Documenttranscriptie
For projecting
and non-projecting
up-and-over doors,
and sectional doors
Spin10KCE
Spin11KCE
Instructions and warnings for the fitter
Istruzioni ed avvertenze per l’installatore
Instructions et recommandations pour l’installateur
Anweisungen und Hinweise für den Installateur
Instrucciones y advertencias para el instalador
Instrukcje i uwagi dla instalatora
Aanwijzingen en aanbevelingen voor de installateur
Spin10KCE
Spin11KCE
Inhoud:
1
pag.
Aanbevelingen
183
6
Onderhoud en afvalverwerking
195
6.1
Onderhoud
195
6.2
Afvalverwerking
195
2
Beschrijving van het product
183
2.1
Gebruikslimieten
184
2.2
Typische installatie
185
7
Verdere details
196
2.3
Lijst kabels
185
7.1
Programmeertoetsen
196
7.2
Programmeringen
196
196
3
Installatie
186
7.2.1
Functies eerste niveau (functies ON-OFF)
3.1
Controles vooraf
186
7.2.2
Programmering eerste niveau (functies ON-OFF) 197
3.2
Bevestiging SPIN
186
7.2.3
Functies tweede niveau (instelbare parameters) 198
3.2.1
Assemblage van de met SPIN10KCE
7.2.4
Programmering tweede niveau
meegeleverde geleiderail
187
3.2.2
Assemblage geleiderail SNA11
188
3.2.3
Assemblage van de reductiemotor aan de geleiderail 188
3.2.4
Bevestiging van de reductiemotor aan het plafond 188
3.3
Installatie van de verschillende inrichtingen
189
3.4
Elektrische aansluitingen
190
3.5
Beschrijving van de elektrische aansluitingen
191
(instelbare parameters)
7.2.5
Voorbeeld van programmering eerste niveau
(functies ON-OFF)
7.2.6
198
199
Voorbeeld van programmering tweede
niveau (instelbare parameters)
200
7.3
Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen
201
7.3.1
Ingang STOP
201
7.3.2
Fotocellen
202
4
Eindcontroles en start
191
7.3.3
Elektrisch slot
202
4.1
Aansluiting op de stroomvoorziening
191
7.4
Speciale functies
203
4.2
Herkennen van de standen van opening en
7.4.1
Functie “Open Altijd”
203
sluiting van de deur
192
7.4.2
Functie “Beweeg in ieder geval”
203
4.3
Controle van de manoeuvre van de deur
192
7.5
Aansluiting van andere inrichtingen
203
4.4
Vooraf ingestelde functies
192
7.6
Oplossen van problemen
203
4.5
Radio-ontvanger
192
7.7
Diagnostiek en signaleringen
204
4.5.1
Geheugenopslag van de zenders
193
7.7.1
Signalering met knipperlicht en gebruikerslicht 204
4.5.2
Geheugenopslag modus I
193
7.7.2
Signaleringen op de besturingseenheid
204
4.5.3
Geheugenopslag modus II
193
7.8
Accessoires
205
4.5.4
Geheugenopslag “op afstand”
194
4.5.5
Wissen van de radiozenders
194
8
Technische gegevens
206
5
Opleveringstest en inbedrijfstelling
194
Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de
5.1
Opleveringstest
194
gebruiker van de reductiemotor SPIN
5.2
Inbedrijfstelling
195
182
209
1) Aanbevelingen
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen voor het installeren.
! Een onjuiste installatie kan ernstige schade ten gevolge hebben.
Volg alle aanwijzingen voor installatie op.
Deze handleiding bevat belangrijke informatie voor de veiligheid van
mensen. Alvorens u met de installatie gaat beginnen, dient u alle in deze
handleiding vervatte informatie te lezen. Bewaar deze handleiding ook
voor later gebruik. In deze handleiding wordt de naam van de lijn: “SPIN”
gebruikt wanneer er gegevens, aanbevelingen en alles wat voor alle producten geldt, weergegeven worden. De beschrijving van de afzonderlijke producten kunt u in hoofdstuk “2 Beschrijving product” vinden.
Met het oog op gevaarlijke situaties die zich tijdens de installatie en het
gebruik van SPIN kunnen voordoen, moeten ook tijdens de installatie de
wetten, voorschriften en regels volledig in acht genomen worden. In dit
hoofdstuk zullen algemene aanbevelingen gegeven worden; andere
belangrijke aanbevelingen vindt u in de hoofdstukken “3.1 Controles
vooraf”; “5 Opleveringstest en inbedrijfstelling”.
! Volgens de meest recente Europese wetgeving valt het
aanleggen van een automatische deur of poort onder wat
voorzien is in de Europese Richtlijn 98/37/EG (Richtlijn
Machines) en met name onder de voorschriften: EN 12445;
EN 12453 en EN 12635, die een verklaring van vermoedelijke
conformiteit mogelijk maken.
Verdere inlichtingen, richtlijnen ten aanzien van risico’s en het samenstellen
van het technisch dossier zijn beschikbaar op: “www.niceforyou.com”.
• Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor technisch personeel dat
voor de installatie gekwalificeerd is. Behalve de specifieke los te halen
bijlage welke de installateur dient te verzorgen, namelijk “Aanwijzingen
en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor
SPIN” kan andere informatie die in dit dossier is vervat, niet als interessant voor de eindgebruiker worden beschouwd!
• Ieder ander gebruik van SPIN dat niet voorzien is in deze aanwijzingen is
verboden; oneigenlijk gebruik kan gevaar opleveren of letsel en schade
aan mensen en zaken veroorzaken.
• Voordat u met de installatie begint dient u een analyse van de risico’s
te maken waarvan de lijst van essentiële veiligheidseisen zoals die in
Bijlage I van de Richtlijn Machines zijn voorzien, deel uitmaakt; hierin
geeft u de toegepaste oplossingen aan. Wij maken u erop attent dat
de risico-analyse één van de documenten is die deel uit maken van het
“technisch dossier” van de automatisering.
• Controleer of er verdere inrichtingen nodig zijn om de automatisering met
SPIN op basis van de specifieke toepassingssituatie en aanwezige gevaren
te completeren; u dient daarbij bijvoorbeeld risico’s op het gebied van botsen, beknelling, scharen, etc. en andere algemene gevaren in acht te nemen.
• Breng geen wijzigingen aan onderdelen aan, indien dit niet in deze
handleiding is voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar
storingen veroorzaken. NICE wijst elke aansprakelijkheid voor schade
tengevolge van het wijzigen van artikelen van de hand.
• Zorg ervoor dat er tijdens het installeren niets, ook geen vloeistof, in de
besturingseenheid of andere open inrichting kan komen; neem eventueel contact op het het technisch servicecentrum van NICE; het gebruik
van SPIN in deze situaties kan een gevaarlijke situatie doen ontstaan.
• Het automatisme mag niet gebruikt worden voordat de inbedrijfstelling
heeft plaatsgevonden zoals dat in hoofdstuk: “5 Opleveringstest en
inbedrijfsstelling” is aangegeven.
• De afvalverwerking van het verpakkingsmateriaal van SPIN moet
geheel en al volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden.
• Indien er zich een storing voordoet die u niet met behulp van de in
deze handleiding vervatte informatie kunt oplossen, gelieve u contact
op te nemen met de technische servicedienst van NICE.
• Wanneer er een automatische schakelaar of zekering in werking is getreden, dient u alvorens die terug te stellen, de storing op te zoeken en die te
verhelpen.
• Voordat u de interne klemmetjes onder de dekplaat van SPIN aanraakt
dient u alle circuits van stroomtoevoer los te koppelen; indien dit niet
te zien is, dient u een bord aan te brengen met de tekst: “LET OP
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”.
2) Beschrijving van het product
SPIN is een lijn reductiemotoren bestemd voor de automatisering
van sectionaaldeuren en, met het speciale accessoire SPA5 (niet
meegeleverd), van kanteldeuren met veren of tegengewichten, zowel
buitendraaiend als binnendraaiend.
Tabel 1: beschrijving samenstelling SPIN
Model type
Reductiemotor
SPIN10KCE
SN6011
SPIN11KCE
SN6011
Geleiderail
3x1m
3m
SPIN functioneert op elektrische energie, maar bij uitval van de
stroomvoorziening via het elektriciteitsnet is het mogelijk de reductiemotor te ontgrendelen en de deur met de hand te verplaatsen.
Tot de lijn SPIN behoren de producten die in tabel 1 beschreven zijn.
Radio-ontvanger
Ingebouwd
Ingebouwd
Radiozender
FLO2R-S*
FLO2R-S*
* zie voor de types zenders die gebruikt kunnen worden paragraaf “4.5 Radio-ontvanger”.
1
183
NL
2.1) Gebruikslimieten
De gegevens met betrekking tot de prestaties van de producten van de lijn SPIN worden in het hoofdstuk “8 Technische gegevens” weergegeven en zijn de enige waarden waarmee het mogelijk is correct te beoordelen of een product voor bepaald gebruik geschikt is.
De structurele kenmerken van de producten SPIN maken deze geschikt voor toepassing op sectionaal- of kanteldeuren, volgens de limieten
zoals die in de tabellen 2, 3, en 4 zijn weergegeven.
Tabel 2: gebruikslimieten reductiemotoren SPIN
Model type:
SPIN10KCE
SPIN11KCE
SECTIONAALdeur
Hoogte
2.4m
2.4m
Breedte
3.7m
3.7m
Binnen de gevel blijvende kanteldeur
Buiten de gevel draaiende kanteldeur (met het
(met het accessoire SPA5)
accessoire SPA5) of met veren (zonder SPA5)
Hoogte
Breedte
Hoogte
Breedte
2.2m
3.5m
2.8m
3.5m
2.2m
3.5m
2.8m
3.5m
De maten in tabel 2 vormen slechts een richtlijn en dienen alleen voor een eerste schatting. Het antwoord op de vraag of de SPIN daadwerkelijk geschikt is om een bepaalde deur te automatiseren wordt bepaald door de mate waarin de vleugel gebalanceerd is; de weerstand die de
geleiderails ondervinden en door andere factoren, ook toevallige factoren, zoals de kracht van de wind of de aanwezigheid van ijs die de
manoeuvre van de vleugel zouden kunnen belemmeren. Voor een reële controle is het absoluut noodzakelijk de kracht te meten die noodzakelijk is om de vleugel over de gehele loop te laten bewegen en te controleren dat deze niet het “nominale koppel” overschrijdt zoals dat
in hoofdstuk “8 Technische gegevens” is aangegeven; bovendien dient u om het aantal cycli/uur en opeenvolgende cycli vast te stellen, rekening te houden met wat in de tabellen 3 en 4 is aangegeven.
Tabel 3: limieten in verband met de hoogte van de vleugel
Hoogte vleugel meter
max. cycli/uur
max. opeenvolgende cycli
Tot 2
16
8
2÷2,5
12
6
2,5÷3
10
5
3÷3,5
8
4
Tabel 4: limieten in verband met de kracht die noodzakelijk is om de vleugel te laten bewegen
Kracht om de vleugel te laten bewegen N
Percentage reductie aantal cycli
Tot 200
100%
200÷300
70%
300÷400
25
Op grond van de hoogte van de deur kunt u het maximum aantal cycli per uur en het aantal opeenvolgende cycli bepalen, terwijl op grond
van de kracht die noodzakelijk is om de deur te bewegen u het percentage van de reductie van het aantal cycli kunt vaststellen; als de vleugel bijvoorbeeld 2,2 m hoog is, zou het mogelijk zijn 12 cycli/uur en 6 opeenvolgende cycli uit te voeren, maar als voor het bewegen van de
vleugel 250N noodzakelijk zijn, dient u deze met 70% terug te brengen; het resultaat is dus 8 cycli/uur en circa 4 opeenvolgende cycli.
Om oververhitting te voorkomen heeft de besturingseenheid een begrenzer die gebaseerd is op de kracht die de motor moet ontwikkelen en
de duur van de cycli, en die in werking treedt wanneer de maximumgrens wordt overschreden.
N.B.: 1kg = 9,81N dus bijvoorbeeld, 500N = 51kg
184
2.2) Typische installatie
Op de afbeelding 2 vindt u een typische installatie van een sectionaaldeur.
A
5
1
D
C
6
B
7
B
2
2
2
B
B
4
1
2
3
SPIN
Fotocellen
Fotocellen op zuiltje (Afb. 3)
4
5
Primaire contactlijst
Knipperlicht met ingebouwde
antenne
6
7
Sleutelschakelaar
Radiozender
Op de afbeeldingen 3 en 4 ziet u de typische installatie voor een buiten de gevel draaiende en binnen de gevel blijvende kanteldeur.
! Voor installatie op kanteldeuren is het accessoire SPA5 noodzakelijk.
NL
3
3
4
2.3) Lijst kabels
Op de typische installatie op afbeelding 3 worden ook de kabels aangegeven die noodzakelijk zijn voor de aansluiting van de verschillende inrichtingen; in tabel 5 worden de kenmerken van de kabels aangegeven.
Tabel 5: lijst kabels
Aansluiting
A: Knipperlicht met antenne
B: Fotocellen
C: Sleutelschakelaar
D: Primaire contactlijst
! De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het type
installatie; zo bevelen we bijvoorbeeld een kabel van het
type H03VV-F aan, wanneer die binnenshuis gebruikt
wordt.
Type kabel
1 kabel 2x0,5mm2
1 afgeschermde kabel type RG58
1 kabel 2x0,25mm2 voor TX
1 kabel 4x0,25mm2 voor RX
2 kabels 2x0,5mm2 (opm. 1)
1 kabel 2x0,5mm2 (opm. 2)
Maximaal toegestane lengte
20m
20m (aanbevolen lengte minder dan 5m)
30m
30m
50m
30m
Opm. 1: de twee kabels 2x0,5mm2 kunnen door één enkele kabel 4x0,5mm2 vervangen worden.
Opm. 2: voor de aansluiting van contactlijsten op deuren dient u de nodige maatregelen te nemen die ook aansluiting mogelijk maken wanneer de vleugel in beweging is.
185
3) Installatie
! De installatie van SPIN dient door gekwalificeerd personeel
uitgevoerd te worden waarbij de wetten, voorschriften en regels
en wat in deze aanwijzingen staat, in acht worden genomen.
3.2) Bevestiging SPIN
De bevestiging van SPIN vindt in 3 delen plaats:
• Assemblage geleiderail (zie paragraaf 3.2.1 voor de bij SPIN10KCE,
paragraaf 3.2.2 voor de geleiderail SNA11)
• Bevestiging van de reductiemotor aan de geleiderail (zie paragraaf
3.2.3)
• Bevestiging van de reductiemotor aan het plafond (zie paragraaf
3.2.4)
186
B 0÷400mm
200mm
5
200mm
Voordat u met de installatie van SPIN begint, dient u onderstaande
controles uit te voeren:
• Controleer en vergewis u ervan dat na installatie geen enkel deel
van de deur de openbare weg of trottoirs in beslag neemt.
• Vergewis u ervan dat al het te gebruiken materiaal zich in optimale staat bevindt en geschikt is voor de toepassing in kwestie en
conform de voorschriften.
• Controleer of de structuur van de deur ervoor geschikt is geautomatiseerd te worden.
• Controleer of kracht en afmetingen van de deur binnen de gebruikslimieten zoals die in paragraaf “2.1 Gebruikslimieten” zijn aangegeven, vallen.
• Vergewis u ervan door de waarden uit hoofdstuk “8 Technische
gegevens” te vergelijken, dat de statische wrijving (dat wil zeggen
de benodigde kracht om de vleugel in beweging te brengen) kleiner is dan de helft van het “Maximale koppel” en dat de dynamische wrijving (dat wil zeggen de benodigde kracht om de vleugel
te laten bewegen als deze eenmaal loopt) kleiner is dan de helft
van het “Nominale koppel”; het is raadzaam een marge van 50%
op deze krachten aan te houden, omdat slechte weersomstandigheden de wrijving kunnen verhogen.
• Controleer of er op de loop van de deur, zowel bij sluiting als opening, punten met een grotere wrijving zijn.
• Controleer of de mechanische stops sterk genoeg zijn en dat er
geen gevaar bestaat dat de deur uit de geleiderails loopt.
• Controleer dat de deur goed is uitgebalanceerd, dat wil zeggen de
deur mag niet in beweging komen wanneer de manoeuvre op een
willekeurige stand onderbroken wordt.
• Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtingen
(fotocellen, knoppen, etc…) zo gekozen zijn dat er niet tegen aan
gestoten kan worden en of de bevestigingsvlakken stevig genoeg zijn.
• Controleer of de op afbeelding 5 en 6 aangegeven minimum- en
maximumruimte voorhanden is.
• Controleer dat de handmatige ontgrendeling zich op een hoogte
van minder dan 1,8 m bevindt, of zorg daar zo nodig voor
• Zorg ervoor dat er geen enkel deel van het automatisme in water
of een andere vloeistof terecht kan komen
• Houd alle onderdelen van SPIN uit de buurt van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade kunnen oplopen of
zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
• Indien er in de deur een kleinere toegangsdeur is, dient u zich
ervan te vergewissen dat deze de normale loop niet belemmert, en
indien dit wel het geval is, voor een adequate blokkering te zorgen.
• Als de te automatiseren deur een kanteldeur is dient u de waarde E
op afbeelding 7 te controleren d.w.z. de minimumafstand tussen de
bovenzijde van de geleiderail en het hoogste punt dat de bovenzijde
van de deur bereikt. Anders kan de SPIN niet gemonteerd worden.
• Steek de stekker voor stroomvoorziening van de SPIN in een elektrisch stopcontact voorzien van randaarde.
• Het stopcontact moet beschermd zijn door een adequate magneetthermische en differentiaalschakelaar.
A 40÷400mm
3.1) Controles vooraf
C 2970mm
300mm
6
7
380mm
E
65÷300 mm
D 380mm
3.2.1) Assemblage van de met SPIN10KCE meegeleverde geleiderail
De met de SPIN10KCE meegeleverde geleiderail dient op onderstaande manier te worden geassembleerd:
1. Uitgaande van de afbeelding 8, haalt u de terugloop van de riemaanspanner (8a) weg; steek een in de poelie (8b); breng de terugloop
van de riemaanspanner weer in de geleiderail (8c) aan.
A
A
A
8A
8B
8C
2. Laat dit zelfde uiteinde van de riem door de kop (B) lopen, zoals u op afbeelding 9 ziet.
N.B.: let op de stand van de riem: deze moet met de tanden naar boven gericht zijn, recht lopen zonder draaiingen.
3. Richt het benedendeel van de wagen, waarbij u ervoor zorgt dat de groeven in overeenstemming zijn met de uiteinden van de riem, zoals
dat op afbeelding 10 is te zien.
B
9
10
4. Breng beide uiteinden van de riem in de voorgevormde spleten van het beneden deel van de wagen (C), die u allemaal dient te gebruiken.
Zet de uiteinden van de riem vast met de 2 speciale schroeven V4.2x9.5 en de 2 borgringetjes R05, zoals dat op afbeelding 11 is te zien.
5. Zet met de schroef V6x18 en de daarbijbehorende moer M6 de trekbeugel (D) vast aan het bovendeel van de wagen (E), zoals dat op
afbeelding 12 is te zien.
6. Haak het bovendeel van de wagen (E) aan het benedendeel daarvan (C) en breng de gehele wagen in de geleiderail, zoals dat op afbeelding 13 is te zien.
D
E
C
NL
C
11
E
12
13
7. Assembleer de drie delen van de geleiderail waarbij u die delen in de verbindingsbeugels (F) aanbrengt, waarbij u een hamer gebruikt,
zoals dat op afbeelding 14 en 15 is te zien.
Belangrijk: de geleiderails moeten zover in de beugels lopen tot u een duidelijke klik hoort.
8. Breng de riem zeer voorzichtig in de geleiderail zorg er daarbij voor dat hij niet draait.
9. Steek de kop (B) waarbij u veel kracht aanwendt, in het vrije uiteinde van de geleiderail, zoals dat op afbeelding 16 is te zien.
10.Span vervolgens de riem met behulp van de stelschroef (H) op de terugloop van de riemaanspanner aan. Zoals op afbeelding 17.
Let op: Als de riem ERG strak gespannen is, bestaat er het gevaar dat reductiemotor defect raakt; als de riem daarentegen WEINIG
gespannen is, kan dat hinderlijke geluidsvorming veroorzaken.
14
H
B
F
15
16
17
187
3.2.2) Assemblage geleiderail SNA11
De geleiderail SNA11 is reeds voorgemonteerd. Het enige wat u
moet doen is de riem met behulp van de moer M8 (H) aanspannen,
zoals op afbeelding 17 te zien is, totdat u voelt dat die voldoende
aangespannen is.
3.2.3) Assemblage van de reductiemotor aan de geleiderail
1. Maak de reductiemotor SPIN aan de kop van de geleiderail (B) vast; bevestig hem vervolgens met de 4 schroeven V6,3x38, zoals op
afbeelding 18 te zien is.
2. De motor kan in drie verschillende standen gedraaid worden, zoals op afbeelding 19 te zien is.
18
19
3.2.4) Bevestiging van de reductiemotor aan het plafond
1. Teken op grond van de waarden A en B op afbeelding 5 in het midden van de deur de twee punten af waar de voorste beugel van de
geleiderail bevestigd moet worden. Op grond van het soort materiaal kan de voorbeugel met nagels, pluggen of schroeven vastgezet worden (afbeeldingen 20, 21). Als de waarden A en B (afbeelding 5) dat toelaten, kan de beugel rechtstreeks op het plafond bevestigd worden, zoals op afbeelding 22 te zien is.
20
21
22
2. Nadat u op de afgetekende plaatsen gaten geboord hebt, laat u de kop van de reductiemotor op de grond rusten, tilt de geleiderail aan
de voorzijde op en zet die al naar gelang het bevestigingsvlak met twee schroeven, pluggen of nagels vast.
3. Bevestig de beugels [I] met de schroeven M6x15 [L] en de moeren M6 [M] en kies daarvoor die boring die u het mogelijk maakt het dichtst
de waarde [B] te benaderen, zoals op afbeelding 23 te zien is.
4. Til de reductiemotor op en gebruik een trap om de beugels tegen het plafond te plaatsen. Teken de punten af waar geboord moet worden en leg de reductiemotor weer op de grond, zoals op afbeelding 24 te zien is.
M
L
23
188
B
I
24
5. Boor de gaten op de afgetekende plaatsen, ga op een trap staan, breng de beugels op de zo-even geboorde gaten aan en bevestig die
met schroeven en pluggen die geschikt zijn voor het materiaal waarvan het plafond gemaakt is, zoals op afbeelding 25 te zien is.
6. Controleer of de geleiderail volkomen horizontaal loopt en zaag daarna met een zaagje het overblijvende deel na de beugels af, zoals op
afbeelding 26 te zien is.
25
26
7. Trek, terwijl de deur dicht is, aan het koord en trek de wagen [E] uit de geleiderail, zoals op afbeelding 27 te zien is.
8. Laat de wagen zover lopen, dat de verbindingsbeugel voor de deurvleugel [D] zich op de bovenste rand van de deur en volkomen haaks
op de geleiderail [M] bevindt. Zet dan de verbindingsbeugel voor de deurvleugel [D] met schroeven of klinknagels vast, zoals op afbeelding 28 te zien is. Gebruik schroeven of klinknagels, die voor het materiaal van de deurvleugel geschikt zijn en vergewis u ervan dat deze
bestand zijn tegen alle krachten die voor het openen en sluiten van de deurvleugel vereist zijn.
G
E
D
27
28
9. Draai de schroeven van de beide mechanische eindaanslagen los, verschuif vervolgens de voorste mechanische eindaanslag [O] vóór de
wagen, zoals op afbeelding 29 te zien is. Duw de wagen krachtig in de sluitrichting en, draai de schroef [N] stevig vast wanneer deze de
stand bereikt heeft.
10.Open de deur met de hand tot het gewenste punt van opening, schuif de achterste mechanische eindaanslag [Q] naast de wagen zoals
op afbeelding 30 te zien is en zet deze vast door de schroef [P] krachtig aan te draaien.
11.Probeer de deur met de hand te bewegen. Verifieer dat de wagen licht loopt, zonder wrijving op de geleiderail en dat deze handmatige
manoeuvre gemakkelijk verloopt zonder speciale inspanning te vereisen.
Q
O
N
P
29
30
3.3) Installatie van de verschillende inrichtingen
Installeer de andere inrichtingen overeenkomstig de daarop betrekking hebbende aanwijzingen. Controleer in paragraaf “3.5 Beschrijving van de elektrische aansluitingen” en op afbeelding 2 de inrichtingen die op de SPIN kunnen worden aangesloten.
189
NL
3.4) Elektrische aansluitingen
! Bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen mag de
installatie absoluut niet onder spanning staan.
1. Om de beschermingsplaat te openen en bij de elektronische
besturingseenheid te kunnen komen dient u aan de zijkant te
drukken en deze te draaien zoals op afbeelding 31 te zien is.
31
2. Schuif de aansluitingskabels door de opening naar de verschillende inrichtingen, waarbij u deze 20÷30 cm langer laat dan noodzakelijk is. Schuif de antennekabel door de kabelring. Zie tabel 5
voor het type kabels en afbeelding 2 voor de aansluitingen.
3. Voer de aansluiting van de kabels volgens het schema op afbeelding 33 uit.
32
LUCYB
MOSE
33
190
3.5) Beschrijving van de elektrische aansluitingen
In deze paragraaf vindt u een beknopte beschrijving van de elektrische aansluitingen; verdere informatie in paragraaf “7.3 Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen”.
Klemmetjes
1–2
Functie
Antenne:
3–4
Stap-voor-stap
5–6
Stop
3-7
Foto
6–8
Fototest
9 – 10
Knipperlicht
Beschrijving
ingang voor aansluiting van de antenne voor de radio-ontvanger. De antenne is in LUCY B
ingebouwd; als alternatief kan er een externe antenne gebruikt worden of het stuk kabel dat als
antenne functioneert en reeds op het klemmetje aanwezig is, laten zitten
ingang voor inrichtingen die de manoeuvre aansturen; het is mogelijk contacten van het type
“Normaal Open” aan te sluiten.
TOP: ingang voor inrichtingen die de lopende manoeuvre kunnen blokkeren of eventueel kunnen
onderbreken; Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de ingang STOP
contacten van het type “Normaal Dicht”, type “Normaal Open” of inrichtingen met een constante
weerstand aansluiten. Meer informatie over STOP vindt u in paragraaf “7.3.1 Ingang STOP
ingang voor veiligheidsinrichtingen zoals de fotocellen. Deze treden tijdens sluiting in werking en
zorgen ervoor dat de deur terug loopt. Het is mogelijk contacten van het type “Normaal gesloten”
aan te sluiten. Meer informatie over FOTO vindt u in paragraaf “7.3.2 Ingang FOTO”.
telkens wanneer er een manoeuvre uitgevoerd wordt, worden alle veiligheidsinrichtingen
gecontroleerd en alleen als de test positief verloopt gaat de manoeuvre van start.
Dit is mogelijk omdat er een speciaal type aansluiting wordt toegepast; de zenders van de fotocellen
“TX” hebben een apart stroomvoorziening ten opzichte van de ontvangers “RX”. Meer informatie
over de aansluiting vindt u in paragraaf “7.3.2 Ingang FOTO”.
op deze uitgang is het mogelijk een knipperlicht NICE “LUCY B” met een lampje van 12V 21W type
autolampje aan te sluiten. Wanneer de deur in beweging is knippert het met een frequentie van 0,5s
aan en 0,5s uit.
4) Eindcontroles en start
Alvorens met de fase van eindcontroles en de start van de automatisering te beginnen is het raadzaam de wagen los te haken en de
deur halverwege te zetten zodat deze zowel vrijelijk open als dicht
kan gaan.
4.1) Aansluiting op de stroomvoorziening
Voor de elektrische stroomvoorziening van SPIN behoeft u alleen
maar de stekker daarvan in een stopcontact te steken. Gebruik
eventueel een normaal in de handel zijnde adapter als de stekker van
SPIN niet in het bestaande stopcontact past.
! Snijd de bij de SPIN meegeleverde kabel niet af en verwijder hem evenmin.
Als er geen stopcontact aanwezig is dient de aansluiting
van de stroomvoorziening naar de SPIN door ervaren, deskundig personeel in het bezit van de vereiste kenmerken
uitgevoerd te worden onder volledige inachtneming van
wetten, voorschriften en regelgeving.
Zodra de SPIN onder spanning staat is het raadzaam enkele eenvoudige controles uit te voeren:
1. Controleer dat het ledlampje OK regelmatig knippert met de frequentie van één knippering per seconde.
2. Controleer dat de motor de deur niet aandrijft en dat het gebruikerslicht uit is.
Mocht dit niet allemaal plaatsvinden dan dient u onmiddellijk de
stroomtoevoer naar de besturingseenheid te onderbreken en nauwkeuriger de elektrische aansluitingen te controleren.
Meer informatie voor het opsporen van storingen vindt u in paragraaf
“7.6 Oplossen van problemen”.
De elektrische voedingsleiding moet tegen kortsluiting en
aardlekkage beveiligd zijn. Er moet een inrichting aanwezig zijn waarmee de stroomvoorziening tijdens installatieof onderhoudswerkzaamheden aan de SPIN afgesloten
kan worden (u kunt daarvoor de stekker en het stopcontact gebruiken).
191
NL
4.2) Herkennen van de standen van opening en
sluiting van de deur
Nadat de inrichtingen herkend zijn, dient de besturingseenheid de
standen van opening en sluiting van de deur te herkennen. In deze
fase wordt de loop van de deur vanaf de mechanische stop in sluitstand tot die van de openingsstand gemeten. Naast deze standen
wordt in deze fase de configuratie van de ingang STOP gezocht en
in het geheugen opgeslagen evenals de eventuele aanwezigheid van
een aansluiting in de modus “Fototest” van de ingang FOTO.
34
1. Controleer dat de riem goed aangespannen is en dat de twee mechanische stops goed vast zitten.
2. Haak de wagen vast.
3. Druk op de toetsen [
] en [ Set ] en houd die ingedrukt
4. Laat de toetsen los wanneer de manoeuvre van start gaat (na ongeveer 3s)
5. Wacht totdat de besturingseenheid de herkenningsfase uitvoert: sluiting, opening en opnieuw sluiting van de deur.
6. Druk op de toets [PP] om een complete openingsmanoeuvre uit te voeren.
7. Druk op de toets [PP] om de deur te sluiten.
Tijdens deze manoeuvres slaat de besturingseenheid de kracht nodig voor het openen en sluiten in het geheugen op. Als na de herkenningsfase de ledlampjes L3 en L4 knipperen, betekent dit dat er een fout is opgetreden; zie paragraaf “7.6 Oplossen van problemen”.
Het is van belang dat deze eerste manoeuvres niet worden onderbroken, b.v. door een instructie STOP.
Mocht dat toch gebeuren dan dient u de herkenningsfase opnieuw vanaf punt 1 uit te voeren.
De herkenningsfase van de standen en van de configuratie van de ingangen STOP en FOTO kan op ieder gewenst moment opnieuw uitgevoerd worden, ook na de installatie (bijvoorbeeld als één van de mechanische stops verplaatst wordt); het is dan voldoende de handelingen
vanaf punt 1 uit te voeren.
! Als tijdens het zoeken van de standen de riem niet genoeg aangespannen is, kan de riem over het rondsel glijden.
Mocht dit zich voordoen, dan dient u onmiddellijk de herkenningsprocedure te onderbreken door op de toets [Stop] te
drukken; de riem aan te spannen door de moer M8 (D) vast te schroeven zoals op afbeelding 11 te zien is; en vervolgens de herkenningsprocedure vanaf punt 1 opnieuw uit te voeren.
! Het herkennen van de openings- en sluitstanden van de deur kan pas plaatsvinden nadat de tijd voor opslag en wissen in het geheugen van de radio-zenders om is (zie paragraaf "4.5 Radio-ontvanger")
4.3) Controle van de manoeuvre van de deur
Na het herkennen van de openings- en sluitstanden is het raadzaam
enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de deur correct beweegt.
1. Druk op de toets [PP] om de instructie voor de manoeuvre
“Open” te geven; controleer of de deur regelmatig open gaat zonder van snelheid te veranderen; pas wanneer de deur tussen de
30 en 20 cm van de mechanische stop van de openingsstand
verwijderd is, zal hij langzamer moeten gaan lopen en op 2÷3 cm
vanaf de stop tot stilstand komen.
2. Druk op de toets [PP] om de instructie voor de manoeuvre “Sluit”
geven; controleer of de deur regelmatig open gaat zonder verandering van snelheid; pas wanneer de deur tussen de 30 en 20 cm
van de mechanische stop van de sluitstand verwijderd is, zal hij
langzamer moeten gaan lopen en tegen de mechanische stop van
de sluitstand tot stilstand komen. Daarna wordt er een korte openingsmanoeuvre uitgevoerd om de spanning van de riem te halen.
3. Controleer dat het knipperlicht (indien aanwezig) tijdens de
manoeuvres met een frequentie van 0,5s aan en 0,5s uit knippert.
4. Voer meerdere openings- en sluitmanoeuvres uit om te beoordelen of er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of andere onregelmatigheden zijn, zoals punten met een grotere wrijving.
5. Controleer dat de reductiemotor, de geleiderail en de mechanische stops solide, stevig en duurzaam bevestigd zijn ook wanneer er zich een plotselinge toename of afname in de beweging
van de deur voordoet.
4.4) Vooraf ingestelde functies
De besturingseenheid van SPIN beschikt over enkele programmeerbare
functies; in de fabriek worden deze functies in een configuratie afgesteld
die voor het merendeel van de automatiseringen optimaal is; in ieder
geval kunnen de functies op elk gewenst moment via de juiste programmeringsprocedure gewijzigd worden; raadpleeg hiervoor paragraaf
“7.2 Programmeringen”.
4.5) Radio-ontvanger
Omdat het type codering verschillend is bepaalt de eerst ingevoerde
zender ook het type codering van de zenders die vervolgens ingevoerd zullen worden. Er kunnen maximaal 160 zenders in het geheugen opgeslagen worden.
Het opslaan en het uitwissen van de zenders moet worden
uitgevoerd binnen 10 seconden nadat er stoomtoevoer
heeft plaatsgevonden. In deze tijdsduur is de toets
[RADIO] op de besturingseenheid gewijd aan het opslaan
en uitwissen van het geheugen. 10 Seconden nadat led 1
opgehouden is met knipperen of nadat de toets voor het
laatst is ingedrukt, wordt de toets gedeactiveerd en richt
led 1 zich op de programmering. Om aan te geven dat de
beschikbare tijd voor het opslaan in of het wissen van het
geheugen voorbij is, knippert de gebruikerslamp éénmaal.
Voor het op afstand bedienen van de SPIN is in de besturingseenheid een
radio-ontvanger ingebouwd die functioneert op een frequentie van
433,92 MHz en die compatibel is met de volgende soorten zenders:
Tabel 5: zenders
FLO
FLOR
SMILO
192
FLO1 – FLO2 – FLO4
VERY VE
FLOR1 – FLOR2 – FLOR4
VERY VR
ERGO1 – ERGO4 – ERGO6
PLANO1 – PLANO4 – PLANO6
Zenders lijn OPERA
SM2 – SM4
4.5.1) Geheugenopslag van de zenders
Elke radiozender wordt door de radio-ontvanger herkend via een “code” die bij elke andere zender anders is. Er is dus een fase van “geheugenopslag” nodig waardoor de ontvanger in staat zal zijn elke afzonderlijke zender te herkennen; de zenders kunnen op 2 manieren in het
geheugen van de ontvanger opgeslagen worden:
Modus I: in deze modus is de functie van de toetsen van de zender reeds gedefinieerd en is er aan elke toets in de besturingseenheid de instructie gekoppeld zoals die in tabel 7 is weergegeven; er
vindt één enkele opslagfase voor elke zender plaats waarvan alle
toetsen worden opgeslagen; tijdens deze fase is het niet van belang
op welke toets u drukt en wordt er slechts één plaats in het geheugen ingenomen. In modus I kan een zender gewoonlijk slechts één
enkele automatisering aansturen.
Tabel 7: geheugenopslag Modus I
Toets T1
Toets T2
Toets T3
Toets T4
Instructie “PP”
Instructie “Gedeeltelijke opening”
Instructie “Open”
Instructie “Sluit”
N.B.: de zenders met 1 kanaal beschikken alleen over de toets T1, de
zenders met twee kanalen beschikken alleen over de toetsen T1 en T2.
Tabel 8: instructies beschikbaar in Modus II
Modus II: in deze modus kan elke afzonderlijke toets van een zender aan één van de 4 mogelijke instructies van de besturingseenheid
zoals die in tabel 8 weergegeven zijn, gekoppeld worden; per fase
wordt slechts één toets in het geheugen opgenomen en wel die
waarop u tijdens de geheugenopslag drukt. In het geheugen wordt
één plaats voor elke in het geheugen opgeslagen toets ingenomen.
In modus II kunnen verschillende toetsen van dezelfde zender gebruikt
worden om meerdere instructies aan dezelfde automatisering te geven.
Zo wordt bijvoorbeeld in tabel 9 alleen de automatisering “A” aangestuurd en de toetsen T3 en T4 aan dezelfde instructie gekoppeld; of in
het voorbeeld van tabel 10 waar 3 automatiseringen “A” (toetsen T1 en
T2), “B” (toets T3) en “C” (toets T4) worden aangestuurd.
! Omdat de procedures voor geheugenopslag een tijdlimiet van 10 s kennen, moet u eerst de aanwijzingen in de
volgende paragraaf doorlezen en daarna tot uitvoering
daarvan overgaan.
1
2
3
4
Instructie “PP”
Instructie “Gedeeltelijke opening”
Instructie “Open”
Instructie “Sluit”
Tabel 9: 1ste voorbeeld van geheugenopslag in Modus II
Toets T1
Toets T2
Toets T3
Toets T4
Instructie “Open”
Instructie “Sluit”
Instructie “Gedeeltelijke opening”
Instructie “Gedeeltelijke opening”
Automatisering A
Automatisering A
Automatisering A
Automatisering A
Tabel 10: 2de voorbeeld van geheugenopslag in Modus II
Toets T1
Toets T2
Toets T3
Toets T4
Instructie “Open”
Instructie “Sluit”
Instructie “PP”
Instructie “PP”
Automatisering A
Automatisering A
Automatisering B
Automatisering C
4.5.2) Geheugenopslag modus I
NL
35
Tabel 11: voor het opslaan van een zender in modus I
1.
Druk op het knopje op de ontvanger en houd dit ingedrukt (gedurende circa 4s)
2.
Laat het knopje weer los wanneer het ledlampje op de ontvanger gaat branden
3.
Druk binnen 10s tenminste 3s lang op een willekeurige toets van de te bewaren zender
Voorbeeld
4s
3s
4.
Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal het ledlampje op de ontvanger 3 maal
gaan knipperen.
Indien er nog meer zenders opgeslagen moeten worden, dient u nogmaals stap 3 binnen 10s uit te voeren.
De opslagfase wordt beëindigd, als er binnen 10 seconden geen nieuwe codes ontvangen worden.
x3
4.5.3) Geheugenopslag modus II
Tabel 12: voor het opslaan van een toets op een zender in modus II
1.
2.
3.
Voorbeeld
Druk zoveel maal op het knopje op de ontvanger als overeenkomt met het nummer van de gewenste
instructie zoals blijkt uit tabel 8
Controleer dat het ledlampje op de ontvanger zoveel maal knippert als het nummer van de gewenste
instructie
Druk binnen 10s tenminste 3s op de gewenste toets van de in het geheugen te bewaren zender
1....4
1....4
3s
4.
Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal het ledlampje op de ontvanger 3 maal
knipperen.
Indien er voor dezelfde instructie nog meer zenders opgeslagen moeten worden, dient u punt 3 binnen nog eens 10 s te herhalen.
De opslagfase wordt beëindigd, als er binnen 10 seconden geen nieuwe codes ontvangen worden.
x3
193
4.5.4) Geheugenopslag “op afstand”
U kunt een nieuwe radiozender in het geheugen opslaan zonder rechtstreeks op het knopje van de ontvanger te drukken. U dient dan over
een functionerende afstandsbediening te beschikken, die reeds in het
geheugen is opgeslagen. De nieuwe te bewaren zender “erft” de kenmerken van die welke reeds in het geheugen bewaard is. Als de eerste zender in modus I opgeslagen is, wordt dus ook de nieuwe in
modus I opgeslagen en kunt u dus op een willekeurige toets van de
zenders drukken. Als de reeds functionerende zender daarentegen in
modus II opgeslagen is, zal ook de nieuwe in modus II worden
opgeslagen en is het van belang dat u bij de eerste zender op de toets
drukt welke aan de gewenste instructie gekoppeld is, en bij de tweede zender op de toets welke u aan die instructie wilt koppelen.
! Geheugenopslag op afstand kan plaats vinden in alle
besturingseenheden welke zich binnen het bereik van de
zender bevinden; het is dus van belang dat alleen die
besturingseenheid onder spanning staat welke geprogrammeerd moet worden.
Ga met de twee zenders binnen het bereik van de automatisering staan en voer de volgende stappen uit:
Tabel 13: voor het opslaan van een zender “op afstand”
Voorbeeld
1.
Druk tenminste 5s op de toets van de nieuwe radiozender en laat hem dan weer los.
2.
Druk 3 keer langzaam op de toets van de reeds in het geheugen bewaarde radiozender.
3.
Druk 1 keer langzaam op de toets van de nieuwe radiozender.
5s
1s
1s
1s
1s
Nu zal de nieuwe radiozender door de ontvanger herkend worden en zal hij de kenmerken overnemen die de reeds in het geheugen
bewaarde zender had. Indien er nog andere zenders opgeslagen moeten worden, dient u alle stappen voor elke nieuwe zender te herhalen.
4.5.5) Wissen van de radiozenders
Tabel 14: voor het wissen van alle zenders
Voorbeeld
1.
Druk op het knopje ontvanger op de besturingseenheid en houd dit ingedrukt
2.
Wacht dat het ledlampje gaat branden, wacht vervolgens dat het uit gaan en wacht dan dat het 3 maal knippert
3.
Laat de toets los precies wanneer het ledlampje voor de 3de maal knippert
4.
Als de procedure tot een goed einde is gekomen, zal het ledlampje na enige ogenblikken 5 maal knipperen.
x3
x5
5) Opleveringstest en inbedrijfstelling
Dit zijn de belangrijkste fasen bij de aanleg van de automatisering
teneinde een zo groot mogelijke veiligheid te garanderen.
De opleveringstest kan ook als periodieke controle voor de verschillende inrichtingen van de automatisering gebruikt worden.
! De opleveringstest van de gehele installatie moet door
vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden.
5.1) Opleveringstest
Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoorbeeld contactlijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase
in de opleveringstest vereist; voor deze inrichtingen zullen de procedures uit de desbetreffende handleidingen met aanwijzingen gevolgd
moeten worden. Voor de opleveringstest van SPIN dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren:
1. Controleer dat de voorschriften vervat in hoofdstuk 1 “AANBEVELINGEN” nauwkeurig in acht genomen worden.
2. Ontgrendel de deur door het ontgrendelingskabeltje naar beneden te trekken. Verifieer of het mogelijk is de deur handmatig te
openen of te sluiten met een kracht die niet groter dan 225N is.
3. Haak de wagen weer vast.
4. Voer gebruikmakend van de schakelaar, de radiozender of het
kabeltje, sluit-en openingstests van de deur uit en verifieer of de
manoeuvre overeenkomt met wat voorzien is.
5. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren teneinde te beoordelen of de deur soepel loopt en of er eventuele fouten bij het monteren of afstellen gemaakt zijn of dat er speciale wrijvingspunten zijn.
6. Controleer één voor één of alle veiligheidsinrichtingen in de installa-
194
Dat moet ook bepalen welke tests in functie van de
bestaande risico’s noodzakelijk zijn en controleren of de
wettelijke voorschriften, regelgeving en regels en met
name alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor poorten en deuren bepaalt, in acht genomen zijn.
tie (fotocellen, contactlijsten etc.) goed werken. Met name of het
ledlampje OK op de besturingseenheid telkens wanneer een van
deze inrichtingen in werking treedt, 2 maal snel knippert ter bevestiging van het feit dat de besturingseenheid de gebeurtenis herkent.
7. Om te controleren of de fotocellen goed werken en met name of
er geen interferenties met andere inrichtingen zijn, voert u een 30
cm lange cilinder met een diameter van 5 cm op de optische as,
eerst dichtbij de TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het
midden van die twee. Ga dan na of de inrichting in alle gevallen in
werking treedt en van de actieve status op de alarmstatus overgaat, en omgekeerd. Tenslotte controleert u of dat de voorziene
reactie in de besturingseenheid oproept, bijvoorbeeld of bij de
sluitmanoeuvre deze niet wordt uitgevoerd.
8. Als gevaarlijke situaties welke door de beweging van de deur
opgeheven zijn door middel van beperking van de stootkracht,
dient u deze kracht te meten volgens de voorschriften van de
norm EN 12445. Als afstelling van de “Snelheid” en de aansturing
van het “Motorvermogen” gebruikt worden als hulpmiddel voor
het systeem om de stootkracht terug te brengen, probeer dan die
instelling te vinden, welke de beste resultaten oplevert.
5.2) Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de opleveringstest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling
of in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan.
1. Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar
dat tenminste 10 jaar, dat tenminste bestaat uit: de overzichtstekening van de automatisering, het schema van de elektrische
aansluitingen, een analyse van de risico’s en de toegepaste
oplossing daarvoor, de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor alle gebruikte inrichtingen (gebruik voor SPIN de bijgevoegde CE-Conformiteitsverklaring); kopie van de gebruiksaanwijzingen en het onderhoudsplan van de automatisering..
2. Breng op de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan
waarop de handelingen zijn aangegeven voor het ontgrendelen
en handmatig bewegen van de deur (gebruik de afbeeldingen uit
“Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van
de reductiemotor SPIN”).
3. Breng op de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan met
daarop deze afbeelding (minimumhoogte 60mm).
4. Breng een plaatje op de deur aan met daarop tenminste de volgende gegevens: type automatisering, naam en adres van de
fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en “CE”-keurmerk.
5. Vul de conformiteitsverklaring voor de automatisering in en geef
hem aan de eigenaar van de automatisering.
6. Maak de handleiding “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het
gebruik van de automatisering” en geef deze aan de eigenaar van
de automatisering.
7. Maak een onderhoudsplan (met daarin de voorschriften voor het
onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering) en geef dit
aan de eigenaar van de automatisering.
Informeer vóór de inbedrijfstelling van de automatisering de eigenaar uitvoerig en schriftelijk (bijvoorbeeld in de handleiding met
aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering) over de nog aanwezige gevaren en risico’s.
36
6) Onderhoud en afvalverwerking
NL
In dit hoofdstuk vindt u de benodigde informatie voor uitvoering van het onderhoudsplan en de afvalverwerking van SPIN.
6.1) Onderhoud
Om de veiligheid op een constant niveau te houden en een zo lang
mogelijke levensduur van de gehele automatisering te waarborgen is
regelmatig onderhoud vereist.
! Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige
inachtneming van de veiligheidsvoorschriften van deze
handleiding en volgens de van kracht zijnde wettelijke
voorschriften en regelgeving.
Volg voor de andere inrichtingen die niet tot de SPIN behoren de
aanwijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan daarvoor.
1. Voor SPIN is een geprogrammeerde onderhoudsbeurt vereist die
tenminste binnen 6 maanden of 3000 manoeuvres na de vorige
onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden.
2. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening los.
3. Controleer alle materialen waaruit de automatisering betstaat op
kwaliteitsvermindering en let daarbij met name op aantasting of
roestvorming van de structurele delen; vervang die delen welke
onvoldoende garantie bieden.
4. Controleer de staat van slijtage van alle bewegende delen: riem,
wagen, rondsels en alle delen van de deur; vervang de versleten
onderdelen. Sluit de elektrische stroomvoorziening weer aan en
voer alle test en controles uit zoals die in paragraaf “5.1 Opleveringstest” voorzien zijn.
6.2) Afvalverwerking
SPIN bestaat uit verschillende soorten materiaal, waarvan sommige
hergebruikt kunnen worden (aluminium, kunststof, elektriciteitskabels); voor andere is afvalverwerking vereist (batterijen en elektronische kaarten).
! Sommige elektronische componenten evenals de batterijen zouden vervuilende stoffen kunnen bevatten. Laat
ze niet in het milieu achter. Stel u op de hoogte van de
recyclingsystemen of afvalverwerking en houd u daarbij
aan de plaatselijk geldende voorschriften
1. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening voor de
automatisering los.
2. Demonteer alle inrichtingen en accessoires, waarbij u de procedure in omgekeerde volgorde volgt ten opzichte van die welke in
hoofdstuk “3 Installatie” beschreven is
3. Scheid voor zover mogelijk die onderdelen die hergebruikt of verwerkt kunnen of moeten worden, zoals bijvoorbeeld de metalen
delen van de kunststof delen, elektronische kaarten, batterijen, etc.
4. Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en
geef deze aan bedrijven die zich met het hergebruik en de afvalverwerking daarvan bezighouden.
195
7) Nadere details
In dit hoofdstuk worden de mogelijkheden ten aanzien van programmering, aanpassing aan de persoonlijke behoeften van de gebruiker, diagnostiek en opsporing van storingen met betrekking tot SPIN behandeld
7.1) Programmeertoetsen
Op de besturingseenheid van de SPIN bevinden zich 3 toetsen die zowel gebruikt kunnen worden
om de besturingseenheid tijdens de tests aan te sturen als voor het programmeren:
RADIO
Stop
SET
PP
Binnen de eerste 10 seconden na het aanzetten wordt de functie “RADIO”uitgevoerd
waarmee de met SPIN te gebruiken zenders in het geheugen kunnen worden
opgeslagen of daaruit gewist. Na deze tijdsduur wordt de toets niet meer gebruikt.
Met de “STOP” –toets kan de manoeuvre worden gestopt; Drukt u deze toets meer
meer dan 5 seconden in dan krijgt u toegang tot de programmering, op de wijzen
die hierna beschreven worden.
Met de “PP”-toets kunt u het openen en sluiten van de deur aansturen, of het
programmeerpunt naar boven of beneden verplaatsen.
37
7.2) Programmeringen
Op de besturingseenheid van SPIN zijn enkele programmeerbare
functies beschikbaar; de afstelling van deze functies vindt plaats d.m.v.
2 toetsen die zich op de besturingseenheid bevinden: [
] en
[Set] die d.m.v. 3 leds weergegeven worden: L1, L2, L3.
De programmeringen bestaan uit 2 groepen:
Programmering bij inschakeling: dit type programmering kan
alleen worden uitgevoerd direct nadat de SPIN van stroom is voorzien. Door de toets [Set] ingedrukt te houden tijdens het inschakelen van de besturingseenheid ingedrukt te houden wordt dit type
programmering geactiveerd.
Standaardprogrammering: dit type programmering kan op elk
moment worden uitgevoerd; het wordt geactiveerd door de toets
[Set] ingedrukt te houden.
Voor beide typen programmering zijn de beschikbare functies om
geprogrammeerd te worden verdeeld over 2 niveaus:
Eerste niveau: functies die af te stellen zijn in de modus ON-OFF
(actief of niet actief); in dit geval geven de leds L1, L2, L3 een functie aan, indien de led brandt dan is de functie actief, is de led uit dan
is de functie niet actief; zie tabel 15 en 15a.
Tweede niveau: parameters die afgesteld kunnen worden op een waardenschaal (van 1 tot 3); in dit geval geeft iedere afzonderlijke led (L1, L2,
L3) één van de 3 mogelijk afgestelde waarden aan; zie tabel 17 en 17a.
7.2.1) Functies eerste niveau (functies ON-OFF)
Tabel 15: lijst programmeerbare functies van de “Programmering bij inschakeling”
Nr.
L1
Beschrijving
Variabele gevoeligheid
Voorbeeld
Met deze functie kan de gevoeligheid waarmee hindernissen worden waargenomen geactiveerd of uitgeschakeld
worden. In de fabriek is de gevoeligheid van dit systeem variabel afgesteld (led L1 is uit): grotere gevoeligheid
wanneer de motor weinig kracht heeft, geringere gevoeligheid wanneer de motor meer kracht heeft. Het
doel hiervan is om hindernissen zo nauwkeurig mogelijk te kunnen waarnemen. De variabele gevoeligheid
kan uitgeschakeld worden waarna de 3 “vaste” niveaus motorkracht overblijven (led L1 brandt).
L2
Fototest / Elektrisch slot
Met deze functie kan uitgang 8 van het klemmenbord worden vrijgegeven voor het functioneren met
Fototest of met Elektrisch slot. In de fabriek is uitgang 8 geactiveerd voor de functie “Fototest” (led L2 is uit).
Als alternatief hiervoor kunt u in de besturingseenheid van de SPIN de uitgang voor de aansturing van
een elektrisch slot programmeren (led L2 brandt).
L3
Gedeeltelijke opening
Met deze functie kan de hoogte van de Gedeeltelijke opening, kort of lang, gekozen worden. In de
fabriek wordt de gedeeltelijke opening ingesteld op lang (circa 1m, led L3 brandt). Als alternatief
hiervoor kan de Gedeeltelijke opening kort worden geprogrammeerd (circa 15cm, led L3 is uit).
Aan het eind van de “Programmering bij inschakeling“ geven de leds L1, L2 en L3 de staat van de functies van de “Standaardprogrammering” aan.
Tabel 15a: lijst programmeerbare functies van de “Standaardprogrammering”
Nr.
L1
Voorbeeld
Met deze functie kunt u uit 2 niveaus kiezen betreffende de motorsnelheid tijdens de sluitmanoeuvre:
“snel” en “langzaam”. In de fabriek wordt de snelheid op “snel” (led L1 brandt) afgesteld. Als alternatief,
indien u deze functie uitschakelt, is de ingestelde snelheid “langzaam” (led L1 is uit).
L2
Openingssnelheid
Met deze functie kunt u uit 2 niveaus kiezen betreffende de motorsnelheid tijdens de openingsmanoeuvre:
“snel” en “langzaam”. In de fabriek wordt de snelheid op “snel” (led L2 brandt) afgesteld. Als alternatief,
indien u deze functie uitschakelt, is de ingestelde snelheid “langzaam” (led L2 is uit).
L3
Automatische sluiting
Met deze functie wordt een automatische sluiting van de deur na de geprogrammeerde pauzeduur
mogelijk. In de fabriek is de Pauzeduur ingesteld op 30 seconden maar deze kan in 15 of 60 seconden
veranderd worden. In de fabriek is de functionering op “semi-automatisch” afgesteld omdat de
Automatische sluiting uitgeschakeld is (led L3 is uit).
Tijdens het normaal functioneren van de SPIN branden de leds L1, L2 en L3 wel of niet in basis op de staat van de functie van de “Standaardprogrammering” die ze vertegenwoordigen, bijvoorbeeld L3 brandt indien de “Automatische sluiting” actief is. L1 toont ook de status van de functie “radio” tijdens de eerste 10 seconden na inschakeling
196
Beschrijving
Sluitsnelheid
7.2.2) Programmering eerste niveau (functies ON-OFF)
In de fabriek worden de functies van het eerste niveau afgesteld zoals beschreven in de tabellen 15 en 15a, maar ze kunnen op elk gewenst
moment worden gewijzigd zoals staat aangegeven in de tabellen 16 en 16a. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is
een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven
wordt zal de procedure automatisch beëindigd worden waarbij de wijzigingen dit tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden
opgeslagen.
Tabel 16: om de functies ON-OFF van de “programmering bij inschakeling” te wijzigen
1.
Zet SPIN uit (bijvoorbeeld door zekering F1 te verwijderen)
2.
Druk op de toets [Set] en houd deze ingedrukt
3.
Schakel SPIN in (bijvoorbeeld door zekering F1 te plaatsen)
4.
Wacht op het knipperen van de besturingseenheid ten teken van start en houd de toets [Set] ingedrukt
totdat L1 (circa 6s)
Laat de toets [Set] los wanneer led L1 begint te knipperen
Voorbeeld
SET
5.
6.
7.
8.
Druk op toets [
] om de knipperende led te verplaatsen naar de led die de te wijzigen functie
vertegenwoordigt
Druk op de toets [Set] om de staat van de functie te veranderen (kortdurende knipperingen = OFF;
langdurige knipperen = ON)
Wacht 10s om de programmering te verlaten wegens het verstrijken van de maximumtijdsduur.
L1
SET
L1
SET
6s
SET
10s
N.B.: de punten 6 en 7 kunnen tijdens dezelfde programmeerfase herhaald worden om andere functies op ON of OFF te zetten.
Tabel 16a: om de functies ON-OFF van de “standaardprogrammering” te wijzigen
1.
Druk op de toets [Set] en houd die circa 3s ingedrukt
2.
Laat de toets [Set] los wanneer led L1 begint te knipperen
3.
Druk op toets [
] om de knipperende led te verplaatsen naar de led die de te wijzigen functie
vertegenwoordigt
Druk op de toets [Set] om de staat van de functie te wijzigen (kortdurende knipperingen = OFF;
langdurige knipperingen = ON)
Wacht 10s om de programmering te verlaten wegens het verstrijken van de maximumtijdsduur.
Voorbeeld
3s
SET
L1
4.
5.
SET
SET
10s
NL
N.B.: de punten 3 en 4 kunnen tijdens dezelfde programmeerfase herhaald worden om andere functies op ON of OFF te zetten
197
7.2.3) Functies tweede niveau (instelbare parameters)
Tabel 17: lijst programmeerbare functies tweede niveau van de “Programmering bij inschakeling”
Led ingang Parameter
Led (niveau)
waarde
Beschrijving
L1
Gevoeligheid
variabel
L2
Aanspannen
riem
L3
Vertraging
sluiting
N.B.: “
L1
L2
L3
L1
L2
L3
L1
L2
L3
Hoog
Gemiddeld
Laag
Niet aanspannen
Minimumaanspanning
Maximumaanspanning
Kort
Gemiddeld
Lang
Wanneer de variabele gevoeligheid is geactiveerd kan deze ingesteld worden
op 3 interventiedrempels. De variabele gevoeligheid Hoog is geschikt voor
deuren met kleine afmeRegelt de mate van het aanspannen van de riem.
Nadat de deur helemaal gesloten is, wordt er een zeer korte openingsmanoeuvre gestart die met deze parameter af te stellen is.apertura regolabile con questo parametro.
Regelt lengte van de vertraging tijdens de sluitmanoeuvre.
“ vertegenwoordigt de fabrieksinstelling.
Tabel 17a: lijst programmeerbare functies tweede niveau van de “Standaardprogrammering”
Led ingang
Parameter
Led (niveau)
waarde
Beschrijving
L1
Motorkracht
L2
Functie P.P.
(Stap-voorstap)
L3
Pauzeduur
N.B.: “
L1
L2
L3
L1
L2
L3
L1
L2
L3
Laag
Gemiddeld
Hoog
Open - stop - sluit- open
Open - stop – sluit - stop
Woonblok
15 seconden
30 seconden
60 seconden
Regelt de maximumkracht die de motor kan ontwikkelen
om de deur te bewegen
Regelt de volgorde van de instructies die bij de P.P
ingang horen of bij de 1ste radio-instructie (zie tabellen 7
en 8).
Regelt de pauzeduur d.w.z. de tijd voordat de deur
opnieuw automatisch wordt gesloten. Heeft alleen effect
indien de automatische sluiting actief is.
“ vertegenwoordigt de fabrieksinstelling.
Alle parameters kunnen naar behoeven zonder problemen worden ingesteld; alleen de afstelling van de “Motorkracht” zou om speciale aandacht kunnen vragen:
• Het is af te raden hoge krachtwaarden te gebruiken om het feit te compenseren dat de vleugel punten met een abnormale wrijvingswaarde heeft; een te grote kracht kan afbreuk doen aan de werking van het veiligheidssysteem of schade aan de vleugel toebrengen.
• Als de controle van de “Motorkracht” gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem de stootkracht bij botsing te beperken, dient na elke
afstelling de kracht opnieuw gemeten te worden, zoals de norm EN 12445 dat voorschrijft.
• Slijtage en het weer zijn van invloed op de manoeuvre van de deur; zo af en toe dient de afstelling van de kracht opnieuw gecontroleerd te worden.
7.2.4) Programmering tweede niveau (instelbare parameters)
In de fabriek worden alle regelbare parameters ingesteld zoals in tabel 17 en 17a wordt aangegeven met: “
“ maar die kunnen op elk gewenst
moment worden gewijzigd zoals in de tabellen 18 en 18a is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreden wordt zal de
procedure automatisch beëindigd worden waarbij de wijzigingen die tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen.
Tabel 18: om de instelbare parameters te wijzigen van de “Programmering bij inschakeling”
1.
Schakel SPIN uit (bijvoorbeeld door zekering F1 te verwijderen)
2.
Druk op de toets [Set] en houd deze ingedrukt
3.
Schakel SPIN in (bijvoorbeeld door de zekering F1 te plaatsen)
4.
Wacht op het knipperen van de besturingseenheid ten teken van start en houd de toets [Set] ingedrukt
totdat de led L1 (circa 6s)
Laat de toets [Set] los wanneer de led L1 begint te knipperen
Voorbeeld
SET
5.
6.
9.
Druk op de toets [
] om de knipperende led te verplaatsen naar de “led ingang” die de te
wijzigen parameter vertegenwoordigt
Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 5 en 6
voortdurend ingedrukt te blijven
Wacht ongeveer 3s waarna de led die het huidige niveau van de te wijzigen parameter vertegenwoordigt,
zal gaan branden
Druk op de toets [
] om de led te verplaatsen die de waarde van de parameter vertegenwoordigt.
10.
Laat de toets [Set] los
11.
Wacht 10s om de programmering te verlaten wegens het verstrijken van de maximumtijdsduur.
7.
8.
L1
SET
L1
SET
6s
SET
3s
SET
10s
N.B.: de punten 6 tot 10 kunnen herhaald worden tijdens dezelfde programmeringsfase om meerdere parameters in te stellen
198
Tabel 18a: om de instelbare parameters te wijzigen van de “Standaardprogrammering”
1.
Druk op de toets [Set] en houd deze gedurende circa 3s ingedrukt
2.
Laat de toets [Set] los wanneer de led L1 begint te knipperen
3.
6.
Druk op de toets [
] om de knipperende led te verplaatsen naar de “led ingang” die de te
wijzigen parameter vertegenwoordigt
Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 5 en 6
voortdurend ingedrukt te blijven
Wacht ongeveer 3s waarna de led die het huidige niveau van de te wijzigen parameter
vertegenwoordigt zal gaan branden
Druk op de toets [Set] om de led te verplaatsen die de waarde van de parameter vertegenwoordigt.
7.
Laat de toets [Set] los
8.
Wacht 10s om de programmering te verlaten wegens het verstrijken van de maximumtijdsduur.
Voorbeeld
[Set] x 3s
3s SET
L1
4.
5.
SET
SET
SET
10s
N.B.: de punten 3 tot 7 kunnen herhaald worden tijdens dezelfde programmeringsfase om meerdere parameters in te stellen.
7.2.5) Voorbeeld van een eerste niveau programmering (functies ON-OFF)
Als voorbeeld wordt de handelingsvolgorde weergegeven om de fabrieksinstelling van de functies te veranderen die de functie “Variabele
Gevoeligheid” (L1) moeten uitschakelen en de “Gedeeltelijke Opening Kort” (L3) moeten activeren.
Tabel 19: programmeervoorbeeld eerste niveau van de “Programmering bij inschakeling”
1.
Schakel SPIN uit (bijvoorbeeld door de zekering F1 te verwijderen)
2.
Druk op de toets [Set] en houd deze ingedrukt
3.
Schakel SPIN in (bijvoorbeeld door de zekering F1 te plaatsen)
4.
Wacht op het knipperen van de besturingseenheid ten teken van start en houd de toets [Set] ingedrukt
totdat L1 (circa 6s)
Laat de toets [Set] los
Voorbeeld
L1
SET
5.
L1
SET
6s
SET
6.
7.
Druk één keer op de toets [Set] om de staat van de functie te veranderen die gekoppeld is aan led L1
(Variabele Gevoeligheid) nu geeft led L1 langdurige knipperingen af
Druk 2 keer op de toets [
] om de knipperende led naar led L3 te verplaatsen
L1
SET
L3
8.
9.
Druk 1 keer op de toets [Set] om de staat van de functie die aan L3 is gekoppeld te veranderen
(Gedeeltelijke Opening) nu geeft led L3 langdurige knipperingen af
Wacht 10s om de programmering te verlaten wegens het verstrijken van de maximumtijdsduur.
L3
SET
10s
Tijdens het wachten om de programmering te verlaten moeten de leds L1 en L3 blijven branden en zo aangeven dat de functies “Variabele
Gevoeligheid Uitgeschakeld” en “Gedeeltelijke Opening Kort” actief zijn.
Als voorbeeld wordt de handelingsvolgorde weergegeven voor verandering van fabrieksinstelling van de functies die de functies “Openingssnelheid hoog” (L2) en “Automatische Sluiting” (L3) moeten activeren.
Tabel 19a: programmeervoorbeeld eerste niveau van de “Standaardprogrammering”
1.
Druk op de toets [Set] en houd deze gedurende circa 3s ingedrukt
2.
Laat de toets [Set] los wanneer led L1 begint te knipperen
3.
Druk 1 keer op de toets [
4.
Druk één keer op de toets [Set] om de staat van de functie te veranderen die gekoppeld is aan L2
(Openingssnelheid) nu geeft led L2 langdurige knipperingen af
Druk 1 keer op de toets [
] om de knipperende led naar led L3 te verplaatsen
Voorbeeld
3s
SET
L1
SET
] om de knipperende led te verplaatsen naar led L2
L2
5.
SET
L2
L3
6.
7.
Druk 1 keer op de toets [Set] om de staat van de staat van de functie die aan L3 is gekoppeld te
veranderen (Automatische Sluiting) nu geeft led L3 langdurige knipperingen af
Wacht 10s om de programmering te verlaten wegens het verstrijken van de maximumtijdsduur.
SET
L3
10s
Aan het einde van deze handelingen moeten leds L2 en L3 blijven branden en zo aangeven dat de functies “Openingssnelheid Hoog” en “Automatische Sluiting” actief zijn.
199
NL
7.2.6) Programmeervoorbeeld tweede niveau (instelbare parameters)
Als voorbeeld wordt de handelingsvolgorde weergegeven om de fabrieksinstelling van de parameters te veranderen en om het “Aanspannen riem”
op niet aanspannen in te stellen (ingang op L2 en niveau op L1) en de “Vertraging Sluiting” lang te selecteren (ingang op L3 en niveau op L3).
Tabel 20: programmeervoorbeeld tweede niveau “Programmering bij inschakeling”
1.
Schakel SPIN uit (bijvoorbeeld door de zekering F1te verwijderen)
2.
Druk op de toets [Set] en houd deze ingedrukt
3.
Schakel SPIN in (bijvoorbeeld door de zekering F1 te plaatsen)
4.
5.
Wacht op het knipperen ten teken van start van de besturingseenheid en houd de toets [Set] ingedrukt
totdat L1 (circa 6s)
Laat de toets [Set] los
6.
Druk 1 keer op de toets [
7.
10.
Druk op de toets [Set] en houd hem ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 8 en 9
ingedrukt te blijven
Wacht circa 3s totdat led L2 begint te branden die het huidige niveau van het ”Aanspannen riem”
vertegenwoordigt
Druk 2 keer op de toets [
] om de brandende led naar L1 te verplaatsen dat het
“Aanspannen riem” verwijdert
Laat de toets [Set] los
11.
Druk 1 keer op de toets [
12.
Druk op de toets [Set] en houd hem ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 13 en 14
ingedrukt te blijven
Wacht circa 3s totdat led L2 gaat branden die het huidige niveau van de “Vertraging Sluiting”
vertegenwoordigt.
Druk 1 keer op de toets [
] om de brandende led naar L3 te verplaatsen die de nieuwe waarde
vertegenwoordigt van de “Vertraging Sluiting”.
Laat de toets [Set] los
Voorbeeld
SET
L1
SET
6s
SET
] om de knipperende led naar L2 te verplaatsen
L2
8.
9.
SET
L2
3s
L1
SET
] om de knipperende led naar led L3 te verplaatsen
L3
13.
14.
15.
SET
L2
3s
L3
SET
16.
Wacht 10s om de programmering te verlaten wegens het verstrijken van de maximumtijdsduur.
10s
Als voorbeeld wordt de handelingsvolgorde weergegeven om de fabrieksinstelling van de parameters te veranderen en om de “Motorkracht”
op hoog af te stellen (ingang op L1 en niveau op L3) en om de “Pauzeduur” naar 60s te verhogen (ingang op L3 en niveau op L3).
Tabel 20a: programmeervoorbeeld tweede niveau van de “Standaardprogrammering”
1.
Druk op de toets [Set] en houd deze gedurende circa 3s ingedrukt
2.
Laat de toets [Set] los wanneer led L1 begint te knipperen
Voorbeeld
3s
SET
L1
3.
4.
Druk op de toets [Set] en houd hem ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 4 en 5
ingedrukt te blijven
Wacht circa 3s totdat led L2 gaat branden die het huidige niveau van de “Motorkracht” vertegenwoordigt.
SET
SET
L2
5.
6.
Druk 1 keer op de toets [
] om de brandende led te verplaatsen naar L3 die de nieuwe waarde
vertegenwoordigt van de “Motorkracht”
Laat de toets [Set] los
7.
Druk 2 keer op de toets [
8.
Druk op de toets [Set] en houd hem ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 9 en 10
ingedrukt te blijven
Wacht circa 3s totdat led L2 gaat branden die het huidige niveau van de “Pauzeduur” vertegenwoordigt.
3s
L3
SET
] om de knipperende led naar led L3 te verplaatsen
L3
9.
SET
L2
10.
11.
Druk 1 keer op de toets [
] om de brandende led te verplaatsen naar L3 die de nieuwe waarde
van de “pauzeduur” vertegenwoordigt.
Laat de toets [Set] los
12.
Wacht 10s om de programmering te verlaten wegens het verstrijken van de maximumtijdsduur.
3s
L3
SET
10s
200
7.3) Toevoeging of verwijdering van inrichtingen
Bij een automatisering met SPIN kunnen er op ieder moment inrichtingen toegevoegd of verwijderd worden. In het bijzonder kunnen er
op de ingangen STOP en FOTO diverse soorten inrichtingen worden
aangesloten zoals is aangegeven in de paragrafen “7.3.1 Ingang
STOP” en in 7.3.2 Fotocellen. Op de afbeelding wordt het elektrische schema voor de aansluiting van de verschillende inrichtingen
weergegeven.
7.3.1) Ingang STOP
STOP is de ingang die een onmiddellijke stop van de manoeuvre veroorzaakt gevolgd door een korte inversie. Op deze ingang kunnen
de inrichtingen met uitgang met normaal open contacten “NO” aangesloten worden, alsook normaal gesloten contracten “NC” ofwel
inrichtingen met een uitgang met constante weerstand van 8,2KΩ,
zoals bijvoorbeeld de contactlijsten.
De besturingseenheid herkent het soort inrichting dat is aangesloten
op de ingang STOP tijdens de herkenningsfase (zie paragraaf “4.2
Herkenning van de openings- en sluitposities van de deur”); daarna
wordt er een STOP veroorzaakt indien er zich een wijziging ten
opzichte van de herkende staat voordoet.
! Indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, wordt de veiligheidscategorie 3 tegen storingen volgens de norm EN
954-1 alleen door die inrichtingen gegarandeerd die een
uitgang met constante weerstand van 8,2 KΩ hebben.
Met de juiste handelingen kan er op de ingang STOP meer dan één
inrichting worden aangesloten, ook van een ander type:
• Er kan een ongelimiteerde hoeveelheid NO-inrichtingen parallel op
elkaar worden aangesloten.
• Er kan een ongelimiteerde hoeveelheid NC-inrichtingen serieel op
elkaar worden aangesloten.
• Er kunnen meerdere inrichtingen met een constante weerstand
van 8,2 KΩ aangesloten worden via een “cascadeschakeling” met
een enkele eindweerstand van 8,2 KΩ.
• Een combinatie van NO en NC is mogelijk door de 2 contacten
parallel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van
8,2 KΩ te verbinden (en dus is ook de combinatie van de 3 inrichtingen mogelijk: NO, NC en 8,2 KΩ).
NL
201
7.3.2) Fotocellen
De besturingseenheid van de SPIN is voorzien van de functie “Fototest” die de betrouwbaarheid van de veiligheidsinrichtingen verhoogt en
waardoor de “categorie 2” bereikt kan worden volgens de norm EN 954-1 voor wat de besturingseenheid en de veiligheidsfotocellen tezamen betreft.
Iedere keer dat er een manoeuvre start worden de betreffende veiligheidsinrichtingen gecontroleerd en alleen als alles in orde is, wordt de
manoeuvre uitgevoerd. Indien de test daarentegen geen positief resultaat heeft (fotocel verblind door de zon, kortsluiting in de kabels etc.)
wordt er naar de storing gezocht en gaat de manoeuvre niet van start.
De functie “fototest” heeft een specifieke aansluiting van de fotocelzenders nodig (zie fig. 40 en 41). De besturingseenheid herkent de aansluiting in de modus “fototest” tijdens de herkenningsfase (zie paragraaf “4.2 herkenning van de openings- en sluitposities van de deur”)
• Aansluiting zonder functie “Fototest” (Afbeelding 38 en 39)
Voorzie de zenders en ontvangers rechtstreeks van stroom via de uitgang neveninrichtingen van de besturingseenheid (klemmetjes 3 – 6).
38
39
• Aansluiting met functie “Fototest” (Afbeelding 40 en 41):
De stroomtoevoer voor de ontvangers wordt direct van de uitgang neveninrichtingen genomen (klemmetjes 3 - 6), terwijl de stroom voor
de zenders van de uitgang “Fototest” (klemmetjes 8 - 6) wordt genomen. De maximumstroom die gebruikt kan worden van de uitgang
“Fototest” is 100mA.
40
41
In geval er 2 paar fotocellen gebruikt worden die onderling kunnen interfereren, activeer dan het synchronisme zoals beschreven staat in de
instructies van de fotocellen.
7.3.3) Elektrisch slot
In de fabriek wordt de uitgang “fototest” voor de functie “Fototest”
geactiveerd .
Als alternatief kan in de besturingseenheid van de SPIN de uitgang
geprogrammeerd worden voor de aansturing van een elektrisch slot.
Bij het starten van iedere openingsmanoeuvre wordt de uitgang
gedurende 2 seconden geactiveerd; op deze wijze kan er een elektrisch slot worden aangesloten. Bij de sluitmanoeuvre wordt de uitgang niet geactiveerd waardoor het elektrische slot mechanisch
moet kunnen worden teruggesteld.
Het elektrische slot kan de uitgang niet direct aansturen maar slechts
een belasting van 24Vac – 2W. De uitgang moet met een relais interfaced zijn, zoals getoond wordt op de afbeelding.
202
7.4) Speciale functies
7.4.1) Functie “Open Altijd”
De functie “Open Altijd” is een eigenschap van de besturingseenheid
waardoor het mogelijk is altijd een openingsmanoeuvre aan te sturen
wanneer de instructie “Stap-voor-Stap” langer dan 3 seconden
duurt; dit is met name nuttig bij het aansluiten van het contact van
een tijdschakelklok op het klemmetje P.P. om de deur tijdens een
bepaald tijdsbestek open te houden. Deze eigenschap is geldig
ongeacht de programmering van de ingang PP (zie parameter
“Functie PP” in tabel 17).
7.4.2) Functie “Beweeg in ieder geval”
Mocht de een of andere veiligheidsinrichting niet correct werken of
buiten gebruik zijn, dan is het toch mogelijk de deur in de modus
“Iemand aanwezig”. aan te sturen en te manoeuvreren. Zie voor de
details de paragraaf “Bediening terwijl de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn” in de bijlage “Aanwijzingen en aanbevelingen
bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor SPIN”.”.
7.5) Aansluiting van andere inrichtingen
Mocht het nodig zijn externe inrichtingen zoals bijvoorbeeld een lezer
voor transponderkaarten of het lampje van de verlichting van de
sleutelschakelaar van stroom te voorzien, dan kunt u de stroom aansluiten zoals op afbeelding 42 te zien is. De spanning van de stroomtoevoer is 24Vac -30% ÷ +50% met maximale beschikbare stroom
van 100mA.
42
7.6) Oplossen van problemen
F2
In onderstaande tabel kunt u nuttige aanwijzingen vinden om eventuele storingen te verhelpen die u tijdens de installatie of bij een eventueel defect tegen kunt komen.
43
Tabel 21: Opsporen van storingen
Symptomen
De radiozender stuurt de deur aan en het
ledlampje op de zender gaat niet branden
De radiozender stuurt de deur aan, maar het
ledlampje op de zender gaat branden.
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en het ledlampje “OK” knippert nietù
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en het knipperlicht is uit
De manoeuvre gaat niet van start en het
gebruikerslicht knippert enkele malen
De manoeuvre gaat van start, maar onmiddellijk daarna vindt er een korte terugloop plaats
24Vac
F1
Mogelijke oorzaak en eventuele remedie
Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig.
Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen.
Controleer of het radiosignaal van de zender correct uitgezonden wordt door de volgende
empirische test: druk op een toets en laat het ledlampje op de antenne van een gewone
radio rusten (liefst een goedkope) die op de FM band aan staat op een frequentie van
108,5Mhz of daar zo dicht mogelijk bij in de buurt; u zult dan een licht krakend geluid
horen.
Controleer of de stroomvoorziening naar de SPIN van de elektriciteitsleiding een spanning
van 230V heeft. Vergewis u ervan dat de zekeringen F1 en F2 niet onderbroken zijn; zo ja,
dan dient u de oorzaak van de storing op te sporen en ze met andere met dezelfde
stroomwaarde en kenmerken te vervangen.
Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als de instructie de ingang PP
bereikt, moet het ledlampje OK twee maal gaan knipperen om aan te geven dat de
instructie ontvangen is.
Tel het aantal malen dat dat licht knippert en controleer aan de hand van de gegevens in
tabel 22.
De geselecteerde kracht zou te klein kunnen zijn om de deur te laten bewegen. Controleer
of er geen obstakels zijn en selecteer eventueel een grotere kracht.
203
NL
7.7) Diagnostiek en signaleringen
Sommige inrichtingen geven zelf al speciale signaleringen waardoor het mogelijk is de bedrijfsstatus of eventuele storing te herkennen.
7.7.1) Signalering met knipperlicht en gebruikerslicht
Als er een knipperlicht wordt aangesloten, zal dit tijdens de manoeuvre één maal per seconde knipperen; wanneer er een storing is, zal het
kortere knipperingen geven; deze knipperingen worden twee maal herhaald met daartussen een pauze van een seconde. Het gebruikerslicht
geeft dezelfde diagnose-signaleringen.
Tabel 22: signaleringen op het knipperlicht FLASH
Snelle knipperingen
Oorzaak
HANDELING
Bij het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen geen
2 knipperingen
Inwerkingtreding van een
toestemming tot de manoeuvre, controleer of er obstakels zijn.
pauze van 1 seconde
fotocel
Tijdens de sluitmanoeuvre is dit normaal als er daadwerkelijk een obstakel
2 knipperingen
aanwezig is.
3 knipperingen
pauze van 1 seconde
3 knipperingen
Inwerkingtreding van de
begrenzer van de “Kracht
Motor”
Tijdens de manoeuvre heeft de deur meer wrijving ondervonden; controleer de
oorzaak
4 knipperingen
pauze van 1 seconde
4 knipperingen
Inwerkingtreding van de
ingang STOP
Bij het begin van de manoeuvre of tijdens de manoeuvre is de ingang STOP in
werking getreden; controleer de oorzaak
5 knipperingen
pauze van 1 seconde
5 knipperingen
Fout in de interne parameters
van de elektronische
besturingseenheid
Wacht tenminste 30 seconden en probeer dan opnieuw een instructie te
geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig defect
kunnen zijn en dient de elektronische kaart vervangen te worden
6 knipperingen
pauze van 1 seconde
6 knipperingen
De maximumlimiet voor het
aantal manoeuvres per uur is
overschreden.
Wacht enkele minuten tot de begrenzer van de manoeuvres weer onder de
maximumlimiet komt
7 knipperingen
pauze van 1 seconde
7 knipperingen
Fout in de interne
elektrische circuits
Koppel alle circuits enige seconden van de stroomtoevoer los; probeer daarna
een instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er
een ernstig defect op de kaart kunnen zijn of in de bekabeling van de motor.
Controleer en vervang eventueel.
7.7.2) Signaleringen op de besturingseenheid
Op de besturingseenheid van SPIN bevinden zich een reeks ledlampjes die elk bepaalde signaleringen kunnen geven, zowel wanneer alles normaal functioneert als bij storingen.
44
Tabel 23: ledlampjes op de klemmetjes van de besturingseenheid
Ledlampje OK
Oorzaak
HANDELING
Controleer of er stroom is; controleer of de zekeringen niet in werking getreden
Uit
Storing
zijn; is dat het geval, controleer dan de oorzaak van de storing en vervang de
zekeringen vervolgens met andere met dezelfde waarde
Aan
Ernstige storing
Eén knippering per seconde
Alles OK
2 snelle knipperingen
Er is een wijziging opgetreden
in de status van de ingangen
Serie knipperingen met
daartussen een pauze van
een seconde
Ledlampje STOP
Uit
Aan
204
Verschillende
Oorzaak
Inwerkingtreding van de
ingang STOP
Alles OK
Er is een ernstige storing opgetreden; probeer de besturingseenheid enkele
seconden uit te zetten; als deze status niet verandert, is er een defect en dient
de elektronische kaart vervangen te worden
Normale werking van de besturingseenheid
Dit is normaal wanneer er een wijziging optreedt op één van de ingangen:
PP of STOP is, of wanneer de fotocellen in werking treden of de radiozender gebruikt wordt.
Dit is dezelfde signalering als die op het knipperlicht of gebruikerslicht. Zie
Tabel 22
HANDELING
Controleer de op de ingang STOP aangesloten inrichtingen
Ingang STOP actief
Tabel 24: ledlampjes op de toetsen van de besturingseenheid
Ledlampje L1
Beschrijving
Bij normaal functioneren is dit correct
Uit
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de ontvangen radiocode niet in het geheugen is.
Aan
• Programmering van de actuele functies
Knippert
• Geheugenopslag of wissen van radiozenders
Ledlampje L2
Beschrijving
Uit
Bij normaal functioneren geeft dit aan: “Motorsnelheid” langzaam.
Aan
Bij normaal functioneren geeft dit aan: “Motorsnelheid” snel.
Knippert
• Programmering van de actuele functies
• Indien dit samen met L3 knippert, betekent dit dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de
openings- en sluitstanden van de deur uit te voeren (zie paragraaf “4.2 Herkennen van de openings-en sluitstanden van de deur”).
Ledlampje L3
Uit
Aan
Beschrijving
Bij normaal functioneren geeft dit aan: “Automatische sluiting” niet actief.
Bij normaal functioneren geeft dit aan: “Automatische Sluiting” actief.
Knippert
• Programmering van de actuele functies
• Indien dit samen met L2 knippert, betekent dit dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de
openings- en sluitstanden van de deur uit te voeren (zie paragraaf “4.2 Herkennen van de openings-en sluitstanden van de deur”).
7.8) Accessoires
Voor SPIN zijn onderstaande facultatieve accessoires beschikbaar.
Raadpleeg de catalogus producten van Nice S.p.A. voor de complete en bijgewerkte lijst met accessoires.
Voor alle uitvoeringen
• SPA2 Mechanische ontgrendeling met metalen kabeltje. Te
gebruiken in die installaties waarvan de te automatiseren deur de
enige toegang is.
Voor alle uitvoeringen
• SPA5 Kantelarm. Deze is noodzakelijk wanneer de te automatiseren deuren een kanteldeur betreft, zowel met tegengewichten als
met veren
NL
205
8) Technische gegevens
Teneinde haar producten steeds meer te vervolmaken behoudt NICE S.p.a. zich het recht voor op elk gewenst moment en zonder voorbericht wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven.
Alle technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C)
Technische gegevens: SPIN
Model type
SN6011
Elektromechanische reductiemotor voor het automatische manoeuvreren van garagedeuren voor particulier gebruik compleet met elektronische besturingseenheid
Doorsnede 9,5mm, 28 tanden; voor geleiderails SNA11, SNA6 en geleiderails meegeleverd
bij SPIN10KCE
Typologie
Rondsel
Maximumkoppel bij de start [overeenkomende
met de capaciteit een dusdanige kracht te
ontwikkelen dat de vleugel in beweging komt]
9.9Nm
[550N]
Nominale koppel [overeenkomende met de
capaciteit een dusdanige kracht te ontwikkelen dat de vleugel blijft lopen]
4.95Nm
[275N]
Snelheid loos [overeenkomend met]
indien de geprogrammeerde snelheid “Snel”]
Snelheid bij het nominale koppel [overeenkomend met] indien de geprogrammeerde
snelheid “Snel”]
Maximale frequentie werkingscycli
Maximumduur continue werking
Gebruikslimieten
Stroomtoevoer SPIN
Stroomtoevoer SPIN /V1
Maximaal opgenomen vermogen
Isoleringsklasse
Stroomtoevoer bij stroomuitval
Gebruikerslicht SPIN
Gebruikerslicht SPIN /V1
Uitgang knipperlicht
Ingang STOP
Ingang PP
Ingang ANTENNE Radio
Ingebouwde radio
Programmeerbare functies
Zelflerende functies
Bedrijfstemperatuur
Gebruik in bijzonder zure, zoute of potentieel explosieve omgeving
Beschermingsgraad
Afmetingen / gewicht
103 rpm
[0,14m/s]
De besturingseenheid biedt de mogelijkheid 2 snelheden te programmeren te weten op circa 100% - 60%
52 rpm
[0,07m/s]
30 cycli / dag (de besturingseenheid beperkt de cycli tot het maximum zoals voorzien in de tabellen 3 en 4)
3 minuten (de besturingseenheid beperkt de continue werking tot het maximum zoals
voorzien in de tabellen 3 en 4)
Over het algemeen is SPIN in staat sectionaaldeuren of kanteldeuren te automatiseren
waarvan de afmetingen vallen binnen die welke in tabel 2 staan en volgens de limieten
zoals voorzien in de tabellen 3 en 4.
230Vac (±10%) 50/60Hz.
120Vac (±10%) 50/60Hz.
200W
1 (aarding is noodzakelijk)
Nee
12V-21W fitting BA15
12V-21W fitting BA15
voor 1 knipperlicht LUCYB (12V, 21W)
Voor normaal gesloten contacten, normaal open contacten en/of voor constante weerstand 8,2KΩ, met automatische herkenning van de “normale” status (een verandering ten
opzichte van de opgeslagen status veroorzaakt de instructie “STOP”)
Voor normaal open contacten (sluiting van het contact geeft de instructie PP)
52Ω voor kabeltype RG58 of dergelijke
ontvanger
6 functies van het type ON-OFF en 6 instelbare functies (zie de tabellen 15, 15a en 17, 17a)
Automatische herkenning van het type inrichting "STOP" (contact NO, NC of weerstand
8,2KΩ). Automatische herkenning van de openings-en sluitstanden van de deur en berekening van de vertragingspunten en Gedeeltelijke opening.
-20°C ÷ 50°C
Nee
IP 40 alleen bij toepassing binnenshuis of in een beschermde ruimte
225 x 330 h 100 / 3,3Kg
Technische gegevens geleiderails
Model type
Typologie
Lengte geleiderail
Hoogte geleiderail
Nuttige lengte
Lengte riem
Breedte riem
Trekweerstand
206
Geleiderail aanwezig in SPIN10KCE
profiel van 3 stukken uit verzinkt staal
3,15m
35mm
2,6m
6m
6mm
730N
SNA11
één enkel profiel uit verzinkt staal
3,15m
35mm
2,6m
6m
6mm
730N
Technische gegevens
ingebouwde radio-ontvanger:
Typologie
Frequentie
Codering
Ontvanger met 4 kanalen voor radiobesturing
433.92MHz
Digitale 12 bits Rolling code, type FLO
Digitale 52 bits Rolling code, type FLOR
Digitale 64 bits Rolling code, type SMILO
Compatibiliteit zenders (1)
FLO, VERY VE
FLOR, VERY VR; alleen enkele groep: ERGO, PLANO, PLANOTIME
SMILO
Aantal zenders dat opgeslagen kan worden
Maximaal 160 bij geheugenopslag in Modus I
Impedantie ingang
52Ω
Gevoeligheid
beter dan 0,5µV
Bereik van de zenders
Van 100 tot 150m, Deze afstand kan variëren wanneer er obstakels of eventuele
elektromagnetische storingen zijn; ook is van invloed de plaats van de ontvangstantenne.
Uitgangen
/
Bedrijfstemperatuur
-20°C ÷ 55°C
N.B. 1: de eerst ingevoerde zender bepaalt ook het type zenders dat daarna ingevoerd kan worden
Technische gegevens
Typologie
Frequentie
Codering
Toetsen
Stroomtoevoer
Opname
Levensduur van de batterij
Uitgestraald vermogen
Afmetingen en gewicht
Beschermingsgraad
Bedrijfstemperatuur
zender: FLO2
zender: FLO2R-S
zender: SM2
Zender met 2 kanalen voor radiobesturing
433.92MHz
Digitale 12 bits Rolling code,
Digitale 52 bits Rolling code,
Digitale 64 bits Rolling code,
type FLO
type FLOR
type SMILO
2
12Vdc met batterij van het type 23A
25mA
1 jaar, geschat op een basis van 20 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C
(bij lage temperaturen vermindert de batterijwerking)
100µW
72 x 40 h 18mm / 30g
72 x 40 h 18mm / 30g
Doorsnede 48 h14mm / 19g
IP 40 (gebruik binnenshuis)
-40°C ÷ 85°C
NL
207
Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor SPIN
Belangrijke aanwijzingen voor de veiligheid
! Het is voor de veiligheid van mensen belangrijk deze aanwijzingen op te volgen
Bewaar deze aanwijzingen
Deze aanwijzingen kunnen een aanvulling zijn op de “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering” die de installateur aan de eigenaar van de automatisering zal overhandigen en die hiermee aangevuld dienen te worden.
Proficiat met de keuze van een product Nice voor uw automatisering! Nice S.p.a. produceert componenten voor het automatiseren van poorten, deuren, rolpoorten, rolluiken en zonwering:
reductiemotors, besturingseenheden, afstandsbedieningen, waarschuwingslichten, fotocellen en accessoires. Nice gebruikt uitsluitend kwaliteitsmateriaal en -bewerkingen, en geroepen als zij zich
voelt, zoekt ze naar vernieuwende oplossingen die haar apparaten
- verzorgd in de technische esthetische en ergonomische aspecten - zo gebruiksvriendelijk mogelijk maakt: in het uitgebreide programma van Nice zal uw installateur ongetwijfeld dat product uitgekozen hebben dat het meest aan uw eisen beantwoordt. Nice
is echter niet de fabrikant van uw automatiseringsinstallatie, die
daarentegen het resultaat is van analyse, evaluatie, keuze van
materialen, en het aanleggen daarvan door uw vertrouwensinstallateur. Elke automatisering is uniek en alleen uw installateur bezit
de ervaring en het vakmanschap dat nodig is om een installatie
volgens uw verlangens uit te voeren, veilig en betrouwbaar in de
tijd, en vooral volgens de regelen der kunst, dat wil zeggen conform de geldende voorschriften. Een automatiseringsinstallatie is
een groot gemak, een waardevol veiligheidssysteem en kan met
een beetje aandacht tot in lengte van dagen duren. Ook al beantwoordt de automatisering in uw bezit aan het in normen en wetten voorgeschreven veiligheidsniveau, dit sluit niet uit dat er een
“restrisico” bestaat, dat wil zeggen de mogelijkheid dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, die gewoonlijk te wijten zijn aan
onverantwoordelijk of zelfs verkeerd gebruik; hierom willen wij u
enige adviezen geven hoe u met de automatisering dient om te
gaan teneinde elk eventueel probleem te voorkomen:
• Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat
gebruiken, is het raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico's ontstaan, en enkele minuten van uw
tijd te besteden aan het lezen van deze handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de
installateur u overhandigd heeft. Bewaar deze handleiding
voor eventuele toekomstige twijfels en geef haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering.
• Fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vormen slechts een hulpinrichting voor de veiligheid. De
technologie daarvan is uiterst betrouwbaar, maar de fotocellen
kunnen onder extreme omstandigheden niet goed werken of
zelfs defect raken, iets wat in bepaalde gevallen niet onmiddellijk duidelijk zou kunnen zijn. Daarom, en in ieder geval als goede regel:
- Is de doorgang is slechts toegestaan wanneer de poort of de
deur helemaal open staat en de vleugels niet meer bewegen.
- IS doorgang TEN STRENGSTE VERBODEN terwijl de poort of
de deur dicht gaat!
Controleer regelmatig of de fotocellen goed werken en laat de
onderhoudscontroles tenminste om het half jaar uitvoeren.
• Uw automatisering is een machine die getrouwelijk
uw instructies opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk
gebruik kan maken dat het een gevaarlijke machine wordt: laat
de automatisering niet werken als er zich mensen, dieren of
zaken binnen haar bereik bevinden.
• Kinderen: een automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad
van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de
manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt
en altijd een voorspelbare en veilige activering garandeert. Het
is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de buurt van
de installatie te spelen en de afstandsbedieningen buiten hun
bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking komt: het is geen speelgoed!
• Controleer de installatie dikwijls, vooral de kabels, veren
en steunen, om eventuele problemen met de balancering en
tekenen van slijtage of schade tijdig te ontdekken. Controleer
eens per maand of de motor terugloopt wanneer de deur een
50 mm hoog voorwerp raakt dat op de grond ligt. Gebruik de
automatisering niet, als het nodig is een reparatie of afstelling uit
te voeren, daar een defect aan de installatie of een niet-correct
uitgebalanceerde deur verwondingen kan veroorzaken.
• Storingen: Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze dat zou moeten doen, dient u de
stroomtoevoer naar de installatie te onderbreken en haar handmatig te ontgrendelen. Probeer niet zelf te repareren, maar roep
de hulp van uw vertrouwensinstallateur in: intussen kan de
installatie werken als een niet geautomatiseerde toegang, wanneer u de reductiemotor op de hieronder beschreven manier
ontgrendeld hebt.
• Onderhoud: Zoals elke machine heeft uw installatie periodiek
onderhoud nodig om haar zo lang mogelijk en geheel veilig te
laten werken. Stel met uw installateur een onderhoudsplan met
periodieke frequentie op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een
woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan, maar dit
tijdsbestek kan variëren in functie van een meer of minder intensief gebruik. Alle controle-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden
uitgevoerd.
• Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, breng geen wijzigingen aan de installatie en de programmerings- en afstellingsparameters van uw automatiseringsinstallatie aan: uw
installateur is aansprakelijk.
• De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de
eventuele reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te
worden door wie die uitvoert en de documenten dienen door
de eigenaar van de installatie bewaard te worden.
De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan
en moet uitvoeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijderen van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen belemmeren. Om te voorkomen dat iemand de deur in beweging kan brengen dient u
eraan te denken Voordat u gaat beginnen, dient u er aan te
denken de automatisering te ontgrendelen (zoals hieronder beschreven), alle bronnen van stroomvoorziening (ook de
bufferbatterijen indien aanwezig) los te koppelen en voor het
schoonmaken alleen een vochtige in water gedrenkte doek te
gebruiken.
• Afvalverwerking: Als de automatisering niet meer gebruikt
kan worden, dient u zich ervan te vergewissen dat de sloop
daarvan door gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd en dat
het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschriften
wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden.
• In geval van defecten of stroomuitval: In afwachting
van het bezoek van uw installateur, (of het terugkeren van de
elektrische stroom als de installatie niet van bufferbatterijen
voorzien is), mag de installatie gebruikt worden als elke andere niet-geautomatiseerde toegang. Hiertoe dient u de automatisering handmatig te ontgrendelen: aan deze handeling,
die de enige is die de gebruiker van de automatisering mag
uitvoeren, heeft Nice bijzonder veel aandacht besteed om u
altijd een maximum aan gebruiksvriendelijkheid te garanderen, zonder dat u gereedschap moet gebruiken of fysieke
kracht moet aanwenden.
209
NL
Ontgrendeling en handmatige manoeuvre: voordat u dit gaat doen dient u erop te letten dat ontgrendeling
alleen kan plaatsvinden wanneer de deur dicht is.
1. Trek het ontgrendelingskabeltje zover naar beneden totdat u hoort dat de wagen los komt.
2. Nu kunt u de deur handmatig bewegen
3. Om naar de automatische functie van het automatisme terug te keren dient u de deur in de beginstand terug te
brengen totdat u hoort dat de wagen vastgehaakt wordt.
Bediening wanneer de veiligheidsinrichtingen
buiten gebruik zijn: indien de veiligheidsinrichtingen
van de deur niet correct mochten functioneren, kunt u de
deur toch bedienen.
• Activeer de bediening van de deur (met de afstandsbediening, sleutelschakelaar, etc.); als alles in orde is zal
de deur normaal open of dicht gaan, anders zal het
knipperlicht enkele malen knipperen en zal de manoeuvre niet van start gaan (het aantal malen dat het knipperlicht knippert heeft te maken met de reden waarom
de manoeuvre niet van start kan gaan).
• In dit geval moet u de bedieningsinrichting binnen 3
seconden nogmaals activeren en geactiveerd
houden.
• Na ongeveer 2s komt de deur in beweging en wel in de
modus “iemand aanwezig”, d.w.z. zolang de bedieningsinrichting geactiveerd blijft, beweegt de deur; zodra de
bedieningsinrichting losgelaten wordt, stopt de deur.
Wanneer de beveiligingen buiten gebruik zijn,
moet het automatisme zo snel mogelijk gerepareerd worden.
Vervanging van de batterij van de afstandsbediening: als uw afstandsbediening na enige tijd minder lijkt te
werken, of helemaal niet te werken, zou dit eenvoudigweg
kunnen komen omdat de batterij leeg is (afhankelijk van
het type daarvan kan dat na verschillende maanden of na
twee/drie jaar zijn). U kunt dit zien doordat het waarschuwingslampje dat de doorzending bevestigt, zwak brandt,
of helemaal niet brandt, of slechts eventjes brandt. Voordat u zich tot de installateur wendt kunt u proberen de
batterij van een andere zender die wèl werkt, in te zetten:
als dit de oorzaak van de storing is, behoeft u alleen maar
een nieuwe batterij van hetzelfde type in te zetten.
Let op: De batterijen bevatten vervuilende stoffen: gooi ze
niet met het gewone huisvuil weg, maar gebruik de
methoden die in de plaatselijke voorschriften voorzien zijn.
Vervanging van de lamp: voordat u dit gaat doen dient u eerst de stroomtoevoer naar de SPIN te onderbreken.
1. Open het witte plaatje door erop te drukken en het
te laten draaien.
2. Verwijder het lampje door het omhoog te drukken en
daarna te laten draaien. Zet een nieuwe 12 V-lampje
van 21W met fitting BA15 in.
Bent u tevreden? Indien u in uw huis nog een nieuwe automatiseringsinstallatie zou willen, kunt u zich, wanneer u zich
tot dezelfde installateur en Nice wendt, van de adviezen van een specialist en de meest geavanceerde producten op de
markt verzekeren. Het resultaat: een automatisering die het best functioneert en een maximale compatibiliteit met de
andere automatiseringen Wij bedanken u voor het lezen van deze aanbevelingen, en wij hopen dat u veel plezier van uw
nieuwe installatie zult hebben: wend u voor elke vraag, nu of in de toekomst, vol vertrouwen tot uw installateur.
210