Crowcon Triple Plus+ Handleiding

Type
Handleiding
Triple Plus+
Triple Plus+ IR
Handleiding
M07701
Februari 2010
Uitgave 4a
Specifieke aanwijzingen voor gebruik in
gevaarlijke ruimtes
De volgende aanwijzingen gelden voor apparatuur
met certificaatnummers:
Sira 02ATEX2176X
IECEx SIR06.0084X
De volgende informatie dekt alle relevante punten
van clausule 1.0.6 van de EHSR's (Essential Health and
Safety Requirements) van de ATEX-richtlijn en IECEx-
evaluatie.
De certificatiemarkeringen zijn als volgt:
1. De apparatuur is Categorie 2G en kan worden
gebruikt in zones 1 en 2 met brandbare gassen en
dampen met apparaatgroepen IIA, IIB en IIC en met
temperatuurklassen Tl, T2, T3 en T4.
2. De apparatuur is alleen gecertificeerd voor gebruik in
een omgevingstemperatuur van -20°C tot +50°C en mag
niet buiten dit bereik worden gebruikt.
3. Gebruik alleen batterijen van Crowcon. Opladen is alleen
toegestaan in niet-gevaarlijke ruimtes. NIET IN EEN
GEVAARLIJKE RUIMTE OPLADEN.
4. De apparatuur is niet beoordeeld als een
veiligheidstoestel (volgens Richtlijn 94/9/EG Bijlage II,
clausule 1.5 en het IEC-certificatieschema voor explosieve
atmosferen).
5. De reparatie van deze apparatuur moet worden
uitgevoerd door de fabrikant of volgens de geldende
goedkeuringsregels.
Crowcon Detection Instruments Ltd
2 Blacklands Way, Abingdon
OX14 1DY, UK
Tel. +44 (0)1235 557700
Fax. +44 (0)1235 557749
www.crowcon.com
© Copyright Crowcon Detection Instruments Ltd 2010.
Alle rechten voorbehouden. Geen enkel onderdeel van dit
document mag gefotokopieerd, gereproduceerd of vertaald
worden zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming
van Crowcon Detection Instruments Ltd.
Publicatienummer: M07701
Veiligheidsinstructies:
WAARSCHUWING – De batterij nooit in een brandbare atmosfeer opladen.
WAARSCHUWING – Vervanging van de onderdelen kan de intrinsieke veiligheid in gevaar brengen.
WAARSCHUWING – Lees eerst de handleiding goed door.
CALIBRATIECERTIFICAAT
INSTRUMENTGEGEVENS
SERIENR.
UL-CLASSIFICATIE
CERTIFICAATNR.
SOORT MONO
TWEEVOUDIG
DRIEVOUDIG
VIERVOUDIG
BRANDBAAR GASKANAAL
0-100% LEL METHAAN
ALARMINSTELLINGEN
ZUURSTOFKANAAL
ALARMINSTELLINGEN
WATERSTOFSULFIDEKANAAL
ALARMINSTELLINGEN
ONMIDDELLIJK
8 UUR TWA
ALARMINSTELLINGEN
ALARMINSTELLINGEN
ONMIDDELLIJK
Speciale versie
KANAAL
GAS
BEREIK
KOOLMONOXIDEKANAAL
ONMIDDELLIJK
8 UUR TWA
8 UUR TWA
TESTINGENIEUR
DE APPARATUUR VAN CROWCON IS GETEST EN GEKALIBREERD VOLGENS DE PROCEDURES VERMELD IN DE DOOR
LRQA GOEDGEKEURDE KWALITEITSHANDLEIDING VAN CROWCON. DE KALIBRATIE IS GEGARANDEERD UITGEVO-
ERD OP BASIS VAN DE ISO9000 BETROUWBAARHEIDS- EN REPETEERBAARHEIDSNORMEN. DE STANDAARDKALIBRA-
TIEGASMENGSELS ZIJN BEREID VOLGENS ISO9001:2008.
Gb
Inhoudsopgave
Beknopte handleiding ................................................................... 1
I. Algemene beschrijving ............................................................... 3
II. Werking .................................................................................... 5
2.1 Inschakelen ............................................................................................ 5
2.2 Display ................................................................................................... 6
2.3 Buiten bereik ......................................................................................... 7
2.4 Oppassen ............................................................................................... 7
2.5 Achtergrondverlichting........................................................................... 8
2.6 Alarmsignalen ........................................................................................ 8
2.7 Statusschermen / Alarm resetten ........................................................... 8
2.8 Uitschakelen .......................................................................................... 9
III. Instellen ................................................................................ 10
3.1 Het menusysteem gebruiken ................................................................ 10
3.2 Configuratieopties .............................................................................. 12
3.3 Quickcal ............................................................................................... 17
3.4 Pellistor beschermen (alleen Triple Plus+) .............................................. 18
3.5 Het instrument configureren met Portables PC ..................................... 19
IV. Batterij opladen ...................................................................... 21
V. Datalogging ............................................................................ 23
VI. Problemen oplossen ............................................................... 24
VII. Onderhoud en kalibratie ....................................................... 25
7.1 Opnieuw kalibreren .............................................................................. 25
7.2 De loodzuuraccu vervangen ................................................................. 25
7.3 De lithium-ion batterij plaatsen ............................................................ 26
7.4 Een sensormodule vervangen ............................................................... 26
7.5 Back-up geheugen ............................................................................... 26
VIII. Gebruiksbeperkingen ........................................................... 28
IX. Accessoires en reserveonderdelen .......................................... 29
Bijlage 1 Instrument met pomp (optioneel) .............................. 31
Bijlage 2 - Standaard brandbare correctiefactoren ....................... 32
Bijlage 3 Tekst op voorpaneel ................................................... 33
Bijlage 4 Sensorbeperkingen .................................................... 35
Bijlage 5 Menuoverzicht ........................................................... 36
Technische update februari 2010
De volgende delen zijn veranderd: Beknopte handleiding, I, II, IV, VI, VII, IX, Bijlage 1 sinds de
laatste versie, uitgave 2. Ervaren gebruikers moeten deze onderdelen lezen, omdat hierin een
update staat over de functies van dit toestel.
1
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Beknopte handleiding
1
Beknopte handleiding
Voorafgaand aan het eerste gebruik moet de LIBRA lithium-ion batterij 12
uur lang opgeladen worden. Zodoende gaat de nieuwe batterij langer mee.
Aanzetten
Druk op ON, druk op de ONGEMARKEERDE knop om het alarm te resetten.
De groene led knippert en op het display worden de gasniveaus of wordt het woord
'MONITORING' weergegeven als het instrument op de GO/NO-GO-stand staat (zie
INSTELLEN).
Alarmstand
Het alarm gaat af en de rode led's knipperen. Druk op de ONGEMARKEERDE knop
om de zoemer stil te zetten. De rode led blijft knipperen als het gas nog steeds
aanwezig is.
Gasdisplaystand: 'ALARM' knippert naast de naam van het gevaarlijke gas.
GO/NO-GO-stand: op het display staat 'GAS HAZARD, EVACUATE AREA'
(gasgevaar, ruimte verlaten).
Onmiddellijke en TWA-alarmsignalen: Het alarm wordt geactiveerd zodra
de onmiddellijke drempelwaarde is bereikt. Druk op de ONGEMARKEERDE
knop om de zoemer stil te zetten. De rode led's blijven knipperen als het gas
nog steeds aanwezig is. De zoemer gaat opnieuw af als een nieuwe alarm-
drempelwaarde wordt bereikt.
De batterij is bijna leeg: Er gaat een alarmsignaal af wanneer de batterij
bijna leeg is. Druk op 'user accept' om het alarm te accepteren.
Alarm resetten
Druk op de ONGEMARKEERDE knop.
Achtergrondverlichting aanzetten
Druk op de BACKLIGHT-knop. De achtergrondverlichting blijft 30 minuten branden,
tenzij opnieuw op de knop wordt gedrukt.
Batterijvermogen laag
Een groene led knippert snel, de zoemerfrequentie verhoogt en er wordt een
knipperende waarschuwing op het display weergegeven. Gebruik de houderlader/
interface-eenheid om het toestel te laden (5 uren voor een volledige lading voor
loodzuuraccu's, 8 uren voor li-ion batterijen).
Kalibratie/instellen
Druk op 'CAL' en voer het wachtwoord in om het instrument opnieuw te kalibreren
en om de bedrijfsstanden en de configuratie te wijzigen.
1
2
Beknopte handleiding Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
De aspirateur met bel voor monsterneming gebruiken
Zoek de stroomkop onder de lip boven de sensoropeningen en zet het geheel met de
bevestigingen vast (twee halve slagen). Knijp elke seconde eenmaal in de bel om de
benodigde stroomsnelheid van 0,5 liter per minuut te verkrijgen.
3
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Algemene beschrijving
I. Algemene beschrijving
Triple Plus+
De Crowcon Triple Plus+ is een via een microprocessor geregelde draagbare
gasdetector die in staat is om tot vier soorten gas tegelijk te controleren en te
waarschuwen bij verschillende gevaarniveaus. Het instrument maakt gebruik van
elektrochemische, katalytische en thermische geleidingssensoren en kan worden
geconfigureerd om een praktische combinatie van zuurstof, toxische en brandbare
gassen op te sporen. Zie Bijlage 4 voor extra informatie over sensorbeperkingen.
De ingebouwde dataloggingvoorziening houdt de gasniveaus van de vier kanalen
bij. De gebruiker kan kiezen hoe vaak de metingen worden gedaan. De resultaten
kunnen naar een computer gedownload worden. Zodoende wordt een gedetailleerde
evaluatie van de opgeslagen metingen van de geaccumuleerde blootstelling
verkregen (zie deel 5). De gebruiker kan het patroon van de gaslekkages controleren
en zodoende essentiële informatie verschaffen voor een incidentonderzoek.
De driedelige spuitgegoten TRIAX-houder is licht en toch sterk, en bestand tegen
water en stof. De houder bevat een digitale elektronische printplaat, tot vier
sensormodules, een piëzo-elektrische alarmzoemer en een stroomtoevoerplaat die de
beschikbare stroom naar de rest van het instrument beperkt, waardoor het instrument
intrinsiek veilig is. De loodzuurbatterij is oplaadbaar en bereikbaar via een extern luik
voor eenvoudige vervanging en optimaal gebruik. Het is echter waarschijnlijker
dat de oplaadfunctie zal worden gebruikt waarbij de batterij niet wordt verplaatst.
Crowcon heeft onlangs een lithium-ion oplaadbare batterij gntroduceerd, die beter
presteert dan loodzuurbatterijen. Als uw detector niet is uitgerust met deze nieuwe
optie, kunt u contact opnemen met uw plaatselijke distributeur voor meer informatie.
Het bovenste paneel bevat een alfanumeriek lcd met achtergrondverlichting waarop
de gasniveaus en instrumentberichten worden weergegeven. Het display heeft vier
gemarkeerde drukknoppen voor de functies, een kleine groene led die af en toe
knippert om aan te geven dat het instrument goed functioneert en een grote, zeer
intensieve rode led die knippert wanneer zich een alarmsituatie voordoet. Verder
bevat het toppaneel twee kleine vensters waar het instrument infrarode signalen
doorheen stuurt als het in de speciale lader/interface-eenheid is geplaatst.
Triple Plus+ IR
Triple Plus+ IR is een specifieke versie van de Triple Plus+ met een infrarode sensor
voor de detectie en meting van koolwaterstoffen, in plaats van de conventionele
pellistorsensor. Het gebruik van infraroodtechnologie in plaats van pellistortechnologie
heeft een aantal voordelen:
(a) Er is geen zuurstof in het achtergrondgas nodig. IR functioneert in een
inerte achtergrond.
4
Algemene beschrijving Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
(b) Geen schade veroorzaakt door blootstelling aan hoge gasconcentraties
(c) Geen vergiftigingseffecten
(d) Het vermogen om % volumeniveaus en %LEL te meten
(e) Veilig
Vergeet echter niet dat een infrarode koolwaterstofsensor niet op waterstof reageert
en daarom niet geschikt is in ruimtes waarin waterstof een groot ontstekingsrisico
vormt. Om de Triple Plus+ IR goed te herkennen, is de membraanschakelaar geel in
plaats van oranje. Ook staat de naam Triple Plus+ IR erop vermeld.
De infrarood sensormodule van de Triple Plus+ IR wordt geleverd met een
kalibratie voor één van vier koolwaterstofsoorten, nl. methaan, propaan,
butaan of ethyleen. Deze kalibratie wordt in de fabriek uitgevoerd. Ongeacht
het gekalibreerde soort gas, de infraroodsensor reageert op elke aanwezige
koolwaterstof, maar bij elke soort is de reactie anders. Anders dan een
pellistorsensor is het echter onmogelijk om eenvoudige correctiefactoren toe te
wijzen, aangezien de basisrelatie tussen de concentratie en de detectorreactie
niet lineair is. Een infraroodsensor moet daarom altijd gekalibreerd worden voor
het soort gas dat vastgesteld moet worden of voor een geschikt doelgas. Als
andere specifieke koolwaterstofgassen opgemerkt moeten worden, neemt u
contact op met Crowcon voor advies over de optimale kalibratie.
De infraroodsensor van Triple Plus+ IR kan worden geleverd met twee
verschillende configuraties:
Enkelvoudig bereik %LEL
In dit geval staan de Triple Plu+ IR max. drie andere sensoren uit het
standaardbereik van toxische en zuurstofsensormodules ter beschikking.
Dubbel bereik %LEL en % volume
In dit geval heeft de sensormodule een tweede bandcontact op een zijstuk van
pcb. Daarom neemt het twee displayposities in op de Triple Plus+ IR. Hierdoor
kunnen slechts twee andere sensormodules uit het toxische en zuurstofbereik
worden gebruikt. Een sensor met dubbel bereik is altijd gekalibreerd voor beide
bereiken op basis van hetzelfde soort gas en functioneert op een automatische
bereikstand met weergave in %LEL zonder numeriek display voor het % volume,
totdat het gasniveau 100%LEL overschrijdt, en een volumeweergave zonder
numerieke waarde voor %LEL wanneer het gasniveau boven de 100%LEL ligt.
Let op: het lagere bereik wordt altijd weergegeven als %LEL, zelfs als het gas
in een inert achtergrondgas wordt opgemerkt, wanneer het mengsel strikt
genomen niet explosief kan zijn. Het display geeft het equivalente %LEL-niveau
weer alsof het gas in een luchtachtergrond werd opgemerkt.
Opmerking: Een Triple Plus+ IR met een pellistor- of thermische geleidingsensor
is niet mogelijk.
5
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Werking
II. Werking
2.1 Inschakelen
Druk op de ON-knop om de Triple Plus+/Plus+ IR in te schakelen. Het instrument
geeft het bericht 'Crowcon Triple Plus+/Plus+ IR' en het serienummer weer.
Het toestel test het rode alarm-led, de zoemer en de alarmzwaailichten. Druk
op de ONGEMARKEERDE knop om het alarm stil te zetten. Opmerking: als de
eenheid omgeven is door een gevaarlijk gas, gaat het alarm onverminderd af.
Als de alarmsignalen zijn stilgezet (zie MUTE in deel 3.2, Configuratieopties),
dan gaat het alarm niet af en zal de alarm-led niet knipperen tijdens het
inschakelingsproces.
Na een korte pauze verandert het display in 'Testing System...' en wordt de
huidige batterijspanning weergegeven. Als de huidige datum later is dan
een vooraf ingestelde kalibratiedatum, dan geeft het instrument de woorden
'Calibration Due' weer, om aan te geven dat het instrument gekalibreerd moet
worden. Zie deel 3.2 voor de configuratieopties. Als er andere sensormodules in
het instrument aanwezig zijn, vergeleken met de laatste keer dat het instrument
werd gebruikt (wat op een mogelijke sensorstoring wijst), wordt het bericht
'Sensors changed?' (sensor gewijzigd?) weergegeven. Als de configuratie van
het instrument is verloren of verstoord, wordt het bericht 'Loading default
data' weergegeven. Met deze drie fout- of waarschuwingsberichten, moet de
conditie worden geaccepteerd door op de ONGEMARKEERDE knop te drukken,
die op het display wordt weergegeven met het woord CONTINUE erboven.
Het instrument kan een alarm activeren bij onmiddellijke gasniveaus en bij
gasblootstellingsniveaus op korte en lange termijn met een tijdgewogen
gemiddelde (Time Weighted Average of TWA). Let wel dat de tijdgewogen
gemiddelde toxische gasblootstellingen weer op nul worden gezet wanneer het
instrument wordt uitgeschakeld.
Een volledig opgeladen batterij zorgt ervoor dat het display een waarde
aangeeft van meer dan 5,8 V; een batterij heeft weinig vermogen bij een
waarde van 5,0 V. Als de waarde later is dan 5,3 V, wordt een waarschuwing
weergegeven; een instrument dat uit staat, kan niet worden ingeschakeld.
Ongeveer 5 seconden nadat het instrument is ingeschakeld, voert de Triple
Plus+/Plus+ IR een zelftest uit en geeft de huidige gasniveaus weer.
Als het instrument een alarm heeft geactiveerd, gaat de zoemer af en knipperen
de alarm led's. Zodra de gasniveaus lager zijn dan de alarmniveaus (ofwel een
veilig gasniveau), kan het alarm worden uitgezet door op de ONGEMARKEERDE
6
Werking Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
knop te drukken. Als de alarmsignalen zijn stilgezet, zal het rode alarm-led niet
knipperen en gaat de zoemer niet af wanneer het instrument een alarm heeft
geactiveerd. De enige indicatie van de alarmsituatie is het woord 'ALARM' dat
knipperend wordt weergegeven, samen met de gaswaarde van het kanaal
waarin zich de alarmsituatie voordoet.
2.2 Display
De informatie op het display hangt af van het soort sensoren dat in het
instrument is geïnstalleerd. Voor elke geïnstalleerde sensormodule wordt
op het display de gasconcentratie weergegeven, de meeteenheden (bijv.
ppm) en de kanaalnaam (bijv. H
2
S). (Elke sensormodule bevat een analoog
circuit ter ondersteuning van de sensor en een klein digitaal geheugen dat
de sensor aan de processor bekendmaakt, samen met de kalibratiedata en
alarmdrempelwaarden.) Een kwart van het scherm is gereserveerd voor elk
van de 4 mogelijke gaskanalen, wat betekent dat bij de populaire driedubbele
gasconfiguratie, een kwart van het display blanco blijft. Vaak is het handig
om te weten wat de relatie is tussen de locatie van de sensormodules en het
display. Gezien vanaf de bovenkant van het instrument met de sensorroosters
van u af en als u het display van links naar rechts leest net als een boek, dan
ziet u de locatie van de sensoren die van links naar rechts langs de voorkant zijn
opgesteld. De normale bedrijfsstand is diffusiecontrole, waarbij het instrument
voortdurend de lucht in de onmiddellijke nabijheid controleert.
Displayopties
Voor het instrument zijn verschillende displaystanden mogelijk, die via de
DISPY-optie worden ingesteld (zie DISPY in deel 3.2, Configuratieopties).
De ON-knop kan zo worden geprogrammeerd, dat van de ene stand naar de
andere wordt overgeschakeld.
De mogelijke displaystanden zijn:
Normal: Alle gaswaarden, eenheden en namen worden in real-time
weergegeven
Average: De gemiddelde gasmeting sinds het instrument werd ingeschakeld
wordt voor toxische sensoren weergegeven. Dit wordt aangegeven
door het knipperende woord 'avg' met de naam van de sensor.
Niet-toxische sensoren geven hun normale gasniveau weer.
Off: Op het display staat 'MONITORING' wanneer een veilige situatie
wordt aangetroffen. Op het display wordt 'GAS HAZARD en
EVACUATE AREA' weergegeven als zich een alarmsituatie voordoet.
7
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Werking
TWA Toxic: Deze displaystand geldt alleen voor toxische sensoren en wordt
aangegeven door de knipperende letters 'TWA' samen met
de naam van de sensor. De weergegeven gaswaarde is het
huidige blootstellingsniveau op de lange termijn. Niet-toxische
gassensoren geven hun normale gasniveau weer.
Peak hold: Deze optie geldt alleen voor de weergegeven gaswaarde voor
alle sensoren en wordt aangegeven door de knipperende letters
'pk' samen met de naam van de sensor. Het hoogste gasniveau
dat is gemeten sinds het instrument werd ingeschakeld, wordt
weergegeven, of voor zuurstof het laagste gemeten niveau.
De piekwaarde die is opgeslagen kan gereset worden tot het
huidige gasniveau door op de ONGEMARKEERDE knop te
drukken. Het piekgasniveau wordt vanaf dat moment weer
weergegeven.
Als de alarmsignalen zijn stilgezet, wordt behalve de hierboven beschreven
berichten, het bericht 'MUTED' knipperend weergegeven samen met de naam
en de eenheden van de sensor.
2.3 Buiten bereik
Als het signaal van een brandbare sensor buiten bereik is, dan kan het
instrument geconfigureerd worden via een pc en de Portables PC-software, om
de relevante nummers op het display knipperend weer te geven of een bericht
weer te geven van het soort 'SENSOR FAILURE' met de naam van de defecte
sensor. De zoemer gaat af. Dit soort fout kan wijzen op een hoog gasniveau
of op een defecte sensor. Na een dergelijke waarschuwing moet de kalibratie
worden gecontroleerd.
2.4 Oppassen
De sensoren kunnen te lijden krijgen na blootstelling aan siliconen,
loodsamenstellingen, een hoog niveau van waterstofsulfide en chloor en
sommige industriële oplosmiddelen.
Een voorwaarde voor certificatie is dat het instrument niet wordt gebruikt voor
ethylnitraatdampen of in gevaarlijke omgevingen met IIC-gassen (bijv. waterstof,
acetyleen), vanwege het grote risico van mechanische schade aan de omkasting.
2.5 Achtergrondverlichting
Bij slecht licht kan de achtergrondverlichting worden aangezet om het display te
verlichten. Druk op de BACKLIGHT-knop. Druk opnieuw op de BACKLIGHT-knop
8
Werking Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
om de achtergrondverlichting uit te zetten, anders gaat het licht vanzelf uit na
een van tevoren ingestelde tijdsperiode van 10, 20 of 30 minuten. De achter-
grondverlichting kan ook voortdurend aan staan, of, eenmaal geactiveerd, aan
blijven. (Zie LIGHT in deel 3.2, Configuratieopties.) In een alarmsituatie wordt
de achtergrondverlichting automatisch aangezet.
2.6 Alarmsignalen
Wanneer de Triple Plus+/Plus+ IR een alarmsituatie opmerkt, gaan de rode lamp-
jes knipperen, wordt het zwaailicht geactiveerd en laat de zoemer een harde,
snelle piep horen. Indien toegestaan, kunnen onmiddellijke toxische gasalarm-
signalen worden geaccepteerd door op de ONGEMARKEERDE knop te drukken.
In dit geval wordt de zoemer uitgezet, maar blijven de rode lampjes knipperen.
Bij onmiddellijke alarmsignalen knippert het woord 'ALARM' op het display
naast de naam van het gas. De tijdgewogen gemiddelde (TWA) blootstellings-
limietalarmsignalen zorgen ervoor dat het hele display met de waarschuwing
knippert. Alle onmiddellijke alarmtypes zijn vergrendelend, wat betekent dat ze
alleen gerest kunnen worden wanneer op de ONGEMARKEERDE knop wordt
gedrukt, zodra het gasgevaar is geweken. Indien ingesteld voor tijdgewogen
gemiddelde (TWA)-alarmsignalen, activeert de Triple Plus+/Plus+ IR een alarm dat
niet gereset kan worden als een blootstellingsniveau op korte termijn (gewoon-
lijk 15 minuten) of lange termijn (8 uur) is bereikt. Beide TWA-alarmtypes
kunnen alleen gereset worden door het instrument uit en weer aan te zetten,
zodra de gemiddelde blootstelling tot onder de drempelwaarde is gezakt.
(Zie Configuratie van het instrument met Portables PC-software over de instel-
ling van deze niveaus).
2.7 Statusschermen / Alarm resetten
De ONGEMARKEERDE knop heeft twee functies: de alarmsignalen resetten (zie
deel 3.6) of een aantal statusschermen weergeven. Als u de statusschermen
wilt zien, drukt u op de ONGEMARKEERDE knop wanneer het instrument geen
alarmsituatie heeft opgemerkt.
De statusschermen vertonen de volgende informatie in volgorde. Druk op de
ONGEMARKEERDE knop om naar het volgende scherm te gaan en uiteinde-
lijk terug naar het hoofdinstrumentdisplay met gasniveaus. Als de knop 20
seconden lang niet wordt ingedrukt, doet zich een 'time-out' voor en keert het
instrument terug naar het hoofdgasmeetscherm.
Weergave van de datum, de huidige tijd en de verstreken tijd sinds de
inschakeling van het instrument.
9
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Werking
Weergave van het serienummer en de volgende kalibratiedatum.
Weergave van alarm 1-niveaus voor alle sensoren.
Weergave van blootstellingsniveaus op korte termijn voor toxische sensoren.
Weergave van blootstellingsniveaus op lange termijn voor toxische senso-
ren.
Weergave van momenteel geselecteerde gebruiker en vestiging.
2.8 Uitschakelen
Zolang deze functie tijdens de instelling niet is uitgezet, kan de Triple Plus+/
Plus+ IR uitgeschakeld worden door de ON-knop en de ONGEMARKEERDE
knop samen ongeveer een halve seconde ingedrukt te houden. Zodoende kan
het instrument niet per ongeluk uitgeschakeld worden door tegen het toetsen-
bord aan te stoten.
10
Instellen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
III. Instellen
De Triple Plus+/Plus+ IR is ontworpen om alle benodigde informatie aan
de gebruiker weer te geven volgens de vereisten van de controller van de
apparatuur. Enerzijds is het een meetinstrument met vier kanalen met een
continu meetresultaat, anderzijds is het een gewone detector met alleen een
alarm en een statusdisplay dat niet uitgeschakeld kan worden. In dit deel staat
beschreven hoe het instrument via de voorpaneelknoppen wordt ingesteld.
In het deel Configuratie van het instrument met Portables PC-software staan
andere instellingen van het instrument.
3.1 Het menusysteem gebruiken
Voor toegang tot het SETUP-menu, drukt u op de CAL-knop. Op het scherm
verschijnt het volgende:
MENU EVENT LOG
<< >> QUIT LOG
Boven de vier knoppen staat een symbool of een woord: dit zijn de 'soft key'
functies die momenteel aan die specifieke toets zijn toegewezen. Gebruik de
knoppen ON en BACKLIGHT om naar links en rechts te schuiven, de CAL-
knop om het menusysteem te verlaten en de ONGEMARKEERDE knop om een
menuoptie te selecteren. Bekijk het overzicht op pagina 36 voor informatie over
het Triple Plus+ configuratiemenusysteem.
De beschikbare opties zijn:
MENU Hiermee wordt het configuratiemenu gekozen. Dit heeft
wachtwoordbescherming, zie verder.
EVENT Dit markeert een evenement in het datalogboek. Er is geen menu
onder deze optie.
LOG Hiermee wordt het logmenu geselecteerd, zie verder.
Het configuratiemenu openen
Gebruik de schuifknoppen om het MENU-item te selecteren en druk op de
ONGEMARKEERDE knop. Op het scherm verschijnt: 'Password?' Druk binnen
5 seconden op de knoppen in deze volgorde in om het standaardwachtwoord
in te voeren: ON, BACKLIGHT, CAL en ONGEMARKEERD. Dit wachtwoord kan
worden veranderd via een pc via de Portables PC-software.
11
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Instellen
Een optie wijzigen
Als u een optie wilt wijzigen, gebruikt u de eerste twee toetsen met de << en
>> symbolen om de huidige selectie te wijzigen en de derde toets (QUIT) om de
wijziging te bevestigen. Als op de QUIT-knop wordt gedrukt en de parameter
is gewijzigd, dan wordt de gebruiker gevraagd of de wijzigingen opgeslagen
moeten worden. Twee toetsen hebben de aangegeven 'soft key' functie, één
met YES (ja) en de ander met NO (nee). Druk op de gewenste knop.
Als u bijvoorbeeld de opstartoptie wilt configureren, volgt u deze stappen
vanuit het configuratiemenu:
DISPY ALARM ZERO PUMP
<< >> QUIT PUMP
Schuif door de menulijst naar links, totdat START is geselecteerd.
ALARM ZERO PUMP START
<< >> QUIT START
Druk op de ONGEMARKEERDE knop om het START-submenu te openen.
START: ZERO & LOG
<< >> QUIT
Gebruik de << en >> knoppen om door deze opties te schuiven (deel 3.2). Druk
op QUIT om de optie te selecteren en het menu te verlaten.
Save the changes?
YES NO
Druk op de eerste knop om de wijziging op te slaan en het menu een niveau
terug te zetten of op de laatste knop om de selectie te behouden (ongewijzigd)
en het menu een niveau terug te zetten.
Het menusysteem heeft voor alle bewerkingen time-outs. Als binnen ongeveer
20 seconden geen knop wordt ingedrukt, gaat het systeem telkens een
niveau terug. De wijzigingen die zijn geaccepteerd doordat op YES is gedrukt
toen werd gevraagd om de wijzigingen op te slaan, worden behouden. Alle
wijzigingen die niet expliciet zijn opgeslagen, gaan verloren.
De volgende parameters kunnen gewijzigd worden via de voorpaneelknoppen
van het instrument en worden in deze volgorde op het scherm weergegeven:
ZERO FLAMM LEVEL PUMP CALIB DISPY ALARM START BUTTN TIME
OFF LIGHT
12
Instellen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
3.2 Configuratieopties
LIGHT:
Hiermee wordt de time-outoptie voor de achtergrondverlichting geconfigureerd
op NEVER TIMEOUT, 10 MINS., 20 MINS., 30 MINS., of ALWAYS ON. Ongeacht
de geselecteerde optie, de achtergrondverlichting gaat altijd aan wanneer het
instrument een alarmsituatie heeft opgemerkt.
DISPY
Displaystand. Configureert de displaystand van het instrument met een van
de volgende opties: Normal, Average, Off, TWA Toxic, Peak Hold. Deze staan
beschreven in deel III Werking. Opmerking: de actie van de BUTTN-optie ver-
derop.
ALARM
Alarmstand. De gebruiker kiest een van de volgende: ALL ACTIVE, TWA ONLY,
INSTANT.
Met deze optie kan het instrument worden ingesteld om verschillende toxische
gasalarmtypes te bevestigen. Onmiddellijke stand INST (INSTANT) activeert het
alarm zodra de drempelwaarde van het toxische gasniveau is bereikt.
TWA-stand zorgt ervoor dat het instrument tijdelijke waarden boven de
onmiddellijke alarmdrempelwaarden negeert, maar een alarm activeert
wanneer de SHORT TERM (korte termijn) of LONG TERM (lange termijn)
blootstellingsniveaus zijn bereikt. ALL ACTIVE activeert zowel de TWA- als de
onmiddellijke alarmtypes, maar stelt te gebruiker in staat om de onmiddellijke
alarmsignalen stil te zetten (zie deel II Werking).
‘ZERO’
Wanneer deze optie is geselecteerd, stelt het instrument de vraag 'ZERO ALL?'
Als u er zeker van bent dat het instrument zich in schone lucht bevindt en dat
alle sensoren een stabiele output geven, drukt u ter bevestiging op YES om
alle sensoren op nul te stellen. De Triple Plus+/Plus+ IR berekent vervolgens
de offset-correctie versterkingsfactoren die nodig zijn om de toxische en
brandbare gaskanalen op nul en de zuurstofkanalen op 20,9% te stellen. Na een
succesvolle nulstelling, bestaat er de optie om de instelling te beëindigen (END)
en om terug te keren naar controle of om door te gaan met de instelling (CONT).
PUMP
Zet de pomp aan en uit. De opties zijn GO (aan) en STOP (uit).
13
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Instellen
START
Selecteert de functies die tijdens de start moeten worden geactiveerd. De opties
zijn: NOTHING, ZERO, LOG, ZERO & LOG.
ZERO maakt het mogelijk om de sensoren tijdens de start op nul te stellen,
net als de 'Zero all' optie. De vraag of u de sensor op nul wilt stellen verschijnt
enkele seconden na de opstart (zodat de sensoren zich kunnen stabiliseren)
en zal verdwijnen (zonder de sensor op nul te stellen) als niet binnen ongeveer
5 seconden op YES wordt gedrukt.
LOG maakt datalogging bij de opstart mogelijk en ZERO & LOG maakt het
mogelijk om de sensoren op nul te stellen en datalogging te activeren tijdens
de opstart. Kies NOTHING om de nulstelling en datalogging tijdens de opstart
uit te zetten.
BUTTN
De linkerknop kan worden geprogrammeerd om verschillende functies uit
te oefenen wanneer het instrument op de normale gasmetingstand staat.
De beschikbare opties zijn: NOTHING, PUMP, PEAK, TWA TOXIC, AVERAGE,
NORMAL.
NOTHING betekent dat alle speciale functies van de knop zijn uitgezet.
PUMP stelt u in staat om de pomp uit en weer in te schakelen zonder toegang
tot het menusysteem.
PEAK, TWA TOXIC en AVERAGE zijn identiek aan de DISPY-functies. Als op de
knop wordt gedrukt wanneer één van deze opties is geselecteerd, schakelt de
displaystand tussen de instelling op de knop en de DISPY-instelling.
NORMAL heeft een gelijkaardige functie. Als de DISPY-stand is ingesteld op een
andere waarde dan NORMAL, dan maakt NORMAL het mogelijk om de display-
stand over te schakelen van de DISPY-optie op het normale gasdisplay en vice
versa. Opmerking: deze displayfuncties hebben geen invloed als de DISPY-stand
op OFF staat. Het instrument zal altijd opstarten met de displaystand die via de
DISPY-functie is ingesteld. Als de MUTE-functie is geactiveerd, dan verschijnt
ook de optie SILENT ALARMS (stille alarmsignalen) als een van de mogelijke
selecties in het BUTTN-menu. Deze optie maakt het mogelijk om met de pro-
grammeerbare knop de MUTE-functie over te schakelen tussen SILENT ALARMS
en AUDIBLE ALARMS (stille en hoorbare alarmsignalen). Let wel dat wanneer
SILENT ALARMS is geselecteerd er geen hoorbare zoemer af gaat wanneer
het instrument een alarmsituatie opmerkt. Ook zal het alarmlicht niet knip-
peren. De alarmsituatie wordt op het display van het instrument weergegeven.
14
Instellen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
Wanneer op de programmeerbare knop wordt gedrukt, laat het instrument
een dubbel piepgeluid horen als een akoestische bevestiging dat een functie is
aangezet of uitgezet.
FLAMM (alleen Triple Plus+)
Hiermee wordt aangegeven dat de brandbare gascorrectie moet worden
gebruikt voor brandbare (pellistor) sensoren. Het kan op NO CORRECTION
(geen correctie) worden gezet of op een van de gassen in de brandbare cor-
rectietabel. Als een gas is geselecteerd, verandert de naam op het display en
wordt de gekozen correctiefactor voor de pellistorsensormodules gebruikt. De
precieze gaslijst en de correcties kunnen worden geconfigureerd via een pc met
Portables PC-software. De stadaard gascorrectiefactoren voor brandbare gassen
voor wat betreft methaan en pentaan staan in Bijlage 2.
Opmerking: als geen tabel naar het instrument is gedownload, dan kan geen
correctiefactor worden geselecteerd (de enige optie is NO CORRECTION).
CALIB
Wanneer een kalibratie wordt uitgevoerd, wordt de integrale stroomplaat
vervangen met de kalibratiestroomplaat, zodat het gas niet door de pomp
wordt bemonsterd.
Dit maakt een nieuwe kalibratie van het instrument mogelijk, dat eerst in schone
lucht op nul moet zijn gesteld. Hier is een Triple Plus+/Plus+ IR-aspirator en een
voorraad Crowcon kalibratiegas voor nodig (zie deel 7 Onderhoud en kalibratie).
Op de bovenste regel staat nu een van de gaskanalen van het instrument. Dit
display ziet er als volgt uit:
CALIBRATE: CH4 (chan. 1)
<< >> QUIT CAL
Gebruik de eerste twee knoppen om het benodigde gas te selecteren. Druk op
QUIT om een menuniveau hoger te gaan of op CAL om het te kalibreren gas te
selecteren. Het display ziet er nu als volgt uit:
CALIBRATE: CH4 = 0
UP DOWN QUIT CAL
De eigenlijke gasmeting verschijnt op de bovenste regel en moet stijgen wan-
neer het relevante TESTGAS over de sensoren wordt geaspireerd. Wanneer
de meting is gestabiliseerd, gebruikt u de toetsen UP en DOWN om ervoor
te zorgen dat de meting overeenkomt met de bekende testgasconcentratie.
Druk nu op CAL om de versterking van het instrument te kalibreren. U kunt op
15
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Instellen
QUIT drukken om de kalibratie te verlaten. Als het instrument is gekalibreerd,
verschijnt CAL SUCCESSFUL of CAL FAILED (kalibratie gelukt of mislukt) op
het display. Als de kalibratie is mislukt en de versterking van het instrument is
niet veranderd, dan betekent dit dat de gasconcentratie niet gelijk was aan de
ingestelde waarde (controleer beide en herhaal) of dat de sensor door gebruik
is verslechterd (raadpleeg deel 7 Onderhoud en kalibratie voor informatie over
de vervanging van de sensor).
Let wel: wanneer u brandbare sensoren kalibreert, verschijnen ze altijd in het
CALIB-menu als het sensortype dat ze werkelijk zijn, zonder enige toegepaste
brandbare correctiefactor. Ze moeten ook gekalibreerd worden volgens het gas
dat ze werkelijk zijn, en niet volgens het geselecteerde gas als een brandbare
correctiefactor. Als er bijvoorbeeld een CH4 (methaan)-sensor in een instru-
ment aanwezig is en er wordt een brandbare correctiefactor toegepast, zodat
het instrument PRO (propaan) weergeeft, dan wordt de sensor geselecteerd
als CH4 (en niet PRO) in het CALIB-menu en wordt methaan gebruikt om de
sensor te kalibreren.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMEDEDELING: Voor alle eenheden uitgerust met
sensoren voor het meten van %LEL EN % volume methaan, andere koolwater-
stoffen of ‘brandbaar gas’
Om schade aan de pellistorsensor te voorkomen die voor het meten van % LEL
methaan wordt gebruikt wanneer de IR of thermische geleidingssensor voor
het meten van % volume methaan wordt gekalibreerd, moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen worden getroffen. Als deze aanwijzingen niet worden
opgevolgd, kan de pellistorsensor permanente schade oplopen. Dit leidt tot
onveilige of foute metingen, zodat de sensor vervangen moet worden. Als de
aanwijzingen worden opgevolgd, zal de sensor lang en betrouwbaar functio-
neren.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij de kalibratie
1. Voer een nulstelling uit op de eenheid in schone mobiele lucht, zoals
gebruikelijk.
2. Presenteer 2,5% volume methaangas met de stroomplaat en
kalibreer de sensor voor % LEL brandbaar gas op 50,0% LEL
(gebieden gedekt door ISO10156) of 56,8% LEL
(gebieden gedekt door ATEX / IEC 60079-29-2007).
3. Zorg ervoor dat u twee monsters methaangas vlak na elkaar aan de
eenheid kunt presenteren: het eerste 6% volume methaan en het
tweede 50% volume methaan. Wanneer u 6% volume methaan
presenteert, gaat de pellistor op veilig staan, zodat hij niet wordt
16
Instellen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
beschadigd door het presenteren van een hoger volumeniveau
kalibratiegas.
4. Stop de stroom van 6% volume methaan en presenteer een of twee
seconden daarna 50% volume methaan. Zorg ervoor dat er geen
lucht mee stroomt, door bijvoorbeeld een driewegklep te gebruiken.
5. Kalibreer het % volume brandbaar gaskanaal zoals gebruikelijk en
zet daarna de gasstroom uit. Zuiver de gasleiding NOOIT met lucht.
6. Verwijder de stroomplaat en controleer of beide detectors voor
brandbare gassen terug op nul gaan staan.
7. Voor eenheden die met koolwaterstoffen behalve methaan zijn
gekalibreerd, moeten de bovenstaande niveaus geschaald worden
volgens de relevante LEL-niveaus.
TIME
Als u dit selecteert, ziet het display er als volgt uit:
CURRENT TIME: 21:48:00
HOUR MINUTE QUIT
Druk op de HOUR-knop om de uren te verhogen en de MINUTE-knop om de
minuten te verhogen, totdat de juiste tijd wordt weergegeven.
OFF
Twee opties: OFF ENABLED, OFF DISABLED (uit-functie ingeschakeld of
uitgeschakeld). Dit bepaalt of het instrument kan worden uitgeschakeld.
MUTE
Als deze functie wordt ingeschakeld (wat alleen mogelijk is met Portables PC,
zie deel 3.5 Het instrument configureren met Portables PC), dan verschijnt de optie
MUTE (stil) in het menusysteem. Deze optie kan worden geselecteerd als SILENT
ALARMS of AUDIBLE ALARMS (stille of hoorbare alarmsignalen). Als SILEND
ALARMS is gekozen, knippert het woord MUTED op het hoofddisplay met
de gaseenheden en de naam. Er gaat geen akoestisch alarm af wanneer zich
een alarmsituatie voordoet en ook knippert de alarm-led niet. De alarmsituatie
wordt op het display van het instrument weergegeven. Opmerking: deze optie
wordt genegeerd als de displaystand van het instrument op OFF (uit) staat.
LEVEL
Deze optie geeft de wijziging van alarm 1 voor brandbare LEL-kanalen weer en
maakt de wijziging ook mogelijk. Gebruik de displaytoetsen UP en DOWN om
dit alarmniveau op de benodigde waarde in te stellen.
17
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR QuickCal
Opmerking: Crowcon raadt aan om het alarmniveau niet lager in te stellen
dan 5% van het sensorbereik, omdat anders valse alarmsignalen geactiveerd
kunnen worden.
LOG MENU
Het LOG MENU heeft dezelfde functie als het eerder beschreven MENU-
systeem. De opties zijn: START of STOP. Een van deze twee opties wordt
weergegeven, afhankelijk van de huidige status van de datalogger. Druk op
START om datalogging aan te zetten en op STOP om de functie uit te zetten.
USER
Dit maakt het mogelijk om een gebruikersnaam te kiezen, die in het
datalogboek (zie verder) wordt gebruikt (zie deel 3.5). Telkens wanneer een
nieuwe gebruiker wordt ingevoerd, wordt dit door de datalogger opgetekend.
SITE
Net als USER, maar dan voor de locatie van de vestiging.
3.3 QuickCal
Het instrument kan in één keer een snelle kalibratie ('quick calibration') van vier
gaskanalen uitvoeren: CH4; CO; H2S en O2. Het systeem leidt de gebruiker
door de procedure. Voordat QuickCal wordt geactiveerd, moet het instrument
op nul worden gesteld. Volg dan de volgende procedure:
Houd beide middelste knoppen 5-7 seconden ingedrukt. Het instrument kondigt
aan dat de snelle kalibratie is gestart en herinnert de gebruiker eraan dat het
instrument op nul gesteld moet zijn, voordat deze procedure plaatsvindt.
Het instrument geeft nu knipperend de gasconcentraties weer die toegepast
moeten worden of de opdracht CALIBRATE ALL INPUTS (alle invoeren
kalibreren) met de twee buitenste toetsen (YES en NO). Als u op YES drukt, start
u de QuickCal-procedure. Als u op NO drukt, wordt QuickCal verlaten en keert
het instrument terug naar het normale gascontrolescherm.
Het instrument vertoont nu de vraag 'Is gas on sensors?' (is er gas aan de
sensoren gepresenteerd?) met de twee buitenste antwoordtoetsen voor YES en
NO, zoals eerder. Zorg ervoor dat het juiste testgas aan het instrument wordt
gepresenteerd en druk op YES. Als u op NO drukt, keert het instrument terug
naar het normale gascontroledisplay.
Als op YES wordt gedrukt, verandert het display in SENSORS SETTLING
(sensoren stabiliseren zich) met een regel stippen op de onderste displayregel
18
Pellistor beschermen (alleen Triple Plus+) Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
om aan te geven dat het instrument goed functioneert. Het instrument wacht
nu totdat er een gestage gasstroom is, waarna de kalibratie wordt uitgevoerd.
Als het instrument opmerkt dat het gasniveau niet stabiel is, wordt het bericht
'Gas not stable!' weergegeven en wordt de kalibratie afgebroken.
Als alle kanalen met succes zijn gekalibreerd, geeft het instrument het bericht
'Calibration successful' weer. Zo niet, verschijnt het bericht 'Calibration failed!'
met de weergegeven gassen die niet zijn gekalibreerd.
Wanneer een kalibratie wordt uitgevoerd met een gas van een bron die onder
druk staat, moet de pomp van het instrument (indien aanwezig) altijd uitgezet
zijn.
3.4 Pellistor beschermen (alleen Triple Plus+)
Om te voorkomen dat de pellistorsensor wordt beschadigd door blootstelling
aan een te hoog niveau brandbaar gas, wordt de sensor automatisch beschermd.
De pellistorbescherming kan op twee manieren worden geactiveerd: Bij
brandbare instrumenten met dubbel bereik (met een pellistor die LEL meet en
een thermisch geleidingsblok dat % volume meet), kan een bepaald percentage
gasvolume worden gespecificeerd waarop de pellistor wordt uitgeschakeld. Dit
percentage wordt ingesteld via de computer met de Portables PC-software en
de standaardwaarde is 5% (zie hieronder).
Verder schakelt een pellistor zichzelf uit wanneer een waarde van 105% LEL
of hoger wordt bereikt dit gebeurt ongeacht of er ook een % volumesensor
aanwezig is. Als een pellistor zichzelf uitschakelt, dan blijft hij uit totdat hij
met de hand wordt ingeschakeld. Dit gebeurt door op de ONGEMARKEERDE
knop te drukken. De pellistor warmt 5 seconden op, voordat het pellistorkanaal
begint te meten.
De pellistorbescherming wordt op het display aangegeven doordat het
gasniveau voor het brandbare blok blanco is.
3.5 Het instrument configureren met Portables PC
De volgende configuratie-instellingen kunnen ALLEEN plaatsvinden via Portables
PC. De functie van deze parameters wordt hier uitgelegd. Zie de documentatie
van Portables PC voor informatie over toegang tot en wijziging van deze
parameters. Let op: Portables PC maakt het ook mogelijk om de parameters die
via het voorpaneel geconfigureerd kunnen worden, met een pc te configureren.
CONFIDENCE BLIP Het groene led knippert eenmaal om de drie seconden om
aan te geven dat het instrument functioneert. Deze optie bepaalt of er ook een
akoestische piep weerklinkt.
19
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Het instrument configureren met Portables PC
LOG PERIOD Hiermee wordt de datalogging periode ingesteld, van 1 seconde
tot 24 uur. Zie het deel over datalogging voor meer informatie.
S.T.E.L. TIME De gemiddelde blootstellingslimiet op korte termijn (S.T.E.L.),
van 5 tot 15 minuten. 15 minuten is de standaard in het Verenigd Koninkrijk.
SYSTEM TIME AND DATE De tijd en de datum van het instrument.
CALIBRATION DUE Hiermee wordt de datum vastgesteld waarop het
waarschuwingsbericht voor 'kalibratie nodig' verschijnt wanneer het instrument
opstart.
USER AND SITE STRINGS De eigenlijke tekst voor de 10 gebruiker- en
vestigingsnamen kan worden ingesteld via Portables PC. Wanneer de informatie
in ingesteld, verschijnen de gegevens ook in het logmenu.
VOLUME RANGE Instelling van het gasvolume dat wordt gebruikt door
brandbare volumekanalen om brandbare (LEL) kanalen uit te schakelen
(alleen voor eenheden met de automatische functie).
PASSWORD Hiermee kan het menuwachtwoord worden veranderd van het
standaardwachtwoord 1 2 3 4.
CHANNEL NAME AND UNITS Dit is de tekst die wordt gebruikt voor het
display met gasmetingen. De tekst wordt ingesteld met Portables PC.
FLAMMABLE CORRECTION DATA Hiermee worden de naam die is verbonden
aan een correctiefactor en de eigenlijke correctiefactor gewijzigd.
INSTANTANEOUS ALARM LEVELS Het gasniveau waarop onmiddellijk
alarmsignalen worden geactiveerd. De configuratiegegevens zijn beschikbaar
voor alle sensorkanalen met sensoren die 3 stijgende alarmniveaus hebben,
behalve zuurstof, die 1 stijgend en 2 dalende alarmniveaus hebben.
SHORT AND LONG TERM ALARM LEVELS Deze parameters zijn alleen
beschikbaar voor toxische kanalen en stellen het niveau vast waarop een
blootstellingslimietalarm wordt geactiveerd: op korte termijn of lange termijn.
ALARM MUTE Hiermee worden de akoestische alarmsignalen stilgezet.
Wanneer deze functie is geactiveerd, is toegang mogelijk tot de
MUTE-parameter in het menusysteem van het instrument, zodat de alarmsignalen
kunnen worden stilgezet. Zonder dat de Alarm Mute-functie via Portables PC is
geactiveerd, is de MUTE-functie niet beschikbaar.
OVERRANGE OPTION Hiermee wordt de actie van een instrument gekozen
wanneer een sensor een waarde buiten het bereik weergeeft. Zie deel 2.3
Buiten bereik.
20
Het instrument configureren met Portables PC Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
ZERO OPTION Standaard staat de nuloptie in het met een wachtwoord
beschermde deel van het configuratiemenu. Het is mogelijk om de locatie
van de nuloptie te wijzigen, zodat de optie bovenaan het configuratiesysteem
wordt geplaatst. Als dit wordt gedaan en wanneer de CAL-knop wordt
ingedrukt, wordt de volgende optielijst weergegeven:
MENU EVENT LOG ZERO
QUICKCAL GAS MIXTURE Hiermee wordt de precieze gasconcentratie
ingesteld van de multigasmengeling die wordt gebruikt voor de snelle kalibratie.
21
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Batterij opladen
IV. Batterij opladen
De nieuwe LIBRA lithium-ion batterij moet 12 uur lang worden
opgeladen voordat hij voor het eerst wordt gebruikt. Zodoende gaat de
nieuwe batterij langer mee.
Samen met de li-ion batterij
wordt een ferrietklem geleverd.
Monteer de ferrietklem op het
gelijkstroomlaadsnoer, zoals staat
aangegeven.
De nieuwe CROWCON-batterij is
een oplaadbare lithium-ion batterij.
De batterij beschikt over voldoende vermogen om het instrument 12 uur lang
van stroom te voorzien als één brandbaar, één zuurstof- en twee toxische
gassensoren zijn geïnstalleerd. Een lege batterij is na 8 uur weer helemaal
opgeladen.
De Triple Plus+/Plus+ IR LADER/INTERFACE gebruiken: plaats het hele instrument
in de lader (vergrendelde contacten wijzen op een goede aansluiting). Het rode
stroomlichtje brandt helderder. Als het instrument ‘s nachts wordt opgeladen,
is hij ‘s ochtends klaar voor gebruik.
Let op: Wanneer het instrument in een lader of lader/interface wordt geplaatst
die is uitgerust met de nieuwe LIBRA lithium-ion batterij, gaat het toestel uit
en begint hij te laden. Als er kalibratie- of onderhoudswerk moet worden
uitgevoerd, zet u het instrument aan als hij aan de lader is verbonden of zet
u hem opnieuw aan als hij werd uitgezet toen hij in de lader werd geplaatst.
De lader/interface communiceert ook tussen het instrument en een computer.
De Triple Plus+/Plus+ IR LADER gebruiken: zoek het instrument (niet inschakelen)
in de lader. Het laadlichtje gaat branden. Een ontladen instrument vraagt op
standaardsnelheid om stroom, aangegeven door het rode stroomlichtje.
Wanneer de batterij bijna helemaal vol is, verandert de stroom in een
druppellading en gaat het lichtje groen branden. Een instrument kan oneindig
lang aan de druppellading verbonden blijven, of kan voor gebruik worden
ontkoppeld.
De laders worden geleverd met een netsnoer voor aansluiting op de netstroom
van 110-240 V, 50-60 Hz. Aansluiting: bruin – stroom, blauw – neutraal,
groen/geel – aarde.
22
Batterij opladen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
Voor gelijkstroomlading (12-40 V) is een extra snoer beschikbaar met een
stekker voor een auto-aanstekercontact. Een optioneel verbindingssnoer kan
tussen de lader/interface-eenheden worden aangebracht, zodat ze op een
enkel stopcontact aangesloten kunnen worden.
Als het instrument lange tijd niet zal worden gebruikt, moet het
voorafgaand aan een opslagperiode worden opgeladen.
Vanwege het veiligheidscircuit in de lithium-ion batterij, raakt de
batterij ontladen wanneer de eenheid niet wordt gebruikt. Zorg ervoor
dat het instrument altijd is opgeladen voordat u het gebruikt. Berg het
instrument altijd met een volledig opgeladen batterij op of berg het op
terwijl het in de lader steekt.
23
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Datalogging
V. Datalogging
De dataloggingfunctie van het instrument kan op actief worden gezet zodra
het instrument wordt ingeschakeld, via de START-menuoptie. Verder slaat het
instrument alle evenementen op (zoals alarmsituaties). Een evenement zorgt
ervoor dat de logger wordt ingeschakeld.
De data van alle gaskanalen wordt opgeslagen volgens de logperiode die met de
Portables PC-software wordt ingesteld. Voor elk kanaal wordt het maximumniveau
(minimum bij zuurstof) opgetekend sinds de laatste meting werd genomen en in
het logboek opgeslagen. Dit betekent dat zelfs als de logperiode op 10 minuten
is ingesteld (bijvoorbeeld) en zich kort een gasgevaar voordoet, dit niet door de
logger wordt gemist. De data wordt opgeslagen in een geheugen met batterij,
voor wanneer het instrument is uitgeschakeld. Wanneer het geheugen wordt
gevuld, wordt de oudste informatie met de nieuwe data overschreven.
Een log wordt uit het instrument gehaald en als een bestand op de computer
opgeslagen via de Portables PC-software. Vervolgens wordt LogManager gebruikt
om het logboek te inspecteren. Zie de aparte documentatie voor deze twee stuks
software voor meer informatie.
Het instrument slaat de volgende evenementen in het logboek op, samen met
een aantekening over het kanaal waar dit evenement mee te maken heeft (indien
van toepassing):
Logboek ingeschakeld ofwel via voorpaneel of getriggerd door een evenement
Logboek uitgeschakeld ofwel via voorpaneel of doordat het instrument
wordt uitgeschakeld
Sensorkanaal buiten bereik
Onmiddellijk alarm 1
Onmiddellijk alarm 2
Onmiddellijk alarm 3
Alarm blootstelling op korte termijn
Alarm blootstelling op lange termijn
Gebruiker heeft evenement getriggerd (vanaf het voorpaneel van het
instrument)
Nieuwe gebruiker (vanaf voorpaneel)
Nieuwe vestiging (vanaf voorpaneel)
Het instrument kan ruim 6300 datalogs voor alle kanalen opslaan. Evenementen
nemen de ruimte van 2 logs in.
24
Problemen oplossen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
VI. Problemen oplossen
SYMPTOOM DIAGNOSE OPLOSSING/
CONTROLEREN
Schakelt niet in Batterij leeg Batterij opladen
Schakelt niet uit 'OFF' gedeactiveerd Wijzig de configuratie*
Geen hoorbare tik Tik gedeactiveerd Wijzig de configuratie*
Alarmsignalen, geen
gas
Alarm vergrendeld Resetten met
ONGEMARKEERDE
knop
Knipperend rood alarm,
zoemer stil
INST toxisch alarm
geaccepteerd
Zo mogelijk resetten,
controleer configuratie*
Gasmeting, geen gas Nulafwijking Instrument op nul
stellen*
Instabiele/onjuiste
meting
Sensor defect Opnieuw kalibreren of
sensor vervangen*
'Loading Defaults'
wordt op het display
weergegeven
Back-up batterij is
ontladen
Batterij 's nachts laten
opladen, ingescha-
keld en in de lader
geplaatst. Vervolgens
opnieuw configureren
en kalibreren.
Kort leven van li-ion
batterij
Lage spanningsoutput
van batterij bij opstart
Voor het gebruik
volledig opladen.
*Zie 'INSTELLEN' of 'HET INSTRUMENT CONFIGUREREN MET PORTABLES PC
** zie ONDERHOUD EN KALIBRATIE
25
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Onderhoud en kalibratie
VII. Onderhoud en kalibratie
Crowcon beveelt maandelijkse gasreactiecontroles aan met een
kalibratie-interval van 6 maanden. Brandbare sensoren reageren op waterstof
en de meeste koolwaterstoffen, maar worden alleen gekalibreerd voor een
specifiek gas, gewoonlijk methaan.
Let op: Let op: Wanneer het instrument in een lader of lader/interface wordt
geplaatst die is uitgerust met de nieuwe LIBRA lithium-ion batterij, gaat het
toestel uit en begint hij te laden. Als er kalibratie- of onderhoudswerk moet
worden uitgevoerd, zet u het instrument aan als hij aan de lader is verbonden of
zet u hem opnieuw aan als hij werd uitgezet toen hij in de lader werd geplaatst.
7.1 Opnieuw kalibreren
Meer informatie over de optie 'CALIBRATE? staat onder INSTELLEN (CALIB)
en over de kalibratiefuncties in de Portables PC-software, omdat beide
methodes kunnen worden gebruikt om de versterkingswaarden bij te stellen.
Kennis van beide methodes is echter handig.
Stel het instrument op nul in schone lucht. Plaats de stroomkop van de aspirator
onder de richel boven het sensorpaneel en zet hem vast met de bevestigingen
die een halve slag worden gedraaid.
Begin met de brandbare gassen, gevolgd door de toxische. Sluit de juiste
cilinder met testgas aan op de inlaat van de stroomkop via een stroommeter.
De stroomrichting staat op de stroomkop aangegeven. Verstel de regelklep op
de stroommeter om een stroomsnelheid van 0,5 liter per minuut te verkrijgen.
Wacht totdat de meting is gestabiliseerd op het display van de Triple Plus+/Plus+
IR, voordat u het nieuwe niveau programmeert. Sluit nu de klep en haal de
testgastoevoer weg. Aspireer frisse lucht door de stroomkop met de rubberen
bel, totdat de meting naar nul is teruggekeerd. Als er kruisgevoeligheid tussen
twee of meer sensoren bestaat, moet u wachten totdat alle metingen zijn
gestabiliseerd, voordat u doorgaat met de kalibratie van andere kanalen.
Voor toestellen met zowel %LEL (pellistor) als %Volume (sensoren voor
brandbare gassen), zie de opmerking aan het einde van ‘CALIB’ Deel 3.2
(p 14).
7.2 De loodzuuraccu vervangen
Als u de accu wilt vervangen, moet u zich in een veilige, ongevaarlijke ruimte
bevinden. Schroef de beveiligde schroeven waarmee het acculuikje vast zit met
26
Onderhoud en kalibratie Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
een zeskantsleutel van 2 mm los. Verwijder het luikje en kantel de batterij uit
het instrument. Ontkoppel de kabelschoenen. Wanneer u de accu terugplaatst,
moet u op de juiste polariteit letten; rode draad naar positief, zwarte draad naar
negatief. Zet de accu en het luikje weer op hun plaats en bevestig ze met de
beveiligde schroef. Crowcon raadt aan om de nieuwe li-ion batterij te plaatsen
wanneer een lege loodzuuraccu moet worden vervangen. Andere batterijen,
behalve de li-ion batterij van Crowcon mogenniet worden gebruikt omdat
anders de garantie vervalt en de prestatie zal verslechteren.
7.3 De lithium-ion batterij plaatsen
De li-ion batterij kan worden gebruikt samen met ATEX / IECEx-gecertificeerde
instrumenten. Goedkeuring is hangende voor het gebruik van de li-ion batterij met
UL-gecertificeerde instrumenten.
Als u de loodzuuraccu wilt vervangen door een li-ion batterij, moet u zich in een
veilige, ongevaarlijke ruimte bevinden. Schroef de beveiligde schroeven los en
verwijder het luikje en de accu, zoals in deel 7.2 staat beschreven.
Verwijder de li-ion batterij uit de doos, verbind de aansluitpunten, zoals op de
nieuwe batterij staat aangegeven en zet de onderrand van het luikje in het
onderstel. Sluit het luikje en draai de schroeven aan.
Opm.: ZORG ERVOOR DAT DE NIEUWE BATTERIJ MINSTENS 12 UUR
WORDT OPGELADEN VOORDAT HIJ VOOR HET EERST WORDT
GEBRUIKT.
7.4 Een sensormodule vervangen
Haal de batterij los. Haal de schouderriem los en verwijder de twee bovenste
bevestigingen met een zeskantsleutel van 3 mm. Haal het deksel van het
onderstel af en leg het instrument op de zijkant, met de dekselkant omlaag.
Verwijder de twee lagere bevestigingen en dan nog eens twee naast de
D-ringen. Haal de helften uit elkaar en leg ze naast het deksel. Alle printplaten
moeten nu naar boven wijzen.
Identificeer de sensormodule die vervangen moeten worden en haal de
flexibele printplaat los door de afdekking van de kop af te halen en voorzichtig
aan de achterkant te trekken. Verwijder de twee pozi-aandrijfschroeven en de
oude sensormodule.
Verwijder de oude pakking/membraan. Monteer de nieuwe onderdelen door de
bovenstaande procedure in omgekeerde richting uit te voeren. Zorg ervoor dat
de afdekking weer over de kop wordt geduwd en dat u de achterkant van de
flexibele printplaat goed vasthoudt. Zet de onderste kappen in elkaar en zorg
ervoor dat de riempennen en de moeren zich in de inkeping van de zijflenzen
bevinden en dat de pakkingstrook niet is verschoven.
27
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Onderhoud en kalibratie
WAARWCHUWING: als de moeren iets gedraaid zijn en niet diep in de
inkepingen zitten, zullen de helften uit elkaar gaan, waardoor er vocht in het
instrument kan binnendringen. Zorg ervoor dat geen van de snoeren vast
komt te zitten en duw het deksel terug in het onderstel. Zet het geheel met de
bevestigingen vast. Sluit de batterij weer aan.
Triple Plus+/Plus+ IR-sensormodules door de Crowcon-fabriek geleverd en zullen
zichzelf bekendmaken aan het instrument, zodra het wordt aangezet. Nieuwe
sensormodules moeten gekalibreerd worden, indien gemonteerd in een nieuw
instrument.
Als er verder onderhoud nodig is, moet het instrument worden geretourneerd
aan Crowcon of aan een reparateur van Crowcon.
7.5 Back-up geheugen
Crowcon raadt aan om een instrument elke maand minstens 2 uur in te scha-
kelen om het back-up geheugen te handhaven.
28
Gebruiksbeperkingen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
VIII. Gebruiksbeperkingen
LIMIETEN VOOR OPSLAG
OP LANGE TERMIJN
WERKINGSLIMIETEN
min max min max
TEMPERATUUR 20° -10° 50°
DRUK 900 mbar 1100 mbar 900 mbar 3 bar
VOCHTIGHEIDSGRAAD
(niet-condenserend)
15% RV 90% RV 0% RV 90% RV
AFGEDICHTE BEHUIZING VOLGENS IP65
29
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Accessoires en reserveonderdelen
IX. Accessoires en
reserveonderdelen
Lijst met accessoires
Crowcon
Beschrijving artikelnummer
Draagtas en riem C01297
Aspiratorsonde (1 meter) C01097
Extra aspiratorslang (voor normale lengte van 2 meter) M04032
Aspirator en zak C01685
Intern filter en wateropvangbak FIL29001
Computer interfacesnoer 9-wegs C01327
Ladersnoer voor auto-aanstekercontact C01296
Keerschot (ter bescherming van sensoropeningen) C01325
Lader 12-40 V dc zonder energiepak C01546
Lader met UK 230 V energiepak C01547
Lader met EU 230 V energiepak C01548
Lader met US 110 V energiepak C01549
Laderinterface II - UK C01436
Laderinterface II - USA C01437
Laderinterface II - Europa C01438
*Geleverd met interfacesnoer. Pc en lader/interface vereist. Geschikt voor gebruik met qg
OX/H2S/CO/SO2/CH4/P. Raadpleeg Crowcon voor andere accessoires.
Lijst met reserveonderdelen
Algemene reserveonderdelen
Membraanschakelaarbescherming (blad met 2) M05809
Draagriem C01323
Hoofd-PCB Engels S011298/E
Hoofd-PCB Frans S011298/F
Hoofd-PCB Nederlands S011298/D
Veiligheidscomponent PCB S011301/3
Zoemer S011300
Lithium-ion batterij (voor eenheden met ATEX/IECEx-
goedkeuring) geproduceerd na februari 2010) C01006
Reserve lithium-ion batterij (voor eenheden met ATEX/IECEx-
goedkeuring) geproduceerd voor februari 2010) C01007
Alleen Triple Plus+
Sensoren:
0– 100% LEL methaan/brandbaar S011375/AA
0– 100% vol methaan S01423
0– 50 ppm waterstofsulfide S01240
0– 500 ppm koolmonoxide S01241
30
Accessoires en reserveonderdelen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
0– 10 ppm zwaveldioxide S01242
0– 5 ppm chloor* S01243
0– 10 ppm stikstofdioxide* S01244
0– 100 ppm stikstofmonoxide S01245
0– 25% vol zuurstof S011371
0– 10 ppm waterstofchloride* S01724
0– 25 ppm waterstofcyanide S01725
0– 50 ppm ammonia S01726
0– 2000 ppm waterstof S01250
0– 2 ppm fosfine S01252
0– 100 ppm vluchtige organische stoffen** S011367
0– 10 ppm ethyleenoxide S011366
0– 10 ppm waterstoffluoride (gev) S01832
Alleen Triple Plus+ IR
Sensoren:
Sensormodule methaan 0–100% LEL (UK) S011316/U
Sensormodule methaan 0–100% LEL (ATEX) S011316/A
Sensormodule methaan dubbel bereik 0–100% LEL & 0–100% Volume (ATEX) S011317/A
Sensormodule propaan 0–100% LEL S011318
Sensormodule propaan dubbel bereik 0–100% LEL & 0–100% Volume S011319
Sensormodule butaan 0–100% LEL S011320
Sensormodule butaan dubbel bereik 0–100% LEL & 0–100% Volume S011321
Sensormodule ethyleen 0–100% LEL S011322
Sensormodule ethyleen dubbel bereik 0–100% LEL & 0–100% Volume S011323
Sensormodule acetyleen 0-100% LEL S011790
Sensormodule acetyleen dubbel bereik 0-100% LEL & 0-100% Volume S011792
Triple Plus+ IR membraanschakelaar E01823
Opmerking: IR-sensoren mogen niet worden gemonteerd in standaard Triple Plus+-eenheden,
en worden daarom ook niet herkend.
Voor extra reserveonderdelen neemt u contact op met Crowcon
*Snel geabsorbeerde gassen deze worden niet opgemerkt als een aspirator of slang wordt
gebruikt en zijn niet geschikt voor instrumenten met een pomp.
**Deze sensor met breed bereik heeft een hoge mate van kruisgevoeligheid en kan worden
ingezet om veel soorten gas te controleren.
Voor extra reserveonderdelen neemt u contact op met Crowcon
31
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Bijlage 1 Instrument met pomp (optioneel)
Bijlage 1 Instrument met
pomp (optioneel)
De interne pomp die wordt gebruikt samen met de externe aspiratorstroomkop
en monsternamebuis, stelt de Triple Plus+/Plus+ IR in staat om ontoegankelijke
atmosferen te controleren. Het biedt een consistente stroomsnelheid en raakt niet
vermoeid, zoals bij de handbediende bel.
De pompstand kan worden ingesteld via het kalibratiemenu: pomp GO of STOP.
Hierdoor wordt het instrument met pomp of als diffusiecontroletoestel ingezet. Ga
naar het deel INSTELLEN hierboven voor meer informatie over deze configuratie.
Verder is het mogelijk om de pomp met de programmeerbare knop te regelen,
zoals staat vermeld in deel 3.2 Configuratieopties.
Als de STOP-pompstand is gekozen, zal de pomp niet functioneren. De aspirator
stroomkop en de buis moeten worden verwijderd, zodat er gas door middel van
diffusie bij de sensoren kan komen.
Als de GO-pompstand is geselecteerd, functioneert de pomp en moet de
aspiratorstroomkop worden gemonteerd. Zorg ervoor dat flexibele buizen zijn
aangebracht tussen de inlaattuit van de pomp aan de zijkant van het instrument
en de uitlaat ('BEL'-zijde) van de stroomplaat. De monsternamebuis moet worden
aangesloten op de 'INLAAT'-zijde van de stroomkop.
De pompstand wordt onthouden wanneer het instrument is uitgeschakeld.
Wanneer de monsternamebuis wordt verlengd, wordt de responstijd langer en
kunnen sommige gassen geabsorbeerd worden, zoals chloor. Voeg ongeveer 1,5
seconde per meter monsternamebuis toe, voordat het gas het instrument bereikt
(buis met binnendiameter van 4 mm). Zorg ervoor dat er geen water of stof in
het instrument wordt gezogen en zorg er ook voor dat de monsternamebuis
niet wordt verbogen. Als de stroom om wat voor reden dan ook is geblokkeerd,
wordt de pomp automatisch gestopt en verschijnt de waarschuwing 'PUMP FLOW
FAIL' op het display. Verwijder de verstopping en start de pomp opnieuw door
op de rechterknop te drukken. (De wateropvangbak van Crowcon kan worden
gebruikt als er kans op binnendringend water bestaat.) De pomp betrekt stroom
van de batterij van de Triple Plus+/Plus+ IR waardoor de werkingstijd tussen twee
oplaadsessies wordt verkort. Met één brandbare sensor gaat een batterij ongeveer
9 uur lang mee, vergeleken met 12 uur als de pomp niet wordt gebruikt.
Wanneer het instrument wordt gekalibreerd met een gasbron die onder druk staat,
moet de pomp altijd uitgeschakeld zijn.
Let op: eenheden met pomp verbruiken meer batterijvermogen dan
eenheden zonder pomp of eenheden met een pomp die niet voortdurend
wordt gebruikt.
32
Bijlage 2 - Standaard brandbare correctiefactoren Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
Bijlage 2 - Standaard brandbare
correctiefactoren
Deze informatie geldt ALLEEN voor het Triple Plus+-model
Gas Correctie voor
methaan
Correctie voor
pentaan
Naam van 3
karakters
Pentaan 2.0 1.0 PEN
Methaan 1.0 0.5 CH4
Butaan 1.7 0.9 BUT
Propaan 1.4 0.7 PRO
Waterstof 0.9 0.5 H2
Tolueen 2.7 1.4 TOL
Ethanol 1.6 0.8 ETH
Benzinedamp 2.5 1.3 PET
Ammonia 0.7 0.4 NH3
Methanol 1.3 0.7 MTL
LPG 1.4 0.7 LPG
Propanol 2.0 1.0 PRL
Let wel dat deze correctiefactoren gelden voor VQ32-pellistorsensormodules.
De factoren gelden alleen voor de Triple Plus+ en kunnen verschillen als een
andere sensormodule op het instrument is gemonteerd.
33
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Bijlage 3 Tekst op voorpaneel
Bijlage 3 Tekst op voorpaneel
In deze bijlage staan alle mogelijke waarden van de configuratieparameters van
het voorpaneel.
Bovenste configuratie-items toegankelijk door op de CAL-knop te drukken:
Tekst Beschrijving
MENU Toegang tot configuratiemenu, met wachtwoord
LOG Toegang tot dataloggingmenu
ZERO* Alle kanalen op nul stellen
EVENT Een evenement in het datalogboek invoeren
*Alleen aanwezig op dit niveau, indien geselecteerd via Portables PC.
MENU configuratie-items:
Tekst Beschrijving/Opties
ALARM Instelling alarmstand: INSTANT, ALL ACTIVE, TWA ONLY
BUTTN Selectie van de functie van de programmeerbare knop: NOTHING,
NORMAL, AVERAGE, TWA TOXIC, PEAK HOLD, PUMP, SILENT ALARMS
CALIB Het geselecteerde kanaal kalibreren
DISPY Selectie van de displaystand: NORMAL, AVERAGE, OFF, TWA TOXIC,
PEAK HOLD
FLAMM Selectie van een brandbare correctiefactor: NO CORRECTION,
LEVEL Instelling van brandbaar alarm 1, 1% L.E.L. en alarm 2 niveau
LIGHT Selectie time-out van achtergrondverlichting: ALWAYS ON, NO
TIMEOUT, 10, 20 of 30 MINUTE TIMEOUT
MUTE Selectie stille of hoorbare alarmsignalen: SILENT ALARMS of AUDIBLE
ALARMS
OFF Selectie uitschakelstand van het instrument: OFF ENABLED,
OFF DISABLED
PUMP Pomp aan of uit: GO, STOP
START Opstartopties: NOTHING, LOG, ZERO, ZERO & LOG
TIME Bewerking van instrumenttijd (uren en minuten)
ZERO* Alle kanalen op nul stellen
*Alleen indien niet op het hogere niveau (via Portables PC) geselecteerd.
**Alleen indien MUTE-functie is geactiveerd (via Portables PC).
34
Bijlage 3 Tekst op voorpaneel Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
LOG configuratie-items:
Tekst Beschrijving/Opties
START* Datalogging starten
STOP** Datalogging stoppen
SITE Selectie van vestiging: Site 1, Site 2, …. Of een string gepro-
grammeerd via Portables PC
GEBRUIKER Kies gebruiker: User 1, User 2, ...Of string geprogrammeerd
via Portables PC
*Deze optie is alleen beschikbaar als de datalogger momenteel is gestopt.
**Deze optie is alleen beschikbaar als de datalogger momenteel aan staat.
35
Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Bijlage 4 – Sensorbeperkingen
Bijlage 4 Sensorbeperkingen
Dit instrument is niet geschikt voor gebruik in een temperatuur van meer dan
50°C, omdat bij een dergelijke temperatuur de elektrochemische toxische
gassensoren gebreken gaan vertonen.
Op de sensoren mag geen water aanwezig zijn, omdat dit de gasdiffusie
kan belemmeren. Gebruik het instrument voorzichtig in natte of vochtige
omgevingen waarin condens op de sensoren kan ontstaan en controleer de
reactie na elk gebruik.
Langdurige blootstelling aan een hoog toxisch gasvolume kan het productleven
van de toxische sensoren verkorten. Toxische sensoren kunnen ook kruisgevoelig
zijn voor andere gassen dan het specifieke doelgas. Daarom kan de aanwezigheid
van andere gassen ertoe leiden dat de sensor reageert. Als u hierover twijfelt,
neemt u contact op met Crowcon of met uw plaatselijke vertegenwoordiger.
Door het gebruik van krachtige radiozenders vlak naast het instrument, kunnen
de RFI-immuniteitsniveaus worden overschreden waardoor foute indicaties
worden gegeven. In dit geval zorgt u voor een redelijke afstand tussen de
antennes en het instrument (bijv. 30 cm).
Standaard Triple Plus+-toestellen merken brandbare gassen op door het gebruik
van een katalytische brandbare sensor, die functioneert wanneer er zuurstof
aanwezig is. Aangeraden wordt om de zuurstofconcentratie en de concentratie
van het brandbare gas te controleren, voordat een besloten ruimte wordt
betreden. Een zuurstofniveau van minder dan 10% zal de meting van een
brandbaar gas reduceren.
De prestatie van katalytische sensoren kan permanent worden geschaad
indien blootgesteld aan siliconen, gassen met een zwavelgehalte (zoals H
2
S),
lood- of chloorsamenstellingen (waaronder chloorwaterstoffen).
36
Bijlage 5 Menuoverzicht Triple Plus+ en Triple Plus+ IR
Bijlage 5 Menuoverzicht
15 APPENDIX 5 Menu Map
24
24
Deze functie bestaat bij
de Triple Plus+ IR niet.
Kantoor in het Verenigd Koninkrijk
Crowcon Detection Instruments Ltd
2 Blacklands Way,
Abingdon Business Park
Abingdon
Oxfordshire OX14 1DY
Verenigd Koninkrijk
Tel. +44 (0)1235 557700
Fax: +44 (0)1235 557749
Website: www.crowcon.com
Kantoor in Amsterdam
Crowcon Detection Instruments Ltd
Vlambloem 129
3068JG, Rotterdam
Nederland
Tel. +31 10 421 1232
Fax: +31 10 421 0542
Website: www.crowcon.com
Kantoor in de Verenigde Staten
Crowcon Detection Instruments Ltd
21 Kenton Lands Road,
Erlanger,
Kentucky 41018-1845
Verenigde Staten
Tel. +1 859 957 1039 of
1-800-527 6926
1-800-5-CROWCON
Fax: +1 859 957 1044
Website: www.crowcon.com
Kantoor in Singapore
Crowcon Detection Instruments Ltd
Block 194, Pandan Loop
#06-20 Pantech Industrial Complex
Singapore 128383
Tel. +65 6745 2936
Fax: +65 6745 0467
Website: www.crowcon.com

Documenttranscriptie

Triple Plus+ Triple Plus+ IR Handleiding M07701 Februari 2010 Uitgave 4a Veiligheidsinstructies: WAARSCHUWING – De batterij nooit in een brandbare atmosfeer opladen. WAARSCHUWING – Vervanging van de onderdelen kan de intrinsieke veiligheid in gevaar brengen. WAARSCHUWING – Lees eerst de handleiding goed door. Specifieke aanwijzingen voor gebruik in gevaarlijke ruimtes De volgende aanwijzingen gelden voor apparatuur met certificaatnummers: 1. 2. Sira 02ATEX2176X IECEx SIR06.0084X De volgende informatie dekt alle relevante punten van clausule 1.0.6 van de EHSR's (Essential Health and Safety Requirements) van de ATEX-richtlijn en IECExevaluatie. 3. 4. De certificatiemarkeringen zijn als volgt: 5. De apparatuur is Categorie 2G en kan worden gebruikt in zones 1 en 2 met brandbare gassen en dampen met apparaatgroepen IIA, IIB en IIC en met temperatuurklassen Tl, T2, T3 en T4. De apparatuur is alleen gecertificeerd voor gebruik in een omgevingstemperatuur van -20°C tot +50°C en mag niet buiten dit bereik worden gebruikt. Gebruik alleen batterijen van Crowcon. Opladen is alleen toegestaan in niet-gevaarlijke ruimtes. NIET IN EEN GEVAARLIJKE RUIMTE OPLADEN. De apparatuur is niet beoordeeld als een veiligheidstoestel (volgens Richtlijn 94/9/EG Bijlage II, clausule 1.5 en het IEC-certificatieschema voor explosieve atmosferen). De reparatie van deze apparatuur moet worden uitgevoerd door de fabrikant of volgens de geldende goedkeuringsregels. Crowcon Detection Instruments Ltd 2 Blacklands Way, Abingdon OX14 1DY, UK Tel. +44 (0)1235 557700 Fax. +44 (0)1235 557749 www.crowcon.com E-mail: [email protected] © Copyright Crowcon Detection Instruments Ltd 2010. Alle rechten voorbehouden. Geen enkel onderdeel van dit document mag gefotokopieerd, gereproduceerd of vertaald worden zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Crowcon Detection Instruments Ltd. Publicatienummer: M07701 CALIBRATIECERTIFICAAT INSTRUMENTGEGEVENS UL-CLASSIFICATIE SERIENR. CERTIFICAATNR. SOORT MONO Gb TWEEVOUDIG DRIEVOUDIG VIERVOUDIG BRANDBAAR GASKANAAL 0-100% LEL METHAAN ALARMINSTELLINGEN ZUURSTOFKANAAL ALARMINSTELLINGEN WATERSTOFSULFIDEKANAAL ALARMINSTELLINGEN ONMIDDELLIJK 8 UUR TWA KOOLMONOXIDEKANAAL ALARMINSTELLINGEN ONMIDDELLIJK 8 UUR TWA Speciale versie KANAAL GAS BEREIK ALARMINSTELLINGEN ONMIDDELLIJK 8 UUR TWA TESTINGENIEUR DE APPARATUUR VAN CROWCON IS GETEST EN GEKALIBREERD VOLGENS DE PROCEDURES VERMELD IN DE DOOR LRQA GOEDGEKEURDE KWALITEITSHANDLEIDING VAN CROWCON. DE KALIBRATIE IS GEGARANDEERD UITGEVOERD OP BASIS VAN DE ISO9000 BETROUWBAARHEIDS- EN REPETEERBAARHEIDSNORMEN. DE STANDAARDKALIBRATIEGASMENGSELS ZIJN BEREID VOLGENS ISO9001:2008. Inhoudsopgave Beknopte handleiding.................................................................... 1 I. Algemene beschrijving................................................................ 3 II. Werking..................................................................................... 5 2.1 Inschakelen............................................................................................. 5 2.2 Display.................................................................................................... 6 2.3 Buiten bereik.......................................................................................... 7 2.4 Oppassen................................................................................................ 7 2.5 Achtergrondverlichting........................................................................... 8 2.6 Alarmsignalen......................................................................................... 8 2.7 Statusschermen / Alarm resetten ............................................................ 8 2.8 Uitschakelen........................................................................................... 9 III. Instellen ................................................................................. 10 3.1 Het menusysteem gebruiken................................................................. 10 3.2 Configuratieopties ............................................................................... 12 3.3 Quickcal................................................................................................ 17 3.4 Pellistor beschermen (alleen Triple Plus+)............................................... 18 3.5 Het instrument configureren met Portables PC...................................... 19 IV. Batterij opladen....................................................................... 21 V. Datalogging............................................................................. 23 VI. Problemen oplossen................................................................ 24 VII. Onderhoud en kalibratie........................................................ 25 7.1 Opnieuw kalibreren............................................................................... 25 7.2 De loodzuuraccu vervangen.................................................................. 25 7.3 De lithium-ion batterij plaatsen............................................................. 26 7.4 Een sensormodule vervangen................................................................ 26 7.5 Back-up geheugen................................................................................ 26 VIII. Gebruiksbeperkingen............................................................ 28 IX. Accessoires en reserveonderdelen........................................... 29 Bijlage 1 – Instrument met pomp (optioneel)............................... 31 Bijlage 2 - Standaard brandbare correctiefactoren........................ 32 Bijlage 3 – Tekst op voorpaneel.................................................... 33 Bijlage 4 – Sensorbeperkingen..................................................... 35 Bijlage 5 – Menuoverzicht............................................................ 36 Technische update februari 2010 De volgende delen zijn veranderd: Beknopte handleiding, I, II, IV, VI, VII, IX, Bijlage 1 sinds de laatste versie, uitgave 2. Ervaren gebruikers moeten deze onderdelen lezen, omdat hierin een update staat over de functies van dit toestel. Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Beknopte handleiding Beknopte handleiding Voorafgaand aan het eerste gebruik moet de LIBRA lithium-ion batterij 12 uur lang opgeladen worden. Zodoende gaat de nieuwe batterij langer mee. Aanzetten Druk op ON, druk op de ONGEMARKEERDE knop om het alarm te resetten. De groene led knippert en op het display worden de gasniveaus of wordt het woord 'MONITORING' weergegeven als het instrument op de GO/NO-GO-stand staat (zie INSTELLEN). Alarmstand Het alarm gaat af en de rode led's knipperen. Druk op de ONGEMARKEERDE knop om de zoemer stil te zetten. De rode led blijft knipperen als het gas nog steeds aanwezig is. Gasdisplaystand: 'ALARM' knippert naast de naam van het gevaarlijke gas. GO/NO-GO-stand: op het display staat 'GAS HAZARD, EVACUATE AREA' (gasgevaar, ruimte verlaten). Onmiddellijke en TWA-alarmsignalen: Het alarm wordt geactiveerd zodra de onmiddellijke drempelwaarde is bereikt. Druk op de ONGEMARKEERDE knop om de zoemer stil te zetten. De rode led's blijven knipperen als het gas nog steeds aanwezig is. De zoemer gaat opnieuw af als een nieuwe alarmdrempelwaarde wordt bereikt. De batterij is bijna leeg: Er gaat een alarmsignaal af wanneer de batterij bijna leeg is. Druk op 'user accept' om het alarm te accepteren. Alarm resetten Druk op de ONGEMARKEERDE knop. Achtergrondverlichting aanzetten Druk op de BACKLIGHT-knop. De achtergrondverlichting blijft 30 minuten branden, tenzij opnieuw op de knop wordt gedrukt. Batterijvermogen laag Een groene led knippert snel, de zoemerfrequentie verhoogt en er wordt een knipperende waarschuwing op het display weergegeven. Gebruik de houderlader/ interface-eenheid om het toestel te laden (5 uren voor een volledige lading voor loodzuuraccu's, 8 uren voor li-ion batterijen). Kalibratie/instellen Druk op 'CAL' en voer het wachtwoord in om het instrument opnieuw te kalibreren en om de bedrijfsstanden en de configuratie te wijzigen. 1 Beknopte handleiding Triple Plus+ en Triple Plus+ IR De aspirateur met bel voor monsterneming gebruiken Zoek de stroomkop onder de lip boven de sensoropeningen en zet het geheel met de bevestigingen vast (twee halve slagen). Knijp elke seconde eenmaal in de bel om de benodigde stroomsnelheid van 0,5 liter per minuut te verkrijgen. 2 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Algemene beschrijving I. Algemene beschrijving Triple Plus+ De Crowcon Triple Plus+ is een via een microprocessor geregelde draagbare gasdetector die in staat is om tot vier soorten gas tegelijk te controleren en te waarschuwen bij verschillende gevaarniveaus. Het instrument maakt gebruik van elektrochemische, katalytische en thermische geleidingssensoren en kan worden geconfigureerd om een praktische combinatie van zuurstof, toxische en brandbare gassen op te sporen. Zie Bijlage 4 voor extra informatie over sensorbeperkingen. De ingebouwde dataloggingvoorziening houdt de gasniveaus van de vier kanalen bij. De gebruiker kan kiezen hoe vaak de metingen worden gedaan. De resultaten kunnen naar een computer gedownload worden. Zodoende wordt een gedetailleerde evaluatie van de opgeslagen metingen van de geaccumuleerde blootstelling verkregen (zie deel 5). De gebruiker kan het patroon van de gaslekkages controleren en zodoende essentiële informatie verschaffen voor een incidentonderzoek. De driedelige spuitgegoten TRIAX-houder is licht en toch sterk, en bestand tegen water en stof. De houder bevat een digitale elektronische printplaat, tot vier sensormodules, een piëzo-elektrische alarmzoemer en een stroomtoevoerplaat die de beschikbare stroom naar de rest van het instrument beperkt, waardoor het instrument intrinsiek veilig is. De loodzuurbatterij is oplaadbaar en bereikbaar via een extern luik voor eenvoudige vervanging en optimaal gebruik. Het is echter waarschijnlijker dat de oplaadfunctie zal worden gebruikt waarbij de batterij niet wordt verplaatst. Crowcon heeft onlangs een lithium-ion oplaadbare batterij geïntroduceerd, die beter presteert dan loodzuurbatterijen. Als uw detector niet is uitgerust met deze nieuwe optie, kunt u contact opnemen met uw plaatselijke distributeur voor meer informatie. Het bovenste paneel bevat een alfanumeriek lcd met achtergrondverlichting waarop de gasniveaus en instrumentberichten worden weergegeven. Het display heeft vier gemarkeerde drukknoppen voor de functies, een kleine groene led die af en toe knippert om aan te geven dat het instrument goed functioneert en een grote, zeer intensieve rode led die knippert wanneer zich een alarmsituatie voordoet. Verder bevat het toppaneel twee kleine vensters waar het instrument infrarode signalen doorheen stuurt als het in de speciale lader/interface-eenheid is geplaatst. Triple Plus+ IR Triple Plus+ IR is een specifieke versie van de Triple Plus+ met een infrarode sensor voor de detectie en meting van koolwaterstoffen, in plaats van de conventionele pellistorsensor. Het gebruik van infraroodtechnologie in plaats van pellistortechnologie heeft een aantal voordelen: (a) Er is geen zuurstof in het achtergrondgas nodig. IR functioneert in een inerte achtergrond. 3 Algemene beschrijving Triple Plus+ en Triple Plus+ IR (b) Geen schade veroorzaakt door blootstelling aan hoge gasconcentraties (c) Geen vergiftigingseffecten (d) Het vermogen om % volumeniveaus en %LEL te meten (e) Veilig Vergeet echter niet dat een infrarode koolwaterstofsensor niet op waterstof reageert en daarom niet geschikt is in ruimtes waarin waterstof een groot ontstekingsrisico vormt. Om de Triple Plus+ IR goed te herkennen, is de membraanschakelaar geel in plaats van oranje. Ook staat de naam Triple Plus+ IR erop vermeld. De infrarood sensormodule van de Triple Plus+ IR wordt geleverd met een kalibratie voor één van vier koolwaterstofsoorten, nl. methaan, propaan, butaan of ethyleen. Deze kalibratie wordt in de fabriek uitgevoerd. Ongeacht het gekalibreerde soort gas, de infraroodsensor reageert op elke aanwezige koolwaterstof, maar bij elke soort is de reactie anders. Anders dan een pellistorsensor is het echter onmogelijk om eenvoudige correctiefactoren toe te wijzen, aangezien de basisrelatie tussen de concentratie en de detectorreactie niet lineair is. Een infraroodsensor moet daarom altijd gekalibreerd worden voor het soort gas dat vastgesteld moet worden of voor een geschikt doelgas. Als andere specifieke koolwaterstofgassen opgemerkt moeten worden, neemt u contact op met Crowcon voor advies over de optimale kalibratie. De infraroodsensor van Triple Plus+ IR kan worden geleverd met twee verschillende configuraties: • Enkelvoudig bereik %LEL In dit geval staan de Triple Plu+ IR max. drie andere sensoren uit het standaardbereik van toxische en zuurstofsensormodules ter beschikking. • Dubbel bereik %LEL en % volume In dit geval heeft de sensormodule een tweede bandcontact op een zijstuk van pcb. Daarom neemt het twee displayposities in op de Triple Plus+ IR. Hierdoor kunnen slechts twee andere sensormodules uit het toxische en zuurstofbereik worden gebruikt. Een sensor met dubbel bereik is altijd gekalibreerd voor beide bereiken op basis van hetzelfde soort gas en functioneert op een automatische bereikstand met weergave in %LEL zonder numeriek display voor het % volume, totdat het gasniveau 100%LEL overschrijdt, en een volumeweergave zonder numerieke waarde voor %LEL wanneer het gasniveau boven de 100%LEL ligt. Let op: het lagere bereik wordt altijd weergegeven als %LEL, zelfs als het gas in een inert achtergrondgas wordt opgemerkt, wanneer het mengsel strikt genomen niet explosief kan zijn. Het display geeft het equivalente %LEL-niveau weer alsof het gas in een luchtachtergrond werd opgemerkt. Opmerking: Een Triple Plus+ IR met een pellistor- of thermische geleidingsensor is niet mogelijk. 4 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Werking II. Werking 2.1 Inschakelen Druk op de ON-knop om de Triple Plus+/Plus+ IR in te schakelen. Het instrument geeft het bericht 'Crowcon Triple Plus+/Plus+ IR' en het serienummer weer. Het toestel test het rode alarm-led, de zoemer en de alarmzwaailichten. Druk op de ONGEMARKEERDE knop om het alarm stil te zetten. Opmerking: als de eenheid omgeven is door een gevaarlijk gas, gaat het alarm onverminderd af. Als de alarmsignalen zijn stilgezet (zie MUTE in deel 3.2, Configuratieopties), dan gaat het alarm niet af en zal de alarm-led niet knipperen tijdens het inschakelingsproces. Na een korte pauze verandert het display in 'Testing System...' en wordt de huidige batterijspanning weergegeven. Als de huidige datum later is dan een vooraf ingestelde kalibratiedatum, dan geeft het instrument de woorden 'Calibration Due' weer, om aan te geven dat het instrument gekalibreerd moet worden. Zie deel 3.2 voor de configuratieopties. Als er andere sensormodules in het instrument aanwezig zijn, vergeleken met de laatste keer dat het instrument werd gebruikt (wat op een mogelijke sensorstoring wijst), wordt het bericht 'Sensors changed?' (sensor gewijzigd?) weergegeven. Als de configuratie van het instrument is verloren of verstoord, wordt het bericht 'Loading default data' weergegeven. Met deze drie fout- of waarschuwingsberichten, moet de conditie worden geaccepteerd door op de ONGEMARKEERDE knop te drukken, die op het display wordt weergegeven met het woord CONTINUE erboven. Het instrument kan een alarm activeren bij onmiddellijke gasniveaus en bij gasblootstellingsniveaus op korte en lange termijn met een tijdgewogen gemiddelde (Time Weighted Average of TWA). Let wel dat de tijdgewogen gemiddelde toxische gasblootstellingen weer op nul worden gezet wanneer het instrument wordt uitgeschakeld. Een volledig opgeladen batterij zorgt ervoor dat het display een waarde aangeeft van meer dan 5,8 V; een batterij heeft weinig vermogen bij een waarde van 5,0 V. Als de waarde later is dan 5,3 V, wordt een waarschuwing weergegeven; een instrument dat uit staat, kan niet worden ingeschakeld. Ongeveer 5 seconden nadat het instrument is ingeschakeld, voert de Triple Plus+/Plus+ IR een zelftest uit en geeft de huidige gasniveaus weer. Als het instrument een alarm heeft geactiveerd, gaat de zoemer af en knipperen de alarm led's. Zodra de gasniveaus lager zijn dan de alarmniveaus (ofwel een veilig gasniveau), kan het alarm worden uitgezet door op de ONGEMARKEERDE 5 Werking Triple Plus+ en Triple Plus+ IR knop te drukken. Als de alarmsignalen zijn stilgezet, zal het rode alarm-led niet knipperen en gaat de zoemer niet af wanneer het instrument een alarm heeft geactiveerd. De enige indicatie van de alarmsituatie is het woord 'ALARM' dat knipperend wordt weergegeven, samen met de gaswaarde van het kanaal waarin zich de alarmsituatie voordoet. 2.2 Display De informatie op het display hangt af van het soort sensoren dat in het instrument is geïnstalleerd. Voor elke geïnstalleerde sensormodule wordt op het display de gasconcentratie weergegeven, de meeteenheden (bijv. ppm) en de kanaalnaam (bijv. H2S). (Elke sensormodule bevat een analoog circuit ter ondersteuning van de sensor en een klein digitaal geheugen dat de sensor aan de processor bekendmaakt, samen met de kalibratiedata en alarmdrempelwaarden.) Een kwart van het scherm is gereserveerd voor elk van de 4 mogelijke gaskanalen, wat betekent dat bij de populaire driedubbele gasconfiguratie, een kwart van het display blanco blijft. Vaak is het handig om te weten wat de relatie is tussen de locatie van de sensormodules en het display. Gezien vanaf de bovenkant van het instrument met de sensorroosters van u af en als u het display van links naar rechts leest net als een boek, dan ziet u de locatie van de sensoren die van links naar rechts langs de voorkant zijn opgesteld. De normale bedrijfsstand is diffusiecontrole, waarbij het instrument voortdurend de lucht in de onmiddellijke nabijheid controleert. Displayopties Voor het instrument zijn verschillende displaystanden mogelijk, die via de DISPY-optie worden ingesteld (zie DISPY in deel 3.2, Configuratieopties). De ON-knop kan zo worden geprogrammeerd, dat van de ene stand naar de andere wordt overgeschakeld. De mogelijke displaystanden zijn: Normal: Alle gaswaarden, eenheden en namen worden in real-time weergegeven Average: De gemiddelde gasmeting sinds het instrument werd ingeschakeld wordt voor toxische sensoren weergegeven. Dit wordt aangegeven door het knipperende woord 'avg' met de naam van de sensor. Niet-toxische sensoren geven hun normale gasniveau weer. Off: Op het display staat 'MONITORING' wanneer een veilige situatie wordt aangetroffen. Op het display wordt 'GAS HAZARD en EVACUATE AREA' weergegeven als zich een alarmsituatie voordoet. 6 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Werking TWA Toxic: Deze displaystand geldt alleen voor toxische sensoren en wordt aangegeven door de knipperende letters 'TWA' samen met de naam van de sensor. De weergegeven gaswaarde is het huidige blootstellingsniveau op de lange termijn. Niet-toxische gassensoren geven hun normale gasniveau weer. Peak hold: Deze optie geldt alleen voor de weergegeven gaswaarde voor alle sensoren en wordt aangegeven door de knipperende letters 'pk' samen met de naam van de sensor. Het hoogste gasniveau dat is gemeten sinds het instrument werd ingeschakeld, wordt weergegeven, of voor zuurstof het laagste gemeten niveau. De piekwaarde die is opgeslagen kan gereset worden tot het huidige gasniveau door op de ONGEMARKEERDE knop te drukken. Het piekgasniveau wordt vanaf dat moment weer weergegeven. Als de alarmsignalen zijn stilgezet, wordt behalve de hierboven beschreven berichten, het bericht 'MUTED' knipperend weergegeven samen met de naam en de eenheden van de sensor. 2.3 Buiten bereik Als het signaal van een brandbare sensor buiten bereik is, dan kan het instrument geconfigureerd worden via een pc en de Portables PC-software, om de relevante nummers op het display knipperend weer te geven of een bericht weer te geven van het soort 'SENSOR FAILURE' met de naam van de defecte sensor. De zoemer gaat af. Dit soort fout kan wijzen op een hoog gasniveau of op een defecte sensor. Na een dergelijke waarschuwing moet de kalibratie worden gecontroleerd. 2.4 Oppassen De sensoren kunnen te lijden krijgen na blootstelling aan siliconen, loodsamenstellingen, een hoog niveau van waterstofsulfide en chloor en sommige industriële oplosmiddelen. Een voorwaarde voor certificatie is dat het instrument niet wordt gebruikt voor ethylnitraatdampen of in gevaarlijke omgevingen met IIC-gassen (bijv. waterstof, acetyleen), vanwege het grote risico van mechanische schade aan de omkasting. 2.5 Achtergrondverlichting Bij slecht licht kan de achtergrondverlichting worden aangezet om het display te verlichten. Druk op de BACKLIGHT-knop. Druk opnieuw op de BACKLIGHT-knop 7 Werking Triple Plus+ en Triple Plus+ IR om de achtergrondverlichting uit te zetten, anders gaat het licht vanzelf uit na een van tevoren ingestelde tijdsperiode van 10, 20 of 30 minuten. De achtergrondverlichting kan ook voortdurend aan staan, of, eenmaal geactiveerd, aan blijven. (Zie LIGHT in deel 3.2, Configuratieopties.) In een alarmsituatie wordt de achtergrondverlichting automatisch aangezet. 2.6 Alarmsignalen Wanneer de Triple Plus+/Plus+ IR een alarmsituatie opmerkt, gaan de rode lampjes knipperen, wordt het zwaailicht geactiveerd en laat de zoemer een harde, snelle piep horen. Indien toegestaan, kunnen onmiddellijke toxische gasalarmsignalen worden geaccepteerd door op de ONGEMARKEERDE knop te drukken. In dit geval wordt de zoemer uitgezet, maar blijven de rode lampjes knipperen. Bij onmiddellijke alarmsignalen knippert het woord 'ALARM' op het display naast de naam van het gas. De tijdgewogen gemiddelde (TWA) blootstellingslimietalarmsignalen zorgen ervoor dat het hele display met de waarschuwing knippert. Alle onmiddellijke alarmtypes zijn vergrendelend, wat betekent dat ze alleen gerest kunnen worden wanneer op de ONGEMARKEERDE knop wordt gedrukt, zodra het gasgevaar is geweken. Indien ingesteld voor tijdgewogen gemiddelde (TWA)-alarmsignalen, activeert de Triple Plus+/Plus+ IR een alarm dat niet gereset kan worden als een blootstellingsniveau op korte termijn (gewoonlijk 15 minuten) of lange termijn (8 uur) is bereikt. Beide TWA-alarmtypes kunnen alleen gereset worden door het instrument uit en weer aan te zetten, zodra de gemiddelde blootstelling tot onder de drempelwaarde is gezakt. (Zie Configuratie van het instrument met Portables PC-software over de instelling van deze niveaus). 2.7 Statusschermen / Alarm resetten De ONGEMARKEERDE knop heeft twee functies: de alarmsignalen resetten (zie deel 3.6) of een aantal statusschermen weergeven. Als u de statusschermen wilt zien, drukt u op de ONGEMARKEERDE knop wanneer het instrument geen alarmsituatie heeft opgemerkt. De statusschermen vertonen de volgende informatie in volgorde. Druk op de ONGEMARKEERDE knop om naar het volgende scherm te gaan en uiteindelijk terug naar het hoofdinstrumentdisplay met gasniveaus. Als de knop 20 seconden lang niet wordt ingedrukt, doet zich een 'time-out' voor en keert het instrument terug naar het hoofdgasmeetscherm. Weergave van de datum, de huidige tijd en de verstreken tijd sinds de inschakeling van het instrument. 8 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Werking Weergave van het serienummer en de volgende kalibratiedatum. Weergave van alarm 1-niveaus voor alle sensoren. Weergave van blootstellingsniveaus op korte termijn voor toxische sensoren. Weergave van blootstellingsniveaus op lange termijn voor toxische sensoren. Weergave van momenteel geselecteerde gebruiker en vestiging. 2.8 Uitschakelen Zolang deze functie tijdens de instelling niet is uitgezet, kan de Triple Plus+/ Plus+ IR uitgeschakeld worden door de ON-knop en de ONGEMARKEERDE knop samen ongeveer een halve seconde ingedrukt te houden. Zodoende kan het instrument niet per ongeluk uitgeschakeld worden door tegen het toetsenbord aan te stoten. 9 Instellen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR III. Instellen De Triple Plus+/Plus+ IR is ontworpen om alle benodigde informatie aan de gebruiker weer te geven volgens de vereisten van de controller van de apparatuur. Enerzijds is het een meetinstrument met vier kanalen met een continu meetresultaat, anderzijds is het een gewone detector met alleen een alarm en een statusdisplay dat niet uitgeschakeld kan worden. In dit deel staat beschreven hoe het instrument via de voorpaneelknoppen wordt ingesteld. In het deel Configuratie van het instrument met Portables PC-software staan andere instellingen van het instrument. 3.1 Het menusysteem gebruiken Voor toegang tot het SETUP-menu, drukt u op de CAL-knop. Op het scherm verschijnt het volgende: MENU EVENT LOG << >> QUIT LOG Boven de vier knoppen staat een symbool of een woord: dit zijn de 'soft key' functies die momenteel aan die specifieke toets zijn toegewezen. Gebruik de knoppen ON en BACKLIGHT om naar links en rechts te schuiven, de CALknop om het menusysteem te verlaten en de ONGEMARKEERDE knop om een menuoptie te selecteren. Bekijk het overzicht op pagina 36 voor informatie over het Triple Plus+ configuratiemenusysteem. De beschikbare opties zijn: MENU Hiermee wordt het configuratiemenu gekozen. Dit heeft wachtwoordbescherming, zie verder. EVENT Dit markeert een evenement in het datalogboek. Er is geen menu onder deze optie. LOG Hiermee wordt het logmenu geselecteerd, zie verder. Het configuratiemenu openen Gebruik de schuifknoppen om het MENU-item te selecteren en druk op de ONGEMARKEERDE knop. Op het scherm verschijnt: 'Password?' Druk binnen 5 seconden op de knoppen in deze volgorde in om het standaardwachtwoord in te voeren: ON, BACKLIGHT, CAL en ONGEMARKEERD. Dit wachtwoord kan worden veranderd via een pc via de Portables PC-software. 10 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Instellen Een optie wijzigen Als u een optie wilt wijzigen, gebruikt u de eerste twee toetsen met de << en >> symbolen om de huidige selectie te wijzigen en de derde toets (QUIT) om de wijziging te bevestigen. Als op de QUIT-knop wordt gedrukt en de parameter is gewijzigd, dan wordt de gebruiker gevraagd of de wijzigingen opgeslagen moeten worden. Twee toetsen hebben de aangegeven 'soft key' functie, één met YES (ja) en de ander met NO (nee). Druk op de gewenste knop. Als u bijvoorbeeld de opstartoptie wilt configureren, volgt u deze stappen vanuit het configuratiemenu: DISPY ALARM ZERO PUMP << >> QUIT PUMP Schuif door de menulijst naar links, totdat START is geselecteerd. ALARM ZERO PUMP START << >> QUIT START Druk op de ONGEMARKEERDE knop om het START-submenu te openen. START: ZERO & LOG << >> QUIT Gebruik de << en >> knoppen om door deze opties te schuiven (deel 3.2). Druk op QUIT om de optie te selecteren en het menu te verlaten. Save the changes? YES NO Druk op de eerste knop om de wijziging op te slaan en het menu een niveau terug te zetten of op de laatste knop om de selectie te behouden (ongewijzigd) en het menu een niveau terug te zetten. Het menusysteem heeft voor alle bewerkingen time-outs. Als binnen ongeveer 20 seconden geen knop wordt ingedrukt, gaat het systeem telkens een niveau terug. De wijzigingen die zijn geaccepteerd doordat op YES is gedrukt toen werd gevraagd om de wijzigingen op te slaan, worden behouden. Alle wijzigingen die niet expliciet zijn opgeslagen, gaan verloren. De volgende parameters kunnen gewijzigd worden via de voorpaneelknoppen van het instrument en worden in deze volgorde op het scherm weergegeven: ZERO FLAMM LEVEL PUMP CALIB DISPY ALARM START BUTTN TIME OFF LIGHT 11 Instellen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR 3.2 Configuratieopties LIGHT: Hiermee wordt de time-outoptie voor de achtergrondverlichting geconfigureerd op NEVER TIMEOUT, 10 MINS., 20 MINS., 30 MINS., of ALWAYS ON. Ongeacht de geselecteerde optie, de achtergrondverlichting gaat altijd aan wanneer het instrument een alarmsituatie heeft opgemerkt. DISPY Displaystand. Configureert de displaystand van het instrument met een van de volgende opties: Normal, Average, Off, TWA Toxic, Peak Hold. Deze staan beschreven in deel III Werking. Opmerking: de actie van de BUTTN-optie verderop. ALARM Alarmstand. De gebruiker kiest een van de volgende: ALL ACTIVE, TWA ONLY, INSTANT. Met deze optie kan het instrument worden ingesteld om verschillende toxische gasalarmtypes te bevestigen. Onmiddellijke stand INST (INSTANT) activeert het alarm zodra de drempelwaarde van het toxische gasniveau is bereikt. TWA-stand zorgt ervoor dat het instrument tijdelijke waarden boven de onmiddellijke alarmdrempelwaarden negeert, maar een alarm activeert wanneer de SHORT TERM (korte termijn) of LONG TERM (lange termijn) blootstellingsniveaus zijn bereikt. ALL ACTIVE activeert zowel de TWA- als de onmiddellijke alarmtypes, maar stelt te gebruiker in staat om de onmiddellijke alarmsignalen stil te zetten (zie deel II Werking). ‘ZERO’ Wanneer deze optie is geselecteerd, stelt het instrument de vraag 'ZERO ALL?' Als u er zeker van bent dat het instrument zich in schone lucht bevindt en dat alle sensoren een stabiele output geven, drukt u ter bevestiging op YES om alle sensoren op nul te stellen. De Triple Plus+/Plus+ IR berekent vervolgens de offset-correctie versterkingsfactoren die nodig zijn om de toxische en brandbare gaskanalen op nul en de zuurstofkanalen op 20,9% te stellen. Na een succesvolle nulstelling, bestaat er de optie om de instelling te beëindigen (END) en om terug te keren naar controle of om door te gaan met de instelling (CONT). PUMP Zet de pomp aan en uit. De opties zijn GO (aan) en STOP (uit). 12 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Instellen START Selecteert de functies die tijdens de start moeten worden geactiveerd. De opties zijn: NOTHING, ZERO, LOG, ZERO & LOG. ZERO maakt het mogelijk om de sensoren tijdens de start op nul te stellen, net als de 'Zero all' optie. De vraag of u de sensor op nul wilt stellen verschijnt enkele seconden na de opstart (zodat de sensoren zich kunnen stabiliseren) en zal verdwijnen (zonder de sensor op nul te stellen) als niet binnen ongeveer 5 seconden op YES wordt gedrukt. LOG maakt datalogging bij de opstart mogelijk en ZERO & LOG maakt het mogelijk om de sensoren op nul te stellen en datalogging te activeren tijdens de opstart. Kies NOTHING om de nulstelling en datalogging tijdens de opstart uit te zetten. BUTTN De linkerknop kan worden geprogrammeerd om verschillende functies uit te oefenen wanneer het instrument op de normale gasmetingstand staat. De beschikbare opties zijn: NOTHING, PUMP, PEAK, TWA TOXIC, AVERAGE, NORMAL. NOTHING betekent dat alle speciale functies van de knop zijn uitgezet. PUMP stelt u in staat om de pomp uit en weer in te schakelen zonder toegang tot het menusysteem. PEAK, TWA TOXIC en AVERAGE zijn identiek aan de DISPY-functies. Als op de knop wordt gedrukt wanneer één van deze opties is geselecteerd, schakelt de displaystand tussen de instelling op de knop en de DISPY-instelling. NORMAL heeft een gelijkaardige functie. Als de DISPY-stand is ingesteld op een andere waarde dan NORMAL, dan maakt NORMAL het mogelijk om de displaystand over te schakelen van de DISPY-optie op het normale gasdisplay en vice versa. Opmerking: deze displayfuncties hebben geen invloed als de DISPY-stand op OFF staat. Het instrument zal altijd opstarten met de displaystand die via de DISPY-functie is ingesteld. Als de MUTE-functie is geactiveerd, dan verschijnt ook de optie SILENT ALARMS (stille alarmsignalen) als een van de mogelijke selecties in het BUTTN-menu. Deze optie maakt het mogelijk om met de programmeerbare knop de MUTE-functie over te schakelen tussen SILENT ALARMS en AUDIBLE ALARMS (stille en hoorbare alarmsignalen). Let wel dat wanneer SILENT ALARMS is geselecteerd er geen hoorbare zoemer af gaat wanneer het instrument een alarmsituatie opmerkt. Ook zal het alarmlicht niet knipperen. De alarmsituatie wordt op het display van het instrument weergegeven. 13 Instellen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Wanneer op de programmeerbare knop wordt gedrukt, laat het instrument een dubbel piepgeluid horen als een akoestische bevestiging dat een functie is aangezet of uitgezet. FLAMM (alleen Triple Plus+) Hiermee wordt aangegeven dat de brandbare gascorrectie moet worden gebruikt voor brandbare (pellistor) sensoren. Het kan op NO CORRECTION (geen correctie) worden gezet of op een van de gassen in de brandbare correctietabel. Als een gas is geselecteerd, verandert de naam op het display en wordt de gekozen correctiefactor voor de pellistorsensormodules gebruikt. De precieze gaslijst en de correcties kunnen worden geconfigureerd via een pc met Portables PC-software. De stadaard gascorrectiefactoren voor brandbare gassen voor wat betreft methaan en pentaan staan in Bijlage 2. Opmerking: als geen tabel naar het instrument is gedownload, dan kan geen correctiefactor worden geselecteerd (de enige optie is NO CORRECTION). CALIB Wanneer een kalibratie wordt uitgevoerd, wordt de integrale stroomplaat vervangen met de kalibratiestroomplaat, zodat het gas niet door de pomp wordt bemonsterd. Dit maakt een nieuwe kalibratie van het instrument mogelijk, dat eerst in schone lucht op nul moet zijn gesteld. Hier is een Triple Plus+/Plus+ IR-aspirator en een voorraad Crowcon kalibratiegas voor nodig (zie deel 7 Onderhoud en kalibratie). Op de bovenste regel staat nu een van de gaskanalen van het instrument. Dit display ziet er als volgt uit: CALIBRATE: CH4 (chan. 1) << >> QUIT CAL Gebruik de eerste twee knoppen om het benodigde gas te selecteren. Druk op QUIT om een menuniveau hoger te gaan of op CAL om het te kalibreren gas te selecteren. Het display ziet er nu als volgt uit: CALIBRATE: CH4 = 0 UP DOWN QUIT CAL De eigenlijke gasmeting verschijnt op de bovenste regel en moet stijgen wanneer het relevante TESTGAS over de sensoren wordt geaspireerd. Wanneer de meting is gestabiliseerd, gebruikt u de toetsen UP en DOWN om ervoor te zorgen dat de meting overeenkomt met de bekende testgasconcentratie. Druk nu op CAL om de versterking van het instrument te kalibreren. U kunt op 14 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Instellen QUIT drukken om de kalibratie te verlaten. Als het instrument is gekalibreerd, verschijnt CAL SUCCESSFUL of CAL FAILED (kalibratie gelukt of mislukt) op het display. Als de kalibratie is mislukt en de versterking van het instrument is niet veranderd, dan betekent dit dat de gasconcentratie niet gelijk was aan de ingestelde waarde (controleer beide en herhaal) of dat de sensor door gebruik is verslechterd (raadpleeg deel 7 Onderhoud en kalibratie voor informatie over de vervanging van de sensor). Let wel: wanneer u brandbare sensoren kalibreert, verschijnen ze altijd in het CALIB-menu als het sensortype dat ze werkelijk zijn, zonder enige toegepaste brandbare correctiefactor. Ze moeten ook gekalibreerd worden volgens het gas dat ze werkelijk zijn, en niet volgens het geselecteerde gas als een brandbare correctiefactor. Als er bijvoorbeeld een CH4 (methaan)-sensor in een instrument aanwezig is en er wordt een brandbare correctiefactor toegepast, zodat het instrument PRO (propaan) weergeeft, dan wordt de sensor geselecteerd als CH4 (en niet PRO) in het CALIB-menu en wordt methaan gebruikt om de sensor te kalibreren. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMEDEDELING: Voor alle eenheden uitgerust met sensoren voor het meten van %LEL EN % volume methaan, andere koolwaterstoffen of ‘brandbaar gas’ Om schade aan de pellistorsensor te voorkomen die voor het meten van % LEL methaan wordt gebruikt wanneer de IR of thermische geleidingssensor voor het meten van % volume methaan wordt gekalibreerd, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen worden getroffen. Als deze aanwijzingen niet worden opgevolgd, kan de pellistorsensor permanente schade oplopen. Dit leidt tot onveilige of foute metingen, zodat de sensor vervangen moet worden. Als de aanwijzingen worden opgevolgd, zal de sensor lang en betrouwbaar functioneren. Speciale voorzorgsmaatregelen bij de kalibratie 1. V  oer een nulstelling uit op de eenheid in schone mobiele lucht, zoals gebruikelijk. 2. Presenteer 2,5% volume methaangas met de stroomplaat en kalibreer de sensor voor % LEL brandbaar gas op 50,0% LEL (gebieden gedekt door ISO10156) of 56,8% LEL (gebieden gedekt door ATEX / IEC 60079-29-2007). 3. Zorg ervoor dat u twee monsters methaangas vlak na elkaar aan de eenheid kunt presenteren: het eerste 6% volume methaan en het tweede 50% volume methaan. Wanneer u 6% volume methaan presenteert, gaat de pellistor op veilig staan, zodat hij niet wordt 15 Instellen 4. 5. 6. 7. Triple Plus+ en Triple Plus+ IR beschadigd door het presenteren van een hoger volumeniveau kalibratiegas. Stop de stroom van 6% volume methaan en presenteer een of twee seconden daarna 50% volume methaan. Zorg ervoor dat er geen lucht mee stroomt, door bijvoorbeeld een driewegklep te gebruiken. Kalibreer het % volume brandbaar gaskanaal zoals gebruikelijk en zet daarna de gasstroom uit. Zuiver de gasleiding NOOIT met lucht. Verwijder de stroomplaat en controleer of beide detectors voor brandbare gassen terug op nul gaan staan. Voor eenheden die met koolwaterstoffen behalve methaan zijn gekalibreerd, moeten de bovenstaande niveaus geschaald worden volgens de relevante LEL-niveaus. TIME Als u dit selecteert, ziet het display er als volgt uit: CURRENT TIME: 21:48:00 HOUR MINUTE QUIT Druk op de HOUR-knop om de uren te verhogen en de MINUTE-knop om de minuten te verhogen, totdat de juiste tijd wordt weergegeven. OFF Twee opties: OFF ENABLED, OFF DISABLED (uit-functie ingeschakeld of uitgeschakeld). Dit bepaalt of het instrument kan worden uitgeschakeld. MUTE Als deze functie wordt ingeschakeld (wat alleen mogelijk is met Portables PC, zie deel 3.5 Het instrument configureren met Portables PC), dan verschijnt de optie MUTE (stil) in het menusysteem. Deze optie kan worden geselecteerd als SILENT ALARMS of AUDIBLE ALARMS (stille of hoorbare alarmsignalen). Als SILEND ALARMS is gekozen, knippert het woord MUTED op het hoofddisplay met de gaseenheden en de naam. Er gaat geen akoestisch alarm af wanneer zich een alarmsituatie voordoet en ook knippert de alarm-led niet. De alarmsituatie wordt op het display van het instrument weergegeven. Opmerking: deze optie wordt genegeerd als de displaystand van het instrument op OFF (uit) staat. LEVEL Deze optie geeft de wijziging van alarm 1 voor brandbare LEL-kanalen weer en maakt de wijziging ook mogelijk. Gebruik de displaytoetsen UP en DOWN om dit alarmniveau op de benodigde waarde in te stellen. 16 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR QuickCal Opmerking: Crowcon raadt aan om het alarmniveau niet lager in te stellen dan 5% van het sensorbereik, omdat anders valse alarmsignalen geactiveerd kunnen worden. LOG MENU Het LOG MENU heeft dezelfde functie als het eerder beschreven MENUsysteem. De opties zijn: START of STOP. Een van deze twee opties wordt weergegeven, afhankelijk van de huidige status van de datalogger. Druk op START om datalogging aan te zetten en op STOP om de functie uit te zetten. USER Dit maakt het mogelijk om een gebruikersnaam te kiezen, die in het datalogboek (zie verder) wordt gebruikt (zie deel 3.5). Telkens wanneer een nieuwe gebruiker wordt ingevoerd, wordt dit door de datalogger opgetekend. SITE Net als USER, maar dan voor de locatie van de vestiging. 3.3 QuickCal Het instrument kan in één keer een snelle kalibratie ('quick calibration') van vier gaskanalen uitvoeren: CH4; CO; H2S en O2. Het systeem leidt de gebruiker door de procedure. Voordat QuickCal wordt geactiveerd, moet het instrument op nul worden gesteld. Volg dan de volgende procedure: Houd beide middelste knoppen 5-7 seconden ingedrukt. Het instrument kondigt aan dat de snelle kalibratie is gestart en herinnert de gebruiker eraan dat het instrument op nul gesteld moet zijn, voordat deze procedure plaatsvindt. Het instrument geeft nu knipperend de gasconcentraties weer die toegepast moeten worden of de opdracht CALIBRATE ALL INPUTS (alle invoeren kalibreren) met de twee buitenste toetsen (YES en NO). Als u op YES drukt, start u de QuickCal-procedure. Als u op NO drukt, wordt QuickCal verlaten en keert het instrument terug naar het normale gascontrolescherm. Het instrument vertoont nu de vraag 'Is gas on sensors?' (is er gas aan de sensoren gepresenteerd?) met de twee buitenste antwoordtoetsen voor YES en NO, zoals eerder. Zorg ervoor dat het juiste testgas aan het instrument wordt gepresenteerd en druk op YES. Als u op NO drukt, keert het instrument terug naar het normale gascontroledisplay. Als op YES wordt gedrukt, verandert het display in SENSORS SETTLING (sensoren stabiliseren zich) met een regel stippen op de onderste displayregel 17 Pellistor beschermen (alleen Triple Plus+) Triple Plus+ en Triple Plus+ IR om aan te geven dat het instrument goed functioneert. Het instrument wacht nu totdat er een gestage gasstroom is, waarna de kalibratie wordt uitgevoerd. Als het instrument opmerkt dat het gasniveau niet stabiel is, wordt het bericht 'Gas not stable!' weergegeven en wordt de kalibratie afgebroken. Als alle kanalen met succes zijn gekalibreerd, geeft het instrument het bericht 'Calibration successful' weer. Zo niet, verschijnt het bericht 'Calibration failed!' met de weergegeven gassen die niet zijn gekalibreerd. Wanneer een kalibratie wordt uitgevoerd met een gas van een bron die onder druk staat, moet de pomp van het instrument (indien aanwezig) altijd uitgezet zijn. 3.4 Pellistor beschermen (alleen Triple Plus+) Om te voorkomen dat de pellistorsensor wordt beschadigd door blootstelling aan een te hoog niveau brandbaar gas, wordt de sensor automatisch beschermd. De pellistorbescherming kan op twee manieren worden geactiveerd: Bij brandbare instrumenten met dubbel bereik (met een pellistor die LEL meet en een thermisch geleidingsblok dat % volume meet), kan een bepaald percentage gasvolume worden gespecificeerd waarop de pellistor wordt uitgeschakeld. Dit percentage wordt ingesteld via de computer met de Portables PC-software en de standaardwaarde is 5% (zie hieronder). Verder schakelt een pellistor zichzelf uit wanneer een waarde van 105% LEL of hoger wordt bereikt – dit gebeurt ongeacht of er ook een % volumesensor aanwezig is. Als een pellistor zichzelf uitschakelt, dan blijft hij uit totdat hij met de hand wordt ingeschakeld. Dit gebeurt door op de ONGEMARKEERDE knop te drukken. De pellistor warmt 5 seconden op, voordat het pellistorkanaal begint te meten. De pellistorbescherming wordt op het display aangegeven doordat het gasniveau voor het brandbare blok blanco is. 3.5 Het instrument configureren met Portables PC De volgende configuratie-instellingen kunnen ALLEEN plaatsvinden via Portables PC. De functie van deze parameters wordt hier uitgelegd. Zie de documentatie van Portables PC voor informatie over toegang tot en wijziging van deze parameters. Let op: Portables PC maakt het ook mogelijk om de parameters die via het voorpaneel geconfigureerd kunnen worden, met een pc te configureren. CONFIDENCE BLIP Het groene led knippert eenmaal om de drie seconden om aan te geven dat het instrument functioneert. Deze optie bepaalt of er ook een akoestische piep weerklinkt. 18 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Het instrument configureren met Portables PC LOG PERIOD Hiermee wordt de datalogging periode ingesteld, van 1 seconde tot 24 uur. Zie het deel over datalogging voor meer informatie. S.T.E.L. TIME De gemiddelde blootstellingslimiet op korte termijn (S.T.E.L.), van 5 tot 15 minuten. 15 minuten is de standaard in het Verenigd Koninkrijk. SYSTEM TIME AND DATE De tijd en de datum van het instrument. CALIBRATION DUE Hiermee wordt de datum vastgesteld waarop het waarschuwingsbericht voor 'kalibratie nodig' verschijnt wanneer het instrument opstart. USER AND SITE STRINGS De eigenlijke tekst voor de 10 gebruiker- en vestigingsnamen kan worden ingesteld via Portables PC. Wanneer de informatie in ingesteld, verschijnen de gegevens ook in het logmenu. VOLUME RANGE Instelling van het gasvolume dat wordt gebruikt door brandbare volumekanalen om brandbare (LEL) kanalen uit te schakelen (alleen voor eenheden met de automatische functie). PASSWORD Hiermee kan het menuwachtwoord worden veranderd van het standaardwachtwoord 1 2 3 4. CHANNEL NAME AND UNITS Dit is de tekst die wordt gebruikt voor het display met gasmetingen. De tekst wordt ingesteld met Portables PC. FLAMMABLE CORRECTION DATA Hiermee worden de naam die is verbonden aan een correctiefactor en de eigenlijke correctiefactor gewijzigd. INSTANTANEOUS ALARM LEVELS Het gasniveau waarop onmiddellijk alarmsignalen worden geactiveerd. De configuratiegegevens zijn beschikbaar voor alle sensorkanalen met sensoren die 3 stijgende alarmniveaus hebben, behalve zuurstof, die 1 stijgend en 2 dalende alarmniveaus hebben. SHORT AND LONG TERM ALARM LEVELS Deze parameters zijn alleen beschikbaar voor toxische kanalen en stellen het niveau vast waarop een blootstellingslimietalarm wordt geactiveerd: op korte termijn of lange termijn. ALARM MUTE Hiermee worden de akoestische alarmsignalen stilgezet. Wanneer deze functie is geactiveerd, is toegang mogelijk tot de MUTE-parameter in het menusysteem van het instrument, zodat de alarmsignalen kunnen worden stilgezet. Zonder dat de Alarm Mute-functie via Portables PC is geactiveerd, is de MUTE-functie niet beschikbaar. OVERRANGE OPTION Hiermee wordt de actie van een instrument gekozen wanneer een sensor een waarde buiten het bereik weergeeft. Zie deel 2.3 Buiten bereik. 19 Het instrument configureren met Portables PC Triple Plus+ en Triple Plus+ IR ZERO OPTION Standaard staat de nuloptie in het met een wachtwoord beschermde deel van het configuratiemenu. Het is mogelijk om de locatie van de nuloptie te wijzigen, zodat de optie bovenaan het configuratiesysteem wordt geplaatst. Als dit wordt gedaan en wanneer de CAL-knop wordt ingedrukt, wordt de volgende optielijst weergegeven: MENU EVENT LOG ZERO QUICKCAL GAS MIXTURE Hiermee wordt de precieze gasconcentratie ingesteld van de multigasmengeling die wordt gebruikt voor de snelle kalibratie. 20 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Batterij opladen IV. Batterij opladen De nieuwe LIBRA lithium-ion batterij moet 12 uur lang worden opgeladen voordat hij voor het eerst wordt gebruikt. Zodoende gaat de nieuwe batterij langer mee. Samen met de li-ion batterij wordt een ferrietklem geleverd. Monteer de ferrietklem op het gelijkstroomlaadsnoer, zoals staat aangegeven. De nieuwe CROWCON-batterij is een oplaadbare lithium-ion batterij. De batterij beschikt over voldoende vermogen om het instrument 12 uur lang van stroom te voorzien als één brandbaar, één zuurstof- en twee toxische gassensoren zijn geïnstalleerd. Een lege batterij is na 8 uur weer helemaal opgeladen. De Triple Plus+/Plus+ IR LADER/INTERFACE gebruiken: plaats het hele instrument in de lader (vergrendelde contacten wijzen op een goede aansluiting). Het rode stroomlichtje brandt helderder. Als het instrument ‘s nachts wordt opgeladen, is hij ‘s ochtends klaar voor gebruik. Let op: Wanneer het instrument in een lader of lader/interface wordt geplaatst die is uitgerust met de nieuwe LIBRA lithium-ion batterij, gaat het toestel uit en begint hij te laden. Als er kalibratie- of onderhoudswerk moet worden uitgevoerd, zet u het instrument aan als hij aan de lader is verbonden of zet u hem opnieuw aan als hij werd uitgezet toen hij in de lader werd geplaatst. De lader/interface communiceert ook tussen het instrument en een computer. De Triple Plus+/Plus+ IR LADER gebruiken: zoek het instrument (niet inschakelen) in de lader. Het laadlichtje gaat branden. Een ontladen instrument vraagt op standaardsnelheid om stroom, aangegeven door het rode stroomlichtje. Wanneer de batterij bijna helemaal vol is, verandert de stroom in een druppellading en gaat het lichtje groen branden. Een instrument kan oneindig lang aan de druppellading verbonden blijven, of kan voor gebruik worden ontkoppeld. De laders worden geleverd met een netsnoer voor aansluiting op de netstroom van 110-240 V, 50-60 Hz. Aansluiting: bruin – stroom, blauw – neutraal, groen/geel – aarde. 21 Batterij opladen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Voor gelijkstroomlading (12-40 V) is een extra snoer beschikbaar met een stekker voor een auto-aanstekercontact. Een optioneel verbindingssnoer kan tussen de lader/interface-eenheden worden aangebracht, zodat ze op een enkel stopcontact aangesloten kunnen worden. Als het instrument lange tijd niet zal worden gebruikt, moet het voorafgaand aan een opslagperiode worden opgeladen. Vanwege het veiligheidscircuit in de lithium-ion batterij, raakt de batterij ontladen wanneer de eenheid niet wordt gebruikt. Zorg ervoor dat het instrument altijd is opgeladen voordat u het gebruikt. Berg het instrument altijd met een volledig opgeladen batterij op of berg het op terwijl het in de lader steekt. 22 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Datalogging V. Datalogging De dataloggingfunctie van het instrument kan op actief worden gezet zodra het instrument wordt ingeschakeld, via de START-menuoptie. Verder slaat het instrument alle evenementen op (zoals alarmsituaties). Een evenement zorgt ervoor dat de logger wordt ingeschakeld. De data van alle gaskanalen wordt opgeslagen volgens de logperiode die met de Portables PC-software wordt ingesteld. Voor elk kanaal wordt het maximumniveau (minimum bij zuurstof) opgetekend sinds de laatste meting werd genomen en in het logboek opgeslagen. Dit betekent dat zelfs als de logperiode op 10 minuten is ingesteld (bijvoorbeeld) en zich kort een gasgevaar voordoet, dit niet door de logger wordt gemist. De data wordt opgeslagen in een geheugen met batterij, voor wanneer het instrument is uitgeschakeld. Wanneer het geheugen wordt gevuld, wordt de oudste informatie met de nieuwe data overschreven. Een log wordt uit het instrument gehaald en als een bestand op de computer opgeslagen via de Portables PC-software. Vervolgens wordt LogManager gebruikt om het logboek te inspecteren. Zie de aparte documentatie voor deze twee stuks software voor meer informatie. Het instrument slaat de volgende evenementen in het logboek op, samen met een aantekening over het kanaal waar dit evenement mee te maken heeft (indien van toepassing): Logboek ingeschakeld – ofwel via voorpaneel of getriggerd door een evenement Logboek uitgeschakeld – ofwel via voorpaneel of doordat het instrument wordt uitgeschakeld Sensorkanaal buiten bereik Onmiddellijk alarm 1 Onmiddellijk alarm 2 Onmiddellijk alarm 3 Alarm blootstelling op korte termijn Alarm blootstelling op lange termijn Gebruiker heeft evenement getriggerd (vanaf het voorpaneel van het instrument) Nieuwe gebruiker (vanaf voorpaneel) Nieuwe vestiging (vanaf voorpaneel) Het instrument kan ruim 6300 datalogs voor alle kanalen opslaan. Evenementen nemen de ruimte van 2 logs in. 23 Problemen oplossen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR VI. Problemen oplossen SYMPTOOM DIAGNOSE OPLOSSING/ CONTROLEREN Schakelt niet in Batterij leeg Batterij opladen Schakelt niet uit 'OFF' gedeactiveerd Wijzig de configuratie* Geen hoorbare tik Tik gedeactiveerd Wijzig de configuratie* Alarmsignalen, geen gas Alarm vergrendeld Resetten met ONGEMARKEERDE knop Knipperend rood alarm, INST toxisch alarm zoemer stil geaccepteerd Zo mogelijk resetten, controleer configuratie* Gasmeting, geen gas Nulafwijking Instrument op nul stellen* Instabiele/onjuiste meting Sensor defect Opnieuw kalibreren of sensor vervangen* 'Loading Defaults' wordt op het display weergegeven Back-up batterij is ontladen Batterij 's nachts laten opladen, ingeschakeld en in de lader geplaatst. Vervolgens opnieuw configureren en kalibreren. Kort leven van li-ion batterij Lage spanningsoutput van batterij bij opstart Voor het gebruik volledig opladen. *Zie 'INSTELLEN' of 'HET INSTRUMENT CONFIGUREREN MET PORTABLES PC ** zie ONDERHOUD EN KALIBRATIE 24 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Onderhoud en kalibratie VII. Onderhoud en kalibratie Crowcon beveelt maandelijkse gasreactiecontroles aan met een kalibratie-interval van 6 maanden. Brandbare sensoren reageren op waterstof en de meeste koolwaterstoffen, maar worden alleen gekalibreerd voor een specifiek gas, gewoonlijk methaan. Let op: Let op: Wanneer het instrument in een lader of lader/interface wordt geplaatst die is uitgerust met de nieuwe LIBRA lithium-ion batterij, gaat het toestel uit en begint hij te laden. Als er kalibratie- of onderhoudswerk moet worden uitgevoerd, zet u het instrument aan als hij aan de lader is verbonden of zet u hem opnieuw aan als hij werd uitgezet toen hij in de lader werd geplaatst. 7.1 Opnieuw kalibreren Meer informatie over de optie 'CALIBRATE? staat onder INSTELLEN (CALIB) en over de kalibratiefuncties in de Portables PC-software, omdat beide methodes kunnen worden gebruikt om de versterkingswaarden bij te stellen. Kennis van beide methodes is echter handig. Stel het instrument op nul in schone lucht. Plaats de stroomkop van de aspirator onder de richel boven het sensorpaneel en zet hem vast met de bevestigingen die een halve slag worden gedraaid. Begin met de brandbare gassen, gevolgd door de toxische. Sluit de juiste cilinder met testgas aan op de inlaat van de stroomkop via een stroommeter. De stroomrichting staat op de stroomkop aangegeven. Verstel de regelklep op de stroommeter om een stroomsnelheid van 0,5 liter per minuut te verkrijgen. Wacht totdat de meting is gestabiliseerd op het display van de Triple Plus+/Plus+ IR, voordat u het nieuwe niveau programmeert. Sluit nu de klep en haal de testgastoevoer weg. Aspireer frisse lucht door de stroomkop met de rubberen bel, totdat de meting naar nul is teruggekeerd. Als er kruisgevoeligheid tussen twee of meer sensoren bestaat, moet u wachten totdat alle metingen zijn gestabiliseerd, voordat u doorgaat met de kalibratie van andere kanalen. Voor toestellen met zowel %LEL (pellistor) als %Volume (sensoren voor brandbare gassen), zie de opmerking aan het einde van ‘CALIB’ Deel 3.2 (p 14). 7.2 De loodzuuraccu vervangen Als u de accu wilt vervangen, moet u zich in een veilige, ongevaarlijke ruimte bevinden. Schroef de beveiligde schroeven waarmee het acculuikje vast zit met 25 Onderhoud en kalibratie Triple Plus+ en Triple Plus+ IR een zeskantsleutel van 2 mm los. Verwijder het luikje en kantel de batterij uit het instrument. Ontkoppel de kabelschoenen. Wanneer u de accu terugplaatst, moet u op de juiste polariteit letten; rode draad naar positief, zwarte draad naar negatief. Zet de accu en het luikje weer op hun plaats en bevestig ze met de beveiligde schroef. Crowcon raadt aan om de nieuwe li-ion batterij te plaatsen wanneer een lege loodzuuraccu moet worden vervangen. Andere batterijen, behalve de li-ion batterij van Crowcon mogenniet worden gebruikt omdat anders de garantie vervalt en de prestatie zal verslechteren. 7.3 De lithium-ion batterij plaatsen De li-ion batterij kan worden gebruikt samen met ATEX / IECEx-gecertificeerde instrumenten. Goedkeuring is hangende voor het gebruik van de li-ion batterij met UL-gecertificeerde instrumenten. Als u de loodzuuraccu wilt vervangen door een li-ion batterij, moet u zich in een veilige, ongevaarlijke ruimte bevinden. Schroef de beveiligde schroeven los en verwijder het luikje en de accu, zoals in deel 7.2 staat beschreven. Verwijder de li-ion batterij uit de doos, verbind de aansluitpunten, zoals op de nieuwe batterij staat aangegeven en zet de onderrand van het luikje in het onderstel. Sluit het luikje en draai de schroeven aan. Opm.: Zorg ervoor dat de nieuwe batterij minstens 12 uur wordt opgeladen VOORDAT HIJ VOOR HET EERST WORDT GEBRUIKT. 7.4 Een sensormodule vervangen Haal de batterij los. Haal de schouderriem los en verwijder de twee bovenste bevestigingen met een zeskantsleutel van 3 mm. Haal het deksel van het onderstel af en leg het instrument op de zijkant, met de dekselkant omlaag. Verwijder de twee lagere bevestigingen en dan nog eens twee naast de D-ringen. Haal de helften uit elkaar en leg ze naast het deksel. Alle printplaten moeten nu naar boven wijzen. Identificeer de sensormodule die vervangen moeten worden en haal de flexibele printplaat los door de afdekking van de kop af te halen en voorzichtig aan de achterkant te trekken. Verwijder de twee pozi-aandrijfschroeven en de oude sensormodule. Verwijder de oude pakking/membraan. Monteer de nieuwe onderdelen door de bovenstaande procedure in omgekeerde richting uit te voeren. Zorg ervoor dat de afdekking weer over de kop wordt geduwd en dat u de achterkant van de flexibele printplaat goed vasthoudt. Zet de onderste kappen in elkaar en zorg ervoor dat de riempennen en de moeren zich in de inkeping van de zijflenzen bevinden en dat de pakkingstrook niet is verschoven. 26 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Onderhoud en kalibratie WAARWCHUWING: als de moeren iets gedraaid zijn en niet diep in de inkepingen zitten, zullen de helften uit elkaar gaan, waardoor er vocht in het instrument kan binnendringen. Zorg ervoor dat geen van de snoeren vast komt te zitten en duw het deksel terug in het onderstel. Zet het geheel met de bevestigingen vast. Sluit de batterij weer aan. Triple Plus+/Plus+ IR-sensormodules door de Crowcon-fabriek geleverd en zullen zichzelf bekendmaken aan het instrument, zodra het wordt aangezet. Nieuwe sensormodules moeten gekalibreerd worden, indien gemonteerd in een nieuw instrument. Als er verder onderhoud nodig is, moet het instrument worden geretourneerd aan Crowcon of aan een reparateur van Crowcon. 7.5 Back-up geheugen Crowcon raadt aan om een instrument elke maand minstens 2 uur in te schakelen om het back-up geheugen te handhaven. 27 Gebruiksbeperkingen Triple Plus+ en Triple Plus+ IR VIII. Gebruiksbeperkingen LIMIETEN VOOR OPSLAG OP LANGE TERMIJN WERKINGSLIMIETEN min max min max TEMPERATUUR 0° 20° -10° 50° DRUK 900 mbar 1100 mbar 900 mbar 3 bar VOCHTIGHEIDSGRAAD (niet-condenserend) 15% RV 90% RV AFGEDICHTE BEHUIZING VOLGENS IP65 28 0% RV 90% RV Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Accessoires en reserveonderdelen IX. Accessoires en reserveonderdelen Lijst met accessoires Beschrijving Crowcon artikelnummer Draagtas en riem C01297 Aspiratorsonde (1 meter) C01097 Extra aspiratorslang (voor normale lengte van 2 meter) M04032 Aspirator en zak C01685 Intern filter en wateropvangbak FIL29001 Computer interfacesnoer 9-wegs C01327 Ladersnoer voor auto-aanstekercontact C01296 Keerschot (ter bescherming van sensoropeningen) C01325 Lader 12-40 V dc zonder energiepak C01546 Lader met UK 230 V energiepak C01547 Lader met EU 230 V energiepak C01548 Lader met US 110 V energiepak C01549 Laderinterface II - UK C01436 Laderinterface II - USA C01437 Laderinterface II - Europa C01438 *Geleverd met interfacesnoer. Pc en lader/interface vereist. Geschikt voor gebruik met qg OX/H2S/CO/SO2/CH4/P. Raadpleeg Crowcon voor andere accessoires. Lijst met reserveonderdelen Algemene reserveonderdelen Membraanschakelaarbescherming (blad met 2) M05809 Draagriem C01323 Hoofd-PCB Engels S011298/E Hoofd-PCB Frans S011298/F Hoofd-PCB Nederlands S011298/D Veiligheidscomponent PCB S011301/3 Zoemer S011300 Lithium-ion batterij (voor eenheden met ATEX/IECExgoedkeuring) geproduceerd na februari 2010) C01006 Reserve lithium-ion batterij (voor eenheden met ATEX/IECExgoedkeuring) geproduceerd voor februari 2010) C01007 Alleen Triple Plus+ Sensoren: 0– 100% LEL methaan/brandbaar 0– 100% vol methaan 0– 50 ppm waterstofsulfide 0– 500 ppm koolmonoxide S011375/AA S01423 S01240 S01241 29 Accessoires en reserveonderdelen 0– 0– 0– 0– 0– 0– 0– 0– 0– 0– 0– 0– 0– 10 ppm zwaveldioxide 5 ppm chloor* 10 ppm stikstofdioxide* 100 ppm stikstofmonoxide 25% vol zuurstof 10 ppm waterstofchloride* 25 ppm waterstofcyanide 50 ppm ammonia 2000 ppm waterstof 2 ppm fosfine 100 ppm vluchtige organische stoffen** 10 ppm ethyleenoxide 10 ppm waterstoffluoride (gev) Triple Plus+ en Triple Plus+ IR S01242 S01243 S01244 S01245 S011371 S01724 S01725 S01726 S01250 S01252 S011367 S011366 S01832 Alleen Triple Plus+ IR Sensoren: Sensormodule methaan 0–100% LEL (UK) S011316/U Sensormodule methaan 0–100% LEL (ATEX) S011316/A Sensormodule methaan dubbel bereik 0–100% LEL & 0–100% Volume (ATEX) S011317/A Sensormodule propaan 0–100% LEL S011318 Sensormodule propaan dubbel bereik 0–100% LEL & 0–100% Volume S011319 Sensormodule butaan 0–100% LEL S011320 Sensormodule butaan dubbel bereik 0–100% LEL & 0–100% Volume S011321 Sensormodule ethyleen 0–100% LEL S011322 Sensormodule ethyleen dubbel bereik 0–100% LEL & 0–100% Volume S011323 Sensormodule acetyleen 0-100% LEL S011790 Sensormodule acetyleen dubbel bereik 0-100% LEL & 0-100% Volume S011792 Triple Plus+ IR membraanschakelaar E01823 Opmerking: IR-sensoren mogen niet worden gemonteerd in standaard Triple Plus+-eenheden, en worden daarom ook niet herkend. Voor extra reserveonderdelen neemt u contact op met Crowcon *Snel geabsorbeerde gassen – deze worden niet opgemerkt als een aspirator of slang wordt gebruikt en zijn niet geschikt voor instrumenten met een pomp. **Deze sensor met breed bereik heeft een hoge mate van kruisgevoeligheid en kan worden ingezet om veel soorten gas te controleren. Voor extra reserveonderdelen neemt u contact op met Crowcon 30 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Bijlage 1 – Instrument met pomp (optioneel) Bijlage 1 – Instrument met pomp (optioneel) De interne pomp die wordt gebruikt samen met de externe aspiratorstroomkop en monsternamebuis, stelt de Triple Plus+/Plus+ IR in staat om ontoegankelijke atmosferen te controleren. Het biedt een consistente stroomsnelheid en raakt niet vermoeid, zoals bij de handbediende bel. De pompstand kan worden ingesteld via het kalibratiemenu: pomp GO of STOP. Hierdoor wordt het instrument met pomp of als diffusiecontroletoestel ingezet. Ga naar het deel INSTELLEN hierboven voor meer informatie over deze configuratie. Verder is het mogelijk om de pomp met de programmeerbare knop te regelen, zoals staat vermeld in deel 3.2 Configuratieopties. Als de STOP-pompstand is gekozen, zal de pomp niet functioneren. De aspirator stroomkop en de buis moeten worden verwijderd, zodat er gas door middel van diffusie bij de sensoren kan komen. Als de GO-pompstand is geselecteerd, functioneert de pomp en moet de aspiratorstroomkop worden gemonteerd. Zorg ervoor dat flexibele buizen zijn aangebracht tussen de inlaattuit van de pomp aan de zijkant van het instrument en de uitlaat ('BEL'-zijde) van de stroomplaat. De monsternamebuis moet worden aangesloten op de 'INLAAT'-zijde van de stroomkop. De pompstand wordt onthouden wanneer het instrument is uitgeschakeld. Wanneer de monsternamebuis wordt verlengd, wordt de responstijd langer en kunnen sommige gassen geabsorbeerd worden, zoals chloor. Voeg ongeveer 1,5 seconde per meter monsternamebuis toe, voordat het gas het instrument bereikt (buis met binnendiameter van 4 mm). Zorg ervoor dat er geen water of stof in het instrument wordt gezogen en zorg er ook voor dat de monsternamebuis niet wordt verbogen. Als de stroom om wat voor reden dan ook is geblokkeerd, wordt de pomp automatisch gestopt en verschijnt de waarschuwing 'PUMP FLOW FAIL' op het display. Verwijder de verstopping en start de pomp opnieuw door op de rechterknop te drukken. (De wateropvangbak van Crowcon kan worden gebruikt als er kans op binnendringend water bestaat.) De pomp betrekt stroom van de batterij van de Triple Plus+/Plus+ IR waardoor de werkingstijd tussen twee oplaadsessies wordt verkort. Met één brandbare sensor gaat een batterij ongeveer 9 uur lang mee, vergeleken met 12 uur als de pomp niet wordt gebruikt. Wanneer het instrument wordt gekalibreerd met een gasbron die onder druk staat, moet de pomp altijd uitgeschakeld zijn. Let op: eenheden met pomp verbruiken meer batterijvermogen dan eenheden zonder pomp of eenheden met een pomp die niet voortdurend wordt gebruikt. 31 Bijlage 2 - Standaard brandbare correctiefactoren Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Bijlage 2 - Standaard brandbare correctiefactoren Deze informatie geldt ALLEEN voor het Triple Plus+-model Gas Correctie voor methaan Correctie voor pentaan Naam van 3 karakters Pentaan 2.0 1.0 PEN Methaan 1.0 0.5 CH4 Butaan 1.7 0.9 BUT Propaan 1.4 0.7 PRO Waterstof 0.9 0.5 H2 Tolueen 2.7 1.4 TOL Ethanol 1.6 0.8 ETH Benzinedamp 2.5 1.3 PET Ammonia 0.7 0.4 NH3 Methanol 1.3 0.7 MTL LPG 1.4 0.7 LPG Propanol 2.0 1.0 PRL Let wel dat deze correctiefactoren gelden voor VQ32-pellistorsensormodules. De factoren gelden alleen voor de Triple Plus+ en kunnen verschillen als een andere sensormodule op het instrument is gemonteerd. 32 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Bijlage 3 – Tekst op voorpaneel Bijlage 3 – Tekst op voorpaneel In deze bijlage staan alle mogelijke waarden van de configuratieparameters van het voorpaneel. Bovenste configuratie-items – toegankelijk door op de CAL-knop te drukken: Tekst MENU LOG ZERO* EVENT Beschrijving Toegang tot configuratiemenu, met wachtwoord Toegang tot dataloggingmenu Alle kanalen op nul stellen Een evenement in het datalogboek invoeren *Alleen aanwezig op dit niveau, indien geselecteerd via Portables PC. MENU configuratie-items: Tekst Beschrijving/Opties ALARM Instelling alarmstand: INSTANT, ALL ACTIVE, TWA ONLY BUTTN Selectie van de functie van de programmeerbare knop: NOTHING, NORMAL, AVERAGE, TWA TOXIC, PEAK HOLD, PUMP, SILENT ALARMS CALIB Het geselecteerde kanaal kalibreren DISPY Selectie van de displaystand: NORMAL, AVERAGE, OFF, TWA TOXIC, PEAK HOLD FLAMM Selectie van een brandbare correctiefactor: NO CORRECTION, … LEVEL Instelling van brandbaar alarm 1, 1% L.E.L. en alarm 2 niveau LIGHT Selectie time-out van achtergrondverlichting: ALWAYS ON, NO TIMEOUT, 10, 20 of 30 MINUTE TIMEOUT MUTE Selectie stille of hoorbare alarmsignalen: SILENT ALARMS of AUDIBLE ALARMS OFF Selectie uitschakelstand van het instrument: OFF ENABLED, OFF DISABLED PUMP Pomp aan of uit: GO, STOP START Opstartopties: NOTHING, LOG, ZERO, ZERO & LOG TIME Bewerking van instrumenttijd (uren en minuten) ZERO* Alle kanalen op nul stellen *Alleen indien niet op het hogere niveau (via Portables PC) geselecteerd. **Alleen indien MUTE-functie is geactiveerd (via Portables PC). 33 Bijlage 3 – Tekst op voorpaneel Triple Plus+ en Triple Plus+ IR LOG configuratie-items: Tekst Beschrijving/Opties START* Datalogging starten STOP** Datalogging stoppen SITE Selectie van vestiging: Site 1, Site 2, …. Of een string geprogrammeerd via Portables PC GEBRUIKER Kies gebruiker: User 1, User 2, ...Of string geprogrammeerd via Portables PC *Deze optie is alleen beschikbaar als de datalogger momenteel is gestopt. **Deze optie is alleen beschikbaar als de datalogger momenteel aan staat. 34 Triple Plus+ en Triple Plus+ IR Bijlage 4 – Sensorbeperkingen Bijlage 4 – Sensorbeperkingen Dit instrument is niet geschikt voor gebruik in een temperatuur van meer dan 50°C, omdat bij een dergelijke temperatuur de elektrochemische toxische gassensoren gebreken gaan vertonen. Op de sensoren mag geen water aanwezig zijn, omdat dit de gasdiffusie kan belemmeren. Gebruik het instrument voorzichtig in natte of vochtige omgevingen waarin condens op de sensoren kan ontstaan en controleer de reactie na elk gebruik. Langdurige blootstelling aan een hoog toxisch gasvolume kan het productleven van de toxische sensoren verkorten. Toxische sensoren kunnen ook kruisgevoelig zijn voor andere gassen dan het specifieke doelgas. Daarom kan de aanwezigheid van andere gassen ertoe leiden dat de sensor reageert. Als u hierover twijfelt, neemt u contact op met Crowcon of met uw plaatselijke vertegenwoordiger. Door het gebruik van krachtige radiozenders vlak naast het instrument, kunnen de RFI-immuniteitsniveaus worden overschreden waardoor foute indicaties worden gegeven. In dit geval zorgt u voor een redelijke afstand tussen de antennes en het instrument (bijv. 30 cm). Standaard Triple Plus+-toestellen merken brandbare gassen op door het gebruik van een katalytische brandbare sensor, die functioneert wanneer er zuurstof aanwezig is. Aangeraden wordt om de zuurstofconcentratie en de concentratie van het brandbare gas te controleren, voordat een besloten ruimte wordt betreden. Een zuurstofniveau van minder dan 10% zal de meting van een brandbaar gas reduceren. De prestatie van katalytische sensoren kan permanent worden geschaad indien blootgesteld aan siliconen, gassen met een zwavelgehalte (zoals H2S), lood- of chloorsamenstellingen (waaronder chloorwaterstoffen). 35 Bijlage 5 – Menuoverzicht Triple Plus+ en Triple Plus+ IR 15 APPENDIX 5 – Menu Map Deze functie bestaat bij de Triple Plus+ IR niet. Bijlage 5 – Menuoverzicht 36 24 Kantoor in het Verenigd Koninkrijk Crowcon Detection Instruments Ltd 2 Blacklands Way, Abingdon Business Park Abingdon Oxfordshire OX14 1DY Verenigd Koninkrijk Tel. +44 (0)1235 557700 Fax: +44 (0)1235 557749 E-mail: [email protected] Website: www.crowcon.com Kantoor in Amsterdam Crowcon Detection Instruments Ltd Vlambloem 129 3068JG, Rotterdam Nederland Tel. +31 10 421 1232 Fax: +31 10 421 0542 E-mail: [email protected] Website: www.crowcon.com Kantoor in de Verenigde Staten Crowcon Detection Instruments Ltd 21 Kenton Lands Road, Erlanger, Kentucky 41018-1845 Verenigde Staten Tel. +1 859 957 1039 of 1-800-527 6926 1-800-5-CROWCON Fax: +1 859 957 1044 E-mail: [email protected] Website: www.crowcon.com Kantoor in Singapore Crowcon Detection Instruments Ltd Block 194, Pandan Loop #06-20 Pantech Industrial Complex Singapore 128383 Tel. +65 6745 2936 Fax: +65 6745 0467 E-mail: [email protected] Website: www.crowcon.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44

Crowcon Triple Plus+ Handleiding

Type
Handleiding