Documenttranscriptie
sliding gates
Robus350
Instructions and warnings for the fitter
Istruzioni ed avvertenze per l’installatore
Instructions et recommandations pour l’installateur
Anweisungen und Hinweise für den Installateur
Instrucciones y advertencias para el instalador
Instrukcje i uwagi dla instalatora
Aanwijzingen en aanbevelingen voor de installateur
Robus350
Inhoudsopgave:
1
Aanbevelingen
pag.
135
7
Verdere details
144
7.1
Programmeertoetsen
144
7.2
Programmering
144
144
2
Beschrijving van het product en gebruiksbestemming 135
7.2.1
Functies eerste niveau (functies ON-OFF)
2.1
Gebruikslimieten
135
7.2.2
Programmering eerste niveau
2.2
Voorbeeld van een installatie
136
2.3
Lijst kabels
136
(functies ON-OFF)
7.2.3
Functies tweede niveau
(instelbare parameters)
3
Installatie
136
3.1
Controles vooraf
137
3.2
Bevestiging van de reductiemotor
137
3.3
Installatie van de verschillende inrichtingen
138
3.4
Elektrische aansluitingen
138
3.5
Beschrijving van de elektrische aansluitingen
139
7.2.4
146
Voorbeeld van programmering eerste niveau
(functies ON-OFF)
7.2.6
145
Programmering tweede niveau
(instelbare parameters)
7.2.5
145
146
Voorbeeld van programmering tweede niveau
(instelbare parameters)
147
7.3
Bijplaatsen of weghalen van inrichtingen
147
4
Eindcontroles en start
139
7.3.1
BlueBUS
147
4.1
Keuze van de richting
139
7.3.2
Ingang STOP
147
4.2
Aansluiting op de stroomvoorziening
140
7.3.3
Fotocellen
148
4.3
Herkennen van de inrichtingen
140
7.3.4
Herkennen van andere inrichtingen
148
4.4
Herkennen van de vleugellengte
140
7.4
Speciale functies
148
4.5
Controle van de manoeuvre van de poort
140
7.4.1
Functie “Open altijd”
148
4.6
Vooraf ingestelde functies
140
7.4.2
Functie “Beweeg in ieder geval”
148
4.7
Geheugenopslag van de radiozenders
141
7.5
Aansluiting van andere inrichtingen
149
4.7.1
Geheugenopslag modus I
141
7.6
Oplossen van problemen
149
4.7.2
Geheugenopslag modus II
141
7.7
Diagnostiek en signaleringen
149
4.7.3
Geheugenopslag “op afstand”
142
7.7.1
Signaleringen met het knipperlicht
150
4.7.4
Wissen van de radiozenders
142
7.7.2
Signaleringen op de besturingseenheid
150
4.7.5
Conformiteitsverklaring radio-ontvanger
142
7.8
Accessoires
151
5
Eindtest en inbedrijfstelling
142
8
Technische gegevens
152
5.1
Eindtest
143
5.2
Inbedrijfstelling
143
6
Onderhoud en afvalverwerking
143
6.1
Onderhoud
143
6.2
Afvalverwerking
143
134
Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de
gebruiker van de reductiemotor ROBUS
153
1) Aanbevelingen
Deze handleiding bevat belangrijke informatie voor de veiligheid van de installatie.
Alvorens u met de installatie gaat beginnen, dient u alle in deze handleiding vervatte aanwijzingen te lezen. Bewaar deze handleiding ook voor later gebruik. Met
het oog op gevaarlijke situaties die zich tijdens de installatie en het gebruik van
ROBUS350 kunnen voordoen, moeten ook tijdens de installatie de wetten, voorschriften en regels volledig in acht genomen worden. In dit hoofdstuk zullen algemene aanbevelingen gegeven worden; andere belangrijke aanbevelingen vindt u
in de hoofdstukken “3.1 Controles vooraf”; “5 Eindtest en inbedrijfstelling”.
! Volgens de meest recente Europese wetgeving valt het aanleggen van een automatische deur of poort onder wat voorzien is in
de Europese Richtlijn 98/37/EG (Richtlijn Machines) en met name
onder de voorschriften: EN 12445; EN 12453 en EN 12635, die een
verklaring van vermoedelijke conformiteit aan de machinerichtlijnen mogelijk maken.
Verdere inlichtingen, richtlijnen ten aanzien van risico's en het samenstellen van
het technisch dossier zijn beschikbaar op: “www.niceforyou.com”.
• Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor technisch personeel dat voor
de installatie gekwalificeerd is. Behalve de specifieke los te halen bijlage welke de installateur dient te verzorgen, namelijk “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROBUS”, kan andere informatie die in dit dossier is vervat, niet als interessant voor de eindgebruiker worden beschouwd!
• Ieder ander gebruik van ROBUS350 dat niet voorzien is in deze aanwijzingen is verboden; oneigenlijk gebruik kan gevaar opleveren of letsel en schade aan mensen en zaken veroorzaken.
• Voordat u met de installatie begint, dient u een analyse van de risico's te maken
waarvan de lijst van essentiële veiligheidseisen zoals die in Bijlage I van de Richtlijn Machines zijn voorzien, deel uitmaakt; hierin geeft u de toegepaste oplossingen aan. Wij maken u erop attent dat de risico-analyse één van de documenten
is die deel uit maken van het “technisch dossier” van de automatisering.
• Controleer of er verdere inrichtingen nodig zijn om de automatisering met
ROBUS350 op basis van de specifieke toepassingssituatie en aanwezige gevaren te completeren; u dient daarbij bijvoorbeeld risico's op het gebied van botsen, beknelling, scharen, etc. en andere algemene gevaren in acht te nemen.
• Breng geen wijzigingen aan onderdelen aan, indien dit niet in deze handleiding is voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar storingen veroorzaken. NICE wijst elke aansprakelijkheid voor schade tengevolge van
gewijzigde artikelen van de hand.
• Zorg ervoor dat er tijdens het installeren niets, ook geen vloeistof, in de
besturingseenheid of andere open inrichting kan komen; neem eventueel
contact op het het technisch servicecentrum van NICE; het gebruik van
ROBUS350 in deze situaties kan een gevaarlijke situatie doen ontstaan.
• Het automatisme mag niet gebruikt worden voordat de inbedrijfsstelling heeft plaatsgevonden zoals dat in hoofdstuk: “5 Eindtest en inbedrijfstelling” is aangegeven.
• De afvalverwerking van het verpakkingsmateriaal van ROBUS350 moet
geheel en al volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden.
• Indien er zich een storing voordoet die u niet met behulp van de in deze
handleiding vervatte informatie kunt oplossen, gelieve u contact op te nemen
met de technische servicedienst van NICE.
• Wanneer er een automatische schakelaar of zekering in werking is getreden,
dient u alvorens die terug te stellen, de storing op te zoeken en die te verhelpen.
• Voordat u de interne klemmetjes onder de dekplaat van ROBUS350 aanraakt dient u alle circuits van stroomtoevoer los te koppelen; indien dit niet te
zien is, dient u een bord aan te brengen met de tekst:“ LET OP ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”.
2) Beschrijving van het product en gebruiksbestemming
ROBUS350 is een elektromechanische reductiemotor voor het automatisch
verplaatsen van schuifpoorten voor particulier gebruik compleet met elektronische besturingseenheid en ontvanger voor radio-instructies. De elektrische
aansluitingen van de externe inrichtingen zijn veel eenvoudiger geworden
dankzij het gebruik van “BlueBUS”, een techniek waarmee het mogelijk is
meerdere inrichtingen met slechts 2 draden te verbinden.
ROBUS350 werkt op elektrische energie, maar bij uitval van de stroomvoorziening via het elektriciteitsnet is het mogelijk de reductiemotor met een speciale sleutel te ontgrendelen en de poort met de hand te verplaatsen; ook
kunt u het apart leverbare accessoire, de bufferbatterij PS124, gebruiken
waarmee u de poort ook kunt verplaatsen als de netstroom is uitgevallen.
NL
277
85
1
2.1) Gebruikslimieten
De gegevens met betrekking tot de prestaties van ROBUS350 kunt
u in hoofdstuk “8 Technische gegevens” vinden en dat zijn de enige
waarden waarmee het mogelijk is correct te beoordelen of die voor
een bepaalde toepassing geschikt is.
Over het algemeen is ROBUS350 in staat poorten met een gewicht
tot 350 kg of een lengte tot 7 m volgens wat in de tabellen 1 en 2 is
voorzien, te automatiseren.
Met de vleugellengte kan het maximale aantal cycli per uur achter
elkaar bepaald worden, terwijl met het gewicht het percentage van
vermindering van het aantal cycli en de maximaal toelaatbare snelheid bepaald kunnen worden; als de vleugel bijvoorbeeld langer dan
5m is, zouden er 18 cycli/uur en 12 cycli achter elkaar mogelijk zijn,
maar als de vleugel 270kg weegt, dient dit met 80% teruggebracht
te worden: het resultaat is dus 14 cycli/uur en circa 9 cycli achter
elkaar, terwijl de maximaal toelaatbare snelheid V4 is: snel.
Om oververhitting te voorkomen heeft de besturingseenheid een
330
195
begrenzer van het aantal manoeuvres die zich baseert op de belasting van de motor en de duur van de cycli, waarbij deze in werking
treedt wanneer de maximale limiet overschreden wordt.
Tabel 1: limieten met betrekking tot de lengte van de vleugel
Vleugellengte meter max. aantal cycli/uur
Tot 3
30
3÷5
18
5÷6
15
6÷7
12
max. aantal opeenvolgende cycli
20
12
10
8
Tabel 2: limieten met betrekking tot het gewicht van de vleugel
Gewicht vleugel kg Percentage cycli Max.
Tot 200
100%
200÷250
90%
250÷300
80%
300÷350
70%
toelaatbare snelheid
V6 = Uiterst snel
V5 = Zeer snel
V4 = Snel
V3 = Gemiddeld
135
2.2) Voorbeeld van een installatie
Op afbeelding 2 vindt u een typische installatie van een schuifpoort met toepassing van ROBUS350.
4
1
3
3
5
1
2
3
4
5
6
7
2
D
E
F
Sleutelschakelaar
Fotocellen op zuiltje
Fotocellen
Primaire vaste contactlijst (apart verkrijgbaar)
Primaire mobiele contactlijst
Beugel eindschakelaar “Open”
Tandheugel
9
C
8
9
10
11
12
13
12
2
7
6
2
8
11
10
13
F B A
Secundaire vaste contactlijst
(apart verkrijgbaar)
Knipperlicht met ingebouwde antenne
ROBUS350
Beugel eindschakelaar “Dicht”
Secundaire mobiele contactlijst
(apart verkrijgbaar)
Radiozender
2.3) Lijst kabels
Op de typische installatie op afbeelding 2 worden ook de kabels aangegeven die noodzakelijk zijn voor de aansluiting van de verschillende
inrichtingen; in tabel 3 worden de kenmerken van de kabels aangegeven.
! De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het type installatie; zo bevelen we bijvoorbeeld een kabel van het type H03VVF aan, wanneer die binnenshuis gebruikt wordt of van het type H07RN-F wanneer ze buitenshuis gebruikt wordt.
Tabel 3: lijst kabels
Aansluiting
A: Elektrische toevoerleiding
B: Knipperlicht met antenne
C: Fotocellen
D: Sleutelschakelaar
E: Vaste contactlijsten
F: Mobiele contactlijsten
Type kabel
1 kabel 3x1,5mm2
1 kabel 2x0,5mm2
1 afgeschermde kabel type RG58
1 kabel 2x0,5mm2
2 kabels 2x0,5mm2 (opmerking 3)
1 kabel 2x0,5mm2 (opmerking 4)
1 kabel 2x0,5mm2 (opmerking 4)
Maximaal toelaatbare lengte
30m (opmerking 1)
20m
20m (aanbevolen lengte minder dan 5m)
30m (opmerking 2)
50m
30m
30m (opmerking 5)
Opmerking 1: als de voedingskabel een lengte van meer dan 30m heeft, is er een kabel met een grotere doorsnede nodig, bijvoorbeeld
3x2,5mm2 en dient er aarding in de nabijheid van de automatisering plaats te vinden.
Opmerking 2: als de kabel “BLUEBUS” langer dan 30m is, maar niet langer dan 50m, is er een kabel 2x1mm2 nodig.
Opmerking 3: de twee kabels 2x0,5mm2 kunnen vervangen worden door één enkele kabel 4x0,5mm2.
Opmerking 4: als er meer dan één lijst is, gelieve u de paragraaf “7.3.2 Ingang STOP” te raadplegen voor het soort aanbevolen aansluiting.
Opmerking 5: voor de aansluiting van de contactlijsten op deuren dient u de nodige maatregelen te nemen die ook aansluiting bij de in
beweging zijnde vleugel mogelijk maken.
3) Installatie
! De installatie van ROBUS350 dient door gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden waarbij de wetten, voorschriften en
regels en wat in deze aanwijzingen staat, in acht worden genomen.
136
3.1) Controles vooraf
Voordat u met de installatie van ROBUS350 begint, dient u onderstaande controles uit te voeren:
• Vergewis u ervan dat al het te gebruiken materiaal in een optimale
staat is en geschikt is voor gebruik en conform de voorschriften.
• Controleer of de structuur van de poort ervoor geschikt is geautomatiseerd te worden.
• Controleer of gewicht en afmetingen van de vleugel vallen binnen
de gebruikslimieten zoals die vermeld zijn in het hoofdstuk “2.1
Gebruikslimieten”.
• Vergewis u ervan door de waarden uit hoofdstuk “8 Technische
gegevens” te vergelijken, dat de statische wrijving (dat wil zeggen
de benodigde kracht om de vleugel in beweging te brengen) kleiner is dan de helft van het “Maximale koppel” en dat de dynamische wrijving (dat wil zeggen de benodigde kracht om de vleugel
te laten bewegen als deze eenmaal loopt) kleiner is dan de helft van
het “Nominale koppel”; het is raadzaam een marge van 50% op
deze krachten aan te houden, omdat slechte weersomstandigheden de wrijving kunnen verhogen.
• Controleer of er over de gehele loop van de poort, zowel bij sluiting
als opening, geen punten met een grotere wrijving zijn.
• Controleer dat er geen gevaar bestaat dat de vleugel ontspoort en
uit de geleiderails loopt.
• Controleer of de mechanische stops voorbij het loopgebied van de
poort sterk genoeg zijn waarbij u erop dient te letten dat er geen vervormingen ontstaan ook als de vleugel hard op de stop zou slaan.
• Controleer dat de vleugel goed in evenwicht is; dat wil zeggen de
vleugel niet in beweging mag komen, wanneer de manoeuvre op
een willekeurige stand onderbroken wordt.
• Controleer dat er op de plaats van bevestiging van de reductiemo-
tor geen wateroverlast is; monteer de reductiemotor eventueel
hoog genoeg boven de grond.
• Controleer dat de plaats van bevestiging van de reductiemotor
zodanig is dat deze gemakkelijk ontgrendeld en gemakkelijk en veilig bewogen kan worden.
• Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtingen
zo gekozen zijn dat er niet tegen aan gestoten kan worden en of
de bevestigingsvlakken stevig genoeg zijn.
• Zorg ervoor dat er geen enkel deel van het automatisme in water
of een andere vloeistof terecht kan komen.
• Houd alle onderdelen van ROBUS350 uit de buurt van relevante
warmtebronnen en open vuur. Breng ze ook niet in ruimten waar
ontploffingsgevaar bestaat of die bijzonder zuur of zout zijn; dit zou
schade aan ROBUS350 kunnen veroorzaken of er zouden storingen of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
• Indien er in de vleugel een kleinere toegangsdeur is, dient u zich
ervan te vergewissen dat deze de normale loop niet belemmert, en
indien dit wel het geval is, voor een adequate blokkering te zorgen.
• Sluit de besturingseenheid op een leiding van de elektrische
stroomvoorziening aan welke correct geaard is.
• De leiding van de elektrische stroomvoorziening dient door een adequate thermomagnetische en differentiaalschakelaar beveiligd te zijn.
• Op de toevoerlijn van de stroom van het elektriciteitsnet dient een
inrichting te komen die de stroomtoevoer kan onderbreken (met
overspanningscategorie III, d.w.z. met een minimumafstand tussen
de contacten van tenminste 3,5mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stekker. Als die
onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt, dient er een blokkeringssysteem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschakelen.
3.2) Bevestiging van de reductiemotor
Als er al een bevestigingsvlak aanwezig is, dient de reductiemotor
daar rechtstreeks op bevestig te worden met bijvoorbeeld expansiepluggen. Anders dient u voor het bevestigen van de reductiemotor
als volgt te werk te gaan:
1. Maak een funderingsput met de juiste afmetingen en gebruik
daarbij als aanwijzing de op afbeelding 3 aangegeven waarden.
2. Zorg voor één of meer buizen waar de elektriciteitskabels doorheen kunnen lopen zoals dat op afbeelding 4 te zien is.
3. Monteer de twee verankeringsbouten op de funderingsplaat
waarbij u een moer onder en een moer boven de plaat aanbrengt;
de moer onder de plaat dient aangedraaid te worden zoals u op
afbeelding 5 kunt zien, zodat het deel met schroefdraad ongeveer
25÷35mm boven de plaat uit steekt.
4. Stort het cement en voordat dat hard wordt, dient u de funderingsplaat volgens de op afbeelding 3 aangegeven hwaarden aan
te brengen; controleer dat die geheel evenwijdig aan de vleugel
loopt en waterpas is. Wacht tot het beton helemaal uitgehard is.
5. Verwijder de 2 bovenste moeren van de plaat, zet er de reductiemotor op; controleer dat die geheel evenwijdig aan de vleugel is
en draai vervolgens de 2 meegeleverde moeren en borgringen
lichtjes vast zoals op afbeelding 7 te zien is.
25÷35
0÷10
192
330
0÷50
4
5
0÷10
192
0÷50
3
330
6
7
137
NL
Als er reeds een tandheugel aanwezig is, dient u de stelschroeven af
te stellen zoals dat op afbeelding 8 te zien is zodat het rondel van
ROBUS350 zich op de juiste hoogte bevindt waarbij er een speling
van 1÷2mm met de tandheugel is. Anders dient u voor het bevestigen van de tandheugel als volgt te werk te gaan:
6. Ontgrendel de reductiemotor zoals dat in de paragraaf “Ontgrendeling en handmatige manoeuvre” in het hoofdstuk “Aanwijzingen
en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROBUS” aangegeven is
7. Open de vleugel helemaal, laat het eerste gedeelte van de tandheugel op het rondsel rusten en controleer of het begin van de
tandheugel overeenkomt met het begin van de vleugel zoals dat
op afbeelding 9 te zien is. Controleer of er tussen rondsel en tandheugel een speling van 1÷2mm is, en bevestig de tandheugel vervolgens met de juiste middelen op de vleugel.
1÷2
8
9
11
12
! Om te voorkomen dat het gewicht van de vleugel op de reductiemotor komt te rusten is het belangrijk dat er tussen de tandheugel en het rondsel van een speling van 1÷2mm is zoals u op
afbeelding 10 kunt zien.
8. Verschuif de vleugel en gebruik bij het bevestigen van de andere elementen steeds het rondsel als uitgangspunt.
9. Zaag het overgebleven deel aan het andere uiteinde van de tandheugel af.
10. Probeer nu de vleugel verschillende malen in de openings- en sluitrichting te verschuiven en controleer of de tandheugel recht over het
rondsel loopt met een foutuitlijning van ten hoogste 5mm. En dat de
speling van 1÷2mm tussen rondsel en tandheugel daadwerkelijk
aanwezig is.
10
11. Draai de bevestigingsmoeren van de reductiemotor krachtig aan en
verzeker u er zo van dat deze stevig vast op de grond zit; bedek de
bevestigingsmoeren met de daarvoorbestemde kapjes zoals op
afbeelding 11 te zien is.
12. Bevestig de beugels voor de eindaanslagen van de standen “Open”
en “Dicht” met de bijbehorende stiften op de uiteinden van de tandheugel zoals u op afbeelding 12 kunt zien. Denk eraan dat wanneer
de eindaanslagen in werking treden de vleugel nog 2÷3cm doorloopt; het is dus raadzaam de beugels van de eindaanslagen met
een zekere marge op de mechanische stops aan te brengen.
13. Vergrendel de reductiemotor zoals in de paragraaf “Ontgrendeling
en handmatige manoeuvre” in het hoofdstuk “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor
ROBUS” aangegeven is.
3.3) Installatie van de verschillende inrichtingen
Installeer de andere inrichtingen overeenkomstig de daarop betrekking hebbende aanwijzingen. Controleer in paragraaf “3.5 Beschrijving van
de elektrische aansluitingen” en op afbeelding 2 de inrichtingen die op de ROBUS350 kunnen worden aangesloten.
3.4) Elektrische aansluitingen
! Bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen mag de
installatie absoluut niet onder spanning staan en moet
een eventuele bufferbatterij losgekoppeld worden.
1. Om de beschermingsplaat te verwijderen en toegang tot de elektronische besturingseenheid van ROBUS350 te verkrijgen dient u
de schroef aan de zijkant weg te halen en de plaat weg te halen
door die naar boven toe weg te trekken.
2. Verwijder het rubber membraan, dat de opening waar de kabels
doorheen gevoerd worden afsluit en leid alle aansluitingskabels
naar de verschillende inrichtingen waarbij u deze ongeveer
20÷30cm langer laat dan noodzakelijk is. Zie tabel 3 voor het type
kabels en afbeelding 2 voor de aansluitingen.
3. Bind alle kabels die de reductiemotor binnenkomen met een
bandje samen en plaats dat bandje eventjes onder de boring waar
138
de kabels binnenkomen. Snijd in het rubber membraan een opening waarvan de diameter iets kleiner is dan die van de samengebundelde kabels en schuif het membraan over de kabels tot het
bandje; zet vervolgens het membraan weer terug in de kabeldoorgang. Breng een tweede bandje net boven de membraan aan
om daar de kabels bij elkaar te houden.
4. Sluit de voedingskabel op het daarvoor bestemde klemmetje aan,
zoals dat op afbeelding 13 te zien is, en zet daarna de kabel met
een bandje bij de eerste kabelring vast.
5. Voer de aansluiting van de andere kabels volgens het schema op afbeelding 15 uit. Voor nog meer gemak zijn de klemmetjes uitneembaar.
6. Na afloop van de aansluitingen dient u de kabels die u bij de tweede ring
van de kabelhouder gebundeld hebt vast te zetten met bandjes, terwijl
het resterende deel van de antennekabel aan de andere kabels met een
ander bandje wordt vastgezet zoals u op afbeelding 14 kunt zien.
LUCYB
S.C.A.
MOFB
MOSE
13
14
15
3.5) Beschrijving van de elektrische aansluitingen
In deze paragraaf vindt u een beknopte beschrijving van de elektrische aansluitingen; verdere informatie in paragraaf “7.3 Bijplaatsen
of wegnemen van inrichtingen”.
FLASH: uitgang voor één of twee knipperlichten van het type
“LUCYB” of dergelijke met één enkele lamp 12V van maximaal 21W.
S.C.A.: uitgang “Controlelampje Poort Open”; het is mogelijk hierop
een signaleringslamp van 24V en maximaal 4W aan te sluiten.
BLUEBUS: op dit klemmetje kunnen compatibele inrichtingen aangesloten worden; ze worden allemaal parallel aangesloten met twee
draden waarover zowel de elektrische stroomvoorziening als de
communicatiesignalen lopen. Verdere informatie over BlueBUS vindt
u in paragraaf “7.3.1 BlueBUS”.
STOP: ingang voor inrichtingen die de lopende manoeuvre kunnen
blokkeren of eventueel kunnen onderbreken; door het uitvoeren van
de juiste handelingen kunt u op de ingang STOP contacten van het
type “Normaal Gesloten”, type “Normaal Open” of inrichtingen met
een constante weerstand aansluiten. Meer informatie over STOP
vindt u in paragraaf “7.3.2 Ingang STOP”.
P.P.: ingang voor inrichtingen die de manoeuvre in de modus Stapvoor-Stap aansturen; het is mogelijk contacten van het type “Normaal Open” aan te sluiten.
ANTENNE: ingang voor aansluiting van de antenne voor de radioontvanger. (De antenne is in LUCY B ingebouwd).
4) Eindcontroles en start
Alvorens met de fase van eindcontroles en de start van de automatisering te beginnen is het raadzaam de wagen los te haken en de vleugel halverwege te zetten zodat deze vrijelijk zowel open als dicht kan gaan.
4.1) Keuze van de richting
Afhankelijk van de plaats van de reductiemotor ten opzichte van de
vleugel dient u de richting voor de openingsmanoeuvre te kiezen;
indien de vleugel om open te gaan naar links moet bewegen, dient
u de keuzeschakelaar naar links te verschuiven zoals op afbeelding
16 te zien is, als de vleugel om open te gaan naar rechts moet bewegen dient u de keuzeschakelaar naar rechts te verplaatsen zoals u
op afbeelding 17 kunt zien.
16
17
139
NL
4.2) Aansluiting op de stroomvoorziening
! De aansluiting van de stroomvoorziening naar de ROBUS350 dient door ervaren, deskundig personeel in het bezit van de
vereiste kenmerken uitgevoerd te worden onder volledige inachtneming van wetten, voorschriften en reglementen.
Zodra de ROBUS350 onder spanning staat, is het raadzaam enkele
eenvoudige controles uit te voeren:
1. Controleer dat het ledlampje BlueBUS regelmatig knippert met
een frequentie van één knippering per seconde.
2. Controleer of de ledlampjes op de fotocellen (zowel op TX als op
RX) knipperen; het is niet van belang hoe ze knipperen want dat
hangt van andere factoren af.
3. Controleer of het knipperlicht dat op de uitgang FLASH is aangesloten en het controlelampje dat op de uitgang S.C.A. is aangesloten, uit zijn
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar de
besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen nauwkeuriger te controleren. Meer nuttige informatie voor het opsporen van
storingen vindt u in paragraaf “7.6 Oplossing van problemen”.
4.3) Herkennen van de inrichtingen
Nadat de installatie van stroom is voorzien, dient de besturingseenheid de op de ingangen BlueBUS en STOP aangesloten inrichtingen
te herkennen. Voor deze fase knipperen de ledlampjes L1 en
1.
2.
3.
4.
L2 om aan te geven dat de procedure voor het herkennen van de
inrichtingen moet worden uitgevoerd.
Druk op de toetsen [▲] en [Set]en houd die ingedrukt
Laat de toetsen los wanneer de ledlampjes L1 en L2 heel snel beginnen te knipperen (na ongeveer 3s)
Wacht een paar seconden totdat de besturingseenheid gereed is met het herkennen van de inrichtingen
Nadat de inrichtingen herkend zijn moet het ledlampje STOP blijven branden; de ledlampjes L1 en L2 zullen uit
gaan (eventueel zullen de ledlampjes L3 en L4 beginnen te knipperen)
De fase van het herkennen van aangesloten inrichtingenkan op elk
gewenst moment herhaald worden ook na de installatie, bijvoorbeeld
als er een inrichting toegevoegd mocht worden; voor het uitvoeren van
18
een nieuwe herkenningsprocedure gelieve u paragraaf “7.3.4 Herkennen van andere inrichtingen” te raadplegen.
4.4) Herkennen van de vleugellengte
Nadat de inrichtingen herkend zijn zullen de ledlampjes L3 en L4 beginnen te knipperen; dit betekent dat de besturingseenheid de lengte van
de vleugel moet herkennen (de afstand van de eindschakelaar
sluitstand tot de eindschakelaar openingsstand); deze maat is nodig
voor het berekenen van de punten van vertraging en het punt van
gedeeltelijke opening.
1. Druk op de toetsen [▼] en [Set] en houd die ingedrukt
2. Laat de toetsen los wanneer de manoeuvre van start gaat (na ongeveer 3s)
3. Controleer of deze manoeuvre een openingsmanoeuvre is; zo niet druk dan op de toets [STOP] en controleer
nog aandachtiger de paragraaf “4.1 Keuze van de richting”; herhaal dit van punt 1.
4. Wacht dat de besturingseenheid een complete openingsmanoeuvre uitvoert totdat de eindschakelaar openingsstand bereikt is; onmiddellijk daarna begint de sluitmanoeuvre.
5. Wacht dat de besturingseenheid de sluitmanoeuvre volledig uitvoert.
19
Indien dit niet allemaal mocht gebeuren dient u onmiddellijk de stroomvoorziening naar de besturingseenheid te onderbreken en de elektri-
sche aansluitingen nog beter te controleren. Verdere nuttige informatie vindt u in het hoofdstuk “7.6 Oplossen van problemen”.
4.5) Controle van de manoeuvre van de poort
wijderd is, zal hij langzamer moeten gaan lopen en tot stilstand komen
op 2÷3cm vanaf de mechanische stop sluitstand.
3. Controleer dat het knipperlicht tijdens de manoeuvres met een frequentie van 0,5s aan en 0,5s uit knippert. Indien aanwezig, dient u
ook de knipperingen te controleren van het controlelampje dat op het
klemmetje S.C.A is aangesloten: dit knippert langzaam bij het openen, snel bij het sluiten.
4. Voer meerdere openings-en sluitmanoeuvres uit om te beoordelen of
er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of andere onregelmatigheden zijn, zoals punten met een grotere wrijving.
5. Controleer dat de reductiemotor ROBUS350, de tandheugel en de
beugels van de eindschakelaars solide, stevig en voldoende duurzaam bevestigd zijn, ook wanneer er zich een plotselinge snelheidstoename of -afname in de beweging van de poort voordoet.
Na het herkennen van de lengte van de vleugel is het raadzaam enkele
manoeuvres uit te voeren om te controleren of de poort correct
beweegt.
1. Druk op de toets [Open] om de instructie voor de manoeuvre “Open”
te geven; controleer of de openingsmanoeuvre van de poort regelmatig verloopt zonder verandering van snelheid; pas wanneer de vleugel
tussen de 70 en 50cm van de eindschakelaar van de openingsstand
verwijderd is, zal hij langzamer moeten gaan lopen en tot stilstand
komen op 2÷3cm vanaf de mechanische stop openingsstand.
2. Druk op de toets [Close] om de instructie voor de manoeuvre “Sluit”
te geven; controleer of de sluitmanoeuvre van de poort regelmatig
verloopt zonder verandering van snelheid; pas wanneer de vleugel
tussen de 70 en 50cm van de eindschakelaar van de sluitstand ver-
4.6) Vooraf ingestelde functies
De besturingseenheid van ROBUS350 beschikt over enkele programmeerbare functies; in de fabriek worden deze functies in een configuratie afgesteld die voor het merendeel van de automatiseringen optimaal
140
is; in ieder geval kunnen de functies op elk gewenst moment via de juiste programmeringsprocedure gewijzigd worden; raadpleeg hiervoor
paragraaf “7.2 Programmering”.
4.7) Geheugenopslag van de radiozenders
Voor het aansturen op afstand van ROBUS350, is er op de besturingseenheid een plug-in SM voor radio-ontvangers van het type SMXI of
SMXIS (zie afb. 20); elke radiozender wordt door de radio-ontvanger herkend via een “code” die bij elke andere zender anders is. Er is dus
een fase van “geheugenopslag” nodig waardoor de ontvanger in staat zal zijn elke afzonderlijke zender te herkennen; de zenders kunnen op
2 manieren in het geheugen van de ontvanger opgeslagen worden:
Modus I: in deze modus is de functie van de toetsen van de zender
reeds gedefineerd en is er aan elke toets in de besturingseenheid de
instructie gekoppeld zoals die in tabel 4 is weergegeven; er vindt één
enkele opslagfase voor elke zender plaats waarvan alle toetsen worden opgeslagen; tijdens deze fase is het niet van belang op welke
toets u drukt en wordt er slechts één plaats in het geheugen ingenomen. In modus I kan een zender gewoonlijk slechts één enkele
automatisering aansturen.
Modus II: in deze modus kan elke afzonderlijke toets van een zender aan één van de 4 mogelijke instructies van de besturingseenheid
zoals die in tabel 5 weergegeven zijn, gekoppeld worden; per fase
wordt slechts één toets in het geheugen opgenomen en wel die
waarop u tijdens de geheugenopslag drukt. In het geheugen wordt
één plaats voor elke in het geheugen opgeslagen toets ingenomen.
In modus II kunnen verschillende toetsen van dezelfde zender
gebruikt worden om meerdere instructies aan dezelfde automatisering te geven. Zo wordt bijvoorbeeld in tabel 6 alleen de automatisering “A” aangestuurd en de toetsen T3 en T4 aan dezelfde instructie
gekoppeld; of in het voorbeeld van tabel 7 waar 3 automatiseringen
“A” (toetsen T1 en T2), “B” (toets T3) en “C” (toets T4) worden aangestuurd.
! Omdat de procedures voor geheugenopslag een tijdlimiet
van 10 s kennen, moet u eerst de aanwijzingen in de volgende paragraaf doorlezen en daarna tot uitvoering daarvan
overgaan.
Tabel 4: geheugenopslag Modus I
Toets T1
Instructie “PP”
Toets T2
Instructie “Voetgangersopening”
Toets T3
Instructie “Open”
Toets T4
Instructie “Sluit”
N.B.: de zenders met één kanaal beschikken alleen over de toets T1, de
tweekanaalszenders beschikken alleen over de toetsen T1 en T2.
Tabel 5: instructies beschikbaar in Modus II
1
Instructie “P.P.” (Stap-voor-Stap)
2
Instructie “Voetgangersopening”
3
Instructie “Open”
4
Instructie “Sluit”
Tabel 6: 1ste voorbeeld van geheugenopslag in Modus II
Toets T1 Instructie “Open”
Automatisering A
Toets T2 nstructie “Sluit”
Automatisering A
Toets T3 Instructie “Voetgangersopening”
Automatisering A
Toets T4 Instructie “Voetgangersopening”
Automatisering A
Tabel 7: 2de voorbeeld van geheugenopslag in Modus II
Toets T1 Instructie “Open”
Automatisering A
Toets T2 Instructie “Sluit”
Automatisering A
Toets T3 nstructie “PP”
Automatisering B
Toets T4 Instructie “PP”
Automatisering C
4.7.1) Geheugenopslag modus I
NL
20
Tabel 8: voor het opslaan van een zender in modus I
1.
Druk op het knopje op de ontvanger en houd dit ingedrukt (gedurende circa 3s)
2.
Laat het knopje weer los wanneer het ledlampje op de ontvanger gaat branden
3.
Druk binnen 10s tenminste 2s lang op een willekeurige toets van de te bewaren zender
Voorbeeld
3s
2s
Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal het ledlampje op de besturingseenheid
3 maal gaan knipperen.
Indien er nog meer afstandbedieningen opgeslagen moeten worden, dient u nogmaals stap 3 binnen 10s uit te voeren.
De opslagfase wordt beëindigd, als er binnen 10 seconden geen nieuwe codes ontvangen worden.
4.
x3
4.7.2) Geheugenopslag modus II
Tabel 9: voor het opslaan van een toets op een zender in modus II
1.
2.
3.
Voorbeeld
Druk zoveel maal op het knopje op de besturingseenheid als overeenkomt met het nummer van de
gewenste instructie zoals blijkt uit tabel 5
Controleer dat het ledlampje radio op de ontvanger zoveel maal knippert als het nummer van de
gewenste instructie
Druk binnen 10s tenminste 2s op de gewenste toets van de in het geheugen te bewaren zender
1....4
1....4
2s
Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal het ledlampje op de ontvanger 3 maal
knipperen.
Indien er voor dezelfde instructie nog meer zenders opgeslagen moeten worden, dient u punt 3 binnen nog eens 10 s te herhalen.
De opslagfase wordt beëindigd, als er binnen 10 seconden geen nieuwe codes ontvangen worden.
4.
x3
141
4.7.3) Geheugenopslag “op afstand”
U kunt een nieuwe radiozender in het geheugen opslaan zonder
rechtstreeks op het knopje van de ontvanger te drukken. U dient dan
over een functionerende afstandsbediening te beschikken, die reeds
in het geheugen is opgeslagen. De nieuwe te bewaren zender “erft”
de kenmerken van die welke reeds in het geheugen bewaard is. Als
de eerste zender in modus I opgeslagen is, wordt dus ook de nieuwe in modus I opgeslagen en kunt u dus op een willekeurige toets
van de zenders drukken. Als de reeds functionerende zender daarentegen in modus II opgeslagen is, zal ook de nieuwe in modus II
worden opgeslagen en is het van belang dat u bij de eerste zender
op de toets drukt welke aan de gewenste instructie gekoppeld is, en
bij de tweede zender op de toets welke u aan die instructie wilt koppelen.
! Geheugenopslag op afstand kan plaats vinden in alle
ontvangers welke zich binnen het bereik van de zender
bevinden; het is dus van belang dat alleen die besturingseenheid onder spanning staat welke geprogrammeerd
moet worden.
Ga met de twee zenders binnen het bereik van de automatisering staan en voer de volgende stappen uit:
Tabel 10: voor het opslaan van een zender “op afstand”
1.
Druk tenminste 5s op de toets van de nieuwe radiozender en laat hem dan weer los.
2.
Druk 3 keer langzaam op de toets van de reeds in het geheugen bewaarde radiozender.
3.
Druk 1 keer langzaam op de toets van de nieuwe radiozender.
Voorbeeld
5s
1s
1s
1s
1s
Nu zal de nieuwe radiozender door de ontvanger herkend worden en zal hij de kenmerken overnemen die de reeds in het geheugen bewaarde zender had. Indien er nog andere zenders opgeslagen moeten worden, dient u alle stappen voor elke nieuwe zender te herhalen.
4.7.4) Wissen van de radiozenders
Tabel 11: voor het wissen van alle zenders
Voorbeeld
1.
Druk op de toets radio op de ontvanger en houd die ingedrukt
2.
Wacht dat het ledlampje gaat branden, wacht vervolgens dat het uit gaan en wacht dan dat het 3 maal knippert
3.
Laat de toets los precies wanneer het ledlampje voor de 3de maal knippert
4.
Als de procedure tot een goed einde is gekomen, zal het ledlampje na enige ogenblikken 5 maal knipperen
x3
x5
4.7.5) Conformiteitsverklaring radio-ontvanger
Conformiteitsverklaring
N°: 151/SMXI
Rev03
Nice S.p.a., Via Pezza Alta 13, 31046 Rustignè di Oderzo (TV) Italië
NICE S.p.a. verklaart dat de radio-ontvangers modellen SMXI, SMXIS en de bijbehorende zenders FLO2R-S en SM2 conform de essentiëele vereisten zijn van de Europese Richtlijn R&TTE 1999/5/CE, voor het gebruik waarvoor zij bestemd zijn.
Vervaardigd in Klasse 1, Subklasse 20
Datum:19 maart 2004
5) Eindtest en inbedrijfstelling
Dit is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering teneinde een zo groot mogelijke veiligheid te garanderen. De eindtest
kan ook als periodieke controle voor de verschillende inrichtingen
van de automatisering gebruikt worden.
! De eindtest van de gehele installatie moet door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. Dat
moet ook bepalen welke tests in functie van de bestaande risico's noodzakelijk zijn en controleren of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels en met name alle
vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor
de controle van automatiseringen voor poorten bepaalt, in
acht genomen zijn.
142
Gedelegeerd Bestuurder
Lauro Buoro
5.1) Eindtest
Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoorbeeld contactlijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase
in de eindtest vereist; voor deze inrichtingen zullen de procedures uit
de desbetreffende handleidingen met aanwijzingen gevolgd moeten
worden. Voor de eindtest van ROBUS350 dient u onderstaande
reeks handelingen uit te voeren:
1. Controleer dat de voorschriften in deze handleiding en met name
die vervat in hoofdstuk 1 “Aanbevelingen” nauwkeurig in acht
genomen worden;
2. Ontgrendel de reductiemotor zoals dat in de paragraaf “Ontgrendeling en handmatige verplaatsing” is aangegeven in het hoofdstuk “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker
van de reductiemotor ROBUS350”
3. Controleer of het mogelijk is de vleugel handmatig te openen en te
sluiten met een kracht die niet groter is dan 390N (ongeveer 40kg).
4. Vergrendel de reductiemotor.
5. Voer met behulp van de bedienings-of uitschakelingsorganen
(sleutelschakelaar, bedieningstoetsen of radiozenders), tests voor
het doen sluiten, openen en stoppen van de poort uit en verifieer
of de manoeuvre uitgevoerd wordt zoals dat voorzien is.
6. Controleer één voor één of alle veiligheidsinrichtingen in de installatie
(fotocellen, contactlijsten, noodstops, etc.) goed werken en verifieer
dat de poort zich zo gedraagt als dat voorzien is. Telkens wanneer
een van deze inrichtingen in werking treedt, dient het ledlampje “BlueBUS” op de besturingseenheid 2 maal snel te knipperen ter bevestiging van het feit dat de besturingseenheid de gebeurtenis herkent.
7. Als gevaarlijke situaties welke door de beweging van de vleugel
opgeheven zijn door middel van beperking van de stootkracht,
dient u deze kracht te meten volgens de voorschriften van de
norm EN 12445. Als afstelling van de “Snelheid” en de aansturing
van het “Motorkracht” gebruikt worden als hulpmiddel voor het
systeem om de stootkracht terug te brengen, probeer dan die
instelling te vinden, welke de beste resultaten oplevert.
5.2) Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eindtest van ROBUS350 en de andere aanwezige inrichtingen met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of inbedrijfstelling in
“tijdelijke” situaties is niet toegestaan.
1. Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar dat
tenminste 10 jaar- Dit dient tenminste te bestaan uit: de overzichtstekening van de automatisering, het elektrisch bedradingsschema, een analyse van de risico's en de toegepaste oplossing
daarvoor, de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor
alle gebruikte inrichtingen (gebruik voor ROBUS350 de bijgevoegde CE-Conformiteitsverklaring); kopie van de gebruiksaanwijzingen en het onderhoudsplan van de automatisering.
2. Breng een plaatje op de poort aan met daarop tenminste de volgende gegevens: type automatisering, naam en adres van de
fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en “CE”-keurmerk.
3. Breng in de nabijheid van de poort een niet te verwijderen etiket
of plaatje aan waarop de handelingen zijn aangegeven voor het
ontgrendelen en handmatig bewegen van de poort .
4. Stel de conformiteitsverklaring voor de automatisering op en geef
ze aan de eigenaar van de automatisering.
5. Maak de handleiding “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het
gebruik van de automatisering” en geef die aan de eigenaar van
de automatisering.
6. Stel een onderhoudsplan (met daarin de voorschriften voor het
onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering) op en geef
dit aan de eigenaar van de automatisering.
7. Informeer vóór de inbedrijfstelling van de automatisering de eigenaar uitvoerig en schriftelijk (bijvoorbeeld in de handleiding met
aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering) over de nog aanwezige gevaren en risico's.
NL
6) Onderhoud en afvalverwerking
In dit hoofdstuk vindt u de benodigde informatie voor uitvoering van het onderhoudsplan en de afvalverwerking van ROBUS350.
6.1) Onderhoud
Om de veiligheid op een constant niveau te houden en een zo lang
mogelijke levensduur van de gehele automatisering te waarborgen is
regelmatig onderhoud vereist.
! Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige
inachtneming van de veiligheidsvoorschriften van deze handleiding en volgens de van kracht zijnde wettelijke voorschriften en regelgeving.
Volg voor de andere inrichtingen die niet tot de ROBUS behoren de aanwijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan daarvoor op.
6.2) Afvalverwerking
ROBUS bestaat uit verschillende soorten materiaal, waarvan sommige hergebruikt kunnen worden: staal, aluminium, kunststof, elektriciteitskabels;
voor andere is afvalverwerking vereist: batterijen en elektronische kaarten.
! Sommige elektronische componenten evenals de batterijen zouden vervuilende stoffen kunnen bevatten. Laat
ze niet in het milieu achter. Stel u op de hoogte van de
recyclingsystemen of afvalverwerking en houd u daarbij
aan de plaatselijk geldende voorschriften.
1. Voor ROBUS350 is een geprogrammeerde onderhoudsbeurt vereist die
op zijn minst binnen 6 maanden of 10.000 manoeuvres na de vorige
onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden.
2. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening los, met inbegrip
van eventuele bufferbatterijen
3. Controleer alle materialen waaruit de automatisering bestaat op kwaliteitsvermindering en let daarbij met name op aantasting of roestvorming van de
structurele delen; vervang die delen welke onvoldoende garantie bieden.
4. Controleer de staat van slijtage van alle bewegende delen: rondsel, tandheugel en alle delen van de vleugel; vervang de versleten onderdelen.
5. Sluit de elektrische stroomvoorziening weer aan en voer alle test en
controles uit zoals die in paragraaf “5.1 Eindtest” voorzien zijn.
1. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening voor de
automatisering los, met inbegrip van eventuele bufferbatterij.
2. Demonteer alle inrichtingen en accessoires, waarbij u de procedure in omgekeerde volgorde volgt ten opzichte van die welke in
hoofdstuk “3 Installatie” beschreven is
3. Verzamel voor zover mogelijk die onderdelen die hergebruikt of verwerkt kunnnen of moeten worden, zoals bijvoorbeeld de metalen
delen van de kunststof delen, elektronische kaarten, batterijen, etc.
4. Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en
geef deze aan bedrijven die zich met het hergebruik en de afvalverwerking daarvan bezighouden.
143
7) Verdere details
In dit hoofdstuk worden de mogelijkheden ten aanzien van programmering, aanpassing aan de persoonlijke behoeften van de gebruiker, diagnostiek en opsporing van storingen met betrekking tot ROBUS350 behandeld.
7.1) Programeertoetsen
Op de besturingseenheid van ROBUS350 bevinden zich 3 toetsen
die gebruikt kunnen worden zowel om de besturingseenheid tijdens
de tests aan te sturen als voor het programmeren:
Open
▲
Stop
Set
Close
▼
Met de toets “OPEN” kunt u het openen van de poort aansturen
of het punt van programmering naar boven verplaatsen
Met de toets “STOP” kunt u de manoeuvre onderbreken; als u hem langer
dan 5 seconden ingedrukt houdt kunt u de programmering binnengaan
Close Met de toets “CLOSE “kunt u het sluiten van de poort aansturen of het
punt van programmering naar beneden verplaatsen
21
7.2) Programmering
Op de besturingseenheid van ROBUS350 zijn enkele programmeerbare functies beschikbaar; instelling van deze functies vindt plaats
met behulp van 3 toetsen op de besturingseenheid: [▲] [Set] [▼]
en worden via 6 ledlampjes: L1…L6 zichtbaar gemaakt.
De programmeerbare functies welke op ROBUS beschikbaar zijn,
zijn over 2 niveaus verdeeld:
Eerste niveau: functies instelbaar in modus ON-OFF (actief of niet
actief); in dit geval geeft elk ledlampje L1…L6 een functie aan; als
het aan is, is de functie actief, als het uit is, is de functie niet actief;
zie tabel 12.
Tweede niveau: parameters die instelbaar zijn op een schaal met
waarden van 1 tot 6; in dit geval geeft elk ledlampje L1…L6 de waarde aan die uit 8 mogelijkheden is gekozen; zie tabel 14.
7.2.1) Functies eerste niveau (functies ON-OFF))
Tabel 12: lijst programmeerbare functies: eerste niveau
Led Functie
L1
Automatisch sluiten
Beschrijving
Met deze functie is een automatische sluiting van de poort mogelijk na afloop van de geprogrammeerde
pauzeduur; in de fabriek is de Pauzeduur afgesteld op 30 seconden maar dit kan gewijzigd worden in 5,
15, 30, 45, 60 of 80 seconden. Als de functie niet actief is, werkt de poort “semi-automatisch”.
L2
Terugloop na Foto
Met deze functie is het mogelijk de poort zo lang pen te houden als nodig is om er doorheen te gaan;
door het inwerking treden van "Foto" gaat de poort automatisch weer dicht na een pauzeduur van 5s
(onafhankelijk van de geprogrammeerde waarde).
Dit verandert al naar gelang de functie "Automatische Sluiting " al dan niet actief is.
Wanneer "Automatische Sluiting" niet actief is: De poort gaat steeds helemaal open (ook als
Foto eerder vrij komt). Bij het vrijkomen van Foto gaat de poort automatisch weer dicht na een pauze van 5s.
Wanneer "Automatische Sluiting" actief is: de openingsmanoeuvre wordt onmiddellijk na het
vrijkomen van de fotocellen onderbroken en de poort gaat automatisch weer dicht na een pauze van 5s.
De functie "Terugloop na Foto" wordt altijd uitgeschakeld wanneer een manoeuvre met een instructie Stop
onderbroken is. Als de functie "Terugloop na Foto" niet actief is, zal de pauzeduur overeenkomen met de
geprogrammeerde pauzeduur of er zal de poort niet automatisch dicht gaan als de functie niet actief is.r.
L3
Sluit altijd
De functie “Sluit altijd” treedt in werking, waarbij een sluiting veroorzaakt wordt, wanneer bij terugkeer van
de stroom wordt geconstateerd dat de poort open is.
Om veiligheidsredenen wordt deze manoeuvre voorafgegaan door een voorwaarschuwing van 5s.
Als de functie niet actief is zal bij terugkeer van de stroom de poort blijven staan.
L4
L4 Stand-By
Met deze functie kan het verbruik zoveel mogelijk teruggebracht worden; het is nuttig met name wannner
de installatie op de bufferbatterij werkt. Als deze functie actief is zal de besturingseenheid 1 minuut na
afloop van de manoeuvre de uitgang BlueBUS (en dus de inrichtingen) en alle ledlampjes uitschakelen met
uitzondering van het ledlampje BlueBUS dat langzamer zal gaan knipperen. Wanneer de besturingseenheid
een instructie ontvangt, zal ze de volledige functionering herstellen. Als deze functie niet actief is zal er geen
vermindering van verbruik zijn.
L5
L5 Start
Door deze functie te activeren, wordt de geleidelijke toename van snelheid bij het begin van elke
manoeuvre uitgeschakeld; hiermee is het mogelijk de grootste kracht aan de start te verkrijgen en dit is
nuttig wanneer er een hoge statische wrijving is, bijvoorbeeld in geval van sneeuw of ijs die de vleugel
blokkeren. Als de start niet actief is, begint de manoeuvre met een geleidelijke toename van de snelheid.
L6
Voorwaarschuwing
Met de functie voorwaarschuwing wordt er een pauze van 3s aangehouden tussen het moment waarop het
knipperlicht gaat branden en de manoeuvre begint om van te voren voor een gevaarlijke situatie te waarschuwen.
Als de voorwaarschuwing niet actief is, zal het knipperlicht aangaan tegelijke met wanneer de manoeuvre begint.
Bij normaal functioneren van ROBUS350 zijn de ledlampjes L1…L6 aan of uit op basis van de status van de functie waaraan zij gekoppeld
zijn, bijvoorbeeld L1 is aan, als de functie “Automatisch sluiten” actief is.
144
7.2.2) Programmering eerste niveau (functies ON-OFF)
In de fabriek worden alle functies van het eerste niveau op “OFF” gezet, maar dat kan op elk gewenst moment veranderd worden zoals in tabel 13 is
aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt, zal de procedure automatisch beëindigd worden waarbij de wijzigingen die tot
dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen.
Tabel 13: voor het wijzigen van de functies ON-OFF
1.
Voorbeeld
Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
SET
2.
Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
L1
3.
4.
5.
Druk op de toetsen [▲] of [▼] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het ledlampje
dat de te wijzigen functie vertegenwoordigt
Druk op de toets [Set] om de status van de functie te wijzigen
(kort knipperen = OFF; lang knipperen = ON)
Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.
SET
of
SET
10s
N.B.: de punten 3 en 4 kunnen tijdens dezelfde programmeringsfase herhaald worden om andere functies op ON of OFF te zetten.
7.2.3) Functies tweede niveau (instelbare parameters)
Tabel 14: lijst programmeerbare functies: tweede niveau
Ledlampje
Parameter
Ledlampje
waarde
van ingang
(niveau)
L1
L2
Pauzeduur
Functie P.P.
L3
Snelheid
Motor
L4
Uitgang
S.C.A.
L5
Motorkracht
L6
Open
gedeeltelijk
N.B.: “
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L1
L2
L3
L4
L5
L6
5 seconden
15 seconden
30 seconden
45 seconden
60 seconden
80 seconden
Open - stop - sluit- stop
Open - stop - sluit- open
Open - sluit - open - sluit
Woonblok
Sluit
Iemand aanwezig
Zeer langzaam
Langzaam
Gemiddeld
Snel
Zeer snel
Uiterst snel
Functie S.C.A.
Aan indien vleugel gesloten is
Aan indien vleugel open is
Actief bij 2e radio-instructie
Actief bij 3e radio-instructie
Actief bij 4e radio-instructie
Zeer lichte poort
Lichte poort
Gemiddelde poort
Middelzware poort
Zware poort
Zeer zware poort
0,5 m
1m
1,5 m
2m
2,5 m
3m
Beschrijving
Stelt de pauzeduur af, dat wil zeggen de
tijd die er verstrijkt voordat de poort weer
automatisch dicht gaat. Dit werkt alleen als
de functie automatisch sluiten actief is.
Stelt de reeks instructies af die gekoppeld
zijn aan de ingang P.P of aan de eerste
radioinstructie (zie de tabellen 4 en 5).
NL
Stelt de snelheid van de motor af tijdens
een normale manoeuvre.
Stelt de functie gekoppeld aan de uitgang
S.C.A. af.
Stelt het controlesysteem voor de kracht
van de motor af om die aan het gewicht
van de poort aan te passen.
Stelt de mate van gedeeltelijke opening af.
De gedeeltelijke opening kan alleen met
een 2de radio-instructie worden aangestuurd (zie de tabellen 4 en 5).
” dit geeft de fabrieksinstelling weer
145
Alle parameters kunnen naar believen zonder enige contra-indicatie
worden afgesteld; alleen het afstellen van de “Motorkracht” zou enige nadere aandacht kunnen vereisen:
• Het is ten sterkste af te raden hoge krachtwaarden te gebruiken
om het feit te compenseren dat de vleugel punten met een hoge
wrijvingswaarde heeft; een te grote kracht kan afbreuk doen aan
de werking van het veiligheidssysteem of schade aan de vleugel
toebrengen.
• Als de controle van de “motorkracht” gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem de stootkracht bij botsing te beperken dient
na elke afstelling de kracht opnieuw gemeten te worden, zoals de
norm EN 12445 dat voorschrijft.
• Slijtage en weersinvloeden zijn van invloed op de manoeuvre van
de poort; zo af en toe dient de afstelling van de kracht opnieuw
gecontroleerd te worden.
7.2.4) Programmering tweede niveau (instelbare parameters)
In de fabriek worden alle instelbare parametersfuncties ingesteld zoals in tabel 14 wordt aangegeven met: “
” maar die kunnen op elk gewenst
moment worden gewijzigd zoals in tabel 15 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s
tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt zal de procedure
automatisch beeindigd worden waarbij de wijzigingen dit tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen.
Tabel 15: voor het wijzigen van de instelbare parameters
1.
Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
2.
Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3.
7.
Druk op de toetsen [▲] of [▼] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het “ledlampje ingang”
dat de te wijzigen parameter vertegenwoordigt
Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 5 en 6
voortdurend ingedrukt te blijven
Wacht ongeveer 3s waarna dat ledlampje zal gaan branden dat het actuele niveau van de te wijzigen
parameter vertegenwoordigt
Druk op de toetsen [▲] of [▼] om het ledlampje dat de waarde van de parameter vertegenwoordigt,
te verplaatsen.
Laat de toets [Set] los
8.
Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.
Voorbeeld
3s
SET
4.
5.
6.
L1
SET
of
SET
of
SET
10s
N.B.: de punten 3 tot 7 kunnen tijdens dezelfde programmeringsfase herhaald worden om nog meer parameters in te stellen.
7.2.5) Voorbeeld van programmering van het eerste niveau (functies ON-OFF)
Als voorbeeld wordt de reeks handelingen gegeven die noodzakelijk is voor het wijzigen van de fabrieksinstelling van de functies voor het
activeren van de functies “Automatisch Sluiten” (L1) en “Sluit altijd” (L3).
Tabel 16: voorbeeld van programmering eerste niveau
1.
Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
2.
Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3.
Druk één maal op toets [Set] om de status van de aan L1 gekoppelde functie
(Automatische Sluiting) te wijzigen; nu zal het ledlampje L1 met lange knipperingen gaan knipperen
Druk 2 maal op toets [▼] om het knipperende ledlampje op het ledlampje L3 te verplaatsen
Voorbeeld
SET
L1
4.
3s
SET
L1
SET
L3
5.
6.
Druk één maal op de toets [Set] om de status van de aan L3 gekoppelde functie (Sluit altijd) te wijzigen;
nu zal het ledlampje L3 met lange knipperingen gaan knipperen
Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten
SET
10s
Na deze handelingen moeten de ledlampjes L1 en L3 blijven branden om aan te geven dat de functies “Automatisch Sluiten” en “Sluit altijd”
actief zijn.
146
7.2.6) Voorbeeld van programmering tweede niveau (instelbare parameters)
Als voorbeeld geven wij de reeks handelingen die nodig is om de fabrieksinstelling van de parameters te wijzigen en de en de “Pauzeduur”
op 60s (ingang op L1 en niveau op L5) te verlengen “Motorkracht” voor lichte poorten te verminderen (ingang op L5 en niveau op L2).
Tabel 17: voorbeeld van programmering tweede niveau
1.
Voorbeeld
Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
SET
2.
Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3.
Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 4 en 5 ingedrukt
te blijven
Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L3 gaat branden dat het actuele niveau van de “Pauzeduur”
vertegenwoordigt
Druk 2 maal op de toets [▼] om het brandende ledlampje naar L5 te verplaatsen dat de nieuwe
waarde van de “Pauzeduur” vertegenwoordigt
Laat de toets [Set] los
L1
4.
5.
6.
3s
SET
SET
L3
3s
L5
SET
7.
Druk 4 maal op de toets [▼] om het knipperende ledlampje naar het ledlampje L5 te verplaatsen
8.
11.
Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 9 en 10
ingedrukt te blijven
Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L5 gaat branden dat het actuele niveau van de “Motorkracht”
vertegenwoordigt.
Druk 3 maal op de toets [▲] om het brandende ledlampje naar het ledlampje L2 te verplaatsen dat de
nieuwe waarde van de “Motorkracht” vertegenwoordigt
Laat de toets [Set] los
12.
Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten
L5
9.
10.
SET
L3 3s
L2
SET
10s
7.3) Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen
U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een automatisering met ROBUS350 toevoegen of er een uit verwijderen. Met name
op “BlueBUS” en de ingang “STOP” kunnen verschillende soorten
inrichtingen worden aangesloten zoals dat in de paragrafen “7.3.1
BlueBUS” en “7.3.2 Ingang STOP”aangegeven is.
7.3.1) BlueBUS
BlueBUS is een techniek waarbij het mogelijk is alle compatibele
inrichtingen slechts met twee draden aan te sluiten waarover zowe
de elektrische stroom als de communicatiesignalen lopen. Alle
inrichtingen worden parallel aangesloten op dezelfde 2 draden van
BlueBUS en zonder dat daarbij de polariteit in acht genomen moet
worden; elke inrichting wordt afzonderlijk herkend omdat haar tijdens
de installering een eenduidig adres wordt toegekend. Op BlueBUS
kunnen bijvoorbeeld fotocellen, veiligheidsinrichtingen, bedieningstoetsen, signaleringslampjes etc aangesloten worden.
De besturingseenheid van ROBUS350 herkent alle aangesloten
inrichtingen één voor één via een adequate herkenningsprocedure
en is in staat om met de grootst mogelijke zekerheid alle eventuele
anomalieën te detecteren.
Om deze reden is het telkens wanneer er een op BlueBUS aangesloten inrichting toegevoegd of verwijderd wordt, noodzakelijk de
herkenningsprocedure in de besturingseenheid uit te voeren zoals
dat in paragraaf “7.2.4 Herkennen van andere inrichtingen” beschreven is.
7.3.2) Ingang STOP
STOP is de ingang die onmiddellijke onderbreking de manoeuvre
veroorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze ingang kunnen de inrichtingen met uitgang met normaal open contacten “NA”
aangesloten worden, maar ook inrichtingen met normaal gesloten
contacten “NC” of inrichtingen met een uitgang met constante weerstand 8,2kΩ, zoals bijvoorbeeld de contactlijsten
Zoals voor BlueBUS, herkent de besturingseenheid het soort inrichting dat tijdens de herkenningsfase op de ingang STOP is aangesloten (zie paragraaf “7.2.4 Herkennen van andere inrichtingen”); daarna wordt er een STOP veroorzaakt indien er zich een wijziging ten
opzichte van de herkende staat voordoet.
Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de STOPingang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van het
hetzelfde type:
• Er kunnen meerdere NO inrichtingen parallel op elkaar aangesloten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
• Er kunnen meerdere NC inrichtingen serieel op elkaar aangesloten
worden zonder beperking van het aantal daarvan
• Er kunnen twee inrichtingen met een uitgang met constante weerstand 8,2kΩ parallel geschakeld worden; als er meer dan 2 inrichtingen zijn via een „cascadeschakeling“ op één enkele eindweerstand van 8,2kΩ aangesloten worden.
• Een combinatie NA en NC is mogelijk door de 2 contacten parallel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van
8,2kΩ te verbinden (en dus is ook de combinatie van de 3 inrichtingen mogelijk: NA, NC en 8,2kΩ).
! Indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, garanderen
alleen die inrichtingen welke een uitgang met een constante weerstand van 8,2kΩ hebben, de veiligheidscategorie 3 tegen storingen volgens de norm EN 954-1.
147
NL
7.3.3) Fotocellen
Het systeem “BlueBUS” biedt de mogelijkheid de besturingseenheid
via adressering met speciale jumpers de fotocellen te laten herkennen en de correcte detectiefunctie toe te kennen. Adressering dient
zowel op TX als op RX uitgevoerd te worden (waarbij de jumpers op
dezelfde manier geplaatst moeten worden); hierbij dient u na te gaan
of er geen andere stellen fotocellen met hetzelfde adres bestaan.
In een automatisme voor schuifpoorten met ROBUS350 is het
mogelijk de fotocellen te installeren zoals dat op afbeelding 22 is
aangegeven.
Na het installeren of verwijderen van fotocellen dient er een herkeningsprocedure in de besturingseenheid uitgevoerd te worden zoals
dat in paragraaf “7.3.4 Herkennen van andere inrichtingen” beschreven is.
Tabel 18: adressen van de fotocellen
Fotocel
Jumpers
FOTO
Fotocel buitenzijde h = 50
die bij het sluiten in werking treedt
FOTO II
Fotocel buitenzijde h = 100
die bij het sluiten in werking treedt
FOTO 1
Fotocel binnenzijde h = 50
die bij het sluiten in werking treedt
FOTO 1 II
Fotocel binnenzijde h = 100
die bij het sluiten in werking treedt
22
Fotocel
Jumpers
FOTO 2
Fotocel buitenzijde
die bij het openen in werking treedt
FOTO 2 II
Fotocel binnenzijde
die bij het openen in werking treedt
FOTO 3
Eén enkele fotocel
die het gehele automatisme dekt
! Installatie van FOTO 3 samen met FOTO II vereist dat de plaats
van de elementen waaruit de fotocel bestaat (TX - RX) zodanig is als
in de handleiding met aanwijzingen voor de fotocellen aangegeven is.
7.3.4) Herkennen van andere inrichtingen
Normaal gesproken vindt de herkenningsprocedure van de op BlueBUS en de ingang STOP aangesloten inrichtingen tijdens de installatiefase plaats;
als er echter inrichtingen worden bijgeplaatst of verwijderd is het mogelijk de herkenningsfase opnieuw op onderstaande manier uit te voeren.
Tabel 19: voor het herkennen van andere inrichtingen
1.
Druk op de toetsen [▲] en [Set]
Voorbeeld
SET
2.
Laat de toetsen los wanneer de ledlampjes L1 en L2 zeer snel beginnen te knipperen (na ongeveer 3s)
3.
Wacht enkele seconden totdat de besturingseenheid het herkennen van de inrichtingen beëindigd heeft
4.
Na afloop van de herkenningsprocedure zullen de ledlampjes L1 en L2 ophouden te knipperen, terwijl het
ledlampje STOP moeten blijven branden en de tedlampjes L1…L6 zullen gaan branden op basis van de status
van de functies ON-OFF die zij vertegenwoordigen.
L1
SET
L1
L2
L2
! Nadat er inrichtingen bijgeplaatst of verwijderd zijn is het noodzakelijk opnieu de eindtest van de automatisering uit te
voeren en wel volgens wat er in in paragraaf “5.1 Eindtest” aangegeven is.
7.4) Speciale functies
7.4.1) Functie “Open altijd”
De functie “Open Altijd” is een eigenschap van de besturingseenheid
waardoor het mogelijk is altijd een openingsmanoeuvre aan te sturen
wanneer de instructie “Stap-voor-Stap” langer dan 2 seconden
duurt; dit is met name nuttig bij het aansluiten van het contact van
een tijdschakelklok op het klemmetje P.P. om de poort tijdens een
bepaald tijdsbestek open te houden. Deze eigenschap is geldig
ongeacht de programmering van de ingang PP, met uitzondering van
de programmering als “Sluit”, zie parameter “Functie PP” in tabel 14.
7.4.2) Functie “Beweeg in ieder geval”
Mocht de een of andere veiligheidsinrichting niet correct werken of
buiten gebruik zijn, dan is het toch mogelijk de poort in de modus
“Iemand aanwezig”.
148
Zie voor de details de paragraaf “Bediening terwijl de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn” in de bijlage “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROBUS”.
7.5) Aansluiting van andere inrichtingen
Mocht het nodig zijn externe inrichtingen zoals bijvoorbeeld een lezer
voor transponderkaarten of het lampje van de verlichting van de
sleutelschakelaar van stroom te voorzien, dan kunt u de stroom aansluiten zoals op afbeelding 23 te zien is.
De spanning van de stroomtoevoer is 24Vcc -30% ÷ +50% met
maximale beschikbare stroom van 100mA.
-
+
24Vcc
23
7.6) Oplossen van problemen
In tabel 20 kunt u nuttige aanwijzingen vinden om eventuele storingen te verhelpen die u tijdens de installatie of bij een eventueel defect
tegen kunt komen.
F2
F1
24
Tabel 20: opsporen van storingen
Symptomen
De radiozender stuurt de poort niet aan en het
ledlampje op de zender gaat niet branden.
De radiozender stuurt de poort niet aan, maar
het ledlampje op de zender gaat branden.
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd
en het ledlampje “BlueBUS” knippert niet.
Aanbevolen controles
Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig.
Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen.
Controleer of de stroomvoorziening naar de ROBUS350 de spanning van het elektriciteitsnet 230V heeft. Vergewis u ervan dat de zekeringen niet onderbroken zijn; zo ja, dan
dient u de oorzaak van de storing op te sporen en ze met andere met dezelfde stroomwaarde en kenmerken te vervangen.
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd
en het knipperlicht is uit.
Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als de instructie de ingang PP
bereikt, moet het ledlampje “PP” gaan branden; als daarentegen de radiozender gebruikt
wordt, moet het ledlampje “BluBus” tweemaal snel knipperen.
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd
en het knipperlicht knippert enkele malen.
Tel het aantal malen dat dat licht knippert en controleer aan de hand van de gegevens
in tabel 21.
De manoeuvre gaat van start, maar onmiddellijk
daarna vindt er een terugloop plaats.
De geselecteerde kracht zou te klein kunnen zijn om dit type poort te laten bewegen.
Controleer of er geen obstakels zijn en selecteer eventueel een grotere kracht.
De manoeuvre wordt regelmatig uitgevoerd
maar het knipperlicht SCA werkt niet.
Controleer of er tijdens de manoeuvre spanning op het klemmetje FLASH van het knipperlicht staat (daar het niet ononderbroken werkt, is de waarde van de spanning niet beduidend:
ongeveer 10-30Vcc); als er spanning aanwezig is, is het probleem te wijten aan de lamp die
vervangen zal moeten worden met een lamp met dezelfde kenmerken; als er geen spanning
aanwezig is, zou er zich een overbelasting op de uitgang FLASH voorgedaan kunnen hebben; verifieer of er geen kortsluiting in de kabel is.
De manoeuvre wordt regelmatig uitgevoerd
maar het controlelampje SCA werkt niet.
Verifieer het type functie dat voor de uitgang SCA geprogrammeerd is (Tabel 14)
Wanneer het controlelampje zou moeten hebben branden dient u te controleren of er spanning staat op het klemmetje SCA (ongeveer 24Vcc); als er spanning aanwezig is, is het probleem te wijten aan het controlelampje dat vervangen zal moeten worden met een controlelampje met dezelfde kenmerken; als er geen spanning aanwezig is, zou er zich een overbelasting op de uitgang SCA voorgedaan kunnen hebben; verifieer of er geen kortsluiting in de
kabel is.
7.7) Diagnostiek en signaleringen
Sommige inrichtingen geven zelf al speciale signaleringen waardoor
het mogelijk is de bedrijfsstatus of eventuele storing te herkennen.
149
NL
7.7.1) Signaleringen met het knipperlicht
Het knipperend signaleringslicht FLASH zal tijdens de manoeuvre één maal per seconde knipperen; wanneer er een storing is, zal het kortere knipperingen geven; deze knipperingen worden twee maal herhaald met daartussen een pauze van een seconde.
Tabel 21: signaleringen op het knipperlicht FLASH
Snelle knipperingen
Oorzaak
HANDELING
1 knippering
pauze van 1 seconde
1 knippering
Fout op de BlueBUS
Bij het begin van de manoeuvre komt de controle van de op BlueBus aangesloten inrichtingen niet overeen met die welke tijdens de herkenningsfase in
het geheugen zijn opgeslagen. Het is mogelijk dat er inrichtingen defect zijn;
controleer en vervang ze; als er wijzigingen zijn aangebracht dient u de herkenningsprocedure opnieuw uit te voeren.
2 knipperingen
pauze van 1 seconde
2 knipperingen
Inwerkingtreding van een
fotocel
Bij het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen geen toestemming tot de manoeuvre, controleer of er obstakels zijn. Dit is normaal tijdens
de manoeuvre als er daadwerkelijk een obstakel is.
3 knipperingen
pauze van 1 seconde
3 knipperingen
Inwerkingtreding van de
begrenzer van de “Motorkracht”
Tijdens de manoeuvre heeft de poort meer wrijving ondervonden; controleer
de oorzaak.
4 knipperingen
pauze van 1 seconde
4 knipperingen
Inwerkingtreding van de
ingang STOP
Bij het begin van de manoeuvre of tijdens de manoeuvre is de ingang di
STOP in werking getreden; controleer de oorzaak.
5 knipperingen
pauze van 1 seconde
5 knipperingen
Fout in de interne parameters van de elektronische
besturingseenheid
Wacht tenminste 30 seconden en probeer dan opnieuw een instructie te
geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig
defect kunnen zijn en dient de elektronische kaart vervangen te worden
6 knipperingen
pauze van 1 seconde
6 knipperingen
De maximumlimiet voor het
aantal manoeuvres per uur
is overschreden.
Wacht enkele minuten dat de begrenzer van het aantal manoeuvres weer
onder de maximumlimiet komt.
7 knipperingen
pauze van 1 seconde
7 knipperingen
Fout in de interne elektrische circuits
Koppel alle circuits enige seconden van de stroomtoevoer los; probeer daarna een instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou
er een ernstig defect op de kaart kunnen zijn of in de bekabeling van de
motor. Controleer en vervang eventueel.
7.7.2) Signaleringen op de besturingseenheid
Op de besturingseenheid van ROBUS350 bevinden zich een reeks
ledlampjes die elk bepaalde signaleringen kunnen geven, zowel
wanneer alles normaal functioneert als bij storingen.
25
Tabel 22: ledlampjes op de klemmetjes van de besturingseenheid
Led BLUEBUS
Oorzaak
HANDELING
Controleer of er stroom is; controleer of de zekeringen niet in werking getreden
Uit
Anomalie
zijn; is dat het geval, controleer dan de oorzaak van de storing en vervang de
zekeringen vervolgens met andere met dezelfde waarde.
Aan
Ernstige storing
Eén knippering per seconde
Alles OK
Er is een wijziging opgetreden
in de status van de ingangen.
2 snelle knipperingen
Serie knipperingen met daartusVerschillende
sen een pauze van een seconde
Led STOP
Oorzaak
Inwerkingtreding van de
Uit
ingang STOP
Aan
Alles OK
Led P.P.
Oorzaak
Uit
Alles OK
Inwerkingtreding van de
Aan
ingang PP
150
Er is een ernstige storing opgetreden; probeer de besturingseenheid enkele
seconden uit te zetten; als deze status niet verandert, is er een defect en dient
de elektronische kaart vervangen te worden.
Besturingseenheid werkt normaal
Dit is normaal wanneer er een wijziging optreedt op één van de ingangen: P.P.,
STOP, of wanneer de fotocellen in werking treden of de radiozender gebruikt wordt.
Dit is dezelfde signalering als die op het knipperlicht. Zie tabel 21
HANDELING
Controleer de op de ingang STOP aangesloten inrichtingen
Ingang STOP actief
HANDELING
Ingang PP niet actief
Dit is normaal wanneer de op de ingang PP aangesloten inrichting daadwerkelijk actief is
Tabel 23: ledlampjes op de toetsen van de besturingseenheid
Led 1
Beschrijving
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Automatisch sluiten” niet actief is
Uit
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Automatisch sluiten” actief is
Aan
• Programmering van de functies in uitvoering
Knippert
• Indien dit samen met L2 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen
van de inrichtingen uit te voeren (zie paragraaf “4.3 Herkenning inrichtingen”).
Led L2
Beschrijving
Uit
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Terugloop na Foto” niet actief is.
Aan
Aan Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Terugloop na Foto” actief is.
• Programmering van de functies in uitvoering
Knippert
• Indien dit samen met L1 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen
van de inrichtingen uit te voeren (zie paragraaf “4.3 Herkenning inrichtingen”).
Led L3
Uit
Aan
Knippert
Led L4
Uit
Aan
Knippert
Led L5
Uit
Aan
Knippert
Led L6
Uit
Aan
Knippert
Beschrijving
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Sluit altijd” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Sluit altijd” actief is.
• Programmering van de functies in uitvoering
• Indien dit samen met L4 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen
van de vleugellengte uit te voeren (zie paragraaf “4.4 Herkenning vleugellengte”).
Beschrijving
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Stand-By” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Stand-By” actief is
• Programmering van de functies in uitvoering
• Indien dit samen met L3 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen
van de vleugellengte uit te voeren (zie paragraaf “4.4 Herkenning vleugellengte”).
Beschrijving
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Start” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Start” actief is.
Programmering van de functies in uitvoering.
Beschrijving
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Voorwaarschuwing” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Voorwaarschuwing” actief is.
Programmering van de functies in uitvoering.
NL
7.8) Accessoires
Voor ROBUS350 zijn de volgende apart te bestellen accessoires
voorzien:
• PS124 Bufferbatterij 24V - 1,2Ah geïntegreerde batterij-oplader.
26
Raadpleeg de productencatalogus van Nice S.p.a. voor de volledige
en bijgewerkte lijst accessoires.
27
151
8) Technische gegevens
Teneinde haar producten steeds meer te vervolmaken behoudt NICE S.p.a. zich het recht voor op elk gewenst moment en zonder voorbericht wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven.
Alle technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C).
Technische gegevens: ROBUS350
Elektromechanische reductiemotor voor het automatische verplaatsen van schuifpoorten voor partiTypologie
culier gebruik inclusief met elektronische besturingseenheid
Rondsel
Z: 15; Module: 4; Steek: 12,6mm; Flankdiameter: 60mm
10Nm;
overeenkomende met de capaciteit een dusdanige kracht te ontwikkelen dat de vleugel in
Maximumkoppel bij de start
beweging komt (statische wrijving) tot 333N
6Nm; overeenkomende met de capaciteit een dusdanige kracht te ontwikkelen dat de vleugel blijft
Nominale koppel
lopen (dynamische wrijving) tot 200N
0,18m/s
Snelheid bij het nominale koppel
Snelheid loos (De besturingseenheid
biedt de mogelijkheid 6 snelheden te
0,34m/s
programmeren, te weten ongeveer:
100, 85, 70, 55, 45, 30%)
Maximale frequentie werkingscycli 50 cycli /dag (de besturingseenheid beperkt het aantal cycli tot het maximum zoals voorzien in de tabellen 1 en 2)
10 minuten (de besturingseenheid beperkt de duur van continue werking tot het maximum zoals
Maximumduur continue werking
voorzien in de tabellen 1 en 2)
Over het algemeen is ROBUS in staat poorten met een gewicht tot 350kg of een lengte tot 7m en
Gebruikslimieten
zoals de limieten voorzien in de tabellen 1 en 2 te automatiseren.
Stroomvoorziening ROBUS350
230Vac (+10% +15%) 50/60Hz.
Stroomvoorziening ROBUS350/V1 120Vac (+10% +15%) 50/60Hz.
Maximaal opgenomen vermogen
250VA
Isoleringsklasse
1 (aarding is noodzakelijk)
Noodstroomvoorziening
Met het apart leverbare accessoire PS124
Uitgang knipperlicht
Voor 1 knipperlicht LUCYB (lamp 12V, 21W)
Uitgang BLUEBUS
Eén uitgang met een maximale belasting van 15 eenheden BlueBus
Voor normaal gesloten contacten, normaal open contacten en/of voor constante weerstand 8,2kΩ,
Ingang STOP
met automatische herkenning van de “normale” status (een verandering ten opzichte van de opgeslagen status veroorzaakt de instructie “STOP”)
Ingang PP
voor normaal open contacten (sluiting van het contact geeft de instructie P.P.)
Ingang ANTENNE Radio
52Ω Voor kabel van het type RG58 of dergelijke
Programmeerbare functies
6 functies van het type ON-OFF en 6 instelbare functies (zie de tabellen 12 en 14)
Zelflering van de op de uitgang BlueBUS aangesloten inrichtingen
Functies met zelflering
Zelflering van het soort inrichting "STOP" (contact NO, NC of weerstand 8,2kΩ)
Zelflering van de poortlengte en berekening van de punten van vertraging en gedeeltelijke opening.
Bedrijfstemperatuur
-20°C ÷ 50°C
Gebruik in bijzonder zure, zoute
Nee
of potentieel explosieve omgeving
Beschermingsklasse
IP 44
330 x 195 h 277; 8Kg
Afmetingen en gewicht
Technische gegevens
Typologie
Frequenti
Codering
Compatibiliteit zenders
Aantal zenders dat opgeslagen kan worden
Impedantie ingang
Gevoeligheid
Bereik van de zenders
Uitgangen
Bedrijfstemperatuur
Technische gegevens
Typologie
Frequentie
Codering
Toetsen
Stroomvoorziening
Absorptie
Levensduur batterij
Uitgestraald vermogen
Afmetingen en gewicht
Beschermingsklasse
Bedrijfstemperatuur
152
radio-ontvanger: SMXI
radio-ontvanger: SMXIS
Ontvanger met 4 kanalen voor radiobesturing
433.92MHz
Digitale 52 bits-rolling code, type FLO
Digitale 64 bits- rolling code, type SMILO
FLOR, VERY VR; alleen enkele groep:
SMILO
ERGO, PLANO, PLANOTIME
Maximaal 256 bij geheugenopslag in Modus I
52Ω
beter dan 0,5µV
Van 100 tot 150m, Deze afstand kan variëren wanneer er obstakels of eventuele elektromagnetische storingen zijn; ook is van invloed de plaats van de ontvangstantenne
4 (op de connector SM)
-10°C ÷ 55°C
zender: FLO2R-S
zender: SM2
Zender met 2 kanalen voor radiobesturing
433.92MHz
Digitale 52 bits-rolling code, type FLOR
Digitale 64 bits- rolling code, type SMILO
2
12Vdc met batterij type 23A
25mA
1 jaar, geschat op een basis van 20 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C (bij lage
temperaturen vermindert de batterijwerking)
100µW
72 x 40 h 18mm / 30g
Diameter 48 h14mm / 19g
IP 40 (gebruik binnenshuis of in een beschermde ruimte)
-40°C ÷ 85°C
Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROBUS
Proficiat met de keuze van een product Nice voor uw
automatisering! Nice S.p.a. produceert componenten
voor het automatiseren van poorten, deuren, rolpoorten,
rolluiken en zonwering: reductiemotors, besturingseenheden, afstandsbedieningen, waarschuwingslichten, fotocellen en accessoires. Nice gebruikt uitsluitend kwaliteitsmateriaal en -bewerkingen, en geroepen als zij zich voelt,
zoekt ze naar vernieuwende oplossingen die haar apparaten - verzorgd in de technische esthetische en ergonomische aspecten - zo gebruiksvriendelijk mogelijk maakt:in
het uitgebreide programma van Nice zal uw installateur
ongetwijfeld dat product uitgekozen hebben dat het
meest aan uw eisen beantwoordt. Nice is echter niet de
fabrikant van uw automatiseringsinstallatie, die daarentegen het resultaat is van analyse, evaluatie, keuze van
materialen, en het aanleggen daarvan door uw vertrouwensinstallateur. Elke automatisering is uniek en alleen uw
installateur bezit de ervaring en het vakmanschap dat
nodig is om een installatie volgens uw verlangens uit te
voeren, veilig en betrouwbaar in de tijd, en vooral volgens
de regelen der kunst, dat wil zeggen conform de geldende voorschriften.
Een automatiseringsinstallatie is een groot gemak, een
waardevol veiligheidssysteem en kan met een beetje aandacht tot in lengte van dagen duren.
Ook al beantwoordt de automatisering in uw bezit aan het
in normen en wetten voorgeschreven veiligheidsniveau, dit
sluit niet uit dat er een “restrisico” bestaat, dat wil zeggen
de mogelijkheid dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, die gewoonlijk te wijten zijn aan onverantwoordelijk
of zelfs verkeerd gebruik; hierom willen wij u enige adviezen geven hoe u met de automatisering dient om te gaan
teneinde elk eventueel probleem te voorkomen:
•Voordat u de automatisering voor de eerste maal
gaat gebruiken is het raadzaam u door de installateur
te laten uitleggen waar de restrisico's ontstaan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van
deze handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de installateur u overhandigd heeft. Bewaar deze handleiding voor eventuele
toekomstige twijfels en geef haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering.
•Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies opvolgt; onverantwoordelijk en
oneigenlijk gebruik kan maken dat het een gevaarlijke
machine wordt: laat de automatisering niet werken als er
zich mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden.
•Kinderen: een automatiseringsinstallatie biedt een hoge
graad van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of
zaken onderbreekt en altijd een voorspelbare en veilige
activering garandeert. Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de buurt van de installatie te spelen en de afstandsbedieningen buiten hun bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in
werking komt: het is geen speelgoed!
•Anomalieën: Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze dat zou moeten doen,
dient u de stroomtoevoer naar de installatie te onderbreken en haar handmatig te ontgrendelen. Probeer niet zelf
te repareren, maar roep de hulp van uw vertrouwensinstallateur in: intussen kan de installatie werken als een
niet geautomatiseerde toegang, wanneer u de reductiemotor op de hieronder beschreven manier ontgrendeld
hebt.
•Onderhoud: Zoals elke machine heeft uw installatie
periodiek onderhoud nodig om haar zo lang mogelijk en
geheel veilig te laten werken. Stel met uw installateur een
onderhoudsplan met periodieke frequentie op; Nice
raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek
kan variëren in functie van een meer of minder intensief
gebruik. Alle controle-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
•Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, breng
geen wijzigingen aan de installatie en de programmerings- en afstellingsparameters van uw automatiseringsinstallatie aan: uw installateur is aansprakelijk.
•De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden
en de eventuele reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie
bewaard te worden.
De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig
kan en moet uitvoeren zijn het reinigen van de glaasjes van
de fotocellen en het verwijderen van bladeren en stenen
die het automatisme in diens werking kunnen belemmeren. Om te voorkomen dat iemand de poort in beweging
kan bregen dient u eraan te denken voordat u dit gaat
doen het automatisme (zoals verderop beschreven) te
ontgrendelen en voor het schoonmaken alleen een enigszins vochtige in water gedrenkte doek te gebruiken.
•Afvalverwerking: Als de automatisering niet meer
gebruikt kan worden, dient u zich ervan te vergewissen
dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel
wordt uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschriften wordt hergebruikt of naar
de afvalverwerking wordt gezonden.
•In geval van defecten of stroomuitval: In afwachting van het bezoek van uw installateur, (of het terugkeren van de elektrische stroom als de installatie niet van
bufferbatterijen voorzien is), mag de installatie gebruikt
worden als elke andere niet-geautomatiseerde toegang.
Hiertoe dient u de automatisering handmatig te ontgrendelen: aan deze handeling, die de enige is die de gebruiker van de automatisering mag uitvoeren, heeft Nice bijzonder veel aandacht besteed om u altijd een maximum
aan gebruiksvriendelijkheid te garanderen, zonder dat u
gereedschap moet gebruiken of fysieke kracht moet
aanwenden.
153
NL
Ontgrendeling en handmatige manoeuvre: voordat u dit gaat doen dient u erop te letten dat ontgrendeling alleen
kan plaatsvinden wanneer de vleugel stil staat.
1 Verschuif het plaatje dat het slot
beschermt.
3 Trek aan de ontgrendelingshandgreep.
Voor vergrendeling: doe hetzelfde, maar dan in
omgekeerde volgorde.
Bediening wanneer de veiligheidsinrichtingen
buiten gebruik zijn: indien de veiligheidsinrichtingen
van de poort niet correct mochten functioneren, kunt u
de poort toch bedienen
• Activeer de bediening van de poort (met de
afstandsbediening, sleutelschakelaar, etc.); als alles
in orde is zal de poort normaal open of dicht gaan,
anders zal het knipperlicht enkele malen knipperen
en zal de manoeuvre niet van start gaan (het aantal
malen dat het knipperlicht knippert heeft te maken
met de reden waarom de manoeuvre niet van start
kan gaan).
• In dit geval moet u de bedieningsinrichting binnen 3
seconden nogmaals activeren en geactiveerd
houden.
• Na ongeveer 2s komt de poort in beweging en wel
in de modus “iemand aanwezig”, d.w.z. zolang de
bedieningsinrichting geactiveerd blijft, beweegt de
poort; zodra de bedieningsinrichting losgelaten
wordt, stopt de poort.
! Wanneer de beveiligingen buiten gebruik
zijn, moet het automatisme zo snel mogelijk
gerepareerd worden..
154
2 Steek de sleutel in het slot en draai die met
de wijzers van de klok om.
4 Verplaats de vleugel handmatig.
Vervanging van de batterij van de afstandsbediening: als uw afstandsbediening na enige tijd minder lijkt
te werken, of helemaal niet te werken, zou dit eenvoudigweg kunnen komen omdat de batterij leeg is (afhankelijk van het type daarvan kan dat na verschillende
maanden of meer dan een jaar zijn). U kunt dit zien
doordat het waarschuwingslampje dat de doorzending
bevestigt, zwak brandt, of helemaal niet brandt, of
slechts eventjes brandt. Voordat u zich tot de installateur wendt kunt u proberen de batterij van een andere
zender die wèl werkt, in te zetten als dit de oorzaak
van de storing is, behoeft u alleen maar een nieuwe
batterij van hetzelfde type in te zetten.
De batterijen bevatten vervuilende stoffen: gooi ze niet
met het gewone huisvuil weg, maar gebruik de methoden die in de plaatselijke voorschriften voorzien zijn.
Bent u tevreden? Indien u in uw huis nog een nieuwe automatiseringsinstallatie zou willen, kunt u zich,
wanneer u zich tot dezelfde installateur en Nice wendt,
van de adviezen van een specialist en de meest
geavanceerde producten op de markt verzekeren. Het
resultaat: een automatisering die het best functioneert
en een maximale compatibiliteit met de andere automatiseringen.
Wij bedanken u voor het lezen van deze aanbevelingen, en wij hopen dat u veel plezier van uw nieuwe
installatie zult hebben: wend u voor elke vraag, nu of in
de toekomst, vol vertrouwen tot uw installateur.