Nice Automation Road 200 de handleiding

Type
de handleiding
Instructions and warnings for the fitter
Istruzioni ed avvertenze per l’installatore
Instructions et recommandations pour l’installateur
Anweisungen und Hinweise für den Installateur
Instrucciones y advertencias para el instalador
Instrukcje i uwagi dla instalatora
Aanwijzingen en aanbevelingen voor de installateur
For sliding gates
Road200
134
Road200
Inhoud: pag.
1 Aanbevelingen 135
2
Beschrijving van het product en gebruiksbestemming
135
2.1 Gebruikslimieten 136
2.2 Voorbeeld van een installatie 136
2.3 Lijst van kabels 136
3 Installatie 137
3.1 Controles vooraf 137
3.2 Bevestiging van de reductiemotor 137
3.3 Installatie van de verschillende inrichtingen 138
3.4 Elektrische aansluitingen 139
3.5 Beschrijving van de elektrische aansluitingen 140
4 Eindcontroles en start 140
4.1 Keuze van de looprichting
4.2 Aansluiting van de stroomtoevoer 140
4.3 Herkenning van de vleugellengte 141
4.4 Controle van de manoeuvre van de poort 141
4.5 Vooraf ingestelde functies 141
4.6 Radio-ontvanger 141
4.7 Geheugenopslag van de zenders 142
4.7.1 Geheugenopslag modus I 142
4.7.2 Geheugenopslag modus II 142
4.7.3 Geheugenopslag “op afstand” 143
4.7.4 Wissen van de radiozenders 143
5 Eindtest en inbedrijfstelling 143
5.1 Eindtest 143
5.2 Inbedrijfstelling 144
6 Onderhoud en afvalverwerking 144
6.1 Onderhoud 144
6.2 Afvalverwerking 144
7 Nadere details 144
7.1 Programmeertoetsen 144
7.2 Programmeren 145
7.2.1 Functies eerste niveau (functies ON-OFF) 145
7.2.2 Programmering eerste niveau
(functies ON-OFF) 145
7.2.3 Functies tweede niveau
(instelbare parameters) 145
7.2.4 Programmering tweede niveau
(instelbare parameters) 146
7.2.5 Voorbeeld van programmering tweede niveau
(instelbare parameters) 146
7.2.6 Voorbeeld van programmering eerste niveau
(functies ON-OFF) 147
7.3 Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen 147
7.3.1 Ingang STOP 147
7.3.2 Fotocellen 148
7.4 Speciale functies 148
7.4.1 Functie “Open altijd” 148
7.4.2 Functie “Beweeg in ieder geval” 148
7.5 Aansluiting andere inrichtingen 149
7.6 Oplossen van problemen 149
7.7 Diagnostiek en signaleringen 149
7.7.1 Signalering met het knipperlicht 149
7.7.2 Signalering op de besturingseenheid 150
7.8
Accessoires 150
8 Technische gegevens 151
Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de
gebruiker van de reductiemotor ROAD 153
135
NL
ROAD200 is een elektromechanische reductiemotor bestemd voor
de automatisering van schuifpoorten voor particulier gebruik; ze
beschikt over een elektronische besturingseenheid met ingebouwde
ontvanger voor radiobesturing.
ROAD200 werkt op elektrische energie, maar bij uitval van de
stroomvoorziening via het elektriciteitsnet is het mogelijk de reduc-
tiemotor met een speciale sleutel te ontgrendelen en de poort met
de hand te verplaatsen.
1) Aanbevelingen
Deze handleiding bevat belangrijke informatie voor de veiligheid van
mensen. Alvorens u met de installatie gaat beginnen dient u alle in deze
handleiding vervatte informatie te lezen. Bewaar deze handleiding ook
voor later gebruik.
Met het oog op gevaarlijke situaties die zich tijdens de installatie en het
gebruik van ROAD200 kunnen voordoen, moeten ook tijdens de instal-
latie de wetten, voorschriften en regels volledig in acht genomen wor-
den. In dit hoofdstuk zullen algemene aanbevelingen gegeven worden;
andere belangrijke aanbevelingen vindt u in de hoofdstukken “3.1 Con-
troles vooraf”; “5 Eindtest en inbedrijfstelling”.
Volgens de meest recente Europese wetgeving valt het
aanleggen van een automatische deur of poort onder wat
voorzien is in de Europese Richtlijn 98/37/EG (Richtlijn
Machines) en met name onder de voorschriften: EN 12445;
EN 12453 en EN 12635, die een verklaring van vermoedelijke
conformiteit mogelijk maken.
Verdere inlichtingen, richtlijnen ten aanzien van risico’s en het samen-
stellen van het technisch dossier zijn beschikbaar op:“www.nicefory-
ou.com”.
• Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor technisch personeel dat
voor de installatie gekwalificeerd is. Behalve de specifieke los te halen
bijlage welke de installateur dient te verzorgen, namelijk “Aanwijzingen
en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor
ROAD” kan andere informatie die in dit dossier is vervat, niet als inte-
ressant voor de eindgebruiker worden beschouwd!
Leder ander gebruik van ROAD200 dat niet voorzien is in deze aan-
wijzingen is verboden; oneigenlijk gebruik kan gevaar opleveren of let-
sel en schade aan mensen en zaken veroorzaken.
• Voordat u met de installatie begint dient u een analyse van de risico’s
te maken waarvan de lijst van essentiële veiligheidseisen zoals die in
Bijlage I van de Richtlijn Machines zijn voorzien, deel uitmaakt; hierin
geeft u de toegepaste oplossingen aan. Wij maken u erop attent dat
de risico-analyse één van de documenten is die deel uit maken van het
“technisch dossier” van de automatisering.
• Controleer of er verdere inrichtingen nodig zijn om de automatisering
met ROAD200 op basis van de specifieke toepassingssituatie en aan-
wezige gevaren te completeren; u dient daarbij bijvoorbeeld risico’s op
het gebied van botsen, beknelling, scharen, etc. en andere algemene
gevaren in acht te nemen.
Breng geen wijzigingen aan onderdelen aan, indien dit niet in deze
handleiding is voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar
storingen veroorzaken. NICE wijst elke aansprakelijkheid voor schade
tengevolge van gewijzigde artikelen van de hand.
Zorg ervoor dat er tijdens het installeren niets, ook geen vloeistof, in de
besturingseenheid of andere open inrichting kan komen; neem even-
tueel contact op het het technisch servicecentrum van NICE; het
gebruik van ROAD 200 in deze situaties kan een gevaarlijke situatie
doen ontstaan.
• Het automatisme mag niet gebruikt worden voordat de inbedrijfsstel-
ling heeft plaatsgevonden zoals dat in hoofdstuk: “5 Eindtest en inbe-
drijfstelling” is aangegeven.
• De afvalverwerking van het verpakkingsmateriaal van ROAD200 moet
geheel en al volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden.
Indien er zich een storing voordoet die u niet met behulp van de in
deze handleiding vervatte informatie kunt oplossen, gelieve u contact
op te nemen met de technische servicedienst van NICE.
Wanneer er een automatische schakelaar of zekering in werking is
getreden, dient u alvorens die terug te stellen, de storing op te zoeken
en die te verhelpen.
Voordat u de interne klemmetjes onder de dekplaat van ROAD200
aanraakt dient u alle circuits van stroomtoevoer los te koppelen; indien
dit niet te zien is, dient u een bord aan te brengen met de tekst:“ LET
OP ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”.
!
2) Beschrijving van het product en gebruiksbestemming
1
330 195
85
277
136
2.1) Gebruikslimieten
De gegevens met betrekking tot de prestaties van ROAD200 kunt u in hoofdstuk “8 Technische gegevens” vinden en dat zijn de enige waar-
den waarmee het mogelijk is correct te beoordelen of die voor een bepaalde toepassing geschikt is.
Over het algemeen is ROAD200 geschikt om poorten met een maximumgewicht van 200kg of een maximale lengte van 5m te automatise-
ren, volgens hetgeen in de tabellen 1 en 2 is aangegeven.
Met de vleugellengte kan het maximale aantal cycli per uur achter
elkaar bepaald worden terwijl met het gewicht het percentage van
vermindering van het aantal cycli en de maximaal toegestane snel-
heid bepaald kunnen worden; als de vleugel bijvoorbeeld langer dan
3,8m is zouden er 15 cycli/uur en 10 cycli achter elkaar mogelijk zijn,
maar als de vleugel 170kg weegt, dient dit met 70% teruggebracht
te worden: het resultaat is dus 11 cycli/uur en circa 7 cycli achter
elkaar. Om oververhitting van de besturingseenheid te voorkomen is
er een begrenzer aangebracht die gebaseerd is op de belasting van
de motor en de duur van de cycli; de begrenzer treedt in werking
wanneer de maximumlimiet overschreden wordt.
Lengte vleugel max. cycli/uur max. opeenvolgend
meter cycli
Tot 3 20 13
3 - 4 15 10
4 - 5 12 8
Tabel 1: limieten met betrekking tot de lengte van de vleugel
Gewicht vleugel kg Percentage cycli
Tot 100 100%
100÷150 85%
150÷200 70%
Tabel 2: limieten met betrekking tot het gewicht van de vleugel
2.2) Voorbeeld van een installatie
Op afbeelding 1 vindt u een typische installatie van een schuifpoort met toepassing van ROAD200
2
1 Sleutelschakelaar
2 Primaire vaste contactlijst (apart
verkrijgbaar)
3 Fotocellen
4 Primaire mobiele contactlijst
5 Beugel eindaanslag “Open”
6 Tandheugel
7 Secundaire vaste contactlijst
(apart verkrijgbaar)
8 Knipperlicht met ingebouwde
antenne
9 ROAD200
10 Beugel eindaanslag “Dicht”
11 Radiozender
3
9
2.3) Lijst kabels
Op de typische installatie op afbeelding 2 worden ook de kabels
aangegeven die noodzakelijk zijn voor de aansluiting van de ver-
schillende inrichtingen; in tabel 3 worden de kenmerken van de
kabels aangegeven.
De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het type
installatie; zo bevelen we bijvoorbeeld een kabel van het type
H03VV-F aan, wanneer die binnenshuis gebruikt wordt of van
het type H07RN-F wanneer ze buitenshuis gebruikt wordt.
!
Opm. 1: als de voedingskabel een lengte van meer dan 30m heeft, is er een kabel met een grotere doorsnede nodig, bijvoorbeeld 3x2,5mm
2
en dient er aarding in de nabijheid van de automatisering plaats te vinden.
Opm. 2: de twee kabels 2x0,5mm
2
kunnen vervangen worden door één enkele kabel 4x0,5mm
2
.
Opm. 3: als er meer dan één lijst is, gelieve u de paragraaf “7.3.1 Ingang STOP” te raadplegen voor het soort aanbevolen aansluiting
Opm. 4: voor de aansluiting van de contactlijsten op deuren dient u de nodige maatregelen te nemen die ook aansluiting bij de in beweging
zijnde vleugel mogelijk maken.
Aansluiting Type kabel Maximaal toegestane lengte
A: Elektrische toevoerleiding 1 kabel 3x1,5mm
2
30m (opm. 1)
B: Knipperlicht met antenne 1 kabel 2x0,5mm
2
20m
1 afgeschermde kabel type RG58 20m (aanbevolen lengte minder dan 5m)
C: Fotocellen 1 kabel 2x0,25mm
2
voor zender 30m
1 kabel 4x0,25mm
2
voor ontvanger 30m
D: Sleutelschakelaar 2 kabels 2x0,5mm
2
(opm. 2) 50m
E: Primaire contactlijst 1 kabel 2x0,5mm
2
(opm. 3) 30m
F: Bewegende contactlijsten 1 kabel 2x0,5mm
2
(opm. 3) 0m (opm. 4)
Tabel 3: lijst kabels
1
2
D
8
3
7
10
E
C
A
B
F
C
E
4
5
6
11
137
NL
3
3.1) Controles vooraf
Voordat u met de installatie van ROAD200 begint, dient u onder-
staande controles uit te voeren:
Vergewis u ervan dat al het te gebruiken materiaal in een optimale
staat is en geschikt is voor gebruik en conform de voorschriften.
Controleer of de structuur van de poort ervoor geschikt is geauto-
matiseerd te worden.
Controleer of kracht en afmetingen van de vleugel binnen de
gebruikslimieten zoals die in paragraaf “2.1 Gebruikslimieten” zijn
aangegeven, vallen.
Vergewis u ervan door de waarden uit hoofdstuk “8 Technische
gegevens” te vergelijken, dat de statische wrijving (dat wil zeggen
de benodigde kracht om de vleugel in beweging te brengen) klei-
ner is dan de helft van het “Maximale koppel” en dat de dynami-
sche wrijving (dat wil zeggen de benodigde kracht om de vleugel
te laten bewegen als deze eenmaal loopt) kleiner is dan de helft
van het “Nominale koppel”; het is raadzaam een marge van 50%
op deze krachten aan te houden, omdat slechte weersomstandig-
heden de wrijving kunnen verhogen.
• Controleer of er over de gehele loop van de poort, zowel bij slui-
ting als opening, geen punten met een grotere wrijving zijn.
Controleer dat er geen gevaar bestaat dat de vleugel ontspoort en
uit de geleiderails loopt.
• Controleer of de mechanische stops voorbij het loopgebied van de
poort sterk genoeg zijn waarbij u erop dient te letten dat er geen ver-
vormingen ontstaan ook als de vleugel hard op de stop zou slaan.
• Controleer dat de vleugel goed in evenwicht is; dat wil zeggen de
vleugel niet in beweging mag komen, wanneer de manoeuvre op
een willekeurige stand onderbroken wordt.
Controleer dat er op de plaats van bevestiging van de reductie-
motor geen wateroverlast is; monteer de reductiemotor eventueel
hoog genoeg boven de grond.
Kies de plaats van bevestiging van de reductiemotor zo, dat deze
gemakkelijk ontgrendeld en gemakkelijk en veilig bewogen kan worden.
• Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtin-
gen zo gekozen zijn dat er niet tegen aan gestoten kan worden en
of de bevestigingsvlakken stevig genoeg zijn.
• Zorg ervoor dat er geen enkel deel van het automatisme in water
of een andere vloeistof terecht kan komen
Houd alle onderdelen van ROAD200 uit de buurt van relevante warm-
tebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade kunnen oplopen
of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
Indien er in de vleugel een kleinere toegangsdeur is, dient u zich
ervan te vergewissen dat deze de normale loop niet belemmert, en
indien dit wel het geval is, voor een adequate blokkering te zorgen.
Sluit de besturingseenheid op een leiding van de elektrische
stroomvoorziening aan welke correct geaard is.
De leiding van de elektrische stroomvoorziening dient door een ade-
quate thermogmagnetische en differentiaalschakelaar beveiligd te zijn.
• Op de toevoerlijn van de stroom van het elektriciteitsnet dient een
inrichting te komen die de stroomtoevoer kan onderbreken (met
overspanningscategorie III, d.w.z. met een minimumafstand tus-
sen de contacten van tenminste 3,5mm) of ander gelijkwaardig
systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stekker. Als
die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich niet in de
nabijheid van de automatisering bevindt, dient er een blokkerings-
systeem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschakelen.
De installatie van ROAD200 dient door gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden waarbij de wetten, voorschriften en
regels en wat in deze aanwijzingen staat, in acht worden genomen.
!
3) Installatie
3.2) Bevestiging van de reductiemotor
Als er al een bevestigingsvlak aanwezig is, dient de reductiemotor daar rechtstreeks op bevestig te worden met bijvoorbeeld expansieplug-
gen. Anders dient u voor het bevestigen van de reductiemotor als volgt te werk te gaan:
1. Maak een funderingsput met de juiste afmetingen en gebruik daarbij als aanwijzing de op afbeelding 3 aangegeven waarden
2. Zorg voor één of meer buizen waar de elektriciteitskabels doorheen kunnen lopen zoals dat op afbeelding 4 te zien is
3. Monteer de twee verankeringsbouten op de funderingsplaat waarbij u een moer onder en een moer boven de plaat aanbrengt; de moer
onder de plaat dient aangedraaid te worden zoals u op afbeelding 5 kunt zien, zodat het deel met schroefdraad ongeveer 25÷35mm
boven de plaat uit steekt.
4. Stort het cement en voordat dat hard wordt, dient u de funderingsplaat volgens de op afbeelding 3 aangegeven hwaarden aan te bren-
gen; controleer dat die geheel evenwijdig aan de vleugel loopt en waterpas is. Wacht tot het beton helemaal uitgehard is.
5. Verwijder de 2 bovenste moeren van de plaat, zet er de reductiemotor op; controleer dat die geheel evenwijdig aan de vleugel is en draai
vervolgens de 2 meegeleverde moeren en borgringen lichtjes vast zoals op afbeelding 7 te zien is.
6
4 5
7
330
192
25÷35
192
330
0÷50
0÷50
0÷10
0÷10
138
Als er reeds een tandheugel aanwezig is, dient u de stelschroeven af te stellen zoals dat op afbeelding 8 te zien is zodat het rondel van
ROAD200 zich op de juiste hoogte bevindt waarbij er een speling van 1÷2mm met de tandheugel is.
Anders dient u voor het bevestigen van de tandheugel als volgt te werk te gaan:
6. Ontgrendel de reductiemotor zoals dat in de paragraaf “Ontgrendeling en handmatige manoeuvre” in het hoofdstuk “Aanwijzingen en aan-
bevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD” aangegeven is
7. Open de vleugel helemaal, laat het eerste gedeelte van de tandheugel op het rondsel rusten en controleer of het begin van de tandheu-
gel overeenkomt met het begin van de vleugel zoals dat op afbeelding 9 te zien is. Controleer of er tussen rondsel en tandheugel een spe-
ling van 1÷2mm is, en bevestig de tandheugel vervolgens met de juiste middelen op de vleugel.
Om te voorkomen dat het gewicht van de vleugel op de reductiemotor komt te rusten is het belangrijk dat er tussen de tand-
heugel en het rondsel van een speling van 1÷2mm is zoals u op afbeelding 10 kunt zien.
8. Verschuif de vleugel en gebruik bij het bevestigen van de andere elementen steeds het rondsel als uitgangspunt.
9. Zaag het overgebleven deel aan het andere uiteinde van de tandheugel af.
10. Probeer nu de vleugel verschillende malen in de openings- en sluitrichting te verschuiven en controleer of de tandheugel recht over het
rondsel loopt met een foutuitlijning van ten hoogste 5mm. En dat de speling van 1÷2mm tussen rondsel en tandheugel daadwerkelijk
aanwezig is.
11. Draai de bevestigingsmoeren van de reductiemotor krachtig aan en verzeker u er zo van dat deze stevig vast op de grond zit; bedek de
bevestigingsmoeren met de daarvoorbestemde kapjes zoals op afbeelding 11 te zien is.
12. Bevestig de beugels voor de eindaanslagen van de standen “Open” en “Dicht” met de bijbehorende stiften op de uiteinden van de tand-
heugel zoals u op afbeelding 12 kunt zien. Denk eraan dat wanneer de eindaanslagen in werking treden de vleugel nog 2÷3cm door-
loopt; het is dus raadzaam de beugels van de eindaanslagen met een zekere marge op de mechanische stops aan te brengen.
13. Vergrendel de reductiemotor zoals in de paragraaf “Ontgrendeling en handmatige manoeuvre” in het hoofdstuk “Aanwijzingen en aan-
bevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD” aangegeven is.
!
12
98 10
11
3.3) Installatie van de verschillende inrichtingen
Installeer de andere inrichtingen overeenkomstig de daarop betrek-
king hebbende aanwijzingen. Controleer in paragraaf “3.5 Beschrij-
ving van de elektrische aansluitingen” en op afbeelding 1 de inrich-
tingen die op de ROAD200 kunnen worden aangesloten.
139
NL
3.4) Elektrische aansluitingen
Bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen mag de
installatie absoluut niet onder spanning staan en moet
een eventuele bufferbatterij losgekoppeld worden.
1. Om de beschermingsplaat te verwijderen en toegang tot de elek-
tronische besturingseenheid van ROAD200 te verkrijgen dient u
de schroef aan de zijkant weg te halen en de plaat weg te halen
door die naar boven toe weg te trekken.
2. Verwijder het rubber membraan, dat de opening waar de kabels
doorheen gevoerd worden afsluit en leid alle aansluitingskabels
naar de verschillende inrichtingen waarbij u deze ongeveer
20÷30cm langer laat dan noodzakelijk is. Zie tabel 3 voor het type
kabels en afbeelding 2 voor de aansluitingen.
3. Bind alle kabels die de reductiemotor binnenkomen met een
bandje samen en plaats dat bandje eventjes onder de boring
waar de kabels binnenkomen. Snijd in het rubber membraan een
opening waarvan de diameter iets kleiner is dan die van de
samengebundelde kabels en schuif het membraan over de kabels
tot het bandje; zet vervolgens het membraan weer terug in de
kabeldoorgang. Breng een tweede bandje net boven de mem-
braan aan om daar de kabels bij elkaar te houden.
4. Sluit de voedingskabel op het daarvoor bestemde klemmetje aan,
zoals dat op afbeelding 13 te zien is, en zet daarna de kabel met
een bandje bij de eerste kabelring vast.
5. Voer de aansluiting van de andere kabels volgens het schema op
afbeelding 15 uit. Voor nog meer gemak zijn de klemmetjes uit-
neembaar.
6. Na afloop van de aansluitingen dient u de kabels die u bij de twee-
de ring van de kabelhouder gebundeld hebt vast te zetten met
bandjes, terwijl het resterende deel van de antennekabel aan de
andere kabels met een ander bandje wordt vastgezet zoals u op
afbeelding 14 kunt zien.
!
13 14
15
LUCYB
MOSE
MOF MOF
140
Alvorens met de fase van eindcontroles en de start van de automa-
tisering te beginnen is het raadzaam de wagen los te haken en de
vleugel halverwege te zetten zodat deze vrijelijk zowel open als dicht
kan gaan.
4) Eindcontroles en start
4.1) Keuze van de richting
Afhankelijk van de plaats van de reductiemotor ten opzichte van de
vleugel dient u de richting voor de openingsmanoeuvre te kiezen;
indien de vleugel om open te gaan naar links moet bewegen, dient
u de keuzeschakelaar naar links te verschuiven zoals op afbeelding
16 te zien is, als de vleugel om open te gaan naar rechts moet bewe-
gen dient u de keuzeschakelaar naar rechts te verplaatsen zoals u
op afbeelding 17 kunt zien.
3.5) Beschrijving van de elektrische aansluitingen
In deze paragraaf vindt u een beknopte beschrijving van de elektrische aansluitingen; verdere informatie in paragraaf “7.3 Bijplaatsen of wegne-
men van inrichtingen”.
Klemmetjes Functie Beschrijving
ANTENNE Ingang voor aansluiting van de antenne voor de radio-ontvanger. De antenne is in LUCY B
ingebouwd; als alternatief kan er een externe antenne gebruikt worden of het stuk kabel dat als
antenne functioneert en reeds op het klemmetje aanwezig is, laten zitten.
1 - 2 Stap–voor-stap ingang voor inrichtingen die de manoeuvre aansturen; het is mogelijk contacten van het type
“Normaal Open”aan te sluiten
3 - 4 Stop Ingang voor inrichtingen die de lopende manoeuvre kunnen blokkeren of eventueel kunnen
onderbreken; door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de ingang STOP contacten
van het type “Normaal Dicht”, type “Normaal Open” of inrichtingen met een constante weerstand
aansluiten. Meer informatie over STOP vindt u in paragraaf “7.3.1 Ingang STOP”.
1 - 5 Foto Ingang voor veiligheidsinrichtingen zoals de fotocellen. Deze treden tijdens het sluiten in werking en
laten de poort teruglopen. Het is mogelijk contacten van het type “Normaal gesloten” aan te sluiten.
Meer inlichtingen over FOTO vindt u in de paragraaf “7.3.2 Fotocellen”.
4 - 6 Fototest Telkens wanneer er een manoeuvre van start gaat worden alle veiligheidsinrichtingen gecontroleerd
en alleen wanneer de test een gunstig resultaat heeft, gaat de manoeuvre van start.
Dit is mogelijk dankzij een bijzondere manier van aansluiten; de zenders van de fotocellen “TX
hebben een aparte stroomvoorziening ten opzichte van de ontvangers “RX”. Meer informatie over
de aansluiting vindt u in de paragraaf “7.3.2 Fotocellen”.
7 - 8 Knipperlicht het is mogelijk op deze uitgang het knipperlicht van NICE “LUCY B” met een 12V-autolampje van
21W aan te sluiten. Tijdens de manoeuvre knippert dit met een tijdsduur van 0,5s aan en 0,5s uit.
16 17
4.2) Aansluiting op de stroomvoorziening
De aansluiting van de stroomvoorziening naar de
ROAD200 dient door ervaren, deskundig personeel in het
bezit van de vereiste kenmerken uitgevoerd te worden
onder volledige inachtneming van wetten, voorschriften
en reglementen.
Zodra de ROAD200 onder spanning staat, is het raadzaam enkele
eenvoudige controles uit te voeren:
1. Controleer dat het ledlampje OK regelmatig knippert met een fre-
quentie van één knippering per seconde.
2. Controleer dat de motor niet de manoeuvre van de poort aan-
stuurt en dat het gebruikerslicht uit is.
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar
de besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen
nauwkeuriger te controleren.
Meer nuttige informatie voor het opsporen van storingen vindt u in
paragraaf “7.6 Oplossing van problemen”
!
141
NL
4.3) Herkennen van de vleugellengte
Het is noodzakelijk dat de besturingseenheid de openings- en sluit-
standen van de poort kan herkennen; in deze fase wordt de lengte
van de vleugel vanaf de eindaanslag sluitstand tot die van de ope-
ningsstand gemeten; dit is noodzakelijk voor het berekenen van de
punten van vertraging en gedeeltelijke opening. Behalve deze posi-
ties wordt in deze fase de configuratie van de ingang STOP opge-
nomen en in het geheugen opgeslaan en wordt gecontroleerd of de
ingang FOTO in de modus “Fototest” al dan niet aangesloten is.
1. Druk op de toetsen [▲▼] en [Set] en houd die ingedrukt
2. Laat de toetsen los wanneer de manoeuvre van start gaat (na ongeveer 3s)
3. Controleer of deze manoeuvre een sluitmanoeuvre is; zo niet druk dan op de toets [STOP] en controleer nog aandachtiger de paragraaf
“4.1 Keuze van de richting”; herhaal dit van punt 1.
4. Wacht dat de besturingseenheid de herkenningsprocedure uitvoert: sluiten, openen en opnieuw sluiten van de poort.
5. Druk op de toets [PP] om een complete openingsmanoeuvre uit te voeren.
6. Druk op de toets [PP] om de poort te sluiten.
Indien dit niet allemaal mocht gebeuren dient u onmiddellijk de stroomvoorziening naar de besturingseenheid te onderbreken en de elektri-
sche aansluitingen nog beter te controleren. Als na afloop van de herkenningsfase de ledlampjes L2 en L3 knipperen, betekent dit dat er een
fout is; zie de paragraaf “7.6 Oplossen van problemen”.
De fase van herkenning van de vleugellengte en van de configuratie van de ingangen STOP en FOTO kan op elk gewenst moment herhaald
worden, ook na de installatie (bijvoorbeeld als één van de beugels van de eindaanslagen verplaatst wordt); u behoeft dit slechts vanaf punt
1 te herhalen.
18
4.4) Controle van de manoeuvre van de poort
Na het herkennen van de lengte van de vleugel is het raadzaam
enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de poort cor-
rect beweegt.
1. Druk op de toets [PP] om de instructie voor de manoeuvre
“Open” te geven; controleer of de openingsmanoeuvre van de
poort regelmatig verloopt zonder verandering van snelheid; pas
wanneer de vleugel tussen de 50 en 30cm van de eindaanslag
van de openingsstand verwijderd is, zal hij langzamer moeten
gaan lopen en tot stilstand komen op 2÷3cm vanaf de mechani-
sche stop openingsstand.
2. Druk op de toets [PP] om de instructie voor de manoeuvre “Sluit”
te geven; controleer of de sluitmanoeuvre van de poort regelma-
tig verloopt zonder verandering van snelheid; pas wanneer de
vleugel tussen de 70 en 50cm van de eindaanslag van de sluit-
stand verwijderd is, zal hij langzamer moeten gaan lopen en tot
stilstand komen op 2÷3cm vanaf de mechanische stop sluit-
stand.
3. Controleer dat het knipperlicht tijdens de manoeuvres met een
frequentie van 0,5s aan en 0,5s uit knippert.
4. Voer meerdere openings-en sluitmanoeuvres uit om te beoorde-
len of er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of ande-
re onregelmatigheden zijn, zoals punten met een grotere wrijving.
5. Controleer dat de reductiemotor ROAD200, de tandheugel en de
beugels van de eindaanslagen solide, stevig en voldoende duur-
zaam bevestigd zijn, ook wanneer er zich een plotselinge snel-
heidstoename of –afname in de beweging van de poort voortdoet
4.5) Vooraf ingestelde functies
De besturingseenheid van ROAD200 beschikt over enkele program-
meerbare functies; in de fabriek worden deze functies in een configura-
tie afgesteld die voor het merendeel van de automatiseringen optimaal
is; in ieder geval kunnen de functies op elk gewenst moment via de juis-
te programmeringsprocedure gewijzigd worden; raadpleeg hiervoor
paragraaf “7.2 Programmeringen”.
4.6) Radio-ontvanger
Voor het aansturen op afstand van ROAD200 is er in de besturings-
eenheid een radio-ontvanger ingebouwd die op een frequentie van
433,92 MHz werkt en met de onderstaande typen zenders compa-
tibel is:
Omdat het type codering verschilt, bepaalt de eerste zender welke
ingevoerd is, ook het soort zenders dat daarna ingevoerd kan wor-
den. Er kunnen maximaal 160 zenders in het geheugen opgeslagen
worden.
FLO FLO1 – FLO2 – FLO4
VERY VE
FLOR FLOR1 – FLOR2 – FLOR4
VERY VR
ERGO1 – ERGO4 – ERGO6
PLANO1 – PLANO4 – PLANO6
SMILO SM2 – SM4
Tabel 4: zenders
142
1 Instructie “PP”
2 Instructie “Voetgangersopening”
3 Instructie “Open”
4 Instructie “Sluit”
Tabel 6: instructies beschikbaar in Modus II
4.7) Geheugenopslag van de radiozenders
Elke radiozender wordt door de radio-ontvanger herkend via een “code” die bij elke andere zender anders is. Er is dus een fase van “geheu-
genopslag” nodig waardoor de ontvanger in staat zal zijn elke afzonderlijke zender te herkennen; de zenders kunnen op 2 manieren in het
geheugen van de ontvanger opgeslagen worden:
Modus I: in deze modus is de functie van de toetsen van de zen-
der reeds gedefineerd en is er aan elke toets in de besturingseenheid
de instructie gekoppeld zoals die in tabel 5 is weergegeven; er vindt
één enkele opslagfase voor elke zender plaats waarvan alle toetsen
worden opgeslagen; tijdens deze fase is het niet van belang op wel-
ke toets u drukt en wordt er slechts één plaats in het geheugen inge-
nomen. In modus I kan een zender gewoonlijk slechts één enkele
automatisering aansturen.
Modus II: in deze modus kan elke afzonderlijke toets van een zen-
der aan één van de 4 mogelijke instructies van de besturingseenheid
zoals die in tabel 6 weergegeven zijn, gekoppeld worden; per fase
wordt slechts één toets in het geheugen opgenomen en wel die
waarop u tijdens de geheugenopslag drukt. In het geheugen wordt
één plaats voor elke in het geheugen opgeslagen toets ingenomen.
In modus II kunnen verschillende toetsen van dezelfde zender gebruikt
worden om meerdere instructies aan dezelfde automatisering te
geven. Zo wordt bijvoorbeeld in tabel 7 alleen de automatisering “A”
aangestuurd en de toetsen T3 en T4 aan dezelfde instructie gekop-
peld; of in het voorbeeld van tabel 8 waar 3 automatiseringen “A” (toet-
sen T1 en T2), “B” (toets T3) en “C” (toets T4) worden aangestuurd.
Omdat de procedures voor geheugenopslag een tijdli-
miet van 10 s kennen, moet u eerst de aanwijzingen in de
volgende paragraaf doorlezen en daarna tot uitvoering
daarvan overgaan.
!
Toets T1 Instructie “PP”
Toets T2 Instructie “Voetgangersopening”
Toets T3 Instructie “Open”
Toets T4 Instructie “Sluit”
Tabel 5: geheugenopslag Modus I
Toets T1 Instructie “Open” Automatisering A
Toets T2 Instructie “Sluit” Automatisering A
Toets T3 Instructie “Voetgangersopening” Automatisering A
Toets T4 Instructie “Voetgangersopening” Automatisering A
Tabel 7: 1ste voorbeeld van geheugenopslag in Modus II
Toets T1 Instructie “Open” Automatisering A
Toets T2 Instructie “Sluit” Automatisering A
Toets T3 Instructie “PP” Automatisering B
Toets T4 Instructie “PP” Automatisering C
Tabel 8: 2de voorbeeld van geheugenopslag in Modus II
N.B: de zenders met 1 kanaal beschikken alleen over de toets T1, de zen-
ders met twee kanalen beschikken alleen over de toetsen T1 en T2.
1. Druk op het knopje op de ontvanger en houd dit ingedrukt (gedurende circa 4s)
4s
2. Laat het knopje weer los wanneer het ledlampje op de ontvanger gaat branden
3. Druk binnen 10s tenminste 3s lang op een willekeurige toets van de te bewaren zender
3s
4. Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal het ledlampje op de besturingseenheid 3
maal gaan knipperen. x3
Indien er nog meer afstandbedieningen opgeslagen moeten worden, dient u nogmaals stap 3 binnen 10s uit te voeren.
De opslagfase wordt beëindigd, als er binnen 10 seconden geen nieuwe codes ontvangen worden.
Tabel 9: voor het opslaan van een zender in modus I Voorbeeld
4.7.1) Geheugenopslag modus I
19
1. Druk zoveel maal op het knopje op de besturingseenheid als overeenkomt met het nummer van de
gewenste instructie zoals blijkt uit tabel 5 1....4
2. Controleer dat het ledlampje radio op de besturingseenheid zoveel maal knippert als het nummer van
de gewenste instructie 1....4
3. Druk binnen 10s tenminste 3s op de gewenste toets van de in het geheugen te bewaren zender
3s
4. Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal het ledlampje op de ontvanger 3 maal
knipperen. x3
Indien er voor dezelfde instructie nog meer zenders opgeslagen moeten worden, dient u punt 3 binnen nog eens 10 s te herhalen.
De opslagfase wordt beëindigd, als er binnen 10 seconden geen nieuwe codes ontvangen worden.
Tabel 10: voor het opslaan van een toets op een zender in modus II Voorbeeld
4.7.2) Geheugenopslag modus II
143
NL
1. Druk tenminste 5s op de toets van de nieuwe radiozender en laat hem dan weer los.
5s
2. Druk 3 keer langzaam op de toets van de reeds in het geheugen bewaarde radiozender.
1s 1s 1s
3. Druk 1 keer langzaam op de toets van de nieuwe radiozender.
1s
Nu zal de nieuwe radiozender door de ontvanger herkend worden en zal hij de kenmerken overnemen die de reeds in het geheugen bewaar-
de zender had. Indien er nog andere zenders opgeslagen moeten worden, dient u alle stappen voor elke nieuwe zender te herhalen.
Tabel 11: voor het opslaan van een zender “op afstand” Voorbeeld
4.7.3) Geheugenopslag “op afstand”
U kunt een nieuwe radiozender in het geheugen opslaan zonder recht-
streeks op het knopje van de ontvanger te drukken. U dient dan over
een functionerende afstandsbediening te beschikken, die reeds in het
geheugen is opgeslagen. De nieuwe te bewaren zender “erft” de ken-
merken van die welke reeds in het geheugen bewaard is. Als de eer-
ste zender in modus I opgeslagen is, wordt dus ook de nieuwe in
modus I opgeslagen en kunt u dus op een willekeurige toets van de
zenders drukken. Als de reeds functionerende zender daarentegen in
modus II opgeslagen is, zal ook de nieuwe in modus II worden
opgeslagen en is het van belang dat u bij de eerste zender op de toets
drukt welke aan de gewenste instructie gekoppeld is, en bij de twee-
de zender op de toets welke u aan die instructie wilt koppelen.
Geheugenopslag op afstand kan plaats vinden in alle
ontvangers welke zich binnen het bereik van de zender
bevinden; het is dus van belang dat alleen die besturings-
eenheid onder spanning staat welke geprogrammeerd
moet worden.
!
Ga met de twee zenders binnen het bereik van de automatisering staan en voer de volgende stappen uit:
1. Druk op de toets radio op de besturingseenheid en houd die ingedrukt
2.
Wacht dat het ledlampje radio gaat branden, wacht vervolgens dat het uit gaan en wacht dan dat het 3 maal
knipper
x3
3. Laat de toets los precies wanneer het ledlampje voor de 3de maal knippert
4. Als de procedure tot een goed einde is gekomen, zal het ledlampje na enige ogenblikken 5 maal knipperen.
x5
Tabel 12: voor het wissen van alle zenders Voorbeeld
4.7.4) Wissen van de radiozenders
Dit is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering ten-
einde een zo groot mogelijke veiligheid te garanderen. De eindtest
kan ook als periodieke controle voor de verschillende inrichtingen
van de automatisering gebruikt worden.
De eindtest van de gehele installatie moet door vakbe-
kwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden.
Dat moet ook bepalen welke tests in functie van de
bestaande risico’s noodzakelijk zijn en controleren of de
wettelijke voorschriften, regelgeving en regels en met
name alle vereisten van norm EN 12445, die de testme-
thodes voor de controle van automatiseringen voor poor-
ten bepaalt, in acht genomen zijn.
!
5) Eindtest en inbedrijfstelling
5.1) Eindtest
Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoor-
beeld contactlijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase
in de eindtest vereist; voor deze inrichtingen zullen de procedures uit
de desbetreffende handleidingen met aanwijzingen gevolgd moeten
worden. Voor de eindtest van ROAD200 dient u onderstaande reeks
handelingen uit te voeren:
1. Controleer dat de voorschriften vervat in hoofdstuk 1 “AANBE-
VELINGEN” nauwkeurig in acht genomen worden;
2. Voer met behulp van de bedienings-of uitschakelingsorganen
(sleutelschakelaar, bedieningstoetsen of radiozenders), tests voor
het doen sluiten, openen en stoppen van de poort uit en verifieer
of de manoeuvre uitgevoerd wordt zoals dat voorzien is.
3. Controleer één voor één of alle veiligheidsinrichtingen in de instal-
latie (fotocellen, contactlijsten, etc.) goed werken; met name of
het ledlampje OK op de besturingseenheid telkens wanneer een
van deze inrichtingen in werking treedt, 2 maal snel knippert ter
bevestiging van het feit dat de besturingseenheid de gebeurtenis
herkent
4. Om te controleren of de fotocellen goed werken en met name of
er geen interferenties met andere inrichtingen zijn, voert u een 30
cm lange cilinder met een diameter van 5 cm op de optische as,
eerst dichtbij de TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het
midden van die twee. Ga dan na of de inrichting in alle gevallen in
werking treedt en van de actieve status op de alarmstatus over-
gaat, en omgekeerd. Tenslotte controleert u of dat de voorziene
reactie in de besturingseenheid oproept, bijvoorbeeld of bij de
sluitmanoeuvre deze niet wordt uitgevoerd.
5. Als gevaarlijke situaties welke door de beweging van de vleugel
opgeheven zijn door middel van beperking van de stootkracht,
dient u deze kracht te meten volgens de voorschriften van de
norm EN 12445. Als afstelling van de “Snelheid” en de aansturing
van het “Motorkracht” gebruikt worden als hulpmiddel voor het
systeem om de stootkracht terug te brengen, probeer dan die
instelling te vinden, welke de beste resultaten oplevert.
144
5.2) Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen
van de eindtest van ROAD200 en de andere aanwezige
inrichtingen met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke
inbedrijfstelling of inbedrijfstelling in “tijdelijke” situaties
is niet toegestaan.
1. Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar
dat tenminste 10 jaar, dat tenminste bestaat uit: de overzichtste-
kening van de automatisering, het elektrisch bedradingsschema,
een analyse van de risico’s en de toegepaste oplossing daarvoor,
de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor alle
gebruikte inrichtingen (gebruik voor ROAD200 de bijgevoegde
CE-Conformiteitsverklaring); kopie van de gebruiksaanwijzingen
en het onderhoudsplan van de automatisering.
2. Breng een plaatje op de poort aan met daarop tenminste de vol-
gende gegevens: type automatisering, naam en adres van de
fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienum-
mer, bouwjaar en “CE”-keurmerk.
3. Breng op de poort een niet te verwijderen etiket of plaatje aan
waarop de handelingen zijn aangegeven voor het ontgrendelen
en handmatig bewegen van de poort.
4. Stel de conformiteitsverklaring voor de automatisering op en geef
ze aan de eigenaar van de automatisering.
5. Maak de handleiding “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het
gebruik van de automatisering” en geef die aan de eigenaar van
de automatisering.
6. Stel een onderhoudsplan (met daarin de voorschriften voor het
onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering) op en
geef dit aan de eigenaar van de automatisering.
7. Informeer vóór de inbedrijfstelling van de automatisering de eige-
naar uitvoerig en schriftelijk (bijvoorbeeld in de handleiding met
aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automa-
tisering) over de nog aanwezige gevaren en risico’s.
In dit hoofdstuk vindt u de benodigde informatie voor uitvoering van het onderhoudsplan en de afvalverwerking van ROAD200
6) Onderhoud en afvalverwerking
6.1) Onderhoud
Om de veiligheid op een constant niveau te houden en een zo lang
mogelijke levensduur van de gehele automatisering te waarborgen is
regelmatig onderhoud vereist.
Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige
inachtneming van de veiligheidsvoorschriften van deze
handleiding en volgens de van kracht zijnde wettelijke
voorschriften en regelgeving.
Volg voor de andere inrichtingen die niet tot de ROAD200 behoren de
aanwijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan daarvoor op.
1. Voor ROAD200 is een geprogrammeerde onderhoudsbeurt ver-
eist die op zijn minst binnen 6 maanden of 10.000 manoeuvres
na de vorige onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden.
2. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening los, met
inbegrip van eventuele bufferbatterijen
3. Controleer alle materialen waaruit de automatisering bestaat op
kwaliteitsvermindering en let daarbij met name op aantasting of
roestvorming van de structurele delen; vervang die delen welke
onvoldoende garantie bieden.
4.
Controleer de staat van slijtage van alle bewegende delen: rondsel, tand-
heugel en alle delen van de poort; vervang de versleten onderdelen.
5. Sluit de elektrische stroomvoorziening weer aan en voer alle test en
controles uit zoals die in paragraaf “5.1 Eindtest” voorzien zijn.
!
6.2) Afvalverwerking
ROAD bestaat uit verschillende soorten materiaal, waarvan sommige her-
gebruikt kunnen worden (aluminium, kunststof, elektriciteitskabels); voor
andere is afvalverwerking vereist (batterijen en elektronische kaarten).
Sommige elektronische componenten evenals de bat-
terijen zouden vervuilende stoffen kunnen bevatten. Laat
ze niet in het milieu achter. Stel u op de hoogte van de
recyclingsystemen of afvalverwerking en houd u daarbij
aan de plaatselijk geldende voorschriften.
1. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening voor de
automatisering los, met inbegrip van eventuele bufferbatterijen.
2. Demonteer alle inrichtingen en accessoires, waarbij u de proce-
dure in omgekeerde volgorde volgt ten opzichte van die welke in
hoofdstuk “3 Installatie” beschreven is.
3. Verzamel voor zover mogelijk die onderdelen die hergebruikt of ver-
werkt kunnnen of moeten worden, zoals bijvoorbeeld de metalen
delen van de kunststof delen, elektronische kaarten, batterijen, etc.
4. Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en
geef deze aan bedrijven die zich met het hergebruik en de afval-
verwerking daarvan bezighouden.
!
In dit hoofdstuk worden de mogelijkheden ten aanzien van programmering, aanpassing aan de persoonlijke behoeften van de gebruiker, dia-
gnostiek en opsporing van storingen met betrekking tot ROAD200 behandeld.
7) Verdere details
RADIO Met de toets “RADIO “kunt u de met ROAD 200 te gebruiken radiozenders in het
geheugen opnemen en daaruit verwijderen.
Stop Met de toets “STOP” kunt u de manoeuvre onderbreken;
als u hem langer
SET
dan 5 seconden ingedrukt houdt kunt u de programmering binnengaan
.
PP Met de toets “PP” kunt u het openen en sluiten van de poort aansturen;
▲▼ of het punt van programmering naar boven of beneden verplaatsen.
7.1) Programmeertoetsen
Op de besturingseenheid van ROAD200 bevinden zich 3 toetsen die gebruikt kunnen worden
zowel om de besturingseenheid tijdens de tests aan te sturen als voor het programmeren:
20
145
NL
Ledlampje Parameter Ledlampje waarde Beschrijving
van ingang (niveau)
7.2) Programmering
Op de besturingseenheid van ROAD200 zijn enkele programmeer-
bare functies beschikbaar; instelling van deze functies vindt plaats
met behulp van 2 toetsen op de besturingseenheid: [▲▼] en [Set]
en worden via 3 ledlampjes: L1, L2, L3 zichtbaar gemaakt.
De programmeerbare functies welke op ROAD200 beschikbaar zijn,
zijn over 2 niveaus verdeeld:
Eerste niveau: functies instelbaar in modus ON-OFF (actief of niet
actief); in dit geval geven de ledlampjes L2 en L3 een functie aan;
als het aan is, is de functie actief, als het uit is, is de functie niet
actief; zie tabel 13. L1 is het ledlampje dat de status van de radio
aangeeft en het wordt uitsluitend gebruikt voor de functies van het
tweede niveau.
Tweede niveau: parameters die afstelbaar zijn op een schaal met
waarden van 1 tot 3); in dit geval geeft elk ledampje L1, L2 en L3
de waarde aan die uit 3 mogelijkheden is gekozen; zie tabel 15.
Ledlampje Functie Beschrijving
L1 --- ---
L2 Snelheid Met deze functie kunt u uit 2 motorsnelheden kiezen: “snel”, “langzaam”. Als de functie niet geactiveerd
Motor wordt, is de ingestelde snelheid “langzaam”.
L3 Automatisch Met deze functie is een automatische sluiting van de poort mogelijk na afloop van de geprogrammeerde
sluiten pauzeduur; in de fabriek is de Pauzeduur afgesteld op 30 seconden maar dit kan gewijzigd worden in 15 of
60 seconden (zie tabel 15).
Bij normaal functioneren van ROAD200 zijn de ledlampjes L2 en L3 aan of uit op basis van de status van de functie waaraan zij
gekoppeld zijn, bijvoorbeeld L3 is aan, als de functie “Automatisch sluiten” actief is.
Tabel 13: lijst programmeerbare functies: eerste niveau
7.2.1) Functies eerste niveau (functies ON-OFF)
7.2.2) Programmering eerste niveau (functies ON-OFF)
In de fabriek worden alle functies van het eerste niveau op “OFF” gezet, maar dat kan op elk gewenst moment veranderd worden zoals in
tabel 14 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op
de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt, zal de procedure automatisch beëindigd worden
waarbij de wijzigingen die tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen.
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
L1
3. Druk op de toets [▲▼] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het ledlampje dat de te wijzigen
functie vertegenwoordigt
4. Druk op de toets [Set] om de status van de functie te wijzigen (kort knipperen = OFF; lang
knipperen = ON)
5. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten
10s
N.B.: de punten 3 en 4 kunnen tijdens dezelfde programmeringsfase herhaald worden om andere functies op ON of OFF te zetten
Tabel 14: voor het wijzigen van de functies ON-OFF Voorbeeld
SET
SET
SET
Motorkracht
Functie P.P.
Pauzeduur
Laag
Gemiddeld
Hoog
Open - stop – sluit- stop
Open - stop – sluit- stop
Woonblok
15 seconden
30 seconden
60 seconden
7.2.3) Functies tweede niveau (instelbare parameters)
Tabel 15: lijst programmeerbare functies: tweede niveau
Met deze functie kunt u de gevoeligheid van de aansturing van de kracht
van de motor kiezen om deze aan het type poort aan te passen. De
afstelling “Hoog” is meer voor grotere en zwaardere poorten geschikt.
Stelt de reeks instructies af die gekoppeld zijn aan de ingang P.P of
aan de eerste radioinstructie (zie tabellen 4 en 5).
Stelt de pauzeduur af, dat wil zeggen de tijd die er verstrijkt voordat
de poort weer automatisch dicht gaat. Dit werkt alleen als de functie
automatisch sluiten actief is
N.B.: “ ” dit geeft de fabrieksinstelling weer
Alle parameters kunnen naar believen zonder enige contra-indicatie worden afgesteld; alleen het afstellen van de “Motorkracht” zou enige
nadere aandacht kunnen vereisen:
• Het is ten sterkste af te raden hoge krachtwaarden te gebruiken om het feit te compenseren dat de vleugel punten met een hoge wrij-
vingswaarde heeft; een te grote kracht kan afbreuk doen aan de werking van het veiligheidssysteem of schade aan de vleugel toebrengen.
Als de controle van de “motorkracht” gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem de stootkracht bij botsing te beperken dient na elke
afstelling de kracht opnieuw gemeten te worden, zoals de norm EN 12445 dat voorschrijft.
• Slijtage en weersinvloeden zijn van invloed op de manoeuvre van de poort; zo af en toe dient de afstelling van de kracht opnieuw gecon-
troleerd te worden.
L1
L2
L3
L1
L2
L3
L1
L2
L3
L1
L2
L3
146
7.2.4) Programmering tweede niveau (instelbare parameters)
In de fabriek worden alle instelbare parametersfuncties ingesteld zoals in tabel 15 wordt aangegeven met: “ ”maar die kunnen op elk gewenst
moment worden gewijzigd zoals in tabel 16 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s
tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt zal de procedure
automatisch beeindigd worden waarbij de wijzigingen dit tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen.
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
L1
3. Druk op de toets [▲▼] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het “ledlampje ingang”
dat de te wijzigen parameter vertegenwoordigt
4. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 5 en 6
voortdurend ingedrukt te blijven
5. Wacht ongeveer 3s waarna dat ledlampje zal gaan branden dat het actuele niveau van de te wijzigen
parameter vertegenwoordigt
6. Druk op de toets [▲▼] om het ledlampje dat de waarde van de parameter vertegenwoordigt, te
verplaatsen.
7. Laat de toets [Set] los
8. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.
10s
N.B.: de punten 3 tot 7 kunnen tijdens dezelfde programmeringsfase herhaald worden om nog meer parameters in te stellen
Tabel 16: voor het wijzigen van instelbare parameters Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
SET
7.2.5) Voorbeeld van programmering eerste niveau (functies ON-OFF)
Als voorbeeld wordt de reeks handelingen gegeven die noodzakelijk is voor het wijzigen van de fabrieksinstelling van de functies voor het
activeren van de functies “Hoge Snelheid” (L2) en “Automatisch Sluiten” (L3).
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 ibegint te knipperen
L1
3. Druk 1 maal op toets [▲▼] om het knipperende ledlampje op het ledlampje L2 te verplaatsen
L2
4. Druk één maal op de toets [Set] om de status van de aan L2 gekoppelde functie (Kracht motor) te
wijzigen; nu zal het ledlampje L2 met lange knipperingen gaan knipperen L2
5. Druk 1 maal op de toets [▲▼] om het knipperende ledlampje op het ledlampje L3 te verplaatsen
L3
6. Druk 1 maal op de toets [Set] om de status van de aan L3 gekoppelde functie (Automatisch Sluiten)
te wijzigen; nu zal het ledlampje L3 met lange knipperingen gaan knipperen L3
7. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten
10s
Na deze handelingen moeten de ledlampjes L2 en L3 blijven branden om aan te geven dat de functies “Motorsnelheid Hoog” en
“Automatisch Sluiten” actief zijn.
Tabel 17: voorbeeld van programmering eerste niveau Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
147
NL
7.2.6) Voorbeeld van programmering tweede niveau (instelbare parameters)
Als voorbeeld geven wij de reeks handelingen die nodig is om de fabrieksinstelling van de parameters te wijzigen en de “Motorkracht” op
gemiddeld (ingang op L1 en niveau op L2) af te stellen en de “Pauzeduur” op 60s (ingang op L3 en niveau op L3) te verlengen.
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
L1
3. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 4 en 5
ingedrukt te blijven
4. Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L3 gaat branden dat het actuele niveau van de “Motorkracht”
vertegenwoordigt 3s
5. Druk 2 maal op toets [▲▼] om het brandende ledlampje naar L2 te verplaatsen dat de nieuwe
vertegenwoordigt waarde van de “Motorkracht” L2
6. Laat de toets [Set] weer los
7. Druk 2 maal op de toets [▲▼] om het knipperende ledlampje naar het ledlampje L3 te verplaatsen
L3
8. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 9 en 10
ingedrukt te blijven
9. Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L2 gaat branden dat het actuele niveau van de “Pauzeduur”
vertegenwoordigt. L2 3s
10. Druk 1 maal op de toets [▲▼] om het brandende ledlampje naar het ledlampje L3 te verplaatsen dat
de nieuwe waarde van de “Pauzeduur” vertegenwoordigt. L3
11. Laat de toets [Set] los
12. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.
10s
Tabel 18: voorbeeld van programmering tweede niveau Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
SET
SET
7.3) Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen
U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een automatise-
ring met ROAD200 toevoegen of er een uit verwijderen. Met name
op de ingang STOP kunnen verschillende soorten inrichtingen aan-
gesloten worden zoals dat in paragraaf “7.3.1 Ingang STOP” is aan-
gegeven.”.
7.3.1) Ingang STOP
STOP is de ingang die onmiddellijke stilstand van de manoeuvre ver-
oorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze ingang kunnen
de inrichtingen met uitgang met normaal open contacten “NA” aan-
gesloten worden, maar ook inrichtingen met normaal gesloten con-
tacten “NC” of inrichtingen met een uitgang met constante weer-
stand 8,2K, zoals bijvoorbeeld de contactlijsten.
De besturingseenheid herkent het soort inrichting dat tijdens de her-
kenningsfase op de ingang STOP is aangesloten (zie paragraaf “4.3
Herkennen van de vleugellengte”); daarna wordt een STOP veroor-
zaakt indien er zich een wijziging ten opzichte van de herkende staat
voordoet.
Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de STOP-
ingang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van het
hetzelfde type.
Er kunnen meerdere NO inrichtingen parallel op elkaar aangeslo-
ten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
Er kunnen meerdere NC inrichtingen serieel op elkaar aangesloten
worden zonder beperking van het aantal daarvan.
Er kunnen meerdere inrichtingen met een uitgang met constante
weerstand 8,2K via een “cascadeschakeling” op één enkele
eindweerstand van 8,2K aangesloten worden.
• Een combinatie NA en NC is mogelijk door de 2 contacten paral-
lel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van
8,2K te verbinden (en dus is ook de combinatie van de 3 inrich-
tingen mogelijk: NA, NC en 8,2K).
Indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, garanderen
alleen die inrichtingen welke een uitgang met een con-
stante weerstand van 8,2K hebben, de veiligheidscate-
gorie 3 tegen storingen volgens de norm EN 954-1.
!
148
7.3.2) Fotocellen
De besturingseenheid van ROAD200 heeft een functie “Fototest”
waarmee de betrouwbaarheid van de veiligheidsinrichtingen vergroot
wordt; hierdoor is het mogelijk de “categorie 2” volgens de norm EN
954-1 (uitgave 12/1998) te behalen voor wat betreft het samenstel
besturingseenheid en veiligheidsfotocellen.
Telkens wanneer er een manoeuvre van start gaat worden de desbe-
treffende veiligheidsinrichtingen gecontroleerd; alleen als alles in orde
is, gaat de manoeuvre ook daadwerkelijk van start. Als de test daar-
entegen geen gunstig resultaat heeft (fotocel door de zon verblind,
kabels in kortsluiting etc.), wordt de storing geconstateerd en wordt de
manoeuvre niet uitgevoerd.
Om een stel fotocellen bij te plaatsen dient u die aan te sluiten zoals
hieronder beschreven is.
• Aansluiting zonder de functie “Fototest” (afb. 21 – 22):
Voorzie de ontvangers rechtstreeks vanuit de uitgang neveninrichtingen van de besturingseenheid van stroom (klemmetjes 1 - 4).
• Aansluiting met de functie “Fototest” (afb. 23 – 24):
De stroom voor de zenders van de fotocellen wordt niet rechtstreeks van de uitgang van de neveninrichtingen genomen, maar van de uit-
gang “Fototest” tussen de klemmetjes 6 – 4. De maximaal beschikbare stroom op de uitgang “Fototest” is 100mA.
Indien er 2 stellen fotocellen gebruikt worden die elkaar kunnen elkaar beïnvloeden, dient u de synchronisering te activeren zoals die in de
aanwijzingen voor de fotocellen beschreven is.
7.4.1) Functie “Open altijd”
De functie “Open Altijd” is een eigenschap van de besturingseenheid
waardoor het mogelijk is altijd een openingsmanoeuvre aan te sturen
wanneer de instructie “Stap-voor-Stap” langer dan 3 seconden
duurt; dit is met name nuttig bij het aansluiten van het contact van
een tijdschakelklok op het klemmetje P.P. om de poort tijdens een
bepaald tijdsbestek open te houden. Deze eigenschap is geldig
ongeacht de programmering van de ingang PP; zie parameter
“Functie PP” in tabel 15.
7.4) Speciale functies
7.4.2) Functie “Beweeg in ieder geval”
Mocht de een of andere veiligheidsinrichting niet correct werken of
buiten gebruik zijn, dan is het toch mogelijk de poort in de modus
“Iemand aanwezig”. aan te sturen en te manoeuvreren. Zie voor de
details de paragraaf “Bediening terwijl de veiligheidsinrichtingen bui-
ten gebruik zijn” in de bijlage “Aanwijzingen en aanbevelingen
bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD”.
21 22
23 24
7.5) Aansluiting van andere inrichtingen
Mocht het nodig zijn externe inrichtingen zoals bijvoorbeeld een lezer
voor transponderkaarten of het lampje van de verlichting van de
sleutelschakelaar van stroom te voorzien, dan kunt u de stroom aan-
sluiten zoals op afbeelding 25 te zien is. De spanning van de stroom-
toevoer is 24Vac -30% ÷ +50% met maximale beschikbare stroom
van 100mA.
24Vac
25
149
NL
7.6) Oplossen van problemen
In tabel 19 kunt u nuttige aanwijzingen vinden om eventuele storin-
gen te verhelpen die u tijdens de installatie of bij een eventueel defect
tegen kunt komen.
26
Tabel 19: opsporen van storingen
Symptomen Mogelijke oorzaak en eventuele remedie
De radiozender stuurt de poort niet aan en
het ledlampje op de zender gaat niet branden
De radiozender stuurt de poort niet aan, maar
het ledlampje op de zender gaat branden.
Er wordt geen enkele manoeuvre aange-
stuurd en het ledlampje OK knippert niet
Er wordt geen enkele manoeuvre aange-
stuurd en het knipperlicht knippert niet
De manoeuvre gaat niet van start en het
knipperlicht knippert enkele malen
De manoeuvre gaat van start, maar onmiddel-
lijk daarna vindt er een korte terugloop plaats
Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig.
Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen.
Controleer of het radiosignaal van de zendercorrect wordt uitgezonden; u gaat hiervoor
empirisch te werk: druk op een toets en plaats het ledlampje op de antenne van een
gewoon radiotoestel (het beste is een goedkoop toestel) dat aan staat en afgestemd is op
de FM-band op de frequentie van 108,5Mhz of zo dicht mogelijk daarbij; nu zou u een
zacht krakend geluid moeten hoeren.
Controleer of de stroomvoorziening naar de ROAD200 van de elektriciteitsleiding een
spanning van 230V heeft. Vergewis u ervan dat de zekeringen F1 en F2 niet onderbroken
zijn; zo ja, dan dient u de oorzaak van de storing op te sporen en ze met andere met
dezelfde stroomwaarde en kenmerken te vervangen.
Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als de instructie de ingang PP bereikt,
moet het ledlampje tweemaal knipperen om aan te gevan dat de instructie ontvangen is.
Tel het aantal malen dat dat licht knippert en controleer aan de hand van de gegevens in
tabel 20.
De geselecteerde kracht zou te klein kunnen zijn om de poort te laten bewegen. Contro-
leer of er geen obstakels zijn en selecteer eventueel een grotere kracht.
7.7) Diagnostiek en signaleringen
Sommige inrichtingen geven zelf al speciale signaleringen waardoor
het mogelijk is de bedrijfsstatus of eventuele storing te herkennen.
7 knipperingen
pauze van 1 seconde
7 knipperingen
Bij het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen geen
toestemming tot de manoeuvre, controleer of er obstakels zijn
Het is normaal tijdens de manoeuvre als er daadwerkelijk een obstakel is.
7.7.1) Signalering met het knipperlicht
Als er een knipperlicht wordt aangesloten, zal dit tijdens de manoeuvre één maal per seconde knipperen; wanneer er een storing is, zal het
kortere knipperingen geven; deze knipperingen worden twee maal herhaald met daartussen een pauze van een seconde.
Tabel 20: signaleringen op het knipperlicht FLASH
Snelle knipperingen Oorzaak HANDELING
2 knipperingen
pauze van 1 seconde
2 knipperingen
Inwerkingtreding van een
fotocel
3 knipperingen
pauze van 1 seconde
3 knipperingen
Inwerkingtreding van de
begrenzer van de
“Motorkracht”
Tijdens de manoeuvre heeft de poort meer wrijving ondervonden; controleer de
oorzaak.
4 knipperingen
pauze van 1 seconde
4 knipperingen
Inwerkingtreding van de
ingang STOP
Bij het begin van de manoeuvre of tijdens de manoeuvre is de ingang di STOP
in werking getreden; controleer de oorzaak.
5 knipperingen
pauze van 1 seconde
5 knipperingen
Fout in de interne parameters
van de elektronische
besturingseenheid
Wacht tenminste 30 seconden en probeer dan opnieuw een instructie te
geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig defect
kunnen zijn en dient de elektronische kaart vervangen te worden
6 knipperingen
pauze van 1 seconde
6 knipperingen
De maximumlimiet voor het
aantal manoeuvres per uur is
overschreden.
Wacht enkele minuten dat de begrenzer van het aantal manoeuvres weer
onder de maximumlimiet komt.
Fout in de interne
elektrische circuits
Koppel alle circuits enige seconden van de stroomtoevoer los; probeer daarna
een instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er
een ernstig defect op de kaart kunnen zijn of in de bekabeling van de motor.
Controleer en vervang eventueel.
F2
F1
150
ledlampje OK Oorzaak HANDELING
ledlampje OK Oorzaak HANDELING
Uit
7.7.2) Signalering op de besturingseenheid
Op de besturingseenheid van ROAD200 bevinden zich een reeks
ledlampjes die elk bepaalde signaleringen kunnen geven, zowel
wanneer alles normaal functioneert als bij storingen.
Tabel 21: ledlampjes op de klemmetjes van de besturingseenheid
Storing
Controleer of er stroom is; controleer of de zekeringen niet in werking getreden
zijn; is dat het geval, controleer dan de oorzaak van de storing en vervang de
zekeringen vervolgens met andere met dezelfde waarde.
Aan Ernstige storing
Er is een ernstige storing opgetreden; probeer de besturingseenheid enkele
seconden uit te zetten; als deze status niet verandert, is er een defect en dient
de elektronische kaart vervangen te worden.
Eén knippering per seconde Alles OK Normale werking van de besturingseenheid
2 snelle knipperingen
Er is een wijziging opgetreden
in de status van de ingangen
Dit is normaal wanneer er een wijziging optreedt op één van de ingangen:
PP, STOP, of wanneer de fotocellen in werking treden of de radiozender
gebruikt wordt.
Serie knipperingen met daartus-
sen een pauze van een seconde
Verschillende
Dit is dezelfde signalering als die op het knipperlicht of gebruikerslicht.
Zie Tabel 20.
Uit
Inwerkingtreding van de
ingang STOP
Controleer de op de ingang STOP aangesloten inrichtingen
Aan Alles OK Ingang STOP actief
27
Ledlampje L1 Beschrijving
• Programmering van de functies in uitvoering
• Indien dit samen met L2 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de
openings-en sluitstanden van de poort uit te (zie paragraaf “4.3 Herkenning vleugellengte”).
Ledlampje L3 Beschrijving
Ledlampje L2 Beschrijving
Uit
Tabel 22: ledlampjes op de toetsen van de besturingseenheid
Bij normaal functioneren is dit ok.
Wanneer dit 10 seconden brandt, betekent dit dat er iets in het geheugen van de zender wordt opgeslagen.
• Programmering van functies in uitvoering.
• Wissen of diagnostiek van de radiozenders.
Aan
Knippert
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de “Snelheid motor” laag is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de “Snelheid motor” hoog is.
• Programmering van de functies in uitvoering
• Indien dit samen met L3 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de
openings-en sluitstanden van de poort uit te (zie paragraaf “4.3 Herkenning vleugellengte”).
Aan
Knippert
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatisch sluiten” actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatisch sluiten” niet actief is.Aan
Knippert
7.8) Accessoires
Raadpleeg de catalogus producten van Nice S.p.A. voor de com-
plete en bijgewerkte lijst met accessoires.
151
NL
Uitgang knipperlicht Voor 1 knipperlicht LUCYB (lamp 12V, 21W)
Ingang STOP
Voor normaal gesloten contacten, normaal open contacten en/of voor constante weer-
stand 8,2Kohm, met automatische herkenning van de “normale” status (een verandering
ten opzichte van de opgeslagen status veroorzaakt de instructie “STOP”)
Gebruik in bijzonder zure, zoute of
potentieel explosieve omgeving
330 x 195 h 277; 8Kg
Teneinde haar producten steeds meer te vervolmaken behoudt NICE S.p.a. zich het recht voor op elk gewenst moment en zonder voorbe-
richt wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven.
Alle technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C).
8) Technische gegevens
Typologie
Technische gegevens: ROAD200
Elektromechanische reductiemotor voor het automatische manoeuvreren van schuifpoorten
voor particulier gebruik compleet met elektronische besturingseenheid
Rondsel Z: 15; Module: 4; Steek: 12,5mm; Flankdiameter: 60mm
Maximumkoppel bij de start
6Nm; overeenkomende met de capaciteit een dusdanige kracht te ontwikkelen dat de
vleugel in beweging komt met een statische wrijving van max. 200N
3,3Nm; overeenkomende met de capaciteit een dusdanige kracht te ontwikkelen dat de
vleugel blijft lopen met een dynamische wrijving van max. 110N
Nominale koppel
Snelheid loos
0,26m/s; De besturingseenheid biedt de mogelijkheid 2 snelheden te programmeren, te
weten: 0,14m/s of 0,26m/s
Snelheid bij het nominale koppel 0.18m/s
Maximale frequentie werkingscycli
30 cycli /dag (de besturingseenheid beperkt het aantal cycli tot het maximum zoals voor-
zien in de tabellen 1 en 2)
Maximumduur continue werking
7 minuten (de besturingseenheid beperkt de duur van continue werking tot het maximum
zoals voorzien in de tabellen 1 en 2)
Gebruikslimieten
Over het algemeen is ROAD200 in staat poorten met een maximumgewicht van 200kg of
een maximumlengte van 5m en volgens de limieten zoals voorzien in de tabellen 1 en 2 te
automatiseren.
Maximaal opgenomen vermogen 150W (0.9A)
Isoleringsklasse 1 (aarding is noodzakelijk)
Ingang PP Voor normaal open contacten (sluiting van het contact geeft de instructie P.P.)
Ingang ANTENNE Radio 52 ohm voor kabel van het type RG58 of dergelijke
Radio-ontvanger Ingebouwd
Stroomvoorziening ROAD200
Stroomvoorziening ROAD200/V1
230Vac (+10% +15%) 50/60Hz.
120Vac (+10% +15%) 50/60Hz.
Programmeerbare functies 2 functies van het type ON-OFF en 3 afstelbare functies (zie de tabellen 12 en 14)
Bedrijfstemperatuur -20°C ÷ 50°C
Nee
Beschermingsgraad IP 44
Afmetingen en gewicht
Functies met zelflering
Zelflering van het soort inrichting "STOP" (contact NO, NC of weerstand 8,2K).
Zelflering van de poortlengte en berekening van de punten van vertraging en gedeeltelijke
opening.
Technische gegevens Ingebouwde radio-ontvanger
Typologie Ingebouwde ontvanger met 4 kanalen voor radiobesturing
Frequentie 433.92MHz
Codering Digitale 12 bits-vaste code, type FLO
Digitale 52 bits-rolling code, type FLOR
Digitale 64-bitsrolling code Bit, type SMILO
Compatibiliteit zenders (1) FLO, VERY VE
FLOR, VERY VR; alleen enkele groep: ERGO, PLANO, PLANOTIME
SMILO
Aantal zenders dat opgeslagen kan worden
Maximaal 160 bij geheugenopslag in Modus I
Impedantie ingang 52
Gevoeligheid beter dan 0.5µV
Bereik van de zenders Van 100 tot 150m, Deze afstand kan variëren wanneer er obstakels of eventuele
elektromagnetische storingen zijn; ook is van invloed de plaats van de ontvangstantenne
Uitgangen Voor instructies volgens de tabellen 4 en 5
Bedrijfstemperatuur -20°C ÷ 55°C
Opmerking 1: de eerste zender welke ingevoerd wordt bepaalt ook het soort zenders dat daarna ingevoerd kan worden
152
Typologie Zender met 2 kanalen voor radiobesturing
Frequentie 433.92MHz
Codering Digitale 12 bits Rolling code, Digitale 52 bits Rolling code, Digitale 64 bits Rolling code,
type FLO type FLOR type SMILO
Toetsen 2
Stroomtoevoer 12Vdc met batterij van het type 23A
Opname 25mA
Levensduur van de batterij 1 jaar, geschat op een basis van 20 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C
(bij lage temperaturen vermindert de batterijwerking)
Uitgestraald vermogen 100µW
Afmetingen en gewicht 72 x 40 h 18mm / 30g 72 x 40 h 18mm / 30g Doorsnede 48 h14mm / 19g
Beschermingsgraad IP 40 (gebruik binnenshuis)
Bedrijfstemperatuur -40°C ÷ 85°C
Technische gegevens zender: FLO2 zender: FLO2R-S zender: SM2
153
NL
Proficiat met de keuze van een product Nice voor uw
automatisering! Nice S.p.a. produceert componenten
voor het automatiseren van poorten, deuren, rolpoor-
ten, rolluiken en zonwering: reductiemotors, bestu-
ringseenheden, afstandsbedieningen, waarschuwings-
lichten, fotocellen en accessoires. Nice gebruikt uitslui-
tend kwaliteitsmateriaal en -bewerkingen, en geroepen
als zij zich voelt, zoekt ze naar vernieuwende oplossin-
gen die haar apparaten - verzorgd in de technische
esthetische en ergonomische aspecten - zo gebruiks-
vriendelijk mogelijk maakt:in het uitgebreide program-
ma van Nice zal uw installateur ongetwijfeld dat pro-
duct uitgekozen hebben dat het meest aan uw eisen
beantwoordt. Nice is echter niet de fabrikant van uw
automatiseringsinstallatie, die daarentegen het resul-
taat is van analyse, evaluatie, keuze van materialen, en
het aanleggen daarvan door uw vertrouwensinstalla-
teur. Elke automatisering is uniek en alleen uw installa-
teur bezit de ervaring en het vakmanschap dat nodig is
om een installatie volgens uw verlangens uit te voeren,
veilig en betrouwbaar in de tijd, en vooral volgens de
regelen der kunst, dat wil zeggen conform de gelden-
de voorschriften. Een automatiseringsinstallatie is een
groot gemak, een waardevol veiligheidssysteem en
kan met een beetje aandacht tot in lengte van dagen
duren. Ook al beantwoordt de automatisering in uw
bezit aan het in normen en wetten voorgeschreven vei-
ligheidsniveau, dit sluit niet uit dat er een “restrisico”
bestaat, dat wil zeggen de mogelijkheid dat er gevaar-
lijke situaties kunnen ontstaan, die gewoonlijk te wijten
zijn aan onverantwoordelijk of zelfs verkeerd gebruik;
hierom willen wij u enige adviezen geven hoe u met de
automatisering dient om te gaan teneinde elk eventu-
eel probleem te voorkomen:
Voordat u de automatisering voor de eerste
maal gaat gebruiken, is het raadzaam u door de
installateur te laten uitleggen waar de restrisico's
ontstaan, en enkele minuten van uw tijd te besteden
aan het lezen van deze handleiding met aanwij-
zingen en aanbevelingen voor de gebruiker
die de installateu u overhandigd heeft. Bewaar
deze handleiding voor eventuele toekomstige twij-
fels en geef haar aan een eventuele nieuwe eigenaar
van de automatisering.
Uw automatisering is een machine die
getrouwelijk uw instructies opvolgt; onverant-
woordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het
een gevaarlijke machine wordt: laat de automatise-
ring niet werken als er zich mensen, dieren of zaken
binnen haar bereik bevinden.
Kinderen: een automatiseringsinstallatie biedt een
hoge graad van veiligheid, doordat ze met haar beveili-
gingssystemen de manoeuvre bij aanwezigheid van
mensen of zaken onderbreekt en altijd een voorspelbare
en veilige activering garandeert. Het is in ieder geval ver-
standig kinderen te verbieden in de buurt van de instal-
latie te spelen en de afstandsbedieningen buiten hun
bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per
ongeluk in werking komt: het is geen speelgoed!
Storingen: Zodra u constateert dat de automatise-
ringsinstallatie niet werkt zoals ze dat zou moeten
doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te
onderbreken en haar handmatig te ontgrendelen.
Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp
van uw vertrouwensinstallateur in: intussen kan de
installatie werken als een niet geautomatiseerde toe-
gang, wanneer u de reductiemotor op de hieronder
beschreven manier ontgrendeld hebt.
Onderhoud: Zoals elke machine heeft uw installa-
tie periodiek onderhoud nodig om haar zo lang
mogelijk en geheel veilig te laten werken.Stel met uw
installateur een onderhoudsplan met periodieke fre-
quentie op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een
woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan,
maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een
meer of minder intensief gebruik. Alle controle-,
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen
uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden
uitgevoerd.
Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, breng
geen wijzigingen aan de installatie en de programme-
rings- en afstellingsparameters van uw automatise-
ringsinstallatie aan: uw installateur is aansprakelijk.
• De opleveringstest, de periodieke nderhoudswerk-
zaamheden en de eventuele reparatiewerkzaamhe-
den dienen gedocumenteerd te worden door wie die
uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar
van de installatie bewaard te worden.
De enige werkzaamheden die de gebruiker regel-
matig kan en moet uitvoeren zijn het reinigen van de
glaasjes van de fotocellen en het verwijderen van bla-
deren en stenen die het automatisme in diens wer-
king kunnen belemmeren. Om te voorkomen dat
iemand de deur in beweging kan bregen dient u
eraan te denken voordat u dit gaat doen het auto-
matisme (zoals verderop beschreven) te ontgrende-
len en voor het schoonmaken alleen een enigszins
vochtige in water gedrenkte doek te gebruiken.
Afvalverwerking: Als de automatisering niet meer
gebruikt kan worden, dient u zich ervan te vergewis-
sen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd perso-
neel wordt uitgevoerd en dat het materiaal volgens
de plaatselijk geldende voorschriften wordt herge-
bruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden.
In geval van defecten of stroomuitval: In
afwachting van het bezoek van uw installateur, (of het
terugkeren van de elektrische stroom als de installa-
tie niet van bufferbatterijen voorzien is), mag de instal-
latie gebruikt worden als elke andere niet-geautoma-
tiseerde toegang. Hiertoe dient u de automatisering
handmatig te ontgrendelen: aan deze handeling, die
de enige is die de gebruiker van de automatisering
mag uitvoeren, heeft Nice bijzonder veel aandacht
besteed om u altijd een maximum aan gebruiksvrien-
delijkheid te garanderen, zonder dat u gereedschap
moet gebruiken of fysieke kracht moet aanwenden.
Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD
Deze aanwijzingen kunnen een aanvulling zijn op de “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering” die de installateur aan de eigenaar van de automatisering zal overhandingen en
die hiermee aangevuld dienen te worden.
154
Ontgrendeling en handmatige manoeuvre: voordat u dit gaat doen dient u erop te letten dat ontgrendeling
alleen kan plaatsvinden wanneer de vleugel stil staat.
Voor vergrendeling: doe hetzelfde, maar dan in omgekeerde volgorde
1 Verschuif het plaatje dat
het slot beschermt.
2 Steek de sleutel in het
slot en draai die met de
wijzers van de klok om
3 Trek aan de ontgrende-
lingshandgreep
4 Verplaats de vleugel
handmatig
Bediening wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn: indien de veiligheidsinrichtingen van de
poort niet correct mochten functioneren, kunt u de poort toch bedienen.
Activeer de bediening van de poort (met de afstandsbediening, sleutelschakelaar, etc.); als alles in orde is zal de poort
normaal open of dicht gaan, anders zal het knipperlicht enkele malen knipperen en zal de manoeuvre niet van start
gaan (het aantal malen dat het knipperlicht knippert heeft te maken met de reden waarom de manoeuvre niet van
start kan gaan).
In dit geval moet u de bedieningsinrichting binnen 3 seconden nogmaals activeren en geactiveerd houden.
Na ongeveer 2s komt de poort in beweging en wel in de modus “iemand aanwezig”, d.w.z. zolang de bedieningsin-
richting geactiveerd blijft, beweegt de poort; zodra de bedieningsinrichting losgelaten wordt, stopt de poort.
Wanneer de beveiligingen buiten gebruik zijn, moet het automatisme zo snel mogelijk gerepareerd
worden.
Vervanging van de batterij van de afstandsbediening: als uw afstandsbediening na enige tijd minder lijkt te wer-
ken, of helemaal niet te werken, zou dit eenvoudigweg kunnen komen omdat de batterij leeg is (afhankelijk van het type
daarvan kan dat na verschillende maanden of na twee/drie jaar zijn). U kunt dit zien doordat het waarschuwingslampje
dat de doorzending bevestigt, zwak brandt, of helemaal niet brandt, of slechts eventjes brandt. Voordat u zich tot de
installateur wendt kunt u proberen de batterij van een andere zender die wèl werkt, in te zetten: als dit de oorzaak van
de storing is, behoeft u alleen maar een nieuwe batterij van hetzelfde type in te zetten.
Let op: De batterijen bevatten vervuilende stoffen: gooi ze niet met het gewone huisvuil weg, maar gebruik de metho-
den die in de plaatselijke voorschriften voorzien zijn.
Bent u tevreden? Indien u in uw huis nog een nieuwe automatiseringsinstallatie zou willen, kunt u zich, wanneer u
zich tot dezelfde installateur en Nice wendt, van de adviezen van een specialist en de meest geavanceerde producten
op de markt verzekeren. Het resultaat: een automatisering die het
best functioneert en een maximale compatibiliteit met de andere automatiseringen
Wij bedanken u voor het lezen van deze aanbevelingen, en wij hopen dat u veel plezier van uw nieuwe installatie zult
hebben: wend u voor elke vraag, nu of in de toekomst, vol vertrouwen tot uw installateur.

Documenttranscriptie

For sliding gates Road200 Instructions and warnings for the fitter Istruzioni ed avvertenze per l’installatore Instructions et recommandations pour l’installateur Anweisungen und Hinweise für den Installateur Instrucciones y advertencias para el instalador Instrukcje i uwagi dla instalatora Aanwijzingen en aanbevelingen voor de installateur Road200 Inhoud: 1 pag. Aanbevelingen 135 7 Nadere details 144 7.1 Programmeertoetsen 144 2 Beschrijving van het product en gebruiksbestemming 135 7.2 Programmeren 145 2.1 Gebruikslimieten 136 7.2.1 Functies eerste niveau (functies ON-OFF) 145 2.2 Voorbeeld van een installatie 136 7.2.2 Programmering eerste niveau 2.3 Lijst van kabels 136 (functies ON-OFF) 7.2.3 3 Installatie 137 3.1 Controles vooraf 137 3.2 Bevestiging van de reductiemotor 137 3.3 Installatie van de verschillende inrichtingen 138 3.4 Elektrische aansluitingen 139 3.5 Beschrijving van de elektrische aansluitingen 140 140 Functies tweede niveau (instelbare parameters) 7.2.4 146 Voorbeeld van programmering tweede niveau (instelbare parameters) 7.2.6 145 Programmering tweede niveau (instelbare parameters) 7.2.5 145 146 Voorbeeld van programmering eerste niveau (functies ON-OFF) 147 7.3 Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen 147 7.3.1 Ingang STOP 147 4 Eindcontroles en start 4.1 Keuze van de looprichting 4.2 Aansluiting van de stroomtoevoer 140 7.3.2 Fotocellen 148 4.3 Herkenning van de vleugellengte 141 7.4 Speciale functies 148 4.4 Controle van de manoeuvre van de poort 141 7.4.1 Functie “Open altijd” 148 4.5 Vooraf ingestelde functies 141 7.4.2 Functie “Beweeg in ieder geval” 148 4.6 Radio-ontvanger 141 7.5 Aansluiting andere inrichtingen 149 4.7 Geheugenopslag van de zenders 142 7.6 Oplossen van problemen 149 4.7.1 Geheugenopslag modus I 142 7.7 Diagnostiek en signaleringen 149 4.7.2 Geheugenopslag modus II 142 7.7.1 Signalering met het knipperlicht 149 4.7.3 Geheugenopslag “op afstand” 143 7.7.2 Signalering op de besturingseenheid 150 4.7.4 Wissen van de radiozenders 143 7.8 Accessoires 150 5 Eindtest en inbedrijfstelling 143 8 Technische gegevens 151 5.1 Eindtest 143 5.2 Inbedrijfstelling 144 Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD 6 Onderhoud en afvalverwerking 144 6.1 Onderhoud 144 6.2 Afvalverwerking 144 134 153 1) Aanbevelingen Deze handleiding bevat belangrijke informatie voor de veiligheid van mensen. Alvorens u met de installatie gaat beginnen dient u alle in deze handleiding vervatte informatie te lezen. Bewaar deze handleiding ook voor later gebruik. • Met het oog op gevaarlijke situaties die zich tijdens de installatie en het gebruik van ROAD200 kunnen voordoen, moeten ook tijdens de installatie de wetten, voorschriften en regels volledig in acht genomen worden. In dit hoofdstuk zullen algemene aanbevelingen gegeven worden; andere belangrijke aanbevelingen vindt u in de hoofdstukken “3.1 Controles vooraf”; “5 Eindtest en inbedrijfstelling”. ! Volgens de meest recente Europese wetgeving valt het aanleggen van een automatische deur of poort onder wat voorzien is in de Europese Richtlijn 98/37/EG (Richtlijn Machines) en met name onder de voorschriften: EN 12445; EN 12453 en EN 12635, die een verklaring van vermoedelijke conformiteit mogelijk maken. • • • Verdere inlichtingen, richtlijnen ten aanzien van risico’s en het samenstellen van het technisch dossier zijn beschikbaar op:“www.niceforyou.com”. • Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor technisch personeel dat voor de installatie gekwalificeerd is. Behalve de specifieke los te halen bijlage welke de installateur dient te verzorgen, namelijk “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD” kan andere informatie die in dit dossier is vervat, niet als interessant voor de eindgebruiker worden beschouwd! • Leder ander gebruik van ROAD200 dat niet voorzien is in deze aanwijzingen is verboden; oneigenlijk gebruik kan gevaar opleveren of letsel en schade aan mensen en zaken veroorzaken. • Voordat u met de installatie begint dient u een analyse van de risico’s te maken waarvan de lijst van essentiële veiligheidseisen zoals die in • • • • Bijlage I van de Richtlijn Machines zijn voorzien, deel uitmaakt; hierin geeft u de toegepaste oplossingen aan. Wij maken u erop attent dat de risico-analyse één van de documenten is die deel uit maken van het “technisch dossier” van de automatisering. Controleer of er verdere inrichtingen nodig zijn om de automatisering met ROAD200 op basis van de specifieke toepassingssituatie en aanwezige gevaren te completeren; u dient daarbij bijvoorbeeld risico’s op het gebied van botsen, beknelling, scharen, etc. en andere algemene gevaren in acht te nemen. Breng geen wijzigingen aan onderdelen aan, indien dit niet in deze handleiding is voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar storingen veroorzaken. NICE wijst elke aansprakelijkheid voor schade tengevolge van gewijzigde artikelen van de hand. Zorg ervoor dat er tijdens het installeren niets, ook geen vloeistof, in de besturingseenheid of andere open inrichting kan komen; neem eventueel contact op het het technisch servicecentrum van NICE; het gebruik van ROAD 200 in deze situaties kan een gevaarlijke situatie doen ontstaan. Het automatisme mag niet gebruikt worden voordat de inbedrijfsstelling heeft plaatsgevonden zoals dat in hoofdstuk: “5 Eindtest en inbedrijfstelling” is aangegeven. De afvalverwerking van het verpakkingsmateriaal van ROAD200 moet geheel en al volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden. Indien er zich een storing voordoet die u niet met behulp van de in deze handleiding vervatte informatie kunt oplossen, gelieve u contact op te nemen met de technische servicedienst van NICE. Wanneer er een automatische schakelaar of zekering in werking is getreden, dient u alvorens die terug te stellen, de storing op te zoeken en die te verhelpen. Voordat u de interne klemmetjes onder de dekplaat van ROAD200 aanraakt dient u alle circuits van stroomtoevoer los te koppelen; indien dit niet te zien is, dient u een bord aan te brengen met de tekst:“ LET OP ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”. 2) Beschrijving van het product en gebruiksbestemming ROAD200 is een elektromechanische reductiemotor bestemd voor de automatisering van schuifpoorten voor particulier gebruik; ze beschikt over een elektronische besturingseenheid met ingebouwde ontvanger voor radiobesturing. NL ROAD200 werkt op elektrische energie, maar bij uitval van de stroomvoorziening via het elektriciteitsnet is het mogelijk de reductiemotor met een speciale sleutel te ontgrendelen en de poort met de hand te verplaatsen. 277 85 330 195 1 135 2.1) Gebruikslimieten De gegevens met betrekking tot de prestaties van ROAD200 kunt u in hoofdstuk “8 Technische gegevens” vinden en dat zijn de enige waarden waarmee het mogelijk is correct te beoordelen of die voor een bepaalde toepassing geschikt is. Over het algemeen is ROAD200 geschikt om poorten met een maximumgewicht van 200kg of een maximale lengte van 5m te automatiseren, volgens hetgeen in de tabellen 1 en 2 is aangegeven. Met de vleugellengte kan het maximale aantal cycli per uur achter Tabel 1: limieten met betrekking tot de lengte van de vleugel elkaar bepaald worden terwijl met het gewicht het percentage van Lengte vleugel max. cycli/uur max. opeenvolgend vermindering van het aantal cycli en de maximaal toegestane snelmeter cycli heid bepaald kunnen worden; als de vleugel bijvoorbeeld langer dan Tot 3 20 13 3-4 15 10 3,8m is zouden er 15 cycli/uur en 10 cycli achter elkaar mogelijk zijn, 4-5 12 8 maar als de vleugel 170kg weegt, dient dit met 70% teruggebracht te worden: het resultaat is dus 11 cycli/uur en circa 7 cycli achter Tabel 2: limieten met betrekking tot het gewicht van de vleugel elkaar. Om oververhitting van de besturingseenheid te voorkomen is Gewicht vleugel kg Percentage cycli er een begrenzer aangebracht die gebaseerd is op de belasting van Tot 100 100% de motor en de duur van de cycli; de begrenzer treedt in werking 100÷150 85% wanneer de maximumlimiet overschreden wordt. 150÷200 70% 2.2) Voorbeeld van een installatie Op afbeelding 1 vindt u een typische installatie van een schuifpoort met toepassing van ROAD200 1 8 2 7 4 3 D 3 5 10 6 E E F 2 C C 1 Sleutelschakelaar 2 Primaire vaste contactlijst (apart verkrijgbaar) 3 Fotocellen 4 Primaire mobiele contactlijst 5 Beugel eindaanslag “Open” 6 Tandheugel 7 Secundaire vaste contactlijst (apart verkrijgbaar) 11 9 B A 8 Knipperlicht met ingebouwde antenne 9 ROAD200 10 Beugel eindaanslag “Dicht” 11 Radiozender 2.3) Lijst kabels Op de typische installatie op afbeelding 2 worden ook de kabels aangegeven die noodzakelijk zijn voor de aansluiting van de verschillende inrichtingen; in tabel 3 worden de kenmerken van de kabels aangegeven. Tabel 3: lijst kabels Aansluiting A: Elektrische toevoerleiding B: Knipperlicht met antenne C: Fotocellen D: Sleutelschakelaar E: Primaire contactlijst F: Bewegende contactlijsten ! De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het type installatie; zo bevelen we bijvoorbeeld een kabel van het type H03VV-F aan, wanneer die binnenshuis gebruikt wordt of van het type H07RN-F wanneer ze buitenshuis gebruikt wordt. Type kabel 1 kabel 3x1,5mm2 1 kabel 2x0,5mm2 1 afgeschermde kabel type RG58 1 kabel 2x0,25mm2 voor zender 1 kabel 4x0,25mm2 voor ontvanger 2 kabels 2x0,5mm2 (opm. 2) 1 kabel 2x0,5mm2 (opm. 3) 1 kabel 2x0,5mm2 (opm. 3) Maximaal toegestane lengte 30m (opm. 1) 20m 20m (aanbevolen lengte minder dan 5m) 30m 30m 50m 30m 0m (opm. 4) Opm. 1: als de voedingskabel een lengte van meer dan 30m heeft, is er een kabel met een grotere doorsnede nodig, bijvoorbeeld 3x2,5mm2 en dient er aarding in de nabijheid van de automatisering plaats te vinden. Opm. 2: de twee kabels 2x0,5mm2 kunnen vervangen worden door één enkele kabel 4x0,5mm2. Opm. 3: als er meer dan één lijst is, gelieve u de paragraaf “7.3.1 Ingang STOP” te raadplegen voor het soort aanbevolen aansluiting Opm. 4: voor de aansluiting van de contactlijsten op deuren dient u de nodige maatregelen te nemen die ook aansluiting bij de in beweging zijnde vleugel mogelijk maken. 136 3) Installatie ! De installatie van ROAD200 dient door gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden waarbij de wetten, voorschriften en regels en wat in deze aanwijzingen staat, in acht worden genomen. 3.1) Controles vooraf Voordat u met de installatie van ROAD200 begint, dient u onderstaande controles uit te voeren: • Vergewis u ervan dat al het te gebruiken materiaal in een optimale staat is en geschikt is voor gebruik en conform de voorschriften. • Controleer of de structuur van de poort ervoor geschikt is geautomatiseerd te worden. • Controleer of kracht en afmetingen van de vleugel binnen de gebruikslimieten zoals die in paragraaf “2.1 Gebruikslimieten” zijn aangegeven, vallen. • Vergewis u ervan door de waarden uit hoofdstuk “8 Technische gegevens” te vergelijken, dat de statische wrijving (dat wil zeggen de benodigde kracht om de vleugel in beweging te brengen) kleiner is dan de helft van het “Maximale koppel” en dat de dynamische wrijving (dat wil zeggen de benodigde kracht om de vleugel te laten bewegen als deze eenmaal loopt) kleiner is dan de helft van het “Nominale koppel”; het is raadzaam een marge van 50% op deze krachten aan te houden, omdat slechte weersomstandigheden de wrijving kunnen verhogen. • Controleer of er over de gehele loop van de poort, zowel bij sluiting als opening, geen punten met een grotere wrijving zijn. • Controleer dat er geen gevaar bestaat dat de vleugel ontspoort en uit de geleiderails loopt. • Controleer of de mechanische stops voorbij het loopgebied van de poort sterk genoeg zijn waarbij u erop dient te letten dat er geen vervormingen ontstaan ook als de vleugel hard op de stop zou slaan. • Controleer dat de vleugel goed in evenwicht is; dat wil zeggen de vleugel niet in beweging mag komen, wanneer de manoeuvre op een willekeurige stand onderbroken wordt. • Controleer dat er op de plaats van bevestiging van de reductiemotor geen wateroverlast is; monteer de reductiemotor eventueel hoog genoeg boven de grond. • Kies de plaats van bevestiging van de reductiemotor zo, dat deze gemakkelijk ontgrendeld en gemakkelijk en veilig bewogen kan worden. • Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtingen zo gekozen zijn dat er niet tegen aan gestoten kan worden en of de bevestigingsvlakken stevig genoeg zijn. • Zorg ervoor dat er geen enkel deel van het automatisme in water of een andere vloeistof terecht kan komen • Houd alle onderdelen van ROAD200 uit de buurt van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade kunnen oplopen of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. • Indien er in de vleugel een kleinere toegangsdeur is, dient u zich ervan te vergewissen dat deze de normale loop niet belemmert, en indien dit wel het geval is, voor een adequate blokkering te zorgen. • Sluit de besturingseenheid op een leiding van de elektrische stroomvoorziening aan welke correct geaard is. • De leiding van de elektrische stroomvoorziening dient door een adequate thermogmagnetische en differentiaalschakelaar beveiligd te zijn. • Op de toevoerlijn van de stroom van het elektriciteitsnet dient een inrichting te komen die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z. met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3,5mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stekker. Als die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt, dient er een blokkeringssysteem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschakelen. 3.2) Bevestiging van de reductiemotor Als er al een bevestigingsvlak aanwezig is, dient de reductiemotor daar rechtstreeks op bevestig te worden met bijvoorbeeld expansiepluggen. Anders dient u voor het bevestigen van de reductiemotor als volgt te werk te gaan: 1. Maak een funderingsput met de juiste afmetingen en gebruik daarbij als aanwijzing de op afbeelding 3 aangegeven waarden 2. Zorg voor één of meer buizen waar de elektriciteitskabels doorheen kunnen lopen zoals dat op afbeelding 4 te zien is 3. Monteer de twee verankeringsbouten op de funderingsplaat waarbij u een moer onder en een moer boven de plaat aanbrengt; de moer onder de plaat dient aangedraaid te worden zoals u op afbeelding 5 kunt zien, zodat het deel met schroefdraad ongeveer 25÷35mm boven de plaat uit steekt. 4. Stort het cement en voordat dat hard wordt, dient u de funderingsplaat volgens de op afbeelding 3 aangegeven hwaarden aan te brengen; controleer dat die geheel evenwijdig aan de vleugel loopt en waterpas is. Wacht tot het beton helemaal uitgehard is. 5. Verwijder de 2 bovenste moeren van de plaat, zet er de reductiemotor op; controleer dat die geheel evenwijdig aan de vleugel is en draai vervolgens de 2 meegeleverde moeren en borgringen lichtjes vast zoals op afbeelding 7 te zien is. 25÷35 0÷10 192 330 0÷50 4 5 6 7 0÷10 192 0÷50 3 330 137 NL Als er reeds een tandheugel aanwezig is, dient u de stelschroeven af te stellen zoals dat op afbeelding 8 te zien is zodat het rondel van ROAD200 zich op de juiste hoogte bevindt waarbij er een speling van 1÷2mm met de tandheugel is. Anders dient u voor het bevestigen van de tandheugel als volgt te werk te gaan: 6. Ontgrendel de reductiemotor zoals dat in de paragraaf “Ontgrendeling en handmatige manoeuvre” in het hoofdstuk “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD” aangegeven is 7. Open de vleugel helemaal, laat het eerste gedeelte van de tandheugel op het rondsel rusten en controleer of het begin van de tandheugel overeenkomt met het begin van de vleugel zoals dat op afbeelding 9 te zien is. Controleer of er tussen rondsel en tandheugel een speling van 1÷2mm is, en bevestig de tandheugel vervolgens met de juiste middelen op de vleugel. 8 11 9 10 12 ! Om te voorkomen dat het gewicht van de vleugel op de reductiemotor komt te rusten is het belangrijk dat er tussen de tandheugel en het rondsel van een speling van 1÷2mm is zoals u op afbeelding 10 kunt zien. 8. Verschuif de vleugel en gebruik bij het bevestigen van de andere elementen steeds het rondsel als uitgangspunt. 9. Zaag het overgebleven deel aan het andere uiteinde van de tandheugel af. 10. Probeer nu de vleugel verschillende malen in de openings- en sluitrichting te verschuiven en controleer of de tandheugel recht over het rondsel loopt met een foutuitlijning van ten hoogste 5mm. En dat de speling van 1÷2mm tussen rondsel en tandheugel daadwerkelijk aanwezig is. 11. Draai de bevestigingsmoeren van de reductiemotor krachtig aan en verzeker u er zo van dat deze stevig vast op de grond zit; bedek de bevestigingsmoeren met de daarvoorbestemde kapjes zoals op afbeelding 11 te zien is. 12. Bevestig de beugels voor de eindaanslagen van de standen “Open” en “Dicht” met de bijbehorende stiften op de uiteinden van de tandheugel zoals u op afbeelding 12 kunt zien. Denk eraan dat wanneer de eindaanslagen in werking treden de vleugel nog 2÷3cm doorloopt; het is dus raadzaam de beugels van de eindaanslagen met een zekere marge op de mechanische stops aan te brengen. 13. Vergrendel de reductiemotor zoals in de paragraaf “Ontgrendeling en handmatige manoeuvre” in het hoofdstuk “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD” aangegeven is. 3.3) Installatie van de verschillende inrichtingen Installeer de andere inrichtingen overeenkomstig de daarop betrekking hebbende aanwijzingen. Controleer in paragraaf “3.5 Beschrijving van de elektrische aansluitingen” en op afbeelding 1 de inrichtingen die op de ROAD200 kunnen worden aangesloten. 138 3.4) Elektrische aansluitingen ! Bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen mag de installatie absoluut niet onder spanning staan en moet een eventuele bufferbatterij losgekoppeld worden. 1. Om de beschermingsplaat te verwijderen en toegang tot de elektronische besturingseenheid van ROAD200 te verkrijgen dient u de schroef aan de zijkant weg te halen en de plaat weg te halen door die naar boven toe weg te trekken. 2. Verwijder het rubber membraan, dat de opening waar de kabels doorheen gevoerd worden afsluit en leid alle aansluitingskabels naar de verschillende inrichtingen waarbij u deze ongeveer 20÷30cm langer laat dan noodzakelijk is. Zie tabel 3 voor het type kabels en afbeelding 2 voor de aansluitingen. 3. Bind alle kabels die de reductiemotor binnenkomen met een bandje samen en plaats dat bandje eventjes onder de boring waar de kabels binnenkomen. Snijd in het rubber membraan een opening waarvan de diameter iets kleiner is dan die van de samengebundelde kabels en schuif het membraan over de kabels 13 tot het bandje; zet vervolgens het membraan weer terug in de kabeldoorgang. Breng een tweede bandje net boven de membraan aan om daar de kabels bij elkaar te houden. 4. Sluit de voedingskabel op het daarvoor bestemde klemmetje aan, zoals dat op afbeelding 13 te zien is, en zet daarna de kabel met een bandje bij de eerste kabelring vast. 5. Voer de aansluiting van de andere kabels volgens het schema op afbeelding 15 uit. Voor nog meer gemak zijn de klemmetjes uitneembaar. 6. Na afloop van de aansluitingen dient u de kabels die u bij de tweede ring van de kabelhouder gebundeld hebt vast te zetten met bandjes, terwijl het resterende deel van de antennekabel aan de andere kabels met een ander bandje wordt vastgezet zoals u op afbeelding 14 kunt zien. 14 MOF MOF MOSE NL LUCYB 15 139 3.5) Beschrijving van de elektrische aansluitingen In deze paragraaf vindt u een beknopte beschrijving van de elektrische aansluitingen; verdere informatie in paragraaf “7.3 Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen”. Klemmetjes Functie ANTENNE 1-2 Stap–voor-stap 3-4 Stop 1-5 Foto 4-6 Fototest 7-8 Knipperlicht Beschrijving Ingang voor aansluiting van de antenne voor de radio-ontvanger. De antenne is in LUCY B ingebouwd; als alternatief kan er een externe antenne gebruikt worden of het stuk kabel dat als antenne functioneert en reeds op het klemmetje aanwezig is, laten zitten. ingang voor inrichtingen die de manoeuvre aansturen; het is mogelijk contacten van het type “Normaal Open”aan te sluiten Ingang voor inrichtingen die de lopende manoeuvre kunnen blokkeren of eventueel kunnen onderbreken; door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de ingang STOP contacten van het type “Normaal Dicht”, type “Normaal Open” of inrichtingen met een constante weerstand aansluiten. Meer informatie over STOP vindt u in paragraaf “7.3.1 Ingang STOP”. Ingang voor veiligheidsinrichtingen zoals de fotocellen. Deze treden tijdens het sluiten in werking en laten de poort teruglopen. Het is mogelijk contacten van het type “Normaal gesloten” aan te sluiten. Meer inlichtingen over FOTO vindt u in de paragraaf “7.3.2 Fotocellen”. Telkens wanneer er een manoeuvre van start gaat worden alle veiligheidsinrichtingen gecontroleerd en alleen wanneer de test een gunstig resultaat heeft, gaat de manoeuvre van start. Dit is mogelijk dankzij een bijzondere manier van aansluiten; de zenders van de fotocellen “TX hebben een aparte stroomvoorziening ten opzichte van de ontvangers “RX”. Meer informatie over de aansluiting vindt u in de paragraaf “7.3.2 Fotocellen”. het is mogelijk op deze uitgang het knipperlicht van NICE “LUCY B” met een 12V-autolampje van 21W aan te sluiten. Tijdens de manoeuvre knippert dit met een tijdsduur van 0,5s aan en 0,5s uit. 4) Eindcontroles en start Alvorens met de fase van eindcontroles en de start van de automatisering te beginnen is het raadzaam de wagen los te haken en de vleugel halverwege te zetten zodat deze vrijelijk zowel open als dicht kan gaan. 4.1) Keuze van de richting Afhankelijk van de plaats van de reductiemotor ten opzichte van de vleugel dient u de richting voor de openingsmanoeuvre te kiezen; indien de vleugel om open te gaan naar links moet bewegen, dient u de keuzeschakelaar naar links te verschuiven zoals op afbeelding 16 4.2) Aansluiting op de stroomvoorziening ! De aansluiting van de stroomvoorziening naar de ROAD200 dient door ervaren, deskundig personeel in het bezit van de vereiste kenmerken uitgevoerd te worden onder volledige inachtneming van wetten, voorschriften en reglementen. Zodra de ROAD200 onder spanning staat, is het raadzaam enkele eenvoudige controles uit te voeren: 1. Controleer dat het ledlampje OK regelmatig knippert met een frequentie van één knippering per seconde. 2. Controleer dat de motor niet de manoeuvre van de poort aanstuurt en dat het gebruikerslicht uit is. Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar de besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen nauwkeuriger te controleren. Meer nuttige informatie voor het opsporen van storingen vindt u in paragraaf “7.6 Oplossing van problemen” 140 16 te zien is, als de vleugel om open te gaan naar rechts moet bewegen dient u de keuzeschakelaar naar rechts te verplaatsen zoals u op afbeelding 17 kunt zien. 17 4.3) Herkennen van de vleugellengte Het is noodzakelijk dat de besturingseenheid de openings- en sluitstanden van de poort kan herkennen; in deze fase wordt de lengte van de vleugel vanaf de eindaanslag sluitstand tot die van de openingsstand gemeten; dit is noodzakelijk voor het berekenen van de punten van vertraging en gedeeltelijke opening. Behalve deze posities wordt in deze fase de configuratie van de ingang STOP opgenomen en in het geheugen opgeslaan en wordt gecontroleerd of de ingang FOTO in de modus “Fototest” al dan niet aangesloten is. 18 1. Druk op de toetsen [▲▼] en [Set] en houd die ingedrukt 2. Laat de toetsen los wanneer de manoeuvre van start gaat (na ongeveer 3s) 3. Controleer of deze manoeuvre een sluitmanoeuvre is; zo niet druk dan op de toets [STOP] en controleer nog aandachtiger de paragraaf “4.1 Keuze van de richting”; herhaal dit van punt 1. 4. Wacht dat de besturingseenheid de herkenningsprocedure uitvoert: sluiten, openen en opnieuw sluiten van de poort. 5. Druk op de toets [PP] om een complete openingsmanoeuvre uit te voeren. 6. Druk op de toets [PP] om de poort te sluiten. Indien dit niet allemaal mocht gebeuren dient u onmiddellijk de stroomvoorziening naar de besturingseenheid te onderbreken en de elektrische aansluitingen nog beter te controleren. Als na afloop van de herkenningsfase de ledlampjes L2 en L3 knipperen, betekent dit dat er een fout is; zie de paragraaf “7.6 Oplossen van problemen”. De fase van herkenning van de vleugellengte en van de configuratie van de ingangen STOP en FOTO kan op elk gewenst moment herhaald worden, ook na de installatie (bijvoorbeeld als één van de beugels van de eindaanslagen verplaatst wordt); u behoeft dit slechts vanaf punt 1 te herhalen. 4.4) Controle van de manoeuvre van de poort Na het herkennen van de lengte van de vleugel is het raadzaam enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de poort correct beweegt. 1. Druk op de toets [PP] om de instructie voor de manoeuvre “Open” te geven; controleer of de openingsmanoeuvre van de poort regelmatig verloopt zonder verandering van snelheid; pas wanneer de vleugel tussen de 50 en 30cm van de eindaanslag van de openingsstand verwijderd is, zal hij langzamer moeten gaan lopen en tot stilstand komen op 2÷3cm vanaf de mechanische stop openingsstand. 2. Druk op de toets [PP] om de instructie voor de manoeuvre “Sluit” te geven; controleer of de sluitmanoeuvre van de poort regelmatig verloopt zonder verandering van snelheid; pas wanneer de vleugel tussen de 70 en 50cm van de eindaanslag van de sluitstand verwijderd is, zal hij langzamer moeten gaan lopen en tot stilstand komen op 2÷3cm vanaf de mechanische stop sluitstand. 3. Controleer dat het knipperlicht tijdens de manoeuvres met een frequentie van 0,5s aan en 0,5s uit knippert. 4. Voer meerdere openings-en sluitmanoeuvres uit om te beoordelen of er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of andere onregelmatigheden zijn, zoals punten met een grotere wrijving. 5. Controleer dat de reductiemotor ROAD200, de tandheugel en de beugels van de eindaanslagen solide, stevig en voldoende duurzaam bevestigd zijn, ook wanneer er zich een plotselinge snelheidstoename of –afname in de beweging van de poort voortdoet 4.5) Vooraf ingestelde functies De besturingseenheid van ROAD200 beschikt over enkele programmeerbare functies; in de fabriek worden deze functies in een configuratie afgesteld die voor het merendeel van de automatiseringen optimaal is; in ieder geval kunnen de functies op elk gewenst moment via de juiste programmeringsprocedure gewijzigd worden; raadpleeg hiervoor paragraaf “7.2 Programmeringen”. 4.6) Radio-ontvanger Voor het aansturen op afstand van ROAD200 is er in de besturingseenheid een radio-ontvanger ingebouwd die op een frequentie van 433,92 MHz werkt en met de onderstaande typen zenders compatibel is: Omdat het type codering verschilt, bepaalt de eerste zender welke ingevoerd is, ook het soort zenders dat daarna ingevoerd kan worden. Er kunnen maximaal 160 zenders in het geheugen opgeslagen worden. Tabel 4: zenders FLO FLOR SMILO FLO1 – FLO2 – FLO4 VERY VE FLOR1 – FLOR2 – FLOR4 VERY VR ERGO1 – ERGO4 – ERGO6 PLANO1 – PLANO4 – PLANO6 SM2 – SM4 141 NL 4.7) Geheugenopslag van de radiozenders Elke radiozender wordt door de radio-ontvanger herkend via een “code” die bij elke andere zender anders is. Er is dus een fase van “geheugenopslag” nodig waardoor de ontvanger in staat zal zijn elke afzonderlijke zender te herkennen; de zenders kunnen op 2 manieren in het geheugen van de ontvanger opgeslagen worden: Modus I: in deze modus is de functie van de toetsen van de zender reeds gedefineerd en is er aan elke toets in de besturingseenheid de instructie gekoppeld zoals die in tabel 5 is weergegeven; er vindt één enkele opslagfase voor elke zender plaats waarvan alle toetsen worden opgeslagen; tijdens deze fase is het niet van belang op welke toets u drukt en wordt er slechts één plaats in het geheugen ingenomen. In modus I kan een zender gewoonlijk slechts één enkele automatisering aansturen. Tabel 5: geheugenopslag Modus I Toets T1 Toets T2 Toets T3 Toets T4 Instructie “PP” Instructie “Voetgangersopening” Instructie “Open” Instructie “Sluit” N.B: de zenders met 1 kanaal beschikken alleen over de toets T1, de zenders met twee kanalen beschikken alleen over de toetsen T1 en T2. Tabel 6: instructies beschikbaar in Modus II Modus II: in deze modus kan elke afzonderlijke toets van een zender aan één van de 4 mogelijke instructies van de besturingseenheid zoals die in tabel 6 weergegeven zijn, gekoppeld worden; per fase wordt slechts één toets in het geheugen opgenomen en wel die waarop u tijdens de geheugenopslag drukt. In het geheugen wordt één plaats voor elke in het geheugen opgeslagen toets ingenomen. In modus II kunnen verschillende toetsen van dezelfde zender gebruikt worden om meerdere instructies aan dezelfde automatisering te geven. Zo wordt bijvoorbeeld in tabel 7 alleen de automatisering “A” aangestuurd en de toetsen T3 en T4 aan dezelfde instructie gekoppeld; of in het voorbeeld van tabel 8 waar 3 automatiseringen “A” (toetsen T1 en T2), “B” (toets T3) en “C” (toets T4) worden aangestuurd. ! Omdat de procedures voor geheugenopslag een tijdlimiet van 10 s kennen, moet u eerst de aanwijzingen in de volgende paragraaf doorlezen en daarna tot uitvoering daarvan overgaan. 1 2 3 4 Instructie “PP” Instructie “Voetgangersopening” Instructie “Open” Instructie “Sluit” Tabel 7: 1ste voorbeeld van geheugenopslag in Modus II Toets T1 Toets T2 Toets T3 Toets T4 Instructie “Open” Instructie “Sluit” Instructie “Voetgangersopening” Instructie “Voetgangersopening” Automatisering A Automatisering A Automatisering A Automatisering A Tabel 8: 2de voorbeeld van geheugenopslag in Modus II Toets T1 Toets T2 Toets T3 Toets T4 Instructie “Open” Instructie “Sluit” Instructie “PP” Instructie “PP” Automatisering A Automatisering A Automatisering B Automatisering C 4.7.1) Geheugenopslag modus I 19 Tabel 9: voor het opslaan van een zender in modus I 1. Druk op het knopje op de ontvanger en houd dit ingedrukt (gedurende circa 4s) 2. Laat het knopje weer los wanneer het ledlampje op de ontvanger gaat branden 3. Druk binnen 10s tenminste 3s lang op een willekeurige toets van de te bewaren zender Voorbeeld 4s 3s 4. Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal het ledlampje op de besturingseenheid 3 maal gaan knipperen. Indien er nog meer afstandbedieningen opgeslagen moeten worden, dient u nogmaals stap 3 binnen 10s uit te voeren. De opslagfase wordt beëindigd, als er binnen 10 seconden geen nieuwe codes ontvangen worden. x3 4.7.2) Geheugenopslag modus II Tabel 10: voor het opslaan van een toets op een zender in modus II 1. 2. 3. Voorbeeld Druk zoveel maal op het knopje op de besturingseenheid als overeenkomt met het nummer van de gewenste instructie zoals blijkt uit tabel 5 Controleer dat het ledlampje radio op de besturingseenheid zoveel maal knippert als het nummer van de gewenste instructie Druk binnen 10s tenminste 3s op de gewenste toets van de in het geheugen te bewaren zender 1....4 1....4 3s 4. Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal het ledlampje op de ontvanger 3 maal knipperen. Indien er voor dezelfde instructie nog meer zenders opgeslagen moeten worden, dient u punt 3 binnen nog eens 10 s te herhalen. De opslagfase wordt beëindigd, als er binnen 10 seconden geen nieuwe codes ontvangen worden. 142 x3 4.7.3) Geheugenopslag “op afstand” U kunt een nieuwe radiozender in het geheugen opslaan zonder rechtstreeks op het knopje van de ontvanger te drukken. U dient dan over een functionerende afstandsbediening te beschikken, die reeds in het geheugen is opgeslagen. De nieuwe te bewaren zender “erft” de kenmerken van die welke reeds in het geheugen bewaard is. Als de eerste zender in modus I opgeslagen is, wordt dus ook de nieuwe in modus I opgeslagen en kunt u dus op een willekeurige toets van de zenders drukken. Als de reeds functionerende zender daarentegen in modus II opgeslagen is, zal ook de nieuwe in modus II worden opgeslagen en is het van belang dat u bij de eerste zender op de toets drukt welke aan de gewenste instructie gekoppeld is, en bij de tweede zender op de toets welke u aan die instructie wilt koppelen. ! Geheugenopslag op afstand kan plaats vinden in alle ontvangers welke zich binnen het bereik van de zender bevinden; het is dus van belang dat alleen die besturingseenheid onder spanning staat welke geprogrammeerd moet worden. Ga met de twee zenders binnen het bereik van de automatisering staan en voer de volgende stappen uit: Tabel 11: voor het opslaan van een zender “op afstand” Voorbeeld 1. Druk tenminste 5s op de toets van de nieuwe radiozender en laat hem dan weer los. 2. Druk 3 keer langzaam op de toets van de reeds in het geheugen bewaarde radiozender. 3. Druk 1 keer langzaam op de toets van de nieuwe radiozender. 5s 1s 1s 1s 1s Nu zal de nieuwe radiozender door de ontvanger herkend worden en zal hij de kenmerken overnemen die de reeds in het geheugen bewaarde zender had. Indien er nog andere zenders opgeslagen moeten worden, dient u alle stappen voor elke nieuwe zender te herhalen. 4.7.4) Wissen van de radiozenders Tabel 12: voor het wissen van alle zenders Voorbeeld 1. Druk op de toets radio op de besturingseenheid en houd die ingedrukt 2. 3. Wacht dat het ledlampje radio gaat branden, wacht vervolgens dat het uit gaan en wacht dan dat het 3 maal knipper Laat de toets los precies wanneer het ledlampje voor de 3de maal knippert 4. Als de procedure tot een goed einde is gekomen, zal het ledlampje na enige ogenblikken 5 maal knipperen. x3 x5 5) Eindtest en inbedrijfstelling Dit is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering teneinde een zo groot mogelijke veiligheid te garanderen. De eindtest kan ook als periodieke controle voor de verschillende inrichtingen van de automatisering gebruikt worden. ! De eindtest van de gehele installatie moet door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. NL Dat moet ook bepalen welke tests in functie van de bestaande risico’s noodzakelijk zijn en controleren of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels en met name alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor poorten bepaalt, in acht genomen zijn. 5.1) Eindtest Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoorbeeld contactlijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase in de eindtest vereist; voor deze inrichtingen zullen de procedures uit de desbetreffende handleidingen met aanwijzingen gevolgd moeten worden. Voor de eindtest van ROAD200 dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren: 1. Controleer dat de voorschriften vervat in hoofdstuk 1 “AANBEVELINGEN” nauwkeurig in acht genomen worden; 2. Voer met behulp van de bedienings-of uitschakelingsorganen (sleutelschakelaar, bedieningstoetsen of radiozenders), tests voor het doen sluiten, openen en stoppen van de poort uit en verifieer of de manoeuvre uitgevoerd wordt zoals dat voorzien is. 3. Controleer één voor één of alle veiligheidsinrichtingen in de installatie (fotocellen, contactlijsten, etc.) goed werken; met name of het ledlampje OK op de besturingseenheid telkens wanneer een van deze inrichtingen in werking treedt, 2 maal snel knippert ter bevestiging van het feit dat de besturingseenheid de gebeurtenis herkent 4. Om te controleren of de fotocellen goed werken en met name of er geen interferenties met andere inrichtingen zijn, voert u een 30 cm lange cilinder met een diameter van 5 cm op de optische as, eerst dichtbij de TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden van die twee. Ga dan na of de inrichting in alle gevallen in werking treedt en van de actieve status op de alarmstatus overgaat, en omgekeerd. Tenslotte controleert u of dat de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept, bijvoorbeeld of bij de sluitmanoeuvre deze niet wordt uitgevoerd. 5. Als gevaarlijke situaties welke door de beweging van de vleugel opgeheven zijn door middel van beperking van de stootkracht, dient u deze kracht te meten volgens de voorschriften van de norm EN 12445. Als afstelling van de “Snelheid” en de aansturing van het “Motorkracht” gebruikt worden als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht terug te brengen, probeer dan die instelling te vinden, welke de beste resultaten oplevert. 143 5.2) Inbedrijfstelling Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eindtest van ROAD200 en de andere aanwezige inrichtingen met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of inbedrijfstelling in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan. 1. Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar dat tenminste 10 jaar, dat tenminste bestaat uit: de overzichtstekening van de automatisering, het elektrisch bedradingsschema, een analyse van de risico’s en de toegepaste oplossing daarvoor, de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor alle gebruikte inrichtingen (gebruik voor ROAD200 de bijgevoegde CE-Conformiteitsverklaring); kopie van de gebruiksaanwijzingen en het onderhoudsplan van de automatisering. 2. Breng een plaatje op de poort aan met daarop tenminste de volgende gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en “CE”-keurmerk. 3. Breng op de poort een niet te verwijderen etiket of plaatje aan waarop de handelingen zijn aangegeven voor het ontgrendelen en handmatig bewegen van de poort. 4. Stel de conformiteitsverklaring voor de automatisering op en geef ze aan de eigenaar van de automatisering. 5. Maak de handleiding “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering” en geef die aan de eigenaar van de automatisering. 6. Stel een onderhoudsplan (met daarin de voorschriften voor het onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering) op en geef dit aan de eigenaar van de automatisering. 7. Informeer vóór de inbedrijfstelling van de automatisering de eigenaar uitvoerig en schriftelijk (bijvoorbeeld in de handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering) over de nog aanwezige gevaren en risico’s. 6) Onderhoud en afvalverwerking In dit hoofdstuk vindt u de benodigde informatie voor uitvoering van het onderhoudsplan en de afvalverwerking van ROAD200 6.1) Onderhoud Om de veiligheid op een constant niveau te houden en een zo lang mogelijke levensduur van de gehele automatisering te waarborgen is regelmatig onderhoud vereist. 2. 3. ! Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige inachtneming van de veiligheidsvoorschriften van deze handleiding en volgens de van kracht zijnde wettelijke voorschriften en regelgeving. Volg voor de andere inrichtingen die niet tot de ROAD200 behoren de aanwijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan daarvoor op. 1. Voor ROAD200 is een geprogrammeerde onderhoudsbeurt ver- 6.2) Afvalverwerking ROAD bestaat uit verschillende soorten materiaal, waarvan sommige hergebruikt kunnen worden (aluminium, kunststof, elektriciteitskabels); voor andere is afvalverwerking vereist (batterijen en elektronische kaarten). ! Sommige elektronische componenten evenals de batterijen zouden vervuilende stoffen kunnen bevatten. Laat ze niet in het milieu achter. Stel u op de hoogte van de recyclingsystemen of afvalverwerking en houd u daarbij aan de plaatselijk geldende voorschriften. 1. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening voor de 4. 5. eist die op zijn minst binnen 6 maanden of 10.000 manoeuvres na de vorige onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening los, met inbegrip van eventuele bufferbatterijen Controleer alle materialen waaruit de automatisering bestaat op kwaliteitsvermindering en let daarbij met name op aantasting of roestvorming van de structurele delen; vervang die delen welke onvoldoende garantie bieden. Controleer de staat van slijtage van alle bewegende delen: rondsel, tandheugel en alle delen van de poort; vervang de versleten onderdelen. Sluit de elektrische stroomvoorziening weer aan en voer alle test en controles uit zoals die in paragraaf “5.1 Eindtest” voorzien zijn. automatisering los, met inbegrip van eventuele bufferbatterijen. 2. Demonteer alle inrichtingen en accessoires, waarbij u de procedure in omgekeerde volgorde volgt ten opzichte van die welke in hoofdstuk “3 Installatie” beschreven is. 3. Verzamel voor zover mogelijk die onderdelen die hergebruikt of verwerkt kunnnen of moeten worden, zoals bijvoorbeeld de metalen delen van de kunststof delen, elektronische kaarten, batterijen, etc. 4. Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en geef deze aan bedrijven die zich met het hergebruik en de afvalverwerking daarvan bezighouden. 7) Verdere details In dit hoofdstuk worden de mogelijkheden ten aanzien van programmering, aanpassing aan de persoonlijke behoeften van de gebruiker, diagnostiek en opsporing van storingen met betrekking tot ROAD200 behandeld. 7.1) Programmeertoetsen Op de besturingseenheid van ROAD200 bevinden zich 3 toetsen die gebruikt kunnen worden zowel om de besturingseenheid tijdens de tests aan te sturen als voor het programmeren: RADIO Stop SET PP ▲▼ 144 Met de toets “RADIO “kunt u de met ROAD 200 te gebruiken radiozenders in het geheugen opnemen en daaruit verwijderen. Met de toets “STOP” kunt u de manoeuvre onderbreken; als u hem langer dan 5 seconden ingedrukt houdt kunt u de programmering binnengaan. Met de toets “PP” kunt u het openen en sluiten van de poort aansturen; of het punt van programmering naar boven of beneden verplaatsen. 20 7.2) Programmering Op de besturingseenheid van ROAD200 zijn enkele programmeerbare functies beschikbaar; instelling van deze functies vindt plaats met behulp van 2 toetsen op de besturingseenheid: [▲▼] en [Set] en worden via 3 ledlampjes: L1, L2, L3 zichtbaar gemaakt. De programmeerbare functies welke op ROAD200 beschikbaar zijn, zijn over 2 niveaus verdeeld: Eerste niveau: functies instelbaar in modus ON-OFF (actief of niet actief); in dit geval geven de ledlampjes L2 en L3 een functie aan; als het aan is, is de functie actief, als het uit is, is de functie niet actief; zie tabel 13. L1 is het ledlampje dat de status van de radio aangeeft en het wordt uitsluitend gebruikt voor de functies van het tweede niveau. Tweede niveau: parameters die afstelbaar zijn op een schaal met waarden van 1 tot 3); in dit geval geeft elk ledampje L1, L2 en L3 de waarde aan die uit 3 mogelijkheden is gekozen; zie tabel 15. 7.2.1) Functies eerste niveau (functies ON-OFF) Tabel 13: lijst programmeerbare functies: eerste niveau Ledlampje Functie L1 --L2 Snelheid Motor L3 Automatisch sluiten Beschrijving --Met deze functie kunt u uit 2 motorsnelheden kiezen: “snel”, “langzaam”. Als de functie niet geactiveerd wordt, is de ingestelde snelheid “langzaam”. Met deze functie is een automatische sluiting van de poort mogelijk na afloop van de geprogrammeerde pauzeduur; in de fabriek is de Pauzeduur afgesteld op 30 seconden maar dit kan gewijzigd worden in 15 of 60 seconden (zie tabel 15). Bij normaal functioneren van ROAD200 zijn de ledlampjes L2 en L3 aan of uit op basis van de status van de functie waaraan zij gekoppeld zijn, bijvoorbeeld L3 is aan, als de functie “Automatisch sluiten” actief is. 7.2.2) Programmering eerste niveau (functies ON-OFF) In de fabriek worden alle functies van het eerste niveau op “OFF” gezet, maar dat kan op elk gewenst moment veranderd worden zoals in tabel 14 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt, zal de procedure automatisch beëindigd worden waarbij de wijzigingen die tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen. Tabel 14: voor het wijzigen van de functies ON-OFF 1. Voorbeeld Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt SET 2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen 3. Druk op de toets [▲▼] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het ledlampje dat de te wijzigen functie vertegenwoordigt Druk op de toets [Set] om de status van de functie te wijzigen (kort knipperen = OFF; lang knipperen = ON) Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten L1 4. 5. 3s SET NL SET 10s N.B.: de punten 3 en 4 kunnen tijdens dezelfde programmeringsfase herhaald worden om andere functies op ON of OFF te zetten 7.2.3) Functies tweede niveau (instelbare parameters) Tabel 15: lijst programmeerbare functies: tweede niveau Ledlampje Parameter Ledlampje waarde van ingang (niveau) L1 L2 L3 N.B.: “ L1 Motorkracht L2 L3 L1 Functie P.P. L2 L3 L1 Pauzeduur L2 L3 Beschrijving Met deze functie kunt u de gevoeligheid van de aansturing van de kracht Laag Gemiddeld van de motor kiezen om deze aan het type poort aan te passen. De Hoog afstelling “Hoog” is meer voor grotere en zwaardere poorten geschikt. Open - stop – sluit- stop Stelt de reeks instructies af die gekoppeld zijn aan de ingang P.P of Open - stop – sluit- stop aan de eerste radioinstructie (zie tabellen 4 en 5). Woonblok 15 seconden Stelt de pauzeduur af, dat wil zeggen de tijd die er verstrijkt voordat 30 seconden de poort weer automatisch dicht gaat. Dit werkt alleen als de functie 60 seconden automatisch sluiten actief is ” dit geeft de fabrieksinstelling weer Alle parameters kunnen naar believen zonder enige contra-indicatie worden afgesteld; alleen het afstellen van de “Motorkracht” zou enige nadere aandacht kunnen vereisen: • Het is ten sterkste af te raden hoge krachtwaarden te gebruiken om het feit te compenseren dat de vleugel punten met een hoge wrijvingswaarde heeft; een te grote kracht kan afbreuk doen aan de werking van het veiligheidssysteem of schade aan de vleugel toebrengen. • Als de controle van de “motorkracht” gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem de stootkracht bij botsing te beperken dient na elke afstelling de kracht opnieuw gemeten te worden, zoals de norm EN 12445 dat voorschrijft. • Slijtage en weersinvloeden zijn van invloed op de manoeuvre van de poort; zo af en toe dient de afstelling van de kracht opnieuw gecontroleerd te worden. 145 7.2.4) Programmering tweede niveau (instelbare parameters) In de fabriek worden alle instelbare parametersfuncties ingesteld zoals in tabel 15 wordt aangegeven met: “ ”maar die kunnen op elk gewenst moment worden gewijzigd zoals in tabel 16 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt zal de procedure automatisch beeindigd worden waarbij de wijzigingen dit tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen. Tabel 16: voor het wijzigen van instelbare parameters 1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt 2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen Voorbeeld SET L1 3. 7. Druk op de toets [▲▼] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het “ledlampje ingang” dat de te wijzigen parameter vertegenwoordigt Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 5 en 6 voortdurend ingedrukt te blijven Wacht ongeveer 3s waarna dat ledlampje zal gaan branden dat het actuele niveau van de te wijzigen parameter vertegenwoordigt Druk op de toets [▲▼] om het ledlampje dat de waarde van de parameter vertegenwoordigt, te verplaatsen. Laat de toets [Set] los 8. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten. 4. 5. 6. 3s SET SET SET SET 10s N.B.: de punten 3 tot 7 kunnen tijdens dezelfde programmeringsfase herhaald worden om nog meer parameters in te stellen 7.2.5) Voorbeeld van programmering eerste niveau (functies ON-OFF) Als voorbeeld wordt de reeks handelingen gegeven die noodzakelijk is voor het wijzigen van de fabrieksinstelling van de functies voor het activeren van de functies “Hoge Snelheid” (L2) en “Automatisch Sluiten” (L3). Tabel 17: voorbeeld van programmering eerste niveau 1. Voorbeeld Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt SET 2. 3s Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 ibegint te knipperen L1 3. Druk 1 maal op toets [▲▼] om het knipperende ledlampje op het ledlampje L2 te verplaatsen 4. Druk één maal op de toets [Set] om de status van de aan L2 gekoppelde functie (Kracht motor) te wijzigen; nu zal het ledlampje L2 met lange knipperingen gaan knipperen Druk 1 maal op de toets [▲▼] om het knipperende ledlampje op het ledlampje L3 te verplaatsen SET L2 5. SET L2 L3 6. 7. Druk 1 maal op de toets [Set] om de status van de aan L3 gekoppelde functie (Automatisch Sluiten) te wijzigen; nu zal het ledlampje L3 met lange knipperingen gaan knipperen Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten SET L3 10s Na deze handelingen moeten de ledlampjes L2 en L3 blijven branden om aan te geven dat de functies “Motorsnelheid Hoog” en “Automatisch Sluiten” actief zijn. 146 7.2.6) Voorbeeld van programmering tweede niveau (instelbare parameters) Als voorbeeld geven wij de reeks handelingen die nodig is om de fabrieksinstelling van de parameters te wijzigen en de “Motorkracht” op gemiddeld (ingang op L1 en niveau op L2) af te stellen en de “Pauzeduur” op 60s (ingang op L3 en niveau op L3) te verlengen. Tabel 18: voorbeeld van programmering tweede niveau Voorbeeld 1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt 2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen 3. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 4 en 5 ingedrukt te blijven Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L3 gaat branden dat het actuele niveau van de “Motorkracht” vertegenwoordigt Druk 2 maal op toets [▲▼] om het brandende ledlampje naar L2 te verplaatsen dat de nieuwe vertegenwoordigt waarde van de “Motorkracht” Laat de toets [Set] weer los 3s SET SET L1 4. 5. 6. SET 3s L2 SET 7. Druk 2 maal op de toets [▲▼] om het knipperende ledlampje naar het ledlampje L3 te verplaatsen 8. 11. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 9 en 10 ingedrukt te blijven Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L2 gaat branden dat het actuele niveau van de “Pauzeduur” vertegenwoordigt. Druk 1 maal op de toets [▲▼] om het brandende ledlampje naar het ledlampje L3 te verplaatsen dat de nieuwe waarde van de “Pauzeduur” vertegenwoordigt. Laat de toets [Set] los 12. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten. L3 9. 10. SET L2 3s L3 SET 10s 7.3) Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een automatisering met ROAD200 toevoegen of er een uit verwijderen. Met name op de ingang STOP kunnen verschillende soorten inrichtingen aangesloten worden zoals dat in paragraaf “7.3.1 Ingang STOP” is aangegeven.”. NL 7.3.1) Ingang STOP STOP is de ingang die onmiddellijke stilstand van de manoeuvre veroorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze ingang kunnen de inrichtingen met uitgang met normaal open contacten “NA” aangesloten worden, maar ook inrichtingen met normaal gesloten contacten “NC” of inrichtingen met een uitgang met constante weerstand 8,2KΩ, zoals bijvoorbeeld de contactlijsten. De besturingseenheid herkent het soort inrichting dat tijdens de herkenningsfase op de ingang STOP is aangesloten (zie paragraaf “4.3 Herkennen van de vleugellengte”); daarna wordt een STOP veroorzaakt indien er zich een wijziging ten opzichte van de herkende staat voordoet. ! Indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, garanderen alleen die inrichtingen welke een uitgang met een constante weerstand van 8,2KΩ hebben, de veiligheidscategorie 3 tegen storingen volgens de norm EN 954-1. Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de STOPingang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van het hetzelfde type. • Er kunnen meerdere NO inrichtingen parallel op elkaar aangesloten worden zonder beperking van het aantal daarvan. • Er kunnen meerdere NC inrichtingen serieel op elkaar aangesloten worden zonder beperking van het aantal daarvan. • Er kunnen meerdere inrichtingen met een uitgang met constante weerstand 8,2KΩ via een “cascadeschakeling” op één enkele eindweerstand van 8,2KΩ aangesloten worden. • Een combinatie NA en NC is mogelijk door de 2 contacten parallel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van 8,2KΩ te verbinden (en dus is ook de combinatie van de 3 inrichtingen mogelijk: NA, NC en 8,2KΩ). 147 7.3.2) Fotocellen De besturingseenheid van ROAD200 heeft een functie “Fototest” waarmee de betrouwbaarheid van de veiligheidsinrichtingen vergroot wordt; hierdoor is het mogelijk de “categorie 2” volgens de norm EN 954-1 (uitgave 12/1998) te behalen voor wat betreft het samenstel besturingseenheid en veiligheidsfotocellen. Telkens wanneer er een manoeuvre van start gaat worden de desbetreffende veiligheidsinrichtingen gecontroleerd; alleen als alles in orde is, gaat de manoeuvre ook daadwerkelijk van start. Als de test daarentegen geen gunstig resultaat heeft (fotocel door de zon verblind, kabels in kortsluiting etc.), wordt de storing geconstateerd en wordt de manoeuvre niet uitgevoerd. Om een stel fotocellen bij te plaatsen dient u die aan te sluiten zoals hieronder beschreven is. • Aansluiting zonder de functie “Fototest” (afb. 21 – 22): Voorzie de ontvangers rechtstreeks vanuit de uitgang neveninrichtingen van de besturingseenheid van stroom (klemmetjes 1 - 4). 21 22 • Aansluiting met de functie “Fototest” (afb. 23 – 24): De stroom voor de zenders van de fotocellen wordt niet rechtstreeks van de uitgang van de neveninrichtingen genomen, maar van de uitgang “Fototest” tussen de klemmetjes 6 – 4. De maximaal beschikbare stroom op de uitgang “Fototest” is 100mA. 23 24 Indien er 2 stellen fotocellen gebruikt worden die elkaar kunnen elkaar beïnvloeden, dient u de synchronisering te activeren zoals die in de aanwijzingen voor de fotocellen beschreven is. 7.4) Speciale functies 7.4.1) Functie “Open altijd” De functie “Open Altijd” is een eigenschap van de besturingseenheid waardoor het mogelijk is altijd een openingsmanoeuvre aan te sturen wanneer de instructie “Stap-voor-Stap” langer dan 3 seconden duurt; dit is met name nuttig bij het aansluiten van het contact van een tijdschakelklok op het klemmetje P.P. om de poort tijdens een bepaald tijdsbestek open te houden. Deze eigenschap is geldig ongeacht de programmering van de ingang PP; zie parameter “Functie PP” in tabel 15. 7.4.2) Functie “Beweeg in ieder geval” Mocht de een of andere veiligheidsinrichting niet correct werken of buiten gebruik zijn, dan is het toch mogelijk de poort in de modus “Iemand aanwezig”. aan te sturen en te manoeuvreren. Zie voor de details de paragraaf “Bediening terwijl de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn” in de bijlage “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD”. 24Vac 7.5) Aansluiting van andere inrichtingen Mocht het nodig zijn externe inrichtingen zoals bijvoorbeeld een lezer voor transponderkaarten of het lampje van de verlichting van de sleutelschakelaar van stroom te voorzien, dan kunt u de stroom aansluiten zoals op afbeelding 25 te zien is. De spanning van de stroomtoevoer is 24Vac -30% ÷ +50% met maximale beschikbare stroom van 100mA. 148 25 7.6) Oplossen van problemen F2 In tabel 19 kunt u nuttige aanwijzingen vinden om eventuele storingen te verhelpen die u tijdens de installatie of bij een eventueel defect tegen kunt komen. 26 Tabel 19: opsporen van storingen Symptomen De radiozender stuurt de poort niet aan en het ledlampje op de zender gaat niet branden De radiozender stuurt de poort niet aan, maar het ledlampje op de zender gaat branden. Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en het ledlampje OK knippert niet Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en het knipperlicht knippert niet De manoeuvre gaat niet van start en het knipperlicht knippert enkele malen De manoeuvre gaat van start, maar onmiddellijk daarna vindt er een korte terugloop plaats F1 Mogelijke oorzaak en eventuele remedie Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig. Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen. Controleer of het radiosignaal van de zendercorrect wordt uitgezonden; u gaat hiervoor empirisch te werk: druk op een toets en plaats het ledlampje op de antenne van een gewoon radiotoestel (het beste is een goedkoop toestel) dat aan staat en afgestemd is op de FM-band op de frequentie van 108,5Mhz of zo dicht mogelijk daarbij; nu zou u een zacht krakend geluid moeten hoeren. Controleer of de stroomvoorziening naar de ROAD200 van de elektriciteitsleiding een spanning van 230V heeft. Vergewis u ervan dat de zekeringen F1 en F2 niet onderbroken zijn; zo ja, dan dient u de oorzaak van de storing op te sporen en ze met andere met dezelfde stroomwaarde en kenmerken te vervangen. Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als de instructie de ingang PP bereikt, moet het ledlampje tweemaal knipperen om aan te gevan dat de instructie ontvangen is. Tel het aantal malen dat dat licht knippert en controleer aan de hand van de gegevens in tabel 20. De geselecteerde kracht zou te klein kunnen zijn om de poort te laten bewegen. Controleer of er geen obstakels zijn en selecteer eventueel een grotere kracht. 7.7) Diagnostiek en signaleringen Sommige inrichtingen geven zelf al speciale signaleringen waardoor het mogelijk is de bedrijfsstatus of eventuele storing te herkennen. NL 7.7.1) Signalering met het knipperlicht Als er een knipperlicht wordt aangesloten, zal dit tijdens de manoeuvre één maal per seconde knipperen; wanneer er een storing is, zal het kortere knipperingen geven; deze knipperingen worden twee maal herhaald met daartussen een pauze van een seconde. Tabel 20: signaleringen op het knipperlicht FLASH Snelle knipperingen Oorzaak HANDELING 2 knipperingen pauze van 1 seconde 2 knipperingen Inwerkingtreding van een fotocel Bij het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen geen toestemming tot de manoeuvre, controleer of er obstakels zijn Het is normaal tijdens de manoeuvre als er daadwerkelijk een obstakel is. 3 knipperingen pauze van 1 seconde 3 knipperingen Inwerkingtreding van de begrenzer van de “Motorkracht” Tijdens de manoeuvre heeft de poort meer wrijving ondervonden; controleer de oorzaak. 4 knipperingen pauze van 1 seconde 4 knipperingen Inwerkingtreding van de ingang STOP Bij het begin van de manoeuvre of tijdens de manoeuvre is de ingang di STOP in werking getreden; controleer de oorzaak. 5 knipperingen pauze van 1 seconde 5 knipperingen Fout in de interne parameters van de elektronische besturingseenheid Wacht tenminste 30 seconden en probeer dan opnieuw een instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig defect kunnen zijn en dient de elektronische kaart vervangen te worden 6 knipperingen pauze van 1 seconde 6 knipperingen De maximumlimiet voor het aantal manoeuvres per uur is overschreden. Wacht enkele minuten dat de begrenzer van het aantal manoeuvres weer onder de maximumlimiet komt. 7 knipperingen pauze van 1 seconde 7 knipperingen Fout in de interne elektrische circuits Koppel alle circuits enige seconden van de stroomtoevoer los; probeer daarna een instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig defect op de kaart kunnen zijn of in de bekabeling van de motor. Controleer en vervang eventueel. 149 7.7.2) Signalering op de besturingseenheid Op de besturingseenheid van ROAD200 bevinden zich een reeks ledlampjes die elk bepaalde signaleringen kunnen geven, zowel wanneer alles normaal functioneert als bij storingen. 27 Tabel 21: ledlampjes op de klemmetjes van de besturingseenheid ledlampje OK Oorzaak HANDELING Controleer of er stroom is; controleer of de zekeringen niet in werking getreden Storing zijn; is dat het geval, controleer dan de oorzaak van de storing en vervang de Uit zekeringen vervolgens met andere met dezelfde waarde. Aan Ernstige storing Eén knippering per seconde Alles OK 2 snelle knipperingen Er is een wijziging opgetreden in de status van de ingangen Er is een ernstige storing opgetreden; probeer de besturingseenheid enkele seconden uit te zetten; als deze status niet verandert, is er een defect en dient de elektronische kaart vervangen te worden. Normale werking van de besturingseenheid Dit is normaal wanneer er een wijziging optreedt op één van de ingangen: PP, STOP, of wanneer de fotocellen in werking treden of de radiozender gebruikt wordt. Serie knipperingen met daartusVerschillende sen een pauze van een seconde ledlampje OK Oorzaak Inwerkingtreding van de Uit ingang STOP Dit is dezelfde signalering als die op het knipperlicht of gebruikerslicht. Zie Tabel 20. HANDELING Aan Ingang STOP actief Alles OK Controleer de op de ingang STOP aangesloten inrichtingen Tabel 22: ledlampjes op de toetsen van de besturingseenheid Ledlampje L1 Beschrijving Bij normaal functioneren is dit ok. Uit Wanneer dit 10 seconden brandt, betekent dit dat er iets in het geheugen van de zender wordt opgeslagen. Aan • Programmering van functies in uitvoering. Knippert • Wissen of diagnostiek van de radiozenders. Ledlampje L2 Beschrijving Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de “Snelheid motor” laag is. Aan Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de “Snelheid motor” hoog is. • Programmering van de functies in uitvoering Knippert • Indien dit samen met L3 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de openings-en sluitstanden van de poort uit te (zie paragraaf “4.3 Herkenning vleugellengte”). Ledlampje L3 Uit Aan Knippert Beschrijving Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatisch sluiten” actief is. Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatisch sluiten” niet actief is. • Programmering van de functies in uitvoering • Indien dit samen met L2 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de openings-en sluitstanden van de poort uit te (zie paragraaf “4.3 Herkenning vleugellengte”). 7.8) Accessoires Raadpleeg de catalogus producten van Nice S.p.A. voor de complete en bijgewerkte lijst met accessoires. 150 8) Technische gegevens Teneinde haar producten steeds meer te vervolmaken behoudt NICE S.p.a. zich het recht voor op elk gewenst moment en zonder voorbericht wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven. Alle technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C). Technische gegevens: ROAD200 Typologie Elektromechanische reductiemotor voor het automatische manoeuvreren van schuifpoorten voor particulier gebruik compleet met elektronische besturingseenheid Rondsel Z: 15; Module: 4; Steek: 12,5mm; Flankdiameter: 60mm Maximumkoppel bij de start Nominale koppel Snelheid loos Snelheid bij het nominale koppel Maximale frequentie werkingscycli Maximumduur continue werking Gebruikslimieten Stroomvoorziening ROAD200 Stroomvoorziening ROAD200/V1 Maximaal opgenomen vermogen Isoleringsklasse Uitgang knipperlicht Ingang STOP Ingang PP Ingang ANTENNE Radio Radio-ontvanger Programmeerbare functies Functies met zelflering Bedrijfstemperatuur Gebruik in bijzonder zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Beschermingsgraad Afmetingen en gewicht Technische gegevens 6Nm; overeenkomende met de capaciteit een dusdanige kracht te ontwikkelen dat de vleugel in beweging komt met een statische wrijving van max. 200N 3,3Nm; overeenkomende met de capaciteit een dusdanige kracht te ontwikkelen dat de vleugel blijft lopen met een dynamische wrijving van max. 110N 0,26m/s; De besturingseenheid biedt de mogelijkheid 2 snelheden te programmeren, te weten: 0,14m/s of 0,26m/s 0.18m/s 30 cycli /dag (de besturingseenheid beperkt het aantal cycli tot het maximum zoals voorzien in de tabellen 1 en 2) 7 minuten (de besturingseenheid beperkt de duur van continue werking tot het maximum zoals voorzien in de tabellen 1 en 2) Over het algemeen is ROAD200 in staat poorten met een maximumgewicht van 200kg of een maximumlengte van 5m en volgens de limieten zoals voorzien in de tabellen 1 en 2 te automatiseren. 230Vac (+10% +15%) 50/60Hz. 120Vac (+10% +15%) 50/60Hz. 150W (0.9A) 1 (aarding is noodzakelijk) Voor 1 knipperlicht LUCYB (lamp 12V, 21W) Voor normaal gesloten contacten, normaal open contacten en/of voor constante weerstand 8,2Kohm, met automatische herkenning van de “normale” status (een verandering ten opzichte van de opgeslagen status veroorzaakt de instructie “STOP”) Voor normaal open contacten (sluiting van het contact geeft de instructie P.P.) 52 ohm voor kabel van het type RG58 of dergelijke Ingebouwd 2 functies van het type ON-OFF en 3 afstelbare functies (zie de tabellen 12 en 14) Zelflering van het soort inrichting "STOP" (contact NO, NC of weerstand 8,2KΩ). Zelflering van de poortlengte en berekening van de punten van vertraging en gedeeltelijke opening. -20°C ÷ 50°C NL Nee IP 44 330 x 195 h 277; 8Kg Ingebouwde radio-ontvanger Typologie Frequentie Codering Ingebouwde ontvanger met 4 kanalen voor radiobesturing 433.92MHz Digitale 12 bits-vaste code, type FLO Digitale 52 bits-rolling code, type FLOR Digitale 64-bitsrolling code Bit, type SMILO Compatibiliteit zenders (1) FLO, VERY VE FLOR, VERY VR; alleen enkele groep: ERGO, PLANO, PLANOTIME SMILO Aantal zenders dat opgeslagen kan worden Maximaal 160 bij geheugenopslag in Modus I Impedantie ingang 52Ω Gevoeligheid beter dan 0.5µV Bereik van de zenders Van 100 tot 150m, Deze afstand kan variëren wanneer er obstakels of eventuele elektromagnetische storingen zijn; ook is van invloed de plaats van de ontvangstantenne Uitgangen Voor instructies volgens de tabellen 4 en 5 Bedrijfstemperatuur -20°C ÷ 55°C Opmerking 1: de eerste zender welke ingevoerd wordt bepaalt ook het soort zenders dat daarna ingevoerd kan worden 151 Technische gegevens Typologie Frequentie Codering Toetsen Stroomtoevoer Opname Levensduur van de batterij Uitgestraald vermogen Afmetingen en gewicht Beschermingsgraad Bedrijfstemperatuur 152 zender: FLO2 zender: FLO2R-S zender: SM2 Zender met 2 kanalen voor radiobesturing 433.92MHz Digitale 12 bits Rolling code, Digitale 52 bits Rolling code, Digitale 64 bits Rolling code, type FLO type FLOR type SMILO 2 12Vdc met batterij van het type 23A 25mA 1 jaar, geschat op een basis van 20 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C (bij lage temperaturen vermindert de batterijwerking) 100µW 72 x 40 h 18mm / 30g 72 x 40 h 18mm / 30g Doorsnede 48 h14mm / 19g IP 40 (gebruik binnenshuis) -40°C ÷ 85°C Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor ROAD Deze aanwijzingen kunnen een aanvulling zijn op de “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering” die de installateur aan de eigenaar van de automatisering zal overhandingen en die hiermee aangevuld dienen te worden. Proficiat met de keuze van een product Nice voor uw automatisering! Nice S.p.a. produceert componenten voor het automatiseren van poorten, deuren, rolpoorten, rolluiken en zonwering: reductiemotors, besturingseenheden, afstandsbedieningen, waarschuwingslichten, fotocellen en accessoires. Nice gebruikt uitsluitend kwaliteitsmateriaal en -bewerkingen, en geroepen als zij zich voelt, zoekt ze naar vernieuwende oplossingen die haar apparaten - verzorgd in de technische esthetische en ergonomische aspecten - zo gebruiksvriendelijk mogelijk maakt:in het uitgebreide programma van Nice zal uw installateur ongetwijfeld dat product uitgekozen hebben dat het meest aan uw eisen beantwoordt. Nice is echter niet de fabrikant van uw automatiseringsinstallatie, die daarentegen het resultaat is van analyse, evaluatie, keuze van materialen, en het aanleggen daarvan door uw vertrouwensinstallateur. Elke automatisering is uniek en alleen uw installateur bezit de ervaring en het vakmanschap dat nodig is om een installatie volgens uw verlangens uit te voeren, veilig en betrouwbaar in de tijd, en vooral volgens de regelen der kunst, dat wil zeggen conform de geldende voorschriften. Een automatiseringsinstallatie is een groot gemak, een waardevol veiligheidssysteem en kan met een beetje aandacht tot in lengte van dagen duren. Ook al beantwoordt de automatisering in uw bezit aan het in normen en wetten voorgeschreven veiligheidsniveau, dit sluit niet uit dat er een “restrisico” bestaat, dat wil zeggen de mogelijkheid dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, die gewoonlijk te wijten zijn aan onverantwoordelijk of zelfs verkeerd gebruik; hierom willen wij u enige adviezen geven hoe u met de automatisering dient om te gaan teneinde elk eventueel probleem te voorkomen: • Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat gebruiken, is het raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico's ontstaan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van deze handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de installateu u overhandigd heeft. Bewaar deze handleiding voor eventuele toekomstige twijfels en geef haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering. • Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het een gevaarlijke machine wordt: laat de automatisering niet werken als er zich mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden. • Kinderen: een automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt en altijd een voorspelbare en veilige activering garandeert. Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de buurt van de installatie te spelen en de afstandsbedieningen buiten hun bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking komt: het is geen speelgoed! • Storingen: Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze dat zou moeten doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te onderbreken en haar handmatig te ontgrendelen. Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp van uw vertrouwensinstallateur in: intussen kan de installatie werken als een niet geautomatiseerde toegang, wanneer u de reductiemotor op de hieronder beschreven manier ontgrendeld hebt. • Onderhoud: Zoals elke machine heeft uw installatie periodiek onderhoud nodig om haar zo lang mogelijk en geheel veilig te laten werken.Stel met uw installateur een onderhoudsplan met periodieke frequentie op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een meer of minder intensief gebruik. Alle controle-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. • Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, breng geen wijzigingen aan de installatie en de programmerings- en afstellingsparameters van uw automatiseringsinstallatie aan: uw installateur is aansprakelijk. • De opleveringstest, de periodieke nderhoudswerkzaamheden en de eventuele reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie bewaard te worden. De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan en moet uitvoeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijderen van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen belemmeren. Om te voorkomen dat iemand de deur in beweging kan bregen dient u eraan te denken voordat u dit gaat doen het automatisme (zoals verderop beschreven) te ontgrendelen en voor het schoonmaken alleen een enigszins vochtige in water gedrenkte doek te gebruiken. • Afvalverwerking: Als de automatisering niet meer gebruikt kan worden, dient u zich ervan te vergewissen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschriften wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden. • In geval van defecten of stroomuitval: In afwachting van het bezoek van uw installateur, (of het terugkeren van de elektrische stroom als de installatie niet van bufferbatterijen voorzien is), mag de installatie gebruikt worden als elke andere niet-geautomatiseerde toegang. Hiertoe dient u de automatisering handmatig te ontgrendelen: aan deze handeling, die de enige is die de gebruiker van de automatisering mag uitvoeren, heeft Nice bijzonder veel aandacht besteed om u altijd een maximum aan gebruiksvriendelijkheid te garanderen, zonder dat u gereedschap moet gebruiken of fysieke kracht moet aanwenden. 153 NL Ontgrendeling en handmatige manoeuvre: voordat u dit gaat doen dient u erop te letten dat ontgrendeling alleen kan plaatsvinden wanneer de vleugel stil staat. 1 Verschuif het plaatje dat het slot beschermt. 2 Steek de sleutel in het slot en draai die met de wijzers van de klok om 3 Trek aan de ontgrendelingshandgreep 4 Verplaats de vleugel handmatig Voor vergrendeling: doe hetzelfde, maar dan in omgekeerde volgorde Bediening wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn: indien de veiligheidsinrichtingen van de poort niet correct mochten functioneren, kunt u de poort toch bedienen. • Activeer de bediening van de poort (met de afstandsbediening, sleutelschakelaar, etc.); als alles in orde is zal de poort normaal open of dicht gaan, anders zal het knipperlicht enkele malen knipperen en zal de manoeuvre niet van start gaan (het aantal malen dat het knipperlicht knippert heeft te maken met de reden waarom de manoeuvre niet van start kan gaan). • In dit geval moet u de bedieningsinrichting binnen 3 seconden nogmaals activeren en geactiveerd houden. • Na ongeveer 2s komt de poort in beweging en wel in de modus “iemand aanwezig”, d.w.z. zolang de bedieningsinrichting geactiveerd blijft, beweegt de poort; zodra de bedieningsinrichting losgelaten wordt, stopt de poort. Wanneer de beveiligingen buiten gebruik zijn, moet het automatisme zo snel mogelijk gerepareerd worden. Vervanging van de batterij van de afstandsbediening: als uw afstandsbediening na enige tijd minder lijkt te werken, of helemaal niet te werken, zou dit eenvoudigweg kunnen komen omdat de batterij leeg is (afhankelijk van het type daarvan kan dat na verschillende maanden of na twee/drie jaar zijn). U kunt dit zien doordat het waarschuwingslampje dat de doorzending bevestigt, zwak brandt, of helemaal niet brandt, of slechts eventjes brandt. Voordat u zich tot de installateur wendt kunt u proberen de batterij van een andere zender die wèl werkt, in te zetten: als dit de oorzaak van de storing is, behoeft u alleen maar een nieuwe batterij van hetzelfde type in te zetten. Let op: De batterijen bevatten vervuilende stoffen: gooi ze niet met het gewone huisvuil weg, maar gebruik de methoden die in de plaatselijke voorschriften voorzien zijn. Bent u tevreden? Indien u in uw huis nog een nieuwe automatiseringsinstallatie zou willen, kunt u zich, wanneer u zich tot dezelfde installateur en Nice wendt, van de adviezen van een specialist en de meest geavanceerde producten op de markt verzekeren. Het resultaat: een automatisering die het best functioneert en een maximale compatibiliteit met de andere automatiseringen Wij bedanken u voor het lezen van deze aanbevelingen, en wij hopen dat u veel plezier van uw nieuwe installatie zult hebben: wend u voor elke vraag, nu of in de toekomst, vol vertrouwen tot uw installateur. 154
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156

Nice Automation Road 200 de handleiding

Type
de handleiding