Moovo TS4 de handleiding

Type
de handleiding
Nederlands – 3
Nederlands
ALGEMENE AANBEVELINGEN EN
VOORZORGSMAATREGELEN
STAP 1
Veilig werken! 4
Aanbevelingen voor het installeren 4
KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING
VOOR DE INSTALLATIE
STAP 2
2.1 - Beschrijving van het product en gebruiksdoel 5
2.2 - Componenten voor het aanleggen van een complete installatie 5
STAP 3
Controles voor het installeren 6
3.1 - Controleren van de geschiktheid van de omgeving en de te
automatiseren deur 6
3.2 - Controleren van de gebruikslimieten van het product 6
STAP 4
4.1 - Voorbereidende werkzaamheden 7
- 4.1.1 - Karakteristieke referentie-installatie 7
- 4.1.2 - Vaststellen van de plaats van de verschillende componenten 7
- 4.1.3 - Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden 7
- 4.1.4 - Controleren van het voor het te verrichten werk benodigde gereedschap 7
- 4.1.5 - Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden 7
4.2 - Leggen van de elektriciteitskabels 7
INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUITINGEN VAN DE
COMPONENTEN
STAP 5
5.1 - Installeren van de componenten van de automatisering 10
5.2 - Installeren van de bufferbatterij mod. ME 12
5.3 - Bevestigen van de automatisering aan de wand, het plafond en de deur 13
STAP 6
Installeren en aansluiten van de in de installatie voorziene inrichtingen 15
AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING
STAP 7 17
EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
STAP 8 17
PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING
STAP 9
9.1 - Geheugenopslag van de zender mod. MT4 18
9.2 - Geheugenopslag van de eindstanden bij “opening” en “sluiting” van de deur 18
AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES
10 - Afstelling van de werking van de automatisering 19
11 - Geheugenopslag van een nieuwe zender met behulp van de procedure
‘in de nabijheid’ van de besturingseenheid 19
12 - Wissen van de gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid 20
WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) 21
WERKZAAMHEDEN DIE AAN EEN BEVOEGDE TECHNICUS
ZIJN VOORBEHOUDEN
Aansluiting van de automatisering op het elektriciteitsnet 22
Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering 22
Afvalverwerking van het product 23
TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE VERSCHILLENDE
PRODUCTONDERDELEN 24
Bijlagen: “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” I-VII
INHOUDSOPGAVE
4 – Nederlands
Nederlands
ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID
– ga na of de in de kit aanwezige inrichtingen voldoende zijn om te garan-
deren dat de installatie veilig is en goed werkt.
– maak een analyse van de risico’s waarvan de lijst met essentiële veilig-
heidseisen zoals die voorzien zijn in Bijlage I van de Machinerichtlijn, deel
uitmaakt, en geef de toegepaste oplossingen daarvoor aan. Wij maken u
erop attent dat de risicoanalyse één van de documenten is die deel uit
maken van het “technisch dossier” van de automatisering. Deze dient
door een erkende installateur te worden ingevuld.
Met het oog op de gevaarlijke situaties die zich bij het installeren en
gebruiken van het product zouden kunnen voordoen, dient de auto-
matisering met inachtneming van onderstaande aanbevelingen te
worden geïnstalleerd:
– breng op geen enkel onderdeel van de automatisering wijzigingen aan,
tenzij die in deze handleiding zijn voorzien. Dergelijke handelingen kunnen
alleen maar storingen veroorzaken. De fabrikant wijst elke aansprakelijk-
heid voor schade tengevolge van willekeurig gewijzigde producten van de
hand.
– zorg ervoor dat geen enkel deel van de automatisering in water of een
andere vloeistof terecht kan komen. Zorg er tijdens de installatie ook voor
dat er geen vloeistoffen in de reductiemotor of andere inrichtingen kunnen
komen.
– sluit onmiddellijk de elektrische stroom af indien er een vloeistof in delen
van de componenten van de automatisering is gekomen, en wend u tot
de klantenservice van Moovo. Indien de automatisering onder die
omstandigheden toch wordt gebruikt, kan dit een gevaarlijke situatie ver-
oorzaken.
– houd de verschillende componenten van de automatisering uit de buurt
van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade
kunnen oplopen of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kun-
nen ontstaan.
– elke handeling waarvoor het nodig is het beschermende omhulsel van
een bepaalde component van de automatisering te openen, dient plaats
te vinden terwijl de besturingseenheid van het elektriciteitsnet losgekop-
peld is. Indien de ontkoppelingsinrichting niet goed te zien is, dient u een
bord aan te brengen met het opschrift: “LET OP ONDERHOUDSWERK-
ZAAMHEDEN IN UITVOERING”.
– het product kan niet als een doelmatig beveiligingssysteem tegen indrin-
gers beschouwd worden. Indien u zich doelmatig wilt beveiligen, dient u
de automatisering met andere inrichtingen aan te vullen.
– de besturingseenheid moet op een geaarde elektriciteitsleiding voor
stroomvoorziening worden aangesloten.
– het product mag pas worden gebruikt, nadat de automatisering “in
bedrijf is gesteld” zoals dat is voorzien in de paragraaf Eindtest en inbe-
drijfstelling van de automatiseringin het kader “Werkzaamheden die
aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”.
– De afvalverwerking van al het verpakkingsmateriaal van de onderdelen
van de automatisering moet helemaal volgens de plaatselijk geldende
regels plaatsvinden.
STAP 1
VEILIG WERKEN!
Let op – voor de veiligheid van de personen is het van
belang deze aanwijzingen op te volgen.
Let op – Belangrijke aanwijzingen inzake de veiligheid:
bewaar daarom deze aanwijzingen.
Het ontwerp, de productie van de inrichtingen waaruit dit product
bestaat, evenals deze handleiding beantwoorden volledig aan de
thans geldende regelgeving op het gebied van veiligheid. Deson-
danks kan een foutief uitgevoerde installatie en programmering ern-
stig letsel kunnen toebrengen aan de personen die de werkzaamhe-
den uitvoeren of aan hen die de installatie zullen gebruiken. Daarom
is het van belang dat u tijdens de installatie alle aanwijzingen uit
deze handleiding opvolgt.
Begin niet met de installatie indien u ook maar de minste twijfel heeft.
Vraag eventueel uitleg aan de klantenservice van Moovo.
Indien u voor het eerst een automatisering voor garagedeuren (sectionaal-
of kanteldeuren) gaat uitvoeren, verdient het aanbeveling enige tijd aan het
lezen van deze handleiding te besteden. Het is raadzaam dit te doen voor-
dat u met de automatisering begint, dus zonder dat u onder tijdsdruk
moet werken. Houd bovendien alle inrichtingen van het product bij de
hand, zodat u alle informatie van deze handleiding kunt lezen, uitproberen
en verifiëren (met uitzondering van de programmeerfase
Bij het lezen van deze handleiding dient u speciaal te letten op die
delen welke gemarkeerd zijn met het symbool:
Deze symbolen duiden onderwerpen aan die een mogelijke bron
voor gevaar kunnen zijn en daarom dienen
de uit te voeren handelin-
gen uitsluitend door daartoe bevoegde en ervaren technici met
inachtneming van deze aanwijzingen en de in dit land bestaande
normen en wetten worden uitgevoerd:
AANBEVELINGEN VOOR HET INSTALLEREN
Volgens de meest recente Europese wetgeving dienen bij het monte-
ren van een garagedeur de voorschriften zoals die zijn voorzien in de
Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) opgevolgd te worden en met
name de normen EN 12445; EN 12453; EN 12635 en EN 13241-1, die
een verklaring van vermoedelijke conformiteit van de automatisering
mogelijk maken.
Met het oog hierop
moeten de definitieve aansluiting van de automatisering op het elek-
triciteitsnet, de eindtest van de installatie, de inbedrijfstelling daar-
van alsook het periodieke onderhoud door daartoe bevoegd en
ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen ver-
vat in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus
zijn voorbehouden” in acht dienen te worden genomen. Deze techni-
cus moet bovendien bepalen welke tests in functie van de bestaan-
de risico’s noodzakelijk zijn en moet hij controleren of de wettelijke
voorschriften, regelgeving en regels, en met name alle vereisten van
norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automati-
seringen voor garagedeuren bepaalt, in acht zijn genomen.
Daarentegen kunnen werkzaamheden in verband met de voorberei-
ding, installatie en programmering ook worden verricht door perso-
neel dat niet speciaal geschoold is, mits alle in deze handleiding ver-
vatte aanwijzingen nauwgezet en in de juiste volgorde in acht wor-
den genomen, en dan met name de aanbevelingen van deze STAP 1.
Voordat u met het installeren begint, dient u de volgende ana-
lyses en controles te verrichten:
– controleer of de afzonderlijke voor de automatisering bestemde inrich-
tingen voor de aan te leggen installatie geschikt zijn. Controleer hiertoe
met de grootst mogelijke aandacht de gegevens in de paragraaf Techni-
sche gegevens. Begin niet met de installatie als er ook maar een enkele
inrichting niet voor het gebruik geschikt is.
Nederlands – 5
Nederlands
STAP 2
2.1 BESCHRIJVING VAN HET PRODUCT EN
GEBRUIKSDOEL
In het algemeen gezegd dienen alle inrichtingen die tezamen dit product
vormen voor het automatiseren van een garagedeur bij woningen te auto-
matiseren (afb. 1). Het kan hier om een sectionaaldeur dan wel kanteldeur
gaan; een kanteldeur kan dan buiten de gevel draaien (bij het openen
steekt de deur buiten de gevel uit) of binnen de gevel blijven en voorzien
zijn van veren of tegengewichten.
In het bijzonder is deze set uitsluitend bestemd voor het automatiseren
van een sectionaaldeur. Voor het automatiseren van een kanteldeur dient
er een speciale kantelarm te worden gemonteerd (mod. MA, accessoire
dat niet in de verpakking zit).
Elk ander gebruik dat niet overeenkomt met wat beschreven is en
onder andere omstandigheden dan wat in STAP 3 is aangeduid,
dient als oneigenlijk gebruik te worden beschouwd en is dus verbo-
den!
Dit product (TS432B - TS432Be - TS432BH - TS432BeH) bestaande uit
een elektromechanische reductiemotor met een gelijkstroommotor op
24V, een geleider, een ketting en een trekwagen. In de reductiemotor
bevindt zich ook een besturingseenheid.
Deze besturingseenheid bestaat uit een elektronische kaart, een gebrui-
kers-/signaleringslicht en een ingebouwde radio-ontvanger, plus de
antenne die de door een zender verstuurde instructies opvangt.
De besturingseenheid is in staat verschillende soorten manoeuvres aan te
sturen; elk daarvan kan op basis van de verschillende eisen geprogram-
meerd en gebruikt.
Bovendien zijn er verschillende speciale functies beschikbaar waardoor
het mogelijk is de werking van de automatisering aan de persoonlijke
wensen aan te passen.
De automatisering is gereed voor het gebruik van verschillende accessoi-
res die de functionaliteit daarvan verhogen en de veiligheid garanderen.
Met name: de besturingseenheid kan tot 150 toetsen van zenders mod.
MT4 en tot 4 stel fotocellen, mod. MPQ in het geheugen opslaan.
Het product werkt op stroom die van het elektriciteitsnet afkomstig is; in
geval van stroomuitval (black-out) biedt het de mogelijkheid de deur “met
de hand” te manoeuvreren; hiervoor ontgrendelt u de trekwagen met het
daarvoor bestemde koordje of met een ontgrendelingsinrichting buiten
(mod. MU, accessoire dat niet in de verpakking aanwezig is).
Het is ook mogelijk de deur te openen door gebruik te maken van een
bufferbatterij (mod. ME, accessoire dat niet in de verpakking aanwezig is)
indien ze in de installatie is aangebracht.
KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE
1
2.2 COMPONENTEN VOOR HET AANLEGGEN VAN
EEN COMPLETE INSTALLATIE
Afb. 2 laat alle componenten zien die voor het aanleggen van een com-
plete installatie nuttig zijn, zoals die op afb. 8 te zien is.
Lijst van de nuttige componenten:
[a] - elektromechanische reductiemotor
[b] - 3-delige geleider voor de wagen + koppelingsbeugels
(alleen voor het mod. TS432B en TS432Be)
[c] - geleider uit één stuk
(alleen voor het mod. TS432BH en TS432BeH)
[d] - beugels om de reductiemotor aan het plafond te bevestigen
[e] - beugels om de geleider aan de wand te bevestigen
[f] - mechanische stop om de wagen bij de eindpositie te laten stoppen
[g] - terugloop van de ketting
[h] - trekketting
[i] - trekwagen
[l] - koordje met knop voor het ontgrendelen van het automatisme
[m]- trekstang van de deur (alleen voor sectionaaldeuren
)
[n] - beugel voor het koppelen van de trekstang aan de deur
[o] - kantelarm en de trekstang daarvan
(mod. MA, alleen voor kanteldeuren
)
[p] - stel fotocellen (voor aan de wand) mod. MPQ
[q] - (hand) zender mod. MT4
[r] - radiografisch bedieningspaneel mod. MKR (voor aan de wand)
[s] - twee bufferbatterijen mod. ME
(alleen voor het mod. TS432Be en TS432BeH)
[t] - metalen verbruiksmateriaal (schroeven, borgringetjes, etc.)
*
[u] - set voor ontgrendeling van buitenaf mod. MU
(
*
) N.B. – De schroeven die nodig zijn om de componenten aan de muur
te bevestigen zijn niet in de verpakking inbegrepen. Het type schroeven
hangt namelijk af van het materiaal en de dikte van de muur waar zij voor
zullen worden gebruikt.
AANBEVELING!
Enkele componenten die op afb. 2 zijn afgebeeld, zijn niet stan-
daard en het kan zijn dat die niet in de verpakking zitten.
SECTIONAAL BUITEN DE GEVEL DRAAIEND BINNEN DE GEVEL BLIJVEND
6 – Nederlands
Nederlands
2
STAP 3
CONTROLES VOOR HET INSTALLEREN
Voordat u gaat installeren, dient u te controleren of de onderdelen van het
product intact zijn en het uitgekozen model en de voor installatie bestem-
de omgeving geschikt is.
BELANGRIJK – De reductiemotor kan geen deur automatiseren die
niet al goed en veilig functioneert Evenmin kan zij defecten verhel-
pen die het gevolg zijn van een verkeerd uitgevoerde installatie van
de deur of slecht onderhoud daaraan.
3.1 CONTROLEREN VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE
OMGEVING EN DE TE AUTOMATISEREN DEUR
• Bij een automatisering met een buiten de gevel draaiende kanteldeur
dient u na te gaan of de deur geen obstakel op de openbare weg (ook het
trottoir) vormt.
• Controleer of de mechanische structuur van de deur geschikt is om
conform de in uw land van kracht zijnde voorschriften geautomatiseerd te
worden.
• Controleer of de mechanische structuur van de deur stevig genoeg is en
vergewis u ervan dat de deur niet uit zijn geleiders kan lopen.
• Controleer wanneer u de deur handmatig opent en sluit, of tijdens de
manoeuvre de wrijving op elk punt gelijkmatig en constant is (er mogen
geen momenten met een grotere belasting voorkomen).
• Controleer of de deur goed uitgebalanceerd is, d.w.z. de deur mag niet
in beweging komen wanneer de manoeuvre op een willekeurige stand
(handmatig) onderbroken wordt .
• Controleer of de ruimte rond de reductiemotoren groot genoeg is om de
deur gemakkelijk en veilig handmatig te kunnen ontgrendelen.
• Controleer of de door u gekozen plaats voor het installeren van de ver-
schillende inrichtingen stevig genoeg is en een stabiele bevestiging gega-
randeerd is.
• Controleer of alle te installeren inrichtingen aangebracht zijn op een vei-
lige en tegen stoten beschermde plaats.
• Controleer of de uitgekozen bevestigingsvlakken van de fotocellen goed
vlak zijn waardoor een goede uitlijning tussen de fotocellen mogelijk is.
3.2 – CONTROLEREN VAN DE GEBRUIKSLIMIETEN
VAN HET PRODUCT
Om vast te stellen of het product geschikt is voor de specificaties van uw
deur en de specifieke context van de automatisering is het noodzakelijk
onderstaande controles uit te voeren en te controleren of zij in overeen-
stemming zijn met de technische gegevens in deze paragraaf alsook die
welke vervat zijn in hoofdstuk Technische gegevens van het product.
• Controleer of de deur qua afmetingen en gewicht binnen onderstaande
grenzen valt:
model TS432B en TS432Be
Sectionaaldeuren: maximumbreedte 350 cm; maximumhoogte 212
cm; maximale verplaatsingskracht 500 N.
Buiten de gevel draaiende kanteldeuren: maximumbreedte 350
cm; maximumhoogte 260 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N.
Binnen de gevel blijvende kanteldeuren: maximumbreedte 350 cm;
maximumhoogte 212 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N.
model TS432BH en TS432BeH
Sectionaaldeuren: maximumbreedte 350 cm; maximumhoogte 240
cm; maximale verplaatsingskracht 500 N.
Buiten de gevel draaiende kanteldeuren: maximumbreedte 350
ab c d
ef ghi
lmnop
qr s t
u
Nederlands – 7
Nederlands
4
B
F
5
G
M
D
3
B
E
A
D
cm; maximumhoogte 280 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N.
Binnen de gevel blijvende kanteldeuren: maximumbreedte 350 cm;
maximumhoogte 220 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N.
N.B. Als gevolg van de vorm van de deur of bepaalde weersomstandig-
heden (bijvoorbeeld de aanwezigheid van harde wind), kunnen deze maxi-
mumwaarden lager komen te liggen. In dit geval is het belangrijk de kracht
te meten die vereist is om de deur onder de meest ongunstige omstan-
digheden te verplaatsen, en die met de in de technische kenmerken van
de reductiemotor vermelde gegevens te vergelijken.
• Controleer of de plaats van bevestiging voor de reductiemotor en de
geleiderail in overeenstemming is met de buitenmaten van de automatise-
ring. Controleer vervolgens of het mogelijk is de op afb. 3, 4 en 5 aange-
wezen minimale en maximale ruimten aan te houden.
Let op! – Als het resultaat van deze controles niet in overeen-
stemming met de voorschriften is, kan dit model niet gebruikt
worden om uw deur te automatiseren.
STAP 4
4.1 – VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
4.1.1 – Karakteristieke referentie-installatie
Op afb. 6, 7, 8 ziet u een voorbeeld van automatisering zien die tot stand
is gekomen met de verschillende onderdelen die compatibel zijn met dit
product. Deze componenten worden geplaatst en geassembleerd vol-
gens een karakteristiek en gebruikelijk schema. Dit zijn:
a - Elektromechanische reductiemotor
b - Geleiderails voor de wagen
c - Trekwagen
d - Mechanische stop voor het laten stoppen van de wagen in de
eindpositie
e - Knop voor het handmatig ontgrendelen van de wagen
f - Beugel om de wagen aan de deur te koppelen
g - Stel fotocellen (voor aan de wand) mod. MPQ
h - Radiografisch bedieningspaneel (voor aan de wand) mod. MKR
i - Handzender mod. MT4
l - Knop
4.1.2 – Vaststellen van de plaats van de verschillende compo-
nenten
Gebruik afb. 6, 7 en 8 als voorbeeld voor het ongeveer vaststellen van de
plaats waar u de verschillende componenten zoals die in de installatie zijn
voorzien, gaat installeren
4.1.3 – Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden
Raadpleeg afb. 10 en STAP 6 om vast te stellen met welk schema u de
inrichtingen van de installatie gaat verbinden.
4.1.4 – Controleren van het voor het te verrichten werk beno-
digde gereedschap
Voordat u het product gaat installeren dient u zich ervan te vergewissen
over al het gereedschap en het materiaal te kunnen beschikken dat nodig
is voor het uitvoeren van de werkzaamheden (zie voorbeeld op afb. 9).
Controleer bovendien of dit in goede staat verkeert en in overeenstem-
ming is met de plaatselijke regelgeving inzake veiligheid.
4.1.5 – Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden
U kunt nu de sleuven voor de buizen van de elektriciteitskabels trekken of,
als alternatief, kabelgootjes voor buiten aanleggen, bovengenoemde bui-
zen in het cement vastzetten of andere voorbereidingen treffen die ertoe
dienen de omgeving klaar te maken voor de hierna komende installatie-
werkzaamheden.
LET OP! – Plaats de uiteinden van de buizen voor doorvoer van
elektriciteitskabels vlakbij het punt waar de verschillende compo-
nenten zullen worden bevestigd.
N.B.:
• De buizen hebben tot doel de elektriciteitskabels te beschermen en
onvoorziene breuk daarvan te voorkomen, zoals bijvoorbeeld bij stoten.
• De “vaste” bedieningsorganen dienen zo geplaatst te worden dat de
deur zichtbaar is, maar uit de buurt van de bewegende delen hiervan en
op een hoogte van meer dan 150 mm.
4.2 – LEGGEN VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS
Met uitsluiting van de voedingskabel en –stekker werkt de rest van de
installatie helemaal op laagspanning (circa 24 V); daarom kunnen de
kabels ook door niet speciaal gekwalificeerd personeel aangelegd wor-
den; wel dienen echter alle voorschriften van deze handleiding opgevolgd
te worden. Voor het leggen van de elektriciteitskabels gelieve u afb. 10 als
leidraad te nemen bij het vaststellen van het soort kabel dat u voor een
bepaalde aansluiting wilt gebruiken.
AANBEVELINGEN:
– Tijdens het leggen van de elektriciteitskabels mag u GEEN enkele
elektrische verbinding tot stand brengen.
– Laat door een bevoegde elektricien een adequaat beschermd
“Schuko” stopcontact van 16A installeren, waar u de stekker van de
reductiemotor in kunt steken. Het stopcontact moet zo geplaatst wor-
den dat nadat de stekker van de voedingskabel erin is gestoken, de
kabel niet komt te hangen bij bewegende delen of in gevarenzones.
van 65 tot 100 mm
8 – Nederlands
Nederlands
7
8
6
a
b
c
d
l
e
f
h
m
g
g
Nederlands – 9
Nederlands
10
A
A
A
B
A
C
9
N.B. 1 – De voor de aanleg van de installatie benodigde kabels (niet aanwezig in de verpakking) kunnen verschillen op grond van
het aantal en het soort inrichtingen van de installatie
N.B. 2 – De aansluitingen op de klemmetjes 1- 2 (Stop), 4 - 5 (Stap-voor-Stap) en 3 - 5 (Foto) kunnen ook tot stand worden
gebracht door één enkele kabel met verschillende aders te gebruiken.
LET OP! – De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor de omgeving waarin zij worden geïnstalleerd; voor het installe-
ren in een ruimte binnenshuis is het bijvoorbeeld raadzaam een kabel van het type H03VV-F te gebruiken.
Technische gegevens van de elektriciteitskabels (N.B. 1)
A
B
C
Inrichtingen
Veiligheidsfotocellen
Knop voor
instructie
Knop voor
veiligheid -
Contactlijsten - etc.
Klemmetjes
3 - 5
3 - 4
1 - 2
Maximaal toegestane lengte
20 m (N.B. 2)
20 m (N.B. 2)
20 m (N.B. 2)
20 m (N.B. 2)
Functie
Ingang FOTO
Ingang
STAP-VOOR-STAP
Ingang STOP
Type kabel
TX Kabel 2 x 0,25 mm
2
RX Kabel 3 x 0,25 mm
2
Kabel 2 x 0,25 mm
2
Kabel 2 x 0,25 mm
2
10 – Nederlands
Nederlands
04. Zet met twee schroeven de uiteinden van de ketting in de groeven
van de plaat van de wagen (afb. 14) vast
05. Assembleer de veer met de meegeleverde steun (afb. 15-a) en
breng het geheel binnenin de plaat van de wagen aan (dat deel zon-
der de ketting) (afb. 15-b).
06. Bevestig de twee platen van de wagen aan elkaar; steek de schroef
in de steun van de teruglooppoelie; plaats de teruglooppoelie in de
ketting en assembleer dit alles via de meegeleverde pin (afb. 16) met
de terugloopbeugel.
07. Breng de ketting en de wagen binnen de geleiderail aan en let daar-
bij op het volgende:
Afb. 17-a) plaats de kant van de wagen met daarop de met schroe-
ven bevestigde ketting aan dezelfde kant waar de dekplaat van de
besturingseenheid zich bevindt;
Afb. 17-b) zet de wagen ongeveer halverwege de geleiderail.
08. Laat de ketting over het rondsel van de reductiemotor lopen en sluit
het geheel met het veiligheidsdeksel (afb. 18).
09. Breng de beugel op het uiteinde van de geleiderail aan. Zet alles vast
met borgring en moer (afb. 19).
STAP 5
5.1 – INSTALLEREN VAN DE COMPONENTEN VAN DE
AUTOMATISERING
AANBEVELINGEN
Een verkeerd uitgevoerde installatie kan ernstige verwondingen
toebrengen aan degene die het werk verricht en aan de mensen die
de installatie zullen gebruiken.
• Voordat u met het assembleren van de automatisering begint,
voert u de controles vooraf uit zoals die in STAP 3 zijn beschreven.
Nadat de elektriciteitskabels zijn aangebracht begint u met het assemble-
ren van de mechanische delen met betrekking tot de geleiderail en de
reductiemotor, waarbij u onderstaande volgorde toepast.
01. Alleen voor het model TS432B en TS432Be: breng met
behulp van een hamer de drie delen van de geleiderail krachtig in de
twee koppelingsbeugels in (afb. 11).
Belangrijk – de geleiderails moeten zover in de beugels geschoven
worden tot u een klik hoort.
02. Steek de geleiderail in de daarvoor bestemde plaats op de reductie-
motor (afb. 12).
03. Steek de mechanische eindstop (a) in de geleiderail en verplaats hem
naar de reductiemotor; zet daarna de plaat (b) op de eindstop en zet
alles met een schroef (afb. 13) vast. N.B. De schroef mag NIET te
vast worden aangedraaid omdat het later nog nodig zal zijn de
eindstop op de definitieve plaats te zetten
INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUTING VAN DE COMPONENTEN
11
12
13
V6 x 30
R06 (open)
b
a
14
15-a
15-b
V3,5 x 15
16
V8 x 45
Nederlands – 11
Nederlands
11.
12. LET OP ! – Als het om een kanteldeur gaat dient u voor deze
handelingen de trekstang te gebruiken die bij de kantelarm is
meegeleverd.
Voordat u de trekstang gaat monteren dient u deze op een zodanige
lengte af te zagen dat de aanbevolen waarde E op afb. 3 in acht kan
worden genomen. Bevestig daarna het ene uiteinde van de trekstang
met schroeven en moeren aan de beugel (die vervolgens op de deur
of op de al kantelarm dient te worden bevestig) en het andere uitein-
de aan de wagen (afb. 22).
ALLEEN VOOR KANTELDEUREN
Als de te automatiseren deur een kanteldeur betreft (buiten de gevel
draaiend of binnen de gevel blijvend), dient u de speciale Kante-
larm te installeren(onderdeel dat niet in de verpakking aanwezig is).
Assembleer vervolgens de verschillende componenten van de arm.
BELANGRIJK – Het verdient aanbeveling de arm zo dicht
mogelijk naast de handgreep van de deur te brengen
. Voor het
monteren van de trekstang, gelieve u punt 12 te raadplegen.
N.B. – Kijk voor montage van dit accessoire gelieve u de aanwij-
zingen in de verpakking daarvan te volgen.
10. Breng de ketting in spanning door de moer op de schroef van de
terugloopbeugel aan te draaien (afb. 20). LET OP! – als de ketting
te strak is aangespannen, kan deze de reductiemotor teveel
belasten en kapotmaken, als de ketting te slap is, kan dit verve-
lende geluiden veroorzaken
18
21
19
M8
R8 x 24
V8 x 45
20
22
M6
V6 x 18
17-a
17-b
12 – Nederlands
Nederlands
13. Bevestig het ene uiteinde van het koordje voor handmatige ontgren-
deling aan de wagen en het andere uiteinde aan de knop (afb. 23).
N.B. – Zorg ervoor dat de knop van de handmatige ontgrendeling
van de grond af bereikbaar is, op een hoogte van 180 cm of minder.
14. • Als het om een SECTIONAALDEUR gaat: stel de lengte van de
waarde B vast rekening houdende met de waarden A en E (afb. 24-a).
Als het om een KANTELDEUR gaat: stel de lengte van de waarde
B rekening houdende met de waarde F(afb. 24-b).
N.B. – Als de waarden A, E of F geen beletsel daarvoor vormen, kan
de automatisering ook aan het plafond worden bevestigd (minimum
4 mm).
15. Buig de twee beugels voor bevestiging van de geleiderail aan het
plafond in een “L” en monteer ze met schroeven en moeren in de
nabijheid van de reductiemotor (afb. 25). N.B. – kies op de beugels
die boring welke u de mogelijkheid geeft de op punt 14 vastgestelde
waarde B zo dicht mogelijk te benaderen.
BELANGRIJK! – Verricht onderstaande handelingen terwijl u de
deur DICHT houdt
5.2 MONTAGE EN AANSLUITING VAN DE
BUFFERBATTERIJEN mod. ME
De bufferbatterijen zijn zelfladen batterijen, met een spanning van 12V en
een capaciteit van 0,8 Ah. Zij zijn bijzonder nuttig in geval van onverwach-
te stroomuitval (black-out).
In de reductiemotor kunnen 2 batterijen worden geïnstalleerd.
Over het algemeen garanderen de batterijen wanneer ze opgeladen zijn
een autonomie van ongeveer 6 - 7 cycli achter elkaar (1 cyclus = Opening
- Sluiting). Deze waarde kan variëren in functie van het soort deur en het
gewicht daarvan .
Voor het installeren van de bufferbatterijen gaat u als volgt te werk:
01. Haal de schroef van het deksel dat de besturingseenheid beschermt
weg en trek het deksel weg (afb. 26).
02. Open de twee spleten voor kabeldoorvoer met behulp van een
schroevendraaier (afb. 27).
03. Haal de kabels van de batterijen door de spleten voor kabeldoorvoer
(afb. 28) en zet beide batterijen op de daarvoor bestemde plaats
(afb. 29).
BELANGRIJK – Het installeren van de batterijen dient te worden
uitgevoerd voordat de automatisering aan het plafond of aan de
wand wordt vastgezet.
23
26
27
28
24-a
24-b
25
A
D
E
B
B
V6 x 14
M6
B
(4 ÷ 400 mm)
F
da 65 a 100 mm
Nederlands – 13
Nederlands
05. Steek aan de kant van de besturingseenheid de stekkers van de bat-
terijen in de twee steekcontacten. LET OP! draai de polen niet
om (de stekkers van de connectoren moeten naar buiten zijn
gericht). (afb. 30).
Nadat u de batterijen hebt geïnstalleerd en de installatie onder spanning
hebt gezet, zullen de batterijen zichzelf gaan opladen en na oplading voor
gebruik gereed zijn (12 h).
AANBEVELINGEN
Voor een lange levensduur van de bufferbatterij is het raadzaam onderstaande aan-
bevelingen op te volgen:
• De bufferbatterij is een noodinrichting: het is dus raadzaam deze alleen te gebrui-
ken indien dat nodig is en haar niet teveel te gebruiken. Wanneer u haar teveel
gebruikt, kan dit ten gevolge hebben dat de elementen oververhit raken, waardoor zij
op de duur minder lang dan normaal zouden kunnen duren.
• Laat de automatisering niet langer dan één dag op de bufferbatterij werken: de ele-
menten daarvan zouden oververhit raken en teveel ontlaad raken waardoor de
levensduur van de batterij zou kunnen afnemen. Als u dan ook oor langere tijd niet
op de plaats aanwezig bent waar de automatisering is geïnstalleerd, is het raadzaam
het klemmetje van de bufferbatterij dat op de besturingseenheid is aangesloten, los
te halen.
Wanneer de bufferbatterij helemaal leeg is, heeft ze 24 uur nodig om weer hele-
maal te worden opgeladen.
Indien de automatisering voor langere tijd niet wordt gebruikt verdient het de voor-
keur haar te verwijderen en op een droge plaats te bewaren; dit om lekkage van
schadelijke stoffen uit de optionele batterij te voorkomen.
–––––––––––––––––––
Afvalverwerking van de batterij
Let op! – Een lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met
het gewone huisval worden weggegooid. Ze dient te worden verwerkt via
“gescheiden’ inzameling”, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in
uw gebied van kracht is.
LET OP! – Het volgende punt (05 – elektrische aansluiting
van de bufferbatterij op de besturingseenheid) mag alleen
worden uitgevoerd, nadat alle installatie- en programmeer-
werkzaamheden zijn afgesloten, daar deze batterij een
elektrische stroomvoorziening voor geval van nood is
5.3 BEVESTIGEN VAN DE AUTOMATISERING AAN
DE WAND, HET PLAFOND EN DE DEUR
Na assemblering van de geleiderail en de reductiemotor gaat u de auto-
matisering aan de wand, het plafond en de deur bevestigen waarbij u
onderstaande volgorde dient aan te houden.
01. Met behulp van trappen, stangen of dergelijke tilt u de reductiemotor
van de grond en plaatst hem in de hoogte en wel zo dat de beugels
van de geleiderail tegen het plafond en de wand boven de deur rus-
ten (afb. 31). BELANGRIJK – (afb. 31-a) lijn de geleiderail en de
reductiemotor op de verticale as van de deur uit en haaks daarop
(hoek van 90°). N.B.– In geval van kanteldeuren moet de geleiderail
worden uitgelijnd in overeenstemming met de kantelarm.
Controleer ook of de waarden A, B, C en E op afb. 3 en B en F op
afb. 4 in acht zijn genomen
02. Controleer of de geleiderail volkomen horizontaal loopt en teken de 4
bevestigingspunten van de beugels af; boor ze uit en steek de plu-
gen erin (afb. 32).
03. Zet de automatisering met de voor het materiaal geschikte schroe-
ven en pluggen aan het plafond en aan de wand vast (afb. 33).
N.B.:
• Op basis van het type wand en het materiaal daarvan kan de beu-
gel op het uiteinde van de geleiderail met nagels of schroeven en
pluggen worden bevestigd.
• Besteed aandacht aan de keuze van de methode voor bevestiging
van de plafond- en wandbeugels, omdat:
– de beugel aan de kop van de geleiderail de belasting moet kunnen
verdragen die nodig is om de deur te openen en te sluiten;
– de plafondbeugels het gewicht van de reductiemotor moeten dra-
gen.
In beide gevallen dient u rekening te houden met slijtage en vervor-
mingen die zich mettertijd kunnen voordoen.
29
30
32
31
90°
31-a
14 – Nederlands
Nederlands
07. Verplaats de mechanische eindstop in de richting van de wagen en
zet hem daar tegenaan. Zet de mechanische eindstop vervolgens
definitief vast door de schroef helemaal vast te draaien (afb. 37).
N.B. – Bij normale werking zal de wagen enkele centimeters voor de
mechanische stop tot stilstand komen.
08. Blokkeer de wagen nu opnieuw en sluit de deur handmatig tot u een
duidelijke klik hoort.
BELANGRIJK
Als de deur een ruimte afsluit
die geen andere toegang heeft
is het raadzaam de set
voor ontgrendeling van
buitenaf (model MU), te
installeren; anders kan een
banale stroomuitval tot gevolg
hebben dat u geen toegang
tot die ruimte hebt
N.B. – voor het monteren van dit
accessoire dient u de aanwijzingen
in de verpakking daarvan te volgen.
36
37
04. Zaag met een zaagje het overtollige deel van de aan het plafond
bevestigde beugels af (afb. 34).
05. (Bij gesloten deur) Trek aan de knop om de wagen los te haken en
hem zover te verschuiven dat de verankeringsbeugel komt te rusten
op de bovenrand van de sectionaaldeur of tot de aansluiting van de
kantelarm (kanteldeur). Lijn daarna de trekstang langs de loop van
de geleiderail uit en bevestig de beugel met nagels of schroeven, al
naar gelang het materiaal van de deur, op de deur (afb. 35).
06. Draai de schroef van de mechanische eindstop iets los en open de
deur handmatig tot de deur compleet open is (afb. 36).
33
34
35
Nederlands – 15
Nederlands
STAP 6
INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE IN DE INSTALLATIE
VOORZIENE INRICHTINGEN
Nadat u alle inrichtingen die in de installatie zijn voorzien, hebt geïnstal-
leerd – elk op de plaats zoals die in STAP 4 is voorzien – dient u alle inrich-
tingen als volgt op de besturingseenheid aan te sluiten.
LET OP! – Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan schade of een
gevaarlijke situatie ten gevolge hebben; houd u daarom nauwgezet
aan de aangegeven aansluitingen.
01. Draai met een schroevendraaier de schroef van de dekplaat van de
besturingseenheid los en haal die naar buiten weg (afb. 38), zodat u
bij de klemmetjes voor de elektrische aansluitingen op de besturings-
eenheid kunt komen.
02. Breek met diezelfde schroevendraaier de openingen open die nood-
zakelijk zijn voor de doorvoer van de elektriciteitskabels (afb. 39) die
van de verschillende in de installatie gemonteerde inrichtingen
afkomstig zijn.
03. Sluit daarna via de klemmenstrip met vijf klemmetjes de elektriciteits-
kabels van de verschillende inrichtingen op de besturingseenheid
aan (afb. 39-a).
LET OP – Het stuk elektriciteitskabel dat de klemmetjes 3 en 5
verbindt mag alleen worden verwijderd als er fotocellen worden
geïnstalleerd .
Om deze aansluitingen correct uit te voeren dient u als volgt te werk te
gaan.
• Voor het aansluiten van een stel fotocellen als veiligheidsin-
richting
In de installatie kunnen één of meer stellen fotocellen geïnstalleerd worden
die een veiligheidsfunctie hebben. Als er verschillende stellen fotocellen
worden geïnstalleerd moeten deze onderling “serieel” geschakeld worden
en moet de ketting op de klemmetjes 3 en 5 van de besturingseenheid
worden aangesloten. Sluit tenslotte de stroomtoevoer daarvoor op de
klemmetjes 2 en 3 aan (zie het voorbeeld op afb. 40-a en 40-b).
Tijdens de sluitmanoeuvre heeft inwerkingtreding van deze fotocellen tot
gevolg dat de manoeuvre onderbroken wordt en dat er onmiddellijke
terugloop plaatsvindt.
• Voor het aansluiten van een knop van het type “NO” die
gebruikt wordt voor het aansturen van manoeuvres
In de installatie kan een knop van het type “NO” worden geïnstalleerd, dat
wil zeggen “normaal open
” om de manoeuvre met de modus “Stap-voor-
stap” te bedienen (zie voor verdere details over deze modus STAP 9). Sluit
deze knop op de klemmetjes 3 en 4 van de besturingseenheid aan.
N.B. – Als er meerdere knoppen worden geïnstalleerd om de manoeuvres
aan te duren, dient u deze onderling “parallel” te schakelen, zoals dat te
zien is op het voorbeeld op afb. 40-c en 40-d
38
39
39-a
12 1 2 3 4
TX RX
+ – + –
12345
40-a
1
12 1 2 3 4
2345
TX RX
+ – + –
12 1 2 3 4
TX RX
+ – + –
40-b
Input STOP
0 VOLT (–)
LINE 24 Vcc (+)
Input STEP BY STEP
Input PHOTO
12345
12345
40-c
16 – Nederlands
Nederlands
• Voor het aansluiten van veiligheidsinrichtingen anders dan
fotocellen
Behalve de fotocellen kunnen er in de installatie ook andere veiligheidsin-
richtingen zijn geïnstalleerd met verschillende soorten contacten.
Dit zijn:
– inrichtingen met een contact dat “normaal open
”is(NO”);
– inrichtingen met een contact dat “normaal dicht”is(NC”);
– inrichtingen met een constante weerstand van 8,2 K1.
Deze inrichtingen moeten worden aangesloten op de klemmetjes 1 en 2
van de besturingseenheid; het is bovendien mogelijk ook meer dan een
inrichting op diezelfde klemmetjes aan te sluiten; u gaat hiervoor als volgt
te werk:
A) – voor het onderling aansluiten van een aantal inrichtingen van het type
NO” dient u een aansluitschema met “parallelschakeling” toe te passen
zoals dat te zien is op het voorbeeld van afb. 40-e.
B) – voor het onderling aansluiten van een aantal inrichtingen van het type
NC” dient u een aansluitschema met “seriële schakeling” toe te passen
zoals dat te zien is op het voorbeeld van afb. 40-f.
C) – voor het onderling aansluiten van een aantal inrichtingen met con-
stante weerstand van 8,2 K1 dient u een aansluitschema met “parallel-
schakeling” toe te passen waarbij u de weerstand (8,2 K1) op de laatste
inrichting plaatst, zoals dat te zien is op het voorbeeld van afb. 40-g.
D) – voor het onderling aansluiten van een aantal inrichtingen met ver-
schillende soorten contacten (“NO”, “NC” en constante weerstand van
8,2 K1), dient u een gemengd aansluitschema toe te passen met “seriële
schakeling” en “parallelschakeling” zoals dat te zien is op het voorbeeld
van afb. 40-h.
N.B. – Alleen de veiligheidsinrichtingen welke een uitgang met een
constante weerstand van 8,2 K
1
hebben, garanderen de veilig-
heidscategorie 3 tegen storingen volgens de norm EN 954-1.
Wanneer deze veiligheidsinrichtingen in werking treden heeft dit onder-
breking van de manoeuvre van dat moment ten gevolge alsook een korte
terugloop.
• Stroomvoorziening van inrichtingen die in dit hoofdstuk niet
zijn genoemd
In de installatie kunnen nog andere inrichtingen worden aangesloten die
hier niet zijn genoemd, zoals bijvoorbeeld een universele relaisontvanger.
Deze inrichtingen moeten worden aangesloten op de klemmetjes 2 en 3
op de besturingseenheid (zie het voorbeeld op afb. 40-g). Let op! – Op
de klemmetjes 2 en 3 staat een spanning van 24 Vcc en wordt een
stroom van 100 mA geleverd. De som van de door de verschillende
op deze klemmetjes aangesloten inrichtingen mag deze waarde niet
overschrijden.
AANBEVELINGEN – Na afloop van deze werkzaamheden zet u alle
kabels met behulp van de daarvoor bestemde bandjes vast en zet u ten-
slotte de dekplaat weer op de besturingseenheid.
12345
40-d
12345
40-e
12345
40-f
12345
40-g
12345
NA”“NC
40-h
Nederlands – 17
Nederlands
AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING
EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
STAP 8
LET OP! – Alle hieronder in deze handleiding beschreven handelin-
gen zullen worden verricht op elektrische circuits die onder stroom
staan; de manoeuvres kunnen dus gevaarlijk zijn! Let bij het werk
dus goed op!
Nadat u de besturingseenheid onder spanning hebt gezet (afb. 41) voert
u de hieronder opgesomde handelingen uit, waarbij u dient te controleren
of de resultaten in overeenstemming zijn:
• Onmiddellijk nadat de besturingseenheid is aangezet, knippert de rode
led (afb. 42) enkele seconden heel snel; daarna gaan de groene en rode
led beurtelings branden; tenslotte gaat de groene led uit en de rode blijft
regelmatig knipperen met een ritme van één knippering per seconde (= de
besturingseenheid werkt normaal).
Let op! Als de rode led niet knippert zoals hier beschreven is, is het
raadzaam de elektrische stroomtoevoer naar de besturingseenheid
te onderbreken en de verrichte aansluitingen nauwkeuriger te con-
troleren (raadpleeg ook het hoofdstuk Wat te doen als...).
• Als er fotocellen in de installatie zijn geïnstalleerd, dient u op de RX te
controleren of de led uit is (= regulaire werking) of aan (= aanwezigheid
van een obstakel). Als de led daarentegen knippert, wil dit zeggen dat het
signaal niet erg duidelijk is en wordt gehinderd door een foutieve uitlijning
van de twee fotocellen.
• Als er een radiografisch bedieningspaneel in de installatie is geïnstal-
leerd, dient u te controleren of dat goed werkt; u kunt hiervoor de handlei-
ding in kwestie gebruiken.
STAP 7
AANBEVELINGEN!
– De voedingskabel van PVC die bij het product wordt meege-
leverd, is geschikt om binnenshuis te worden geïnstalleerd.
– De definitieve aansluiting
van de automatisering op het elek-
triciteitsnet of de vervanging van de meegeleverde kabel mag
uitsluitend door een bevoegde en ervaren elektricien worden
verricht met inachtneming van de veiligheidsregels zoals die in
dat gebied van kracht zijn en de aanwijzingen in het kader
“Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbe-
houden”.
Voor het uitvoeren van werkingstests en het programmeren van de auto-
matisering, zet u de besturingseenheid onder stroom door de stekker
van de meegeleverde voedingskabel in een elektrisch stopcontact
(afb. 41) te steken. Als het stopcontact zich ver van de automatisering
bevindt, kunt u in deze fase een verlengsnoer gebruiken.
41
42
Toets “P1” Groene led Rode led
18 – Nederlands
Nederlands
STAP 9
AANBEVELINGEN bij het programmeren:
Het verdient aanbeveling eerst de procedures te lezen en daarna de
handelingen te verrichten, waarbij de passages van elke procedure ach
-
ter elkaar dienen te worden uitgevoerd.
• In deze handleiding worden de ‘toetsen van de zenders met nummers
aangegeven. Raadpleeg dan ook afb. 43 voor het verband tussen deze
nummers en de toetsen van de zender
9.1 – GEHEUGENOPSLAG VAN DE ZENDER mod. MT4
Om de automatisering met de zender te kunnen aansturen, dienen de
toetsen daarvan in het geheugen van de besturingseenheid te worden
opgeslagen.
Hierbij kunt u aan elke toets de door u gewenste instructie geven, waarbij
u uit onderstaande functies kunt kiezen:
1 Stap-voor-stap: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit -
Stop ... De eerste instructie activeert het Openen; de daaropvolgende
geeft, terwijl de deur in beweging is, de instructie Stop; de derde het Slui-
ten; de vierde geeft, terwijl de deur in beweging is, de instructie Stop en
zo voort...
2 = Stap-Open: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit -
Open ... De eerste instructie activeert het Openen; daaropvolgende geeft,
terwijl de deur in beweging is, de instructie Stop; de derde het Sluiten; de
vierde geeft, terwijl de deur in beweging is, de instructie Open en zo voort...
3 = Gedeeltelijke opening: komt overeen met een korte opening van
de deur. Deze instructie heeft alleen gevolg als de deur helemaal dicht is.
4 = Gebruikerslicht: ... On - Off - On ...
Een enkele uitvoering van de procedure slaat een enkele toets van de
zender in het geheugen op; deze kan zowel in het geheugen van op deze
besturingseenheid alsook van besturingseenheden van andere automati-
seringen worden opgeslagen. Het geheugen van de besturingseenheid
kan tot 150 toetsen bevatten.
Voor elke toets die u in het geheugen wilt opslaan, dient u onderstaande
procedure opnieuw uit te voeren.
01. Beslis welke toets op de zender u in het geheugen wilt opslaan
(voorbeeld: toets T3).
02. Beslis welke instructie u uit de eerder opgesomde instructies aan de
uitgekozen toets wilt koppelen (voorbeeld: instructie “
2).
03. Druk op toets “P1” (op de besturingseenheid) zoveel maal als over
-
eenkomt met het nummer van de gewenste instructie (in ons voor-
beeld, “2” maal) en controleer of de groene led hetzelfde aantal kort-
durende knijperige afgeeft (deze worden in een regelmatig ritme her-
haald).
04. (binnen 10 seconden) Houd op de zender de toets die u in het
geheugen wilt opslaan (in ons voorbeeld, toets T3). tenminste 2
seconden lang ingedrukt.
Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal de groene led
3 langdurige knipperingen afgeven (= geheugenopslag ok). N.B. – Voor-
dat er 10 seconden om zijn, is het mogelijk een toets van een NIEUWE
zender met dezelfde instructie in het geheugen op te slaan (dit is handig
wanneer er bijvoorbeeld meerdere zenders op dezelfde besturingseen-
heid in het geheugen moeten worden opgeslagen).
Indien dat niet nodig is, wacht u dat de groene led uitgaat (= procedure
beëindigd) en dat de rode led opnieuw met een regelmatig ritme zal gaan
knipperen.
9.2 GEHEUGENOPSLAG VAN DE EINDSTANDEN
BIJ “OPENING” EN “SLUITING” VAN DE DEUR
De eindstand “Sluiting” komt overeen met het punt waarop de deur hele-
maal dicht is en de eindstand “Opening” met het punt waarop de deur
helemaal open is (afb. 44).
In deze fase van de installatie dient de besturingseenheid de standen van
de maximale “Sluiting” en “Opening”, alsook de configuratie van de
ingang STOP te leren herkennen en in het geheugen op te slaan; hiervoor
gebruikt u onderstaande procedure:
LET OP! – Onderstaande handelingen kunnen alleen met behulp van
de toets “P1” op de besturingseenheid van de reductiemotor wor-
den uitgevoerd.
01. Ga na of de trekwagen is aangehaakt.
02. Druk lang (circa 5 seconden) op de toets “P1” op de besturingseen-
heid tot de rode led gaat branden; laat daarna de toets los.
03. Nu zal de besturingseenheid uit zichzelf 3 manoeuvres achter elkaar
starten (Sluiting - Opening - Sluiting), waarbij de twee eindstanden
automatisch in het geheugen worden opgeslagen. N.B. – Tijdens het
uitvoeren van de 3 manoeuvres knippert het gebruikerslicht
Let op! – Als gedurende de 3 manoeuvres een veiligheidsinrich-
ting in werking treedt of er per ongeluk op de toets “P1” wordt
gedrukt, onderbreekt de besturingseenheid onmiddellijk de
gehele procedure en annuleert ze die procedure. In dat geval
zult u de procedure van het begin af opnieuw moeten uitvoeren.
04. Geef tenslotte met de toets T1 op de afstandsbediening (afb. 13) de
instructie voor 3 of 4 complete openings- en sluitmanoeuvres (deze
manoeuvres dienen ertoe dat de besturingseenheid de waarden van
de kracht in het geheugen kan opslaan, die nodig is om de deur op
elk punt van haar loop te kunnen verplaatsen).
Let op! – Deze manoeuvres mogen niet worden onderbroken;
als dat toch gebeurt, dient u de gehele procedure vanaf het
begin opnieuw uit te voeren.
LET OP! – Als tijdens het zoeken naar de standen de ketting op de
poelie van het motorrondsel slipt, u een ritmisch geluid hoort wil dat
zeggen dat de ketting niet strak genoeg is aangespannen. In dat
geval dient u de procedure te onderbreken door op de toets “P1” op
de besturingseenheid te drukken, de ketting aan te spannen door de
moer D (afb. 4) te draaien en de gehele procedure vanaf het begin
opnieuw uit te voeren.
Deze procedure kan ook op een ander moment opnieuw worden uitge-
voerd: bijvoorbeeld na een eventuele verplaatsing van de mechanische
eindstop op de geleider.
PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING
43
T1
T3
T2
T4
Eindstand bij “Opening”
Eindstand bij “Sluiting”
44
Nederlands – 19
Nederlands
De besturingseenheid heeft enkele optionele functies waarmee het moge-
lijk is andere specifieke taken door de automatisering te laten uitvoeren,
waardoor deze aan uw persoonlijke eisen kan worden aangepast.
10 AFSTELLEN VAN DE WERKING
VAN DE AUTOMATISERING
Om de werking van de automatisering aan de persoonlijke eisen aan te
passen is het mogelijk sommige functies te activeren of te deactiveren en
de waarde daarvan af te stellen. Deze functies zijn:
• AUTOMATISCHE SLUITING. Wanneer deze functie actief is, zal de
besturingseenheid na afloop van een door de gebruiker gevraagde ope-
ningsmanoeuvre de deur automatisch na verloop van een bepaalde tijd
laten sluiten.
• SNELHEID VAN DE MANOEUVRE
. Met deze functie kunt u de
gewenste snelheid instellen waarmee de automatisering de deur laat
bewegen .
• GEVOELIGHEID TEN OPZICHTE VAN OBSTAKELS
. Als een onvoor-
zien obstakel (een windstoot, een voertuig, een persoon etc.) de deur tij-
dens een manoeuvre afremt, constateert deze functie onmiddellijk dat
belasting van de motor om het obstakel te overwinnen, toeneemt, en
geeft instructie tot een korte terugloop.
• WEGNEMEN VAN DE DRUK
. Na afloop van een sluitmanoeuvre blijft
de motor de deur nog even “voortduwen”, nadat de deur helemaal geslo-
ten is, om zeker van een perfecte sluiting te zijn. Onmiddellijk daarna zorgt
de functie “wegnemen van de druk” voor een zeer korte terugloop aan om
de door de motor op de deur uitgeoefende druk te verminderen.
De waarden van deze functies kunnen op grond van de persoonlijke eisen
worden afgesteld; u gebruikt hiervoor onderstaande procedure en een
zender waarvan tenminste één toets reeds in het geheugen van de bestu-
ringseenheid is opgeslagen N.B. – Telkens wanneer u bij het uitvoeren van
de procedure op een toets drukt, zal het knipperlicht één maal knipperen.
01. Houd de toetsen “T1” en “T2” op de zender tenminste 5 seconden
tegelijk ingedrukt en laat ze daarna los.
Op de besturingseenheid knipperen nu de twee leds (groen en rood)
die aangeven dat u de “programmering van de functies” bent binnen-
gegaan (de leds blijven gedurende de gehele procedure knipperen).
02. Houd tenminste 1 seconde een toets op de zender ingedrukt die
reeds in het geheugen van deze besturingseenheid is opgeslagen
(de groene led knippert 1 maal).
03. Kies daarna een van de vier beschikbare functies en houd op de zen-
der de toets die aan de uitgekozen functie gekoppeld is, tenminste 1
seconde ingedrukt (de groene led knippert 1 maal):
• Automatische sluiting = (druk op toets “T1”)
• Snelheid van de manoeuvre = (druk op toets “T2”)
• Gevoeligheid ten opzichte van obstakels = (druk op toets “T3”)
• Wegnemen van de druk = (druk op toets “T4”)
04. Kies tenslotte op basis van Tabel 4 de door u gewenste waarde die
bij deze functie staat en houd op de zender tenminste 1 seconde de
toets ingedrukt die aan de gewenste waarde is gekoppeld (de groe-
ne en rode led zullen nu 1 maal ter bevestiging kort knipperen).
Opmerkingen bij Tabel 4:
–Deze tabel geeft de waarden weer die voor elk van de 4 speciale functies
beschikbaar zijn alsook de daarmee overeenkomende toets waarop u op
de zender moet drukken om die bepaalde waarde te selecteren.
– De kleur grijs markeert de in de fabriek vastgestelde waarden.
11 GEHEUGENOPSLAG VAN EEN NIEUWE ZENDER MET
BEHULP VAN DE PROCEDURE ‘IN DE NABIJHEID VAN
DE BESTURINGSEENHEID [met een reeds in het
geheugen opgeslagen zender]
Het is mogelijk een NIEUWE zender in het geheugen van de besturings-
eenheid op te slaan zonder rechtstreeks de toets “P1” op die besturings-
eenheid te gebruiken, maar door binnen de ontvangstraal van de zender
te werken. Hiervoor hebt u een OUDE zender nodig, die reeds in het
geheugen is opgeslagen en die werkt. Met deze procedure kan de NIEU-
WE zender de instellingen van de OUDE ontvangen.
Aanbeveling De procedure moet uitgevoerd binnen het ontvang-
bereik van de ontvanger (ten hoogste 10-20 m van de ontvanger).
01. Op de NIEUWE zender: houd tenminste 5 seconden de toets inge-
drukt die u in het geheugen wilt opslaan en laat hem daarna los.
02. Op de OUDE zender: druk langzaam 3 maal op de toets met de
instructie die u op de andere zender in het geheugen wilt opslaan.
03. Op de NIEUWE zender: druk 1 maal op dezelfde toets als die welke
u op punt 01 hebt ingedrukt.
N.B. – De procedure dient voor elke toets die u in het geheugen wilt
opslaan, opnieuw te worden uitgevoerd.
AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES
TABEL 4
AUTOMATISCH SLUITEN
Geen enkele sluiting —> (druk op toets “T1”)
Sluiting na 15 seconden —> (druk op toets “T2”)
Sluiting na 30 seconden —> (druk op toets “T3”)
Sluiting na 60 seconden —> (druk op toets “T4”)
SNELHEID VAN DE BEWEGING
Laag —> (druk op toets “T1”)
Middellaag —> (druk op toets “T2”)
Middelhoog —> (druk op toets “T3”)
Hoog —> (druk op toets “T4”)
GEVOELIGHEID TEN OPZICHTE VAN OBSTAKELS
Hoog —> (druk op toets “T1”)
Middelhoog —> (druk op toets “T2”)
Middellaag —> (druk op toets “T3”)
Laag —> (druk op toets “T4”)
WEGNEMEN VAN DE DRUK
Niet wegnemen —> (druk op toets“T1”)
Minimum —> (druk op toets“T2”)
Middenwaarde —> (druk op toets“T3”)
Maximum —> (druk op toets“T4”)
20 – Nederlands
Nederlands
12 WISSEN VAN GEGEVENS UIT HET GEHEUGEN
VAN DE BESTURINGSEENHEID
Het is mogelijk de gegevens die zich in het geheugen van de besturings-
eenheid bevinden, te wissen, waarbij u enkele gegevens of alle gegevens
wist. Hiervoor kunt u de volgende procedures gebruiken:
Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen
zender
Wissen van andere gegevens die in het geheugen van de bestu-
ringseenheid zijn opgeslagen
Wissen van een instructie
in een reeds in het geheugen opgeslagen zender
Met onderstaande procedure is het mogelijk een afzonderlijke aan een
toets op de zender gekoppelde instructie uit het geheugen van de bestu-
ringseenheid te wissen.
N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononder-
broken branden.
01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 secon-
den ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden
gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturings-
eenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan (LET
OP! – laat toets “P1” niet los!).
02. Zonder toets “
P1” los te laten, drukt u op de toets van de zender die
u wilt wissen: als de besturingseenheid deze handeling herkent, knip-
pert de groene led een maal kort en, pas nu, kan de toets “P1” en die
op de zender worden losgelaten
Wissen van andere gegevens die
In het geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen
Met onderstaande procedure is het mogelijk verschillende soorten opge-
slagen gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen,
zoals die in Tabel 5 zijn weergegeven.
N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononder-
broken branden.
01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 secon-
den ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden
gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturings-
eenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan. Laat
daarna de toets los.
02. Kies met behulp van Tabel 5 het type gegevens dat u wilt wissen en
druk net zo veel maal op toets “P1” als het aantal tussen haakjes
aangeeft (telkens als er op de toets “P1” wordt gedrukt, knippert de
groene led één maal).
03. Vijf seconden nadat er voor de laatste maal op toets “P1” is gedrukt
gaan beide leds (rood en groen), als het wissen tot een goed einde is
gekomen, snel knipperen (= geheugen gewist!).
N.B. – Voordat wissing daadwerkelijk plaatsvindt, is er een marge van
5 seconden,waar u de genomen beslissing nog kunt terugdraaien; in
die tijd kunt u de procedure verlaten zonder enig gegeven te wissen
door 5 maal op de toets “P1” te drukken.
BELANGRIJK! – Na wissing van het “geheugen van de eindstanden bij
“Sluiting” en “Opening” en van “het GEHELE geheugen”, zal het nodig zijn
de procedure 9.2 – Geheugenopslag van de standen van “Sluiting” en
“Opening” opnieuw uit te voeren.
TABELLA 5
• Geheugen van de waarden van de optionele functies (= 1 maal
drukken)
• Geheugen van de eindstanden bij “Sluiting”enOpening (= 2
maal drukken)
• Geheugen van de zenders (= 3 maal drukken)
• GEHELE geheugen (= 4 maal drukken) NB. – wist in één maal de
drie eerste geheugens
Nederlands – 21
Nederlands
WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen)
Bij normale werking houdt de besturingseenheid de processen van de automatisering constant onder controle en kan zij eventuele storingen signaleren
door het gebruikerslicht en de rode led “L1” op de besturingseenheid een bepaald aantal maal te laten knipperen (deze diagnostische knipperingen
hebben altijd betrekking op de laatste manoeuvre van de automatisering). Om het verband te begrijpen tussen het aantal knipperingen en de oorzaak
daarachter, gelieve u onderstaande tabel 6 te raadplegen:
TABEL 6
Knipperingen
2 maal knipperen - pauze -
2 maal knipperen
3 maal knipperen - pauze -
3 maal knipperen
4 maal knipperen - pauze -
4 maal knipperen
5 maal knipperen - pauze -
5 maal knipperen
6 maal knipperen - pauze -
6 maal knipperen
7 maal knipperen - pauze -
7 maal knipperen
Probleem
Bij de sluitmanoeuvre komt de deur tot stilstand en
loopt in tegengestelde richting terug.
Bij de openings- of sluitmanoeuvre komt de deur
onverwachts tot stilstand en de besturingseenheid
verricht een korte omkering van de in gang zijnde
manoeuvre .
Bij de openings- of sluitmanoeuvre komt de deur
onverwachts tot stilstand en de besturingseenheid
voert een “Stop” uit, gevolgd door een korte terug-
loop.
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies.
Na een aantal opeenvolgende verzonden manoeu-
vres komt de automatisering tot stilstand
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies.
Oplossing
Dit is het gevolg van het feit dat een bepaald stel
fotocellen, dat deel uitmaakt van de installatie, in
werking is getreden omdat het een obstakel heeft
geconstateerd. Verwijder dus het obstakel dat
zich op de baan tussen deze fotocellen bevindt.
De deur heeft als gevolg van een onverwacht
obstakel (een windstoot, een voertuig, een per-
soon, etc.) meer wrijving ondervonden. Mocht
het eventueel nodig zijn de gevoeligheid daarvan
ten opzichte van obstakels bij te stellen, dan
gelieve u hoofdstuk Afstellingen en andere
optionele functieste raadplegen.
Eventueel geïnstalleerde veiligheidsinrichtingen
(anders dan fotocellen, zoals bijvoorbeeld con-
tactlijsten), hebben een onverwacht obstakel .
Verwijder dus het obstakel.
Er is een fout in de configuratie van het systeem.
Wis dus alle gegevens uit het geheugen van de
besturingseenheid en voer daarna de installatie
opnieuw uit.
De hoogst toegestane grens van opeenvolgende
manoeuvres is overschreden waardoor overver-
hitting is ontstaan. Wacht daarom enkele minu-
ten om de temperatuur onder de ingestelde
bovengrens te laten zakken.
Er is een defect in de interne elektrische circuits.
Ontkoppel daarom alle voedingscircuits; wacht
een paar seconden en zet ze opnieuw onder
spanning. Geef opnieuw een instructie en, als de
automatisering niet reageert, betekent dit dat er
een ernstig defect is op de elektrische kaart van
de besturingseenheid of in de bekabeling van de
motor. Controleer dus en vervang zo nodig
22 – Nederlands
Nederlands
AANSLUITING VAN DE AUTOMATISERING OP HET ELEKTRICITEITSNET
Let op! – Bij het aansluiten hiervan dient er op de voedingslijn (tussen de automatisering en het elektriciteitsnet) ook een beveiliging tegen kortsluiting
te worden geïnstalleerd .
Op deze lijn dient er bovendien een inrichting te worden geïnstalleerd die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z.
met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3,5 mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een
stekker. Deze inrichting zorgt er, indien dat nodig is, dat de stroom toevoer snel en veilig wordt onderbroken. Als die onderbrekingsinrichting van de
stroomtoevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt en niet zichtbaar is, dient er een blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk
of onbevoegd inschakelen, teneinde elk eventueel gevaar uit te schakelen.
N.B. – De onderbrekingsinrichting wordt niet met het product meegeleverd
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING
Dit zijn bij de aanleg van de automatisering de belangrijkste fasen om een zo groot mogelijke veiligheid van de installatie te garanderen.
De hier beschreven procedure van de eindtest kan ook worden gebruikt om op geregelde tijden de inrichtingen waaruit de automatisering is samenge-
steld, te controleren.
De eindtest en de inbedrijfstelling van de automatisering moeten door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. Dat moet ook bepa-
len welke tests noodzakelijk zijn om de getroffen oplossingen voor de bestaande risico’s te controleren en na te gaan of de wettelijke voorschriften,
regelgeving en regels en in het bijzonder alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor garage-
deuren bepaalt, in acht zijn genomen.
Werkzaamheden die aan een bevoegde
technicus zijn voorbehouden
LET OP! – Alle in dit kader vervatte handelingen mogen uitsluitend door bevoegd en ervaren
personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de handleiding, de wetten en de
regelgeving inzake veiligheid, zoals die in het gebied van kracht zijn, worden nageleefd.
EINDTEST VAN DE AUTOMATISERING
1 Controleer of de voorschriften van STAP 1 op het gebied van de veilig-
heid nauwgezet zijn nageleefd.
2 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de deur uit,
om na te gaan of de beweging van de deur naar behoren wordt uitge-
voerd.
Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de
deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn,
of punten met een bijzondere wrijving.
3 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen,
gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen
:
laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking
treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan
brengt en een totale terugloop verricht (het gebruikerslicht moet nu 2
maal 2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens
een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de
besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terug-
loop uitvoert (het gebruikerslicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven).
4 Om te controleren of er geen interferenties tussen de fotocellen met
andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een 30 cm lange cilinder
met een diameter van 5 cm de optische as die het stel fotocellen met
elkaar verbindt (afb. 45): eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dicht-
bij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen. Tenslot-
te controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze van de
actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u er daar-
na van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept (bij-
voorbeeld dat de deur terugloopt bij de sluitmanoeuvre)
5 Meet de stootkracht volgens de voorschriften van de norm EN 12445
en probeer daarna, indien de aansturing van het „motorvermogen“
gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht
terug te brengen, eventueel die instelling te vinden, welke de beste
resultaten oplevert .
6 Geef opdracht tot een sluitmanoeuvre en controleer de stootkracht van
de deur op de aanslag van de eindstand. Probeer, zo nodig, de druk
weg te nemen en die afstelling te vinden die de beste resultaten geeft.
45
Nederlands – 23
Nederlands
INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de
eindtest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of
in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan.
1 Maak een technisch dossier van de automatisering dat de volgende
documenten moet omvatten: een overzichtstekening (zie het voorbeeld
op afb. 6, 7 en 8), een schema van de verrichte elektrische aansluitin-
gen (zie de voorbeelden van STAP 6), een analyse van de risico’s en de
toegepaste oplossingen (zie op de site www.moovo.com de in te vul-
len formulieren), de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor
de gebruikte inrichtingen en de conformiteitsverklaring die door de
installateur is ingevuld (zie de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE”).
2 Breng op de deur een plaatje aan met daarop tenminste de volgende
gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (ver-
antwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en
“CE”-keurmerk.
3 Vul de conformiteitsverklaring in en geef ze aan de eigenaar van de
automatisering; Hiervoor kunt u de EG-conformiteitsverklaring in de
sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIEgebruiken.
4 Vul het formulier Gebruiksaanwijzingin dat u in de sectie “TECHNI-
SCHE DOCUMENTATIEvindt en geef dat aan de eigenaar van de
automatisering.
5 Vul het formulier “Onderhoudsplan” in dat u in de sectie “TECHNI-
SCHE DOCUMENTATIE” vindt en dat de onderhoudsvoorschriften voor
alle inrichtingen van de automatisering omvat en geef dit aan de eigen-
aar van de automatisering.
6 Alvorens de automatisering in bedrijf te stellen dient u de eigenaar uit-
voerig over de nog aanwezige gevaren en risico’s te informeren.
7 Bevestig op een niet te verwijderen manier op de deur een etiket of een
plaatje met de afbeelding van afb. 46 (hoogte minimaal 60 mm) met
daarop de tekst “LET OP! GEVAAR VOOR BEKNELLING”.
46
AFVALVERWERKING VAN HET PRODUCT
Dit product is een integrerend deel van de automatisering en dient
dus daarom samen daarmee verwerkt te worden.
Wanneer de levensduur van dit product ten einde is, dienen de ontmante-
lingswerkzaamheden, zoals dit ook bij de installatiewerkzaamheden het
geval is, door bevoegd personeel uitgevoerd te worden.
Dit product bestaat uit verschillende soorten materialen, waarvan sommi-
ge gerecycleerd kunnen worden. Win inlichtingen over de methoden van
hergebruik of afvalverwerking zoals die in de in uw gebied van kracht zijn-
de voorschriften is voorzien
.
Let op! – Sommige delen van het product kunnen vervuilende of gevaar-
lijke stoffen bevatten; als die in het milieu terecht zouden komen, zouden
ze schadelijke gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid kun-
nen hebben
.
Zoals u kunt zien aan het symbool hiernaast is het
verboden dit product met het gewone huisvuil
weg te gooien Scheid uw afval voor verwerking op
een manier zoals die in de plaatselijke regelgeving
is voorzien, of lever het product bij uw leverancier
in wanneer u een nieuw gelijksoortig product
koopt.
Let op! – de plaatselijke regelgeving kan in geval van illegale dumping van
dit product in zware straffen voorzien
.
WERKZAAMHEDEN IN VERBAND MET PERIODIEK ONDERHOUD
Over het algemeen heeft dit product geen bijzonder onderhoud nodig;
toch zorgt regelmatige controle ervoor de installatie efficiënt te houden en
een regelmatige werking van de geïnstalleerde veiligheidssystemen te
waarborgen.
Raadpleeg daarom voor een correct onderhoud het hoofdstuk Onder-
houdsplanin de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” aan het einde
van deze handleiding.
24 – Nederlands
Nederlands
TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE VERSCHILLENDE PRODUCTONDERDELEN
REDUCTIEMOTOR TS432 - TS432e
BESCHRIJVING GEGEVENS
Toegepaste technologie 24 V-motor
Stroomvoorziening 230 Vac 50/60 Hz
Maximumkoppel start 12 Nm
Nominale koppel 6.3 Nm
Nominale duwkracht 500 N
Maximumvermogen 200 W
Snelheid manoeuvre 0.07 ÷ 0.13 m/s
Maximumduur continue werking 4 minuten
Maximaal aantal cycli 30 per dag (10 in 1 uur)
Omgevingstemperatuur voor werking -20° C ÷ +50° C
Afmetingen 305 x 109 h x 130 (mm)
Gewicht 4 kg
Isolatieklasse 1
Noodstroomvoorziening 2 batterijen van 12V / 0.8Ah (alleen voor TS432Be - TS432BeH)
Gebruikerslicht 12 V / 10 W fitting BA15
Voor normaal gesloten contacten, normaal open contacten of met constante weerstand 8,2 K1;
Ingang STOP in zelfinstelling (een wijziging ten opzichte van de in het geheugen opgeslagen staat heeft de
instructie “STOP” ten gevolge).
Ingang STAP-VOOR-STAP Voor normaal open contacten
Ingang FOTO Voor veiligheidsinrichtingen met normaal gesloten contacten
Radio-ontvanger Ingebouwd
Programmeerbare functies
4 programmeerbare functies (zie paragraaf 6.3). Zelfinstelling van het soort
“STOP”-inrichting (contact NO, NC of weerstand 8,2 K1).
Functies met zelfinstelling
Zelfinstelling van de eindstanden bij opening en sluiting van de deur en berekening van de punten
voor vertraging en gedeeltelijke opening.
Gebruik in bijzonder zure, zoute of
Nee
potentieelexplosieve omgeving
Beschermingsklasse IP 40 bij gebruik alleen binnenshuis of in beschermde omgeving
Geschatte levensduur (
*
) van 40.000 tot 80.000 cycli manoeuvres
AANBEVELINGEN:
Het product TS4... is vervaardigd door Nice S.p.a. (TV) I. Moovo is een merk van Nice S.p.a.
Alle hier opgevoerde technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C).
Nice S.p.a. behoudt zich het recht voor op elk door haar gewenst moment wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming
echter gehandhaafd blijven.
(
*
) N.B. – De geschatte levensduur van het product ligt tussen de 40.000
en 80.000 cycli manoeuvres. Om de waarschijnlijke levensduur van uw
automatisme vast te stellen dient u als volgt te werk te gaan:
a) – beoordeel de gebruiksomstandigheden en de krachten die bij uw
installatie in het spel zijn zoals bijvoorbeeld...
• het gewicht en de lengte van de garagedeur;
• de perfecte uitbalancering van de garagedeur;
• de staat van onderhoud van de scharnieren van de garagedeur;
• het type vleugel: dicht of met veel openingen;
• de aanwezigheid van sterke wind;
• de gebruiksfrequentie van de automatisering.
b) – leid uit deze beoordeling een waarde af die wordt uitgedrukt in een
percentage dat in het algemeen de hogere of geringere graad van
slijtage van het automatisme bepaalt.
c) – zoek op de grafiek hiernaast het geschatte percentage (op punt "b")
en lees daar het aantal cycli van manoeuvres af.
100 %
75 %
50 %
25 %
0 %
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
Nederlands – 25
Nederlands
ZENDER MT4
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie Radiozenders voor het aansturen van automatiseringen op poorten en deuren
Toegepaste technologie Gecodeerde radiomodulatie AM OOK
Frequentie 433.92 MHz (± 100 kHz)
Codering Rollingcode met 64-bits code (18 x 10
18
combinaties)
Toetsen
4, elke toets kan worden gebruikt voor verschillende instructies van dezelfde
besturingseenheid of van verschillende besturingseenheden
Uitgestraald vermogen 1 dBm e.r.p.
Stroomvoorziening 3V +20% -40% met 1 lithiumbatterij type CR2032
Levensduur van de batterijen
3 jaar, geschat op een basis van 10 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C
(bij lage temperaturen neemt de werking van de batterijen af)
Omgevingstemperatuur
-20°C ÷ 50°C
bij werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Beschermingsklasse IP 40 (gebruik in huis of beschermde ruimten)
Afmetingen 40 x 70h x 8 mm
Gewicht 25 g
Bereik geschat op 200 m buitenshuis; 35 m binnenshuis (
*
)
(
*
) Alle afstandsbedieningen kunnen storingen ondervinden die er de prestaties van kunnen wijzigen. Wanneer deze storingen zich voordoen, kan Nice geen enkele garan-
tie bieden omtrent het werkelijke bereik van haar apparatuur.
II – Nederlands
Nederlands
GEBRUIKERSHANDLEIDING
(Uit te reiken aan de eindgebruiker van de automatisering)
Het is ten strengste verboden delen van de automatisering aan
te raken terwijl de deur in beweging is!
• Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat gebruiken, is het
raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico’s ont-
staan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van deze
handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de
installateur u overhandigd heeft.
• Bewaar deze handleiding voor eventuele toekomstige twijfels en geef
haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering.
• Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies
opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het een
gevaarlijke machine wordt: laat de automatisering niet werken als er zich
mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden.
Kinderen
: deze automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad
van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de
manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt.
Bovendien garandeert ze altijd een voorspelbare en veilige active-
ring . Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de
buurt van de installatie te spelen en de zenders buiten hun bereik te
houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking
komt (een zender is geen speelgoed)!
• Controleer de automatisering dikwijls op eventuele tekenen van slijtage,
schade of gebrek aan balans. Stop onmiddellijk het gebruik ervan als er
onderhoudswerkzaamheden nodig zijn.
• Controleer geregeld of de fotocellen correct werken en laat tenminste
elk half jaar de voorziene onderhoudscontroles verrichten.
• De fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vormen slechts een
hulpinrichting voor de veiligheid. Zij zijn vervaardigd op basis van de
meest betrouwbare technologie, maar kunnen onder extreme omstandig-
heden storingen vertonen of zelfs defect raken
. Let op! – In bepaalde
gevallen zou een defect niet onmiddellijk zichtbaar kunnen zijn.
Het is ten strengste verboden zich in de doorgang te bevinden
terwijl de deur in beweging is!
Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze
dat zou moeten doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te
onderbreken. Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp van uw
vertrouwensinstallateur in. Intussen kan de installatie werken met hand-
matige bediening voor opening en sluiting, nadat u de reductiemotor op
de in deze handleiding beschreven manier ontgrendeld hebt.
• Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, mag u geen wijzigingen
aanbrengen aan de installatie en de programmeer- en afstelparameters
van uw automatiseringsinstallatie: degene die de automatisering heeft
geïnstalleerd,is aansprakelijk
.
• De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de eventue-
le reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie
die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie
te worden bewaard.
Als de automatisering niet meer gebruikt kan worden, dient u zich ervan
te vergewissen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel wordt
uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voor-
schriften wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden.
AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET GEBRUIK
Met de zender MT4
De toetsen op de zender geven de volgende instructies:
INSTRUCTIE (
*
)
Toets T1
Toets T2
Toets T3
Toets T4
(
*
) Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft
geprogrammeerd.
Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn
Indien de veiligheidsinrichtingen van de installatie niet correct zouden
functioneren, of buiten gebruik zijn, kunt u in elk geval de deur met de
zender of het toetsenpaneel gebruiken.
Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn en er een instructie
wordt verzonden, gaat de manoeuvre niet van start en het gebruikerslicht
knippert een aantal maal: het aantal malen dat het knipperlicht knippert, is
afhankelijk van de storing, kijk op tabel 6 om de aard van het probleem te
ontdekken.
Druk vervolgens binnen 3 seconden opnieuw op de knop en houd hem
ingedrukt totdat de deur in de modus “iemand aanwezig” in beweging
komt. Dit werkt als volgt: zolang u de knop houdt ingedrukt, zal de deur
blijven bewegen; zodra u de knop loslaat, zal de deur tot staan komen.
Belangrijk – Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn, dient
de automatisering zo spoedig mogelijk te worden gerepareerd.
VOOR HET BEDIENEN VAN DE DEUR
Uw automatiseringsinstallatie heeft periodiek onderhoud nodig om haar
zo lang mogelijk en geheel veilig te laten werken. Alle controle-, onder-
houds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalifi-
ceerd personeel worden uitgevoerd.
Stel met uw installateur een onderhoudsplan met periodieke frequentie
op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek
om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een
meer of minder intensief gebruik.
De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan en moet uit-
voeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijde-
ren van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen
belemmeren.
• Gebruik voor het schoonmaken van de buitenzijde van de inrichtingen
een enigszins vochtige (geen natte) doek . Belangrijk – Gebruik geen
stoffen die alcohol, benzeen, oplosmiddelen of andere brandbare stoffen
bevatten. Het gebruik van dergelijke stoffen zou de inrichtingen kunnen
beschadigen en brand of elektrische schokken veroorzaken.
• Voordat u met het schoonmaken gaat beginnen, dient u, om te voorko-
men dat iemand de deur per ongeluk in beweging kan brengen het auto-
matisme te ontgrendelen, zoals dat in deze handleiding is beschreven.
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN DIE DE GEBRUIKER MAG UITVOEREN
Nederlands – III
Nederlands
De reductiemotor heeft een mechanisch systeem waarmee het mogelijk is
de deur handmatig te openen en te sluiten.
Deze handmatige handelingen moeten worden uitgevoerd in geval van
stroomuitval of storingen in de werking van het automatisme. In dit laatste
geval kan het nuttig zijn het ontgrendelingsmechanisme te gebruiken om
te controleren of het defect misschien met het mechanisme zelf van doen
heeft (het zou bijvoorbeeld niet goed aangedraaid kunnen zijn).
N.B. – Bij stroomuitval kunt u om de deur te verplaatsen ook gebruikma-
ken van de bufferbatterij (mod. ME), indien deze in de installatie is aange-
bracht.
Voor het handmatig ontgrendelen van de reductiemotor gebruikt u als
volgt de meegeleverde ontgrendelingssleutel:
01. T
rek het ontgrendelingskoord naar omlaag tot u hoort dat de
wagen ontkoppeld wordt
.
02. De deur kan nu met de hand bediend worden.
03. Om het automatisme weer te laten functioneren, dient u de deur
in de beginstand terug te brengen tot u hoort dat de wagen aan-
gekoppeld wordt.
HANDMATIG VERGRENDELEN OF ONTGRENDELEN VAN DE REDUCTIEMOTOR
Wanneer de batterij leeg is, neemt het bereik van de zender aanzienlijk af.
Wanneer u op een toets drukt zult u merken dat de lichtsterkte van de led
afneemt (= batterij helemaal leeg).
In deze gevallen dient u om de zender weer normaal te laten functioneren,
de lege batterij met een andere van het zelfde type (CR2032) te vervan-
gen, waarbij u de aangegeven polariteit dient aan te houden.
Voor het vervangen van de batterij gaat u als volgt te werk:
01. Til de rand van de lijst op de achterzijde van de zender op.
02. Terwijl u de lijst omhoog houdt, duwt u met een vinger het dekplaat-
je van de batterij weg, zoals u op de afbeelding hieronder kunt zien.
03. Nu verwijdert u de oude batterij en vervangt die met de nieuwe waar-
bij erop dient te letten ze zo aan te brengen dat de aangegeven pola-
riteit (het + -teken naar beneden) in acht wordt genomen.
04. Zet daarna het dekplaatje van de batterij weer terug, waarbij u de
zender met de toetsen naar boven gericht houdt, waarbij u ervoor
dient te zorgen dat de “lamel” die in de kleur grijs is weergegeven
zich boven de batterij bevindt
, zoals op de afbeelding hieronder is
aangegeven.
05. Laat tenslotte de rand van de lijst op de achterzijde van de zender
zakken tot u een lichte klik hoort.
Afvalverwerking van de batterij
Let op! – De lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met
het gewone huisvuil worden weggegooid. Ze dient verwerkt te worden
door ze ‘gescheiden’ in te zamelen, zoals dat voorzien is in de regelge-
ving, die in uw gebied van kracht is
VERVANGEN VAN DE BATTERIJ VAN DE ZENDER
01
IV – Nederlands
Nederlands
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
N.B.: De inhoud van deze verklaring is in overeenstemming met wat in het officiële document d.d. 27 april 2007 is verklaard, dat ten kantore van
Nice S.p.a. is gedeponeerd, en met name met de laatst beschikbare herziening voordat deze handleiding gedrukt werd. De hier voorliggende tekst
is om publicatietechnische redenen aangepast.
TS432B, TS432Be worden vervaardigd door NICE S.p.a. (TV) I; MOOVO is een handelsmerk dat eigendom is van Nice S.p.a.
Nummer: 253/TS Herziening: 1
Ondergetekende in zijn hoedanigheid van Gedelegeerd Bestuurder, verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat het product:
Naam van fabrikant: NICE s.p.a.
Adres: Via Pezza Alta 13, Z.I. Rustignè, 31046 Oderzo (TV) Italië
Type: Elektromechanische reductiemotor met ingebouwde besturingseenheid voor sectionaal-
en kanteldeuren
Model: TS432B, TS432Be
Accessoires: MT4, ME, MPQ, MKR, MU, MA
In overeenstemming is met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijn:
• 98/37/EG (89/392/EEG gewijzigd); RICHTLIJN 98/37/EG VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 22 juni
1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines
Zoals voorzien is in de richtlijn 98/37/EG wijzen wij erop dat het verboden is de machine waarin bovengenoemd product wordt
ingebouwd, in gebruik te stellen voordat deze in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn 98/37/EG is verklaard.
bovendien dat het product in overeenstemming zijn met de essentiële vereisten onder artikel 3 van onderstaande communautaire
richtlijn, voor het gebruik waarvoor deze producten bestemd zijn:
• 1999/5/EG; RICHTLIJN 1999/5/EG VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 9 maart 1999 inzake radio-
apparatuur en telecommuncatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van de conformiteit daarvan
volgens de volgende geharmoniseerde normen ter bescherming van de gezondheid : EN 50371:2002;
elektrische veiligheid : EN 60950-1:2001;
elektromagnetische compatibiliteit : EN 301 489-1V1.6.1:2006; EN 301 489-3V1.4.1:2002
radiospectrum : EN 300220-2V2.1.1:2006
bovendien dat het product het product in overeenstemming is met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijnen,
zoals die gewijzigd zijn bij de Richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993:
• 73/23/EEG; RICHTLIJN 73/23/EEG VAN DE RAAD van 19 februari 1973 inzake harmonisering van de verschillende wetgevingen
van de Lidstaten met betrekking tot elektrisch materiaal dat binnen bepaalde spanningslimieten moet worden gebruikt
Volgens de volgende geharmoniseerde norm:
EN 60335-1:1994+A11:1995+A1:1996+A13:1998 +A14:1998+A15:2000+A2:2000+A16:2001;
• 89/336/EEG; RICHTLIJN 89/336/EEG VAN DE RAAD van 3 mei 1989, inzake harmonisering van de verschillende wetgevingen
van de Lidstaten met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit
Volgens de volgende geharmoniseerde normen: EN 61000-6-2:2001; EN 61000-6-3:2001+A11:2004
Bovendien dat het product in overeenstemming is met de volgende normen, voor zover van toepassing :
EN 60335-1:2002+A1:2004+A11:2004, EN 60335-2-95:2004, EN 13241-1:2003, EN 12453:2002,
EN 12445:2002, EN 12978:2003
Lauro Buoro
(Gedelegeerd Bestuurder)
Nederlands – V
Nederlands
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Volgens de richtlijn 98/37/CE BIJLAGE II deel A (EG-verklaring van overeenstemming voor machines)
Ondergetekende / firma:
(naam of firmanaam van degene die de door een motor aangedreven sectionaal- of kanteldeur in bedrijf heeft gesteld)
(adres)
Verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat:
de automatisering: J door een motor aangedreven sectionaaldeur
J door een motor aangedreven kanteldeur
serienummer:
bouwjaar:
plaats van installatie (adres):
aan de essentiële vereisten van de volgende richtlijnen voldoet:
98/37/EG “Machinerichtlijn”
89/336/EEG Richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit
73/23/EEG Richtlijn “laagspanning”
99/5/EG Richtlijn “R&TTE”
en voorzover van toepassing aan de bepalingen van de volgende normen:
EN 13241-1 Deuren en poorten voor industrie, handel en garages. Productnorm.
Producten zonder brand- of rookwerende eigenschappen.
EN 12445 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van
gemotoriseerde deuren - Testmethodes.
EN 12453 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van
gemotoriseerde deuren - Vereisten
Naam
Handtekening
Datum
Plaats
VI – Nederlands
Nederlands
ONDERHOUDSPLAN
Let op! – Het onderhoud van de installatie moet door bevoegde
technici worden uitgevoerd, waarbij de veiligheidswetgeving zoals
die van kracht is, volledig in acht dient te worden genomen alsook de
veiligheidsvoorschriften uit STAP 1 - “Algemene aanbevelingen en
voorzorgsmaatregelen in verband met de veiligheid”, die u aan het
begin van deze handleiding vindt.
N.B. – Als er in de installatie nog andere inrichtingen zijn die niet in deze
handleiding zijn genoemd, dient u voor wat het onderhoud daarvan de
voorschriften van de desbetreffende onderhoudsplannen te volgen.
Uitgaande van normaal huiselijk gebruik van de automatisering is het
raadzaam elk half jaar
een periodieke controle van de installatie uit te
voeren of, indien de automatisering dikwijls wordt gebruikt en in geval van
een snelle manoeuvre van de vleugel bij het bereiken van een bepaald
aantal manoeuvres.
Voor het berekenen van dit aantal manoeuvres kunt u uitgaan van de
parameter van de geschatte levensduur (zie in “Technische kenmerken
van het product”), waarbij u bij het bereiken van elke 10% van de met
deze parameter vastgestelde manoeuvres een onderhoudsbeurt voor-
ziet; als bijvoorbeeld de totale levensduur 100.000 cycli manoeuvres is,
dient het onderhoud elke 10.000 cycli te worden uitgevoerd.
Op het voor het onderhoud voorziene tijdstip dient u de volgende contro-
le- en vervangingswerkzaamheden uit te voeren:
A. Koppel alle bronnen voor elektrische stroomvoorziening los, met
inbegrip van eventuele bufferbatterijen.
B. Controleer de mate van kwaliteitsverlies van alle materialen waar-
uit de automatisering bestaat; controleer bovendien de mate van slij-
tage van de bewegende delen en kijk tevens naar afslijting of roest-
vorming van de delen van de structuur; vervang die delen welke
onvoldoende garantie bieden.
C. Controleer of het product perfect verankerd is aan het bevesti-
gingsvlak en de bevestigingsmoeren goed aangedraaid zijn.
D. Controleer of het ontgrendelingsmechanisme voor handmatige
manoeuvre goed werkt; de kracht die nodig is om de ontgrendeling
uit te voeren, mag niet minder dan 220 N zijn.
E. Sluit de bronnen van stroomvoorziening weer aan en voer de hier-
onder genoemde controles in deze volgorde uit
1 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort
uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt
uitgevoerd.
Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de
poort soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn,
of punten met een bijzondere wrijving.
2 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen,
gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen
:
laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking
treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan
brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal
2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een
openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de
besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terug-
loop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven).
3 Controleer of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere
inrichtingen zijn, onderbreekt u met een cilinder (met een diameter van
5 cm en een lengte van 30 cm) de optische as die het stel fotocellen
(afb. 56) met elkaar verbindt: eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens
dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen.
Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze
van de actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u
er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid
oproept (bijvoorbeeld terugloop bij de sluitmanoeuvre).
4 Nadat u een obstakel op het sluittraject van de poort hebt aangebracht,
geeft u instructie voor een sluitmanoeuvre en controleert u of de auto-
matisering een terugloop uitvoert zodra de poort het obstakel raakt
(veiligheidsmanoeuvre).
Let op! – gebruik als obstakel een stuk hout met een hoogte van 5
cm en plaats daarna het obstakel zoals dat op afb. 57 is aangege-
ven.
ONDERHOUDSREGISTER
Belangrijk – Dit onderhoudsregister dient nadat alle delen daarvan zijn
ingevuld, aan de eigenaar van de automatisering te worden overhandigd.
In dit register dienen alle verrichte onderhouds- en reparatiewerkzaamhe-
den alsook wijzigingen te worden genoteerd. Het register moet bij elke
werkzaamheid worden bijgewerkt en zorgvuldig worden bewaard zodat
het voor eventuele inspectie van de bevoegde autoriteiten beschikbaar is.
Dit onderhoudsregister heeft betrekking op onderstaande automatisering:
mod. .............................,
serienummer ................................,
geïnstalleerd op .............................,
bij ............................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
...............
Onderstaande bijgevoegde documenten maken deel uit van dit onder-
houdsregister:
1) - Onderhoudsplan
2) - ............................................................................................
3) - ............................................................................................
4) - ............................................................................................
5) - ............................................................................................
6) - ............................................................................................
Volgens het bijgevoegde document “Onderhoudsplan” dienen de onder-
houdswerkzaamheden met de volgende frequentie te worden uitgevoerd:
elke ............. maanden of elke ............. cycli manoeuvres, al naar
gelang welke gebeurtenis zich eerder voordoet.
56
5
cm
57
Nederlands – VII
Nederlands
Datum
Beschrijving van de uitgevoerde ingreep
(Beschrijving van controles, afstellingen, reparaties, veranderingen etc.)
Handtekening van
de Technicus
Handtekening
van de Eigenaar

Documenttranscriptie

INHOUDSOPGAVE WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN STAP 1 21 – Veilig werken! 4 WERKZAAMHEDEN DIE AAN EEN BEVOEGDE TECHNICUS ZIJN VOORBEHOUDEN – Aanbevelingen voor het installeren 4 – Aansluiting van de automatisering op het elektriciteitsnet 22 – Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering 22 – Afvalverwerking van het product 23 TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE VERSCHILLENDE PRODUCTONDERDELEN 24 KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE STAP 2 2.1 - Beschrijving van het product en gebruiksdoel 5 2.2 - Componenten voor het aanleggen van een complete installatie 5 Bijlagen: “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” STAP 3 Controles voor het installeren 6 3.1 - Controleren van de geschiktheid van de omgeving en de te automatiseren deur 6 3.2 - Controleren van de gebruikslimieten van het product 6 I-VII STAP 4 4.1 - Voorbereidende werkzaamheden 7 - 4.1.1 - Karakteristieke referentie-installatie 7 - 4.1.2 - Vaststellen van de plaats van de verschillende componenten 7 - 4.1.3 - Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden 7 - 4.1.4 - Controleren van het voor het te verrichten werk benodigde gereedschap 7 - 4.1.5 - Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden 7 4.2 - Leggen van de elektriciteitskabels 7 INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUITINGEN VAN DE COMPONENTEN STAP 5 5.1 - Installeren van de componenten van de automatisering 10 5.2 - Installeren van de bufferbatterij mod. ME 12 5.3 - Bevestigen van de automatisering aan de wand, het plafond en de deur 13 STAP 6 – Installeren en aansluiten van de in de installatie voorziene inrichtingen 15 AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING STAP 7 17 EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN STAP 8 17 PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING STAP 9 9.1 - Geheugenopslag van de zender mod. MT4 18 Nederlands 9.2 - Geheugenopslag van de eindstanden bij “opening” en “sluiting” van de deur 18 AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES 10 - Afstelling van de werking van de automatisering 19 11 - Geheugenopslag van een nieuwe zender met behulp van de procedure ‘in de nabijheid’ van de besturingseenheid 19 12 - Wissen van de gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid 20 Nederlands – 3 ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID STAP 1 VEILIG WERKEN! Let op – voor de veiligheid van de personen is het van belang deze aanwijzingen op te volgen. Let op – Belangrijke aanwijzingen inzake de veiligheid: bewaar daarom deze aanwijzingen. Het ontwerp, de productie van de inrichtingen waaruit dit product bestaat, evenals deze handleiding beantwoorden volledig aan de thans geldende regelgeving op het gebied van veiligheid. Desondanks kan een foutief uitgevoerde installatie en programmering ernstig letsel kunnen toebrengen aan de personen die de werkzaamheden uitvoeren of aan hen die de installatie zullen gebruiken. Daarom is het van belang dat u tijdens de installatie alle aanwijzingen uit deze handleiding opvolgt. Begin niet met de installatie indien u ook maar de minste twijfel heeft. Vraag eventueel uitleg aan de klantenservice van Moovo. Indien u voor het eerst een automatisering voor garagedeuren (sectionaalof kanteldeuren) gaat uitvoeren, verdient het aanbeveling enige tijd aan het lezen van deze handleiding te besteden. Het is raadzaam dit te doen voordat u met de automatisering begint, dus zonder dat u onder tijdsdruk moet werken. Houd bovendien alle inrichtingen van het product bij de hand, zodat u alle informatie van deze handleiding kunt lezen, uitproberen en verifiëren (met uitzondering van de programmeerfase Bij het lezen van deze handleiding dient u speciaal te letten op die delen welke gemarkeerd zijn met het symbool: Deze symbolen duiden onderwerpen aan die een mogelijke bron voor gevaar kunnen zijn en daarom dienen de uit te voeren handelingen uitsluitend door daartoe bevoegde en ervaren technici met inachtneming van deze aanwijzingen en de in dit land bestaande normen en wetten worden uitgevoerd: Nederlands AANBEVELINGEN VOOR HET INSTALLEREN Volgens de meest recente Europese wetgeving dienen bij het monteren van een garagedeur de voorschriften zoals die zijn voorzien in de Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) opgevolgd te worden en met name de normen EN 12445; EN 12453; EN 12635 en EN 13241-1, die een verklaring van vermoedelijke conformiteit van de automatisering mogelijk maken. Met het oog hierop moeten de definitieve aansluiting van de automatisering op het elektriciteitsnet, de eindtest van de installatie, de inbedrijfstelling daarvan alsook het periodieke onderhoud door daartoe bevoegd en ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen vervat in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden” in acht dienen te worden genomen. Deze technicus moet bovendien bepalen welke tests in functie van de bestaande risico’s noodzakelijk zijn en moet hij controleren of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels, en met name alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor garagedeuren bepaalt, in acht zijn genomen. Daarentegen kunnen werkzaamheden in verband met de voorbereiding, installatie en programmering ook worden verricht door personeel dat niet speciaal geschoold is, mits alle in deze handleiding vervatte aanwijzingen nauwgezet en in de juiste volgorde in acht worden genomen, en dan met name de aanbevelingen van deze STAP 1. Voordat u met het installeren begint, dient u de volgende analyses en controles te verrichten: – controleer of de afzonderlijke voor de automatisering bestemde inrichtingen voor de aan te leggen installatie geschikt zijn. Controleer hiertoe met de grootst mogelijke aandacht de gegevens in de paragraaf “Technische gegevens”. Begin niet met de installatie als er ook maar een enkele inrichting niet voor het gebruik geschikt is. 4 – Nederlands – ga na of de in de kit aanwezige inrichtingen voldoende zijn om te garanderen dat de installatie veilig is en goed werkt. – maak een analyse van de risico’s waarvan de lijst met essentiële veiligheidseisen zoals die voorzien zijn in Bijlage I van de Machinerichtlijn, deel uitmaakt, en geef de toegepaste oplossingen daarvoor aan. Wij maken u erop attent dat de risicoanalyse één van de documenten is die deel uit maken van het “technisch dossier” van de automatisering. Deze dient door een erkende installateur te worden ingevuld. Met het oog op de gevaarlijke situaties die zich bij het installeren en gebruiken van het product zouden kunnen voordoen, dient de automatisering met inachtneming van onderstaande aanbevelingen te worden geïnstalleerd: – breng op geen enkel onderdeel van de automatisering wijzigingen aan, tenzij die in deze handleiding zijn voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar storingen veroorzaken. De fabrikant wijst elke aansprakelijkheid voor schade tengevolge van willekeurig gewijzigde producten van de hand. – zorg ervoor dat geen enkel deel van de automatisering in water of een andere vloeistof terecht kan komen. Zorg er tijdens de installatie ook voor dat er geen vloeistoffen in de reductiemotor of andere inrichtingen kunnen komen. – sluit onmiddellijk de elektrische stroom af indien er een vloeistof in delen van de componenten van de automatisering is gekomen, en wend u tot de klantenservice van Moovo. Indien de automatisering onder die omstandigheden toch wordt gebruikt, kan dit een gevaarlijke situatie veroorzaken. – houd de verschillende componenten van de automatisering uit de buurt van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade kunnen oplopen of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. – elke handeling waarvoor het nodig is het beschermende omhulsel van een bepaalde component van de automatisering te openen, dient plaats te vinden terwijl de besturingseenheid van het elektriciteitsnet losgekoppeld is. Indien de ontkoppelingsinrichting niet goed te zien is, dient u een bord aan te brengen met het opschrift: “LET OP ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”. – het product kan niet als een doelmatig beveiligingssysteem tegen indringers beschouwd worden. Indien u zich doelmatig wilt beveiligen, dient u de automatisering met andere inrichtingen aan te vullen. – de besturingseenheid moet op een geaarde elektriciteitsleiding voor stroomvoorziening worden aangesloten. – het product mag pas worden gebruikt, nadat de automatisering “in bedrijf is gesteld” zoals dat is voorzien in de paragraaf “Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering” in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”. – De afvalverwerking van al het verpakkingsmateriaal van de onderdelen van de automatisering moet helemaal volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden. KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE STAP 2 2.2 – COMPONENTEN VOOR HET AANLEGGEN VAN EEN COMPLETE INSTALLATIE 2.1 – BESCHRIJVING VAN HET PRODUCT EN GEBRUIKSDOEL Afb. 2 laat alle componenten zien die voor het aanleggen van een complete installatie nuttig zijn, zoals die op afb. 8 te zien is. Elk ander gebruik dat niet overeenkomt met wat beschreven is en onder andere omstandigheden dan wat in STAP 3 is aangeduid, dient als oneigenlijk gebruik te worden beschouwd en is dus verboden! Dit product (TS432B - TS432Be - TS432BH - TS432BeH) bestaande uit een elektromechanische reductiemotor met een gelijkstroommotor op 24V, een geleider, een ketting en een trekwagen. In de reductiemotor bevindt zich ook een besturingseenheid. Deze besturingseenheid bestaat uit een elektronische kaart, een gebruikers-/signaleringslicht en een ingebouwde radio-ontvanger, plus de antenne die de door een zender verstuurde instructies opvangt. De besturingseenheid is in staat verschillende soorten manoeuvres aan te sturen; elk daarvan kan op basis van de verschillende eisen geprogrammeerd en gebruikt. Bovendien zijn er verschillende speciale functies beschikbaar waardoor het mogelijk is de werking van de automatisering aan de persoonlijke wensen aan te passen. De automatisering is gereed voor het gebruik van verschillende accessoires die de functionaliteit daarvan verhogen en de veiligheid garanderen. Met name: de besturingseenheid kan tot 150 toetsen van zenders mod. MT4 en tot 4 stel fotocellen, mod. MPQ in het geheugen opslaan. Het product werkt op stroom die van het elektriciteitsnet afkomstig is; in geval van stroomuitval (black-out) biedt het de mogelijkheid de deur “met de hand” te manoeuvreren; hiervoor ontgrendelt u de trekwagen met het daarvoor bestemde koordje of met een ontgrendelingsinrichting buiten (mod. MU, accessoire dat niet in de verpakking aanwezig is). Het is ook mogelijk de deur te openen door gebruik te maken van een bufferbatterij (mod. ME, accessoire dat niet in de verpakking aanwezig is) indien ze in de installatie is aangebracht. 1 SECTIONAAL AANBEVELING! Enkele componenten die op afb. 2 zijn afgebeeld, zijn niet standaard en het kan zijn dat die niet in de verpakking zitten. Lijst van de nuttige componenten: [a] - elektromechanische reductiemotor [b] - 3-delige geleider voor de wagen + koppelingsbeugels (alleen voor het mod. TS432B en TS432Be) [c] - geleider uit één stuk (alleen voor het mod. TS432BH en TS432BeH) [d] - beugels om de reductiemotor aan het plafond te bevestigen [e] - beugels om de geleider aan de wand te bevestigen [f] - mechanische stop om de wagen bij de eindpositie te laten stoppen [g] - terugloop van de ketting [h] - trekketting [i] - trekwagen [l] - koordje met knop voor het ontgrendelen van het automatisme [m]- trekstang van de deur (alleen voor sectionaaldeuren) [n] - beugel voor het koppelen van de trekstang aan de deur [o] - kantelarm en de trekstang daarvan (mod. MA, alleen voor kanteldeuren) [p] - stel fotocellen (voor aan de wand) mod. MPQ [q] - (hand) zender mod. MT4 [r] - radiografisch bedieningspaneel mod. MKR (voor aan de wand) [s] - twee bufferbatterijen mod. ME (alleen voor het mod. TS432Be en TS432BeH) [t] - metalen verbruiksmateriaal (schroeven, borgringetjes, etc.)* [u] - set voor ontgrendeling van buitenaf mod. MU (*) N.B. – De schroeven die nodig zijn om de componenten aan de muur te bevestigen zijn niet in de verpakking inbegrepen. Het type schroeven hangt namelijk af van het materiaal en de dikte van de muur waar zij voor zullen worden gebruikt. BUITEN DE GEVEL DRAAIEND BINNEN DE GEVEL BLIJVEND Nederlands – 5 Nederlands In het algemeen gezegd dienen alle inrichtingen die tezamen dit product vormen voor het automatiseren van een garagedeur bij woningen te automatiseren (afb. 1). Het kan hier om een sectionaaldeur dan wel kanteldeur gaan; een kanteldeur kan dan buiten de gevel draaien (bij het openen steekt de deur buiten de gevel uit) of binnen de gevel blijven en voorzien zijn van veren of tegengewichten. In het bijzonder is deze set uitsluitend bestemd voor het automatiseren van een sectionaaldeur. Voor het automatiseren van een kanteldeur dient er een speciale kantelarm te worden gemonteerd (mod. MA, accessoire dat niet in de verpakking zit). 2 a b e f g h i l m n o p t u q r c s STAP 3 CONTROLES VOOR HET INSTALLEREN Voordat u gaat installeren, dient u te controleren of de onderdelen van het product intact zijn en het uitgekozen model en de voor installatie bestemde omgeving geschikt is. Nederlands BELANGRIJK – De reductiemotor kan geen deur automatiseren die niet al goed en veilig functioneert Evenmin kan zij defecten verhelpen die het gevolg zijn van een verkeerd uitgevoerde installatie van de deur of slecht onderhoud daaraan. 3.1 – CONTROLEREN VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE OMGEVING EN DE TE AUTOMATISEREN DEUR • Bij een automatisering met een buiten de gevel draaiende kanteldeur dient u na te gaan of de deur geen obstakel op de openbare weg (ook het trottoir) vormt. • Controleer of de mechanische structuur van de deur geschikt is om conform de in uw land van kracht zijnde voorschriften geautomatiseerd te worden. • Controleer of de mechanische structuur van de deur stevig genoeg is en vergewis u ervan dat de deur niet uit zijn geleiders kan lopen. • Controleer wanneer u de deur handmatig opent en sluit, of tijdens de manoeuvre de wrijving op elk punt gelijkmatig en constant is (er mogen geen momenten met een grotere belasting voorkomen). • Controleer of de deur goed uitgebalanceerd is, d.w.z. de deur mag niet in beweging komen wanneer de manoeuvre op een willekeurige stand (handmatig) onderbroken wordt . • Controleer of de ruimte rond de reductiemotoren groot genoeg is om de 6 – Nederlands d deur gemakkelijk en veilig handmatig te kunnen ontgrendelen. • Controleer of de door u gekozen plaats voor het installeren van de verschillende inrichtingen stevig genoeg is en een stabiele bevestiging gegarandeerd is. • Controleer of alle te installeren inrichtingen aangebracht zijn op een veilige en tegen stoten beschermde plaats. • Controleer of de uitgekozen bevestigingsvlakken van de fotocellen goed vlak zijn waardoor een goede uitlijning tussen de fotocellen mogelijk is. 3.2 – CONTROLEREN VAN DE GEBRUIKSLIMIETEN VAN HET PRODUCT Om vast te stellen of het product geschikt is voor de specificaties van uw deur en de specifieke context van de automatisering is het noodzakelijk onderstaande controles uit te voeren en te controleren of zij in overeenstemming zijn met de technische gegevens in deze paragraaf alsook die welke vervat zijn in hoofdstuk “Technische gegevens van het product”. • Controleer of de deur qua afmetingen en gewicht binnen onderstaande grenzen valt: model TS432B en TS432Be – Sectionaaldeuren: maximumbreedte 350 cm; maximumhoogte 212 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N. – Buiten de gevel draaiende kanteldeuren: maximumbreedte 350 cm; maximumhoogte 260 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N. – Binnen de gevel blijvende kanteldeuren: maximumbreedte 350 cm; maximumhoogte 212 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N. model TS432BH en TS432BeH – Sectionaaldeuren: maximumbreedte 350 cm; maximumhoogte 240 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N. – Buiten de gevel draaiende kanteldeuren: maximumbreedte 350 cm; maximumhoogte 280 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N. – Binnen de gevel blijvende kanteldeuren: maximumbreedte 350 cm; maximumhoogte 220 cm; maximale verplaatsingskracht 500 N. N.B. – Als gevolg van de vorm van de deur of bepaalde weersomstandigheden (bijvoorbeeld de aanwezigheid van harde wind), kunnen deze maximumwaarden lager komen te liggen. In dit geval is het belangrijk de kracht te meten die vereist is om de deur onder de meest ongunstige omstandigheden te verplaatsen, en die met de in de technische kenmerken van de reductiemotor vermelde gegevens te vergelijken. • Controleer of de plaats van bevestiging voor de reductiemotor en de geleiderail in overeenstemming is met de buitenmaten van de automatisering. Controleer vervolgens of het mogelijk is de op afb. 3, 4 en 5 aangewezen minimale en maximale ruimten aan te houden. Let op! – Als het resultaat van deze controles niet in overeenstemming met de voorschriften is, kan dit model niet gebruikt worden om uw deur te automatiseren. 3 STAP 4 4.1 – VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN 4.1.1 – Karakteristieke referentie-installatie Op afb. 6, 7, 8 ziet u een voorbeeld van automatisering zien die tot stand is gekomen met de verschillende onderdelen die compatibel zijn met dit product. Deze componenten worden geplaatst en geassembleerd volgens een karakteristiek en gebruikelijk schema. Dit zijn: a - Elektromechanische reductiemotor b - Geleiderails voor de wagen c - Trekwagen d - Mechanische stop voor het laten stoppen van de wagen in de eindpositie e - Knop voor het handmatig ontgrendelen van de wagen f - Beugel om de wagen aan de deur te koppelen g - Stel fotocellen (voor aan de wand) mod. MPQ h - Radiografisch bedieningspaneel (voor aan de wand) mod. MKR i - Handzender mod. MT4 l - Knop D 4.1.2 – Vaststellen van de plaats van de verschillende componenten Gebruik afb. 6, 7 en 8 als voorbeeld voor het ongeveer vaststellen van de plaats waar u de verschillende componenten zoals die in de installatie zijn voorzien, gaat installeren B A 4.1.3 – Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden Raadpleeg afb. 10 en STAP 6 om vast te stellen met welk schema u de inrichtingen van de installatie gaat verbinden. E 4.1.4 – Controleren van het voor het te verrichten werk benodigde gereedschap Voordat u het product gaat installeren dient u zich ervan te vergewissen over al het gereedschap en het materiaal te kunnen beschikken dat nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden (zie voorbeeld op afb. 9). Controleer bovendien of dit in goede staat verkeert en in overeenstemming is met de plaatselijke regelgeving inzake veiligheid. 4 4.1.5 – Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden U kunt nu de sleuven voor de buizen van de elektriciteitskabels trekken of, als alternatief, kabelgootjes voor buiten aanleggen, bovengenoemde buizen in het cement vastzetten of andere voorbereidingen treffen die ertoe dienen de omgeving klaar te maken voor de hierna komende installatiewerkzaamheden. van 65 tot 100 mm F LET OP! – Plaats de uiteinden van de buizen voor doorvoer van elektriciteitskabels vlakbij het punt waar de verschillende componenten zullen worden bevestigd. N.B.: • De buizen hebben tot doel de elektriciteitskabels te beschermen en onvoorziene breuk daarvan te voorkomen, zoals bijvoorbeeld bij stoten. • De “vaste” bedieningsorganen dienen zo geplaatst te worden dat de deur zichtbaar is, maar uit de buurt van de bewegende delen hiervan en op een hoogte van meer dan 150 mm. 5 4.2 – LEGGEN VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS G M D Met uitsluiting van de voedingskabel en –stekker werkt de rest van de installatie helemaal op laagspanning (circa 24 V); daarom kunnen de kabels ook door niet speciaal gekwalificeerd personeel aangelegd worden; wel dienen echter alle voorschriften van deze handleiding opgevolgd te worden. Voor het leggen van de elektriciteitskabels gelieve u afb. 10 als leidraad te nemen bij het vaststellen van het soort kabel dat u voor een bepaalde aansluiting wilt gebruiken. AANBEVELINGEN: – Tijdens het leggen van de elektriciteitskabels mag u GEEN enkele elektrische verbinding tot stand brengen. – Laat door een bevoegde elektricien een adequaat beschermd “Schuko” stopcontact van 16A installeren, waar u de stekker van de reductiemotor in kunt steken. Het stopcontact moet zo geplaatst worden dat nadat de stekker van de voedingskabel erin is gestoken, de kabel niet komt te hangen bij bewegende delen of in gevarenzones. Nederlands – 7 Nederlands B 6 c b a e h d f l g g Nederlands 7 8 8 – Nederlands m 9 10 A B A A A C Technische gegevens van de elektriciteitskabels (N.B. 1) Klemmetjes Functie Type kabel Maximaal toegestane lengte Veiligheidsfotocellen 3-5 Ingang FOTO TX Kabel 2 x 0,25 mm2 20 m (N.B. 2) RX Kabel 3 x 0,25 mm 20 m (N.B. 2) Kabel 2 x 0,25 mm2 20 m (N.B. 2) Kabel 2 x 0,25 mm2 20 m (N.B. 2) 2 B Knop voor C Knop voor 3-4 instructie Ingang STAP-VOOR-STAP 1-2 Ingang STOP veiligheid Contactlijsten - etc. N.B. 1 – De voor de aanleg van de installatie benodigde kabels (niet aanwezig in de verpakking) kunnen verschillen op grond van het aantal en het soort inrichtingen van de installatie N.B. 2 – De aansluitingen op de klemmetjes 1- 2 (Stop), 4 - 5 (Stap-voor-Stap) en 3 - 5 (Foto) kunnen ook tot stand worden gebracht door één enkele kabel met verschillende aders te gebruiken. LET OP! – De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor de omgeving waarin zij worden geïnstalleerd; voor het installeren in een ruimte binnenshuis is het bijvoorbeeld raadzaam een kabel van het type H03VV-F te gebruiken. Nederlands – 9 Nederlands A Inrichtingen INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUTING VAN DE COMPONENTEN STAP 5 04. Zet met twee schroeven de uiteinden van de ketting in de groeven van de plaat van de wagen (afb. 14) vast 14 5.1 – INSTALLEREN VAN DE COMPONENTEN VAN DE AUTOMATISERING V3,5 x 15 AANBEVELINGEN • Een verkeerd uitgevoerde installatie kan ernstige verwondingen toebrengen aan degene die het werk verricht en aan de mensen die de installatie zullen gebruiken. • Voordat u met het assembleren van de automatisering begint, voert u de controles vooraf uit zoals die in STAP 3 zijn beschreven. Nadat de elektriciteitskabels zijn aangebracht begint u met het assembleren van de mechanische delen met betrekking tot de geleiderail en de reductiemotor, waarbij u onderstaande volgorde toepast. 01. Alleen voor het model TS432B en TS432Be: breng met behulp van een hamer de drie delen van de geleiderail krachtig in de twee koppelingsbeugels in (afb. 11). Belangrijk – de geleiderails moeten zover in de beugels geschoven worden tot u een klik hoort. 05. Assembleer de veer met de meegeleverde steun (afb. 15-a) en breng het geheel binnenin de plaat van de wagen aan (dat deel zonder de ketting) (afb. 15-b). 15-a 11 15-b 02. Steek de geleiderail in de daarvoor bestemde plaats op de reductiemotor (afb. 12). 12 06. Bevestig de twee platen van de wagen aan elkaar; steek de schroef in de steun van de teruglooppoelie; plaats de teruglooppoelie in de ketting en assembleer dit alles via de meegeleverde pin (afb. 16) met de terugloopbeugel. Nederlands 16 V8 x 45 03. Steek de mechanische eindstop (a) in de geleiderail en verplaats hem naar de reductiemotor; zet daarna de plaat (b) op de eindstop en zet alles met een schroef (afb. 13) vast. N.B. – De schroef mag NIET te vast worden aangedraaid omdat het later nog nodig zal zijn de eindstop op de definitieve plaats te zetten 13 V6 x 30 b R06 (open) a 07. Breng de ketting en de wagen binnen de geleiderail aan en let daarbij op het volgende: Afb. 17-a) plaats de kant van de wagen met daarop de met schroeven bevestigde ketting aan dezelfde kant waar de dekplaat van de besturingseenheid zich bevindt; Afb. 17-b) zet de wagen ongeveer halverwege de geleiderail. 08. Laat de ketting over het rondsel van de reductiemotor lopen en sluit het geheel met het veiligheidsdeksel (afb. 18). 09. Breng de beugel op het uiteinde van de geleiderail aan. Zet alles vast met borgring en moer (afb. 19). 10 – Nederlands 11. 17-a ALLEEN VOOR KANTELDEUREN Als de te automatiseren deur een kanteldeur betreft (buiten de gevel draaiend of binnen de gevel blijvend), dient u de speciale Kantelarm te installeren(onderdeel dat niet in de verpakking aanwezig is). Assembleer vervolgens de verschillende componenten van de arm. BELANGRIJK – Het verdient aanbeveling de arm zo dicht mogelijk naast de handgreep van de deur te brengen. Voor het monteren van de trekstang, gelieve u punt 12 te raadplegen. N.B. – Kijk voor montage van dit accessoire gelieve u de aanwijzingen in de verpakking daarvan te volgen. 21 17-b 18 19 V8 x 45 M8 10. Breng de ketting in spanning door de moer op de schroef van de terugloopbeugel aan te draaien (afb. 20). LET OP! – als de ketting te strak is aangespannen, kan deze de reductiemotor teveel belasten en kapotmaken, als de ketting te slap is, kan dit vervelende geluiden veroorzaken 20 12. LET OP ! – Als het om een kanteldeur gaat dient u voor deze handelingen de trekstang te gebruiken die bij de kantelarm is meegeleverd. Voordat u de trekstang gaat monteren dient u deze op een zodanige lengte af te zagen dat de aanbevolen waarde E op afb. 3 in acht kan worden genomen. Bevestig daarna het ene uiteinde van de trekstang met schroeven en moeren aan de beugel (die vervolgens op de deur of op de al kantelarm dient te worden bevestig) en het andere uiteinde aan de wagen (afb. 22). 22 M6 V6 x 18 Nederlands – 11 Nederlands R8 x 24 13. Bevestig het ene uiteinde van het koordje voor handmatige ontgrendeling aan de wagen en het andere uiteinde aan de knop (afb. 23). N.B. – Zorg ervoor dat de knop van de handmatige ontgrendeling van de grond af bereikbaar is, op een hoogte van 180 cm of minder. 23 5.2 – MONTAGE EN AANSLUITING VAN DE BUFFERBATTERIJEN mod. ME De bufferbatterijen zijn zelfladen batterijen, met een spanning van 12V en een capaciteit van 0,8 Ah. Zij zijn bijzonder nuttig in geval van onverwachte stroomuitval (black-out). In de reductiemotor kunnen 2 batterijen worden geïnstalleerd. Over het algemeen garanderen de batterijen wanneer ze opgeladen zijn een autonomie van ongeveer 6 - 7 cycli achter elkaar (1 cyclus = Opening - Sluiting). Deze waarde kan variëren in functie van het soort deur en het gewicht daarvan . BELANGRIJK – Het installeren van de batterijen dient te worden uitgevoerd voordat de automatisering aan het plafond of aan de wand wordt vastgezet. Voor het installeren van de bufferbatterijen gaat u als volgt te werk: BELANGRIJK! – Verricht onderstaande handelingen terwijl u de deur DICHT houdt 01. Haal de schroef van het deksel dat de besturingseenheid beschermt weg en trek het deksel weg (afb. 26). 26 14. • Als het om een SECTIONAALDEUR gaat: stel de lengte van de waarde B vast rekening houdende met de waarden A en E (afb. 24-a). • Als het om een KANTELDEUR gaat: stel de lengte van de waarde B rekening houdende met de waarde F(afb. 24-b). N.B. – Als de waarden A, E of F geen beletsel daarvoor vormen, kan de automatisering ook aan het plafond worden bevestigd (minimum 4 mm). 24-a D B 02. Open de twee spleten voor kabeldoorvoer met behulp van een schroevendraaier (afb. 27). E A 27 24-b B da 65 a 100 mm F Nederlands 15. Buig de twee beugels voor bevestiging van de geleiderail aan het plafond in een “L” en monteer ze met schroeven en moeren in de nabijheid van de reductiemotor (afb. 25). N.B. – kies op de beugels die boring welke u de mogelijkheid geeft de op punt 14 vastgestelde waarde B zo dicht mogelijk te benaderen. 03. Haal de kabels van de batterijen door de spleten voor kabeldoorvoer (afb. 28) en zet beide batterijen op de daarvoor bestemde plaats (afb. 29). 25 28 B (4 ÷ 400 mm) M6 V6 x 14 12 – Nederlands 5.3 – BEVESTIGEN VAN DE AUTOMATISERING AAN DE WAND, HET PLAFOND EN DE DEUR 29 Na assemblering van de geleiderail en de reductiemotor gaat u de automatisering aan de wand, het plafond en de deur bevestigen waarbij u onderstaande volgorde dient aan te houden. 01. Met behulp van trappen, stangen of dergelijke tilt u de reductiemotor van de grond en plaatst hem in de hoogte en wel zo dat de beugels van de geleiderail tegen het plafond en de wand boven de deur rusten (afb. 31). BELANGRIJK – (afb. 31-a) lijn de geleiderail en de reductiemotor op de verticale as van de deur uit en haaks daarop (hoek van 90°). N.B.– In geval van kanteldeuren moet de geleiderail worden uitgelijnd in overeenstemming met de kantelarm. Controleer ook of de waarden A, B, C en E op afb. 3 en B en F op afb. 4 in acht zijn genomen 31 LET OP! – Het volgende punt (05 – elektrische aansluiting van de bufferbatterij op de besturingseenheid) mag alleen worden uitgevoerd, nadat alle installatie- en programmeerwerkzaamheden zijn afgesloten, daar deze batterij een elektrische stroomvoorziening voor geval van nood is 05. Steek aan de kant van de besturingseenheid de stekkers van de batterijen in de twee steekcontacten. LET OP! – draai de polen niet om (de stekkers van de connectoren moeten naar buiten zijn gericht). (afb. 30). 30 31-a 90° 02. Controleer of de geleiderail volkomen horizontaal loopt en teken de 4 bevestigingspunten van de beugels af; boor ze uit en steek de plugen erin (afb. 32). 32 Nadat u de batterijen hebt geïnstalleerd en de installatie onder spanning hebt gezet, zullen de batterijen zichzelf gaan opladen en na oplading voor gebruik gereed zijn (12 h). AANBEVELINGEN Voor een lange levensduur van de bufferbatterij is het raadzaam onderstaande aanbevelingen op te volgen: • Laat de automatisering niet langer dan één dag op de bufferbatterij werken: de elementen daarvan zouden oververhit raken en teveel ontlaad raken waardoor de levensduur van de batterij zou kunnen afnemen. Als u dan ook oor langere tijd niet op de plaats aanwezig bent waar de automatisering is geïnstalleerd, is het raadzaam het klemmetje van de bufferbatterij dat op de besturingseenheid is aangesloten, los te halen. • Wanneer de bufferbatterij helemaal leeg is, heeft ze 24 uur nodig om weer helemaal te worden opgeladen. • Indien de automatisering voor langere tijd niet wordt gebruikt verdient het de voorkeur haar te verwijderen en op een droge plaats te bewaren; dit om lekkage van schadelijke stoffen uit de optionele batterij te voorkomen. ––––––––––––––––––– Afvalverwerking van de batterij Let op! – Een lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met het gewone huisval worden weggegooid. Ze dient te worden verwerkt via “gescheiden’ inzameling”, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in uw gebied van kracht is. 03. Zet de automatisering met de voor het materiaal geschikte schroeven en pluggen aan het plafond en aan de wand vast (afb. 33). N.B.: • Op basis van het type wand en het materiaal daarvan kan de beugel op het uiteinde van de geleiderail met nagels of schroeven en pluggen worden bevestigd. • Besteed aandacht aan de keuze van de methode voor bevestiging van de plafond- en wandbeugels, omdat: – de beugel aan de kop van de geleiderail de belasting moet kunnen verdragen die nodig is om de deur te openen en te sluiten; – de plafondbeugels het gewicht van de reductiemotor moeten dragen. In beide gevallen dient u rekening te houden met slijtage en vervormingen die zich mettertijd kunnen voordoen. Nederlands – 13 Nederlands • De bufferbatterij is een noodinrichting: het is dus raadzaam deze alleen te gebruiken indien dat nodig is en haar niet teveel te gebruiken. Wanneer u haar teveel gebruikt, kan dit ten gevolge hebben dat de elementen oververhit raken, waardoor zij op de duur minder lang dan normaal zouden kunnen duren. 33 04. Zaag met een zaagje het overtollige deel van de aan het plafond bevestigde beugels af (afb. 34). 34 Nederlands 05. (Bij gesloten deur) Trek aan de knop om de wagen los te haken en hem zover te verschuiven dat de verankeringsbeugel komt te rusten op de bovenrand van de sectionaaldeur of tot de aansluiting van de kantelarm (kanteldeur). Lijn daarna de trekstang langs de loop van de geleiderail uit en bevestig de beugel met nagels of schroeven, al naar gelang het materiaal van de deur, op de deur (afb. 35). 36 07. Verplaats de mechanische eindstop in de richting van de wagen en zet hem daar tegenaan. Zet de mechanische eindstop vervolgens definitief vast door de schroef helemaal vast te draaien (afb. 37). N.B. – Bij normale werking zal de wagen enkele centimeters voor de mechanische stop tot stilstand komen. 37 08. Blokkeer de wagen nu opnieuw en sluit de deur handmatig tot u een duidelijke klik hoort. 35 BELANGRIJK Als de deur een ruimte afsluit die geen andere toegang heeft is het raadzaam de set voor ontgrendeling van buitenaf (model MU), te installeren; anders kan een banale stroomuitval tot gevolg hebben dat u geen toegang tot die ruimte hebt 06. Draai de schroef van de mechanische eindstop iets los en open de deur handmatig tot de deur compleet open is (afb. 36). 14 – Nederlands N.B. – voor het monteren van dit accessoire dient u de aanwijzingen in de verpakking daarvan te volgen. STAP 6 Om deze aansluitingen correct uit te voeren dient u als volgt te werk te gaan. INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE IN DE INSTALLATIE VOORZIENE INRICHTINGEN • Voor het aansluiten van een stel fotocellen als veiligheidsinrichting In de installatie kunnen één of meer stellen fotocellen geïnstalleerd worden die een veiligheidsfunctie hebben. Als er verschillende stellen fotocellen worden geïnstalleerd moeten deze onderling “serieel” geschakeld worden en moet de ketting op de klemmetjes 3 en 5 van de besturingseenheid worden aangesloten. Sluit tenslotte de stroomtoevoer daarvoor op de klemmetjes 2 en 3 aan (zie het voorbeeld op afb. 40-a en 40-b). Tijdens de sluitmanoeuvre heeft inwerkingtreding van deze fotocellen tot gevolg dat de manoeuvre onderbroken wordt en dat er onmiddellijke terugloop plaatsvindt. Nadat u alle inrichtingen die in de installatie zijn voorzien, hebt geïnstalleerd – elk op de plaats zoals die in STAP 4 is voorzien – dient u alle inrichtingen als volgt op de besturingseenheid aan te sluiten. LET OP! – Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan schade of een gevaarlijke situatie ten gevolge hebben; houd u daarom nauwgezet aan de aangegeven aansluitingen. 01. Draai met een schroevendraaier de schroef van de dekplaat van de besturingseenheid los en haal die naar buiten weg (afb. 38), zodat u bij de klemmetjes voor de elektrische aansluitingen op de besturingseenheid kunt komen. TX 40-a RX +1 –2 +1 –2 3 4 38 1 02. Breek met diezelfde schroevendraaier de openingen open die noodzakelijk zijn voor de doorvoer van de elektriciteitskabels (afb. 39) die van de verschillende in de installatie gemonteerde inrichtingen afkomstig zijn. 40-b TX 2 3 4 RX +1 –2 +1 –2 3 5 TX 4 +1 –2 RX +1 –2 3 4 39 03. Sluit daarna via de klemmenstrip met vijf klemmetjes de elektriciteitskabels van de verschillende inrichtingen op de besturingseenheid aan (afb. 39-a). 39-a 2 3 4 5 • Voor het aansluiten van een knop van het type “NO” die gebruikt wordt voor het aansturen van manoeuvres In de installatie kan een knop van het type “NO” worden geïnstalleerd, dat wil zeggen “normaal open” om de manoeuvre met de modus “Stap-voorstap” te bedienen (zie voor verdere details over deze modus STAP 9). Sluit deze knop op de klemmetjes 3 en 4 van de besturingseenheid aan. N.B. – Als er meerdere knoppen worden geïnstalleerd om de manoeuvres aan te duren, dient u deze onderling “parallel” te schakelen, zoals dat te zien is op het voorbeeld op afb. 40-c en 40-d 5 Input PHOTO LINE 24 Vcc (+) 2 3 4 0 VOLT (–) Input STOP 1 Input STEP BY STEP 40-c 1 2 3 4 5 LET OP – Het stuk elektriciteitskabel dat de klemmetjes 3 en 5 verbindt mag alleen worden verwijderd als er fotocellen worden geïnstalleerd . Nederlands – 15 Nederlands 1 C) – voor het onderling aansluiten van een aantal inrichtingen met constante weerstand van 8,2 K1 dient u een aansluitschema met “parallelschakeling” toe te passen waarbij u de weerstand (8,2 K1) op de laatste inrichting plaatst, zoals dat te zien is op het voorbeeld van afb. 40-g. 40-d 40-g 1 2 3 4 5 • Voor het aansluiten van veiligheidsinrichtingen anders dan fotocellen Behalve de fotocellen kunnen er in de installatie ook andere veiligheidsinrichtingen zijn geïnstalleerd met verschillende soorten contacten. Dit zijn: – inrichtingen met een contact dat “normaal open” is (“NO”); – inrichtingen met een contact dat “normaal dicht” is (“NC”); – inrichtingen met een constante weerstand van 8,2 K1. Deze inrichtingen moeten worden aangesloten op de klemmetjes 1 en 2 van de besturingseenheid; het is bovendien mogelijk ook meer dan een inrichting op diezelfde klemmetjes aan te sluiten; u gaat hiervoor als volgt te werk: A) – voor het onderling aansluiten van een aantal inrichtingen van het type “NO” dient u een aansluitschema met “parallelschakeling” toe te passen zoals dat te zien is op het voorbeeld van afb. 40-e. 1 2 3 4 5 D) – voor het onderling aansluiten van een aantal inrichtingen met verschillende soorten contacten (“NO”, “NC” en constante weerstand van 8,2 K1), dient u een gemengd aansluitschema toe te passen met “seriële schakeling” en “parallelschakeling” zoals dat te zien is op het voorbeeld van afb. 40-h. 40-h “NA” “NC” 40-e 1 1 2 3 4 5 B) – voor het onderling aansluiten van een aantal inrichtingen van het type “NC” dient u een aansluitschema met “seriële schakeling” toe te passen zoals dat te zien is op het voorbeeld van afb. 40-f. Nederlands 5 N.B. – Alleen de veiligheidsinrichtingen welke een uitgang met een constante weerstand van 8,2 K1 hebben, garanderen de veiligheidscategorie 3 tegen storingen volgens de norm EN 954-1. Wanneer deze veiligheidsinrichtingen in werking treden heeft dit onderbreking van de manoeuvre van dat moment ten gevolge alsook een korte terugloop. • Stroomvoorziening van inrichtingen die in dit hoofdstuk niet zijn genoemd In de installatie kunnen nog andere inrichtingen worden aangesloten die hier niet zijn genoemd, zoals bijvoorbeeld een universele relaisontvanger. Deze inrichtingen moeten worden aangesloten op de klemmetjes 2 en 3 op de besturingseenheid (zie het voorbeeld op afb. 40-g). Let op! – Op de klemmetjes 2 en 3 staat een spanning van 24 Vcc en wordt een stroom van 100 mA geleverd. De som van de door de verschillende op deze klemmetjes aangesloten inrichtingen mag deze waarde niet overschrijden. 40-f 1 16 – Nederlands 2 3 4 2 3 4 5 AANBEVELINGEN – Na afloop van deze werkzaamheden zet u alle kabels met behulp van de daarvoor bestemde bandjes vast en zet u tenslotte de dekplaat weer op de besturingseenheid. AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING STAP 7 41 AANBEVELINGEN! – De voedingskabel van PVC die bij het product wordt meegeleverd, is geschikt om binnenshuis te worden geïnstalleerd. – De definitieve aansluiting van de automatisering op het elektriciteitsnet of de vervanging van de meegeleverde kabel mag uitsluitend door een bevoegde en ervaren elektricien worden verricht met inachtneming van de veiligheidsregels zoals die in dat gebied van kracht zijn en de aanwijzingen in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”. Voor het uitvoeren van werkingstests en het programmeren van de automatisering, zet u de besturingseenheid onder stroom door de stekker van de meegeleverde voedingskabel in een elektrisch stopcontact (afb. 41) te steken. Als het stopcontact zich ver van de automatisering bevindt, kunt u in deze fase een verlengsnoer gebruiken. EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN STAP 8 42 LET OP! – Alle hieronder in deze handleiding beschreven handelingen zullen worden verricht op elektrische circuits die onder stroom staan; de manoeuvres kunnen dus gevaarlijk zijn! Let bij het werk dus goed op! Nadat u de besturingseenheid onder spanning hebt gezet (afb. 41) voert u de hieronder opgesomde handelingen uit, waarbij u dient te controleren of de resultaten in overeenstemming zijn: • Onmiddellijk nadat de besturingseenheid is aangezet, knippert de rode led (afb. 42) enkele seconden heel snel; daarna gaan de groene en rode led beurtelings branden; tenslotte gaat de groene led uit en de rode blijft regelmatig knipperen met een ritme van één knippering per seconde (= de besturingseenheid werkt normaal). Let op! – Als de rode led niet knippert zoals hier beschreven is, is het raadzaam de elektrische stroomtoevoer naar de besturingseenheid te onderbreken en de verrichte aansluitingen nauwkeuriger te controleren (raadpleeg ook het hoofdstuk “Wat te doen als...”). Toets “P1” Groene led Rode led Nederlands • Als er fotocellen in de installatie zijn geïnstalleerd, dient u op de RX te controleren of de led uit is (= regulaire werking) of aan (= aanwezigheid van een obstakel). Als de led daarentegen knippert, wil dit zeggen dat het signaal niet erg duidelijk is en wordt gehinderd door een foutieve uitlijning van de twee fotocellen. • Als er een radiografisch bedieningspaneel in de installatie is geïnstalleerd, dient u te controleren of dat goed werkt; u kunt hiervoor de handleiding in kwestie gebruiken. Nederlands – 17 PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING STAP 9 9.2 – GEHEUGENOPSLAG VAN DE EINDSTANDEN BIJ “OPENING” EN “SLUITING” VAN DE DEUR AANBEVELINGEN bij het programmeren: • Het verdient aanbeveling eerst de procedures te lezen en daarna de handelingen te verrichten, waarbij de passages van elke procedure achter elkaar dienen te worden uitgevoerd. • In deze handleiding worden de ‘toetsen van de zenders met nummers aangegeven. Raadpleeg dan ook afb. 43 voor het verband tussen deze nummers en de toetsen van de zender De eindstand “Sluiting” komt overeen met het punt waarop de deur helemaal dicht is en de eindstand “Opening” met het punt waarop de deur helemaal open is (afb. 44). 44 Eindstand bij “Opening” 43 T1 T2 T3 T4 9.1 – GEHEUGENOPSLAG VAN DE ZENDER mod. MT4 Eindstand bij “Sluiting” Om de automatisering met de zender te kunnen aansturen, dienen de toetsen daarvan in het geheugen van de besturingseenheid te worden opgeslagen. Hierbij kunt u aan elke toets de door u gewenste instructie geven, waarbij u uit onderstaande functies kunt kiezen: 1 Stap-voor-stap: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit Stop ... De eerste instructie activeert het Openen; de daaropvolgende geeft, terwijl de deur in beweging is, de instructie Stop; de derde het Sluiten; de vierde geeft, terwijl de deur in beweging is, de instructie Stop en zo voort... 2 = Stap-Open: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit Open ... De eerste instructie activeert het Openen; daaropvolgende geeft, terwijl de deur in beweging is, de instructie Stop; de derde het Sluiten; de vierde geeft, terwijl de deur in beweging is, de instructie Open en zo voort... 3 = Gedeeltelijke opening: komt overeen met een korte opening van de deur. Deze instructie heeft alleen gevolg als de deur helemaal dicht is. 4 = Gebruikerslicht: ... On - Off - On ... Nederlands Een enkele uitvoering van de procedure slaat een enkele toets van de zender in het geheugen op; deze kan zowel in het geheugen van op deze besturingseenheid alsook van besturingseenheden van andere automatiseringen worden opgeslagen. Het geheugen van de besturingseenheid kan tot 150 toetsen bevatten. Voor elke toets die u in het geheugen wilt opslaan, dient u onderstaande procedure opnieuw uit te voeren. 01. Beslis welke toets op de zender u in het geheugen wilt opslaan (voorbeeld: toets T3). 02. Beslis welke instructie u uit de eerder opgesomde instructies aan de uitgekozen toets wilt koppelen (voorbeeld: instructie “2”). 03. Druk op toets “P1” (op de besturingseenheid) zoveel maal als overeenkomt met het nummer van de gewenste instructie (in ons voorbeeld, “2” maal) en controleer of de groene led hetzelfde aantal kortdurende knijperige afgeeft (deze worden in een regelmatig ritme herhaald). 04. (binnen 10 seconden) Houd op de zender de toets die u in het geheugen wilt opslaan (in ons voorbeeld, toets T3). tenminste 2 seconden lang ingedrukt. Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal de groene led 3 langdurige knipperingen afgeven (= geheugenopslag ok). N.B. – Voordat er 10 seconden om zijn, is het mogelijk een toets van een NIEUWE zender met dezelfde instructie in het geheugen op te slaan (dit is handig wanneer er bijvoorbeeld meerdere zenders op dezelfde besturingseenheid in het geheugen moeten worden opgeslagen). Indien dat niet nodig is, wacht u dat de groene led uitgaat (= procedure beëindigd) en dat de rode led opnieuw met een regelmatig ritme zal gaan knipperen. 18 – Nederlands In deze fase van de installatie dient de besturingseenheid de standen van de maximale “Sluiting” en “Opening”, alsook de configuratie van de ingang STOP te leren herkennen en in het geheugen op te slaan; hiervoor gebruikt u onderstaande procedure: LET OP! – Onderstaande handelingen kunnen alleen met behulp van de toets “P1” op de besturingseenheid van de reductiemotor worden uitgevoerd. 01. Ga na of de trekwagen is aangehaakt. 02. Druk lang (circa 5 seconden) op de toets “P1” op de besturingseenheid tot de rode led gaat branden; laat daarna de toets los. 03. Nu zal de besturingseenheid uit zichzelf 3 manoeuvres achter elkaar starten (Sluiting - Opening - Sluiting), waarbij de twee eindstanden automatisch in het geheugen worden opgeslagen. N.B. – Tijdens het uitvoeren van de 3 manoeuvres knippert het gebruikerslicht Let op! – Als gedurende de 3 manoeuvres een veiligheidsinrichting in werking treedt of er per ongeluk op de toets “P1” wordt gedrukt, onderbreekt de besturingseenheid onmiddellijk de gehele procedure en annuleert ze die procedure. In dat geval zult u de procedure van het begin af opnieuw moeten uitvoeren. 04. Geef tenslotte met de toets T1 op de afstandsbediening (afb. 13) de instructie voor 3 of 4 complete openings- en sluitmanoeuvres (deze manoeuvres dienen ertoe dat de besturingseenheid de waarden van de kracht in het geheugen kan opslaan, die nodig is om de deur op elk punt van haar loop te kunnen verplaatsen). Let op! – Deze manoeuvres mogen niet worden onderbroken; als dat toch gebeurt, dient u de gehele procedure vanaf het begin opnieuw uit te voeren. LET OP! – Als tijdens het zoeken naar de standen de ketting op de poelie van het motorrondsel slipt, u een ritmisch geluid hoort wil dat zeggen dat de ketting niet strak genoeg is aangespannen. In dat geval dient u de procedure te onderbreken door op de toets “P1” op de besturingseenheid te drukken, de ketting aan te spannen door de moer D (afb. 4) te draaien en de gehele procedure vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Deze procedure kan ook op een ander moment opnieuw worden uitgevoerd: bijvoorbeeld na een eventuele verplaatsing van de mechanische eindstop op de geleider. AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES De besturingseenheid heeft enkele optionele functies waarmee het mogelijk is andere specifieke taken door de automatisering te laten uitvoeren, waardoor deze aan uw persoonlijke eisen kan worden aangepast. TABEL 4 AUTOMATISCH SLUITEN Geen enkele sluiting —> (druk op toets “T1”) 10 – AFSTELLEN VAN DE WERKING VAN DE AUTOMATISERING Sluiting na 15 seconden —> (druk op toets “T2”) Om de werking van de automatisering aan de persoonlijke eisen aan te passen is het mogelijk sommige functies te activeren of te deactiveren en de waarde daarvan af te stellen. Deze functies zijn: • AUTOMATISCHE SLUITING. Wanneer deze functie actief is, zal de besturingseenheid na afloop van een door de gebruiker gevraagde openingsmanoeuvre de deur automatisch na verloop van een bepaalde tijd laten sluiten. • SNELHEID VAN DE MANOEUVRE. Met deze functie kunt u de gewenste snelheid instellen waarmee de automatisering de deur laat bewegen . • GEVOELIGHEID TEN OPZICHTE VAN OBSTAKELS. Als een onvoorzien obstakel (een windstoot, een voertuig, een persoon etc.) de deur tijdens een manoeuvre afremt, constateert deze functie onmiddellijk dat belasting van de motor om het obstakel te overwinnen, toeneemt, en geeft instructie tot een korte terugloop. • WEGNEMEN VAN DE DRUK. Na afloop van een sluitmanoeuvre blijft de motor de deur nog even “voortduwen”, nadat de deur helemaal gesloten is, om zeker van een perfecte sluiting te zijn. Onmiddellijk daarna zorgt de functie “wegnemen van de druk” voor een zeer korte terugloop aan om de door de motor op de deur uitgeoefende druk te verminderen. Sluiting na 60 seconden —> (druk op toets “T4”) Sluiting na 30 seconden —> (druk op toets “T3”) SNELHEID VAN DE BEWEGING Laag —> (druk op toets “T1”) Middellaag —> (druk op toets “T2”) Middelhoog —> (druk op toets “T3”) Hoog —> (druk op toets “T4”) GEVOELIGHEID TEN OPZICHTE VAN OBSTAKELS Hoog —> (druk op toets “T1”) Middelhoog —> (druk op toets “T2”) Middellaag —> (druk op toets “T3”) Laag —> (druk op toets “T4”) WEGNEMEN VAN DE DRUK Niet wegnemen —> (druk op toets“T1”) 01. Houd de toetsen “T1” en “T2” op de zender tenminste 5 seconden tegelijk ingedrukt en laat ze daarna los. Op de besturingseenheid knipperen nu de twee leds (groen en rood) die aangeven dat u de “programmering van de functies” bent binnengegaan (de leds blijven gedurende de gehele procedure knipperen). 02. Houd tenminste 1 seconde een toets op de zender ingedrukt die reeds in het geheugen van deze besturingseenheid is opgeslagen (de groene led knippert 1 maal). 03. Kies daarna een van de vier beschikbare functies en houd op de zender de toets die aan de uitgekozen functie gekoppeld is, tenminste 1 seconde ingedrukt (de groene led knippert 1 maal): • Automatische sluiting = (druk op toets “T1”) • Snelheid van de manoeuvre = (druk op toets “T2”) • Gevoeligheid ten opzichte van obstakels = (druk op toets “T3”) • Wegnemen van de druk = (druk op toets “T4”) 04. Kies tenslotte op basis van Tabel 4 de door u gewenste waarde die bij deze functie staat en houd op de zender tenminste 1 seconde de toets ingedrukt die aan de gewenste waarde is gekoppeld (de groene en rode led zullen nu 1 maal ter bevestiging kort knipperen). Minimum —> (druk op toets“T2”) Middenwaarde —> (druk op toets“T3”) Maximum —> (druk op toets“T4”) Opmerkingen bij Tabel 4: –Deze tabel geeft de waarden weer die voor elk van de 4 speciale functies beschikbaar zijn alsook de daarmee overeenkomende toets waarop u op de zender moet drukken om die bepaalde waarde te selecteren. – De kleur grijs markeert de in de fabriek vastgestelde waarden. 11 – GEHEUGENOPSLAG VAN EEN NIEUWE ZENDER MET BEHULP VAN DE PROCEDURE ‘IN DE NABIJHEID VAN DE BESTURINGSEENHEID [met een reeds in het geheugen opgeslagen zender] Het is mogelijk een NIEUWE zender in het geheugen van de besturingseenheid op te slaan zonder rechtstreeks de toets “P1” op die besturingseenheid te gebruiken, maar door binnen de ontvangstraal van de zender te werken. Hiervoor hebt u een OUDE zender nodig, die reeds in het geheugen is opgeslagen en die werkt. Met deze procedure kan de NIEUWE zender de instellingen van de OUDE ontvangen. Aanbeveling – De procedure moet uitgevoerd binnen het ontvangbereik van de ontvanger (ten hoogste 10-20 m van de ontvanger). 01. Op de NIEUWE zender: houd tenminste 5 seconden de toets ingedrukt die u in het geheugen wilt opslaan en laat hem daarna los. 02. Op de OUDE zender: druk langzaam 3 maal op de toets met de instructie die u op de andere zender in het geheugen wilt opslaan. 03. Op de NIEUWE zender: druk 1 maal op dezelfde toets als die welke u op punt 01 hebt ingedrukt. N.B. – De procedure dient voor elke toets die u in het geheugen wilt opslaan, opnieuw te worden uitgevoerd. Nederlands – 19 Nederlands De waarden van deze functies kunnen op grond van de persoonlijke eisen worden afgesteld; u gebruikt hiervoor onderstaande procedure en een zender waarvan tenminste één toets reeds in het geheugen van de besturingseenheid is opgeslagen N.B. – Telkens wanneer u bij het uitvoeren van de procedure op een toets drukt, zal het knipperlicht één maal knipperen. 12 – WISSEN VAN GEGEVENS UIT HET GEHEUGEN VAN DE BESTURINGSEENHEID Het is mogelijk de gegevens die zich in het geheugen van de besturingseenheid bevinden, te wissen, waarbij u enkele gegevens of alle gegevens wist. Hiervoor kunt u de volgende procedures gebruiken: • Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen zender • Wissen van andere gegevens die in het geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen zender Met onderstaande procedure is het mogelijk een afzonderlijke aan een toets op de zender gekoppelde instructie uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen. N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononderbroken branden. 01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 seconden ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturingseenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan (LET OP! – laat toets “P1” niet los!). 02. Zonder toets “P1” los te laten, drukt u op de toets van de zender die u wilt wissen: als de besturingseenheid deze handeling herkent, knippert de groene led een maal kort en, pas nu, kan de toets “P1” en die op de zender worden losgelaten Wissen van andere gegevens die In het geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen Met onderstaande procedure is het mogelijk verschillende soorten opgeslagen gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen, zoals die in Tabel 5 zijn weergegeven. N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononderbroken branden. Nederlands 01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 seconden ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturingseenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan. Laat daarna de toets los. 02. Kies met behulp van Tabel 5 het type gegevens dat u wilt wissen en druk net zo veel maal op toets “P1” als het aantal tussen haakjes aangeeft (telkens als er op de toets “P1” wordt gedrukt, knippert de groene led één maal). 03. Vijf seconden nadat er voor de laatste maal op toets “P1” is gedrukt gaan beide leds (rood en groen), als het wissen tot een goed einde is gekomen, snel knipperen (= geheugen gewist!). N.B. – Voordat wissing daadwerkelijk plaatsvindt, is er een marge van 5 seconden,waar u de genomen beslissing nog kunt terugdraaien; in die tijd kunt u de procedure verlaten zonder enig gegeven te wissen door 5 maal op de toets “P1” te drukken. BELANGRIJK! – Na wissing van het “geheugen van de eindstanden bij “Sluiting” en “Opening” en van “het GEHELE geheugen”, zal het nodig zijn de procedure 9.2 – Geheugenopslag van de standen van “Sluiting” en “Opening” opnieuw uit te voeren. TABELLA 5 • Geheugen van de waarden van de optionele functies (= 1 maal drukken) • Geheugen van de eindstanden bij “Sluiting” en “Opening (= 2 maal drukken) • Geheugen van de zenders (= 3 maal drukken) • GEHELE geheugen (= 4 maal drukken) NB. – wist in één maal de drie eerste geheugens 20 – Nederlands WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) Bij normale werking houdt de besturingseenheid de processen van de automatisering constant onder controle en kan zij eventuele storingen signaleren door het gebruikerslicht en de rode led “L1” op de besturingseenheid een bepaald aantal maal te laten knipperen (deze diagnostische knipperingen hebben altijd betrekking op de laatste manoeuvre van de automatisering). Om het verband te begrijpen tussen het aantal knipperingen en de oorzaak daarachter, gelieve u onderstaande tabel 6 te raadplegen: TABEL 6 Probleem Oplossing 2 maal knipperen - pauze 2 maal knipperen Bij de sluitmanoeuvre komt de deur tot stilstand en loopt in tegengestelde richting terug. Dit is het gevolg van het feit dat een bepaald stel fotocellen, dat deel uitmaakt van de installatie, in werking is getreden omdat het een obstakel heeft geconstateerd. Verwijder dus het obstakel dat zich op de baan tussen deze fotocellen bevindt. 3 maal knipperen - pauze 3 maal knipperen Bij de openings- of sluitmanoeuvre komt de deur onverwachts tot stilstand en de besturingseenheid verricht een korte omkering van de in gang zijnde manoeuvre . De deur heeft als gevolg van een onverwacht obstakel (een windstoot, een voertuig, een persoon, etc.) meer wrijving ondervonden. Mocht het eventueel nodig zijn de gevoeligheid daarvan ten opzichte van obstakels bij te stellen, dan gelieve u hoofdstuk “Afstellingen en andere optionele functies” te raadplegen. 4 maal knipperen - pauze 4 maal knipperen Bij de openings- of sluitmanoeuvre komt de deur onverwachts tot stilstand en de besturingseenheid voert een “Stop” uit, gevolgd door een korte terugloop. Eventueel geïnstalleerde veiligheidsinrichtingen (anders dan fotocellen, zoals bijvoorbeeld contactlijsten), hebben een onverwacht obstakel . Verwijder dus het obstakel. 5 maal knipperen - pauze 5 maal knipperen De automatisering reageert niet op de verzonden instructies. Er is een fout in de configuratie van het systeem. Wis dus alle gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid en voer daarna de installatie opnieuw uit. 6 maal knipperen - pauze 6 maal knipperen Na een aantal opeenvolgende verzonden manoeuvres komt de automatisering tot stilstand De hoogst toegestane grens van opeenvolgende manoeuvres is overschreden waardoor oververhitting is ontstaan. Wacht daarom enkele minuten om de temperatuur onder de ingestelde bovengrens te laten zakken. 7 maal knipperen - pauze 7 maal knipperen De automatisering reageert niet op de verzonden instructies. Er is een defect in de interne elektrische circuits. Ontkoppel daarom alle voedingscircuits; wacht een paar seconden en zet ze opnieuw onder spanning. Geef opnieuw een instructie en, als de automatisering niet reageert, betekent dit dat er een ernstig defect is op de elektrische kaart van de besturingseenheid of in de bekabeling van de motor. Controleer dus en vervang zo nodig Nederlands Knipperingen Nederlands – 21 Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden LET OP! – Alle in dit kader vervatte handelingen mogen uitsluitend door bevoegd en ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de handleiding, de wetten en de regelgeving inzake veiligheid, zoals die in het gebied van kracht zijn, worden nageleefd. AANSLUITING VAN DE AUTOMATISERING OP HET ELEKTRICITEITSNET Let op! – Bij het aansluiten hiervan dient er op de voedingslijn (tussen de automatisering en het elektriciteitsnet) ook een beveiliging tegen kortsluiting te worden geïnstalleerd . Op deze lijn dient er bovendien een inrichting te worden geïnstalleerd die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z. met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3,5 mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stekker. Deze inrichting zorgt er, indien dat nodig is, dat de stroom toevoer snel en veilig wordt onderbroken. Als die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt en niet zichtbaar is, dient er een blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschakelen, teneinde elk eventueel gevaar uit te schakelen. N.B. – De onderbrekingsinrichting wordt niet met het product meegeleverd EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING Dit zijn bij de aanleg van de automatisering de belangrijkste fasen om een zo groot mogelijke veiligheid van de installatie te garanderen. De hier beschreven procedure van de eindtest kan ook worden gebruikt om op geregelde tijden de inrichtingen waaruit de automatisering is samengesteld, te controleren. De eindtest en de inbedrijfstelling van de automatisering moeten door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. Dat moet ook bepalen welke tests noodzakelijk zijn om de getroffen oplossingen voor de bestaande risico’s te controleren en na te gaan of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels en in het bijzonder alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor garagedeuren bepaalt, in acht zijn genomen. Nederlands EINDTEST VAN DE AUTOMATISERING 1 Controleer of de voorschriften van STAP 1 op het gebied van de veiligheid nauwgezet zijn nageleefd. 2 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de deur uit, om na te gaan of de beweging van de deur naar behoren wordt uitgevoerd. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of punten met een bijzondere wrijving. 3 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen, gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een totale terugloop verricht (het gebruikerslicht moet nu 2 maal 2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terugloop uitvoert (het gebruikerslicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven). 4 Om te controleren of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een 30 cm lange cilinder met een diameter van 5 cm de optische as die het stel fotocellen met elkaar verbindt (afb. 45): eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen. Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze van de actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept (bijvoorbeeld dat de deur terugloopt bij de sluitmanoeuvre) 22 – Nederlands 5 Meet de stootkracht volgens de voorschriften van de norm EN 12445 en probeer daarna, indien de aansturing van het „motorvermogen“ gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht terug te brengen, eventueel die instelling te vinden, welke de beste resultaten oplevert . 6 Geef opdracht tot een sluitmanoeuvre en controleer de stootkracht van de deur op de aanslag van de eindstand. Probeer, zo nodig, de druk weg te nemen en die afstelling te vinden die de beste resultaten geeft. 45 INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eindtest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan. 1 Maak een technisch dossier van de automatisering dat de volgende documenten moet omvatten: een overzichtstekening (zie het voorbeeld op afb. 6, 7 en 8), een schema van de verrichte elektrische aansluitingen (zie de voorbeelden van STAP 6), een analyse van de risico’s en de toegepaste oplossingen (zie op de site www.moovo.com de in te vullen formulieren), de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor de gebruikte inrichtingen en de conformiteitsverklaring die door de installateur is ingevuld (zie de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE”). 2 Breng op de deur een plaatje aan met daarop tenminste de volgende gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en “CE”-keurmerk. 3 Vul de conformiteitsverklaring in en geef ze aan de eigenaar van de automatisering; Hiervoor kunt u de “EG-conformiteitsverklaring” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” gebruiken. 4 Vul het formulier “Gebruiksaanwijzing” in dat u in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” vindt en geef dat aan de eigenaar van de automatisering. 5 Vul het formulier “Onderhoudsplan” in dat u in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” vindt en dat de onderhoudsvoorschriften voor alle inrichtingen van de automatisering omvat en geef dit aan de eigenaar van de automatisering. 6 Alvorens de automatisering in bedrijf te stellen dient u de eigenaar uitvoerig over de nog aanwezige gevaren en risico’s te informeren. 7 Bevestig op een niet te verwijderen manier op de deur een etiket of een plaatje met de afbeelding van afb. 46 (hoogte minimaal 60 mm) met daarop de tekst “LET OP! GEVAAR VOOR BEKNELLING”. 46 WERKZAAMHEDEN IN VERBAND MET PERIODIEK ONDERHOUD Over het algemeen heeft dit product geen bijzonder onderhoud nodig; toch zorgt regelmatige controle ervoor de installatie efficiënt te houden en een regelmatige werking van de geïnstalleerde veiligheidssystemen te waarborgen. Raadpleeg daarom voor een correct onderhoud het hoofdstuk “Onderhoudsplan” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” aan het einde van deze handleiding. Dit product is een integrerend deel van de automatisering en dient dus daarom samen daarmee verwerkt te worden. Wanneer de levensduur van dit product ten einde is, dienen de ontmantelingswerkzaamheden, zoals dit ook bij de installatiewerkzaamheden het geval is, door bevoegd personeel uitgevoerd te worden. Dit product bestaat uit verschillende soorten materialen, waarvan sommige gerecycleerd kunnen worden. Win inlichtingen over de methoden van hergebruik of afvalverwerking zoals die in de in uw gebied van kracht zijnde voorschriften is voorzien. Zoals u kunt zien aan het symbool hiernaast is het verboden dit product met het gewone huisvuil weg te gooien Scheid uw afval voor verwerking op een manier zoals die in de plaatselijke regelgeving is voorzien, of lever het product bij uw leverancier in wanneer u een nieuw gelijksoortig product koopt. Let op! – de plaatselijke regelgeving kan in geval van illegale dumping van dit product in zware straffen voorzien. Let op! – Sommige delen van het product kunnen vervuilende of gevaarlijke stoffen bevatten; als die in het milieu terecht zouden komen, zouden ze schadelijke gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid kunnen hebben. Nederlands – 23 Nederlands AFVALVERWERKING VAN HET PRODUCT TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE VERSCHILLENDE PRODUCTONDERDELEN AANBEVELINGEN: – Het product TS4... is vervaardigd door Nice S.p.a. (TV) I. Moovo is een merk van Nice S.p.a. – Alle hier opgevoerde technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C). – Nice S.p.a. behoudt zich het recht voor op elk door haar gewenst moment wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven. REDUCTIEMOTOR TS432 - TS432e BESCHRIJVING GEGEVENS Toegepaste technologie Stroomvoorziening Maximumkoppel start Nominale koppel Nominale duwkracht Maximumvermogen Snelheid manoeuvre Maximumduur continue werking Maximaal aantal cycli Omgevingstemperatuur voor werking Afmetingen Gewicht Isolatieklasse Noodstroomvoorziening Gebruikerslicht 24 V-motor 230 Vac 50/60 Hz 12 Nm 6.3 Nm 500 N 200 W 0.07 ÷ 0.13 m/s 4 minuten 30 per dag (10 in 1 uur) -20° C ÷ +50° C 305 x 109 h x 130 (mm) 4 kg 1 2 batterijen van 12V / 0.8Ah (alleen voor TS432Be - TS432BeH) 12 V / 10 W fitting BA15 Voor normaal gesloten contacten, normaal open contacten of met constante weerstand 8,2 K1; in zelfinstelling (een wijziging ten opzichte van de in het geheugen opgeslagen staat heeft de instructie “STOP” ten gevolge). Voor normaal open contacten Voor veiligheidsinrichtingen met normaal gesloten contacten Ingebouwd 4 programmeerbare functies (zie paragraaf 6.3). Zelfinstelling van het soort “STOP”-inrichting (contact NO, NC of weerstand 8,2 K1). Zelfinstelling van de eindstanden bij opening en sluiting van de deur en berekening van de punten voor vertraging en gedeeltelijke opening. Nee IP 40 bij gebruik alleen binnenshuis of in beschermde omgeving van 40.000 tot 80.000 cycli manoeuvres Nederlands (*) N.B. – De geschatte levensduur van het product ligt tussen de 40.000 en 80.000 cycli manoeuvres. Om de waarschijnlijke levensduur van uw automatisme vast te stellen dient u als volgt te werk te gaan: 100 % a) – beoordeel de gebruiksomstandigheden en de krachten die bij uw installatie in het spel zijn zoals bijvoorbeeld... • het gewicht en de lengte van de garagedeur; • de perfecte uitbalancering van de garagedeur; • de staat van onderhoud van de scharnieren van de garagedeur; • het type vleugel: dicht of met veel openingen; • de aanwezigheid van sterke wind; • de gebruiksfrequentie van de automatisering. 75 % b) – leid uit deze beoordeling een waarde af die wordt uitgedrukt in een percentage dat in het algemeen de hogere of geringere graad van slijtage van het automatisme bepaalt. 0% c) – zoek op de grafiek hiernaast het geschatte percentage (op punt "b") en lees daar het aantal cycli van manoeuvres af. 24 – Nederlands 50 % 25 % 80.000 Gebruik in bijzonder zure, zoute of potentieelexplosieve omgeving Beschermingsklasse Geschatte levensduur (*) 70.000 Functies met zelfinstelling 60.000 Programmeerbare functies 50.000 Ingang STAP-VOOR-STAP Ingang FOTO Radio-ontvanger 40.000 Ingang STOP ZENDER MT4 BESCHRIJVING GEGEVENS Typologie Toegepaste technologie Frequentie Codering Radiozenders voor het aansturen van automatiseringen op poorten en deuren Gecodeerde radiomodulatie AM OOK 433.92 MHz (± 100 kHz) Rollingcode met 64-bits code (18 x 1018 combinaties) 4, elke toets kan worden gebruikt voor verschillende instructies van dezelfde besturingseenheid of van verschillende besturingseenheden 1 dBm e.r.p. 3V +20% -40% met 1 lithiumbatterij type CR2032 3 jaar, geschat op een basis van 10 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C (bij lage temperaturen neemt de werking van de batterijen af) Toetsen Uitgestraald vermogen Stroomvoorziening Levensduur van de batterijen Omgevingstemperatuur bij werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht Bereik -20°C ÷ 50°C Nee IP 40 (gebruik in huis of beschermde ruimten) 40 x 70h x 8 mm 25 g geschat op 200 m buitenshuis; 35 m binnenshuis (*) (*) Alle afstandsbedieningen kunnen storingen ondervinden die er de prestaties van kunnen wijzigen. Wanneer deze storingen zich voordoen, kan Nice geen enkele garan- Nederlands tie bieden omtrent het werkelijke bereik van haar apparatuur. Nederlands – 25 GEBRUIKERSHANDLEIDING (Uit te reiken aan de eindgebruiker van de automatisering) AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET GEBRUIK Het is ten strengste verboden delen van de automatisering aan te raken terwijl de deur in beweging is! • Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat gebruiken, is het raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico’s ontstaan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van deze handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de installateur u overhandigd heeft. • Bewaar deze handleiding voor eventuele toekomstige twijfels en geef haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering. • Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het een gevaarlijke machine wordt: laat de automatisering niet werken als er zich mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden. • De fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vormen slechts een hulpinrichting voor de veiligheid. Zij zijn vervaardigd op basis van de meest betrouwbare technologie, maar kunnen onder extreme omstandigheden storingen vertonen of zelfs defect raken. Let op! – In bepaalde gevallen zou een defect niet onmiddellijk zichtbaar kunnen zijn. Het is ten strengste verboden zich in de doorgang te bevinden terwijl de deur in beweging is! • Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze dat zou moeten doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te onderbreken. Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp van uw vertrouwensinstallateur in. Intussen kan de installatie werken met handmatige bediening voor opening en sluiting, nadat u de reductiemotor op de in deze handleiding beschreven manier ontgrendeld hebt. • Kinderen: deze automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt. Bovendien garandeert ze altijd een voorspelbare en veilige activering . Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de buurt van de installatie te spelen en de zenders buiten hun bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking komt (een zender is geen speelgoed)! • Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, mag u geen wijzigingen aanbrengen aan de installatie en de programmeer- en afstelparameters van uw automatiseringsinstallatie: degene die de automatisering heeft geïnstalleerd,is aansprakelijk. • Controleer de automatisering dikwijls op eventuele tekenen van slijtage, schade of gebrek aan balans. Stop onmiddellijk het gebruik ervan als er onderhoudswerkzaamheden nodig zijn. • Als de automatisering niet meer gebruikt kan worden, dient u zich ervan te vergewissen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschriften wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden. • Controleer geregeld of de fotocellen correct werken en laat tenminste elk half jaar de voorziene onderhoudscontroles verrichten. • De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de eventuele reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie te worden bewaard. ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN DIE DE GEBRUIKER MAG UITVOEREN Uw automatiseringsinstallatie heeft periodiek onderhoud nodig om haar zo lang mogelijk en geheel veilig te laten werken. Alle controle-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Stel met uw installateur een onderhoudsplan met periodieke frequentie op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een meer of minder intensief gebruik. • Gebruik voor het schoonmaken van de buitenzijde van de inrichtingen een enigszins vochtige (geen natte) doek . Belangrijk – Gebruik geen stoffen die alcohol, benzeen, oplosmiddelen of andere brandbare stoffen bevatten. Het gebruik van dergelijke stoffen zou de inrichtingen kunnen beschadigen en brand of elektrische schokken veroorzaken. • Voordat u met het schoonmaken gaat beginnen, dient u, om te voorkomen dat iemand de deur per ongeluk in beweging kan brengen het automatisme te ontgrendelen, zoals dat in deze handleiding is beschreven. De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan en moet uitvoeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijderen van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen belemmeren. Nederlands VOOR HET BEDIENEN VAN DE DEUR Met de zender MT4 INSTRUCTIE (*) Toets T1 Toets T2 Toets T3 Toets T4 Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn en er een instructie wordt verzonden, gaat de manoeuvre niet van start en het gebruikerslicht knippert een aantal maal: het aantal malen dat het knipperlicht knippert, is afhankelijk van de storing, kijk op tabel 6 om de aard van het probleem te ontdekken. Druk vervolgens binnen 3 seconden opnieuw op de knop en houd hem ingedrukt totdat de deur in de modus “iemand aanwezig” in beweging komt. Dit werkt als volgt: zolang u de knop houdt ingedrukt, zal de deur blijven bewegen; zodra u de knop loslaat, zal de deur tot staan komen. (* ) Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft geprogrammeerd. Belangrijk – Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn, dient de automatisering zo spoedig mogelijk te worden gerepareerd. De toetsen op de zender geven de volgende instructies: Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn Indien de veiligheidsinrichtingen van de installatie niet correct zouden functioneren, of buiten gebruik zijn, kunt u in elk geval de deur met de zender of het toetsenpaneel gebruiken. II – Nederlands HANDMATIG VERGRENDELEN OF ONTGRENDELEN VAN DE REDUCTIEMOTOR De reductiemotor heeft een mechanisch systeem waarmee het mogelijk is de deur handmatig te openen en te sluiten. Deze handmatige handelingen moeten worden uitgevoerd in geval van stroomuitval of storingen in de werking van het automatisme. In dit laatste geval kan het nuttig zijn het ontgrendelingsmechanisme te gebruiken om te controleren of het defect misschien met het mechanisme zelf van doen heeft (het zou bijvoorbeeld niet goed aangedraaid kunnen zijn). N.B. – Bij stroomuitval kunt u om de deur te verplaatsen ook gebruikmaken van de bufferbatterij (mod. ME), indien deze in de installatie is aangebracht. 01 Voor het handmatig ontgrendelen van de reductiemotor gebruikt u als volgt de meegeleverde ontgrendelingssleutel: 01. Trek het ontgrendelingskoord naar omlaag tot u hoort dat de wagen ontkoppeld wordt. 02. De deur kan nu met de hand bediend worden. 03. Om het automatisme weer te laten functioneren, dient u de deur in de beginstand terug te brengen tot u hoort dat de wagen aangekoppeld wordt. VERVANGEN VAN DE BATTERIJ VAN DE ZENDER Wanneer de batterij leeg is, neemt het bereik van de zender aanzienlijk af. Wanneer u op een toets drukt zult u merken dat de lichtsterkte van de led afneemt (= batterij helemaal leeg). In deze gevallen dient u om de zender weer normaal te laten functioneren, de lege batterij met een andere van het zelfde type (CR2032) te vervangen, waarbij u de aangegeven polariteit dient aan te houden. Voor het vervangen van de batterij gaat u als volgt te werk: 01. Til de rand van de lijst op de achterzijde van de zender op. 04. Zet daarna het dekplaatje van de batterij weer terug, waarbij u de zender met de toetsen naar boven gericht houdt, waarbij u ervoor dient te zorgen dat de “lamel” die in de kleur grijs is weergegeven zich boven de batterij bevindt, zoals op de afbeelding hieronder is aangegeven. 05. Laat tenslotte de rand van de lijst op de achterzijde van de zender zakken tot u een lichte klik hoort. Afvalverwerking van de batterij 03. Nu verwijdert u de oude batterij en vervangt die met de nieuwe waarbij erop dient te letten ze zo aan te brengen dat de aangegeven polariteit (het + -teken naar beneden) in acht wordt genomen. Let op! – De lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met het gewone huisvuil worden weggegooid. Ze dient verwerkt te worden door ze ‘gescheiden’ in te zamelen, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in uw gebied van kracht is Nederlands – III Nederlands 02. Terwijl u de lijst omhoog houdt, duwt u met een vinger het dekplaatje van de batterij weg, zoals u op de afbeelding hieronder kunt zien. EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING N.B.: De inhoud van deze verklaring is in overeenstemming met wat in het officiële document d.d. 27 april 2007 is verklaard, dat ten kantore van Nice S.p.a. is gedeponeerd, en met name met de laatst beschikbare herziening voordat deze handleiding gedrukt werd. De hier voorliggende tekst is om publicatietechnische redenen aangepast. TS432B, TS432Be worden vervaardigd door NICE S.p.a. (TV) I; MOOVO is een handelsmerk dat eigendom is van Nice S.p.a. Nummer: 253/TS Herziening: 1 Ondergetekende in zijn hoedanigheid van Gedelegeerd Bestuurder, verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat het product: Naam van fabrikant: NICE s.p.a. Adres: Via Pezza Alta 13, Z.I. Rustignè, 31046 Oderzo (TV) Italië Type: Elektromechanische reductiemotor met ingebouwde besturingseenheid voor sectionaalen kanteldeuren Model: TS432B, TS432Be Accessoires: MT4, ME, MPQ, MKR, MU, MA In overeenstemming is met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijn: • 98/37/EG (89/392/EEG gewijzigd); RICHTLIJN 98/37/EG VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 22 juni 1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines Zoals voorzien is in de richtlijn 98/37/EG wijzen wij erop dat het verboden is de machine waarin bovengenoemd product wordt ingebouwd, in gebruik te stellen voordat deze in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn 98/37/EG is verklaard. bovendien dat het product in overeenstemming zijn met de essentiële vereisten onder artikel 3 van onderstaande communautaire richtlijn, voor het gebruik waarvoor deze producten bestemd zijn: • 1999/5/EG; RICHTLIJN 1999/5/EG VAN HET EUROPESE PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 9 maart 1999 inzake radioapparatuur en telecommuncatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van de conformiteit daarvan volgens de volgende geharmoniseerde normen ter bescherming van de gezondheid : EN 50371:2002; elektrische veiligheid : EN 60950-1:2001; elektromagnetische compatibiliteit : EN 301 489-1V1.6.1:2006; EN 301 489-3V1.4.1:2002 radiospectrum : EN 300220-2V2.1.1:2006 bovendien dat het product het product in overeenstemming is met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijnen, zoals die gewijzigd zijn bij de Richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993: • 73/23/EEG; RICHTLIJN 73/23/EEG VAN DE RAAD van 19 februari 1973 inzake harmonisering van de verschillende wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot elektrisch materiaal dat binnen bepaalde spanningslimieten moet worden gebruikt Volgens de volgende geharmoniseerde norm: EN 60335-1:1994+A11:1995+A1:1996+A13:1998 +A14:1998+A15:2000+A2:2000+A16:2001; • 89/336/EEG; RICHTLIJN 89/336/EEG VAN DE RAAD van 3 mei 1989, inzake harmonisering van de verschillende wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit Nederlands Volgens de volgende geharmoniseerde normen: EN 61000-6-2:2001; EN 61000-6-3:2001+A11:2004 Bovendien dat het product in overeenstemming is met de volgende normen, voor zover van toepassing : EN 60335-1:2002+A1:2004+A11:2004, EN 60335-2-95:2004, EN 13241-1:2003, EN 12453:2002, EN 12445:2002, EN 12978:2003 Lauro Buoro (Gedelegeerd Bestuurder) IV – Nederlands EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Volgens de richtlijn 98/37/CE BIJLAGE II deel A (EG-verklaring van overeenstemming voor machines) Ondergetekende / firma: (naam of firmanaam van degene die de door een motor aangedreven sectionaal- of kanteldeur in bedrijf heeft gesteld) (adres) Verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat: J door een motor aangedreven sectionaaldeur de automatisering: J door een motor aangedreven kanteldeur serienummer: bouwjaar: plaats van installatie (adres): aan de essentiële vereisten van de volgende richtlijnen voldoet: 98/37/EG “Machinerichtlijn” 89/336/EEG Richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit 73/23/EEG Richtlijn “laagspanning” 99/5/EG Richtlijn “R&TTE” EN 13241-1 Deuren en poorten voor industrie, handel en garages. Productnorm. Producten zonder brand- of rookwerende eigenschappen. EN 12445 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van gemotoriseerde deuren - Testmethodes. EN 12453 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van gemotoriseerde deuren - Vereisten Nederlands en voorzover van toepassing aan de bepalingen van de volgende normen: Naam Handtekening Datum Plaats Nederlands – V ONDERHOUDSPLAN Let op! – Het onderhoud van de installatie moet door bevoegde technici worden uitgevoerd, waarbij de veiligheidswetgeving zoals die van kracht is, volledig in acht dient te worden genomen alsook de veiligheidsvoorschriften uit STAP 1 - “Algemene aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen in verband met de veiligheid”, die u aan het begin van deze handleiding vindt. N.B. – Als er in de installatie nog andere inrichtingen zijn die niet in deze handleiding zijn genoemd, dient u voor wat het onderhoud daarvan de voorschriften van de desbetreffende onderhoudsplannen te volgen. Uitgaande van normaal huiselijk gebruik van de automatisering is het raadzaam elk half jaar een periodieke controle van de installatie uit te voeren of, indien de automatisering dikwijls wordt gebruikt en in geval van een snelle manoeuvre van de vleugel bij het bereiken van een bepaald aantal manoeuvres. Voor het berekenen van dit aantal manoeuvres kunt u uitgaan van de parameter van de geschatte levensduur (zie in “Technische kenmerken van het product”), waarbij u bij het bereiken van elke 10% van de met deze parameter vastgestelde manoeuvres een onderhoudsbeurt voorziet; als bijvoorbeeld de totale levensduur 100.000 cycli manoeuvres is, dient het onderhoud elke 10.000 cycli te worden uitgevoerd. Op het voor het onderhoud voorziene tijdstip dient u de volgende controle- en vervangingswerkzaamheden uit te voeren: A. Koppel alle bronnen voor elektrische stroomvoorziening los, met inbegrip van eventuele bufferbatterijen. B. Controleer de mate van kwaliteitsverlies van alle materialen waaruit de automatisering bestaat; controleer bovendien de mate van slijtage van de bewegende delen en kijk tevens naar afslijting of roestvorming van de delen van de structuur; vervang die delen welke onvoldoende garantie bieden. ONDERHOUDSREGISTER Belangrijk – Dit onderhoudsregister dient nadat alle delen daarvan zijn ingevuld, aan de eigenaar van de automatisering te worden overhandigd. In dit register dienen alle verrichte onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alsook wijzigingen te worden genoteerd. Het register moet bij elke werkzaamheid worden bijgewerkt en zorgvuldig worden bewaard zodat het voor eventuele inspectie van de bevoegde autoriteiten beschikbaar is. Dit onderhoudsregister heeft betrekking op onderstaande automatisering: mod. ............................., serienummer ................................, geïnstalleerd op ............................., bij ............................................................................................................ ................................................................................................................. ................................................................................................................. ................................................................................................................. ................................................................................................................. ............... Onderstaande bijgevoegde documenten maken deel uit van dit onderhoudsregister: 1) - Onderhoudsplan 2) - ............................................................................................ 3) - ............................................................................................ 4) - ............................................................................................ 5) - ............................................................................................ 6) - ............................................................................................ Volgens het bijgevoegde document “Onderhoudsplan” dienen de onderhoudswerkzaamheden met de volgende frequentie te worden uitgevoerd: elke ............. maanden of elke ............. cycli manoeuvres, al naar gelang welke gebeurtenis zich eerder voordoet. C. Controleer of het product perfect verankerd is aan het bevestigingsvlak en de bevestigingsmoeren goed aangedraaid zijn. D. Controleer of het ontgrendelingsmechanisme voor handmatige manoeuvre goed werkt; de kracht die nodig is om de ontgrendeling uit te voeren, mag niet minder dan 220 N zijn. 56 Nederlands E. Sluit de bronnen van stroomvoorziening weer aan en voer de hieronder genoemde controles in deze volgorde uit 1 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt uitgevoerd. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de poort soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of punten met een bijzondere wrijving. 2 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen, gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal 2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terugloop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven). 3 Controleer of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een cilinder (met een diameter van 5 cm en een lengte van 30 cm) de optische as die het stel fotocellen (afb. 56) met elkaar verbindt: eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen. Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze van de actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept (bijvoorbeeld terugloop bij de sluitmanoeuvre). 4 Nadat u een obstakel op het sluittraject van de poort hebt aangebracht, geeft u instructie voor een sluitmanoeuvre en controleert u of de automatisering een terugloop uitvoert zodra de poort het obstakel raakt (veiligheidsmanoeuvre). Let op! – gebruik als obstakel een stuk hout met een hoogte van 5 cm en plaats daarna het obstakel zoals dat op afb. 57 is aangegeven. VI – Nederlands 57 5 cm Beschrijving van de uitgevoerde ingreep (Beschrijving van controles, afstellingen, reparaties, veranderingen etc.) Handtekening van Handtekening de Technicus van de Eigenaar Nederlands Datum Nederlands – VII
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214

Moovo TS4 de handleiding

Type
de handleiding