Bacharach MGS-400 Handleiding

Type
Handleiding
1100-2294 Rev 1 1
1100-2294 Rev 1 1
GARANTIEBELEID
Bacharach, Inc. staat er jegens koper voor in dat dit product ten tijde van de levering vrij is van materiaal- en constructiefouten en
grotendeels voldoet aan de specificaties van Bacharach Inc. De aansprakelijkheid van Bacharach Inc. en de genoegdoening van de
koper uit hoofde van deze garantie is, naar keuze van Bacharach Inc., beperkt tot de reparatie of vervanging van dit product of van
onderdelen daarvan die zijn teruggestuurd naar de verkoper in de fabriek waar het product is vervaardigd en waarvan in redelijkheid
ten genoegen van Bacharach Inc. is aangetoond dat dit/deze defect waren/was; onder voorwaarde dat koper met betrekking tot het
defect een schriftelijke kennisgeving verstrekt aan Bacharach Inc., binnen een (1) jaar na de datum van levering van dit product
door Bacharach Inc.
Bacharach, Inc. garandeert jegens koper het volle en onbezwaarde eigendom van dit product. De aansprakelijkheid van Bacharach
Inc. en de schadeclaim waarop koper uit hoofde van dit eigendom aanspraak kan maken, beperkt zich tot het opheffen van
eigendomsgebreken of, naar keuze van Bacharach Inc., het vervangen van dit product of van onderdelen daarvan met gebreken.
DE VOORGAANDE GARANTIES ZIJN EXCLUSIEF EN WORDEN GEBODEN EN AANVAARD IN PLAATS VAN (I) ENIGE
ANDERE GARANTIE, EXPLICIET OF IMPLICIET, INCLUSIEF ALLE IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE
VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALDE TOEPASSING: EN (II) ENIGE VERPLICHTING,
AANSPRAKELIJKHEID, RECHT, CLAIM OF RECHTSMIDDEL UIT RECHTMATIGE OF UIT ONRECHTMATIGE DAAD,
ONGEACHT OF DEZE VOORTVLOEIT UIT EXPLICIETE DAN WEL STILZWIJGENDE NALATIGHEID VAN BACHARACH. De
rechtsmogelijkheden van de koper zijn beperkt tot de hier genoemde rechtsmiddelen met uitsluiting van elke andere
rechtsmogelijkheid, met inbegrip van (doch niet uitsluitend) gevolgschade of indirecte schade. Aanvullingen op c.q. wijzigingen ten
opzichte van deze overeenkomst, de rechtsmogelijkheden of deze beperking van de aansprakelijkheid zijn uitsluitend bindend
indien deze schriftelijk zijn overeengekomen met Bacharach, Inc., ondertekend door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger van
Bacharach.
Ga voor het registeren van uw garantie naar: www.mybacharach.com/warranty-registration/
SERVICEBELEID
Bacharach, Inc. beschikt over een servicepunt in de fabriek. Ook sommige distributeurs/vertegenwoordigers van Bacharach
beschikken over reparatiefaciliteiten. Bacharach aanvaardt echter geen aansprakelijkheid voor serviceonderhoud dat wordt
uitgevoerd door anderen dan door medewerkers van Bacharach. Voor reparaties geldt een garantietermijn van 90 dagen na de
verzenddatum (voor sensors, pompen, filters en accu's gelden afzonderlijke garantiebepalingen). Als voor de analysator een
reparatie is vereist die niet onder de garantiebepalingen valt, neem dan contact op met de distributeur bij wie u het instrument hebt
gekocht of rechtstreeks met Bacharach.
Indien Bacharach het reparatiewerk zal uitvoeren, stuur dan de monitor, gefrankeerd, naar het dichtstbijzijnde servicecenter. Ga
voordat u apparatuur verzendt naar Bacharach eerst naar www.mybacharach.com om een Returned Merchandise Authorization
Number (RMA-nr.) aan te vragen. Alle geretourneerde artikelen moeten worden voorzien van een RMA-nummer. Verpak de
apparatuur goed (bij voorkeur in het oorspronkelijke verpakkingsmateriaal). Bacharach aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
schade tijdens transport naar onze vestiging. Vermeld altijd het volgende: RMA-nr., afleveradres, telefoonnummer, naam van
contactpersoon, en factuurgegevens, en voeg een beschrijving toe van het defect. Er wordt contact met u opgenomen voor een
offerte van de reparatiekosten voordat servicewerkzaamheden worden uitgevoerd. Om redenen van aansprakelijkheid hanteert
Bacharach een beleid waarbij alle reparaties worden uitgevoerd die benodigd zijn om de monitor terug te brengen in een goed
werkende toestand.
KENNISGEVINGEN
Productverbeteringen worden doorlopend aangebracht en derhalve kunnen de specificaties en gegevens in dit document zonder
voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden.
Bacharach, Inc. is op geen enkele wijze aansprakelijk voor fouten in dit document, voor gevolgschade of indirecte schade met
betrekking tot de apparatuur, de prestaties of het gebruik van dit materiaal.
Dit document mag niet worden gekopieerd, niet op een andere wijze worden vermenigvuldigd en niet worden vertaald in een andere
taal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Bacharach, Inc.
Copyright © 2019 Bacharach, Inc. Alle rechten voorbehouden.
BACHARACH is een gedeponeerd handelsmerk van Bacharach, Inc. Alle andere hier genoemde handelsmerken, handelsnamen,
dienstmerken en logo's zijn eigendom van de respectieve ondernemingen.
1100-2294 Rev 1 2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
1. Inleiding 6
1.1 Over deze handleiding 6
1.2 Aanwijzingen voor het gebruik 6
1.2.1 Beknopte instructies 6
1.2.2 Pictogrammen 6
1.3 Algemene veiligheidsmeldingen 7
1.4 Veilige aansluiting van elektrische apparaten 8
2. Productbeschrijvingen 9
2.1 Beoogd gebruik/toepassingen 9
2.2 Constructie van de transmitter 9
2.3 Voedingsopties 9
2.4 Diagnose/statusledje 10
2.5 Configureerbare uitgangssignalen 10
2.6 Gebruikersinterface 10
2.7 Technische specificaties 10
2.8 Componenten 13
2.8.1 MGS-410 Componenten 13
2.8.2 MGS-450 Componenten 14
2.8.3 MGS-460 Componenten 15
3. Installatie 16
3.1 Algemene informatie 16
3.2 Beperkingen 17
3.3 Mechanische installatie 17
3.4 Elektrische installatie 17
3.4.1 Voorbereiding 17
3.4.2 Bedrading voeding en alarmen 18
3.4.3 Relaisbedrading 19
3.4.4 Installatie van externe sensorkop 19
3.4.5 Verbinding maken met de MGS-408 gasdetectiecontroller 20
3.4.6 Modbus RTU RS-485 interface 20
1100-2294 Rev 1 3
3.4.7 Werking van het instrument controleren 21
4. Werking 22
4.1 Overzicht van de normale werking 22
4.1.1 Stroomtoevoer inschakelen en opstartprocedure 22
4.1.2 Analoge signalen controleren 22
4.1.3 Controleren van het Modbus-signaal 23
4.1.4 Statusindicatie 24
4.1.5 Schakelfuncties 24
4.1.6 Systeem resetten naar fabrieksinstellingen 26
4.2 MGS-400 smartphone-app 26
4.2.1 Bluetooth
®
inschakelen 26
4.2.2 Status controleren 27
4.2.3 Instrumentconfiguratie 28
4.2.3.1 Alias wijzigen 28
4.2.3.2 Ontgrendelingscode wijzigen 28
4.2.3.3 Bluetooth-toegangscode wijzigen 29
4.2.3.4 Resetten naar fabrieksinstellingen 29
4.2.3.5 Alarmconfiguratie 29
Instelpunt alarm Laag 29
Instelpunt alarm Hoog 30
Alarmvergrendeling 30
4.2.3.6 Modbus-configuratie 31
Adres 31
Baudrate 31
Stopbits 31
Pariteit 31
120 ohm-afsluiting inschakelen 31
4.2.3.7 Outputconfiguratie 32
Bereik analoge output 32
Zoemer 32
Storingsveilige werking relais 32
Vertraging alarmsignaal 33
Analoge nulinstelling 33
1100-2294 Rev 1 4
Analoog meetbereik 33
5. Verzorging en onderhoud 35
5.1 Onderhoudsintervallen 35
5.2 Afstellingen 36
5.2.1 Inleiding 36
5.2.2 Algemene kalibratieprocedure 37
5.2.3 Nulinstelling 37
5.2.4 Meetbreedte-instelling 38
5.2.5 Bumptest systeem 39
5.3 Probleemoplossing 40
5.3.1 Hexadecimale notatie 40
5.3.3 Foutcodes 40
5.4 Sensoronderhoud 42
5.4.1 Vervangen van de sensormodule 42
5.5 Reiniging van het instrument 43
6. Aanvullende informatie 44
6.1 Werkingsprincipe sensor 44
6.1.1 Elektrochemische sensors 44
6.1.2 Sensors volgens katalytisch meetprincipe 44
6.1.3 Elektronische sensors 45
6.1.4 Infraroodsensors 45
6.2 Afvoer van het instrument 46
6.2.1 Afvoer van elektrische en elektronische apparatuur 46
6.2.2 Afvoer van sensors 46
6.3 Sensorspecificaties 46
6.4 Modbus-registers 47
6.4.1 Integratie Dynamische sensorgegevens 47
6.4.2 Integratie Statische sensorgegevens 48
6.4.3 Integratie Algemene instellingen systeem 50
6.4.4 Integratie Kalibratie 51
6.4.5 Integratie Debugginginstrumenten voor gebruiker 52
6.4.6 Compatibiliteit MGS Statusvlaggen 52
6.4.7 Integratie Statusvlaggen 53
1100-2294 Rev 1 5
6.4.8 Compatibiliteit MGS Speciale toestanden wissen 53
6.4.9 Integratie Gebruikerstaken 53
7. Bestelinformatie 55
7.1 Onderdeelnummers 55
7.1.1 Configuraties voor de MGS-400 gasdetector 55
7.1.2 Accessoires voor de MGS-400 Series 57
7.2 Locaties servicecentra 58
1100-2294 Rev 1 6
1. Inleiding
1.1 Over deze handleiding
Dank u voor uw aankoop van de Bacharach MGS-400 gasdetector. Lees deze handleiding voor
de veiligheid van de operator en een juist gebruik van de gasdetector. Hij bevat belangrijke
informatie over de bediening en het onderhoud van het instrument.
1.2 Aanwijzingen voor het gebruik
1.2.1 Beknopte instructies
In dit document worden stappen beknopt beschreven (bv. uitvoeren van een opdracht).
Voorbeeld:
Sensorkalibratie openen.
Beknopte instructies:
Selectie van Sensorkalibratie openen: Startscherm Calibrate (Kalibreren) , voer de
ontgrendelingscode in
Vereiste stappen:
1. Open het startscherm.
2. Kies Kalibreren.
3. Voer als daarom wordt gevraagd de ontgrendelingscode in om het kalibratiescherm te
openen.
1.2.2 Pictogrammen
Waarschuwing
Pictogram
Beschrijving
Gevaar
Dreiging van een risicovolle situatie die ernstig en mogelijk
dodelijk letsel tot gevolg zal hebben.
Waarschuwing
Mogelijk risicovolle situatie die ernstig en mogelijk dodelijk
letsel tot gevolg kan hebben.
Waarschuwing
Mogelijk risico van elektrische schokken die ernstig en
mogelijk dodelijk letsel tot gevolg kunnen hebben.
Let op!
Mogelijk risicovolle situatie die lichamelijk letsel tot gevolg
kan hebben of schade aan het product of het milieu kan
veroorzaken. Deze berichten waarschuwen ook voor
onveilige handelswijzen.
Belangrijk
Aanvullende informatie over gebruik van het product.
1100-2294 Rev 1 7
1.3 Algemene veiligheidsmeldingen
BELANGRIJK: Lees voor gebruik van dit product zorgvuldig de
gebruikershandleiding en volg de daarin opgenomen aanwijzingen. Bewaar alle
productdocumentatie en stel deze beschikbaar aan iedereen die het instrument
gebruikt.
GEVAAR: Dit instrument is niet gecertificeerd en niet goedgekeurd voor gebruik in
een met zuurstof verrijkte atmosfeer. Niet-naleving van deze voorschriften kan
ernstig of dodelijk lichamelijk letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING: Gebruik dit product alleen voor de in dit document
beschreven doeleinden en onder de genoemde voorwaarden.
WAARSCHUWING: Dit instrument is niet intrinsiek veilig bij gebruik in zones die
als gevaarlijke locatie worden aangemerkt. Gebruik dit instrument NIET in
gevaarlijke (als zodanig geclassificeerde) zones.
WAARSCHUWING: Bij een alarm of waarden buiten het meetbereik moet de
sensor worden gekalibreerd om de nauwkeurigheid te garanderen.
WAARSCHUWING: Dit product moet opnieuw worden gekalibreerd als het
instrument wordt geplaatst in een omgeving, niet zijnde een kamer, (te hoge of te
lage temperatuur of vochtigheid).
WAARSCHUWING: Het gasdiffusietraject kan na verloop van de tijd geblokkeerd
raken (vocht, stof, vuil, bevroren condens). Dit leidt tot afname of volledige
uitschakeling van de gasdetectie- en alarmfunctie. Geadviseerd wordt om de
gasdetector periodiek visueel te inspecteren en bumptesten uit te voeren. Zo bent
u zeker van een goede gasdetectie en alarmfunctie.
LET OP: Afgezien van het in deze handleiding beschreven onderhoud mogen
deze producten ALLEEN worden geopend en/of onderhouden door een bevoegd
medewerker van Bacharach. Niet-naleving van deze voorschriften maakt de
garantie ongeldig.
LET OP: De operator is verantwoordelijk voor naleving van wetten, regels en
voorschriften die van toepassing zijn op het gebruik van dit product.
LET OP: Gebruik uitsluitend originele onderdelen en hulpstukken van Bacharach.
Niet-naleving van deze voorschriften kan de werking van het product aantasten
en/of de garantie ongeldig maken.
LET OP: Gebruik het product uitsluitend binnen het kader van op risico's
gebaseerde alarmering.
1100-2294 Rev 1 8
1.4 Veilige aansluiting van elektrische apparaten
1100-2294 Rev 1 9
2. Productbeschrijvingen
2.1 Beoogd gebruik/toepassingen
MGS-400 gasdetectors zijn bestemd om in niet-geclassificeerde, ongevaarlijke, permanente
ruimten te worden geplaatst om doorlopend omgevingslucht (binnen of buiten) te controleren op
de volgende gassoorten:
Koelmiddelen
Zuurstof
Giftige en brandbare gassen
WAARSCHUWING: Dit instrument is niet intrinsiek veilig bij gebruik in zones die
als gevaarlijke locatie worden aangemerkt. Gebruik dit instrument NIET in
gevaarlijke (als zodanig geclassificeerde) zones.
2.2 Constructie van de transmitter
MGS-400 gasdetectors zijn verkrijgbaar in de volgende uitvoeringen:
MGS-410
MGS-450
MGS-450
MGS-460
Behuizing
IP66
IP41
IP66
IP66
Relais
-
3
3
3
Communicatie
Modbus
Modbus
Modbus
Modbus
Output
-
Analoog
Analoog
Analoog
Sensor
Geïntegreerd
Geïntegreerd
Geïntegreerd
Extern
2.3 Voedingsopties
MGS-400 gasdetectors bieden de volgende voedingsopties:
24 VAC
19,5 tot 28,5 VDC
1100-2294 Rev 1 10
2.4 Diagnose/statusledje
MGS-400 gasdetectors hebben een driekleurig ledje (groen, oranje en rood) dat wordt gebruikt
in combinatie met een geluidsalarm om de status van het instrument aan te duiden.
2.5 Configureerbare uitgangssignalen
U kunt MGS-400 gasdetectors verbinden met een MGS-408 gasdetectiecontroller van
Bacharach of een inrichting van een derde, die geschikt is voor ontvangst van digitale en/of
analoge uitgangssignalen van de gasdetectors, zoals een gebouwenbeheersysteem (BMS) of
een Programmable Logic Controller (PLC). Dankzij de geïntegreerde audiovisuele alarmen kunt
u het instrument gebruiken als zelfstandige unit (met zo nodig extra lokale alarmering). De
configureerbare opties voor het uitgangssignaal omvatten:
MGS-410, MGS-450, MGS-460 digitale uitgang (Modbus RTU signaal)
MGS-450, MGS-460 3× relais (alarm Hoog/alarm Laag/fout)
MGS-450, MGS-460 1× analoge uitgang (4 tot 20 mA, 0 tot 5 V, 0 tot 10 V, 1 tot
5 V, 2 tot 10 V)
2.6 Gebruikersinterface
Met MGS-400 gasdetectors kunnen gebruikers rechtstreeks communiceren met het instrument
via:
Bluetooth
®
(Met de MGS-400-app kunnen gebruikers de gasdetector configureren,
kalibratie starten, bumptest-/functietestmodi en statusinformatie weergeven.)
Met drukschakelaars/magneetschakelaars (Met een gebruiksvriendelijke
magnetische pen starten gebruikers de kalibratie van het instrument.)
2.7 Technische specificaties
Categorie
Specificaties
Signalen naar
centrale
controller
Analoog
stroomsignaal
Normale werking:............................................. 4-20 mA
Verschuiving onder nul:......................................... 3,8 mA
Meetbereik overschreden:................................. 20,5 mA
Instrumentfout:.................................................. ≤ 1,2 mA
Fout op analoge interface:.................................. > 21 mA
Signaal offlinemodus/onderhoud: ....... Constant signaal
van 3 mA
1100-2294 Rev 1 11
Signalen naar
centrale
controller
Analoge spanning
0-5 V; 1-5 V; 0-10 V; 2-10 V (selecteren). Tijdens een
fouttoestand zijn 1-5 V en 2-10 V uitgangen 0 V.
Modbus RTU via
RS-485
Baudrate:............................. 9.600 of 19.200 (selecteren)
Startbits:......................................................................... 1
Databits:......................................................................... 8
Pariteit:.......................... Geen, oneven, even (selecteren)
Stopbits:............................................... 1 of 2 (selecteren)
Tussenpauze hernieuwde poging:.................... 500 ms,
min. tijdsduur tussen hernieuwde pogingen
Einde bericht:............................... Stil, 3,5 tekens
Voeding en
relais
Bedrijfsspanning
19,5-28,5 VDC; 24 VAC ±20%; 50/60 Hz
Inschakelstroom
1,5 A
Bedrijfsstroom max.
MGS-410: 2 W, 85 mA bij 24 VDC
MGS-450/60: 4 W, 170 mA bij 24 VDC
Relais-classificatie
3 SPDT
1 A voor 30 VAC/VDC, weerstandsbelasting
Geluidsalarm
Interne zoemer ≥ 72 dB op 4 inch
(10 cm)
Vertraging
alarmsignaal
0-15 min. (selecteren)
Bedrading
Voeding en
analoog signaal
2-aderige kabel met mantel, 16 tot 20 AWG (0,5 tot 2,0
mm
2
)
Modbus-netwerk
3-aderige kabel, 2 gedraaide paren + aarde, kabel met
mantel met kenmerkende impedantie van 120 ohm, 16-
24 AWG (0,2 tot 1,5 mm
2
).
Kabelwartel
M20, buitendiameter kabel 10-14 mm
M16, buitendiameter kabel 4-8 mm
1100-2294 Rev 1 12
Fysieke
specificaties
Beschermingsklass
e behuizing
IP41/IP66
Afmetingen
behuizing (b×h×d)
(ongeveer)
MGS-410: 130 × 130 × 68 mm
MGS-450 IP41: 165 × 165 × 77 mm
MGS-450 IP66: 165 × 165 × 87 mm
MGS-460: 165 × 165 × 87 mm
MGS-460 extern: 115 × 136 × 68 mm
Gewicht (ongeveer)
MGS-410: 260 g
MGS-450: 480 g
MGS-460: 758 g
Omgeving
Temperatuur
-40 tot 50 °C
Opslagtemperatuur
-20 tot 40 °C
Luchtvochtigheid
5 tot 90% relatieve vochtigheid, zonder condensatie
(15 tot 90% relatieve vochtigheid, zonder condensatie,
EC sensors excl. O
2
)
Druk
800 tot 1.100 mbar
Hoogte
0 tot 3050 meter hoogte
Sensors
Zie hoofdstuk 6.3 voor de sensorspecificaties.
Invloeden
Voor invloeden op de meetprestaties en beperkingen van
een bepaalde sensor wordt u verwezen naar het
gegevensblad van de sensor.
Officiële
goedkeuringen
CE, EN 50270:2015, UL/CSA/IEC/EN 61010-1
1100-2294 Rev 1 13
2.8 Componenten
LET OP: In dit product worden halfgeleiders gebruikt, die door elektrostatische
ontlading (ESD) beschadigd kunnen raken. Neem bij het hanteren van de
printplaten (PCB) de juiste ESD-voorzorgsmaatregelen, zodat de elektronica niet
wordt beschadigd.
2.8.1 MGS-410 Componenten
Nr.
Beschrijving onderdeel
Nr.
Beschrijving onderdeel
1
M16 kabelwartels (4x)
7
Aansluiting lintkabel (naar sensor)
2
Rubberen afdichting
8
Voedingsaansluiting (IN)
3
Digitale aansluiting/Modbus (IN)
9
Ingebouwde alarmzoemer
4
Digitale aansluiting/Modbus (UIT)
10
Voedingsaansluiting (UIT)
5
Drukschakelaar 1
11
Magneetschakelaar 1
6
Drukschakelaar 2
12
Magneetschakelaar 2
1100-2294 Rev 1 14
2.8.2 MGS-450 Componenten
Nr.
Beschrijving onderdeel
Nr.
Beschrijving onderdeel
1
M16 kabelwartels (6x)
9
Drukschakelaar 2
2
Rubberen pakking (alleen IP66-
versie)
10
Aansluiting relais 3 (FOUT)
3
Ingebouwde alarmzoemer
11
Aansluiting relais 2 (HOOG)
4
Voedingsaansluitingen (2x)
12
Aansluiting relais 1 (LAAG)
5
Digitale aansluiting (Modbus)
13
Magneetschakelaar 1
6
Analoge aansluiting
14
Magneetschakelaar 2
7
Drukschakelaar 1
15
M20 kabelwartels (2x)
8
Aansluiting lintkabel (naar sensor)
1100-2294 Rev 1 15
2.8.3 MGS-460 Componenten
Nr.
Beschrijving onderdeel
Nr.
Beschrijving onderdeel
1
M16 kabelwartels (6x)
9
Drukschakelaar 2
2
Rubberen afdichting (2x)
10
Aansluiting relais 3 (FOUT)
3
Ingebouwde alarmzoemer
11
Aansluiting relais 2 (HOOG)
4
Voedingsaansluitingen (2x)
12
Aansluiting relais 1 (LAAG)
5
Digitale aansluiting (Modbus)
13
Magneetschakelaar 1
6
Analoge aansluiting
14
Magneetschakelaar 2
7
Drukschakelaar 1
15
M20 kabelwartels (3x)
8
RJ45-connectors (2x)
16
Aansluiting lintkabel (naar sensor)
Transmitter
Externe sensor
Verbindingskabel
1100-2294 Rev 1 16
3. Installatie
BELANGRIJK: De fabrikant van dit product vereist uitvoering van een bumptest
of kalibratie na installatie om de werking van het instrument te controleren.
3.1 Algemene informatie
De selectie van installatielocaties is van cruciaal belang om zeker te zijn van systeemprestaties
en effectiviteit. Een strikte naleving is voorgeschreven, rekening houdend met alle aspecten van
het installatieproces, waaronder:
Voorschriften en lokale, provinciale en nationale wetgeving die van toepassing zijn op de
installatie van gasbewakingsapparatuur
Wetgeving op het gebied van elektriciteit die van toepassing is op het aanleggen en
aansluiten van elektrische voedingskabels en signaalkabels op gasbewakingsapparatuur
Alle omgevingsomstandigheden waaraan de instrumenten zullen worden blootgesteld
De fysieke eigenschappen van het te detecteren gas of de te detecteren damp
De specifieke aspecten van de toepassing (mogelijke lekken, luchtverplaatsing, tocht
enz.)
De vereiste toegankelijkheid voor het onderhoud
De soorten optionele en aanvullende hulpstukken die in combinatie met het systeem
worden gebruikt
Beperkende factoren en voorschriften die de systeemprestaties en installaties kunnen
beïnvloeden
Bedradingsgegevens, inclusief:
MGS-410
MGS-450
MGS-460
M16 kabelwartels
(kabeldiameter 4-8 mm)
4
6
6
M20 kabelwartels
(kabeldiameter 10-14 mm)
-
2
1
De secundaire stroomkring moet afkomstig zijn van een geïsoleerde bron
De relaisbedrading wordt geselecteerd en gezekerd in overeenstemming met de
nominale spanningen, stroom en omgevingsomstandigheden
Gebruik voor geslagen aderige kabels een draadconnector
Om aan de RFI-immuniteitsvoorschriften te kunnen voldoen moet de mantel van de
verbindingskabel op de PLC, GDA controller, front-end controller of het
gebouwbeheersysteem worden geaard (bijvoorbeeld frame, geaarde stroomrail etc.).
1100-2294 Rev 1 17
3.2 Beperkingen
De installatielocatie moet beschikken over een passende voeding voor het instrument
(m.a.w. 19,5 tot 28,5 VDC of 24 VAC). Dit bepaalt uiteindelijk de afstand waarop het instrument
kan worden gemonteerd vanaf de controller of de voeding.
3.3 Mechanische installatie
WAARSCHUWING: Laat het deksel/de sensor NIET aan de lintkabel hangen.
Anders kan het product beschadigd raken.
1. Monteer de MGS-400 gasdetector met het meegeleverde bevestigingsmateriaal en houd
rekening met de productafmetingen, maximale kabellengten en het volgende:
a. Omgeving: het volledige bereik van omgevingsomstandigheden bij selectie van
een locatie.
b. Toepassing: de specifieke aspecten van de toepassing (mogelijke lekken,
luchtverplaatsing, tocht enz.) bij selectie van een locatie.
c. Toegankelijkheid: de mate van toegankelijkheid die vereist is voor onderhoud bij
selectie van een locatie.
d. Doelgas: de relatieve dichtheid van het te meten gas, bij selectie van de hoogte
van het instrument.
2. Verwijder het deksel met een inbussleutel van 5/32 inch (4 mm) (niet meegeleverd) en
maak de lintkabel aan de onderkant los.
3. Leg het deksel en de rubberen pakking (alleen behuizingen met IP66-classificatie) weg
om deze later terug te plaatsen.
3.4 Elektrische installatie
3.4.1 Voorbereiding
BELANGRIJK: Als de analoge output is geconfigureerd voor een output van 4-
20 mA, zorg dan dat de stroomkring is aangesloten op een monitor voor een
'sinking' stroomkring voordat u het instrument inschakelt. Anders kan een
nullastfout worden gemeld. Als er geen analoge output wordt gebruikt, zorg dan
dat deze is geconfigureerd als een spanningsuitgang (standaard: 1-5 V) om een
nullastfout te voorkomen. De analoge output is bestemd als 'sourcing'.
LET OP: Zorg dat de bedrading voor de relais en de aansluitingen voor de
sensor(s) is voltooid voordat u stroom aanlegt op het systeem.
LET OP: In dit product worden halfgeleiders gebruikt, die door elektrostatische
ontlading (ESD) beschadigd kunnen raken. Neem bij het hanteren van de
1100-2294 Rev 1 18
printplaten (PCB) de juiste ESD-voorzorgsmaatregelen, zodat de elektronica niet
wordt beschadigd.
3.4.2 Bedrading voeding en alarmen
1. Bepaal de plaats voor de betreffende aansluitingen (voeding, analoog, Modbus) en
maak de aansluitblokjes los van de printplaat. (De aansluitblokjes van de printplaat
kunnen worden ingeplugd en verwijderd om afsluiting te bevorderen.)
Aansluiting
Beschrijving
Label
Afsluiting bedrading
Voeding
24 VDC/VAC IN
24 V IN: -
24 VDC/VAC
nulleider/aarde
24 V IN: +
24 VDC positief/VAC
onder spanning
24 VDC/VAC UIT
(aansluiting daisy
chain-
voedingskabel)
24 V UIT: -
24 VDC/VAC
nulleider/aarde
24 V UIT: +
24 VDC positief/VAC
onder spanning
Digitale uitgang
Modbus-
netwerkcommunic
atie
Modbus: B
RS-485 “B” (omgekeerd)
Modbus: A
RS-485 “A” (niet-
omgekeerd)
Modbus: GND
RS-485 aarde
Modbus: SH
RS-485 mantel
Analoge uitvoer
Spannings- of
stroomuitgang
ANALOOG: -
Massaverbinding analoge
uitgang
ANALOOG: +
Analoog uitgangssignaal
(+)
2. Verwijder de blindstoppen uit de overeenkomstige M16 kabelwartels.
Het product wordt geleverd met aangebrachte kabelwartels en blindstoppen. (De
kabelwartel voor de voedingskabel wordt vanuit de fabriek geleverd zonder
blindstop.)
3. Breng met de juiste kabelwartels de bedrading aan in de behuizing.
4. Zet de draden vast in elk aansluitblokje en druk het aansluitblokje weer stevig aan op de
plaats op de printplaat.
De polariteit mag niet worden omgekeerd.
1100-2294 Rev 1 19
Voor 24 VAC-installaties in een serieschakeling-configuratie moet de neutrale
polariteit voor alle apparaten worden aangehouden.
5. Verwijder de speling uit de kabels in de behuizing voordat u de kabelwartels vastzet.
3.4.3 Relaisbedrading
WAARSCHUWING: De relais zijn geclassificeerd voor 0 tot 30 V AC/DC. Leg
GEEN netspanning aan op deze relais.
1. Bepaal de plaats voor de betreffende aansluitingen (relais 1, relais 2, relais 3) en maak
het aansluitblokje los van de printplaat.
Relais
Functie
1
Alarm Laag
2
Alarm Hoog
3
Fout-alarm
2. Verwijder de blindstoppen uit de overeenkomstige M16 kabelwartels.
3. Breng met de juiste kabelwartels de bedrading aan in de behuizing.
4. Zet de draden vast in elk aansluitblokje en druk het aansluitblokje weer stevig aan op de
plaats op de printplaat.
5. Verwijder de speling uit de kabels in de behuizing voordat u de kabelwartels vastzet.
Relais die zijn geconfigureerd volgens de fabrieksinstellingen worden uitgeschakeld bij een
normale werking (niet storingsveilig). De storingsveilige modus kan worden geconfigureerd.
Relais die zijn geconfigureerd voor een storingsveilige werking worden ingeschakeld bij een
normale werking. Een storingsveilige werking zorgt dat relais worden geactiveerd in geval van
stroomuitval in het instrument. Bij de storingsveilige werking worden normaal geopende en
normaal gesloten aansluitpunten omgekeerd, zoals aangeduid in de volgende tabel:
Aansluiting
Normale werking
Storingsveilige werking
NC
Normaal gesloten
Normaal geopend
COM
Common
Common
NO
Normaal geopend
Normaal gesloten
3.4.4 Installatie van externe sensorkop
1100-2294 Rev 1 20
BELANGRIJK: Niet-standaard kabellengtes van minder dan 5 meter kunnen
worden gebruikt. Wanneer u niet-standaard externe kabels gebruikt, moeten
deze te zijn voorzien van een mantel om te voldoen aan de EMI-voorschriften.
BELANGRIJK: De externe sensor wordt automatisch herkend en door het
instrument na uit- en inschakelen geregistreerd.
De MGS-460 is voorzien van een externe sensor waarmee gebruikers de aanwezigheid van
gassen op ontoegankelijke locaties kunnen detecteren. Een standaard RJ45 “Cat 5E STP”
ethernetkabel van max. 5 meter (meegeleverd) kan worden gebruikt in combinatie met de
externe sensor.
1. Verwijder rechtsonder de M20 kabelwartelplug en de warteldop en verwijder voorzichtig
het rubberen inzetstuk van de wartel. (Het rubberen inzetstuk is gesplitst, zodat het rond
de bijgeleverde RJ45 kabel kan worden aangebracht.)
2. Schuif de kabelwartelmoer over een einde van de afgesloten RJ45 kabel.
3. Breng het gespleten rubberen inzetstuk aan op de kabel, zodat dit zich bevindt tussen
de wartelmoer en het uiteinde van de kabel.
4. Leid de RJ45 connector door een kabelwartel en in de behuizing en zorg dat u daarbij
de printplaat niet beschadigt.
5. Verwijder de speling uit de kabels in de behuizing voordat u de kabelwartel vastzet.
(Controleer of de RJ45-kabel niet is gebogen en geen druk uitoefent op het
aansluitblokje van de printplaat.)
6. Steek de RJ45-connector in de RJ45-bus.
3.4.5 Verbinding maken met de MGS-408 gasdetectiecontroller
Zie de handleiding voor informatie over de bedrading en de configuratie, die is meegeleverd bij
de MGS-408 (onderdeelnr.: 1100-2295).
Sluit bij het besturingssysteem de mantel van de kabels aan op de aarde van de
controller (bijvoorbeeld het frame, de geaarde stroomrail etc.).
Voor 24 VDC installaties moet de invoer worden beschermd. Als de polariteit wordt
omgekeerd, zal het instrument niet starten.
Voor 24 VAC installaties in een serieschakeling-configuratie moet de neutrale polariteit
voor alle instrumenten worden aangehouden.
3.4.6 Modbus RTU RS-485 interface
Gebruik voor het Modbus RS-485-netwerk een 16 tot 24 AWG (0,2 tot 1,5 mm
2
) 3-aderige
kabel, 2 gedraaide paren + aarde, kabel met mantel met een kenmerkende impedantie van 120
ohm. (Aanbevolen: Belden 3106A of gelijkwaardig.)
Het Modbus-adres, de baudrate, stopbit, pariteit en slave-afsluiting worden geconfigureerd via
het instellingenmenu. Er zijn geen jumpers en hardware-schakelaarinstellingen vereist.
1100-2294 Rev 1 21
Zorg dat de communicatieparameters in het netwerk, met inbegrip van het
gebouwenbeheersysteem, identiek zijn geconfigureerd.
Controleer voor een optimale prestatie van het Modbus-netwerk of de volgende richtlijnen zijn
aangehouden:
De instrumenten zijn geconfigureerd in één bustopologie. Een verbinding tussen
meerdere bussen in parallelle of vertakkende meervoudige units vanaf de hoofdbus kan
leiden tot impedantiemismatches, reflecties en/of signaalvervorming.
Vermijd lange stubs wanneer u instrumenten aansluit op de bus (stubs mogen niet
langer zijn dan 1 meter).
Instrumenten aan het einde van de bus hebben een ingeschakelde 120 ohm
afsluitweerstand. Afsluitweerstanden kunnen worden ingeschakeld via de MGS-400-app
(zie paragraaf 4.2.3.6 voor meer informatie).
A/B-signaalpolariteit wordt aangehouden binnen het hele RS-485-netwerk.
Sluit de kabelmantel voor aarding uitsluitend aan op de aarde/massa bij de controller.
Sluit de kabelmantel voor aarding aan op contact (SH) op het instrument.
De integriteit van de kabelmantel moet binnen het volledige RS-485-netwerk
gehandhaafd worden.
Gebruik geen mantelverbinding voor de signaalaarde. Gebruik een kabel met een
speciale aardgeleider voor signaalaarde. Sluit de signaalaarde aan op contact (GND) op
het instrument.
3.4.7 Werking van het instrument controleren
Nadat alle bedrading is aangebracht, schakelt u de transmitter in en voert u een
kalibratie/bumptest uit om de werking van het instrument te controleren:
1. Schakel het instrument in.
2. Het instrument kan de opstartprocedure voltooien en de sensor kan zich stabiliseren.
3. Voer een kalibratie- of bumptest uit om de werking van het instrument te controleren.
(Zie hoofdstuk 5.2. voor aanwijzingen voor kalibratie en de bumptest.)
4. Plaats nadat u de werking van het instrument hebt gecontroleerd, het deksel van de
behuizing terug.
Bevestig de rubberen afdichting in de transmitter en/of externe sensor.
Controleer of de afdichting goed is aangebracht voordat u het deksel
terugplaatst. (Uitvoeringen met IP41-codering omvatten geen rubberen
afdichting.)
Draai de dekselschroeven met een 5/32 inch (4 mm) inbussleutel (niet
meegeleverd) kruiselings aan. (Beperk het aanhaalmoment tot handvast. Dit
moet uniform zijn.)
1100-2294 Rev 1 22
4. Werking
4.1 Overzicht van de normale werking
WAARSCHUWING: Controleer voordat het instrument overgaat naar een
normale werking de configuratie op de juiste instellingen en controleer de
kalibratie.
4.1.1 Stroomtoevoer inschakelen en opstartprocedure
Nadat u de stroomtoevoer hebt ingeschakeld, doorloopt het instrument een opstartprocedure
(initialisatie, akoestische/visuele test en zelftest). Nadat de opstartprocedure is voltooid,
doorloopt het instrument een opwarmingsperiode om het sensorelement te stabiliseren voordat
een geldige output wordt gemeld.
1. Schakel het instrument in.
2. Monitor de opstartprocedure en de opwarmingsfase:
Het groene ledje knippert met 0,5 Hz gedurende ongeveer 5 minuten.
De Modbus-vlag voor opwarming is gezet.
Zoemer is uitgeschakeld.
Toestand relais “geen alarm.”
Gemeten gaswaarde is ongeldig.
3. Normale werking controleren:
Groen ledje brandt constant.
Modbus-vlag voor opwarming is gewist.
Zoemer is uitgeschakeld.
Toestand relais “geen alarm.”
Gemeten gaswaarde is geldig.
4.1.2 Analoge signalen controleren
MGS-450/460 gasdetectors hebben een enkele configureerbare analoge output. Tijdens
normaal gebruik is de analoge output van het instrument evenredig met de gedetecteerde
gasconcentratie. De output is evenredig met het gasniveau, zoals hieronder weergegeven:
Gasconcentratie
1-5 V
0-5 V
2-10 V
0-10 V
4-20 mA
0%
1 V
0 V
2 V
0 V
4 mA
50%
3 V
2,5 V
6 V
5 V
12 mA
100%
5 V
5 V
10 V
10 V
20 mA
1100-2294 Rev 1 23
Het instrument kan functioneren in verschillende modi. Deze worden aangegeven door de
hieronder vermelde specifieke analoge outputniveaus:
Werkingsmodus
1-5 V
0-5 V
2-10 V
0-10 V
4-20 mA
Instrumentfout
≤ 0,3 V
N.v.t.
≤ 0,6 V
N.v.t.
≤ 1,2 mA
Offline-modus/onderhoud
0,75 V
N.v.t.
1,5 V
N.v.t.
3 mA
Verschuiving onder nul
0,95 V
N.v.t.
1,9 V
N.v.t.
3,8 mA
Normale werking
1-5 V
0-5 V
2-10 V
0-10 V
4-20 mA
Meetbereik overschreden
5,12 V
5,12 V
10,25 V
10,25 V
20,5 mA
Fout op analoge interface
> 5,25 V
> 5,25 V
> 10,5 V
> 10,5 V
> 21 mA
4.1.3 Controleren van het Modbus-signaal
De MGS-400 gasdetectors voorzien in een Modbus RTU digitale interface. Alle statusberichten
en de meeste parameters opent en/of configureert u met de MGS-400-app (Bluetooth
®
) of via
een gebouwenbeheersysteem (Modbus-netwerk).
1100-2294 Rev 1 24
4.1.4 Statusindicatie
De MGS-400 gasdetectors voorzien in een externe indicatie van de actuele bedrijfstoestand via
geluids- en visuele feedback. (MGS-450/460 gasdetectors voorzien ook in relaisoutputs.) Een
driekleurig ledje duidt de status van het instrument aan (groen/rood/oranje) zoals hieronder
aangegeven:
Status
Ledje
Zoemer
Relais 1
(LAAG)
Relais 2
(HOOG)
Relais 3
(Fout)
Opwarmen
UIT
UIT
UIT
Normaal
UIT
UIT
UIT
Alarm Laag
AAN
UIT
UIT
Alarm Hoog
AAN
AAN
UIT
Offline
UIT
UIT
UIT
Fout
UIT
UIT
AAN
Fout gas negatief
UIT
UIT
AAN
Fout nulkalibratie
UIT
UIT
UIT
Fout
meetbreedtekalibrati
e
UIT
UIT
UIT
4.1.5 Schakelfuncties
De gebruiker bedient de MGS-400 gasdetector door middel van twee magneetschakelaars
onderaan elke eenheid. Breng de meegeleverde magneetpen (onderdeelnr.: 1100-1004) aan
op de betreffende schakelaarlocatie zoals hieronder aangegeven om een magneetschakelaar te
bedienen (MAG-1 of MAG-2):
1100-2294 Rev 1 25
Afhankelijk van de tijdsduur van het indrukken van de schakelaar wordt een korte “TAP” (tikken)
of een lange “HOLD” (ingedrukt houden) gedetecteerd:
Houd om de tikfunctie te gebruiken de betreffende schakelaarlocatie 1 seconde
ingedrukt totdat u een piepgeluid hoort. Verwijder dan de pen om een “TAP” te
bevestigen.
Om de Hold-functie te gebruiken verwijdert u de magnetische pen niet wanneer u de
eerste piep hoort. Houd de pen langer dan 5 seconden geplaatst totdat u een dubbele
piep hoort. Verwijder dan de pen om de “HOLD”-actie te bevestigen.
Als u een van de schakelaars langer dan 30 seconden ingedrukt houdt, resulteert dat in
een foutmelding vanwege een geblokkeerde schakelaar.
Gebruik om het instrument zonder de magnetische pen te bedienen de twee
drukknopschakelaars. Verwijder voor toegang het deksel zonder de lintkabel te verwijderen. De
functies van interne schakelaar TACT-1 en TACT-2 stemmen overeen met de functies van
MAG-1 en MAG-2.
De functie van elke schakelaar is afhankelijk van de status van het instrument op dat moment,
zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Status
Schakelaar
1
(tikken)
Schakelaar 1
(vasthouden)
Schakelaar
2
(tikken)
Schakelaar 2
(vasthouden)
Opwarmen
Bluetooth
®
inschakelen
-
Bluetooth
®
uitschakelen
-
Normaal
Nulkalibratie starten
Meetbreedtekalibrati
e starten
Alarm Laag
Zoemer dempen
Vergrendeld alarm
bevestigen
Alarm Hoog
Zoemer dempen
Vergrendeld alarm
bevestigen
Offline
-
-
1100-2294 Rev 1 26
Fout
Zoemer dempen
Vergrendeld alarm
bevestigen
Fout gas negatief
Zoemer dempen
Nulkalibratie starten
Fout nulkalibratie
Fout bevestigen
-
Fout
meetbreedtekalib
ratie
-
Fout bevestigen
4.1.6 Systeem resetten naar fabrieksinstellingen
Verwijder om het systeem te resetten naar de fabrieksinstellingen het deksel en houd TACT-1
en TACT-2 gelijktijdig 30 seconden ingedrukt. Het instrument start opnieuw om de reset naar
fabrieksinstellingen te bevestigen. Zie hoofdstuk 4.2.3.4 “Resetten naar fabrieksinstellingen”
voor aanwijzingen om het instrument te resetten via de MGS-400-app.
4.2 MGS-400 smartphone-app
Ga naar www.mybacharach.com/apps om de MGS-400-app te downloaden. De bijbehorende
smartphone-app biedt gebruikers verschillende functies om de MGS-400 gasdetector te
configureren en te bedienen:
Realtime metingen weergeven
Instrumentconfiguratie
Uitvoer testen
Instrument kalibreren/bumptest
Aanpasbare kalibratiecertificaten genereren
4.2.1 Bluetooth
®
inschakelen
1. Schakel Bluetooth
®
-detectie in door 1 seconde op MAG 1 te tikken. (Na 10 seconden
geeft het instrument aan dat het detecteerbaar is met een hoorbare “hartslag” totdat het
is gekoppeld of de detectieperiode is verstreken of is geannuleerd.)
2. Open de MGS-400-app en klik op het Bluetooth
®
-pictogram onderin het scherm om een
scan te starten.
3. Kies het instrument uit de lijst van beschikbare Bacharach gasdetectors.
De standaardalias voor MGS-410 is “18TMA-DT”
De standaardalias voor MGS-450/460 is “18TMA”
4. Voer het wachtwoord (standaard “123456”) in als daarom wordt gevraagd.
WAARSCHUWING: U kunt de standaard gebruikersnaam, het wachtwoord en de
ontgrendelingscode wijzigen in het configuratiemenu van de MGS-400-app.
Wijzig voor de veiligheid standaardwaarden pas na installatie van het instrument.
1100-2294 Rev 1 27
4.2.2 Status controleren
Bekijk de huidige status van het instrument in het startscherm (Home tab), waaronder:
Nr.
Beschrijving
1
Alias - door de gebruiker
ingevoerde instrumentnaam
2
Serienummer - 8-cijferig
serienummer van instrument
3
Gas - type gas dat op dat moment
wordt gedetecteerd door het
instrument
4
Statuscirkel - visuele indicatie van
de status van verschillende
instrumenten (wordt hierna nader
toegelicht)
5
Live-meting - huidige meting in
bepaalde meeteenheden
6
Meeteenheid - weergegeven
meeteenheid (PPM/PPB/% LEL/%
VOL)
Status
Statuscirkel
Beschrijving
Opwarmen
Groen
Gasdetector stabiliseert na inschakelen of opnieuw
starten
Normaal
Groen
Normale werking
Alarm Laag
Geel
Gasmeting heeft instelpunt alarm Laag overschreden
Alarm Hoog
Rood
Gasmeting heeft instelpunt alarm Hoog overschreden
Offline
Oranje
Gasdetector staat in onderhoudsmodus en controleert
niet op gas
Fout
Oranje
Er is een fout gedetecteerd
Fout gas
negatief
Oranje
Gasdetectorkalibratie is onder nul verschoven.
Nulkalibratie is vereist
Fout
nulkalibratie
Oranje
Fout opgetreden tijdens nulkalibratie. Nulkalibratie is niet
bijgewerkt. Nulkalibratie is vereist.
1100-2294 Rev 1 28
Fout
meetbreedtekali
bratie
Oranje
Fout opgetreden tijdens meetbreedtekalibratie.
Meetbreedtekalibratie is niet bijgewerkt.
Meetbreedtekalibratie is vereist.
4.2.3 Instrumentconfiguratie
Voor de veiligheid hebben uitsluitend bevoegde gebruikers toegang tot configuratie- en
kalibratie-opties. Om toegang te krijgen tot deze functies is een ontgrendelingscode vereist. Om
instrumentconfiguratie te ontgrendelen:
Tab Configureren Voer als daarom wordt gevraagd de ontgrendelingscode in om
toegang te krijgen tot instrumentconfiguratie. (De standaardcode van het instrument is
“1234”.) Het instrument blijft ontgrendeld totdat de Bluetooth
®
-verbinding wordt
verbroken.
4.2.3.1 Alias wijzigen
Om een gemakkelijke identificatie van een bepaald instrument mogelijk te maken, kunt u een
alias toewijzen aan elk instrument. Deze alias wordt weergegeven bij het zoeken naar een
instrument via Bluetooth
®
, bij kalibratiecertificatie en op het startscherm. Alias instellen:
Tab Configureren Alias, voer de gewenste alias in voor het instrument, en kies OK.
Start het instrument opnieuw om de wijzigingen op te slaan. Startscherm Restart
(Herstarten), om het apparaat te rebooten.
Maak opnieuw verbinding met het instrument om de bijgewerkte alias te bevestigen.
4.2.3.2 Ontgrendelingscode wijzigen
Om onbevoegde toegang tot instrumentconfiguratie en kalibratie te voorkomen, moet u de
standaardontgrendelingscode voor het instrument bij de inbedrijfstelling wijzigen.
Ontgrendelingscode wijzigen:
Tab Configureren Ontgrendelingscode Modbus, voer een nieuwe 4-cijferige
ontgrendelingscode in voor het instrument, en kies OK.
Start het instrument opnieuw om de wijzigingen op te slaan. Startscherm Restart
(Herstarten), om het apparaat te rebooten.
Maak opnieuw verbinding met het instrument om de bijgewerkte ontgrendelingscode te
bevestigen.
BELANGRIJK: Als u de ingestelde ontgrendelingscode vergeten bent, kunt u de
ontgrendelingscode resetten naar de standaardinstelling (1234) door de
fabriekinstellingen op het systeem te resetten. Zie paragraaf 4.1.6 voor de
procedure voor het resetten van het systeem. Denk eraan dat bij een
1100-2294 Rev 1 29
systeemreset alle aangepaste systeemconfiguraties worden teruggezet op de
standaardinstellingen.
4.2.3.3 Bluetooth-toegangscode wijzigen
Om onbevoegde toegang tot de instrumentstatus te voorkomen moet u de standaard
Bluetooth
®
-toegangscode bij de inbedrijfstelling wijzigen. Bluetooth
®
-toegangscode wijzigen:
Tab Configureren Bluetooth-wachtwoord, voer nieuwe 6-cijferige toegangscode voor
het instrument in, en kies OK.
Start het instrument opnieuw om de wijzigingen op te slaan. Startscherm Restart
(Herstarten), om het apparaat te rebooten.
Maak opnieuw verbinding met het instrument om de bijgewerkte ontgrendelingscode te
bevestigen.
BELANGRIJK: Als u de ingestelde toegangscode vergeten bent, kunt u de
ontgrendelingscode resetten naar de standaardinstelling (123456) door de
fabriekinstellingen op het systeem te resetten. Zie paragraaf 4.1.6 voor de
procedure voor het resetten van het systeem. Denk eraan dat bij een
systeemreset alle aangepaste systeemconfiguraties worden teruggezet op de
standaardinstellingen.
4.2.3.4 Resetten naar fabrieksinstellingen
De instrumentconfiguratie kan worden gereset naar de fabrieksinstellingen via de smartphone-
applicatie:
Tab Configureren Terugstellen op fabrieksinstellingen, kies OK om te bevestigen.
Het instrument start automatisch opnieuw op en verbreekt de verbinding met de
smartphone-applicatie.
WAARSCHUWING: Het resetten van het systeem naar de fabrieksinstellingen
verwijdert alle aangepaste systeemconfiguraties, waaronder de
ontgrendelingscode en de Bluetooth-toegangscode. Nadat het systeem is
gereset, moet u de aangepaste ontgrendelingscode en de Bluetooth-
toegangscode opnieuw instellen om onbevoegde toegang en ongewenste
configuratie van het instrument te voorkomen.
4.2.3.5 Alarmconfiguratie
Instelpunt alarm Laag
Waarde waarboven een alarm Laag-toestand optreedt. Het instelpunt voor alarm Laag moet
lager zijn dan het instelpunt alarm Hoog, en hoger dan de grenswaarde alarm Laag. De
grenswaarde voor alarm Laag is de vaste sensorspecifieke minimumgrens. Deze waarde kan
niet worden aangepast.
1100-2294 Rev 1 30
Het bereik van aanvaardbare instelpunten wordt weergegeven bij het bijwerken van een
parameter. Instelpunt bijwerken:
Tab Configureren Alarm Laag alarminstelpunt, voer een nieuw instelpunt in, en kies
OK om te bevestigen.
BELANGRIJK: Bij instrumenten met een geïnstalleerde zuurstofsensor, werkt
alarm Laag in een depletiemodus waarbij gasmeetwaarden ONDER het
instelpunt voor alarm Laag een alarm Laag activeren. Dit maakt scenario's voor
bewaking van zuurstofverdringing en verrijking mogelijk.
BELANGRIJK: Om een intermitterende alarmwerking bij het instelpunt als
gevolg van meetruis te voorkomen stelt dit instrument een hysterese in bij het
instelpunt. Zodra het alarmniveau wordt overschreden, moet de gasmeting een
vast percentage onder de alarmdrempel aanduiden voordat het alarm wordt
uitgeschakeld. Een gangbare hysteresewaarde wordt ingesteld op 5% van de
volledige schaal. Dit is echter sensorspecifiek en niet-aanpasbaar.
Instelpunt alarm Hoog
Waarde waarboven een alarm Hoog-toestand optreedt. Het instelpunt voor alarm Hoog moet
lager zijn dan het bereik van de volledige schaaluitslag van de sensor en hoger zijn dan het
instelpunt voor alarm Laag.
Het bereik van aanvaardbare instelpunten wordt weergegeven bij het bijwerken van een
parameter. Instelpunt bijwerken:
Tab Configureren Alarm Hoog alarminstelpunt, voer een nieuw instelpunt in, en kies
OK om te bevestigen.
BELANGRIJK: Om een intermitterende alarmwerking bij het instelpunt als
gevolg van meetruis te voorkomen stelt dit instrument een hysterese in bij het
instelpunt. Zodra het alarmniveau wordt overschreden, moet de gasmeting een
vast percentage onder de alarmdrempel aanduiden voordat het alarm wordt
uitgeschakeld. Een gangbare hysteresewaarde wordt ingesteld op 5% van de
volledige schaal. Dit is echter sensorspecifiek en niet-aanpasbaar.
Alarmvergrendeling
Het inschakelen van alarmvergrendeling handhaaft de alarmtoestand of de fouttoestand, ook
wanneer de alarmtoestand of de fouttoestand niet meer actief is. Bij vergrendeling moet de
alarm- of fouttoestand handmatig worden bevestigd voordat de toestand wordt gewist. Dit maakt
identificatie mogelijk van alarm- of fouttoestanden van voorbijgaande aard.
Als een alarm is vergrendeld, dat wil zeggen dat de toestand is opgetreden, maar niet meer
actief is, verschijnt er een bevestigingsknop op het startscherm. Selecteer deze knop om de
vergrendelde toestand te bevestigen en het alarm of de fout te wissen.
1100-2294 Rev 1 31
Als de functie is uitgeschakeld, wordt de alarm- of storingsstatus automatisch gewist zodra de
toestand niet langer actief is. Configureren:
Tab Configureren Alarm Alarmvergrendeling, kies inschakelen/uitschakelen, kies
OK om te bevestigen
4.2.3.6 Modbus-configuratie
Adres
Stelt het adres van het instrument in voor verbinding met de RS-485 Modbus-interface.
(Standaardinstelling: 1).
Adres instellen:
Tab Configureren Modbus Adres, kies 1-247, kies OK om te bevestigen
BELANGRIJK: Zorg dat alle instrumenten op de RS-485-bus zijn
geconfigureerd met unieke knooppuntadressen. Als twee instrumenten zijn
geconfigureerd met hetzelfde adres, dan zal een bus-conflict optreden, waarbij
communicatie met deze instrumenten via de RS-485-interface wordt verhinderd.
Baudrate
Stelt de baudrate van het instrument in voor verbinding met de RS-485 Modbus-interface.
(Standaardinstelling: 9600 baud) Baudrate instellen:
Tab Configureren Modbus Baudrate, kies 9600/19200, kies OK om te bevestigen
Stopbits
Stelt de stopbits van het instrument in voor verbinding met de RS-485 Modbus-interface.
(Standaardinstelling: 1 stopbits) Aantal stopbits instellen:
Tab Configureren Modbus Stopbits, kies 1 of 2, kies OK om te bevestigen
Pariteit
Stelt de pariteit van het instrument in voor verbinding met de RS-485 Modbus-interface.
(Standaardinstelling: geen) Pariteit instellen:
Tab Configureren Modbus Pariteit, kies Geen, Oneven, Even, kies OK om te
bevestigen
BELANGRIJK: Stopbits moet ingesteld zijn op 1 als de pariteit oneven of even
is.
120 ohm-afsluiting inschakelen
Voor een optimale betrouwbaarheid van de communicatie moet op RS-485 Modbus-netwerken
het laatste instrument dat fysiek is aangesloten op de RS-485-bus een 120 ohm
1100-2294 Rev 1 32
afsluitweerstand hebben. Dit om de kans op elektrische signaalreflectie op lange bussen als
gevolg van impedantie-mismatches te verminderen.
Dit vereist doorgaans een fysieke weerstand met dezelfde kenmerkende impedantie als de
buskabel die op de bus wordt aangebracht.
MGS-400 instrumenten omvatten deze afsluitweerstand op alle instrumenten en staan toe dat
deze afsluiting wordt ingeschakeld via deze configuratie-instelling zonder dat externe fysieke
weerstanden vereist zijn. Afsluitweerstand inschakelen:
Tab Configureren Modbus Beëindigen 120Ω inschakelen, kies
inschakelen/uitschakelen, en kies OK om te bevestigen
BELANGRIJK: De afsluitweerstand mag alleen worden ingeschakeld op het
laatste instrument dat fysiek is aangesloten op de RS-485 bus. Een externe
weerstand mag niet worden aangesloten wanneer dit is ingeschakeld op het
instrument.
4.2.3.7 Outputconfiguratie
Bereik analoge output
Stelt het bereik in van de analoge output van het instrument. Beschikbare bereiken: 1-5 V
(standaardinstelling), 0-5 V, 0-10 V, 2-10 V, 4-20 mA. Bereik instellen:
Tab Configureren Outputs Bereik analoge output, kies gewenst bereik, kies OK om
te bevestigen
Zoemer
Zoemer inschakelen of uitschakelen. Zoemer voorziet in een plaatselijk hoorbare
alarm/foutmelding. Zoemer is standaard ingeschakeld. Zoemer inschakelen/uitschakelen:
Tab Configureren Outputs Zoemer, kies inschakelen/uitschakelen, kies OK om te
bevestigen
Storingsveilige werking relais
In- of uitschakelen van de storingsveilige werking van relais. Relais die zijn geconfigureerd voor
een storingsveilige werking worden ingeschakeld bij een normale werking. Een storingsveilige
werking zorgt dat relais worden geactiveerd in geval van stroomuitval in het instrument. Bij een
storingsveilige werking worden normaal geopende en normaal gesloten aansluitingen
omgekeerd, zoals beschreven in paragraaf 3.4.3.
De relais worden standaard geconfigureerd als niet-storingsveilig. Storingsveilige relais
inschakelen/uitschakelen:
Tab Configureren Outputs Failsafe relais, kies inschakelen/uitschakelen, kies OK
om te bevestigen
1100-2294 Rev 1 33
Vertraging alarmsignaal
Stelt vertraging in in minuten voordat het instrument een alarmtoestand aangeeft nadat een
drempelwaarde voor alarm Laag of alarm Hoog is overschreden. Kan worden gebruikt om te
voorkomen dat een alarmtoestand van voorbijgaande aard alarmsignalen activeert.
Alarmvertragingen kunnen worden ingesteld op 0-15 minuten. De alarmvertraging wordt
standaard geconfigureerd op 0 minuten. Alarmvertraging instellen:
Tab Configureren Outputs Alarmvertraging, voer gewenste vertraging in in minuten
(0-15), kies OK om te bevestigen.
Analoge nulinstelling
Analoge nulinstelling past een vaste correctie toe op de analoge output. Zo worden kleine
kabelweerstandfouten in de output tussen het gasdetectieinstrument en de meting bij de
controller bij gebruik van spanningsuitgangen weggenomen.
NB: De MGS 408 controller maakt gebruik van een digitale interface. Deze
analoge aanpassing is alleen nodig bij gebruik van een controller van een
andere leverancier die gebruik maakt van een analoge interface voor bewaking
van de gasconcentratie en status.
Controleer om de aanpassing door te voeren of het instrument een vaste spanning afgeeft (1 V
is standaard bij nul ppm, of gebruik outputtest-functie om een specifieke spanningswaarde in te
stellen). Monitor de meting op afstand en pas nulpuntverschuiving aan totdat de meting op
afstand overeenkomt met de verwachte uitgangsspanning.
De aanpassing beperkt zich tot ±10% van de volledige schaal. Analoge nul-functie instellen:
Tab Configureren Outputs Instellen analoog nul, gebruik de schuifcontroller om de
gewenste correctie-aanpassing in te stellen.
U kunt ook tikken op de tekst “Instellen analoog nul (X.X%)” en de specifieke correctie (-
10 tot 10) invoeren.
Analoog meetbereik
Het analoge meetbereik past de FSD (volledige schaaluitslag) van de analoge output aan. Het
geselecteerde bereik bepaalt de equivalente gasmeting op het maximale bereik van de analoge
output.
Voorbeeld: R134A 1000 ppm, 0-5 V analoge output. Als het analoge meetbereik is ingesteld op
20%, dan bestrijkt het volledige analoge outputbereik slechts de eerste 20% van het
gasmeetbereik. Dit betekent dat 0-200 ppm een output genereert van 0-5 V, en dat boven 200
ppm de output wordt afgetopt tot 5 V.
Merk op dat de sensorresolutiewaarde de waarde voor het maximale bereik blijft.
1100-2294 Rev 1 34
De aanpassing is beperkt tot tussen 20%-100% van de volledige schaaluitslag. De
standaardinstelling is 100%. Analoog meetbereik instellen:
Tab Configureren Outputs Bereik meetbreedte analoog, gebruik schuifcontroller om
het gewenste bereik in te stellen
U kunt ook op de tekst “Bereik meetbreedte analoog (XX%)” tikken en het specifieke
gewenste bereik invoeren.
1100-2294 Rev 1 35
5. Verzorging en onderhoud
5.1 Onderhoudsintervallen
Interval
Functie
Tijdens
inbedrijfstelling
Kalibratie controleren.
Werking ledjes controleren.*
Werking zoemer en relais controleren.*
Signaaltransmissie naar BMS/BAS (centrale controller) controleren,
indien aangesloten.*
Om de 612
maanden**
Door opgeleid servicepersoneel laten inspecteren.
Werking ledjes controleren.*
Werking zoemer en relais controleren.*
Signaaltransmissie naar BMS/BAS (centrale controller) controleren,
indien aangesloten.*
Sensor kalibreren of contact opnemen met Bacharach om sensor door
in fabriek gekalibreerde sensor te laten vervangen.
Naar vereist
Sensormodule(s) vervangen
* Functie kan worden geactiveerd via Modbus-opdrachten of de MGS-400-app.
** Vereiste onderhoudsfrequentie varieert per sensortype.
1100-2294 Rev 1 36
Sensortype
Onderhoudsinterval
Levensduur sensor
Elektrochemisc
h*
12 maanden
2-3 jaar
Katalytisch
meetprincipe
Nulkalibratie 1-3 maanden
Meetbreedtekalibratie 6 maanden
5-7 jaar
Elektronisch*
6 maanden na inbedrijfstelling
12 maanden daarna
4-6 jaar
Infrarood
12 maanden
5-7 jaar
* Sensors moeten worden gecontroleerd na blootstelling aan hoge
gasconcentraties, waardoor de sensor soms minder lang meegaat en/of de
sensorgevoeligheid afneemt.
5.2 Afstellingen
5.2.1 Inleiding
De detector moet regelmatig worden afgesteld zoals vereist volgens de nationale normen en
voorschriften (bijv. EN 378, ASHRAE 15, BREEAM enz.).
Gevaar voor de ademhaling: Kalibratiegas mag NIET worden ingeademd! Raadpleeg de
betreffende veiligheidsinformatiebladen. Kalibratiegas moet worden afgezogen door een
dampkap of naar buiten worden afgevoerd.
Eerst nulkalibratie en dan meetbreedte: Voor een goede werking mag de meetbreedte nooit
worden aangepast voordat aanpassing van het nulpunt heeft plaatsgevonden. Als deze
handelingen in de verkeerde volgorde worden uitgevoerd, zal de kalibratie onjuist zijn.
BELANGRIJK: Bacharach beveelt aan om de detectors te kalibreren onder de
toepassingsspecifieke omstandigheden, en met het doelgas. Nulstelling van de
detector in de gebruiksomgeving en kalibratie met doelgas zijn nauwkeuriger.
Kalibratie met een ander gas mag alleen worden uitgevoerd als kalibratie met
het doelgas niet mogelijk is.
BELANGRIJK: De sensor moet helemaal gestabiliseerd zijn (ten minste 2 uur
en bij voorkeur 24 uur).
BELANGRIJK: Bij het openen van de functies voor nul- en meetbreedte-
instelling komt de detector automatisch in de OFFLINE-modus te staan. Deze
blijft OFFLINE totdat u de OFFLINE-modus annuleert door op de betreffende
magneetschakelaar te tikken, of totdat er (doorgaans) 6 minuten zijn verstreken
na het verrichten van de instelling.
1100-2294 Rev 1 37
5.2.2 Algemene kalibratieprocedure
WAARSCHUWING: De MGS-400 gasdetector mag tijdens kalibratie NIET in
een alarm- of fouttoestand staan. Bevestig alle alarmen en fouten VOORDAT u
met kalibratie begint.
WAARSCHUWING: Het kalibratiegas moet in balans zijn voor lucht, en niet voor
stikstof (N
2
). Dit geldt niet voor CO
2
- of O
2
-sensors.
BELANGRIJK: Voor de kalibratie en/of bumptest is de MGS-400
kalibratieadapterset (O/N 6302-9990) vereist.
BELANGRIJK: Op een hoogte van meer dan 2000 m zal de kalibratie een
lagere waarde opleveren. Boven 2000 m moet het instrument op de
gebruikslocatie worden gekalibreerd.
1. Bevestig de kalibratieadapter op het deksel van de gasdetector.
2. Stel de gasstroom in op circa 0,3 l/min als u een stroomregelaar gebruikt.
5.2.3 Nulinstelling
Omgevingslucht kan alleen i.p.v. synthetische lucht voor nulinstelling van de sensor worden
gebruikt als zeker is dat de ruimte vrij is van doelgas of gas waarvoor de sensor kruisgevoelig
is. In dat geval is voor de nulinstelling geen gasfles of kalibratieadapter nodig.
WAARSCHUWING: De MGS-450 mag tijdens kalibratie NIET in een alarm- of
fouttoestand staan. Bevestig alle alarmen of fouten VOORDAT u met kalibratie
begint.
WAARSCHUWING: Omgevingslucht kan alleen i.p.v. synthetische lucht voor
nulinstelling van de sensor worden gebruikt als zeker is dat de ruimte vrij is van
doelgas of gas waarvoor de sensor kruisgevoelig is. Dit geldt niet voor CO
2
- of
O
2
-sensors.
BELANGRIJK: Voor de kalibratie en/of bumptest is de MGS-400
kalibratieadapterset (O/N 6302-9990) vereist.
1. Start de nulinstelling:
a. MGS-400-app: Startscherm
Calibrate (Kalibreren)
Scan de barcode op de
gasfles of voer de waarden voor het nulgas handmatig in.
b. Handmatig: Houd MAG 1 > 5 seconden ingedrukt. Het ledje knippert groen-
groen-rood als het instrument gereed is.
1100-2294 Rev 1 38
2. Voer nulgas toe (of gebruik omgevingslucht, zie voorgaande waarschuwing).
3. Bevestig het starten van de kalibratie:
a. MGS-400-app: Druk op de knop Start Zero (Nulinstelling starten).
b. Handmatig: Druk binnen 30 seconden op MAG 1, anders hervat het instrument
de normale werking.
4. Voltooi de nulinstelling:
a. MGS-400-app: De app telt af totdat de instelling is voltooid. Als de kalibratie is
geslaagd, gaat u door naar stap 5. Als de kalibratie mislukt, gaat u terug naar het
startscherm en drukt u op de knop Acknowledge (Bevestigen) om de
waarschuwing over de nulkalibratie te wissen.
b. Handmatig: Het ledje knippert groen-rood, groen-rood-rood, groen-rood-rood-
rood enz. totdat de kalibratie is voltooid. Houd om de kalibratie af te breken MAG
1 > 5 seconden ingedrukt, schakel de gasstroom uit en verwijder de
kalibratieadapter. Als de kalibratie is geslaagd (groen ledje), gaat u door naar
stap 5. Als de kalibratie is mislukt (ledje knippert met 2 Hz oranje), tikt u op
MAG 1 om de kalibratiepoging te wissen.
5. Schakel de nulgastoevoer uit.
6. Vervang het nulgas door kalibratiegas ter voorbereiding op de meetbreedte-instelling.
5.2.4 Meetbreedte-instelling
WAARSCHUWING: Het kalibratiegas moet in balans zijn voor lucht, en niet voor
stikstof (N
2
). Dit geldt niet voor CO
2
- of O
2
-sensors.
BELANGRIJK: Op een hoogte van meer dan 2000 m zal de kalibratie een
lagere waarde opleveren. Boven 2000 m moet het instrument op de
gebruikslocatie worden gekalibreerd.
1. Start de meetbreedte-instelling:
a. MGS-400-app: Scan de barcode op de gasfles of voer de waarden voor het
kalibratiegas handmatig in.
b. Handmatig: Houd MAG 2 > 5 seconden ingedrukt. Het ledje knippert groen-
groen-oranje als het instrument gereed is.
2. Voer het kalibratiegas toe met de concentratie die vermeld staat op het etiket met de
concentratiegegevens voor het kalibratiegas (bovenop het instrument).
Onderdeelnummer
Serienummer
Sensortype
Maximum bereik
3. Bevestig het starten van de kalibratie:
a. MGS-400-app: Druk op de knop Start Span (Meetbreedte starten).
b. Handmatig: Druk binnen 30 seconden op MAG 2, anders hervat het instrument
de normale werking.
1100-2294 Rev 1 39
4. Voltooi de meetbreedte-instelling:
a. MGS-400-app: De app telt af totdat de instelling is voltooid. Als de kalibratie is
geslaagd, gaat u door naar stap 5. Als de kalibratie mislukt, gaat u terug naar het
startscherm en drukt u op de knop Acknowledge (Bevestigen) om de
waarschuwing over de meetbreedtekalibratie te wissen.
b. Handmatig: Het ledje knippert groen-oranje, groen-oranje-oranje, groen-oranje-
oranje-oranje enz. totdat de kalibratie is voltooid. Houd om af te breken MAG 2
> 5 seconden ingedrukt, schakel de gasstroom uit en verwijder de
kalibratieadapter. Als de kalibratie is geslaagd (ledje knippert groen-oranje-rood)
gaat u verder naar stap 5. Als de kalibratie is mislukt (ledje knippert met 2 Hz
oranje), tikt u op MAG 2 om de kalibratiepoging te wissen.
5. Schakel de kalibratiegasstroom uit en verwijder de kalibratieadapter.
6. Geef de sensor de tijd om zich te herstellen/stabiliseren voordat het instrument de
normale werking hervat (groen ledje).
5.2.5 Bumptest systeem
BELANGRIJK: De fabrikant van dit product vereist uitvoering van een bumptest
of kalibratie na installatie om de werking van het instrument te controleren.
Een bumptest is een live-test van het systeem om te controleren of de detector reageert op
gas en dat alle verbonden alarmvoorzieningen, het BMS etc. goed werken. Het verdient
aanbeveling om alle betrokkenen te informeren over de test en om bepaalde alarmen te
onderdrukken (bijv. uitschakelkleppen, melding aan officiële instanties enz.).
1. Sluit de adapter en de gasfles aan volgens de instructies in 'Algemene
kalibratieprocedure'.
2. Deactiveer/demp externe meldingsvoorzieningen (uitschakelkleppen, melding aan
officiële instanties enz.):
a. MGS-400-app: Startscherm Calibrate (Kalibreren) Bump (Stootproef)
Activeer TAKE OFFLINE (Offline gaan) om de communicatie met externe
apparatuur uit te schakelen.
b. Handmatig: Laat het personeel in het gebouw weten dat er een test plaatsvindt
zodat externe apparaten gedeactiveerd/gedempt kunnen worden.
3. Voer het doelgas toe met een concentratie die zo hoog is dat de alarmen afgaan.
Gebruik GEEN zuiver koelmiddel of koolwaterstoffen (m.a.w. geen butaanaansteker).
4. Nadat de grenswaarden zijn overschreden moeten de relais worden geactiveerd,
moeten de digitale outputs de gasconcentratie doorgeven, en:
a. MGS-400-app: De gasconcentratie moet worden weergegeven, de
instrumentstatus moet “LOW ALARM” (Alarm Laag) of “HIGH ALARM” (Alarm
Hoog) zijn en de status van de alarmen moet “ON” (Aan) zijn.
b. Handmatig: De ledstatus moet “LOW ALARM” (Alarm Laag) of “HIGH ALARM
(Alarm Hoog) aangeven.
5. Schakel de gasstroom uit en verwijder de kalibratieadapter.
1100-2294 Rev 1 40
6. Geef de sensor de tijd om zich te herstellen/stabiliseren voordat het instrument de
normale werking hervat (groen ledje).
5.3 Probleemoplossing
5.3.1 Hexadecimale notatie
Alle foutcodes kunnen worden opgehaald via de Modbus-interface en worden weergegeven in
hexadecimale (hex) notatie. Een hexadecimaal cijfer kan meerdere codes weergeven, zoals
hieronder afgebeeld:
Hex-
code
Equivalente
foutcode(s)
0
0
1
1
2
2
3
1+2
4
4
5
1+4
Hex-
code
Equivalente
foutcode(s)
6
1+2+3
7
1+2+4
8
8
9
1+8
A
2+8
B
1+2+8
Hex-
code
Equivalente
foutcode(s)
D
1+4+8
E
2+4+8
F
1+2+4+8
5.3.3 Foutcodes
NB: Als er een sensorfout optreedt tijdens een gasalarmconditie, prevaleert de
fout boven de alarmconditie.
Sensorfouten kunnen aan de hand van onderstaande tabel worden gedecodeerd. Er kunnen
meerdere fouten tegelijk worden gemeld. Foutcode “00000003” bijvoorbeeld is een combinatie
van foutcode 00000001 (Geen sensorsignaal) en foutcode 00000002 (Spanning buiten
specificaties 1V).
NB: Als het kenmerk “laatste fout” aangeeft dat een fout op een bepaald tijdstip
heeft plaatsgevonden maar het bijbehorende kenmerk “huidige fout” geen fout
aangeeft, is het probleem vanzelf opgelost en is er geen servicehandeling
vereist.
1100-2294 Rev 1 41
Foutbit
Systeemfout
Mogelijke oorzaken
Vereiste
handeling(en)
0x00000001
Softwarefout
Firmware-fout (bv
onverwachte toestand)
Schakel het instrument uit en
weer in.
Bel Productondersteuning als
dit probleem zich herhaalt
0x00000002
Spanning buiten
specificaties 1 V
Spanningsrail buiten
bereik
Bel Productondersteuning
0x00000004
Spanning buiten
specificaties 3,3V
Spanningsrail buiten
bereik
0x00000008
Spanning buiten
specificaties 5V
Spanningsrail buiten
bereik
0x00000010
Spanning buiten
specificaties 5,4V
Spanningsrail buiten
bereik
0x00000020
Spanning buiten
specificaties 12V
Spanningsrail buiten
bereik
0x00000040
Spanning buiten
specificaties VIN
Spanningsrail buiten
bereik
0x00000080
Fout lezen
flashgeheugen systeem
Fout bij lezen intern
flashgeheugen
Schakel het instrument uit en
weer in.
Bel Productondersteuning als
dit probleem zich herhaalt
0x00000100
Fout schrijven naar
flashgeheugen systeem
Fout bij schrijven naar
intern flashgeheugen
0x00000200
Fout CRS
flashgeheugen systeem
Fout in intern
flashgeheugen CRC
0x00000400
Ongeldige
systeemconfiguratie
Fout in
systeemconfiguratie
0x00000800
GPIO-fout
Fout gedetecteerd bij
GPIO pin
Bel Productondersteuning
0x00001000
Modbus-fout
Fout gedetecteerd in
Modbus-communicatie
Schakel het instrument uit en
weer in.
Bel Productondersteuning als
dit probleem zich herhaalt
0x00002000
Fout analoge output
(alleen MGS-450)
Fout bij bijwerken DAC-
waarde
0x00004000
Bluetooth-fout
Fout gedetecteerd in
Bluetooth-module
0x00008000
Schakelaar geblokkeerd
Magnetische en/of
tactiele schakelaar
> 1 minuut geactiveerd
Bel Productondersteuning
0x00010000
Sensorelement uit
Sensorelement wordt niet
gedetecteerd
Controleer sensorverbinding
0x00020000
Fout sensorelement
Fout in sensorelement
gedetecteerd
Vervang sensormodule
0x00040000
Fout lezen sensor ADC
sensor
Kan niet lezen vanaf
sensor ADC
Controleer
sensorverbinding/vervang
sensormodule
0x00080000
Fout lezen sensor ADC
stroom
Kan niet lezen vanaf
huidige ADC
0x00100000
Fout lezen sensor AFE
(alleen EC)
Kan niet lezen vanaf EC
sensor AFE
0x00200000
Fout schrijven sensor
AFE (alleen EC)
Kan niet schrijven naar
EC sensor AFE
0x00400000
Fout status sensor AFE
(alleen EC)
Fout in AFE EC-sensor
1100-2294 Rev 1 42
0x00800000
Fout lezen sensor
EEPROM
Fout bij lezen vanaf
sensor EEPROM
Schakel uit en in/controleer
sensorverbinding/vervang
sensormodule
0x01000000
Fout schrijven sensor
EEPROM
Fout bij schrijven naar
sensor EEPROM
Bel Productondersteuning
0x02000000
Fout CRC sensor
EEPROM
Fout in CRC vanaf sensor
EEPROM
Schakel uit en in/vervang
sensormodule
0x04000000
Fout configuratie sensor
EEPROM
Fout in sensor EEPROM
gegevens
Vervang sensormodule
0x08000000
Fout lezen sensor UART
Kan niet lezen vanaf
sensor UART
Controleer
sensorverbinding/vervang
sensormodule
0x10000000
Fout sensortemperatuur
Temperatuur kan niet
worden gelezen of valt
buiten specificaties
Controleer of sensor binnen
gespecificeerd
temperatuurbereik
werkt/controleer
sensorverbindingen
0x20000000
Fout negatieve
gasconcentratie
Sensoroutput te negatief
verlopen
Start nulkalibratie
(via app/druk op MAG 2)
0x40000000
Fout nulkalibratie
Nulkalibratie mislukt
Bevestig nulkalibratie
(via app/druk op MAG 1)
0x80000000
Fout
meetbreedtekalibratie
Meetbreedtekalibratie
mislukt
Bevestig nulkalibratie
(via app/druk op MAG 2)
5.4 Sensoronderhoud
LET OP: In dit product worden halfgeleiders gebruikt, die door elektrostatische
ontlading (ESD) beschadigd kunnen raken. Hanteer de printplaat voorzichtig om
beschadiging van de elektronica te voorkomen.
5.4.1 Vervangen van de sensormodule
MGS-400 gasdetectors zijn compatibel met voorgekalibreerde sensormodules waarop de
informatie over het gastype en de kalibratie van de sensor opgeslagen wordt. De sensormodule
van de gasdetector vervangen:
1. Schakel de gasdetector uit.
2. Verwijder het deksel met een inbussleutel van 5/32 inch (4 mm) (niet meegeleverd) en
koppel de lintkabel los van de sensormodule.
3. Trek het deksel los van de sensormodule door de behuizing vast te houden en het
deksel 90° graden linksom te draaien. Oefen niet te veel kracht uit op de printplaat van
de sensormodule. Als het vierkante lipje van de sensorbehuizing is uitgelijnd met het
hangslotpictogram, trekt u de module krachtig uit de behuizing.
4. Installeer de nieuwe sensormodule door het vierkante lipje uit te lijnen met het
hangslotpictogram en de module krachtig in de behuizing te drukken. Draai de
sensormodule zonder er teveel kracht op uit te oefenen nu 90° rechtsom (of totdat het
driehoekje is uitgelijnd met het hangslotpictogram op het deksel).
5. Sluit de lintkabel aan (op de sensormodule en de transmitter) en sluit het deksel.
1100-2294 Rev 1 43
6. Zorg dat de pakking goed is uitgelijnd (alleen IP66-versies) en draai het deksel met het
meegeleverde bevestigingsmateriaal kruisgewijs aan. Het bevestigingsmateriaal moet
gelijkmatig handvast worden aangehaald.
7. Schakel de gasdetector in.
8. Controleer de sensorrespons (bumptest) nadat de opstartprocedure is doorlopen.
5.5 Reiniging van het instrument
Reinig de detector met een zachte doek, water en een mild detergens. Spoel met water. Gebruik
geen alcohol, reinigingsmiddelen, spray, poetsmiddel, detergentia enz.
1100-2294 Rev 1 44
6. Aanvullende informatie
6.1 Werkingsprincipe sensor
6.1.1 Elektrochemische sensors
Elektrochemische sensors meten de partieeldruk van gas onder omgevingsomstandigheden. De
bewaakte omgevingslucht diffundeert door een membraan in de vloeibare elektrolyt in de sensor.
De elektrolyt bevat een meetelektrode, een contra-elektrode en een referentie-elektrode. Een
elektronisch “potentiostaat” circuit zorgt voor een constante elektrische spanning tussen de
meetelektrode en de referentie-elektrode. De spanning, de elektrolyt en het elektrodenmateriaal
worden geselecteerd met het oog op het te bewaken gas, zodat dit elektrochemisch op de
meetelektrode wordt getransformeerd en er stroom door de sensor loopt. Deze stroom is
evenredig met de gasconcentratie. Zuurstof uit de omgevingslucht reageert tegelijkertijd
elektrochemisch met de contra-elektrode. De stroom die door de sensor loopt, wordt elektronisch
versterkt, gedigitaliseerd en gecorrigeerd voor diverse parameters (bijv. de
omgevingstemperatuur).
6.1.2 Sensors volgens katalytisch meetprincipe
Een sensor volgens katalytisch meetprincipe meet de partieeldruk van ontvlambare gassen en
dampen in omgevingslucht. op basis van het principe van verbrandingshitte.
De bewaakte lucht diffundeert via de gesinterde metalen schijf in de sensor. Het mengsel van
ontvlambare gassen, dampen en lucht word katalytisch verbrand bij een verwarmd
detectorelement (de zgn. pellistor). Het zuurstofgehalte in de lucht moet meer dan
12 volumeprocent bedragen. Door de resulterende verbrandingshitte stijgt de temperatuur van
het detectorelement. Deze temperatuurstijging bewerkstelligt een verandering in de weerstand in
het detectorelement die evenredig is met de concentratie van het mengsel van ontvlambare
gassen en dampen in de bewaakte lucht. Naast het katalytisch actieve detectorelement is er ook
nog een compensatorelement. Beide elementen zijn onderdeel van een Wheatstone-brug. Zo
worden omgevingsinvloeden bijna volledig gecompenseerd, zoals veranderingen in de
omgevingstemperatuur of vochtigheidsgraad.
BELANGRIJK: Bepaalde stoffen in de bewaakte atmosfeer kunnen de
gevoeligheid van de sensors negatief beïnvloeden. Deze stoffen omvatten onder
andere:
Polymeriserende stoffen zoals acrylonitriel, butadieen en styreen.
Corroderend werkende stoffen, zoals gehalogeneerde
koolwaterstoffen (die bij oxidatie halogenen afgeven zoals broom,
chloor of fluor), en halogeenhydridezuren, en zure
gassamenstellingen, zoals zwaveldioxide en stikstofoxiden.
1100-2294 Rev 1 45
Katalysatorvergiftigers zoals zwavel- en fosforsamenstellingen,
siliconesamenstellingen (met name siliconen) en metaal-organische
dampen.
De kalibratie moet misschien gecontroleerd worden als de sensor langdurig is blootgesteld aan
een hoge concentratie van ontvlambare gassen, dampen of de bovenstaande contaminerende
stoffen.
Uit de aard van de technologie van het katalytisch meetprincipe vloeit voort dat de
sensorverschuiving wel ±5% LEL per maand kan bedragen. Voor instrumenten met dit soort
sensors moet de nulstelling regelmatig worden verricht volgens de aanwijzingen in deel 5 van
deze handleiding.
6.1.3 Elektronische sensors
Elektronische of metaaloxidesensors (MOS) zijn de meest veelzijdige van alle
breedbereiksensors. Ze kunnen worden gebruikt voor de detectie van uiteenlopende gassen en
dampen met een laag ppm of een laag ontbrandingsbereik. De sensor bestaat uit een combinatie
van metaaloxiden. Deze worden verhit tot een temperatuur van 150 °C tot 300 °C, afhankelijk van
het/de te detecteren gas(sen). De bedrijfstemperatuur en het “recept” van de gemengde oxiden
bepalen de gevoeligheid van de sensor voor bepaalde giftige gassen, dampen en koelmiddelen.
De elektrische geleiding neemt sterk toe zodra de gas- of dampmoleculen via een diffusieproces
in aanraking komen met het sensoroppervlak. Waterdamp, een hoge luchtvochtigheidsgraad,
temperatuurschommelingen en lage zuurstofgehalten kunnen hogere meetwaarden opleveren.
BELANGRIJK: Bepaalde stoffen in de bewaakte atmosfeer kunnen de
gevoeligheid van de sensors negatief beïnvloeden:
Materialen die silicone of siliconenrubber/pasta bevatten
Corroderend werkende gassen zoals waterstofsulfide, zwaveloxide, chloor,
chloorwaterstof enz.
Alkalische metalen, opspattend zout water.
6.1.4 Infraroodsensors
De infrarood (IR) gassensor dient voor meting van de concentratie van ontvlambare gassen en
dampen in de omgevingslucht. Het werkingsprincipe is gebaseerd op de van de concentratie
afhankelijke absorptie van infraroodstraling in de bemeten gassen.
De bewaakte omgevingslucht diffundeert via een gesinterd metalen materiaal in de behuizing van
een optische “werkbank”. Bredebandlicht van een IR-bron valt door het gas in de optische
werkbank en wordt weerkaatst door de wanden, waarna het op een detector met twee elementen
valt. Het ene kanaal van de detector meet de gasafhankelijke lichttransmissie, en het andere
kanaal wordt gebruikt als referentie. De verhouding tussen het meet- en het referentiesignaal
1100-2294 Rev 1 46
wordt gebruikt om de gasconcentratie te bepalen. Interne elektronica en software berekenen de
concentratie en geven een outputsignaal af.
6.2 Afvoer van het instrument
6.2.1 Afvoer van elektrische en elektronische apparatuur
EU-regelgeving voor de afvoer van elektrische en elektronische apparatuur zoals uiteengezet in
EU-richtlijn 2012/19/EU en in nationale wetgeving is sinds augustus 2012 van kracht en van
toepassing op dit instrument.
Gewone huishoudelijke apparaten kunnen worden aangeboden bij speciale inzamelings- en
recyclinginstellingen. Dit instrument is echter niet voor huishoudelijk gebruik geregistreerd. Het
mag derhalve niet via deze kanalen worden afgevoerd. U kunt het instrument voor afvoer
terugsturen naar de verkooporganisatie van Bacharach in uw land. Neem contact op met
Bacharach als u nog vragen hebt over dit onderwerp.
6.2.2 Afvoer van sensors
De sensors moeten worden afgevoerd volgens de nationale voorschriften.
GEVAAR: De sensors mogen niet worden verbrand, vanwege het risico op
ontploffing en hierdoor ontstane chemische brandwonden.
WAARSCHUWING: Elektrochemische sensors mogen niet met kracht worden
geopend.
WAARSCHUWING: Voor afvoer moeten de geldende plaatselijke voorschriften
in acht worden genomen. Raadpleeg voor informatie het plaatselijke
milieuagentschap, de lokale overheid en de afvalbedrijven.
6.3 Sensorspecificaties
Sensorgege
vens
Elektrochemisch (EC)
Elektronisch
(SC)
Katalytisch
(CAT)
Infrarood
(IR)
Levensduur
sensor
(doorgaans)
2 tot 3 jaar
5 tot 8 jaar
5 jaar
5 jaar
Temperatuur
bereik
NH
3
100/1000 ppm: -40 tot 40 °C
NH
3
5000 ppm: -20 tot 40 °C
CO 500 ppm: -40 tot 50 °C
NO
2
20 ppm: -20 tot 40 °C
O
2
30% volume: -20 tot 50 °C
-40 °C tot
50 °C
-40 °C tot
50 °C
-40 °C tot
50 °C
1100-2294 Rev 1 47
NH
3
100/1000 ppm: -40 tot 104 °F
NH
3
5000 ppm: -4 tot 104 °F
CO 500 ppm: -40 tot 122 °F
NO
2
20 ppm: -4 tot 104 °F
O
2
30% volume: -4 tot 50 °F
-40 °F tot
122 °F
-40 °F tot
122 °F
-40 °F tot
122 °F
6.4 Modbus-registers
BELANGRIJK: Als artikelen twee registers bestrijken (bijv. 1005 en 1006), zijn
de registers van “lang” of “zwevend” gegevenstype. In alle andere gevallen zijn
de registers van het gegevenstype Integer of ASCII.
De Modbus-registers ontgrendelen:
Schrijf de juiste ontgrendelingscode naar Modbus-register 2100 om wijzigingen van de
systeemconfiguratie toe te staan. De ontgrendelingscode is een decimale waarde van 4
cijfers, van 0000-9999 (standaard “1234”). Systeemparameters die ontgrendeling van
het systeem vereisen zijn in onderstaande tabel voorzien van een hangslotsymbool ().
6.4.1 Integratie Dynamische sensorgegevens
Inputregister (Functie 04 Lezen)
1094
Ondertekende onbewerkte
gasconcentratie
(PPM/PPB/VOL/LEL)
Ondertekende onbewerkte gasconcentratie PPM of %
VOL of % LEL geen grenswaarden; gebruikt voor
nulkalibratie om negatieve waarden te zien
32-bits
ondertekend
geheel getal
1095
1096
Ondertekende onbewerkte
gasconcentratie (PPM)
Ondertekende onbewerkte gasconcentratie PPM of %
VOL of % LEL geen grenswaarden; gebruikt voor
nulkalibratie om negatieve waarden te zien
32-bits drijvend
1097
1098
Bedrijfsuren sensor
Uren sinds laatste herstart
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1099
Status offline-modus
Status offline-modus
1100
Concentratie % FS (0-100)
Gasconcentratie in % volledige schaal
1101
Concentratie
(PPM/PPB/VOL/LEL)
Concentratie in weergave-eenheden
1102
Concentratie PPM
Ondertekende onbewerkte gasconcentratie PPM of %
VOL of % LEL geen grenswaarden; gebruikt voor
nulkalibratie om negatieve waarden te zien
32-bits
ondertekend
geheel getal
1103
1104
Branduren sensor
Uren sinds laatste kalibratie
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1105
PPM-uren
PPM-uren sinds fabricage sensor (100 ppm in 2 uur =
220 ppm-uren)
32-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1106
1107
Temperatuur (°C)
Huidige sensormeetwaarde sensortemperatuur (°C)
16-bits
ondertekend
geheel getal
1100-2294 Rev 1 48
1108
Foutcode
Momenteel actieve bit-packed sensorfoutvlaggen (zie
foutenblad voor details vlaggen)
32-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1109
1110
Laatste foutcode sensor
Hardnekkige fouten zoals hierboven, maar foutbits
blijven gezet na wissen om voorbijgaande fouten te
zien
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1111
Laatste foutcode systeem
Hardnekkige fouten zoals hierboven, maar foutbits
blijven gezet na wissen om voorbijgaande fouten te
zien
1112
Vlag Kalibratie verlopen
Vlag kalibratie verlopen: sensor moet opnieuw
gekalibreerd worden als deze vlag is gezet
Booleaans
1113
Vlag Opstarten sensor
Gezet als sensor nog steeds in opwarmingsperiode
voor stabilisatie staat
1114
Vlag Alarm Laag
Gezet als alarm Laag actief is
Booleaans
1115
Vlag Alarm Hoog
Gezet als alarm Hoog actief is
1116
Vlag Fout
Gezet als er een foutvlag actief is
1117
Vlag Sensorverzadiging
Gezet als gasconcentratiebereik volledige schaal
overschrijdt
1118
Vlag Onderstroom sensor
Gezet als gasconcentratie tot onder nul daalt
1119
Tijd resterend voor autom.
nulkalibratie
Resterend aantal seconden voor automatische
nulkalibratie
Niet-
ondertekend
geheel getal
1120
Tijd resterend voor autom.
meetbreedtekalibratie
Resterend aantal seconden voor automatische
meetbreedtekalibratie
1121
Tijd resterend voor autom.
kalibratieherstel
Resterend aantal seconden voor meetbreedteherstel
Niet-
ondertekend
geheel getal
1122
Maximale gemelde
temperatuur (°C)
Door sensor temperatuursensor gemelde
maximumtemperatuur
Ondertekend
geheel getal
1123
Maximale gemelde
gasconcentratie (%FS)
Maximale door sensor gemelde gasconcentratie
Niet-
ondertekend
geheel getal
6.4.2 Integratie Statische sensorgegevens
Inputregister (Functie 04 Lezen)
1124
Code sensortype
Typecode van aangesloten sensormodule
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1125
Weergave-eenheden sensor
(PPM/PPB/VOL/LEL)
Aanduiding van eenheid gasconcentratie op
aangesloten sensor (ppm=1 , ppb =2, vol=3, lel=4)
VOL/LEL schaal x10 m.a.w. 123 = 12,3%
1126
Volledige schaal
(PPM/PPB/VOL/LEL)
Volledige schaal in weergave-eenheden
1127
Plaatselijke instelling alarm
Laag (PPM/PPB/VOL/LEL)
Alarm Laag in weergave-eenheden (alias van 2106)
1128
Plaatselijk instelpunt alarm
Hoog (PPM/PPB/VOL/LEL)
Alarm Hoog in weergave-eenheden (alias van 2107)
1129
Concentratie kalibratiegas
(PPM/PPB/VOL/LEL)
Concentratie sensorkalibratiegas in weergave-
eenheden
1130
Sensoronderdrukking,
eenheidsafhankelijk
Waarde waaronder de gasconcentratie als nul wordt
weergegeven om lage ruis te onderdrukken
1100-2294 Rev 1 49
1131
Werking alarm Laag
Vlag Werking alarm Laag, sensor. 0 => alarm
geactiveerd indien gas boven alarmniveau; 1 => alarm
geactiveerd indien gas onder alarmniveau
Booleaans
1132
Ondergrens
sensorkalibratiegas
Ondergrens sensorkalibratiegas in weergave-
eenheden
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1133
Bovengrens
sensorkalibratiegas
Bovengrens sensorkalibratiegas in weergave-
eenheden
1134
Grens sensoralarm Laag
Grens sensoralarm Laag in weergave-eenheden. (De
laagste waarde waarop het alarm voor niveau Laag
kan worden ingesteld.)
1135
Conversiefactor % LEL naar
PPM
Conversie %LEL naar PPM geschaald x 10 (bijv. 44
voor gas met LEL 4,4%)
1136
Tekens 1,2 van gastypetekst
Teken 1 & 2 gastype (gasreeks van 10 tekens =
"XXXXXXXXXX")
1137
Tekens 3,4 van gastypetekst
Teken 3 & 4 gastype (gasreeks van 10 tekens =
"XXXXXXXXXX")
1138
Tekens 5,6 van gastypetekst
Teken 5 & 6 gastype (gasreeks van 10 tekens =
"XXXXXXXXXX")
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1139
Tekens 7,8 van gastypetekst
Teken 7 & 8 gastype (gasreeks van 10 tekens =
"XXXXXXXXXX")
1140
Tekens 9,10 van
gastypetekst
Teken 9 & 10 gastype (gasreeks van 10 tekens =
"XXXXXXXXXX")
1141
Teken 1,2 van SID
sensormodule
Teken 1 & 2 SID (UID-reeks van 8 tekens =
"XXXXXXXX")
1142
Teken 3,4 van SID
sensormodule
Teken 3 & 4 SID (UID-reeks van 8 tekens =
"XXXXXXXX")
1143
Teken 5,6 van SID
sensormodule
Teken 5 & 6 SID (UID-reeks van 8 tekens =
"XXXXXXXX")
1144
Teken 7,8 van SID
sensormodule
Teken 7 & 8 SID (UID-reeks van 8 tekens =
"XXXXXXXX")
1145
Teken 1,2 van UID
sensorcontroller
Teken 1 & 2 UID (UID-reeks van 8 tekens =
"XXXXXXXX")
1146
Teken 3,4 van UID
sensorcontroller
Teken 3 & 4 UID (UID-reeks van 8 tekens =
"XXXXXXXX")
1147
Teken 5,6 van UID
sensorcontroller
Teken 5 & 6 UID (UID-reeks van 8 tekens =
"XXXXXXXX")
1148
Teken 7,8 van UID
sensorcontroller
Teken 7 & 8 UID (UID-reeks van 8 tekens =
"XXXXXXXX")
1149
Teken 1,2 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
1150
Teken 3,4 van aliastekst
1151
Teken 5,6 van aliastekst
1152
Teken 7,8 van aliastekst
1153
Teken 9,10 van aliastekst
1154
Teken 11,12 van aliastekst
1155
Teken 13,14 van aliastekst
1156
Teken 15,16 van aliastekst
1157
Primaire softwareversie
sensor
Primair niveau softwareversie (XX in firmwarenotatie
XX.YY.ZZ)
1100-2294 Rev 1 50
1158
Secundaire softwareversie
sensor
Secundair niveau softwareversie (YY in
firmwarenotatie XX.YY.ZZ)
1159
Bugfix-softwareversie sensor
Bugfix-niveau softwareversie (ZZ in firmwarenotatie
XX.YY.ZZ)
1160
Ondergrens temperatuur
(°C)
Vlag Temperatuurfout zetten als Temp < Ondergrens
temperatuur
16-bits
ondertekend
geheel getal
1161
Bovengrens temperatuur
(°C)
Vlag Temperatuurfout zetten als Temp > Bovengrens
temperatuur
6.4.3 Integratie Algemene instellingen systeem
Holding Register (Functie 03/06 lezen/schrijven)
2100
Parameterontgrendeling
Als de juiste ontgrendelingscode wordt geschreven,
kan een externe controller systeemparameters
wijzigen (0000-9999)
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
2101
RS-485 knooppuntadres
Modbusadres 1-247 (bij hardware-override
schrijfuitzondering/status Modbus-switch lezen)
2102
Baudrate
0 = 9600 Baud; 1 = 19200 Baud (bij hardware-override
schrijfuitzondering/dip8 lezen)
Booleaans
2103
Stopbits
Stopbits = 1 of 2
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
2104
Pariteit
0 = Geen, 1 = Oneven, 2 = Even
2105
120 ohm-afsluiting toestaan
0 = geen afsluiting, 1 = afsluiting ingeschakeld
Booleaans
2106
Alarm Laag sensor
(PPM/PPB/VOL/LEL)
Alarm Gas laag in weergave-eenheden (plaatselijke
instellingen alarm op controller opgeslagen,
overschrijven sensorwaarden)
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
2107
Alarm Hoog sensor
(PPM/PPB/VOL/LEL)
Alarm Gas hoog in weergave-eenheden (plaatselijke
alarminstellingen op controller opgeslagen,
overschrijven sensorwaarden)
2108
Bereik analoge output
Spanningsoutput instellen (0=1-5V, 1=0-5V, 2=0-10V,
3=4-20mA, 4=2-10V) (bij hardware-override
schrijfuitzondering/dip 2&3 lezen)
2109
Nulaanpassing analoge
output
Stelt de nul-offset voor de analoge output in voor
outputkalibratie (in DAC-codes)
2110
Meetbreedteaanpassing
analoge output
Stelt de schaalfactor voor de analoge output in voor
outputkalibratie (in % geschaald x10 m.a.w. 123 =
12,3%)
2111
Zoemer uitschakelen
0 = Normale werking zoemer, 1 = Zoemer
uitgeschakeld (bij hardware-override
schrijfuitzondering/dip 4 lezen)
Booleaans
2112
Gedrag
relaiscontact/storingsveilig
0 = GEEN relais, 1 = Storingsveilig relais (bij
hardware-override schrijfuitzondering/dip 5 lezen)
2113
Gedrag alarmvergrendeling
0 = Alarmen worden automatisch gereset, 1 = alarmen
moeten worden bevestigd (bij hardware-override
schrijfuitzondering/dip 6 lezen)
Booleaans
2114
Vertraging alarm AAN (0-
900) seconden
Vertraging alarm Aan in seconden, bereik (0-900 sec),
m.a.w. (0-15 min) (bij hardwareoverride
schrijfuitzondering/dip 7 lezen)
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
2115
Teken 1,2 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
2116
Teken 3,4 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
2117
Teken 5,6 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
1100-2294 Rev 1 51
2118
Teken 7,8 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
2119
Teken 9,10 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
2120
Teken 11,12 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
2121
Teken 13,14 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
2122
Teken 15,16 van aliastekst
Aliastekens (aliasreeks van 16 tekens =
"XXXXXXXXXXXXXXXX")
2123
Ontgrendelingscode
Code van 4 cijfers voor ontgrendeling van
gebruikersinstellingen (0000-9999), numeriek, kan
alleen worden gelezen/geschreven als systeem al is
ontgrendeld
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
2124
Bluetooth-code
Bluetooth-code van 6 cijfers (000000-999999),
numeriek, kan alleen worden gelezen/geschreven als
systeem is ontgrendeld, vereist uit-/inschakeling om
van kracht te worden
32-bits niet-
ondertekend
geheel getal
2125
6.4.4 Integratie Kalibratie
Holding Register (Functie 03/06 lezen/schrijven)
2200
Sensorkalibratiegas
aangelegd
(PPM/PPB/VOL/LEL)
Concentratie van het kalibratiegas dat tijdens de
kalibratie is aangelegd (moet voor kalibratie worden
ingesteld bij gebruik gas != sensor nominaal), wordt
na reset ingesteld op sensor nominaal
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
1100-2294 Rev 1 52
6.4.5 Integratie Debugginginstrumenten voor gebruiker
Holding Register (Functie 03/06 lezen/schrijven)
2800
Offline-modus
Als deze vlag is gezet, komt het apparaat offline te
staan. Als het apparaat offline is, reageert het niet op
gas-gebeurtenissen en genereert het geen
alarmcondities. De vlag blijft staan zolang het
apparaat offline is. De offline-modus eindigt na
30 minuten of als de vlag wordt gewist.
Booleaans
2801
Handmatige overschrijving
inschakelen
Voor overschrijving van externe outputs om de
werking van het systeem te testen. Time-out na
30 minuten
2802
Toestand relais 1 (alarm
Laag)
Instelling van toestand van relais 1 (1 = ingeschakeld)
2803
Toestand relais 2 (alarm
Hoog)
Instelling van toestand van relais 1 (1 = ingeschakeld)
2804
Toestand relais 3 (Fout)
Instelling van toestand van relais 1 (1 = ingeschakeld)
2805
Toestand zoemer
Instelling van zoemertoestand (1 = actief)
2806
Toestand groen ledje
Instelling toestand groen ledje (1 = aan)
2807
Toestand rood ledje
Instelling toestand rood ledje (1 = aan)
Booleaans
2808
Waarde analoge output
Instelling waarde analoge output in % volledige schaal
(0% tot 100%)
16-bits
ondertekend
geheel getal
2809
Toestand waarde analoge
output
Instelling waarde besturingstoestand analoge output
(0 = Handmatig, 1 = Fout, 2 = Offline, 3 = Onderstroom,
4 = Overstroom, 5 = PPM)
16-bits niet-
ondertekend
geheel getal
6.4.6 Compatibiliteit MGS Statusvlaggen
Status leesinput (Functie 02 Lezen)
3000
Alarmvlag (0 of 1 = alarm)
voor willekeurig alarm
Gezet bij toestand alarm Laag of Hoog
Booleaans
3001
Toestand relais (0 of 1 =
ingeschakeld) voor
willekeurig relais
Gezet als er een relais actief is (na logische toestand
relais niet fysiek als storingsveilig actief is)
3002
Sensorfout (0 of 1 = fout)
voor willekeurige sensor, of
systeemfout
Gezet als er een foutvlag actief is
3003
Toestand rood ledje (0 of 1 =
Rood ledje Aan)
Gezet als rood ledje brandt
3004
Toestand groen ledje (0 of 1
= Groen ledje Aan)
Gezet als groen ledje brandt
3005
Verzadiging (0 of 1 = gas
buiten grenswaarden)
Gezet als gasconcentratiebereik volledige schaal
overschrijdt
3006
Opstarten (0 = normaal of 1
= opstarten)
Gezet als sensor nog steeds in opwarmingsperiode
voor stabilisatie staat
1100-2294 Rev 1 53
6.4.7 Integratie Statusvlaggen
Status leesinput (Functie 02 Lezen)
3100
Opstarten sensor (0 of 1 =
opstarten)
Gezet als sensor nog steeds in opwarmingsperiode
voor stabilisatie staat
Booleaans
3101
Vlag Alarm Laag (0 of 1 =
alarm)
Gezet als alarm Laag actief is
3102
Vlag Alarm Hoog (0 of 1 =
alarm)
Gezet als alarm Hoog actief is
Booleaans
3103
Sensorfout (0 of 1 = fout)
Gezet als er een foutvlag actief is
3104
Sensorverzadiging (0 of 1 =
gas buiten limieten)
Gezet als gasconcentratiebereik volledige schaal
overschrijdt
3105
Sensor-onderstroom (0 of 1
= gas minder dan nul)
Gezet als sensor nog steeds in opwarmingsperiode
voor stabilisatie staat
3106
Kalibratie vereist (0 of 1 =
kalibratie vereist)
Gezet als branduren > kalibratie-interval
6.4.8 Compatibiliteit MGS Speciale toestanden wissen
Lezen/spoel forceren (Functie 01/05 lezen/schrijven)
4000
Zoemer dempen
Zoemer dempen
Booleaans
4001
Kalibratie vereist
Vlag voor Kalibratie vereist wissen
4002
niet geïmplementeerd 0 bij
lezen/uitzondering bij
schrijven
MGS opnieuw configureren
6.4.9 Integratie Gebruikerstaken
Lezen/spoel forceren (Functie 01/05 lezen/schrijven)
4100
Opnieuw starten
Herstarten applicatie forceren
Booleaans
4101
Teruggaan naar
standaardinstellingen
Systeeminstellingen terugzetten op standaardwaarden
4102
Laatste fouten wissen
Alle foutvlaggen in de laatste foutregisters wissen.
Actieve fouten blijven in het laatste foutregister staan
4103
Vergrendelde alarmen/fouten
bevestigen
Vergrendelde alarmen/fouten bevestigen
4104
Zoemer dempen
Zoemer 60 minuten dempen
4105
Onmiddellijke nulkalibratie
Nul nu kalibreren
4106
Onmiddellijke
meetbreedtekalibratie
Meetbreedte nu kalibreren
4107
Automatische nulkalibratie
Nulkalibratie na autom. kalibratietijd
4108
Automatische
meetbreedtekalibratie
Meetbreedtekalibratie na autom. kalibratietijd
4109
Vlag Kalibratie verlopen
wissen
Vlag Kalibratie vereist wissen en branduren
terugzetten op 0
4110
Maximumtemperatuur
wissen
Maximumtemperatuur wissen
1100-2294 Rev 1 54
4111
Maximale gasconcentratie
wissen
Maximale gasconcentratie wissen
4112
Bluetooth inschakelen
0 = Uitschakelen, 1 = Inschakelen
1100-2294 Rev 1 55
7. Bestelinformatie
7.1 Onderdeelnummers
7.1.1 Configuraties voor de MGS-400 gasdetector
BELANGRIJK: De productconfiguraties in de volgende tabel omvatten:
MGS-410 instrument en een sensorkop direct op de instrumentbehuizing
gemonteerd.
MGS-450 instrument en een sensorkop direct op de instrumentbehuizing
gemonteerd.
MGS-460 een instrument en een sensorkop gemonteerd op een externe
behuizing via RJ45-kabel van 5 m (meegeleverd).
Gas
Bereik
Type
Onderdeelnummers
MGS-410
MGS-450
(IP41)
MGS-450
(IP66)
MGS-460
Sensormodule
Butaan
0-100% LEL
CAT
6302-0062
6302-1062
6302-2062
6302-4062
6302-9062
CH
4
0-100% LEL
IR
6302-0053
6302-1053
6302-2053
6302-4053
6302-9053
CH
4
0-5.000 ppm
SC
6302-0302
6302-1302
6302-2302
6302-4302
6302-9302
CO
0-500 ppm
EC
6302-0040
6302-1040
6302-2040
6302-4040
6302-9040
CO
2
0-5.000 ppm
IR
6302-0090
6302-1090
6302-2090
6302-4090
6302-9090
CO
2
0-10.000 ppm
IR
6302-0091
6302-1091
6302-2091
6302-4091
6302-9091
CO
2
0-20.000 ppm
IR
6302-0092
6302-1092
6302-2092
6302-4092
6302-9092
CO
2
0-30.000 ppm
IR
6302-0093
6302-1093
6302-2093
6302-4093
6302-9093
CO
2
0-40.000 ppm
IR
6302-0094
6302-1094
6302-2094
6302-4094
6302-9094
CO
2
0-50.000 ppm
IR
6302-0095
6302-1095
6302-2095
6302-4095
6302-9095
Methaan
100% LEL
CAT
6302-0063
6302-1063
6302-2063
6302-4063
6302-9063
NH
3
(-
40 °F/°C)
0-100 ppm
EC
6302-0026
6302-1026
6302-2026
6302-4026
6302-9026
1100-2294 Rev 1 56
NH
3
(-
40 °F/°C)
0-1.000 ppm
EC
6302-0028
6302-1028
6302-2028
6302-4028
6302-9028
NH
3
0-5.000 ppm
EC
6302-0037
6302-1037
6302-2037
6302-4037
6302-9037
NH
3
0-1.000 ppm
SC
6302-0308
6302-1308
6302-2308
6302-4308
6302-9308
NH
3
0-10.000 ppm
SC
6302-0309
6302-1309
6302-2309
6302-4309
6302-9309
NH
3
0-100% LEL
CAT
6302-0070
6302-1070
6302-2070
6302-4070
6302-9070
NO
2
0-20 ppm
EC
6302-0041
6302-1041
6302-2041
6302-4041
6302-9041
O
2
0-30%
EC
6302-0003
6302-1003
6302-2003
6302-4003
6302-9003
Propaan
0-100% LEL
CAT
6302-0064
6302-1064
6302-2064
6302-4064
6302-9064
R-1234yf
0-1.000 ppm
SC
6302-0161
6302-1161
6302-2161
6302-4161
6302-9161
R-
1234ze
0-1.000 ppm
SC
6302-0152
6302-1152
6302-2152
6302-4152
6302-9152
R-134a
0-1.000 ppm
SC
6302-0101
6302-1101
6302-2101
6302-4101
6302-9101
R-22
0-1.000 ppm
SC
6302-0109
6302-1109
6302-2109
6302-4109
6302-9109
R-290
0-100% LEL
IR
6302-0054
6302-1054
6302-2054
6302-4054
6302-9054
R-290
0-2.500 ppm
SC
6302-0310
6302-1310
6302-2310
6302-4310
6302-9310
R-290
0-5.000 ppm
SC
6302-0301
6302-1301
6302-2301
6302-4301
6302-9301
R-32
0-1.000 ppm
SC
6302-0155
6302-1155
6302-2155
6302-4155
6302-9155
R-404A
0-1.000 ppm
SC
6302-0103
6302-1103
6302-2103
6302-4103
6302-9103
R-407A
0-1.000 ppm
SC
6302-0105
6302-1105
6302-2105
6302-4105
6302-9105
R-407C
0-1.000 ppm
SC
6302-0123
6302-1123
6302-2123
6302-4123
6302-9123
R-407F
0-1.000 ppm
SC
6302-0126
6302-1126
6302-2126
6302-4126
6302-9126
R-410A
0-1.000 ppm
SC
6302-0107
6302-1107
6302-2107
6302-4107
6302-9107
R-422A
0-1.000 ppm
SC
6302-0165
6302-1165
6302-2165
6302-4165
6302-9165
R-422D
0-1.000 ppm
SC
6302-0166
6302-1166
6302-2166
6302-4166
6302-9166
1100-2294 Rev 1 57
R-427A
0-1.000 ppm
SC
6302-0167
6302-1167
6302-2167
6302-4167
6302-9167
R-434A
0-1.000 ppm
SC
6302-0159
6302-1159
6302-2159
6302-4159
6302-9159
R-448A
0-1.000 ppm
SC
6302-0156
6302-1156
6302-2156
6302-4156
6302-9156
R-449A
0-1.000 ppm
SC
6302-0169
6302-1169
6302-2169
6302-4169
6302-9169
R-450A
0-1.000 ppm
SC
6302-0160
6302-1160
6302-2160
6302-4160
6302-9160
R-452A
0-1.000 ppm
SC
6302-0157
6302-1157
6302-2157
6302-4157
6302-9157
R-452B
0-1.000 ppm
SC
6302-0163
6302-1163
6302-2163
6302-4163
6302-9163
R-454A
0-1.000 ppm
SC
6302-0164
6302-1164
6302-2164
6302-4164
6302-9164
R-454B
0-1.000 ppm
SC
6302-0171
6302-1171
6302-2171
6302-4171
6302-9171
R-454C
0-1.000 ppm
SC
6302-0170
6302-1170
6302-2170
6302-4170
6302-9170
R-455A
0-1.000 ppm
SC
6302-0172
6302-1172
6302-2172
6302-4172
6302-9172
R-507A
0-1.000 ppm
SC
6302-0111
6302-1111
6302-2111
6302-4111
6302-9111
R-513A
0-1.000 ppm
SC
6302-0158
6302-1158
6302-2158
6302-4158
6302-9158
R-514A
0-1.000 ppm
SC
6302-0162
6302-1162
6302-2162
6302-4162
6302-9162
R-600
0-100% LEL
IR
6302-0052
6302-1052
6302-2052
6302-4052
6302-9052
R-600
0-5.000 ppm
SC
6302-0306
6302-1306
6302-2306
6302-4306
6302-9306
R-600a
0-5.000 ppm
SC
6302-0300
6302-1300
6302-2300
6302-4300
6302-9300
7.1.2 Accessoires voor de MGS-400 Series
Beschrijving
Onderdeelnummers
Toeter + flitslicht; 24 V DC (blauwe lens)
3015-8041
Toeter + flitslicht; MP120K 120 V AC-adapter (blauwe lens)
3015-8044
Toeter + flitslicht; 24 V DC (rode lens)
3015-8043
Toeter + flitslicht; MP120K 120 V AC-adapter (rode lens)
3015-8046
Toeter + flitslicht; 24 V DC (oranje lens)
3015-8042
Toeter + flitslicht; MP120K 120 V AC-adapter (oranje lens)
3015-8045
1100-2294 Rev 1 58
7.2 Locaties servicecentra
Ga voordat u producten naar Bacharach stuurt naar www.mybacharach.com om een Returned
Merchandise Authorization Number (RMA-nr.) aan te vragen. Alle geretourneerde artikelen
moeten worden voorzien van een RMA-nummer. Verpak de apparatuur goed (bij voorkeur in het
oorspronkelijke verpakkingsmateriaal), want Bacharach aanvaardt geen aansprakelijkheid voor
schade tijdens transport naar onze vestiging.
Locatie
Contactgegevens
Verzendadres
Verenigde
Staten
Telefoon: +1 724 334 5000
Gratis nummer: +1 800 736
4666
Fax: +1 724 334 5001
E-mail:
help@mybacharach.com
Bacharach, Inc.
621 Hunt Valley Circle
New Kensington, PA 15068, VS
ATTN: Service Department
Europe
Telefoon: +353 1 284 6388
Fax: +353 1 284 6389
E-mail:
help@mybacharach.com
Bacharach, Inc.
114A Georges Street Lower
Dun Laoghaire, Co Dublin, Ierland
ATTN: Service Department
Canada
Telefoon: +1 905 882 8985
Fax: +1 905 882 8963
E-mail: suppor[email protected]
Bacharach, Inc.
10 West Pearce Street, Unit 4
Richmond Hill, Ontario L4B 1B6, Canada
ATTN: Service Department
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59

Bacharach MGS-400 Handleiding

Type
Handleiding