtingsroer) met elkaar gemixt. Zo
werken bij de hoogteroer- of richtingsroerbesturing altijd beide servo's.
De servo van de rechter roerklep van de V-besturing moet aan ontvangeruitgang CH4 en de servo van de linker
roerklep van de V-besturing aan ontvangeruitgang CH2 worden aangesloten. De uitslagen van de beide roerkleppen
moeten dan in overeenstemming met de afbeeldingen in afbeelding 19 gebeuren.
Afbeelding 19
127
Delta- en V-besturingsmixer activeren:
1. De zender moet zich in de normale modus bevinden en er mag geen mixer geactiveerd zijn.
2. Schakel de zender en ontvanger uit.
3. Beweeg de trimknop voor de hoogteroerfunctie (zie afbeelding 1, pos. 4) naar links en de trimknop voor de mo-
torfunctie (zie afbeelding 1, pos. 14) naar boven en houd beide trimknoppen in deze positie vast. De praktijk heeft
uitgewezen dat beide trimknoppen met de duimen en wijsvinger van een hand te bedienen zijn.
4. Schakel vervolgens de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (zie afbeelding 1, pos. 8) in en let daarbij op
de groene LED voor de functieaanduiding (zie afbeelding 1, pos. 16).
5. Bij een correcte bediening knippert de groene LED na het inschakelen voortdurend. Daardoor duidt de zender aan
dat de deltamixer is geactiveerd. U kunt de trimknoppen nu opnieuw loslaten.
6. Wanneer u stap 2 - 5 herhaalt, wordt de V-besturingsmixer geactiveerd.
7. Neem vervolgens de ontvanger in gebruik en controleer, of de roerkleppen nu in overeenstemming met afbeelding
18 en 19 uitslaan.
8. Indien nodig, kunt u met de reverse-functie de looprichting aan de servo's wijzigen.
9. Zolang een van beide mixers geactiveerd is, zal de groene LED voor de functieaanduiding tijdens het gebruik niet
oplichten, maar knipperen.
10. Wanneer u opnieuw stappen 2 - 5 herhaalt, werkt de zender opnieuw in de normale modus en zijn de mixers
gedeactiveerd.
128
19. Binding-functie
Opdat de zender en ontvanger met elkaar functioneren, moeten deze door dezelfde digitale codering met elkaar
worden verbonden. In de leveringstoestand zijn zender en ontvanger op elkaar afgestemd en kunnen onmiddellijk
worden ingezet. De vernieuwing van de bindingsinstelling is in de eerste plaats na een vervanging van de zender of
ontvanger of voor het verhelpen van storingen wenselijk.
Ga als volgt te werk om de binding-functie uit te voeren:
• Schakel de zender en ontvanger uit.
• Leg de zender en ontvanger naast elkaar (max. 1 meter
afstand).
• Schakel de zender in en wacht tot beide LED-indicatoren
(zie ook afbeelding 1, pos. 16 en 17) op de zender op-
lichten.
• Druk op de set-upknop op de ontvanger (zie ook afbeel-
ding 6, pos. 2).
• Schakel bij een ingedrukte set-uptoets de ontvanger in.
Wanneer de LED in de ontvanger (zie ook afbeelding 6,
pos. 3) snel begint te knipperen, laat u de set-uptoets van
de ontvanger (2) opnieuw los.
• Druk op de bindingknop op de zender (zie ook afbeelding
1, pos. 11). Als de groene LED voor de functieaanduiding
(16) snel begint te knipperen, laat u de bindingknop op-
nieuw los. De LED in de ontvanger (3) dooft uit.
• Van zodra het groene LED-indicatielampje op de zender
opnieuw permanent brandt (na ca. 3 seconden) is de
binding-procedure afgesloten. De LED in de ontvanger
(3) lichten opnieuw permanent op en geeft de ontvangst
van de stuursignalen van de zender aan.
• Voer vervolgens een functietest van de installatie uit.
Let op!
Nadat de binding-procedure werd uitgevoerd, moet de Fail Safe-instelling opnieuw worden uitgevoerd
aangezien een eventueel aanwezige Fail Safe-programmering door de binding-procedure niet meer werkt.
Afbeelding 20
129
20. Fail Safe instelling
Met behulp van de Fail Safe-instelling hebt u de mogelijkheid de servo's in een bepaalde positie te laten lopen, in het
geval de ontvanger geen zendersignaal meer ontvangt. Als de zender tijdens het vliegen uitvalt, kan zo vb. de motor
automatisch worden uitgeschakeld zodat het model niet ongecontroleerd kan wegvliegen.
Om de Fail Safe-instelling van de vier stuurkanalen in te stellen, gaat u als volgt te werk:
• Schakel eerst de zender in en vervolgens de ontvanger.
• Breng met behulp van beide stuurknuppels de servo's of de motorregelknop in de gewenste Fail Safe-stand.
• Druk op de set-upknop op de ontvanger (zie afbeelding 20, pos. 2) tot de LED in de ontvanger (zie afbeelding 20,
pos. 3) langzaam knippert.
• Laat de set-upknop op de ontvanger kort los en druk binnen de 5 seconden opnieuw op de knop.
• De LED in de ontvanger (zie afbeelding 20, pos. 3) knippert kort en snel en licht vervolgens permanent op.
• Laat de set-uptoets weer los. De Fail Safe-instelling is nu in de ontvanger opgeslagen.
Belangrijk!
Om de Fail Safe instelling te controleren stuurt u met behulp van de stuurknuppels de servo's tot aan de
aanslag uit en schakelt u vervolgens de zender uit. De ontvanger ontvangt nu geen zendersignaal (de rode
LED in de ontvanger dooft uit) en zal bij een correcte Fail Safe programmering de servo's in de voorheen
opgeslagen positie laten lopen.
Let op!
Als zender en ontvanger nu aan elkaar worden gekoppeld, moeten de Fail Safe-waarden opnieuw worden
opgeslagen.
130
21. Bereiktest
Voor de eerste start is het nodig het bereik van de afstandsbediening te testen. Daarvoor is het mogelijk de zender
met een verminderd zendvermogen te gebruiken.
Bij de bereiktest moet het model met draaiende motor door een helper op een hoogte van ca. 1 m stevig worden
vastgehouden. Het model mag daarbij niet op een metalen tafel of plaat staan.
Om de bereiktest uit te voeren, gaat u als volgt te werk:
• Druk op de zender op de binding-toets (zie ook afbeelding 1, pos. 11) en schakel de zender bij een ingedrukt
gehouden toets in.
• Neem aansluitend de ontvanger in gebruik.
• De groene LED voor de functieaanduiding (zie ook afbeelding 1, pos. 16) knippert elke 2 seconden en de afstands-
bediening geeft elke 2 seconden een geluidssignaal weer.
• Ga nu van het model weg staan.
• Tot op een afstand van 30 - 50 stappen moet het model nog volledig kunnen worden bestuurd.
• Vergroot de afstand nu zolang tot het model niet meer op de stuursignalen reageert.
• Schakel daarna de zender uit en opnieuw in. De zender werkt nu opnieuw met volledig zendvermogen.
• Bij een volledige signaalsterkte moet het model nu opnieuw betrouwbaar op de afstandsbedieningssignalen rea-
geren.
Na ca. 60 seconden schakelt de afstandsbedieningszender automatisch van het verminderd naar het vol-
ledig zendvermogen om.
Let op!
Start uw model nooit zolang de zender nog met verminderd zendvermogen werkt!
22. Onderhoud en verzorging
De buitenkant van de afstandsbediening dient slechts met een zachte, droge doek of borstel te worden gereinigd.
U mag in geen geval agressieve schoonmaakmiddelen of chemische oplosmiddelen gebruiken omdat hierdoor het
oppervlak van de behuizingen beschadigd kan worden.
131
23. Afvoer
a) Algemeen
Elektronische apparaten kunnen gerecycled worden en horen niet thuis in het huisvuil. Het product dient
naaoopvandelevensduurvolgensdegeldendewettelijkevoorschriftentewordenafgevoerd.
Verwijder evt. geplaatste batterijen/accu's en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen en accu´s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan!
Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met nevenstaand symbool. Deze mo-
gen niet via het huisvuil worden afgevoerd. De aanduidingen voor irriterend werkende, zware metalen
zijn: Cd = cadmium, Hg = kwikzilver, Pb = lood (aanduiding staat op de batterij/accu bijv. onder het links
afgebeelde containersymbool).
Lege batterijen en niet meer oplaadbare accu´s kunt u gratis inleveren bij de verzamelplaatsen van uw gemeente,
onzelialenofandereverkooppuntenvanbatterijenenaccu´s.
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen voor afvalscheiding en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
24. Verklaring van conformiteit (DOC)
Hiermee verklaart Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau, dat dit product met richtlijn
2014/53/EU overeenstemt.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het volgende internetadres:
www.conrad.com/downloads
Kies een taal door een vlagsymbool te selecteren en voer het bestelnummer van het product in het zoek-
veld in; vervolgens kunt u de EU-conformiteitsverklaring in pdf-formaat downloaden.
132
25. Verhelpen van storingen
Ondanks het feit dat dit afstandsbesturingssysteem volgens de huidige stand van de techniek is ontwikkeld, kun-
nen zich storingen of problemen voordoen. Omwille van deze reden willen wij graag wijzen op enkele manieren om
eventuele storingen op te lossen.
Probleem Hulp
De zender reageert niet. • Controleer de batterijen of accu's van de zender.
• Controleer de poolrichting van de batterijen of accu's.
• Controleer de functieschakelaar.
• Bindingsinstelling vernieuwen.
De zender schakelt onmiddellijk of
na korte tijd vanzelf uit.
• Test de batterijen of accu’s van de zender of vervang deze.
Ontvanger reageert niet. • Stroomtoevoer van de ontvanger controleren.
• Controleer de stekkerverbindingen op de ontvanger.
• Ontvanger opnieuw aan de zender koppelen.
Het systeem heeft slechts een
kleine reikwijdte.
• Controleer de batterijen of accu´s van de zender en ontvanger.
• Zenderantenne schuin naar het model afstellen.
• Leg de antenne van de ontvanger ter controle anders in het model aan.
De servo's reageren niet. • Controleer de zenderfunctie.
• Controleer de batterijen of accu´s van de ontvanger.
• Test de schakelkabel.
• Test de BEC-functie van de regelaar
• Controleer de poolrichting van de servostekkers.
• Bindingsinstelling vernieuwen.
De servo´s trillen. • Controleer de batterijen of accu´s van de zender en ontvanger.
• Controleer de stekkerverbindingen op de ontvanger.
• Verwijder eventuele vochtigheid in de ontvanger met een haardroger.
• Ontvangerantenne op beschadiging testen.
• Richt de antenne van de ontvanger ter controle anders in het model.
Een servo bromt. • Controleer de batterijen of accu´s van de ontvanger.
• Controleer of de stuurstangen gemakkelijk bewegen.
• Gebruik de servo zonder servohendel om de werking te testen.
133
26. Technische gegevens
a) Zender
Frequentiebereik ...............................................2,405 - 2,455 GHz
Zendvermogen .................................................16,24 dBm (EIRP)
Modulatie ..........................................................FHSS
Aantal kanalen ..................................................4
Bedrijfsspanning ...............................................4,2 - 6 V/DC (via 4 batterijen of accu's van het type AA/mignon)
Afmetingen .......................................................175 x 210 x 85 mm (B x H x D)
Gewicht zonder batterijen/accu's ......................ong. 490 g
b) Ontvanger
Frequentiebereik ...............................................2,405 - 2,455 GHz
Modulatie ..........................................................FHSS
Aantal kanalen ..................................................6
Stekkersysteem ................................................Futaba/Graupner JR
Bedrijfsspanning ...............................................4,8 - 6 V/DC (via 4 batterijen of accu's van het type AA/mignon)
Afmetingen .......................................................35 x 25 x 13 mm (B x H x D)
Gewicht .............................................................ong. 6 g

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding............................................................................................................................................................103 2. Verklaring van symbolen...................................................................................................................................103 3. Voorgeschreven gebruik...................................................................................................................................104 4. Productomschrijving.........................................................................................................................................104 5. Leveringsomvang.............................................................................................................................................104 6. Veiligheidsvoorschriften....................................................................................................................................105 a) Algemeen...................................................................................................................................................105 b) Werking......................................................................................................................................................106 7. Batterij- en accuvoorschriften...........................................................................................................................107 8. Accu's laden.....................................................................................................................................................108 9. Bedieningselementen van de zender...............................................................................................................109 10. Ingebruikneming van de zender....................................................................................................................... 110 a) Richten van de zenderantenne................................................................................................................... 110 b) Batterijen/accu's installeren........................................................................................................................ 110 c) Zenderaccu's laden.................................................................................................................................... 111 d) Zender inschakelen.................................................................................................................................... 111 e) Instellen van de stuurknuppel..................................................................................................................... 112 11. Ingebruikneming van de ontvanger.................................................................................................................. 113 a) Ontvangeraansluiting.................................................................................................................................. 113 b) Montage van de ontvanger......................................................................................................................... 114 12. Montage van de servo's.................................................................................................................................... 115 13. Instellen van de digitale trimming..................................................................................................................... 116 14. Controleren van de draairichtingen van de servo............................................................................................. 117 15. Omschakelen van de draairichtingen van de servo..........................................................................................121 16. Veranderen van de stuurknuppelbzetting.........................................................................................................122 17. Servowegbegrenzing (Dual Rate).....................................................................................................................123 18. Activeren van de ingebouwde mixer.................................................................................................................125 a) Delta-mixer.................................................................................................................................................125 b) V-besturingsmixer.......................................................................................................................................126 19. Binding-functie..................................................................................................................................................128 20. Fail Safe instelling.............................................................................................................................................129 101 Pagina 21. Bereiktest..........................................................................................................................................................130 22. Onderhoud en verzorging.................................................................................................................................130 23. Afvoer...............................................................................................................................................................131 a) Algemeen...................................................................................................................................................131 b) Batterijen en accu´s....................................................................................................................................131 24. Verklaring van conformiteit (DOC)....................................................................................................................131 25. Verhelpen van storingen...................................................................................................................................132 26. Technische gegevens.......................................................................................................................................133 a) Zender........................................................................................................................................................133 b) Ontvanger...................................................................................................................................................133 102 1. Inleiding Geachte klant, hartelijk dank voor de aanschaf van dit product. Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften. Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke werking te garanderen! Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft. Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig voor toekomstige referentie! Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk. Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be. 2. Verklaring van symbolen Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd. Het pijlsymbool ziet u, wanneer u bijzondere tips en aanwijzingen voor de bediening zult verkrijgen. 103 3. Voorgeschreven gebruik De afstandsbediening is uitsluitend bedoeld voor particulier gebruik in de modelbouw met de daarbij horende gebruikstijden. Voor industriële toepassingen, bijv. voor het besturen van machines of installaties, is dit apparaat niet geschikt. Een ander gebruik dan hier beschreven kan de beschadiging van het product en de hiermee verbonden gevaren zoals bijv. kortsluiting, brand, elektrische schokken, enz. tot gevolg hebben. Het product mag technisch niet worden veranderd of omgebouwd! De veiligheidsvoorschriften dienen absoluut in acht te worden genomen! Volg alle veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing op. Deze bevat belangrijke informatie voor het gebruik van het product. U alleen bent verantwoordelijk voor een gevaarloos gebruik van de afstandsbediening en het model! 4. Productomschrijving Met de 4-kanaals-afstandsbediening heeft u een draadloze afstandsbediening, die in de eerste plaats ideaal voor modelvliegtuigen geschikt is. Er kunnen echter ook modelvoertuigen of modelschepen met deze afstandsbediening worden gebruikt. Via de vier proportionele stuurkanalen kunnen de verschillende stuurfuncties onafhankelijk van elkaar op afstand bediend worden. De ergonomisch gevormde behuizing ligt comfortabel in de hand en zorgt voor een handige en veilige besturing van de zender en het model. Er zijn 4 batterijen van het type AA/mignon (b.v. Conrad bestelnr. 652507, pakket van 4 stuks, 1x bestellen) of accu’s voor de zender nodig. Als er geen rij- of vliegregelaar met BEC wordt gebruikt, hebt u voor de ontvanger eveneens 4 batterijen van het type AA/mignon (bv. Conrad bestelnr. 652507, pak van 4, 1x bestellen) of accu's en een geschikte batterijhouder nodig. Ander kunt u ook een ontvanger accupack met 4 cellen of met 5 cellen met schakelaarkabel gebruiken. 5. Leveringsomvang • Afstandsbediening • Afstandsbedieningsontvanger • Dubbelzijdige kleefband voor de montage van de ontvanger • Gebruiksaanwijzing Actuele gebruiksaanwijzingen Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan de afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website. 104 6. Veiligheidsvoorschriften Bij beschadigingen veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing vervalt ieder recht op garantie. Voor gevolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk! Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet inachtname van de veiligheidsvoorschriften veroorzaakt worden zijn wij niet aansprakelijk! In zulke gevallen vervalt de garantie. Gewone slijtage bij het gebruik en beschadigingen door een ongeval (bijv. afgebroken antenne van de ontvanger en gebroken behuizing van de ontvanger enz.) vallen niet onder de garantie. Geachte klant, deze veiligheidsvoorschriften hebben niet enkel de bescherming van het product, maar ook de bescherming van uw gezondheid en die van andere personen tot doel. Lees daarom dit hoofdstuk zeer aandachtig door voordat u het product gebruikt! a) Algemeen Let op, belangrijk! Bij gebruik van het model kan het tot materiële schade of lichamelijke letsels komen. Houd rekening met het feit dat u voor het gebruik van een model voldoende verzekerd bent, bijv. via een aansprakelijkheidsverzekering. Informeer indien u reeds beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering voor u het model in bedrijf neemt bij uw verzekering of het gebruik van het model mee verzekerd is. Let op: In sommige landen bestaat een verzekeringsplicht voor alle vliegmodellen! • Om veiligheids- en vergunningsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het product niet toegestaan. • Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar. • Het product mag niet vochtig of nat worden. • Wij raden aan om een WA-verzekering af te sluiten. Indien u reeds een dergelijke verzekering heeft, moet u nagaan of uw verzekering ook bescherming biedt bij schade of ongevallen door een op afstand bestuurd model. • Sluit bij elektromodellen de aandrijfmotor pas aan nadat het ontvangstsysteem volledig is ingebouwd. Zo voorkomt u dat de aandrijfmotor plotseling onbedoeld begint te lopen. • U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is gevaarlijk speelgoed voor kinderen. • Controleer vóór elk gebruik de technische veiligheid van uw model en van de afstandsbediening. Let hierbij op zichtbare beschadigingen, zoals defecte steekverbindingen of beschadigde kabels. Alle bewegende onderdelen moeten soepel werken en er mag geen speling in de lagers aanwezig zijn. • Wend u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen heeft waarop u in deze handleiding geen antwoord vindt. 105 b) Werking • Gelieve u tot een ervaren modelsporter of een modelbouwclub te wenden als u nog niet genoeg kennis heeft voor het gebruik van op afstand bediende modellen. • Schakel bij de ingebruikname steeds eerst de zender in. Pas daarna mag de ontvanger in het model ingeschakeld worden. Dit kan anders tot onvoorziene reacties van het voertuig leiden! Stel de zenderantenne aan de zijkant van het model af om zo een optimale uitstraling van de zendersignalen te bekomen. Vermijd om de anntennetop naar het model te "richten". • Controleer vóór het gebruik en terwijl het model stilstaat of het zoals verwacht op de commando´s van de afstandsbediening reageert. • Let er bij het gebruik van een model altijd op, dat er zich nooit lichaamsdelen of voorwerpen in de gevarenzone van motoren of andere draaiende aandrijfonderdelen bevinden. • Een verkeerd gebruik van het product kan zware letsels en beschadigingen tot gevolg hebben! Let altijd op een direct zichtcontact met het model en gebruik het daarom ook niet ’s nachts. • U mag het model alleen besturen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door alcohol of medicijnen kunnen verkeerde reacties tot gevolg hebben. • Gebruik het model op een plaats waar het geen gevaar vormt voor andere personen, dieren of voorwerpen. Gebruik het alleen op privéterrein of op speciaal daarvoor bestemde plaatsen. • Schakel in geval van storing het model direct uit en zorg dat de storing geheel is verholpen voordat u het model weer in gebruik neemt. • Gebruik uw afstandsbediening niet bij onweer, onder hoogspanningsleidingen of in de buurt van zendmasten. • Laat de afstandsbediening (zender) steeds ingeschakeld zolang het model in gebruik is. Om een model af te zetten, moet u steeds eerst de motor uitschakelen en daarna het ontvangstsysteem. Pas daarna mag de afstandsbediening of zender uitgeschakeld worden. • Bescherm de afstandsbediening tegen vocht en sterke vervuiling. • Stel de zender niet langdurig bloot aan direct zonlicht of extreme hitte. • Bij zwakke batterijen (of accu´s) in de afstandsbediening zal de reikwijdte verminderen. Als de accu´s voor de ontvanger zwak worden, zal het model niet meer correct op de afstandsbediening reageren. In dat geval moet u het gebruik met afstandsbediening stopzetten. Vervang de batterijen door nieuwe of laad de accu´s op. • Neem geen risico bij het gebruik van het model! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model. 106 7. Batterij- en accuvoorschriften • Houd batterijen/accu´s buiten het bereik van kinderen. • U mag batterijen/accu´s niet zomaar laten rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren ze inslikken. In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen! • Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, doorboord of in vuur worden geworpen. Er bestaat explosiegevaar! • Lekkende of beschadigde batterijen/accu´s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag in dit geval veiligheidshandschoenen. • Gewone batterijen mogen niet opgeladen worden. Er bestaat brand- en explosiegevaar! U mag alleen accu's opladen die hiervoor geschikt zijn. Gebruik geschikte laadapparaten. • Let bij het plaatsen van de batterijen/accu's op de juiste poolrichting (kijk goed naar plus/+ en min/-). • Als u het product langere tijd niet gebruikt (bijv. als u het opbergt), moet u de batterijen (of accu´s) uit de afstandsbediening en het modelvoertuig nemen om beschadigingen door lekkende batterijen/accu´s te voorkomen. • Laad de accu´s ongeveer om de 3 maanden op, aangezien anders door zelfontlading een zogeheten diepontlading kan optreden waardoor de accu´s onbruikbaar worden. • Vervang steeds de volledige set batterijen of accu’s. U mag geen volle en halfvolle batterijen of accu´s door elkaar gebruiken. Gebruik steeds batterijen of accu´s van hetzelfde type en dezelfde fabrikant. • U mag nooit batterijen en accu´s door elkaar gebruiken! Gebruik voor de afstandsbediening geen batterijen, noch accu's. • De afstandsbediening (zender) kan zowel met accu´s als batterijen gebruikt worden. • Door de lagere spanning (accu = 1,2 V, batterij = 1,5 V) en de lagere capaciteit van accu's is de gebruiksduur korter. Dit speelt normaal gesproken geen rol aangezien de bedrijfsduur van de afstandsbediening veel langer is dan die van de accu in het modelvoertuig. • Als u batterijen voor de afstandsbediening gebruikt, raden wij aan om hoogwaardige alkaline batterijen te gebruiken. • Bij het gebruik van accu´s kan de reikwijdte eventueel minder zijn. 107 8. Accu's laden De mignonaccu´s die nodig zijn voor de afstandsbediening zijn bij levering normaal gesproken leeg en moeten dus opgeladen worden. Let op: Voordat een accu zijn maximale capaciteit zal leveren, moet deze meerdere keren worden ontladen en opgeladen. U moet de accu´s regelmatig ontladen daar anders het zgn. "Lazy Battery Effect" (batterijtraagheidseffect) kan optreden als u meermaals een "halfvolle" NiMH-accu oplaadt. Dit betekent dat de accu zijn capaciteit zal verliezen. De accu zal niet meer de volledig opgeladen energie leveren waardoor de bedrijfstijd van het modelvoertuig of de zender zal verminderen. Als u meerdere accu´s gebruikt, kan het voordelig zijn om een hoogwaardige oplader te kopen. Deze kan de accu´s doorgaans ook snelladen. 108 9. Bedieningselementen van de zender Afbeelding 1 1 Zenderantenne 10 D/R-instelregelknop voor kanaal 2 2 Handvat 11 Binding toetsen 3 D/R-schakelaar voor kanaal 1 12 Trimtoetsen voor de richtingsroerfunctie 4 Trimtoets voor de hoogteroer-functie (bij modus II*) 13 Stuurknuppel voor richtingsroer- en motor-functie (bij modus II*) 5 Stuurknuppel voor hoogteroer- en rolroer-functie (bij modus II*) 14 Trimtoets voor de motor-functie (bij modus II*) 6 Trimtoetsen voor de rolroerfunctie 7 Laadbus 8 Aan-/uitschakelaar 15 D/R-schakelaar voor kanaal 2 16 LED voor de bedrijfsaanduiding 17 LED voor de spanningsaanduiding 9 D/R-instelregelknop voor kanaal 1 * De afstandsbediening wordt af fabriek in de stuurknuppeltoewijzing modus II geleverd. Indien nodig bestaat er echter de mogelijkheid om de stuurknuppelfuncties voor hoogteroer en motorfunctie met elkaar om te wisselen en de sensor in modus I te gebruiken. Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 16. 109 10. Ingebruikneming van de zender Belangrijke aanwijzing: In de volgende hoofdstukken van deze gebruiksaanwijzing verwijzen de cijfers in de tekst altijd naar de nevenstaande figuur of de afbeelding binnen de alinea. Dwarsverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met de overeenkomstige figuurnummers aangeduid. a) Richten van de zenderantenne Rol de zenderantenne (zie afbeelding 1, pos. 1) zijdelings af zodat de antenne in een hoek van 90° tot de verbindingslijn afstandsbediening/model staat. Wanneer de ontvangstantenne in het model horizontaal is afgesteld, stelt u de zenderantenne eveneens horizontaal op (zie afbeelding 1). Als de ontvangstantenne in het model verticaal is afgesteld, stelt u de zenderantenne eveneens verticaal op. De punt van de zenderantenne wijst dan tijdens het gebruik van het model in de richting van het hoofd van de bediener van de afstandsbediening. Zo bereikt u de beste signaaloverdracht naar het model. De slechtste signaaloverdracht bekomt u wanneer u de top van de zenderantenne naar het model richt. Dat moet in elk geval worden vermeden. Vermijd eveneens om de zenderantenne aan te raken tijdens gebruik. Dit vermindert het zendvermogen en daarmee ook het zenderbereik. b) Batterijen/accu's installeren Voor de stroomvoorziening van de zender zijn 4 batterijen (b.v. Conrad bestelnr. 652507, verpakking van 4 stuks, 1x bestellen) of accu’s van het type mignon (AA) nodig. Om ecologische en ook economische redenen raden wij in ieder geval aan om accu´s te gebruiken omdat deze via de ingebouwde laadaansluiting van de zender (zie afb. 1, positie 7) opgeladen kunnen worden. Ga voor het plaatsen van de batterijen of accu´s als volgt te werk: Het batterijdeksel (1) bevindt zich aan de achterkant van de zender. Druk op het geribbelde vlak (2) en schuif het deksel naar onder. Let bij het plaatsen van de 4 batterijen/accu's op de juiste polariteit van de cellen. Op de bodem van het batterijvak staat een aanwijzing (3) voor de poolrichting. Enkel de vier batterijvakken in het midden worden gebruikt. De twee schachten rechts en links blijven leeg. Schuif daarna het deksel van het batterijvak opnieuw van onder af en laat de vergrendeling inschakelen. Afbeelding 2 110 c) Zenderaccu's laden Bij bedrijf met accu's kunt u op deze bus een laadbus (1) aansluiten en de accu's in de zender laden. Houd hierbij in ieder geval rekening met de polariteit van de aansluitstekker. Het binnenste contact van de laadbus moet met de plus-aansluiting (+) en het buitenste contact met de minaansluiting (-) van het laadapparaat worden verbonden. De laadstroom dient ca. 1/10 van de capaciteit van de geplaatste accu´s te bedragen. Bij accu´s met een capaciteit van 2000 mAh bedraagt de laadstroom ca. 200 mA en de laadtijd ca. 14 h. Aangezien in het laadstroomcircuit van de zender een beveiligingsdiode is geïntegreerd, kunnen geen laadapparaten worden gebruikt die de laadstroom kort onderbreken om de actuele accuspanning te meten. In dit geval dienen de accu´s voor het opladen uit de zender te worden genomen. Afbeelding 3 Let op! U mag de oplader alleen aansluiten als er accu´s (1,2 V/cel) in de zender zijn geplaatst. Probeer nooit om batterijen (1,5 V/cel) met een laadapparaat weer op te laden. Om beschadigingen van de interne geleiderbanen en aansluitingen te voorkomen, mag u geen snelladers gebruiken. De max. laadstroom mag 300 mA niet overschrijden! d) Zender inschakelen Als de accu's geladen zijn resp. er nieuwe batterijen geplaatst werden, schakelt u voor testdoeleinden de zender in met behulp van de aan/uit-schakelaar (zie afb. 1, positie 8). Schuif daarvoor de bedienknop van de onderste naar de bovenste positie. Eerst licht de rode LED voor de spanningsaanduiding (zie ook afbeelding 1, pos. 17) op. Korte tijd later geeft de afstandsbediening twee geluidssignalen weer en de groene LED voor de functieaanduiding (zie ook afbeelding 1, pos. 16) begint te branden. Bij een geactiveerde delta- of V-besturingsmixer licht de groene LED van de functieaanduiding niet permanent op, maar knippert snel. Afbeelding 4 Als de stroomtoevoer onder de 4,2 V zakt, begint de groene LED voor de onderspanningsweergave (zie ook afbeelding 1, pos. 16) snel te knipperen en de zender geeft in hetzelfde tempo korte signaaltonen weer. In dit geval dient u het gebruik van uw model zo snel mogelijk te stoppen. Als u de zender wilt blijven gebruiken, dienen de accu´s opnieuw te worden opgeladen of nieuwe batterijen te worden geplaatst. Nadat u de correcte werking van de zender heeft gecontroleerd, schakelt u de zender opnieuw uit. 111 e) Instellen van de stuurknuppel Al naar stuurgewoonten bestaat de mogelijkheid, de lengte van de knuppels individueel in te stellen. Houd daarvoor het onderste deel van de greep (1) vast en draai het bovenste deel (2) tegen de richting van de wijzers van de klok in naar boven. Nu kunt u door de onderste greep te verdraaien de gewenste lengte van de stuurknuppel instellen. Tot slot wordt de bovenste greep opnieuw vastgeschroefd. Afbeelding 5 112 11. Ingebruikneming van de ontvanger a) Ontvangeraansluiting De ontvanger biedt u aansluitmogelijkheid voor 4 servo's (ontvangeruitgang 1, 2, 3 en 4) die later in het model de volgende stuurfuncties toegewezen krijgen: CH1 = rolroerservo CH2 = hoogteroerservo CH3 = gasservo/vliegregelaar CH4 = richtingsroerservo De ontvangeruitgang 5 wordt niet gebruikt en aan de ontvangeruitgang B/6 wordt een batterijbox (1) of een ontvangeraccu aangesloten. Let op! Bij gebruik van servo's met hoog stroomverbruik raden wij u aan om in elk geval een ontvangeraccupack en geen batterijbox te gebruiken. Bij gebruik van een vliegregelaar met BEC is het niet nodig om een ontvangeraccu aan te sluiten. De aansluitingen zijn geschikt voor verpolingsbeveiligde Futabu-connectoren en kunnen indien nodig ook door JRstekkers worden gebruikt. Afbeelding 6 Let bij het aansluiten van servo's en rijregelaars altijd op de juiste polariteit van de connectoren. Het steekcontact voor de impulsleiding (afhankelijk van de fabrikant geel, wit of oranje) moet worden aangesloten op het binnenste (linkse) pencontact. Het steekcontact voor de minleiding (afhankelijk van de fabrikant zwart of bruin) moet worden aangesloten op het buitenste (rechtse) pencontact. Schakel eerst de zender in en vervolgens de ontvanger. Bij een correcte bindingfunctie zal onmiddellijk naast de set-upknop (zie afbeelding 6, pos. 2) een rode controle-LED (zie afbeelding 6, pos. 3) in de ontvanger branden en de vier servo's reageren op de bewegingen van de stuurknuppels. Controleer de correcte werking van de ontvanger en schakel deze aansluitend opnieuw uit. Als de ontvanger niet reageert en de LED in de ontvanger niet oplicht, voert u de binding-functie uit (zie hoofdstuk 19). 113 b) Montage van de ontvanger De montage van de ontvanger is in principe altijd afhankelijk van het model. Daarom dient u zich voor wat betreft de montage aan de aanwijzingen van de modelfabrikant te houden. Los daarvan dient u altijd te proberen de ontvanger zo te monteren dat deze optimaal beschermd is tegen stof, vuil, vocht en trillingen. Houd voldoende afstand tot motoren en elektronische vlieg- of rijregelaars. Metalen of koolstofonderdelen hebben een afschermende werking en kunnen daardoor de ontvangstprestaties aanzienlijk benadelen. In dit geval is het zinvol om de antenne door een boorgat in de romp naar buiten te verleggen. Voor het bevestigen van de ontvanger zijn dubbelzijdig klevend schuimstof (servo-tape) of rubberringen geschikt, die de in schuimstof verpakte ontvanger goed op zijn plaats houden. Let op! De ontvangstantenne (1) is het niet-afgeschermde deel van de antenneleiding en heeft een nauwkeurig berekende lengte. Daarom mag de antenne niet worden opgerold, in lussen gelegd of zelfs afgesneden. Dit zou het bereik enorm beperken en brengt bovendien aanzienlijke veiligheidsrisico´s met zich mee. Afbeelding 7 114 12. Montage van de servo's De montage van een servo (niet in de leveringsomvang inbegrepen) is altijd afhankelijk van het betreffende model. Uitvoerige informatie hierover kunt u vinden in de bij het model geleverde documentatie. In principe dient u echter te proberen de servo´s (1) tegen trillingen gedempt vast te schroeven. Daartoe worden met de servo's in de regel rubberen tules (2) met metalen bussen (3) meegeleverd. Bij zwaar lopende roeren en besturingen kunnen de servo's niet naar de vereiste positie gaan. Ze verbruiken daardoor onnodig stroom en het model gaat een onzuiver stuurgedrag vertonen. Afbeelding 8 Monteer de servo-hefbomen (1) steeds onder een hoek van 90° ten opzichte van de stuurstangen (zie schets A). Bij een schuin ten opzichte van de stuurstang staande servo-hefboom (schets B) zullen ondanks de symmetrische draaibeweging van de servohefboom de stuur- of roeruitslagen in beide richtingen niet even groot zijn. Belangrijk! De stuurstangen of roerbesturing moeten zo zijn afgesteld dat ze het mogelijk draaibereik van de servohendel niet voortijdig mechanisch beperken. De servo kan daardoor beschadigd raken. Afbeelding 9 115 13. Instellen van de digitale trimming De trimming dient in de eerste plaats om een door de vertanding bepaalde lichte schuine stand van de servohendel en de daarmee verbonden ongelijkmatige stuurbewegingen te corrigeren. Bovendien hebt u nog de mogelijkheid om het model tijdens het gebruik fijn af te stellen wanneer het vb. niet recht vliegt of rijdt hoewel de stuurknuppel op de zender zich in de middelste stand bevindt. Vervolgens moet de stuur- of roerstangen zo worden afgesteld dat de trimming opnieuw de oorspronkelijke waarde (hoek van 90° tussen servohendel en stang) vertoont en het model toch recht vliegt of rijdt. De 4-kanaals-afstandsbediening beschikt over een digitale trimming, bij dewelke de vier stuurkanalen met telkens een trimtoets (zie ook afbeelding 1, pos. 4, 6, 12 en 14) afzonderlijk kunnen worden ingesteld. De trimtoetsen hebben daarbij de volgende stuurfuncties: Trimtoetsen 4 = hoogteroerservo op ontvangeruitgang 2 Trimtoetsen 6 = rolroerservo op ontvangeruitgang 1 Trimtoetsen 12 = richtingroerservo op ontvangeruitgang 4 Trimtoetsen 14 = gasservo op ontvangeruitgang 3 Afbeelding 10 Om de instelling van de digitale trimming te controleren schakelt u eerst de zender en vervolgens de ontvanger in. Wanneer een trimknop naar boven, resp. onder wordt bewogen en vastgehouden, geeft de zender in snelle volgorde en op verschillende toonhoogtes korte geluidssignalen weer. De servo van het respectievelijk stuurkanaal verandert in kleine stasppen de stand van de servohendel. Wanneer het einde van het trimbereik is bereikt, weerklinkt een langere toon en vervolgens verstommen de geluidssignalen. De servohendel draait dan niet meer verder. Als de trimtoets vervolgens in de tegenovergestelde richting wordt gestuurd en gehouden, weerklinken de geluidssignalen opnieuw en draait de servohendel stapsgewijs terug naar het midden. Wanneer de middelste stand van het trimbereik is bereikt, geeft de afstandsbediening twee ietwat langere geluidssignalen op dezelfde toonhoogte weer. Stel nu aan alle vier kanalen de middenpositie van de trimming in en monteer de servohendel zo dat deze in een hoek van 90° tegenover de stangen staat. Aangezien de servohendel en -as getand zijn, kunnen minimale schuine standen van de servohendel niet worden vermeden. In dit geval moet de trimming van het respectievelijk kanaal een klein beetje uit het midden worden verplaatst om de hoek van 90° van de servohendel naar de stuurstangen (zie afbeelding 8) opnieuw te verkrijgen. De ingestelde trimwaarde wordt automatisch in de afstandsbediening opgeslagen en blijft ook na het uit- en inschakelen behouden. Bij het gebruik van een elektrisch model met elektronische motorregelaar moet de trimming voor kanaal 3 eveneens op de middelste waarde worden ingesteld. 116 14. Controleren van de draairichtingen van de servo Sluit de in het model gebruikte servo's aan de ontvanger aan. Hou u daarbij aan de hoger beschreven bezetting van de ontvangeruitgangen. Als uw model met twee rolroerservo's is uitgerust, is het mogelijk om beide servo's met behulp van een V-kabel aan een ontvangeruitgang te gebruiken. De servo's moeten dan zo in de vleugel gemonteerd zijn dat er verschillende uitslagrichtingen aan de rolroeren mogelijk zijn. Let op, belangrijk! Om de roerfuncties op een elektrisch model veilig te kunnen testen, moet u de motor van de toerentalregelaar afkoppelen of minstens de propeller afschroeven. Beveilig dan het model tegen ongewild wegrollen. Neem nu de zender en vervolgens de ontvanger in bedrijf. Bij een correcte aansluiting moeten de servo's aan de uitgangen 1, 2 en 4 in overeenstemming met de volgende afbeeldingen (zie afbeeldingen 11 tot 14) op de bewegingen van de stuurknuppels in de juiste richting reageren. Belangrijk! De stuurstangen van de roeren moeten zo zijn afgesteld dat de roeren allemaal precies in het midden zijn afgesteld als de stuurknuppels en elektronische trimming zich in het midden bevinden (zie afbeelding 11). Afbeelding 11 117 Als de rechter stuurknuppel naar het lichaam toe wordt getrokken, moet het hoogteroer naar boven uitslaan. Als de rechter stuurknuppel naar voor wordt gedrukt, moet het hoogteroer naar beneden uitslaan (zie afbeelding 12). Afbeelding 12 Als de rechter stuurknuppel naar rechts wordt gestuurd, moet het van achteraf geziene rechtse rolroer naar boven en het linkse rolroer naar beneden uitslaan. Als de rechter stuurknuppel naar links wordt gestuurd, moet het van achteraf geziene rechtse rolroer naar beneden en het linkse rolroer naar boven uitslaan (zie afbeelding 13). Afbeelding 13 118 Als de linker stuurknuppel naar rechts wordt gestuurd, moet het richtingsroer van achteraf gezien naar rechts uitslaan wanneer het model van achteraf wordt bekeken. Als de linker stuurknuppel naar links wordt gestuurd, moet het richtingsroer van achteraf gezien naar links uitslaan (zie afbeelding 14). Afbeelding 14 Als de linker stuurknuppel naar het lichaam toe wordt getrokken, vermindert het toerental van de motor. In de onderste stand moet de motor dan uitgeschakeld zijn. Als de linker stuurknuppel naar voor wordt gedrukt, verhoogt het toerental van de motor. In de voorste stand moet de motor aan maximumvermogen lopen (zie afbeelding 15). Afbeelding 15 De linker stuurknuppel voor de motorregeling kan naar voor en achter worden geschoven zonder dat hij door veerkracht in de middelste stand terug wordt gezet. Hij blijft altijd in de positie staan, waarin hij het laatst werd gezet. 119 Bij een elektrische motor moet de motorregelknop, die aan ontvangeruitgang 3 is aangesloten, zo zijn ingesteld dat een motor uit is als de linker stuurknuppel zich in de onderste stand bevindt. Als het model met een verbrandingsmotor wordt gebruikt, moet de stang van de gasservo zo worden afgesteld dat de motor bij een vast gesloten carburateur stationair loopt. Pas als de trimming voor de motorfunctie eveneens helemaal naar beneden wordt geschoven, moet de carburateur volledig sluiten zodat de verbrandingsmotor wordt stilgelegd. Als de stuurknuppel in de onderste stand wordt geschoven, moet de motor op vol vermogen lopen. Let op! Voer de motortest uitsluitend uit als het model veilig tegen wegrollen is beveiligd. Let bij de motortest ook op dat er zich geen voorwerpen of lichaamsdelen in het draai- of aanzuigbereik van de propeller bevinden. Als de servo's of roeren precies in tegengestelde richting reageren, kan met behulp van de reverse-functie (zie volgend hoofdstuk) de draairichting van de servo's worden omgekeerd. Belangrijk! Schakel bij het inschakelen eerst de zender en vervolgens de ontvanger in. Bij het uitschakelen wordt altijd eerst de ontvanger van de stroomvoorziening afgekoppeld, en pas daarna wordt de zender uitgeschakeld. Schakel de zender nooit uit, terwijl de ontvanger nog in bedrijf is. Dit kan leiden tot onvoorziene reacties van het model! 120 15. Omschakelen van de draairichtingen van de servo Als de roerbewegingen niet met afbeeldingen 10 tot 14 overeenkomen, hebt u de mogelijkheid om met behulp van de reverse-functie de looprichting van elke afzonderlijke servo om te schakelen. De omschakeling is ook bij rij- en vliegregelaars mogelijk wanneer de motor in tegenstelling tot de hiervoor beschreven functie op vol vermogen loopt wanneer de stuurknuppel voor de motorfunctie helemaal naar het lichaam toe werd getrokken. De omschakeling gebeurt met behulp van de bij het stuurkanaal horende trimknoppen die bij uitgeschakelde zender in een bepaalde richting moet worden gedrukt. De trimknoppen voor de rol- en richtingsroerfunctie (zie afbeelding 10, pos. 6 en 12) moeten telkens naar rechts worden gedrukt. De trimknoppen voor de hoogteroer- en motorfunctie (zie afbeelding 10, pos. 4 en 14) moeten telkens naar boven worden gedrukt. Om de looprichting van een servo om te schakelen, gaat u als volgt te werk: • Schakel het basisstation en de ontvanger uit. • Beweeg de trimknop van de stuurfunctie die moet worden omgeschakeld, naar rechts of naar boven en houd de trimknop in deze positie vast. • Schakel vervolgens de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (zie afbeelding 1, pos. 8) in en let daarbij op de groene LED voor de functieaanduiding (zie afbeelding 1, pos. 16). • Bij een correcte bediening zal de groene LED branden, kort uitdoven en dan onmiddellijk opnieuw branden. Daardoor geeft de zender aan dat hij de looprichting van de bij de trimknop behorende servo heeft omgeschakeld. • U kunt de trimknop nu opnieuw loslaten. • Neem vervolgens de ontvanger in gebruik en controleer, of de gewijzigde looprichting van de servo nu correct is. • Om de oorspronkelijke looprichting opnieuw te bereiken, herhaalt u de bovengenoemde stappen. Let op dat na het omschakelen van de draairichting de middelste stand van de servo/het roer eventueel moet worden bijgesteld. 121 16. Veranderen van de stuurknuppelbzetting Als u uw modelvliegtuig wilt besturen zoals getoond in het schema (modus II) in afbeeldingen 12 tot 15, kunt u dit hoofdstuk overslaan. Als u de gasfunctie liever op de rechter en de hoogteroerfunctie liever op de linker stuurknuppel (modus I) wenst, bestaat de mogelijkheid om de zender overeenkomstig om te bouwen. Voor het geval dat het rust- of herstelmechanisme moet worden omgebouwd, is een basiskennis in de omgang met afstandsbedieningen nodig. Daarom moeten u zich tot een ervaren modelbouwer of modelbouwvereniging wenden als u voelt dat u de hieronder beschreven stappen niet kunt uitvoeren. • Verwijder de zenderbatterijen. • Maak met een kruiskopschroevendraaier de zes schroeven aan de achterkant van de zender los en haal de achterwand voorzichtig weg. • Verwijder op het van achteraf geziene rechtse knuppelaggregaat de grendelveren (1) en het grendelveeroplegstuk (2). Beide delen worden later in spiegelbeeld terug op het van achteraf geziene linkse knuppelaggregaat worden gemonteerd. • Hang aan het van achteraf geziene linkse knuppelaggregaat met behulp van een kleine haak (gebogen punt van een naald) de spanveren (3) aan de instelhendel (5) uit. Nadat u de veren ook aan de herstelhendel (4) hebt uitgehangen, kunnen de veren en de herstelhendel worden verwijderd. • Vervolgens wordt de instelhendel (5) inclusief afstelschroef naar boven uit de opslag getrokken. • De drie delen worden nu in spiegelbeeld en in omgekeerde volgorde terug op het van achteraf geziene rechtse knuppelaggregaat gemonteerd. • Tot slot worden op het van achteraf geziene rechtse knuppelaggregaat de grendelveren (1) en het grendelveeroplegstuk (2) vastgeschroefd. • Plaats de zenderantenne opnieuw in de bovenste behuizingshelft en plaats de rugwand van de zender terug. • Schroef de rugwand opnieuw vast. Beide kortere schroeven moeten in het greepdeel worden ingedraaid. • Test tot slot de mechanische functie van de omgebouwde knuppelaggregaten. 122 Afbeelding 16 Nadat de mechanische ombouw is gebeurd, moet de zender nu ook nog elektronisch worden omgezet. U gaat hiervoor als volgt te werk: • Schakel het basisstation en de ontvanger uit. • Beweeg de trimknop voor de rolroerfunctie (zie afbeelding 10, pos. 6) naar links en de trimknop voor de richtingsroerfunctie (zie afbeelding 10, pos. 12) naar rechts en houd beide trimknoppen in deze positie vast. De praktijk heeft uitgewezen dat beide trimknoppen met de duimen en wijsvinger van een hand te bedienen zijn. • Schakel vervolgens de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (zie afbeelding 1, pos. 8) in en let daarbij op de groene LED voor de functieaanduiding (zie afbeelding 1, pos. 16). • Bij een correcte bediening zal de groene LED branden, kort uitdoven en dan onmiddellijk opnieuw branden. Daardoor geeft de zender weer dat hij de stuurknuppelbeweging heeft omgeschakeld. U kunt de trimknoppen nu opnieuw loslaten. • Neem vervolgens de ontvanger in gebruik en controleer, of de motorfunctie nu met de rechtse en de hoogteroerfunctie met de linkse stuurknuppel kan worden bediend. Om de oorspronkelijke stuurknuppeltoewijzing opnieuw te bereiken, herhaalt u de bovengenoemde stappen. 17. Servowegbegrenzing (Dual Rate) Met behulp van de servowegbegrenzing of de Dual-Ratefunctie kunnen de draaihoek van de servo en daarmee ook de uitslagen van de aangestuurde roeren aan de ontvangeruitgangen 1 (rolroer) en 2 (hoogteroer) afzonderlijk van 100% tot 30% worden verminderd. Met behulp van twee tuimelschakelaars kan daarna tussen de maximale en verminderde waarden worden omgeschakeld. Deze functie wordt gebruikt om een model, dat bij volle uitslag te agressief reageert, snel en eenvoudig te ontscherpen. In het bijzonder bij de eerste vlucht van een nieuw model, waarbij men niet precies weet, hoe sterk her op de stuurbevelen reageert, resp. waarbij er geen informatie is van de fabrikant, bleek het zeer nuttig grote roeruitslagen tijdens het vliegen te kunnen reduceren. De omschakeling van de wegbegrenzing voor de rolroerservo (CH1) gebeurt met de omschakelaar "CH1 D/R" die zich rechtsboven op de afstandsbedieningszender bevindt (zie ook afbeelding 1, pos. 3). De omschakeling van de wegbegrenzing voor de hoogteroerservo (CH2) gebeurt met de omschakelaar "CH2 D/R" die zich linksboven op de afstandsbedieningszender bevindt (zie ook afbeelding 1, pos. 15). Als de schakelaars zich in de bovenste/voorste stand bevinden, is 100% van de servoweg beschikbaar. Als de schakelaars in de onderste/achterste stand geschakeld worden, zijn de verminderde servowegen beschikbaar. 123 Instellen van de rolroerwegbegrenzing: • Schakel eerst de zender in en vervolgens de ontvanger. • Beweeg de Dual-Rateschakelaar "CH1 D/R" (zie ook afbeelding 1, pos. 3) in de bovenste/voorste stand. • Stuur de stuurknuppel voor de rolroerfunctie tot aan de aanslag uit en houd deze in deze positie vast. • Voer een kleine vlakke schroevendraaier loodrecht van bovenaf gezien door de behuizingsopening van de "DUAL RATES"-instelregelknop CH1 (zie ook afbeelding 1, pos. 9). • Draai de schroevendraaier voorzichtig tot hij in de draairegelknop grijpt en u de gewenste uitslagwaarde voor het rolroer kunt instellen. • Wordt de draairegelknop naar rechts gedraaid, dan wordt de uitslag van het rolroer vergroot. Wordt de regelknop naar links gedraaid, dan wordt de uitslagwaarde verkleind. Afbeelding 17 • Druk nu als test meermaals op de Dual Rate-schakelaar "CH1 D/R" om het verschil tussen de maximale en verminderde roeruitslag te kunnen herkennen. • Wanneer de gewenste waarde is bereikt, laat u de stuurknuppel in de middelste stand terugveren en trekt u de schroevendraaier uit de zenderbehuizing. Instellen van de hoogteroerwegbegrenzing: De instelling van de hoogteroerwegbegrenzing gebeurt volgens hetzelfde schema, zoals bij de rolroeren, maar voor de instelling van de hoogteroerwegbegrenzing worden de Dual Rate-schakelaar "CH2 D/R" (zie afbeelding 17, pos. 15) en de "DUAL RATES"-instelregelknop CH2 (zie afbeelding 17, pos. 10) gebruikt. Let op, belangrijk! Voer de schroevendraaier loodrecht door de openingen van de instelregelknop zodat u de respectievelijke draairegelknop correct bereikt en de platine niet met de schroevendraaier beschadigt. Werk bij het instellen van de wegbegrenzing met de nodige fijngevoeligheid om de instelregelknop niet te beschadigen. 124 18. Activeren van de ingebouwde mixer De afstandsbediening beschikt over een delta- en V-besturingsmixer waarbij telkens twee stuurfuncties aan de zender met elkaar worden gecombineerd. a) Delta-mixer Bij een deltamodelvliegtuig met driehoekige vleugels moeten de rolroeren ook de hoogteroerfunctie mee overnemen. Daarom worden bij de delta-mixer de kanalen CH1 (rolroer) en CH2 (hoogteroer) met elkaar gemengd. Zo werken bij de rolroer- of hoogteroerbesturing altijd beide servo's. De servo van de linker vleugel moet aan ontvangeruitgang CH1 en de servo in de rechter vleugel aan ontvangeruitgang CH2 worden aangesloten. De uitslagen van de beide roerkleppen moeten dan in overeenstemming met de afbeeldingen in afbeelding 18 gebeuren. Afbeelding 18 125 b) V-besturingsmixer Bij een vliegtuigmodel met V-besturing moeten beide hoogteroeren ook de richtingsroerfunctie mee overnemen. Daarom worden bij de V-besturingsmixer de kanalen CH2 (hoogteroer) en CH4 (richtingsroer) met elkaar gemixt. Zo werken bij de hoogteroer- of richtingsroerbesturing altijd beide servo's. De servo van de rechter roerklep van de V-besturing moet aan ontvangeruitgang CH4 en de servo van de linker roerklep van de V-besturing aan ontvangeruitgang CH2 worden aangesloten. De uitslagen van de beide roerkleppen moeten dan in overeenstemming met de afbeeldingen in afbeelding 19 gebeuren. Afbeelding 19 126 Delta- en V-besturingsmixer activeren: 1. De zender moet zich in de normale modus bevinden en er mag geen mixer geactiveerd zijn. 2. Schakel de zender en ontvanger uit. 3. Beweeg de trimknop voor de hoogteroerfunctie (zie afbeelding 1, pos. 4) naar links en de trimknop voor de motorfunctie (zie afbeelding 1, pos. 14) naar boven en houd beide trimknoppen in deze positie vast. De praktijk heeft uitgewezen dat beide trimknoppen met de duimen en wijsvinger van een hand te bedienen zijn. 4. Schakel vervolgens de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (zie afbeelding 1, pos. 8) in en let daarbij op de groene LED voor de functieaanduiding (zie afbeelding 1, pos. 16). 5. Bij een correcte bediening knippert de groene LED na het inschakelen voortdurend. Daardoor duidt de zender aan dat de deltamixer is geactiveerd. U kunt de trimknoppen nu opnieuw loslaten. 6. Wanneer u stap 2 - 5 herhaalt, wordt de V-besturingsmixer geactiveerd. 7. Neem vervolgens de ontvanger in gebruik en controleer, of de roerkleppen nu in overeenstemming met afbeelding 18 en 19 uitslaan. 8. Indien nodig, kunt u met de reverse-functie de looprichting aan de servo's wijzigen. 9. Zolang een van beide mixers geactiveerd is, zal de groene LED voor de functieaanduiding tijdens het gebruik niet oplichten, maar knipperen. 10. Wanneer u opnieuw stappen 2 - 5 herhaalt, werkt de zender opnieuw in de normale modus en zijn de mixers gedeactiveerd. 127 19. Binding-functie Opdat de zender en ontvanger met elkaar functioneren, moeten deze door dezelfde digitale codering met elkaar worden verbonden. In de leveringstoestand zijn zender en ontvanger op elkaar afgestemd en kunnen onmiddellijk worden ingezet. De vernieuwing van de bindingsinstelling is in de eerste plaats na een vervanging van de zender of ontvanger of voor het verhelpen van storingen wenselijk. Ga als volgt te werk om de binding-functie uit te voeren: • Schakel de zender en ontvanger uit. • Leg de zender en ontvanger naast elkaar (max. 1 meter afstand). • Schakel de zender in en wacht tot beide LED-indicatoren (zie ook afbeelding 1, pos. 16 en 17) op de zender oplichten. • Druk op de set-upknop op de ontvanger (zie ook afbeelding 6, pos. 2). • Schakel bij een ingedrukte set-uptoets de ontvanger in. Wanneer de LED in de ontvanger (zie ook afbeelding 6, pos. 3) snel begint te knipperen, laat u de set-uptoets van de ontvanger (2) opnieuw los. • Druk op de bindingknop op de zender (zie ook afbeelding 1, pos. 11). Als de groene LED voor de functieaanduiding (16) snel begint te knipperen, laat u de bindingknop opnieuw los. De LED in de ontvanger (3) dooft uit. • Van zodra het groene LED-indicatielampje op de zender opnieuw permanent brandt (na ca. 3 seconden) is de binding-procedure afgesloten. De LED in de ontvanger (3) lichten opnieuw permanent op en geeft de ontvangst van de stuursignalen van de zender aan. • Voer vervolgens een functietest van de installatie uit. Afbeelding 20 Let op! Nadat de binding-procedure werd uitgevoerd, moet de Fail Safe-instelling opnieuw worden uitgevoerd aangezien een eventueel aanwezige Fail Safe-programmering door de binding-procedure niet meer werkt. 128 20. Fail Safe instelling Met behulp van de Fail Safe-instelling hebt u de mogelijkheid de servo's in een bepaalde positie te laten lopen, in het geval de ontvanger geen zendersignaal meer ontvangt. Als de zender tijdens het vliegen uitvalt, kan zo vb. de motor automatisch worden uitgeschakeld zodat het model niet ongecontroleerd kan wegvliegen. Om de Fail Safe-instelling van de vier stuurkanalen in te stellen, gaat u als volgt te werk: • Schakel eerst de zender in en vervolgens de ontvanger. • Breng met behulp van beide stuurknuppels de servo's of de motorregelknop in de gewenste Fail Safe-stand. • Druk op de set-upknop op de ontvanger (zie afbeelding 20, pos. 2) tot de LED in de ontvanger (zie afbeelding 20, pos. 3) langzaam knippert. • Laat de set-upknop op de ontvanger kort los en druk binnen de 5 seconden opnieuw op de knop. • De LED in de ontvanger (zie afbeelding 20, pos. 3) knippert kort en snel en licht vervolgens permanent op. • Laat de set-uptoets weer los. De Fail Safe-instelling is nu in de ontvanger opgeslagen. Belangrijk! Om de Fail Safe instelling te controleren stuurt u met behulp van de stuurknuppels de servo's tot aan de aanslag uit en schakelt u vervolgens de zender uit. De ontvanger ontvangt nu geen zendersignaal (de rode LED in de ontvanger dooft uit) en zal bij een correcte Fail Safe programmering de servo's in de voorheen opgeslagen positie laten lopen. Let op! Als zender en ontvanger nu aan elkaar worden gekoppeld, moeten de Fail Safe-waarden opnieuw worden opgeslagen. 129 21. Bereiktest Voor de eerste start is het nodig het bereik van de afstandsbediening te testen. Daarvoor is het mogelijk de zender met een verminderd zendvermogen te gebruiken. Bij de bereiktest moet het model met draaiende motor door een helper op een hoogte van ca. 1 m stevig worden vastgehouden. Het model mag daarbij niet op een metalen tafel of plaat staan. Om de bereiktest uit te voeren, gaat u als volgt te werk: • Druk op de zender op de binding-toets (zie ook afbeelding 1, pos. 11) en schakel de zender bij een ingedrukt gehouden toets in. • Neem aansluitend de ontvanger in gebruik. • De groene LED voor de functieaanduiding (zie ook afbeelding 1, pos. 16) knippert elke 2 seconden en de afstandsbediening geeft elke 2 seconden een geluidssignaal weer. • Ga nu van het model weg staan. • Tot op een afstand van 30 - 50 stappen moet het model nog volledig kunnen worden bestuurd. • Vergroot de afstand nu zolang tot het model niet meer op de stuursignalen reageert. • Schakel daarna de zender uit en opnieuw in. De zender werkt nu opnieuw met volledig zendvermogen. • Bij een volledige signaalsterkte moet het model nu opnieuw betrouwbaar op de afstandsbedieningssignalen reageren. Na ca. 60 seconden schakelt de afstandsbedieningszender automatisch van het verminderd naar het volledig zendvermogen om. Let op! Start uw model nooit zolang de zender nog met verminderd zendvermogen werkt! 22. Onderhoud en verzorging De buitenkant van de afstandsbediening dient slechts met een zachte, droge doek of borstel te worden gereinigd. U mag in geen geval agressieve schoonmaakmiddelen of chemische oplosmiddelen gebruiken omdat hierdoor het oppervlak van de behuizingen beschadigd kan worden. 130 23. Afvoer a) Algemeen Elektronische apparaten kunnen gerecycled worden en horen niet thuis in het huisvuil. Het product dient na afloop van de levensduur volgens de geldende wettelijke voorschriften te worden afgevoerd. Verwijder evt. geplaatste batterijen/accu's en gooi deze afzonderlijk van het product weg. b) Batterijen en accu´s U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren; verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan! Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met nevenstaand symbool. Deze mogen niet via het huisvuil worden afgevoerd. De aanduidingen voor irriterend werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwikzilver, Pb = lood (aanduiding staat op de batterij/accu bijv. onder het links afgebeelde containersymbool). Lege batterijen en niet meer oplaadbare accu´s kunt u gratis inleveren bij de verzamelplaatsen van uw gemeente, onze filialen of andere verkooppunten van batterijen en accu´s. Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen voor afvalscheiding en draagt u bij aan de bescherming van het milieu. 24. Verklaring van conformiteit (DOC) Hiermee verklaart Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau, dat dit product met richtlijn 2014/53/EU overeenstemt. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het volgende internetadres: www.conrad.com/downloads Kies een taal door een vlagsymbool te selecteren en voer het bestelnummer van het product in het zoekveld in; vervolgens kunt u de EU-conformiteitsverklaring in pdf-formaat downloaden. 131 25. Verhelpen van storingen Ondanks het feit dat dit afstandsbesturingssysteem volgens de huidige stand van de techniek is ontwikkeld, kunnen zich storingen of problemen voordoen. Omwille van deze reden willen wij graag wijzen op enkele manieren om eventuele storingen op te lossen. Probleem Hulp De zender reageert niet. • Controleer de batterijen of accu's van de zender. • Controleer de poolrichting van de batterijen of accu's. • Controleer de functieschakelaar. • Bindingsinstelling vernieuwen. De zender schakelt onmiddellijk of na korte tijd vanzelf uit. • Test de batterijen of accu’s van de zender of vervang deze. Ontvanger reageert niet. • Stroomtoevoer van de ontvanger controleren. • Controleer de stekkerverbindingen op de ontvanger. • Ontvanger opnieuw aan de zender koppelen. Het systeem heeft slechts een kleine reikwijdte. • Controleer de batterijen of accu´s van de zender en ontvanger. • Zenderantenne schuin naar het model afstellen. • Leg de antenne van de ontvanger ter controle anders in het model aan. De servo's reageren niet. • Controleer de zenderfunctie. • Controleer de batterijen of accu´s van de ontvanger. • Test de schakelkabel. • Test de BEC-functie van de regelaar • Controleer de poolrichting van de servostekkers. • Bindingsinstelling vernieuwen. De servo´s trillen. • Controleer de batterijen of accu´s van de zender en ontvanger. • Controleer de stekkerverbindingen op de ontvanger. • Verwijder eventuele vochtigheid in de ontvanger met een haardroger. • Ontvangerantenne op beschadiging testen. • Richt de antenne van de ontvanger ter controle anders in het model. Een servo bromt. • Controleer de batterijen of accu´s van de ontvanger. • Controleer of de stuurstangen gemakkelijk bewegen. • Gebruik de servo zonder servohendel om de werking te testen. 132 26. Technische gegevens a) Zender Frequentiebereik................................................2,405 - 2,455 GHz Zendvermogen..................................................16,24 dBm (EIRP) Modulatie...........................................................FHSS Aantal kanalen...................................................4 Bedrijfsspanning................................................4,2 - 6 V/DC (via 4 batterijen of accu's van het type AA/mignon) Afmetingen........................................................175 x 210 x 85 mm (B x H x D) Gewicht zonder batterijen/accu's.......................ong. 490 g b) Ontvanger Frequentiebereik................................................2,405 - 2,455 GHz Modulatie...........................................................FHSS Aantal kanalen...................................................6 Stekkersysteem.................................................Futaba/Graupner JR Bedrijfsspanning................................................4,8 - 6 V/DC (via 4 batterijen of accu's van het type AA/mignon) Afmetingen........................................................35 x 25 x 13 mm (B x H x D) Gewicht..............................................................ong. 6 g 133
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136

Reely 1302975 Handleiding

Categorie
Speelgoed met afstandsbediening
Type
Handleiding