Bacharach PCA®3 Handleiding

Type
Handleiding
Draagbare Verbrandingsanalysator
(Siegert uitvoering)
Handleiding bediening en onderhoud
Instructie 0024-9473
Rev. 4 – Augustus 2014
Productleiderschap * Training Training Service Betrouwbaarheid
PCA
3 Handleiding
2 0024-9473 Rev 4
GARANTIEVOORWAARDEN
Bacharach, Inc. staat er jegens Koper voor in dat dit Product op het moment van de
levering vrij is van materiaal- en constructiefouten en hoofdzakelijk voldoet aan de
specificaties van Bacharach Inc. De aansprakelijkheid van Bacharach Inc. en de
genoegdoening van de Koper uit hoofde van deze garantie is beperkt tot, naar keuze van
Bacharach Inc., de reparatie of vervanging van dit product of van onderdelen daarvan die
zijn teruggestuurd naar de verkoper in de fabriek waar het product is vervaardigd en
waarvan in redelijkheid ten genoegen van Bacharach Inc. is aangetoond dat dit/deze defect
was/waren; onder voorwaarde dat Koper met betrekking tot het defect een schriftelijke
kennisgeving verstrekt aan Bacharach Inc., binnen twee (2) jaar na de datum van de
levering van dit product door Bacharach Inc. Serviceonderhoud en kalibratie vallen niet
onder deze garantie.
Bacharach, Inc. garandeert jegens Koper het volle en onbezwaarde eigendom van dit
Product. De aansprakelijkheid van Bacharach Inc. en de schadeclaim die Koper uit hoofde
van dit eigendom kan indienen beperkt zich tot het opheffen van eigendomsgebreken of,
naar keuze van Bacharach Inc., de vervanging van dit Product of van onderdelen daarvan
met gebreken.
DE VOORGAANDE GARANTIES ZIJN EXCLUSIEF EN WORDEN GEBODEN EN
AANVAARD IN PLAATS VAN (I) ENIGE ANDERE GARANTIE, EXPLICIET OF IMPLICIET,
INCLUSIEF ALLE IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID
OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALDE TOEPASSING: (II) ENIGE VERPLICHTING,
AANSPRAKELIJKHEID, RECHT, CLAIM OF RECHTSMIDDEL UIT RECHTMATIGE OF
UIT ONRECHTMATIGE DAAD, ONGEACHT OF DEZE VOORTVLOEIT UIT EXPLICIETE
OF STILZWIJGENDE NALATIGHEID VAN BACHARACH. De rechtsmogelijkheden van de
Koper zijn beperkt tot de hier genoemde rechtsmiddelen met uitsluiting van elke andere
rechtsmogelijkheid, met inbegrip van (doch niet uitsluitend) gevolgschade of indirecte
schade. Aanvullingen op c.q. wijzigingen ten opzichte van deze overeenkomst, de
rechtsmogelijkheden of deze beperking van de aansprakelijkheid zijn uitsluitend bindend
indien zij schriftelijk zijn overeengekomen met Bacharach, Inc. en zijn ondertekend door
een rechtsgeldig vertegenwoordiger van Bacharach Inc..
Ga voor het registeren van uw garantie naar
http://www.MyBacharach.com
KENNISGEVING
Productverbeteringen worden doorlopend aangebracht en derhalve kunnen de specificaties
en gegevens in dit document zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden.
Bacharach, Inc. is op geen enkele wijze aansprakelijk voor fouten in dit document of voor
gevolgschade of indirecte schade met betrekking tot de apparatuur, de prestaties of het
gebruik van dit materiaal.
Dit document mag niet worden gekopieerd, op een andere wijze worden verveelvoudigd, of
worden vertaald in een andere taal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
Bacharach, Inc.
Copyright © 2014, Bacharach, Inc., alle rechten voorbehouden.
BACHARACH, PCA, B-SMART en FYRITE zijn gedeponeerde handelsmerken van
Bacharach, Inc. Alle andere hier genoemde handelsmerken, handelsnamen, dienstmerken
en logo's zijn eigendom van de respectieve ondernemingen.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 3
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1. INLEIDING ........................................................................ 7
1.1. Toelichting .................................................................................................... 7
1.2. Aanwijzingen voor het gebruik .................................................................... 7
1.3. Veiligheid: .................................................................................................... 7
1.4. Algemene beschrijving ................................................................................. 9
1.5. Overzicht bediening ................................................................................... 10
1.5.1. Inschakelen van de PCA
®
3.............................................................. 10
1.5.2. Verbrandingstest ........................................................................... 10
1.5.3. Uitschakelen van de PCA
®
3 ............................................................ 10
1.6. Functies en mogelijkheden ........................................................................ 11
1.7. Sales-combo en modelconfiguraties .......................................................... 12
1.8. Specificaties ............................................................................................... 13
HOOFDSTUK 2. HARDWARE ................................................................... 16
2.1. Overzicht .................................................................................................... 16
2.2. Toetsen op het voorpaneel ........................................................................ 17
2.3. Display met achtergrondverlichting ........................................................... 18
2.4. Batterijcompartiment ................................................................................ 18
2.5. Aansluiting wisselstroomadapter (POWER) ............................................... 18
2.6. Aansluitingen sonde (Gas, druk en T-rga) .................................................. 19
2.7. Verschildruk-aansluiting (P) ..................................................................... 20
2.8. Aansluiting voor primaire lucht-thermokoppel (T-AIR).............................. 20
2.9. Interface Computer (USB) .......................................................................... 20
2.10. Communicatiepoort draadloze printer (IrDA) .......................................... 20
HOOFDSTUK 3. BEGIN-INSTALLATIE ....................................................... 21
3.1. Overzicht .................................................................................................... 21
3.2. Voeding ...................................................................................................... 21
3.3. Aansluiten van de sonde/slang-set ............................................................ 22
3.4. Voorbereiding van de configuratie van de PCA
®
3 ...................................... 22
HOOFDSTUK 4. CONFIGURATIEPROCEDURES ......................................... 24
4.1. Standaard-bedrijfsparameters ................................................................... 24
4.2. Selecteren van brandstof ........................................................................... 24
4.3. Selecteren van Auto/handmatig CO-nul .................................................... 26
4.4. Selecteren van de Temperatuur-eenheid .................................................. 27
4.5. Selecteren van de drukeenheid ................................................................. 27
4.6. Selecteren van de verontreinigingseenheid............................................... 28
4.7. Roetgetal .................................................................................................... 29
PCA
3 Handleiding
4 0024-9473 Rev 4
4.8. Oliederivaat ................................................................................................ 29
4.9. Keteltemperatuur ...................................................................................... 30
4.10. Datuminstellingen .................................................................................... 30
4.11. Instellen tijd ............................................................................................. 31
4.12. Instellen van O
2
referentie ....................................................................... 32
4.13. Selecteren Printdruk ................................................................................ 33
4.14. Selecteren Zoomweergave ...................................................................... 33
4.15. Selecteren Log-registratie ........................................................................ 35
4.16. Selecteren van Button geluid ................................................................... 35
4.17. Informatie Test ID .................................................................................... 36
4.17.1. Invoeren of bewerken van een Test ID ........................................ 36
4.17.2. Selecteren van een Test ID .......................................................... 37
4.17.3. Wissen Test ID-gegevens ............................................................. 37
4.18. Gebruikers ID ........................................................................................... 38
4.18.1. Invoeren van een Gebruikers ID .................................................. 38
4.18.2. Wissen van een gebruikersnaam ................................................. 39
4.19. Taal ........................................................................................................... 39
4.20. Tijdsduur kalibratieherinnering ................................................................ 40
4.21. Afmetingen Run/Hold-scherm ................................................................. 41
4.22. NOX Berekening ....................................................................................... 43
HOOFDSTUK 5. GEBRUIK ........................................................................ 44
5.1. Gebruiksaanwijzingen ................................................................................ 44
5.2. Inschakelen van de analysator ................................................................... 45
5.3. Waarschuwing Batterij bijna leeg. ............................................................. 46
5.4. Lokaliseren van monsternemingspunten ................................................... 46
5.5. Uitvoeren van een verbrandingstest.......................................................... 47
5.6. Selecteren van een Druk-label ................................................................... 50
5.7. Selectie van de temperatuurlabel en meting ............................................. 50
5.8. Uitvoeren van een trek/drukmeting .......................................................... 51
5.9. Opslaan van testgegevens ......................................................................... 52
5.10. Beëindigen van een verbrandingstest ...................................................... 53
5.11. Legen van de condensaatval .................................................................... 53
5.12. Registratie van gegevens ......................................................................... 54
5.12.1. Overzicht...................................................................................... 54
5.12.2. Loggen gegeven inschakelen ....................................................... 55
5.12.3. Instellen van de logging-interval en de logging-duur .................. 56
5.12.4. Beëindigen van het Gegevens log-proces.................................... 57
5.12.5. Beëindigen van het Gegevens log-proces.................................... 57
5.13. Geheugenfuncties .................................................................................... 58
5.13.1. Overzicht...................................................................................... 58
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 5
5.13.2. Ophalen van verbrandingstestgegevens ..................................... 58
5.13.3. Ophalen van logging-testgegevens.............................................. 59
5.13.4. Geheugen wissen......................................................................... 60
5.13.5. Print gemiddeld ........................................................................... 60
5.14. Downloaden van opgeslagen gegevens op een computer ...................... 61
5.15. Importeren van opgeslagen gegevens in een spreadsheet ..................... 62
5.16. Afdrukken van testgegevens .................................................................... 63
5.17. Uitschakelen van de analysator en spoelen ............................................. 65
HOOFDSTUK 6. KALIBRATIE .................................................................... 66
6.1. B-Smart sensoren ....................................................................................... 66
6.2. Starten van de kalibratie ............................................................................ 66
6.3. Vervangen en kalibreren van een B-Smart
®
sensor.................................... 67
6.4. Kalibreren van een druk-sensor ................................................................. 68
6.4.1. Benodigd materiaal ....................................................................... 68
6.4.2. Procedure ...................................................................................... 68
6.5. T-rga kalibratie ........................................................................................... 69
6.5.1. Benodigd materiaal ....................................................................... 70
6.5.2. T-RKG-0 procedure ........................................................................ 70
6.5.3. T-RKG-1-procedure ........................................................................ 71
6.6. T-lucht kalibratie ........................................................................................ 71
6.6.1. Benodigd materiaal ....................................................................... 71
6.6.2. T-RKG-0-procedure ........................................................................ 72
6.6.3. T-RKG-1-procedure ........................................................................ 72
6.7. CO
LOW
Sensor Kalibratie.............................................................................. 73
6.7.1. Benodigd materiaal ....................................................................... 73
6.7.2. Procedure ...................................................................................... 73
6.8. Kalibratie van de SO
2
-sensor ...................................................................... 76
6.8.1. Benodigd materiaal ....................................................................... 76
6.8.2. Procedure ...................................................................................... 76
6.9. Kalibratie van de NO-sensor ...................................................................... 77
6.9.1. Benodigd materiaal ....................................................................... 77
6.9.2. Procedure ...................................................................................... 77
6.10. Kalibratie van de NO
2
-sensor ................................................................... 78
6.10.1. Benodigd materiaal ..................................................................... 78
6.10.2. Procedure .................................................................................... 78
6.11. Kalibratie van de CO
HIGH
-sensor ............................................................... 80
6.11.1. Benodigd materiaal ..................................................................... 80
6.11.2. Procedure .................................................................................... 80
HOOFDSTUK 7. ONDERHOUD ................................................................. 82
PCA
3 Handleiding
6 0024-9473 Rev 4
7.1. Overzicht .................................................................................................... 82
7.2. PCA
®
3 Demontage ...................................................................................... 82
7.2.1. Benodigd gereedschap .................................................................. 82
7.2.2. Procedure ...................................................................................... 82
7.3. Legen van de kamer van de condensaatval ............................................... 87
7.4. Vervangen van het filterelement ............................................................... 87
7.4.1. Benodigd materiaal ....................................................................... 87
7.4.2. Procedure ...................................................................................... 87
7.5. Vervangen van de sensor ........................................................................... 88
7.6. Vervangen van de batterij van de stikmonoxide-sensor (NO) ................... 90
7.6.1. Benodigd materiaal ....................................................................... 90
7.6.2. Procedure ...................................................................................... 90
7.7. Reinigen van de sonde ............................................................................... 91
7.7.1. Benodigde uitrusting ..................................................................... 91
7.7.2. Procedure ...................................................................................... 91
HOOFDSTUK 8. PROBLEMEN OPLOSSEN ................................................. 92
8.1. Foutsymbolen ............................................................................................ 92
8.2. Diagnose-scherm en status-scherm ........................................................... 92
8.3. Openen van het Diagnose-menu (diagnose) .............................................. 93
8.4. Openen van het Status-menu .................................................................... 93
8.5. Foutmeldingen (na het opwarmen) .......................................................... 93
8.6. Vervangende onderdelen .......................................................................... 95
8.7. Hulpstukken ............................................................................................... 97
8.8. Reparatie van de analysator ...................................................................... 99
8.9. Servicecentra.............................................................................................. 99
HOOFDSTUK 9. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING ...................... 100
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 7
HOOFDSTUK 1. INLEIDING
1.1. Toelichting
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw Bacharach PCA
®
3
verbrandingsanalysator. Lees voor de veiligheid van de gebruikers en een juist
gebruik van de PCA
®
3 deze handleiding. Deze bevat belangrijke informatie over
de bediening en het onderhoud van de analysator.
1.2. Aanwijzingen voor het gebruik
WAARSCHUWING: Een waarschuwing wijst op de risico's van het
gebruik van dit apparaat. Het niet naleven van deze aanwijzingen
kan ernstig of dodelijk lichamelijk letsel veroorzaken.
LET OP! Dit bericht wijst op een mogelijk risicovolle situatie die licht
of matig ernstig
letsel kan veroorzaken. Deze berichten
waarschuwen ook voor onveilige praktijken.
BELANGRIJK: Dit bericht vestigt de aandacht op een belangrijke
functie, bedieningsvoorschriften etc. Het niet naleven van deze
aanwijzingen kan leiden tot ongeldig geworden garanties, en kan
leiden tot een onjuist gebruik van het apparaat en tot beschadiging
van het apparaat.
OPMERKING: Een opmerking vestigt de aandacht op een functie,
bediening, procedure etc.
1.3. Veiligheid:
WAARSCHUWING: Deze analysator
is niet bestemd om als
veiligheidsvoorziening te worden gebruikt.
WAARSCHUWING: Voordat u een apparaat gaat testen, dient u
voor een veilig gebruik een volledige visuele inspectie van het
apparaat uit te voeren.
LET OP! Deze analysator is niet geschikt voor continu gebruik.
PCA
3 Handleiding
8 0024-9473 Rev 4
LET OP! Sla dit instrument en de sensoren niet op in de buurt van
oplosmiddelen of producten die oplosmiddelen bevatten.
LET OP! Behalve voor het vervangen van de sensor of de batterij
mag deze analysator uitsluitend worden geopend en/of gereviseerd
door een bevoegd medewerker van Bacharach. Niet-naleving van
deze voorschriften maakt de garantie ongeldig.
WAARSCHUWING GEVAARLIJK GEBIED: Dit instrument is niet
bestemd voor intrinsiek veilig gebruik in gebieden die als gevaarlijke
locaties worden aangemerkt. GEBRUIK DIT INSTRUMENT NIET
op gevaarlijke plaatsen (geclassificeerd).
LET OP! Wanneer u dit instrument in een inefficiënte oven gebruikt
of een ketelapplicatie met een hoge roetuitstoot kan het
monsterfilter van de sonde verstopt raken. Controleer voorafgaand
aan elk gebruik of het filter schoon is en vervang dit zo nodig door
een nieuw filter.
Voer om dit te voorkomen een rookgastest uit voordat u het
apparaat onder dergelijke omstandigheden gebruikt. Zo zorgt u
ervoor dat de oven of de ketel op een niveau brandt dat geschikt is
voor het gebruik van dit instrument.
Wanneer het CO
2
-
niveau hoger is dan de toegestane
drempelwaarde verschijnt een melding die aangeeft dat de
gebruiker een rookgastest moet uitvoeren (zie Afbeelding
Afbeelding 1-1). Druk op de ENT-
toets om dit scherm te sluiten
Wanneer de waarschuwing is verdwenen, verschijnt dit niet meer
opnieuw voor dit specifieke veld. Start u een nieuwe test - druk
hiervoor op de HOLD toets - dan wordt het waarschuwingsbericht
pas weer getoond wanneer de limiet is overschreden.
Afbeelding 1-1. Waarschuwing CO
2
Hoog
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 9
1.4. Algemene beschrijving
De PCA
®
3 is een in de handel verkrijgbare, draagbare uitstoot- en
verbrandingsanalysator en is bestemd voor het ter plaatse nemen van monsters
uit ovens, apparaten en ketels die worden gebruikt binnen de lichte industrie en
instellingen, of die bestemd zijn voor commerciële doeleinden of voor
huishoudelijk gebruik.
Het basisinstrument wordt geleverd
met een sonde/slang-
set, een
gebruikershandleiding, in de fabriek
gekalibreerde smartsensoren, 4 AA-
alkaline-
batterijen, beschermhoes,
Fyrite® gebruikerssoftware, USB-
kabel en draagtas. Zie
Afbeelding 1-2.
De PCA
®
3 kan tot maximaal 4
gassen gelijktijdig meten. Daarmee
is het een perfect instrument voor
onderhoudstechnici, controleurs en
ketelbedrijven die het
verbrandingsrendement, de
luchtovermaat, de O
2
- en CO-
niveaus rookgas, de
rookgastemperatuur, de trek en de
verschildruk moeten meten.
Afbeelding 1-2. Standaard PCA
®
3-set
De analysator kan als de juiste sensoren zijn geïnstalleerd ook NO, NO
2
en SO
2
-
waarden meten en weergeven. Berekeningen van het verbrandingsrendement
kunnen worden uitgevoerd voor verschillende brandstoffen (zie Specificaties
verder in dit hoofdstuk). Verbrandingsanalyses worden uitgevoerd volgens de
EN50379-norm.
Met behulp van de technologie van de B-Smart
®
-sensor kan ter plekke een
nieuwe sensor worden geïnstalleerd zonder dat de analysator voorafgaand met
gas hoeft te worden gekalibreerd.
Door de geavanceerde gegevensopslag- en communicatiefuncties kan de
gebruiker maximaal 500 individuele verbrandingstest-records opslaan. U haalt
deze later op om ze te bekijken, af te drukken of te downloaden naar een PC. In
de gegevens logging-modus kan de analysator 500 extra log-gegegevens-
records opslaan.
Door de optionele wisselstroomadapter wordt de gebruiksduur van de analysator
bij het loggen van gegevens verlengd.
Gebruik wanneer u NO
2
en SO
2
-waarden meet de optionele sonde voor de
conditionering van monsters voor een zo hoog mogelijke meetnauwkeurigheid.
Een sonde/slang-set met geïntegreerde thermokoppel en filter/condensaatval
worden aangesloten op de onderkant van de analysator. Zo kunnen gasmonsters
worden aangezogen en kunt u de rookgastemperatuur en de trek meten.
PCA
3 Handleiding
10 0024-9473 Rev 4
1.5. Overzicht bediening
1.5.1. Inschakelen van de PCA
®
3
Druk voor het inschakelen van de PCA
®
3 op de rode I/O-toets. De opwarmtijd
duurt 60 seconden. Intussen voert de analysator auto-diagnose uit. Wanneer het
is instrument is opgewarmd en er geen fouten zijn gedetecteerd verschijnt het
Stop verbrandingstest-scherm. Als er wel fouten worden gedetecteerd, verschijnt
het bericht FOUTEN GEDETECTEERD met een lijst van de fouten. Corrigeer
deze fouten voordat u de verbrandingstest uitvoert.
Selecteer de juiste brandstof voordat u een test start. De standaard
geselecteerde brandstof is aardgas. Let op! De naam van de brandstof wordt
bovenin het Run/Hold-scherm vermeld.
1.5.2. Verbrandingstest
Voor een juiste verbrandingsrendement-berekening heeft de analysator de
primaire lucht-temperatuur van de brander nodig. De analysator gebruikt
standaard de inwendige temperatuursensor voor de primaire lucht-
temperatuurwaarde, maar deze methode kan alleen worden toegepast als de
brander lucht op omgevingstemperatuur gebruikt. Als de brander koude
buitenlucht aanzuigt, raden we het gebruik van de optionele T-lucht-
thermokoppel aan. Deze thermokoppel wordt in de onderkant van de analysator
gestoken en geplaatst in de primaire lucht-stroom van de brander.
Start de verbrandingstest door eerst de sondebuis van de analysator in de
rookgasstroom van het geteste apparaat aan te brengen en druk vervolgens op
de RUN/HOLD-toets om het Start verbrandingstest--scherm weer te geven. De
analysator monitort continu de rookgastemperatuur, het O
2
-% en de
uitstootniveaus in het rookgas en toont vervolgens de gemeten en berekende
waarden op de display. Voor een betrouwbare meting is de aanbevolen tijdsduur
minimaal 3 minuten.
Tijdens het uitvoeren van testen is de CO
LOW
-sensor beschermd tegen hoge CO-
niveaus. Hiervoor wordt de sensor automatisch gespoeld met verse lucht
wanneer het gedetecteerde CO-niveau hoger is dan 4.000 ppm. De analysator
start automatisch en gebruikt hierbij de eventueel geplaatste optionele CO
HIGH
-
sensor bij CO-niveaus vanaf 4.001 ppm, voor continue CO-waarden tot 20.000
ppm.
Door de achtergrondverlichting van het toetsenblok kan de gebruiker het
toetsenblok gebruiken in omgevingen met weinig licht. Schakel de
achtergrondverlichting van het toetsenblok AAN en UIT en druk hiervoor kort op
de I/O-toets.
1.5.3. Uitschakelen van de PCA
®
3
Houd voor het uitschakelen van de analysator de I/O-toets minimaal 2 seconden ingedrukt.
Let op! Het duurt 5 seconden voordat de analysator wordt UITGESCHAKELD. Gedurende
deze 5 seconden kunt u de analysator nog opnieuw inschakelen. Druk hiervoor op de
RUN/HOLD-toets. Daarnaast is een gaszuivering-functie aanwezig die zorgt dat de pomp
van de analysator blijft pompen wanneer het gasniveau bij het uitschakelen binnen de
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 11
sensorkamers abnormaal hoog is. Wanneer de sonde is verwijderd uit het rookgas en de
verse lucht-monsters, reinigt de analysator zichzelf totdat de gedetecteerde
gasconcentraties onder een vooraf bepaald niveau zijn gedaald.
1.6. Functies en mogelijkheden
Voeding door middel van 4 AA-alkaline-batterijen of oplaadbare NiMH-batterijen. Een
optionele wisselstroomadapter zorgt voor een langere gebruiksduur.
O
2
en waterstof-gecompenseerde CO
Low
-metingen worden standaard uitgevoerd.
Optioneel worden tot maximaal twee aanvullende gassen gemeten, waaronder CO
High
,
NO, NO
2
of SO
2
.
Nu de juiste sensoren zijn geïnstalleerd, geeft de analysator optioneel conversies weer
voor CO, NO, NO
2
en SO
2
. Verontreinigingsconversies omvatten ppm, #/MBTU, mg/m
3
en g/GJ.
Door de B-Smart® sensor-technologie kunnen vooraf gekalibreerde sensoren ter plaatse
worden aangebracht. De sensoren zijn voorzien van gegevens die kunnen worden
ingevoerd door middel van de PCA
®
3-software of instrument-kalibratiemenu's, voor een
eenvoudige kalibratie.
Automatisch spoelen van de CO
Low
-sensor met verse lucht als het CO-niveau hoger is
dan 4.000 ppm. Zo wordt de CO
Low
-sensor beschermd tegen hoge CO-niveaus. Voor het
meten van CO-niveaus hoger dan 4.000 ppm schakelt de analysator automatisch over
naar de CO
High
-sensor als deze is geplaatst.
Automatische zuivering van het gasmonstersysteem als de gedetecteerde gasniveaus
abnormaal hoog zijn op het moment dat de analysator wordt UITGESCHAKELD.
Geeft de temperatuur weer in °C of in °F.
Geeft de druk weer in inch waterkolom, mb, Pa of hPa.
Grafisch LCD-kleurenscherm met achtergrondverlichting met zoommogelijkheden.
Waarschuwing Batterij bijna leeg.
Slaat 500 individuele verbrandingsrecords op die u later kunt ophalen om ze te bekijken,
af te drukken of te downloaden naar een PC. Slaat 500 extra logging-gegevens-records
op.
Draadloze IrDA-koppeling voor het afdrukken van huidige en opgeslagen
verbrandingsrecords, drukrecords, kalibratiegegevens en diagnostische gegevens.
USB-koppeling voor het overbrengen van gegevens naar de PC.
Ter plaatse vervangbare sensoren en thermokoppel.
Garantie van 2 jaar op de analysator en alle gassensoren.
Optionele talen: Engels, Frans, Spaans, Duits, Italiaans, Deens, Pools en Nederlands.
Instelbare Display-formaten.
Kalibratieherinneringen - De PCA
®
3 kan zo worden ingesteld dat de gebruiker eraan
wordt herinnerd dat een kalibratie moet worden uitgevoerd.
Via de optie Auto/handmatig terugstellen naar nul kan de gebruiker de startmodus
selecteren. Auto-nul bepaalt de nul-waarde van het CO-kanaal in verse lucht en biedt
een ijkpunt voor de CO-metingen. Daarnaast worden alle sensor-kanalen automatisch
teruggesteld naar nul met omgevingslucht wanneer de analysator voor het eerst wordt
INGESCHAKELD. Handmatig-nul wordt gebruikt voor het detecteren van CO mogelijk
aanwezig bij het opstarten.
PCA
3 Handleiding
12 0024-9473 Rev 4
1.7. Sales-combo en modelconfiguraties
Sales-combo
(0024-xxxx)
8460
8461
8462
8463
8464
8465
8466
Sales-combo-set
(0024-xxxx)
8467
8468
8469
8470
8471
8472
8473
Model type
225
235
245
255
265
275
285
PCA
®
3 uitsluitend Ond. nr.
(0024-xxxx)
7330
7331
7332
7333
7334
7335
7336
Metingen
Zuurstof (O
2
)
Rookgastemperatuur
Temperatuur primaire
lucht/omgevingslucht
Koolstofmonoxide laag (CO
LOW
)
Druk/trek
Koolstofmonoxide hoog (CO
HIGH
)
Stikstofmonoxide (NO)
Stikstofdioxide (NO
2
)
Zwaveldioxide (SO
2
)
Berekeningen
Rookgasverlies
Lambda
ETA - Rendement van lagere
verhittingswaarden
EFF - Rendement van hogere
verhittingswaarden
Koolstofdioxide (CO
2
)
NO
x
(NO
x
= NO + NO
2
)
NO
x
ingesteld op %O
2
CO ingesteld op %O
2
NO ingesteld op %O
2
NO
2
ingesteld op %O
2
SO
2
ingesteld op %O
2
CO/CO
2
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 13
1.8. Specificaties
Meting (op basis van geïnstalleerde sensoren) Weergavebereik
Zuurstof 0,1 tot 20,9%
Rookgastemperatuur -20 tot 1.200°C (-4 tot 2.192°F)
Temperatuur primaire lucht/omgevingslucht -20 tot 537 °C (-4 tot 999 °F)
Koolstofmonoxide (CO) (H
2
-gecompenseerd) 0 tot 4.000 ppm
Druk/trek ± 179 mb (± 72 inch waterkolom)
CO meetbereik hoog 4.001 tot 20.000 ppm
Stikstofmonoxide (NO) 0 tot 3.000 ppm
Stikstofdioxide (NO
2
) 0 tot 500 ppm
Zwaveldioxide (SO
2
) 0 tot 5.000 ppm
Berekende waarde (op basis van geïnstalleerde
sensoren)
Weergavebereik
Rookgasverlies (qA) 0,1 tot 100%
Koolstofdioxide (droge basis)
0,0 tot brandstofafhankelijk max.
in %
Lambda 1 tot 9,55
EFF (HHV) 0,1 tot 100%
ETA (LHV)
0,1 tot 112% (afhankelijk van de
brandstof)
CO/CO
2
ratio
0,0001 tot een van de brandstof-
afhankelijk max. (circa 8,000)
CO ingesteld op %O
2
0 tot 9.999 ppm
NO ingesteld op %O
2
0 tot 9.999 ppm
NO
x
ingesteld op %O
2
0 tot 9.999 ppm
NO
2
ingesteld op %O
2
0 tot 9.999 ppm
SO
2
ingesteld op %O
2
0 tot 9.999 ppm
OPMERKING:
Er worden uitsluitend berekeningen uitgevoerd
wa
nneer het gemeten zuurstofniveau lager is dan 18,8% en de
rookgastemperatuur lager is dan 1.093°C (2.000°F).
PCA
3 Handleiding
14 0024-9473 Rev 4
Vergelijkingen (sommige berekeningen verschillen van land tot land)
( )
Definities
O
2
= gemeten zuurstof (in %)
T
RGA
= gemeten rookgastemperatuur (in °C)
T
LUCHT
= gemeten temperatuur van de primaire lucht (in °C)
CO = gemeten koolstofmonoxide (in ppm)
CO
2
= berekende koolstofdioxide (in ppm)
qA = berekend rookgasverlies (in %)
Lambda = berekende luchtovermaat
EFF = rendement op basis van HHV (in %)
ETA = rendement op basis van LHV (in %)
CO
2
max = Constante (zie onderstaande tabel)
A
2
= Constante (zie onderstaande tabel)
B = Constante (zie onderstaande tabel)
Brandstofconstanten (sommige brandstofconstanten verschillen van land tot
land)
BRANDSTOF CO
2 max
A
2
B
T
0
(
°
C)
k
F
Aardgas 11,8 0,66 0,009 59 9,6
KOKES 10,2 0,60 0,011 62 11,2
Stadsgas 13,1 0,63 0,011 61 10,3
LPG 13,8 0,63 0,008 55 7,6
Olie #2 15,4 0,68 0,007 49 5,3
Olie #6 15,9 0,68 0,007 46 4,7
Kool 18,7 0,60 0,007 36 3,4
Biobrandstof 20,4 0,70 0,012 59 6,0
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 15
Waarde Nauwkeurigheid van de gemeten waarden
O
2
± 0,3%O2 bij toegepaste rookgasconcentraties
(mengsel van O
2
, CO
2
en N
2
)
CO
Grootste van ± 5% van de waarde of ± 10 ppm, tussen 0-2.000 ppm.
± 10% van de waarde tussen 2.001 en 4.000 ppm.
NO Grootste van ± 5% van de waarde of 5 ppm tussen 0 en 2.000 ppm
NO
2
Grootste van ± 5% van de waarde of ± 5 ppm tussen 0 en -500 ppm
SO
2
Grootste van ± 5% van de waarde of ± 10 ppm tussen 0 en -2.000 ppm
Rookgastemperatuur
± 2°C (± 4°F) tussen 0 en 124°C (32 en 255°F)
± 3°C tussen 125 en 249°C (± 6°F tussen 256 en 480°F)
± 4 °C tussen 250 en 400 °C (± 8 °F tussen 481 en 752 °F)
Temperatuur primaire
lucht/omgevingslucht
± 1 °C (± 2 °F) tussen 0 en 100 °C (32 en 212 °F)
Druk/trek
± 0,05 mB van -2,49 tot +2,49 mB (± 0,02 inch waterkolom van -1 tot 1
inch waterkolom)
± 2% van waarde van -24,9 tot 24,9 mB (± 2% van -10 tot 10 inch
waterkolom)
± 3% van waarde van -100 tot 100 mB (± 3% van -40 tot 40 inch
waterkolom)
Systeem Debiet met
Sonde
200 cc/min minimum
Algemene specificaties Beschrijving
Afmetingen (H x B x D) 22,9 x 7,6 x 6,3 cm (9,0 x 3,0 x 2,5 inch)
Gewicht
Analysator met batterijen: ...................................... 0,6 kg (1,4 lb)
Sonde/slang-set: .................................................... 0,5 kg (1,0 lb)
Brandstoffen beschikbaar voor
verbrandingsberekeningen
Aardgas
Biobrandstof
Kool
KOKES
Olie #2
Propaan
LEG
LPG
Olie #6
Butaan
Opwarmtijd
60 seconden (sensoren gecontroleerd en automatisch
teruggesteld naar nul)
Voeding
4 AA batterijen
(wegwerpbatterijen)
Alkaline: .............................................. 10 uur gebruiksduur (min)
NiMH oplaadbaar: .............................De gebruiksduur is variabel
Wisselstroomadapte
r (optioneel)
100-240 VAC; 50/60 Hz:............................... Doorlopend gebruik
Bedrijfstemperatuur
Analysator: .......................................... 0 tot 40 °C (32 tot 104 °F)
Sondekop: ................................................. 800°C (1.472°F) max.
Vochtigheid bij gebruik Analysator:
Luchtdruk bij gebruik
Analysator: .....................................................Atmosferische druk
Sonde:25 mb (10 inch waterkolom) trek max. ter hoogte van sond
Geheugen
500 volledige verbrandingstest-records
500 volledige gelogde verbrandingstest-records
Interfaces
Printer: ................................................................ Infrarood (IrDA)
Computer: ....................................... USB 2.0 (mini-B aansluiting)
PCA
3 Manual
0024-9472 Rev 2 16
HOOFDSTUK 2. HARDWARE
2.1. Overzicht
Afbeelding 2-1. Vooraanzicht en onderaanzicht tonen de belangrijkste
componenten
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 17
2.2. Toetsen op het voorpaneel
De PCA
®
3 wordt bediend met behulp van verschillende toetsen. Daarnaast wordt
een grafisch LCD-kleurenscherm (met automatische dimfunctie) gebruikt voor
het weergeven van alle verbrandings- en uitstoot-testgegevens en analysator-
parameters. Hieronder vindt u de beschrijvingen van de toetsen op het
voorpaneel.
F1
PRINT
Stuurt de gegevens die worden weergegeven op het scherm
naar een printer via de IrDA-communicatiepoort.
PAGINA
Gebruik deze toets om door de Geheugen Bibliotheek of de Log
Bibliotheek te bladeren. U bladert sneller wanneer u deze toets
ingedrukt houd.
F2
MENU
Toont het HOOFDMENU.
NUL
Wanneer u het Druk-scherm bekijkt, stelt u met deze toets de
druk-sensor terug naar nul naar de huidige omstandigheden met
atmosferische druk. Wanneer u het Temperatuur-scherm bekijkt,
stelt deze toets het temperatuurkanaal-verschil terug naar nul.
F3
OPSLAAN
Slaat de op dat moment weergegeven gegevens op in het
geheugen van het LCD-scherm. Er kunnen maximaal 500
individuele Verbrandingstest, Temperatuur- en Druk-records
worden opgeslagen. Als er 500 bestanden zijn opgeslagen moet
het geheugen worden gewist om nieuwe gegevens op te kunnen
slaan. De analysator overschrijft geen oude gegevens.
PAGINA+
Gebruik deze toets om door de Geheugen Bibliotheek of de Log
Bibliotheek te bladeren. Als u deze toets ingedrukt houd gaat het
bladeren sneller.
Met de pijltjestoetsen verplaatst u de cursor in het LCD-scherm. Gebruik
de ◄► toetsen bij schermen waarin alfanumerieke gegevens moeten
worden ingevoerd om de cursor binnen het scherm te verplaatsen en
gebruik vervolgens de ▲▼ toetsen om binnen de gegevens omhoog of
omlaag te gaan. Gebruik binnen een menu de ◄► toetsen om snel
bovenin of onderin het menu te komen.
ENT
Selecteren van een gemarkeerd item. Houd daarnaast, als u wijzigingen
hebt aangebracht aan een van de bedrijfsparameters van de analysator
(bijvoorbeeld: datum, tijd, O
2
referentie etc.), deze toets indrukt om deze
wijzigingen te bevestigen en op te slaan in het geheugen.
RUN/HOLD
Starten en stoppen van een verbrandingstest wanneer het
Verbrandingstest-scherm wordt weergegeven. Druk in een ander scherm
op deze toets om de analysator terug te voeren naar het STOP
verbrandingstest-scherm. Houd deze toets ingedrukt tijdens de 5
seconden durende vertraging bij het uitschakelen om het
uitschakelproces te stoppen en de analysator terug te voeren naar het
STOP verbrandingstest-scherm.
ESC
Teruggaan naar een eerder bekeken scherm. Houd daarnaast, als u
wijzigingen hebt aangebracht aan een van de bedrijfsparameters van de
analysator (bijvoorbeeld: datum, tijd, O
2
referentie etc.), deze toets indrukt
om deze wijzigingen te annuleren en het daarvoor bekeken scherm
opnieuw te openen.
I/O
Hiermee worden de analysator of de LED's van het toetsenblok IN en UIT
geschakeld.
PCA
3 Handleiding
18 0024-9473 Rev 4
Let op! Een toets kan afhankelijk van het scherm waarin deze wordt
weergegeven verschillende functies hebben. De functies van de F1, F2 en F3-
toetsen worden bijvoorbeeld bepaald door de labels die boven deze toetsen
verschijnen in het LCD-scherm. De labels die verschijnen zijn afhankelijk van de
functies die kunnen worden uitgevoerd in het specifieke weergegeven scherm.
OPMERKING: Door de achtergrondverlichting van het toetsenblok
kan de gebruiker het toetsenblok gebruiken in omgevingen met
weinig licht. Schakel de achtergrondverlichting van het toetsenblok
AAN en UIT en druk hiervoor kort op de I/O-toets.
OPMERKING:
Wanneer de analysator wordt UITGESCHAKELD
volgt een vertraging van 5 seconden. U kunt de analysator nu nog
INGESCHAKELD houden. Druk hiervoor op de RUN/HOLD-toets.
Let op! Wanneer de gemeten uitstootniveaus hoger zijn dan de
vooraf bepaalde limietwaarden op het moment dat het instrument
wordt UITGESCHAKELD, start de pomp automatisch en zuivert het
compartiment van de sensor met schone lucht totdat de gasniveaus
binnen de analysator verlaagd zijn. Hoewel dit wordt afgeraden, kan
het spoelproces worden gestopt als dat nodig is. Druk hiervoor op
de I/O-toets.
2.3. Display met achtergrondverlichting
Een groot grafisch kleurenscherm met
achtergrondverlichting toont gelijktijdig
meerdere verbrandingstestwaard
en en
heeft een zoomfunctie voor extra veel tekst.
2.4. Batterijcompartiment
Voor de voeding van de PCA
®
3
worden de vier inwendige batterijen
gebruikt of een optionele
wisselstroomadapter die werkt met
elke passende voedingsbron van 100-
240 VAC, 50/60 Hz voeding.
Batterijen
kunnen alkaline wegwerpbatterijen zijn of
oplaadbare NiMH-batterijen.
Afbeelding 2-2. Monster-display
2.5. Aansluiting wisselstroomadapter (POWER)
De wisselstroomadapter (onderdeelnummer 0024-1254) kan worden gebruikt als
externe voedingsbron voor een continue werking van de analysator.
Voeding/verbruik: 100-240 VAC 50/60 Hz.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 19
Afbeelding 2-3. Batterijcompartiment
Afbeelding 2-4. Aansluitingen
van onderaf getoond
2.6. Aansluitingen sonde (Gas, druk en T-rga)
De sonde/slang-set worden aangesloten op de analysator via de volgende
aansluitingen.
Rookgas-thermokoppel op de T-STACK-aansluiting van de analysator
Rookgas-slang op de GAS-aansluiting van de analysator
Trek-slang op de +∆P-aansluiting van de analysator
De sondeaansluitingen hebben verschillende afmetingen en verschillende
vormen. Zo wordt voorkomen dat u de verkeerde stekker aansluit op de
bijbehorende aansluiting op de analysator. Zie Afbeelding 2-5.
Afbeelding 2-5. Sonde-aansluitingen GAS, +P en T-STACK
PCA
3 Handleiding
20 0024-9473 Rev 4
2.7. Verschildruk-aansluiting (P)
De trek wordt gemeten door het aansluiten van de trek-slang van de
sonde op de +∆P -fitting, en de -∆P-fitting blijft open voor de
atmosferische druk.
Zie Afbeelding 2-5 pagina 21.
Naast het meten van de trek worden de '+' en '-' ∆P-fittingen ook gebruikt
voor het meten van de verschildruk tussen twee gebieden. Hiervoor sluit
u eerst een slang aan (onderdeelnummer 0024-1103) op de -∆P-fitting
en brengt u vervolgens het open uiteinde van deze slang aan in het
gebied dat zal worden gebruikt als referentiedruk.
De sonde van de
analysator wordt vervolgens in het gebied aangebracht waar de verschildruk zal
worden gemeten.
2.8. Aansluiting voor primaire lucht-thermokoppel (T-AIR)
Als de thermokoppel (onderdeelnummer 0104-1797) (3 m lang wordt gebruikt of
de Utility Wand (onderdeelnummer 0104-1799) (12 inch lange stijve sonde met
greep en 1,5 m spiraalsnoer) voor het meten van primaire lucht-temperatuur van
de brander. En sluit vervolgens een van deze thermokoppels aan op TAIR-
aansluiting van de analysator. Zie Afbeelding 3-2 op pagina 25.
2.9. Interface Computer (USB)
Gegevens die zijn opgeslagen in het geheugen van de analysator kunnen
worden gedownload naar een PC. Hiervoor sluit u een USB-kabel aan
(onderdeelnummer 0104-4032) tussen de USB-poorten van de computer en de
analysator.
De USB-poort van de PCA
®
3 bevindt zich rechts.
Zie
Afbeelding 2-1 pagina 17.
2.10. Communicatiepoort draadloze printer (IrDA)
Gegevens die zijn opgeslagen in het geheugen van de analysator kunnen
worden afgedrukt op een compatibele, draadloze IrDA printer (Infrared data
associated) door het uitlijnen van de IrDA-communicatiepoorten.
De IrDA-poort
van de PCA
®
3 bevindt zich bovenin het apparaat.
Zie Afbeelding 2-1
pagina 17.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 21
HOOFDSTUK 3. BEGIN-INSTALLATIE
3.1. Overzicht
Voordat u de PCA
®
3 instelt of gebruikt:
aansluiten op een voedingsbron
aansluiten van de sonde/slang-set
3.2. Voeding
Er zijn drie voedingsmogelijkheden voor de PCA
®
3:
alkaline wegwerpbatterijen
oplaadbare NiMH-batterijen
wisselstroomadapter.
Volg onderstaande instructies voor het plaatsen of vervangen van de batterijen
als u voor de analysator alkaline batterijen gebruikt of oplaadbare NiMH-
batterijen.
Verwijder het batterijdeksel van de achterzijde van de unit (afbeelding 3-1).
Verwijder oude batterijen (en voer deze op de juiste wijze af).
Plaats een set van vier AA alkaline of NiMH-batterijen (let op de '+' en '-'-
tekens binnen het batterijcompartiment).
Plaats het afdekplaatje voor de batterijen.
Afbeelding 3-1. Afdekplaatje voor de batterijen en batterijcompartiment
De wisselstroomadapter zorgt voor een doorlopende voeding van de analysator.
De adapter wordt in een geschikte 100-240 VAC, 50/60 Hz wandcontactdoos
geplugd en produceert een uitgangsspanning van +6 VDC. Plug de uitgang van
de adapter in de POWER-aansluiting van de analysator onder op het apparaat
(zie Afbeelding 3-2 op pagina 25).
PCA
3 Handleiding
22 0024-9473 Rev 4
OPMERKING: Zodra de nieuwe batterijen zijn geplaatst wordt het
opladen-pictogram groen.
3.3. Aansluiten van de sonde/slang-set
Voer voor het aansluiten van de sonde/slang-set op de analysator de volgende
stappen uit (zie Afbeelding 3-2 op pagina 25):
1. Plug de gasmonster-slang, de grootste van de twee aansluitingen (draai
daarbij licht), in de GAS-aansluiting van de analysator.
2. Plaats de trek-slang, de kleinste plug (draai daarbij licht), in de +∆P-
aansluiting van de analysator.
3. Plug de rookgas-thermokoppel in de T-STACK-aansluiting (kan maar op
1 manier).
4. Plug de primaire/omgevingslucht-thermokoppel in de T-AIR-aansluiting
(kan maar op 1 manier).
BELANGRIJK: Voor een nauwkeurige berekening van de
verbrandingsrendement wordt de optionele
primaire/omgevingslucht-
thermokoppel gebruikt wanneer
de primaire lucht-temperatuur van de brander niet gelijk is
aan de kamertemperatuur.
5. Controleer alle slangen op barsten. Vervang bij een defecte slang de
volledige sonde/slang-set. Controleer of de condensaatval leeg is en de
filter niet verontreinigd is of is verzadigd met water.
3.4. Voorbereiding van de configuratie van de PCA
®
3
Schakel de PCA
®
3 in wanneer de begininstallatie is voltooid.
Zie voor
gedetailleerde instructies voor het inschakelen van de PCA®3 Turning On the
PCA
®
3 de pagina's 9 en 45.
U kunt nu de PCA
®
3 conAfbeeldingren voor
uw eigen toepassingen en aanpassen aan uw voorkeuren.
Zie
Configuration Procedures op pagina 24.
Navigeer voor het conAfbeeldingren
van de PCA
®
3 door de menu's en pas de waarden van de belangrijkste
parameters aan.
Zie ook
Front Panel Buttons
op pagina
17
om door de
menu-interface van de PCA
®
3 te navigeren.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 23
Afbeelding 3-2. Aansluiten van de sonde op de analysator
PCA
3 Handleiding
24 0024-9473 Rev 4
HOOFDSTUK 4. CONFIGURATIEPROCEDURES
4.1. Standaard-bedrijfsparameters
In de fabriek zijn de volgende bedrijfsparameters ingesteld op de PCA
®
3: Volg
voor het wijzigen van deze parameters de volgende stappen uit:
Parameter Fabrieksinstellingen
Voor het wijzigen van
de waarde zie...
Brandstof Aardgas Pagina 24
Auto/handmatig CO Zero Auto-nul Pagina 26
Temperatuureenheid °C Pagina 27
Drukeenheid Millibar (mB) Pagina 27
Verontreinigingseenheid ppm Pagina 28
Roetgetal 0 Pagina 29
Oliederivaat Nee Pagina 30
Keteltemperatuur 000°C Pagina 30
Datuminstellingen Huidig DD/MM/JJ Pagina 31
Instellen tijd Huidig EST-UU:MM Pagina 32
Instellen
O
2
referentie
0% Pagina 32
Selecteren Printdruk Nee Pagina 33
Selecteren Zoomweergave Standaard Pagina 34
Selecteren Log-registratie Nee Pagina 35
Selecteren van Button geluid Aan Pagina 35
Informatie Test ID <leeg> Pagina 36
Gebruikers ID <leeg> Pagina 38
Taal Engels Pagina 39
Herinnering kalibratie Nooit Pagina 40
Afmetingen Run/Hold-scherm
Zie pagina 41 voor
standaardinstellingen
Pagina 41
4.2. Selecteren van brandstof
Selecteer voor een nauwkeurige berekening van het verbrandingsrendement de
verbrande brandstof en volg daarbij de volgende stappen:
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om BRANDSTOF te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het BRANDSTOF-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼toetsen om door de lijst van beschikbare brandstoffen te
scrollen totdat de gewenste brandstof is geselecteerd. In het getoonde
voorbeeld is PROPAAN geselecteerd (eventuele niet-standaard
brandstoffen worden onderaan de lijst weergegeven).
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 25
OPMERKING: Gebruik de ◄► toetsen om snel naar de laatste of
de eerste regel van de lijst te scrollen.
OPMERKING:
Naast de standaardbrandstoffen die zijn
geprogrammeerd in de PCA
®
3 kan Bacharach specifieke
brandstofcodes toevoegen op basis van specifieke wensen van
klanten. U kunt twee extra brandstoffen programmeren in de PCA
®
3
via de Fyrite gebruikerssoftware (FUS). Neem contact op met de
fabriek voor een prijsopgave en de levering.
Afbeelding 4-1. Selecteren van brandstof
4. Druk op
ENT
om de selectie op te slaan en het CO
2
MAX-scherm te
openen.
5. Gebruik voor het bevestigen van de standaard-CO
2
Max-waarde voor de
geselecteerde brandstof de ▲▼ toetsen en selecteer STANDAARD. Druk
vervolgens op
ENT
om terug te keren naar het HOLD-scherm.
6. Gebruik voor het invoeren van verschillende CO
2
Max-waarden de ▲▼
toetsen om JUSTEREN te selecteren. Druk vervolgens op
ENT
om het
Justeren CO
2
Max-scherm te openen.
7. Gebruik de ▲▼ toetsen voor het instellen van de CO
2
Max op een waarde
tussen 8,0 en 23,0 %. Druk hierna op
ENT
om de nieuwe waarde op te
slaan in het geheugen en terug te keren naar het HOLD scherm.
Afbeelding 4-2. Selecteren CO
2
Max en HOLD-scherm
OPMERKING: De CO
2
Max-
waarde wordt teruggesteld naar de
standaardwaarde wanneer de analysator wordt uitgeschakeld.
PCA
3 Handleiding
26 0024-9473 Rev 4
4.3. Selecteren van Auto/handmatig CO-nul
Selecteer de wijze waarop de PCA
®
3 een nul-functie uitvoert.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de MENU-toets (F2).
Druk zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om Instellen CO-nul te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het INSTELLEN CO NUL-menu te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste nul-optie te selecteren
(Handmatig-nul of Auto-nul). In het getoonde voorbeeld is Handmatig-
nul geselecteerd.
5. Stel het instrument in verse lucht terug op nul en druk vervolgens op
ENT om een 60 seconden durende periode van aftellen te starten.
6. Druk op ENT om op te slaan en het SETUP MENU opnieuw te openen.
Afbeelding 4-3. Selecteren van Auto/handmatig-nul
OPMERKING: De PCA
®
3 voert een nul-
functie uit tijdens het
opwarmen. Auto-nul bepaalt de nul-waarde van het CO-kanaal in
verse lucht en functioneert als ijkpunt voor de CO-metingen. Via een
handmatig uitgevoerde terugstelling naar nul wordt CO op achtergrond
tijdens het opstarten gedetecteerd.
Handmatig-nul: Wanneer het CO-kanaal wordt ingesteld op Handmatig-nul,
stelt de analysator de CO-sensor niet terug naar de
omgevingsomstandigheden tijdens het opstarten. In deze modus
wordt de 'verse lucht nul', ingesteld tijdens de handmatige setup-
modus opgeslagen in het geheugen en gebruikt voor de CO-
berekening.
Auto Nul Wanneer het CO-kanaal wordt ingesteld op auto-nul, wordt de
CO-sensor teruggesteld naar het CO-omgevingsniveau tijdens het
opstarten. Belangrijk: Om deze modus te kunnen gebruiken moet
de analysator INGESCHAKELD worden in verse lucht. Anders
worden onjuiste CO-waarden weergegeven.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 27
Auto-nul bepaalt de nul-waarde van het CO-kanaal in verse lucht en biedt een
ijkpunt voor de CO-metingen. Handmatig-nul wordt gebruikt voor het detecteren
van CO mogelijk aanwezig bij het opstarten. De gebruiker selecteert de
startmodus door middel van de optie auto/handmatig terugstellen naar 0. De
gebruiker selecteert de startmodus vanuit het menu Instellen CO-nul of Setup.
OPMERKING: Bij beide methoden duurt het 60 seconden voordat
de nieuwe nul-waarde is ingesteld. In de handmatige modus wordt
een verse lucht-nul bepaald en wordt deze waarde opgeslagen voor
gebruik tijdens het opstarten van het instrument.
4.4. Selecteren van de Temperatuur-eenheid
Volg voor het kiezen van een temperatuurweergave in°F of in °C de volgende
stappen:
1. Druk op de MENU-toets (F2) om het hoofdmenu te openen. Druk zo
nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om TEMP EENHEDEN te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het TEMP EENHEDEN-menu te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste temperatuureenheid te
selecteren. In het getoonde voorbeeld is Fahrenheit geselecteerd.
5. Druk op ENT om op te slaan en het SETUP MENU opnieuw te openen.
Afbeelding 4-4. Selecteren van de Temperatuur-eenheid
4.5. Selecteren van de drukeenheid
Volg voor het weergeven van de druk in inch waterkolom (inwc), millibar (mb),
pascal (Pa) of hectoPascal (hPa) de volgende stappen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om DRUK EENHEDEN te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het DRUK EENHEDEN-menu te openen.
PCA
3 Handleiding
28 0024-9473 Rev 4
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste drukeenheid te selecteren. In
het getoonde voorbeeld is InchWater geselecteerd.
5. Druk op ENT om op te slaan en het SETUP MENU opnieuw te openen.
Afbeelding 4-5. Selecteren van de drukeenheid
4.6. Selecteren van de verontreinigingseenheid
De PCA
®
3 kan gemeten ppm-niveaus van CO, NO, NO
2
en SO
2
naar
verschillende verontreinigingseenheden converteren via CFR40 Part 60
emissiefactoren. Opgemerkt wordt dat de conversies van
verontreinigingseenheden voor NO, NO
2
en NO
x
zijn gebaseerd op het
molecuulgewicht van NO
2
.
Volg voor het instellen van de PCA
®
3 voor de weergave van
verontreinigingseenheden in parts per miljoen (ppm), lb verontreinigende stoffen
per miljoen in BTU (#/Mbtu), milligram verontreinigende stoffen per kubieke
meter gas (mg/m
3
) of grammen verontreinigende stoffen per gigajoule (g/GJ) de
volgende stappen.
1. Druk op de MENU toets (F2) om het hoofdmenu te openen. Druk zo
nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om VERONTREINIGING EENHEDEN te
selecteren en druk vervolgens op ENT om het VERONTREINIGING
EENHEDEN-menu te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste verontreinigingseenheid te
selecteren. In het getoonde voorbeeld is ppm geselecteerd.
5. Druk op ENT om op te slaan en het SETUP MENU opnieuw te openen.
Afbeelding 4-6. Selecteren van de verontreinigingseenheid
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 29
4.7. Roetgetal
Drie roetgetallen, gemeten door de Bacharach True Spot
®
rookgastester, kunnen
handmatig in de analysator worden ingevoerd en het gemiddelde wordt
automatisch berekend. Het gemiddelde Roetgetal wordt weergegeven in het
Run/Hold-scherm. Voer de roetgetallen in.
1. Druk op de MENU toets (F2) om het hoofdmenu te openen. Druk zo
nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om het roetgetal te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het ROETGETAL-menu weer te geven.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om Roetgetal 1, 2 of 3 te selecteren. Gebruik
de ◄► toetsen om een roetgetal te selecteren tussen 0-9.
5. Herhaal Stap 3 om waarden in te voeren voor het tweede en het derde
roetgetal.
6. Druk op ENT om het gemiddelde van de drie ingevoerde roetgetallen op
te slaan en weer te geven.
7. Druk op ENT om terug te keren naar het SETUP MENU of op ESC om
terug te keren naar het ROETGETAL MENU. Het gemiddelde roetgetal
wordt weergegeven in het Run/Hold-scherm.
Afbeelding 4-7. Handmatig invoeren van roetgetallen
4.8. Oliederivaat
Via dit scherm voert de gebruiker handmatig JA of NEE in om aan te geven of er
bij de rookgastest oliederivaten werden aangetroffen. Deze instelling wordt
weergegeven in het Run/Hold-scherm.
1. Druk op de MENU toets (F2) om het hoofdmenu te openen. Druk zo
nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om Oliederivaat te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het Oliederivaat-menu weer te geven.
PCA
3 Handleiding
30 0024-9473 Rev 4
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om oliederivaat JA of NEE te selecteren en
druk vervolgens op ENT om deze informatie op te slaan en terug te
gaan naar het SETUP-menu.
Afbeelding 4-8. Instellen van de aanwezigheid van Oliederivaten
4.9. Keteltemperatuur
Via dit scherm voert de gebruiker handmatig de keteltemperatuur in die is
gemeten door een extern meetinstrument. Deze instelling wordt weergegeven in
het Run/Hold-scherm.
1. Druk op de MENU toets (F2) om het hoofdmenu te openen. Druk zo
nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om Ketel temperatuur te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het Ketel temperatuur-scherm te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de geselecteerde temperatuur te wijzigen
en druk op de ◄► toetsen om het invoerveld te openen voor het
invoeren van de keteltemperatuur.
5. Druk op ENT om deze informatie op te slaan en terug te gaan naar het
SETUP-menu.
Afbeelding 4-9. Instellen Ketel temperatuur
4.10. Datuminstellingen
De datum wordt opgeslagen in het formaat: DD/MM/JJ. De waarde is een
onderdeel van de datum en het tijdslabel die samen worden opgeslagen met het
verbrandingstest-record. Stel de interne klok van de analysator in op de huidige
datum:
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 31
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om DATUM te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het DATUM-menu weer te geven.
4. Gebruik eerst de
◄►
toetsen om de cursor over het scherm te
verplaatsen totdat de cursor op het te wijzigen cijfer staat. Druk
vervolgens op de ▲▼ toetsen totdat de gewenste waarde wordt
weergegeven.
5. Herhaal Stap 4 totdat maand, dag en jaar zijn ingesteld.
6. Druk op ENT om op te slaan en het SETUP MENU opnieuw te openen
of druk op ESC om deze procedure te annuleren en de oude
datuminstellingen te behouden.
OPMERKING: De real-time-klok wordt gevoed door middel
van de hoofdbatterijen of aangedreven door een
knoopcelbatterij op de printplaat als er geen batterijen
aanwez
ig zijn. Bacharach adviseert de knoopcelbatterij
(onderdeelnummer 0204-0020) elke 5 jaar te vervangen.
Afbeelding 4-10. Datuminstellingen
4.11. Instellen tijd
Te tijd wordt opgeslagen in het formaat: uu:mm:ss. De waarde is een onderdeel
van de datum en het tijdslabel die samen worden opgeslagen met het
verbrandingstest-record. Stel de interne klok van de analysator in op de huidige
tijd:
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om TIJD te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het TIJD-menu weer te geven.
PCA
3 Handleiding
32 0024-9473 Rev 4
4. Gebruik eerst de
◄►
toetsen om de cursor over het scherm te
verplaatsen totdat de cursor op het te wijzigen cijfer staat. Druk
vervolgens op de ▲▼ toetsen totdat de gewenste waarde wordt
weergegeven.
5. Herhaal Stap 4 totdat de waarden voor het uur en de minuut zijn
ingesteld.
OPMERKING: De secondewaarde kan niet worden
ingevoerd. Deze wordt weergegeven en opgeslagen als
onderdeel van het verbrandingstest-record.
6. Druk op ENT om de weergegeven tijd op te slaan en het SETUP MENU
opnieuw te openen of druk op ESC om deze procedure te annuleren en
de oude tijdsinstellingen te behouden.
Afbeelding 4-11. Instellen tijd
4.12. Instellen van O
2
referentie
De gemeten CO, NO
x
en SO
2
-waarde kan afzonderlijk worden ingesteld op een
specifiek O
2
-percentage tussen 0 en 15%. Stel de O
2
referentiewaarde apart in
voor elk van de voorgaande gassen:
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om O
2
REF te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het O
2
referentie-scherm te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste meting te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het REF TO O
2
-scherm voor deze meting weer
te geven. In het getoonde voorbeeld is CO geselecteerd.
5. Gebruik eerst de
◄►
toetsen om de cursor over het scherm te
verplaatsen totdat de cursor op het te wijzigen cijfer staat. Druk
vervolgens op de ▲▼ toetsen totdat de gewenste waarde wordt
weergegeven.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 33
6. Druk op ENT om de selectie op te slaan en het O
2
REFERENTIE-
scherm opnieuw te openen of druk op ESC om deze procedure te
annuleren en de oude O2 referentie-instellingen te behouden.
7. Als de O
2
referentiewaarde wordt ingesteld voor meer dan een gas,
herhaal dan de stappen 4, 5 en 6 voor elke meting.
Afbeelding 4-12. Instellen van O
2
referentie
4.13. Selecteren Printdruk
Volg om de drukmeting af te drukken op de verbrandingstest-afdruk de volgende
stappen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om PRINT DRUK te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het PRINT DRUK-scherm te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om Nee te selecteren (druk niet afdrukken) of
Ja (druk afdrukken). In het getoonde voorbeeld is Ja geselecteerd.
5. Druk op ENT om op te slaan en het SETUP MENU opnieuw te openen.
Afbeelding 4-13. Selecteren Printdruk
4.14. Selecteren Zoomweergave
Verbrandingstestgegevens in het Run/Hold-scherm kunnen worden
weergegeven met vergrote tekens voor een betere leesbaarheid. De gebruiker
PCA
3 Handleiding
34 0024-9473 Rev 4
zoomniveaus instellen op Standaard, 2X of 3X. De standaard-zoominstelling
geeft zeven regels met verbrandingstestgegevens tegelijk weer; 2X geeft vijf
regels met verbrandingstestgegevens weer met vergrote tekens en 3X geeft vier
regels met verbrandingstestgegevens weer met vergrote tekens. De gebruiker
kan door de complete lijst met gemeten en berekende gegevens scrollen,
ongeacht het geselecteerde zoomniveau. Volg voor het selecteren van het
gewenste zoomniveau de volgende stappen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om ZOOM te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het ZOOM-menu weer te geven.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om het gewenste Zoom-niveau te selecteren.
Opties: STANDAARD, 2X en 3X. Standaard geeft zeven regels met
verbrandingstestgegevens geeft; 2X geeft vijf regels weer en 3X vier
regels.
5. Druk op ENT om op te slaan en het SETUP MENU opnieuw te openen.
Afbeelding 4-14. Selecteren Zoomweergave
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 35
4.15. Selecteren Log-registratie
Wanneer de logging-functie is geactiveerd worden tot maximaal 500
verbrandingstest-records automatisch opgeslagen in het geheugen met een
vooraf ingestelde interval over een vooraf bepaalde tijdsduur.
Zie Loggen gegeven op pagina 54 voor gedetailleerde informatie over het
selecteren van de Logging-functie; het instellen van de interval en de tijdsduur;
en het bekijken of downloaden van de opgeslagen gegevens.
Afbeelding 4-15. Selecteren Log-registratie
4.16. Selecteren van Button geluid
Het signaalgeluid dat u hoort wanneer een toets wordt ingedrukt schakelt u op de
volgende manier IN en UIT.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om BUTTON GELUID te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het BUTTON GELUID-scherm te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om AAN of UIT te selecteren. In het getoonde
voorbeeld is UIT geselecteerd.
5. Druk op ENT om op te slaan en het SETUP MENU opnieuw te openen.
Afbeelding 4-16. Selecteren van Button geluid
PCA
3 Handleiding
36 0024-9473 Rev 4
4.17. Informatie Test ID
Test-records worden geïdentificeerd (bijvoorbeeld klantnaam, nummer en plaats
van de brander) door de handmatig invoer van tot maximaal drie tekstregels.
Elke regel bevat maximaal 20 alfanumerieke tekens. Wanneer een Test ID wordt
geselecteerd, wordt deze informatie toegevoegd aan alle volgende test-records
en opgenomen bovenin elk afgedrukte test-record en in CSV-bestanden wanneer
records worden gedownload naar een PC. De gekozen Test ID blijft van kracht
totdat deze wordt gedeselecteerd, een nieuwe Test ID wordt geselecteerd of het
instrument wordt uitgeschakeld. U kunt tot maximaal 30 Test ID's vooraf
invoeren.
OPMERKING: Voer om tijd te besparen de Test ID-gegevens in
met behulp van de Fyrite gebruikerssoftware.
4.17.1. Invoeren of bewerken van een Test ID
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om TEST ID te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het TEST ID-menu weer te geven.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om BEWERK TEST ID te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het BEWERK TEST ID-menu weer te geven. Nu
wordt de eerste regel van elk Test ID-record weergegeven.
5. Gebruik de ▲▼ toetsen om de te bewerken TEST ID te selecteren en
druk vervolgens op ENT om de drie regels van dit record weer te geven.
Punten (.....) worden gebruikt voor het aanduiden van lege regels.
6. Gebruik de ▲▼ toetsen om te kiezen welke van de drie Test ID-regels
u wilt bewerken en druk vervolgens op ENT om de geselecteerde regel
te bewerken.
7. Gebruik de ▲▼ toetsen om het gewenste teken in te voeren ga
vervolgens naar de positie van het volgende teken. Druk hiervoor op de
rechter pijltjestoets. Herhaal deze stap totdat de regel volledig is. U
kunt maximaal 20 tekens invoeren. Druk op ENT om de informatie te
bevestigen.
8. Ga nu terug naar stap 6 om een andere regel te selecteren voor het
bewerken of beëindigen van deze procedure. Selecteer hiervoor
Bewerken gereed en druk op de ENT-toets om terug te keren naar het
BEWERK TEST ID-menu.
9. Druk op ESC om naar het Test ID-menu te gaan of op de RUN/HOLD-
toets om terug te keren naar het Run/Hold-scherm.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 37
Afbeelding 4-17. Bewerken van een Test ID
4.17.2. Selecteren van een Test ID
1. Gebruik de ▲▼ toetsen om BEWERK TEST ID te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het BEWERK TEST ID-menu weer te geven. Nu
wordt de eerste regel van elk Test ID-record weergegeven.
Afbeelding 4-18. Selecteren van een Test ID
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om een vooraf ingevoerde Test ID te kiezen of
kies GEEN Test ID (onderin de lijst) om een eerder geselecteerd record
te deselecteren. Druk vervolgens op ENT om de selectie te maken en
terug te gaan naar het Test ID-menu.
3. Druk op ESC om de procedure te beëindigen en terug te gaan naar het
Setup-menu of op de RUN/HOLD-toets om terug te keren naar het
Run/Hold-scherm.
4.17.3. Wissen Test ID-gegevens
1. Selecteer met de ▲▼ toetsen in het Test ID-menu WIS TEST ID en
druk op ENT om het weer WIS TEST ID-menu te geven.
2. Ga voor het wissen van individuele bestanden of van alle bestanden als
volgt te werk.
Individuele bestanden: Gebruik de ▲▼ toetsen om INDIVIDUELE
BESTANDEN te selecteren en druk vervolgens op ENT om het
INDIVIDUELE BESTANDEN-menu te openen. Gebruik opnieuw de
▲▼ toetsen om het te wissen individuele bestand te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het bestand te wissen.
Alle bestanden: Gebruik de ▲▼ toetsen om ALLE BESTANDEN te
selecteren en druk vervolgens op ENT om het WISSEN ALLE
BESTANDEN-menu te openen. Gebruik opnieuw de ▲▼ toetsen om
JA te selecteren en druk op ENT om alle bestanden te wissen.
PCA
3 Handleiding
38 0024-9473 Rev 4
3. Druk op ESC om de procedure te beëindigen en terug te gaan naar het
Test ID-menu of op de RUN/HOLD-toets om terug te keren naar het
Run/Hold-scherm.
Afbeelding 4-19. Wissen van een Test ID
4.18. Gebruikers ID
U kunt de naam van de gebruiker of de eigenaar van de analysator (bijvoorbeeld:
bedrijfsnaam, adres, telefoonnummer) opslaan in het geheugen. Voer hiervoor
handmatig maximaal drie tekstregels in. Elke regel mag maximaal 20
alfanumerieke tekens bevatten. Deze informatie verschijnt bovenin elke afdruk
totdat nieuwe informatie is ingevoerd of de informatie is gewist.
OPMERKING: Voer om tijd te besparen Gebruikers ID-gegevens in
met behulp van de Fyrite gebruikerssoftware.
4.18.1. Invoeren van een Gebruikers ID
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om GEBRUIKERSNAAM te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het BEWERK GEBRUIKERSNAAM-scherm te
openen. Punten (.....) duiden lege regels aan.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om te kiezen welke van de drie
Gebruikersnaam-regels u wilt bewerken en druk vervolgens op ENT om
de geselecteerde regel te bewerken.
5. Gebruik de ▲▼ toetsen om het gewenste teken in te voeren ga
vervolgens naar de positie van het volgende teken. Druk hiervoor op de
rechter pijltjestoets. Herhaal deze stap totdat de regel volledig is. U
kunt maximaal 20 tekens invoeren.
6. Druk op ENT om de informatie te bevestigen.
7. Ga nu terug naar stap 4 om een andere regel te selecteren voor het
bewerken of beëindigen van deze procedure. Selecteer hiervoor
Bewerken gereed en druk op de ENT-toets om terug te keren naar het
setup-menu.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 39
8. Druk op ESC om naar het hoofdmenu te gaan of op de RUN/HOLD-
toets om terug te keren naar het Run/Hold-scherm.
Afbeelding 4-20. Invoeren van een Gebruikers ID
4.18.2. Wissen van een gebruikersnaam
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om GEBRUIKERSNAAM te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het BEWERK GEBRUIKERSNAAM-scherm te
openen. Punten (.....) duiden lege regels aan.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om te kiezen welke van de drie
Gebruikersnaam-regels u wilt wissen en druk vervolgens op wissen (F3)
om de geselecteerde regel te wissen.
5. Ga nu terug naar stap 4 om een andere regel te selecteren voor het
annuleren of beëindigen van deze procedure. Selecteer hiervoor
BEWERKEN GEREED en druk op de ENT-toets om terug te keren naar
het setup-menu.
6. Druk op ESC om naar het hoofdmenu te gaan of op de RUN/HOLD-
toets om terug te keren naar het Run/Hold-scherm.
Afbeelding 4-21. Wissen van een gebruikersnaam
4.19. Taal
De scherminformatie kan worden weergegeven in het Engels, Frans of Spaans.
Volg voor het selecteren van de gewenste taal de volgende stappen.
PCA
3 Handleiding
40 0024-9473 Rev 4
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om TAALKEUZE te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het TAALKEUZE-menu weer te geven.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste taal te selecteren en druk
vervolgens op ENT om de selectie te activeren en terug te gaan naar
het SETUP-menu.
Afbeelding 4-22. Taal selecteren
4.20. Tijdsduur kalibratieherinnering
U kunt de analysator zo instellen dat een kalibratieherinnering wordt getoond
tijdens de opwarmtijd van 60 seconden. Kalibratieherinneringen kunnen zo
worden ingesteld dat al dan niet worden weergegeven 6, 8, 10, 12 of 15
maanden na de laatste kalibratie. Wanneer de vooraf ingestelde tijdsduur is
verstreken, toont het instrument de herinnering en wordt aangegeven wanneer
de sensoren voor het laatst zijn gekalibreerd. De herinnering wordt
weergegeven aan het einde van de 60 seconden durende opwarmtijd. Als een
kalibratieherinnering wordt weergegeven kan de gebruiker op de RUN/HOLD-
toets drukken om verder te gaan naar het Run/Hold-scherm voor een normaal
gebruik. Regelmatige perioden tussen kalibraties van 6 maanden tot een jaar
worden aanbevolen voor alle gassensoren (met uitzondering van zuurstof) . Stel
de tijdsduur voor kalibratieherinneringen als volgt in.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om KALIBRATIEPERIODE HERINNERING te
selecteren en druk op ENT om het Kalibratieperiode herinnering-menu
weer te geven.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste Kalibratieperiode herinnering
te selecteren en druk vervolgens op ENT om de selectie te activeren en
terug te gaan naar het SETUP-menu.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 41
OPMERKING: Voor nauwkeurige kalibratieherinneringen dienen de
datum- en tijdsinstellingen correct te zijn.
Afbeelding 4-23. Selecteren van de Kalibratieperiode herinnering
4.21. Afmetingen Run/Hold-scherm
PCA
®
3 testgegevens vindt u in het Run/Hold-scherm. Druk op de RUN/HOLD-
toets om de pomp te horen werken. Dan wordt het woord RUN weergegeven
links bovenin de display. Het instrument meet en berekent doorlopend de
gegevens die worden getoond in het Run/Hold-scherm. Druk nog een keer op
de RUN/HOLD-toets. Nu stopt de pomp en verschijnt het woord HOLD links
bovenin de display. Het instrument toont nu de laatst gemeten en berekende
gegevens voordat het instrument in de hold-stand werd geplaatst. Gebruik de
pijltjestoetsen omhoog en omlaag om door de volledige lijst van gemeten en
berekende waarden te scrollen wanneer het instrument is bezig met het
uitvoeren van metingen of zich in de hold-stand bevindt. De standaardvolgorde
van de gegevens in het Run/Hold-scherm is hieronder weergegeven.
O
2
Zuurstof
CO
Koolstofmonoxide
Lambda Luchtovermaat
CO
2
Koolstofdioxide
CO
2
Max
Koolstofdioxide in rookgas uitgaande van een perfecte verbranding
CO/CO
2
PPM CO gedeeld door PPM CO
2
T-RGA Rookgastemperatuur
T-LUCHT
Omgevingslucht/primaire lucht-temperatuur
qA
Rookgasverlies
ETA
Rendement ingesteld op lagere verhittingswaarde
EFF
Rendement ingesteld op hogere verhittingswaarde
NO
Stikstofmonoxide
NO
2
Stikstofdioxide
NOx Stikstofoxiden (NO en NO
2
)
SO
2
Zwaveldioxide
CO(#)
Koolstofmonoxide-gehalte ingesteld op een zuurstof-%
NO(#)
Stikstofmonoxide-gehalte ingesteld op een zuurstof-%
NO
2
(#) Stikstofdioxide-gehalte ingesteld op een zuurstof-%
NOx(#) Stikstofoxide-gehalte ingesteld op een zuurstof-%
SO
2
(#)
Zwaveldioxide-gehalte ingesteld op een zuurstof-%
Rookgas gem.
Gemiddelde van 3 handmatig ingevoerde roetgetallen
Oliederivaat
Oliederivaat in brandstof (handmatig ingevoerd JA of NEE)
Keteltemperatuur
Keteltemperatuur (handmatig ingevoerd)
PCA
3 Handleiding
42 0024-9473 Rev 4
OPMERKING:
Een nummerteken (#) duidt de op dat moment
geselecteerde O
2
referentie aan. Er verschijnen sterretjes (***) in de
meet- en berekeningvelden voor sensoren die niet zijn geplaatst.
Volg de volgende stappen om de volgorde van de weergegeven gegevens te
veranderen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets
(F2)
. Druk zo
nodig op
ESC
totdat MENU verschijnt boven
F2
.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens op
ENT
om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om RUN/HOLD FORMAAT te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het Run/Hold formaat-menu weer te geven.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om BEWERK FORMAT te selecteren en druk
vervolgens op de
ENT
-toets om BEWERK RUN/HOLD FORMAT te openen.
Hier wordt nu de huidige volgorde van verbrandinggegevens weergegeven.
5. Wijzig de voor een specifieke locatie getoonde gegevens door eerst de ▲▼
toetsen te gebruiken om de locatie te selecteren. Druk vervolgens de ENT-
toets om de locatie te selecteren. De cursor begint te branden.
6. Selecteer met de ▲▼ toetsen de gewenste gegevens die op deze plaats
moeten verschijnen. Druk op de
ENT
-toets om te selecteren.
7. Herhaal stappen 5 en 6 om de gegevens te wijzigen die worden
weergegeven op andere locaties.
8. Selecteer wanneer u gereed bent met de ▼ toets Bewerken klaar onderaan
de lijst. Druk vervolgens op
ENT
om het nieuwe display-formaat op te slaan
en terug te keren naar het Run/Hold format-scherm.
Afbeelding 4-24. Veranderen van de volgorde van de weergegeven gegevens.
Reset de Display-format terug naar de fabrieksinstellingen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets
(F2)
. Druk zo
nodig op
ESC
totdat MENU verschijnt boven
F2
.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens op
ENT
om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om RUN/HOLD FORMAAT te selecteren en druk
vervolgens op
ENT
om het Run/Hold formaat-menu weer te geven.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om RESET FORMAT te selecteren en druk
vervolgens op
ENT
om het Reset format-scherm te openen.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 43
5. Gebruik de ▲▼ toetsen to select JA en druk vervolgens op
ENT
om de
weergave te resetten en terug te keren naar het Run/Hold format-scherm.
Afbeelding 4-25. Resetten van Display format naar fabrieksinstellingen
4.22. NOX Berekening
NOx is een combinatie van NO en NO2. De werkelijke NOx waarde op de PCA3 is de
som van beide NO en NO2 metingen (NOx = NO + NO2) vanaf de sensoren in
posities 4 en 3, respectievelijk. Analyzers die net de NO-sensor (sensor positie # 4)
kan een berekende NOx benadering weer met alleen de NO-sensor lezen en een
multiplier van 1,05 (NOx
NO * 1,05). Deze berekening wordt mogelijk gemaakt door
het instellen van de NOx Berekening optie in het menu Instellingen aan Op.
Figure 0-1. NOx Calculation Screens
Figure 0-2. Sensor Configurations for Actual and Calculated NOx Values
PCA
3 Handleiding
44 0024-9473 Rev 4
HOOFDSTUK 5. GEBRUIK
5.1. Gebruiksaanwijzingen
Laat een analysator die uit een koud voertuig komt langzaam opwarmen om
condensvorming tot het minimum te beperken. Temperaturen onder
vriespunt zijn niet schadelijk voor de analysator.
LET OP! Een extreme koude omgeving is niet schadelijk voor
de analysator zelf, maar de elektrochemische sensoren kunnen
wel beschadigd raken. De elektrolyt van de O
2
-sensor bevriest
bij circa -29 ºC en van de andere sensoren bij circa -70 ºC. Als
de analysator aan extreme kou wordt blootgesteld, raden we u
sterk aan de behuizing van de sensor te controleren op kleine
scheurtjes. Bedenk dat een lekkende sensor chemische
brandwonden op de huid en mogelijk ook beschadiging van de
printplaatsets kan veroorzaken.
Zorg dat de analysator verse lucht-monsters neemt wanneer het instrument
is INGESCHAKELD. Door het Trekken van een rookgasmonster door de
analysator tijdens het opwarmen raakt de analysator niet beschadigd. Wel
veroorzaakt dit onjuiste sensorwaarden en kunnen sensor-foutmeldingen
verschijnen wanneer de opwarmcyclus is voltooid.
Let op! Rookgascondensaat is zuur en sterk bijtend. Het is belangrijk dat u
voorkomt dat de inwendige componenten van de analysator langdurig in
aanraking komen met het condensaat.
Inspecteer voorafgaand aan het gebruik het filterelement van de
condensaatval/filter-set. Vervang het filter als dat er vuil uitziet. Zie
Replacing the Filter Element op pagina 96.
Houd wanneer u rookgasmonsters neemt de analysator boven de
condensaatval en houd deze vast in een verticale positie. Dit zorgt voor een
maximale effectiviteit van de condensaatval en voorkomt dat het vloeibare
condensaat direct in de analysator wordt gezogen.
Leeg de condensaatval als u vloeibaar condensaat ziet en voorkom dat de
condensaatval vol raakt. Zie Emptying the Water Trap op pagina 53 en 88.
De analysator moet na een verbrandingstest worden gereinigd. Laat de
pomp nadat u de sonde het verwijderd uit het rookkanaal gedurende ten
minste tien minuten werken om eventuele rookgassen te verwijderen en
eventueel aanwezig condensaat vanuit de binnenzijde van de sensorkamer
en de sonde-set te drogen. Als u de analysator UITSCHAKELT terwijl het
rookgasniveau in de analysator hoog is, gaat de pomp door met zuiveren en
verschijnt het bericht 'sensoren worden gereinigd' op de display totdat alle
rookgasniveaus lager zijn dan de vooraf vastgestelde drempelwaarden.
Het is verstandig om de condensaatval te legen en open te laten drogen als
u de analysator opbergt.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 45
Kalibreer de analysator voor nauwkeurige meetgegevens om de 6-12
maanden.
5.2. Inschakelen van de analysator
1. Sluit de sonde/slang-set aan en zorg dat de analysator goed is ingesteld
volgens Initial Setup (pagina 23) en Configuration Procedures (pagina
24).
BELANGRIJK:
Voer de sonde NIET in het rookkanaal
voordat de analysator is INGESCHAKELD!
2. Plaats de sonde in een gebied dat verse lucht bevat. Zo worden de
sensoren volledig teruggesteld naar nul voordat de opwarmcyclus start.
3.
Schakel de analysator IN en houd hiervoor minimaal 1 seconde
de
I/O
-toets ingedrukt totdat u een piep hoort.
De
programmaversie, het model en het serienummer van de analysator
worden kort weergegeven voordat het Opwarm-scherm verschijnt.
4. Wacht totdat de analysator 60 seconden aftelt om op te warmen. Hierna
toont het instrument het Stop verbrandingstest-scherm.
5. Als er problemen worden gedetecteerd tijdens het opwarmen, verschijnt
het bericht FOUTEN GEDETECTEERD samen met een lijst van deze
fouten. Zie bijvoorbeeld het onderstaande scherm dat aangeeft dat de
batterij bijna leeg is. Zie Error Messages (pagina 94) voor een lijst van
weergegeven fouten en mogelijke oplossingen.
OPMERKING: Als de sensoren met storingen niet kritisch
zijn voor de verbrandingstest, druk dan op de RUN/HOLD-
toets om het STOP verbrandingstest-scherm te openen en
verder te gaan met de test.
Afbeelding 5-1. Inschakelen van de analysator en opwarmen
PCA
3 Handleiding
46 0024-9473 Rev 4
5.3. Waarschuwing Batterij bijna leeg.
Wanneer de batterijen bijna leeg
zijn, verschijnt een leeg batterij-
pictogram rechts bovenin de
display en hoort u om de 10
seconden een korte piep.
Wanneer het waarschuwingsbericht
verschijnt dat aangeeft dat de
batterijspanning laag is, blijft de
analysator nog maar een paar minuten
operationeel.
Afbeelding 5-2. Batterij bijna leeg-
indicator.
De resterende verwerkingstijd is afhankelijk van een groot aantal factoren
(bijvoorbeeld: of de pomp en de achtergrondverlichting van het toetsenblok al
dan niet zijn ingeschakeld en het type en de toestand van de batterijen).
5.4. Lokaliseren van monsternemingspunten
Gestuwde lucht-oven Warm water-tank
Afbeelding 5-3. Gestuwde lucht-oven
Test bij een atmosferische brander of
verwarmingsinstallaties met gestuwde lucht
met natuurlijke ontluchting, met een inklapbare
of demonteerbare warmtewisselaarontwerp,
alle afvoeropeningen boven in de
warmtewisselaar. Plaats de sonde terug in de
afvoeropeningen om een rookgasmonster te
nemen, voordat verdunningslucht wordt
meegemengd.
Afbeelding 5-4. Warm water-
tank
U kunt warm water-tanks uit de
Verenigde Staten met een
klokvormige trek-omleider
nauwkeurig testen door het invoeren
van de sondekop direct boven in de
vlampijp onder de omleider.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 47
90% rendement-oven met
condensatie
80% rendement-oven met
ventilator of machinaal
aangedreven afblazing
Ketel met
atmosferische/natuurlijke
ontluchting
Afbeelding 5-5. 90%
rendement-oven met
condensatie
Afbeelding 5-6. 80%
rendement-oven met
ventilator of machinaal
aangedreven afblazing
Afbeelding 5-7. Ketel
met
atmosferische/natuurlij
ke ontluchting
Ovens met
condensatie/ketels kunnen
worden getest via een
opening geboord in
kunststof afvoerpijp (op
voorwaarde dat de
fabrikant en de vigerende
voorschriften dit toestaan)
of via het uiteinde van de
uitstoot.
Verbrandingstesten van
ketels met ventilator of met
aangedreven ontluchting,
ovens/ketels dienen te
worden uitgevoerd via een
opening die in de
ontluchtingspijp wordt
geboord, direct boven de
trekinducerende ventilator.
Ketels, met bovenop een
klokvormige trek-omleider,
dienen direct onder de
omleider te worden getest
via een opening die wordt
geboord in de
ontluchtingsaansluiting.
5.5. Uitvoeren van een verbrandingstest
Voer de volgende handelingen uit.
Schakel de analysator IN en laat het apparaat opwarmen (zie pagina
45)
Selecteer de te verbranden brandstof (zie pagina 27)
Plaats de sonde in het rookkanaal (zie pagina 53)
Voer indien nodig de optionele primaire lucht-thermokoppel in de stroom
van de verbrandingslucht van branders die gebruik maken van een
uitwendige bron voor de verbrandingslucht.
Volg daarna voor de verbrandingstest de onderstaande stappen.
PCA
3 Handleiding
48 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 5-8. Uitvoeren van een verbrandingstest
1. Druk op de
RUN/HOLD
-toets om de test te starten. U hoort nu dat de pomp
begint te werken en bovenin de verbrandingstest-scherm verschijnt het
woord RUN (start).
Sensor-indicatoren:
De volgende indicators verschijnen in het
gegevensveld van de sensor, afhankelijk van de omstandigheden:
(***) Sensor is niet gekalibreerd of niet geplaatst.
(XXX) Gemeten sensor-waarde ligt buiten het
meetbereik
(- - -) De berekende gegevens kunnen niet worden
weergegeven, omdat de gemeten gegevens die
nodig zijn voor deze berekening liggen buiten het
meetbereik liggen (bijvoorbeeld: zuurstofniveau is
hoger dan 18,8%).
2. Gebruik de pijltjestoetsen omhoog en omlaag om naar de T-RGA-waarde te
scrollen. Draai de schroefstop op de sondestop los en verplaats de sonde in
en uit het rookkanaal totdat de kerntemperatuur van het rookkanaal (hot
spot) is gelokaliseerd, aangeduid door middel van de hoogste TRGA-
waarde. Draai daarna de schroefstop vast om verder verplaatsing van de
sonde te voorkomen. De lokaliseren van de hoogste rookgastemperatuur is
van groot belang voor nauwkeurige rendementsberekeningen.
3. U kunt nu de branderservice-procedures starten. De waarden van de
analysator veranderen snel en geven gewijzigde prestaties van de brander
aan.
LET OP! Positioneer de condensaatval zo dat de
gasstroompijl omhoog is gericht. Voorkom dat
watercondensaat boven de kop van de stijgbuis stijgt. De
sensoren kunnen beschadigd worden als er water in de
analysator dringt. Leeg de condensaatval na elke
verbrandingstest. Zie Emptying the Water Trap op pagina 59
en 88.
4. Als u de RUN/HOLD-toets indrukt, worden de metingen gestopt, stopt de
pomp en wordt het STOP verbrandingstest-scherm weergegeven. Druk op
de ▲▼ toetsen om door alle testwaarden te scrollen. Druk opnieuw op de
RUN/HOLD-toets op de pomp opnieuw te starten en verder te gaan met de
test.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 49
Lijst met verbrandingstestgegevens
Weergave
van de naam
Beschrijving van de meting of berekening
O
2
% Zuurstof
CO Koolmonoxide (1)
Lambda Luchtovermaat
CO
2
% Koolstofdioxide
CO
2
Max
Koolstofdioxide in rookgas uitgaande van een perfecte
verbranding
CO/CO
2
PPM CO gedeeld door PPM CO
2
T-RGA Rookgastemperatuur
T-LUCHT
Temperatuur van de primaire/omgevingslucht, zoals inwendig
gemeten of door een optionele externe thermokoppel die in de T-
AIR-aansluiting van de analysator wordt geplugd.
qA Rookgasverlies
ETA Rendement ingesteld op lagere verhittingswaarde
EFF Rendement ingesteld op hogere verhittingswaarde
NO Stikstofmonoxide (1)
NO
2
Stikstofdioxide (1)
NOx Stikstofoxiden (combinatie van NO en NO)
2
(1)
SO
2
Zwaveldioxide (1)
CO(#) Koolstofmonoxide ppm niveau ingesteld op een zuurstof-% (2)
NO(#) Stikstofmonoxide ppm niveau ingesteld op een zuurstof-% (2)
NO
2
(#) Stikstofdioxide ppm niveau ingesteld op een zuurstof-% (2)
NOx(#) Stikstofoxiden ppm niveau ingesteld op een zuurstof-% (2)
SO
2
(#) Zwaveldioxide ppm niveau ingesteld op een zuurstof-% (2)
Rookgas gem. Gemiddelde van 3 handmatig ingevoerde roetgetallen
Oliederivaat Oliederivaat in brandstof (handmatig ingevoerd JA of NEE)
Keteltemperat
uur
Keteltemperatuur (handmatig ingevoerd)
(1) Zie pagina 28 voor de geselecteerde verontreinigingseenheid.
(2) De '#' geeft een geselecteerd zuurstof-referentieniveau weer van tussen 0 en 15% (zie
pagina 32).
(3) Wordt alleen weergegeven als deze is geselecteerd in het Run/Hold format-menu (zie
pagina 41).
OPMERKING: Er verschijnen sterretjes (***) in de meet- en
berekeningvelden voor sensoren die niet zijn geplaatst.
PCA
3 Handleiding
50 0024-9473 Rev 4
5.6. Selecteren van een Druk-label
De drukmeting kan worden gelabeld met types, waaronder: verschiltemperatuur
in de warmtewisselaar, trek-waarde en verschildruk. Zie pagina 51 voor
procedures voor het meten van druk en van trek. Labelen van gegevens:
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om DRUK te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het DRUK-menu weer te geven.
3. Gebruik de
◄►
toetsen om door de beschikbare druk-label typen te
scrollen. Het huidige label wordt gebruikt, opgeslagen en samen met
het record afgedrukt.
Afbeelding 5-9. Selecteren van een Druk-label
5.7. Selectie van de temperatuurlabel en meting
Het temperatuurverschil tussen twee gebieden wordt gemeten door gebruik te
maken van de twee temperatuurkanalen van de analysator en het Temperatuur-
scherm. Gebruik het T-lucht-kanaal als referentie en dan wordt de temperatuur
die wordt toegepast op het T-Rga-kanaal worden weergegeven op het
Temperatuurmeting-scherm als de verschiltemperatuur tussen de twee kanalen.
Daarnaast kan de temperatuurmeting worden gelabeld. Labeltypes omvatten
onder andere de verschiltemperatuur in de warmtewisselaar of de
verschiltemperatuur. Voer voor het uitvoeren van een verschiltemperatuur-
meting de volgende stappen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om TEMPERATUUR te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het TEMPERATUURMETING-scherm te
openen.
3. Plaats thermokoppels in beide temperatuurkanaal-aansluitingen.
4. Mogelijk dienen voorafgaand aan het uitvoeren van een meting de
temperatuurkanalen te worden teruggesteld naar nul. Dit is niet nodig
als Nul al wordt weergegeven, waarbij beide thermokoppels zich in de
zelfde toestand bevinden. Druk als dat nodig is op NUL (F2).
5. Gebruik de
◄►
toetsen om door de beschikbare temperatuurlabels te
scrollen. Het huidige label wordt gebruikt, opgeslagen en samen met
het record afgedrukt.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 51
6. Druk op ENT om op te slaan en het TEMPERATUUR-menu opnieuw te
open of druk op ESC om terug te gaan naar het hoofdmenu.
Afbeelding 5-10. Uitvoeren van een temperatuurmeting
5.8. Uitvoeren van een trek/drukmeting
De verschildruk (∆P) tussen twee gebieden wordt gemeten via de twee druk-
poorten en het DRUK-scherm. Gebruik de -∆P-poort als referentie, zodat de druk
die wordt uitgeoefend op de +∆P-poort wordt weergegeven op het DRUK-scherm
als de verschildruk tussen de twee poorten. Ga voor het uitvoeren van een
trek/drukmeting als volgt te werk.
1. Schakel de analysator IN en wacht totdat het instrument is opgewarmd
(zie pagina's 9, 17 en 21).
OPMERKING: Zie pagina 30
voor informatie over het
selecteren van de drukeenheid.
2. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om DRUK te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het DRUK-scherm weer te geven.
4. Mogelijk dient voorafgaand aan het uitvoeren van een meting de druk-
sensor te worden teruggesteld naar nul. Dit is niet nodig als Nul al wordt
weergegeven, waarbij beide druk-poorten geopend zijn voor
atmosferische druk. Stel als dat nodig is de druk-sensor terug naar nul.
Volg daarvoor de volgende stappen:
Druk op de NUL (F2) toets.
Ontkoppel de slangen die zijn aangesloten op de +∆P-
poort en de -∆P-poort en druk vervolgens op ENT om de
druk-sensor terug te stellen naar nul.
Sluit de slangen opnieuw aan. Laat bij het meten van de
trek de -∆P-poort open voor de atmosferische druk en sluit
de trek-slang van de sonde aan op de +∆P-poort (zie
Afbeelding Afbeelding 5-13).
PCA
3 Handleiding
52 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 5-11. Uitvoeren van een trek/drukmeting
5. Ga voor het meten van trek of verschildruk als volgt te werk.
Plaats voor het meten van de trek de sonde in het
rookkanaal en lees de trek-waarde af van het DRUK-
scherm.
Sluit voor het meten van de verschildruk twee
monsterslangen aan op de +∆P-poort en de -∆P-poort en
breng het open uiteinde van de slangen aan in de te
meten gebieden. Het drukverschil tussen de twee
gebieden wordt nu weergegeven op het DRUK-scherm.
Als de druk bij de +∆P-poort hoger is dan bij de -∆P-poort,
zal de druk-waarde positief zijn. Is die druk lager, is zal de
waarde negatief zijn.
Afbeelding 5-12. Druk nul-scherm
Afbeelding 5-13. Slangkoppelingen
trek/druk-meting
5.9. Opslaan van testgegevens
Er kunnen maximaal 500 individuele sets ('snap shots') van verbrandingstest-,
druk- of temperatuurgegevens worden opgeslagen in het geheugen. U kunt deze
later ophalen uit de Geheugen-bibliotheek om ze te bekijken (zie Recalling
Combustion Test Data op pagina 65).
1. Geef eerst het scherm weer met de gegevens die u wilt opslaan. In het
hieronder getoonde voorbeeld worden alle gegevens die zijn gekoppeld
aan het Start verbrandingstest-scherm opgeslagen.
2. Druk op de SAVE-toets (F3) om de testgegevens op te slaan op de
volgende beschikbare geheugenlocatie.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 53
OPMERKING: Wanneer
het geheugen volg is wordt de
volgende waarde niet opgeslagen totdat ruime beschikbaar
is. Verwijder hiervoor gegevens (zie Clearing Memory op
pagina 66).
Afbeelding 5-14. Opslaan van testgegevens
5.10. Beëindigen van een verbrandingstest
WAARSCHUWING: Brandgevaar. Raak de sonde niet aan nadat u
deze uit het rookkanaal hebt verwijderd. Laat de sonde afkoelen
voordat u deze vastpakt (circa 5 minuten).
1. Verwijder de sonde uit het rookkanaal.
2. Laat de pomp doorpompen totdat alle verbrandingsgassen uit de
analysator zijn gespoeld met verse lucht, zoals aangeduid door de O
2
-
waarde die teruggaat naar 20,9%.
5.11. Legen van de condensaatval
De condensaatval/filter-set verwijdert rookgascondensaat en voorkomt daarnaast
dat roet de inwendige componenten van de analysator verontreinigt.
BELANGRIJK: Gebruik de condensaatval/filter-set in een verticale
stand, waarbij de pijl van de gasstroom omhoog is gericht, zoals
getoond in onderstaande afbeelding.
1. Leeg de kamer van de condensaatval na elke verbrandingstest of stop
de test en leeg de kamer wanneer het niveau van het vloeibare
condensaat de bovenzijde van de stijgbuis nadert.
2. Trek voor het legen van de condensaatval eerst de twee helften van de
condensaatval los van elkaar met een licht draaiende beweging. Leeg
de kamer van de condensaatval en voeg daarna de condensaatval weer
samen.
PCA
3 Handleiding
54 0024-9473 Rev 4
3. Contoleer het filterelement van de condensaatval na elke
verbrandingstest. Vervang het filter wanneer het verontreinigd is (zie
Replacing the Filter Element op pagina 88).
Afbeelding 5-15. Legen van de condensaatval
5.12. Registratie van gegevens
5.12.1. Overzicht
Wanneer de logging-functie is geactiveerd worden tot maximaal 500
verbrandingstest-records automatisch in het geheugen opgeslagen met een
vooraf ingestelde interval, gedurende een vooraf bepaalde tijdsduur.
Hoe lang gegevens maximaal kunnen worden verzameld wordt bepaald door de
interval. Als de interval bijvoorbeeld wordt ingesteld op 10 seconden, zal de
maximale tijdsduur waarin gegevens kunnen worden verzameld voor het vullen
van 500 geheugenlocaties 1 uur zijn (500 x 10 seconden = 5.000 seconden of 83
minuten). Kiest de gebruiker een langere tijdsduur dan geschikt is voor de
geselecteerde interval, kiest de analysator automatisch de langst mogelijke
tijdsduur voor de geselecteerde interval.
U kunt de opgeslagen logging-gegevens bekijken op de display via de
geheugenfunctie van de analysator (zie Memory Functions op pagina 69) of
downloaden naar een PC via de bijgeleverde Fyrite
®
gebruikerssoftware en een
USB-kabel. De gedownloade gegevens worden opgeslagen op de harde schijf
van de computer als een komma gescheiden ASCII tekstbestand met een CSV-
extensie. Dit bestand kunt u met de meeste spreadsheetprogramma's openen
om de gegevens te analyseren.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 55
Loggen van intervallen en tijdsduur
Loggen van intervallen Logging van tijdsduur
1 seconde 5 minuten
5 seconden 10 minuten
10 seconden 15 minuten
15 seconden 30 minuten
30 seconden 1 uur
1 minuut 2 uur
2 minuten 5 uur
5 minuten 10 uur
10 minuten 24 uur
48 uur
5.12.2. Loggen gegeven inschakelen
BELANGRIJK:
Voordat u Loggen gegeven inschakelt en het
Gegevens log-
proces start, dient de analysator al te zijn ingesteld
voor het uitvoeren van een verbrandingstest (zie Performing a
Combustion Test op pagina 52).
Schakel Loggen gegeven IN. Voer hiervoor de volgende stappen uit.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SETUP te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het SETUP-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om LOGGING te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het LOG-scherm te openen.
OPMERKING:
Het beschikbare geheugen voor het opslaan van
nieuwe gegevens wordt weergegeven in het LOG-scherm
(maximaal 500 locaties). Als eerdere log-sessies zijn opgeslagen en
extra geheugen nodig is, wis dan het log-geheugen (zie Clearing
Memory op pagina 67).
OPMERKING:
Oude gegevens zullen nooit worden overschreven
met nieuwe log-gegevens. Het loggen wordt beëindigd wanneer het
beschikbare geheugen is gevuld.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om JA te selecteren (inschakelen Logging).
5. Druk op ENT om op te slaan en het LOGGING INTERVAL-scherm te
openen.
PCA
3 Handleiding
56 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 5-16. Loggen gegeven inschakelen
5.12.3. Instellen van de logging-interval en de logging-duur
De logging-interval is de tijdsduur tussen metingen en de logging-duur is de tijd
die aan het log-proces wordt toegewezen. Ga als volgt te werk voor het instellen
van de logging-interval en de logging-duur.
OPMERKING: Als de logging-duur wordt ingesteld op meer dan 10
uur, wordt aangeraden gebruik te maken van de optionele
wisselstroomadapter om de analysator van stroom te voorzien.
1. Zodra Logging is INGESCHAKELD (zie Logging Selection op pagina
35) verschijnt het LOGGING INTERVAL-scherm.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste interval te selecteren en druk
vervolgens op ENT om de selectie te maken en terug te gaan naar het
LOGGING DUUR-menu. In het getoonde voorbeeld is 1 minuut
geselecteerd.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste duur te selecteren en druk
vervolgens op ENT om de selectie te maken en het LOGGING
SAMENVATTING-scherm te openen. In het getoonde voorbeeld is 2 uur
geselecteerd.
OPMERKING: Als de geselecteerde duur meer geheugen vereist
dan beschikbaar is op dat moment, zal de analysator automatisch
de voor de geselecteerde interval langst mogelijke duur kiezen.
Afbeelding 5-17. Instellen van de Logging-interval
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 57
5.12.4. Beëindigen van het Gegevens log-proces
Na het INSCHAKELEN van Loggen gegeven en het instellen van de interval en
de duur, zal de analysator stoppen bij het LOGGING SAMENVATTING-scherm.
Hierin worden de huidige interval en tijdsduur weergegeven.
Druk op
ENT
om de verbrandingstest en het log-proces te starten.
Nu
verschijnt het LOG verbrandingstest-scherm om aan te geven dat de analysator
bezig is met het uitvoeren van een verbrandingstest en de gegevens worden
opgeslagen in het geheugen.
OPMERKING:
Boven in het scherm wordt de geheugenlocatie
weergegeven waar de huidige loggegevens wordt opgeslagen.
OPMERKING: Als er al eerder opgeslagen loggegevens aanwezig
zijn, zal elke nieuwe logging-sessie starten met het opslaan van
gegevens op de volgende beschikbare geheugenlocatie.
OPMERKING:
Nieuwe gegevens overschrijven nooit de oude
gegevens. Het
loggen wordt beëindigd wanneer het beschikbare
geheugen is gevuld.
Afbeelding 5-18. Beëindigen van het Gegevens log-proces
5.12.5. Beëindigen van het Gegevens log-proces
Loggen gegevens stopt en de pomp wordt UITGESCHAKELD na de vooraf
bepaalde tijdsduur of nadat de 500 geheugenlocaties zijn gevuld.
Druk om het LOG verbrandingstest-scherm te sluiten twee maal op de
RUN/HOLD
-toets om het STOP verbrandingstest-scherm te openen.
OPMERKING: Druk op ESC om het log-proces op elk willekeurig
moment te beëindigen . Als het log-proces werd gestopt doordat u
ESC
indrukte, moet u eerst Loggen weer INSCHAKELEN voordat
het proces weer kan worden hervat.
PCA
3 Handleiding
58 0024-9473 Rev 4
5.13. Geheugenfuncties
5.13.1. Overzicht
Er zijn twee geheugenbanken en beide bevatten 500 geheugenlocaties. De eerste
bank wordt gebruikt voor het opslaan van verbrandingstestgegevens (zie Saving Test
Data op pagina 58) en de tweede bank voor het opslaan van gelogde
verbrandingstestgegevens (zie Data Logging op pagina 60). De banken functioneren
onafhankelijk van elkaar en kunnen geen gegevens uitwisselen of combineren.
Individuele geheugenlocaties in beide geheugenbanken kunt u ophalen om ze te
bekijken op de display of afdrukken. U kunt ook de volledige inhoud van beide
geheugenbanken afzonderlijk downloaden naar een computer en bekijken in een
spreadsheetprogramma om de gegevens te analyseren. Deze functies worden hierna
toegelicht.
OPMERKING:
Wanneer de inhoud van een van beide
geheugenbanken wordt weergegeven, kan de gebruiker snel door de
schermen bladeren. Druk hiervoor op de PAGINA- (F1) en de PAGINA+
(F3)-toetsen. Of ga naar de eerste of de laatste geheugenlocatie en
druk hiervoor op een van de ▲▼ toetsen.
5.13.2. Ophalen van verbrandingstestgegevens
Volg voor het ophalen van individuele verbrandingstestgegevens-records de volgende
stappen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets
(F2)
. Druk zo nodig
op
ESC
totdat MENU verschijnt boven
F2
.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om GEHEUGEN te selecteren en druk vervolgens op
ENT
om het GEHEUGEN-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om GEHEUGEN BIBLIOTHEEK te selecteren en druk
vervolgens op
ENT
om het GEHEUGEN BIBLIOTHEEK-scherm te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de gewenste geheugenlocatie te selecteren. Elke
geheugenlocatie wordt aangegeven aan de hand van de datum en de tijd waarop
de gegevens werden opgeslagen. Het word LEEG geeft aan dat de
geheugenlocatie geen gegevens bevat.
5. Druk op
ENT
om de gegevens weer te geven die zijn opgenomen in de
geselecteerde geheugenlocatie.
OPMERKING:
De bovenste regel van het opgehaalde
verbrandingstestgegevens-scherm toont de geheugenlocatie die op dat
moment wordt bekeken. In this example, “MEM:
1” is being displayed.
OPMERKING: De opgehaalde verbrandingstestgegevens kunnen
worden afgedrukt. Druk hiervoor op de PRINT-toets (F1). Zie Printing
Test Data op pagina 64.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 59
Afbeelding 5-19. Ophalen van verbrandingstestgegevens
5.13.3. Ophalen van logging-testgegevens
Ga voor het ophalen van individuele logging-verbrandingstestgegevens-records
als volgt te werk.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om GEHEUGEN te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het GEHEUGEN-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om LOG BIBLIOTHEEK te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het LOG BIBLIOTHEEK-scherm te openen.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om de locatie van de op te halen Loggen
gegevens te selecteren. Elke logging-locatie kan worden geïdentificeerd
aan de hand van de datum en de tijd waarop de gegevens werden
opgeslagen. Het woord LEEG duidt aan dat de logging-locatie geen
gegevens bevat.
5. Druk op ENT om de log-gegevens in de geselecteerde geheugenlocatie
weer te geven.
OPMERKING: De bovenste regel van het logging-testgegevens-
scherm toont de bekeken log-locatie. In this example, “Log:
1” is
being displayed.
OPMERKING: De opgehaalde logging-
testgegevens kunnen
worden afgedrukt. Druk hiervoor op de PRINT-toets (F1). Zie
Printing Test Data op pagina 71.
Afbeelding 5-20. Ophalen van logging-testgegevens
PCA
3 Handleiding
60 0024-9473 Rev 4
5.13.4. Geheugen wissen
Wanneer alle geheugenlocaties die worden gebruikt voor de opslag van
individuele verbrandingstest-records zijn gevuld, zal het volgende opgeslagen
verbrandingstest-record de oudste niet overschrijven. Wanneer all Log
geheugenlocaties in de Log bibliotheek vol zijn, moeten ze handmatig worden
leeggemaakt om de nieuwe gegevens op te kunnen slaan. Het log-proces zal
nooit oudere gegevens overschrijven. Het loggen wordt beëindigd wanneer het
beschikbare geheugen is gevuld. Elke geheugenbank kan afzonderlijk worden
leeggemaakt of alle geheugenlocaties in beide banken kunnen gelijktijdig worden
leeggemaakt. Volg de volgende stappen om het geheugen te wissen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om GEHEUGEN te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het GEHEUGEN-menu te openen.
Afbeelding 5-21. Geheugen wissen
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om te selecteren:
GEGEVENS GEHEUGEN WISSEN wist uitsluitend de afzonderlijk
opgeslagen verbrandingstest-records.
GEGEVENS LOG WISSEN wist uitsluitend de verbrandingstest-
records die zijn opgeslagen tijdens het log-proces.
ALLES WISSEN GEHEUGEN maakt alle geheugenlocaties in
beide geheugenbanken leeg.
4. Druk op ENT om het GEHEUGEN WISSEN, LOGGING of ALLE
GEGEVENS bevestigingsscherm te openen. Kies JA om te bevestigen
dat het geheugen moet worden leeggemaakt en druk vervolgens op
ENT om het geheugen te wissen. Nu wordt het WACHTEN wissen
geheugen-scherm geopend.
5.13.5. Print gemiddeld
De PCA
®
3 berekent automatisch het gemiddelde van drie opeenvolgend
opgeslagen verbrandingsrecords, geeft ze weer en drukt ze af. Volg voor het
berekenen, weergeven of afdrukken van de gemiddelde-gegevens de volgende
stappen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 61
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om GEHEUGEN te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het GEHEUGEN-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om PRINT GEMIDDELD te selecteren en druk
op de ENT-toets om een bibliotheek met opgeslagen testgegevens te
openen.
OPMERKING: Verbra
ndingsrecords die kunnen worden gebruikt
voor de berekening van gemiddelden zijn tijd- en datumgecodeerd.
Druk en Temperatuur-
records worden ook getoond maar kunnen
niet worden geselecteerd voor de berekeningen van gemiddelden.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om drie willekeurige opeenvolgende
verbrandingsrecords te selecteren en druk vervolgens op ENT om het
berekende gemiddelde weer te geven voor alle gegevens die in de
bestanden zijn opgeslagen.
OPMERKING: Als de gemarkeerde records een temperatuur-
record of een druk-
record bevatten wordt de berekening niet
uitgevoerd.
5. Druk op de print-toets (F1) om een afdruk te maken van de drie records
en het gemiddelde of op ESC om terug te gaan naar het Print
gemiddelde-scherm.
Afbeelding 5-22. Print gemiddeld
5.14. Downloaden van opgeslagen gegevens op een computer
U kunt de verbrandingstestgegevens die zijn opgeslagen in de Geheugen-
bibliotheek van de analysator of in de Log bibliotheek (zie Memory Functions op
pagina 65) downloaden naar een computer via de meegeleverde Fyrite
®
gebruikerssoftware en de USB-kabel.
De gedownloade gegevens worden opgeslagen op de harde schijf van de
computer of op andere verwisselbare media, als een kommagescheiden bestand
ASCII tekstbestand met een CSV-extensie. Dit type bestand kan met de meeste
spreadsheetprogramma's worden geopend om ze te analyseren.
Zie voor informatie over de installatie van de installatiehandleiding voor de
Fyrite
®
gebruikerssoftware (PDF) op de Cd-rom. U kunt de installatiehandleiding
voor de Fyrite® gebruikerssoftware ook downloaden vanaf de PCA
®
3 pagina op
PCA
3 Handleiding
62 0024-9473 Rev 4
de Bacharach website (www.MyBacharach.com). Zie handleiding 0024-9465.
Minimale specificaties computer voor de installatie en het gebruik van de Fyrite
®
gebruikerssoftware:
Minimumeisen computer voor de Fyrite
®
gebruikerssoftware
Categorie Minimumeisen
Besturingssysteem
Windows XP of hoger
Schijf
Cd-rom
Toegangspoort
USB-poort (USB 1.1, 2.0 of 3.0)
Ruimte harde schijf
Software:
205 MB voor de Fyrite
®
gebruikerssoftware
Gegevens: 350 KB extra voor elk gedownloade bestand
5.15. Importeren van opgeslagen gegevens in een spreadsheet
Herstelde gegevens die zijn opgeslagen als een ASCII tekstbestand met een
CSV-extensie, zoals hiervoor beschreven, kunnen gemakkelijk worden geopend
om ze te bekijken met de meeste spreadsheetprogramma's. Dubbelklik hiervoor
op de bestandsnaam. Als u bijvoorbeeld dubbelklikt op de bestandsnaam
Customer XYZ.csv dan wordt het spreadsheetprogramma automatisch geopend
en worden de inhoud weergegeven.
Herkent het spreadsheetprogramma het CSV-bestand niet? Zie dan de
documentatie bij het spreadsheetprogramma voor informatie over het handmatig
importeren van kommagescheiden tekstbestanden.
Onderstaande tabel bevat informatie over de 32 gegevensvelden die samen met
elk gegevensbestand worden gedownload. Voor niet geïnstalleerde sensoren
worden alle gerelateerde gegevensvelden van deze sensoren genoteerd als '***'.
Als de analysator bijvoorbeeld geen SO2-sensor bevat, verschijnt ' * * * '
in de gegevensvelden 23 en 24.
Gedownloade gegevensvelden
Veld
Kolomnaam
Datum Naam of Waarde
1
Datum
Testdatum in dd/mm/jj
2
Tijd
Testdatum in 24 uur-formaat
3-5
Test ID
Informatie-invoer door gebruiker
6
Brandstof
Brandstofnaam
7
%O
2
Zuurstofniveau
8
CO
Koolstofmonoxide-niveau (zie veld 32)
9
ppm CO(O
2
)
Koolstofmonoxide ppm-niveau ingesteld op %O2 (zie veld 27)
10
Lambda
Luchtovermaat
11
% CO
2
Koolstofdioxide-niveau
12
%-Eta
Rendement ingesteld op lagere verhittingswaarde
13
%-qA
Rookgasverlies
14
%-Eff
Rendement ingesteld op hogere verhittingswaarde
15
T-Rga
Rookgastemperatuur
16
T-lucht
Temperatuur primaire lucht/omgevingslucht
17
Delta-T
Verschiltemperatuur-waarde
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 63
Veld
Kolomnaam
Datum Naam of Waarde
18
Tijdeenheid
Temperatuureenheid
19
NO
Stikstofmonoxide-niveau (zie veld 32)
20
ppm NO(O
2
)
Stikstofmonoxide ppm-niveau ingesteld op %O2 (zie veld 28)
21
NO
2
Stikstofdioxide-niveau (zie veld 32)
22
ppm NO
2
(O
2
)
Stikstofdioxide ppm-niveau ingesteld op %O2 (zie veld 28)
23
NO
x
Stikstofoxiden (NO+NO
2
) (zie veld 32)
24
ppm NO
x
(O
2
)
Stikstofoxiden-niveau ingesteld op %O2 (zie veld 28)
25
SO
2
Zwaveldioxide (zie veld 32)
26
ppm SO
2
(O
2
)
Zwaveldioxide-niveau ingesteld op %O2 (zie veld 28)
27
CO_O
2
Ref
%O
2
referentie voor CO (1)
28
NO
x
_O
2
Ref
%O
2
referentie voor NO
x
(1)
29
SO
2
_O
2
Ref
%O
2
referentie voor SO
2
(1)
30
Druk
Druk (trek) waarde
31
Drukeenheid
Drukeenheid voor uit te voeren metingen (2)
32
Verontreinigingseenheid
Verontreinigingseenheid voor uit te voeren metingen (3)
33
NO Temp
Temperatuur stikstofmonoxide-sensor
34
PS Voltage
Voltage voeding
(1) %O
2
referentie-% (zie O2 Reference Setup op pagina 32)
(2) Geselecteerde Drukeenheid (zie Pressure Units Selection op pagina 27)
(3) Geselecteerde verontreinigingseenheid (zie Pollution Units Selection op pagina 28)
5.16. Afdrukken van testgegevens
Verbrandingsgegevens of drukgegevens die worden weergegeven kunnen naar
een printer worden gestuurd die gebruik maakt van een IrDA-protocol, zoals
hierna beschreven.
Gegevens die zijn opgeslagen in het geheugen kunnen ook worden afgedrukt.
Hiervoor worden eerst de opgeslagen testgegevens weergegevens, zoals
beschreven in Recalling Combustion Test Data op pagina 65 en Recalling
Logged Test Data op pagina 66.
Naast verbrandingsgegevens en drukgegevens kunt u ook de inhoud van elk
scherm met het label 'PRINT' boven de F1-toets afdrukken. De informatie in het
DIAGNOSE-scherm kan bijvoorbeeld worden afgedrukt.
1. Zet de printer AAN. Zie de handleiding bij de printer voor
gebruiksaanwijzingen. Stel als dat nog niet is gebeurd de printer in op:
8 bit
Geen pariteit
9600 baud
IrDA wordt ingesteld op IrDA-SIR
DTR handshaking.
2. Lijn de printer uit met de bovenzijde van de analysator, zoals getoond in
Afbeelding Afbeelding 5-23.
3. Druk op de PRINT-toets (F1) om het afdrukken te starten.
PCA
3 Handleiding
64 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 5-23. Uitlijnen printer en proefafdruk maken
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 65
De afdruk getoond in Afbeelding Afbeelding 5-23 bevat typische
verbrandingstest-resultaten van een analysator met O
2
, CO
LOW
, NO en NO
2
-
sensoren. Let op dat er omdat de SO
2
-sensor niet is geïnstalleerd drie sterretjes
(* * *) in de gegevensvelden verschijnen.
OPMERKING:
Er verschijnen drie sterretjes (***) in het
gegevenveld van sensoren die niet zijn gekalibreerd of geïnstalleerd
en in de gegevensvelden van de relateerde berekende waarden van
deze sensor.
OPMERKING: (- - -) De bere
kende gegevens kunnen niet
worden weergegeven, omdat de gemeten gegevens die nodig zijn
voor deze berekening liggen buiten het meetbereik (bijvoorbeeld:
zuurstofniveau is hoger dan 16%).
OPMERKING: Drie X-en (X X X) geven aan dat de sensor buiten
het bereik is.
5.17. Uitschakelen van de analysator en spoelen
Druk minimaal 2 seconden op de I/O-toets om de analysator UIT te schakelen of
wacht totdat u twee piepjes hoort. Het apparaat wacht 5 seconden voordat het
wordt uitgeschakeld en biedt de gebruiker zo de mogelijkheid om de analysator
INGESCHAKELD te houden. Druk hiervoor op de RUN/HOLD-toets.
Als de PCA®3 niet wordt gereinigd met verse lucht (zie Ending a Combustion
Test op pagina 59), blijft de analysator INGESCHAKELD. Ook de pomp blijft
werken en het bericht REINIGING SENSOREN wordt weergegeven, omdat er
nog steeds verbrandingsgassen aanwezig zijn in de analysator. Nu moet de
gebruiker controleren of de sonde is verwijderd uit het rookkanaal, zodat de
analysator zich kan spoelen met verse lucht. De 5 seconden durende
uitschakelcyclus start pas wanneer de gasniveaus binnen de analysator lager
zijn dan vooraf bepaalde drempelwaarden.
OPMERKING: U kunt ervoor kiezen -
maar dit wordt niet
aangeraden - om het spoelproces niet uit te voeren. Druk hiervoor
nogmaals op de I/O-toets.
PCA
3 Handleiding
66 0024-9473 Rev 4
HOOFDSTUK 6. KALIBRATIE
BELANGRIJK: Controleer voordat u een kalibratie uitvoert of er nieuwe
batterijen zijn geplaatst of gebruik de optionele wisselstroomadapter.
Contoleer of de analysator op kamertemperatuur is en verse lucht-
monsters gaat nemen wanneer het instrument wordt INGESCHAKELD.
6.1. B-Smart sensoren
De PCA
®
3 maakt gebruik van Bacharach B-Smart
®
Sensor-technologie voor CO
LOW
,
CO
HIGH
, NO, NO
2
en SO
2
. De B-Smart
®
sensor heeft een code die bestaat uit 10 of 14
alfanumerieke tekens en die wordt ingevoerd in het Kalibratie-scherm via het
toetsenblok of met behulp van de Fyrite
®
gebruikerssoftware. Voordelen van B-
Smart
®
sensoren:
nieuwe sensoren worden geplaatst zonder dat gas nodig is voor de
kalibratie
sensoren kunnen vooraf worden gekalibreerd en geplaatst wanneer dat
nodig
sensoren kunnen van de ene analysator naar de andere worden verplaatst
het Diagnose-scherm van de analysator geeft weer welke sensoren zijn
geplaatst en hun huidige 'levensduur'-toestand (Goed, Beperkt, Slecht).
B-Smart
®
sensoren dienen om de 6-12 maanden te worden gekalibreerd door een
Bacharach Service Center (zie Service Centers op pagina 110), zodat de
meetnauwkeurigheid van de analysator gewaarborgd blijft. B-Smart
®
sensoren
kunnen echter ter plaatse worden gekalibreerd als uw fabriek beschikt over de
vereiste uitrusting en over personeel dat is gekwalificeerd om de volgende procedures
uit te voeren.
6.2. Starten van de kalibratie
Volg voor het starten van een kalibratieprocedure de volgende stappen:
1. Plaats de sonde in een gebied met verse lucht; schakel de analysator IN, en
wacht circa 60 seconden zodat het apparaat kan opwarmen. Tijdens het
opwarmen wordt de werking van de analysator gecontroleerd worden de
sensoren ingesteld op de volgende omgevingstoestand:
zuurstof-sensor gekalibreerd op 20,9%
alle gassensoren worden teruggesteld naar nul
de druk-sensor wordt teruggesteld naar nul
2. Alle fouten die worden gedetecteerd tijdens het opwarmen worden
weergegeven op het scherm direct na het opwarmen. Corrigeer eventuele
fouten voordat u verdergaat. Zie pagina 103 (Error Messages) voor een
overzicht van foutmeldingen met een toelichting.
3. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets
(F2)
. Druk zo
nodig op
ESC
totdat MENU verschijnt boven
F2
.
4. Gebruik de ▲▼ toetsen om KALIBRATIE te selecteren en druk vervolgens
op
ENT
om het KALIBRATIE PASWOORD-scherm te openen.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 67
5. Voer voordat de kalibratie start een paswoord in met 4 cijfers/letters.
Gebruik de ▲▼ en ◄► toetsen om het paswoord in te voeren. (Het
standaard-paswoord is 1111.)
6. Druk op de
ENT
-toets om het paswoord te bevestigen. Als het juiste
paswoord is ingevoerd wordt het KALIBRATIELIJST-menu weergegeven.
7. Gebruik de ▲▼ toetsen om de te kalibreren sensor te selecteren en de
kalibratieprocedure uit te voeren voor deze sensor en volg de onderstaande
stappen uit.
Afbeelding 6-1. Starten van de kalibratie
6.3. Vervangen en kalibreren van een B-Smart
®
sensor
Voer voor het vervangen en kalibreren van een B-Smart
®
sensor de volgende stappen
uit.
1. Open het KALIBRATIE-menu.
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om B-SMART
®
te selecteren. Druk op
ENTER
om
het B-Smart
®
code-scherm weer te geven.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om de code die bestaat uit 10 of 14 alfanumerieke
tekens in te voeren die is meegeleverd bij de B-Smart
®
sensor. Gebruik de
▲▼ toetsen om de cursor te verplaatsen over het scherm. Druk op
ENTER
.
OPMERKING: Er zijn twee codelengten voor de B-Smart
®
sensor: 10
tekens voor CO
HIGH
, NO, NO
2
en SO
2
en 14 tekens voor CO
LOW
.
OPMERKING: Als u de juiste code hebt ingevoerd bevestigt de
analysator dit en gaat u terug naar het Kalibratie-menu. Als u een
onjuiste code hebt ingevoerd wordt 'Ongeldige code' weergegeven.
Controleer of u de juiste code hebt ingevoerd. Neem als het probleem
hiermee niet is opgelost contact op met het dichtstbijzijnde Bacharach
Service Center.
OPMERKING: Voer om tijd te besparen de B-Smart
®
codes in met
behulp van de Fyrite gebruikerssoftware.
PCA
3 Handleiding
68 0024-9473 Rev 4
Bacharach biedt ook een handig inruilprogramma, waarbij de klant regelmatig
oude sensoren opstuurt en periodiek gekalibreerde vervangende sensoren
ontvangt. Neem contact op met de klantenservice van Bacharach voor meer
informatie over het inruilprogramma.
6.4. Kalibreren van een druk-sensor
Deze procedure kalibreert de druk-sensor op een bekende druk-waarde.
6.4.1. Benodigd materiaal
Blaasbalgen
Manometer:
Bereik: ± 8 inch waterkolom (± 20 mb)
Nauwkeurigheid: ± 0,01 in waterkolom (± 0,025 mb)
6.4.2. Procedure
OPMERKING:
Zie voor informatie over het selecteren van de
drukeenheid het deel Pressure Units Selection op pagina 30.
Selecteer bij de volgende procedure inch waterkolom. U kunt
overigens elke meeteenheid gebruiken voor kalibratiedoeleinden.
1. Monteer de uitrusting voor het kalibreren van de druk-sensor zoals
getoond in Afbeelding Afbeelding 6-3. Sluit de analysator NOG NIET
AAN op de kalibratie-uitrusting.
2. Schakel de analysator IN als u dit nog niet heeft gedaan en open het
KALIBRATIELIJST-scherm (zie Calibration op bladzijde 67).
3.
Gebruik de ▲▼ toetsen om DRUK te selecteren en druk
vervolgens op
ENT
om het KALIBRATIE DRUK-scherm te
openen.
OPMERKING: 'Gemeten' is de druk-waarde die op dat
moment door de druk-
sensor wordt gedetecteerd en
'Toegepast' is een bekende druk-
waarde die wordt
toegepast voor kalibratiedoeleinden.
4. Nu de -∆P-poort en de +∆P-poort open zijn voor de atmosferische druk,
dient de huidige gemeten druk-waarde 0 ± 0,01 inch waterkolom te zijn.
Stel zo nodig de druk-sensor terug naar nul (zie Performing a Draft /
Pressure Measurement op pagina 57) en herhaal de stappen 2 tot 4.
5. Sluit de slang vanaf de manometer aan op de +∆P-poort en pas een
negatieve druk toe op deze poort door het justeren van de blaasbalgen
aan de hand van een manometerwaarde van -4,00.
6. Voer met behulp van de ▲▼ en ◄► toetsen een toegepaste waarde in
die exact gelijk is aan de manometerwaarde.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 69
OPMERKING: Het kalibratiebereik is tussen -6 en -2 inch
waterkolom (-15 tot -5 mb). Als u probeert een kalibratie
uit te voeren buiten dit meetbereik, verschijnt het bericht
'Toegepaste waarde hoog' (of Laag) onderin het scherm.
Afbeelding 6-2. Kalibreren van een druk-sensor
7.
Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert en druk
vervolgens op
ENT
om de door de druk-sensor gemeten waarde
te kalibreren op die van de toegepaste waarde. Hierna verschijnt
kort het bericht 'Goede kalibratie' en daarna wordt het
KALIBRATIELIJST-scherm geopend.
8. Verwijder de kalibratie-aparatuur
Afbeelding 6-3. Uitrusting voor het kalibreren van een druk-sensor
6.5. T-rga kalibratie
Deze procedure stelt eerst het rookgastemperatuur-kanaal terug naar nul en
kalibreert het vervolgens op bekende temperatuurwaarden.
PCA
3 Handleiding
70 0024-9473 Rev 4
Gebruik bij voorkeur een elektronische thermokoppelsimulator voor het
produceren van de gewenste kalibratietemperaturen. Een andere mogelijkheid is
dat containers met ijswater en kokend water worden gebruikt.
6.5.1. Benodigd materiaal
Thermokoppelsimulator (K-type):
Bereik: 0 tot 300°C
Nauwkeurigheid: ± 0,3°C
(Alternatief) IJswater, kokend water, thermometer
6.5.2. T-RKG-0 procedure
1. Stel de thermokoppelsimulator in op kamertemperatuur en plug de
buitenkant in de TSTACK-aansluiting onder op de analysator.
Andere mogelijkheid:
Plug de thermokoppel van de sonde
in de TSTACK-aansluiting onder de analysator.
LET OP! Sluit de gas-slang van de sonde NIET AAN op
de GAS-aansluit
ing van de analysator, anders wordt er
water in de analysator gezogen!
2. Schakel de analysator IN als u dit nog niet heeft gedaan en open het
Calibration-scherm (zie Kalibratie op bladzijde 67).
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om T-RGA te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het KALIBRATIE T-RGA NULPUNT-scherm te openen.
OPMERKING:
'Gemeten' is de huidige
temperatuurwaarde en 'Toegepast' is een bekende
temperatuur die wordt toegepast voor kalibratiedoeleinden.
4. Stel de thermokoppelsimulator in op 0 °C (32°F) en gebruik vervolgens
de ▲▼- en de ▲▼-toets om een toegepaste waarde in te voeren die
exact gelijk is aan de instellingen van de simulator.
Andere mogelijkheid:
Dompel de sondekop in een bad met
ijswater met een thermometer; wacht een aantal minuten en
gebruik vervolgens de ▲▼- en de ▲▼-toets om een
toegepaste waarde in te voeren die exact gelijk is aan de
thermometerwaarde.
OPMERKING: Het kalibratiebereik is tussen 0 en 5°C (32-
41°F). Als u probeert een kalibratie uit te voeren buiten dit
meetbereik, verschijnt het bericht 'Toegepaste waarde
hoog' (of Laag) onderin het scherm.
5. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert en druk vervolgens op
ENT om de gemeten T-RKG-0 te kalibreren tot die van de toegepaste
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 71
waarde. Hierna verschijnt kort het bericht 'Goede kalibratie' en daarna
wordt het KALIBRATIE T-RKG-1 scherm geopend.
Afbeelding 6-4. T-RGA-nul en T-RKG-1
6.5.3. T-RKG-1-procedure
1. Stel de thermokoppelsimulator in op 300
°C (572 °F) en gebruik
vervolgens de ▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde in te
voeren die exact gelijk is aan de instellingen van de simulator.
Andere mogelijkheid: Dompel de sondekop in een bad met
kokend water met een thermometer; wacht een aantal minuten
en gebruik vervolgens de ▲▼ en ◄► toetsen om een
toegepaste waarde in te voeren die exact gelijk is aan de
thermometerwaarde.
OPMERKING: Het kalibratiebereik is tussen 80 en 330 °C
(175-
625°F). Als u probeert een kalibratie uit te voeren
buite
n dit meetbereik, verschijnt het bericht 'Toegepaste
waarde hoog' (of Laag) onderin het scherm.
2. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert en druk vervolgens op
ENT om de gemeten T-RKG-1-waarde te kalibreren op die van de
toegepaste waarde. Hierna verschijnt kort het bericht 'Goede kalibratie'
en daarna wordt het KALIBRATIELIJST-scherm opnieuw geopend.
6.6. T-lucht kalibratie
Deze procedure stelt eerst het omgevingstemperatuur-kanaal terug naar nul en
kalibreert het vervolgens op bekende temperatuurwaarden.
Gebruik bij voorkeur een elektronische thermokoppelsimulator voor het
produceren van de gewenste kalibratietemperaturen. Een andere mogelijkheid is
dat containers met ijswater en kokend water worden gebruikt.
6.6.1. Benodigd materiaal
Thermokoppelsimulator (K-type)
Bereik: 0 tot 300°C
Nauwkeurigheid: ± 0,3°C
(Alternatief) IJswater, kokend water, thermometer
PCA
3 Handleiding
72 0024-9473 Rev 4
6.6.2. T-RKG-0-procedure
1. Stel de thermokoppelsimulator in op kamertemperatuur en plug de
buitenkant in de T-AIR-aansluiting onder de analysator.
Andere mogelijkheid:
Plug de thermokoppel van de sonde in de T-AIR-
aansluiting onder op de analysator. Sluit de gas-slang van de sonde NIET
AAN op de GAS-aansluiting van de analysator, anders wordt er water in de
analysator gezogen!
2. Schakel de analysator IN als u dit nog niet heeft gedaan en open het
Calibration-scherm (zie Kalibratie op bladzijde 67).
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om T-lucht te selecteren en druk vervolgens op
ENT
om het KALIBRATIE T-RGA NULPUNT-scherm te openen.
OPMERKING: 'Gemeten' is de huidige temperatuurwaarde en
'Toegepast' is een bekende temperatuur die wordt toegepast
voor kalibratiedoeleinden.
4. Stel de thermokoppelsimulator in op 0 °C (32 °F) en gebruik vervolgens de
▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde in te voeren die exact
gelijk is aan de instellingen van de simulator.
Andere mogelijkheid:
Dompel de sondekop in een bad met ijswater met
een thermometer; wacht een aantal minuten en gebruik vervolgens de ▲▼-
en de ▲▼-toets om een toegepaste waarde in te voeren die exact gelijk is
aan de thermometerwaarde.
OPMERKING: Het kalibratiebereik is tussen 0 en 5°C (32-
41°F). Als u probeert een kalibratie uit te voeren buiten dit
meetbereik, verschijnt het bericht 'Toegepaste waarde hoog'
(of Laag) onderin het scherm.
5. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert en druk vervolgens op
ENT
om de gemeten T-RKG-0-waarde te kalibreren tot die van de
toegepaste waarde. Hierna verschijnt kort het bericht 'Goede kalibratie' en
daarna wordt het KALIBRATIE T-RKG-1-scherm geopend.
Afbeelding 6-5. T-lucht Nul-procedure
6.6.3. T-RKG-1-procedure
1. Stel de thermokoppelsimulator in op 100
°C (212 °F) en gebruik vervolgens
de ▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde in te voeren die exact
gelijk is aan de instellingen van de simulator.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 73
Andere mogelijkheid:
Dompel de sondekop in een bad met kokend water
met een thermometer; wacht een aantal minuten en gebruik vervolgens de
▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde in te voeren die exact
gelijk is aan de thermometerwaarde.
OPMERKING: Het kalibratiebereik is tussen 90 en 110 °C
(194-230°F). Als u probeert een kalibratie uit te voeren buiten
dit meetbereik, verschijnt het bericht 'Slechte kalibratie onjuiste
KAL ingave' onderin het scherm.
2. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert en druk vervolgens op
ENT
om de gemeten T-RKG-1-waarde te kalibreren op die van de
toegepaste waarde. Hierna verschijnt kort het bericht 'Goede kalibratie' en
daarna wordt het KALIBRATIELIJST-scherm opnieuw geopend.
Afbeelding 6-6. T-lucht kalibratieprocedure
6.7. CO
LOW
Sensor Kalibratie
OPMERKING: De CO
LOW
-sensor meet ook H
2
voor de compensatie
van de CO-waarde op basis van de aanwezigheid van H
2
in het
gasmonster. Deze procedure kalibreert eerst de CO
LOW
-sensor en
kalibreert vervolgens optioneel het H
2
-deel van de sensor op
bekende gasniveaus.
De gebruiker heeft de mogelijkheid uitsluitend een CO-kalbibratie uit te
voeren of een CO/H
2
-kalibratie via de PCA
®
3-schermtoetsen.
6.7.1. Benodigd materiaal
Kalibreerset (onderdeelnummer 0024-7059)
Gascilinder (500 ppm CO in de lucht, Ond. nr. 0024-0492)
Gascilinder (1.000 ppm CO en 1.000 ppm H
2
in Stikstof,
Ond. nr. 0024-0794)
6.7.2. Procedure
1. Schakel de analysator IN als u dit nog niet heeft gedaan en open het
Calibration-scherm (zie Kalibratie op bladzijde 79).
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om CO-LO te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het KALIBRATIE CO-scherm te openen.
PCA
3 Handleiding
74 0024-9473 Rev 4
OPMERKING: 'Gemeten' is de huidige CO-
waarde en
'Toegepast' is een bekend CO-niveau dat wordt toegepast
voor kalibratiedoeleinden.
3. Sluit een 500 ppm CO-cilinder aan op de Regelaar van de
kalibratiefitting die is getoond in afbeelding Afbeelding 6-12 op pagina
97.
4. Gebruik de ▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde te openen
die exact gelijk is aan de concentratie die is vermeld op de CO-cilinder.
OPMERKING: Het kalibratiebereik is 9 tot 1.500 ppm.
Bij een poging om een kalibratie buiten dit meetbereik uit te
voeren verschijnt onderin het scherm het bericht 'Toegepaste
waarde hoog' (of laag).
Afbeelding 6-7. CO
LOW
Sensor Kalibratie
5. Pas de Regelaar aan voor een debietmeter-indicatie van ongeveer 2
SCFH. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert (duurt circa 3
minuten) en druk vervolgens op ENT om de gemeten CO-waarde te
kalibreren op die van de toegepaste waarde. Vervolgens verschijnt kort
het bericht GOEDE KALIBRATIE gevolgd door het TEST GAS CO/H
2
-
scherm.
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor
laag is maar wel bruikbaar dan verschijnt het bericht
'Goede kalibratie WAARSCHUWING sensor Laag'. Nu
wordt in het DIAGNOSE-
scherm aangegeven dat de
sensor Laag is.
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor te
laag is om te worden gebruikt, verschijnt het bericht
'Slechte kalibratie Sensor heeft einde levensduur bereikt,
Ingave wordt niet opgeslagen'. Nu wordt de sensor
aangemerkt als SLECHT in het DIAGNOSE-scherm.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 75
6. Schakel de Regelaar van de kalibratiefitting UIT en verwijder de CO-
cilinder.
7. Sluit een combinatie 1.000 ppm CO en 1.000 ppm H
2
-cilinder aan op de
Regelaar van de kalibratiefitting en gebruik vervolgens de ▲▼ en ◄►
toetsen om een toegepaste waarde in te voeren die exact gelijk is aan
de CO-concentratie die is vermeld op de cilinder.
8. Stel de Regelaar in voor een debietmeter-indicatie van circa 2 SCFH en
druk vervolgens op ENT om het KALIBRATIE H
2
-scherm te openen.
OPMERKING:
Het kalibratiebereik is 400 tot 1.500 ppm. Bij een
kalibratie buiten dit meetbereik verschijnt bij
de volgende stap het
bericht 'Slechte kalibratie Onjuiste KAL Ingave'.
Afbeelding 6-8. CO
LOW
Sensor Kalibratie
9. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert (duurt circa 3
minuten) en druk vervolgens op ENT om de gemeten H
2
-waarde te
kalibreren op die van de toegepaste waarde. Hierna verschijnt kort het
bericht 'Goede kalibratie' en daarna wordt het KALIBRATIELIJST-
scherm opnieuw geopend.
OPMERKING:
Als de uitgangsspanning van de sensor laag is maar
wel bruikbaar dan verschijnt het bericht
'Goede kalibratie
WAARSCHUWING sensor Laag'. Nu wordt in het DIAGNOSE-scherm
aangegeven dat de sensor Laag is.
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor te laag is om te
worden gebruikt, verschijnt het bericht 'Slechte kalibratie Sensor heeft
einde levensduur bereikt' gevolgd door het KALIBRATIELIJST-scherm
dat opnieuw wordt weergegeven. Nu wordt de sensor aangemerkt als
SLECHT in het DIAGNOSE-scherm.
10. Schakel de Regelaar UIT en verwijder de gascilinder.
OPMERKING: Druk voor het uitvoeren van een uitsluitend-CO-
kalibratie op F3 bij Stap 5 (in plaats van ENT).
PCA
3 Handleiding
76 0024-9473 Rev 4
6.8. Kalibratie van de SO
2
-sensor
Deze procedure kalibreert de optionele zwaveldioxide-sensor op een bekend
gasniveau.
6.8.1. Benodigd materiaal
Kalibreerset ( Ond. nr. 0024-7059)
Gascilinder (100 ppm SO
2
in Stikstof, Ond. nr. 0024-1158)
6.8.2. Procedure
1. Schakel de analysator IN als u dit nog niet heeft gedaan en open het
Calibration-scherm (zie Kalibratie op bladzijde 67).
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om SO
2
te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het KALIBRATIE SO
2
-scherm te openen
.
OPMERKING: 'Gemeten' is de huidige SO
2
-waarde en 'Toegepast' is
een bekend SO
2
-niveau dat wordt toegepast voor kalibratiedoeleinden.
3. Sluit een 100 ppm SO
2
-cilinder aan op de Regelaar van de
kalibratiefitting die is getoond in afbeelding Afbeelding 6-12 op pagina
81.
4. Gebruik de ▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde in te
voeren die exact gelijk is aan de concentratie die is vermeld op de SO
2
-
cilinder.
OPMERKING: Het kalibratiebereik is 9 tot 1.800 ppm. Als u probeert
een kalibratie uit te voeren buiten dit meetbereik, verschijnt het bericht
'Slechte kalibratie onjuiste KAL ingave' onderin het scherm.
Afbeelding 6-9. Kalibratie van de SO
2
-sensor
5. Pas de Regelaar aan voor een debietmeter indicatie van ongeveer 2
SCFH. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert (duurt circa 3
minuten) en druk vervolgens op ENT om de gemeten SO
2
-waarde te
kalibreren tot die van de toegepaste waarde. Vervolgens verschijnt kort
het bericht 'Goede Kalibratie' en wordt het KALIBRATIELIJST-scherm
opnieuw geopend.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 77
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor laag
is maar wel bruikbaar dan verschijnt het bericht 'Goede
kalibratie WAARSCHUWING sensor Laag'. Nu wordt in het
DIAGNOSE-scherm aangegeven dat de sensor Laag is.
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor te
laag is om te worden gebruikt, verschijnt het bericht 'Slechte
kalibratie Sensor heeft einde levensduur bereikt, Ingave
wordt niet opgeslagen' gevolgd door het KALIBRATIELIJST-
scherm dat opnieuw wordt weergegeven. Nu wordt de sensor
aangemerkt als SLECHT in het DIAGNOSE-scherm.
6. Schakel de Regelaar UIT en verwijder de gascilinder.
6.9. Kalibratie van de NO-sensor
Deze procedure kalibreert de optionele stikstokoxide-sensor op een
bekend gasniveau.
6.9.1. Benodigd materiaal
Kalibreerset (onderdeelnummer 0024-7059)
Gascilinder (250 ppm NO in Stikstof, Ond. nr. 0024-1156)
6.9.2. Procedure
1. Schakel de analysator IN als u dit nog niet heeft gedaan en open het
Calibration-scherm (zie Kalibratie op bladzijde 67).
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om NO te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het KALIBRATIE NO-scherm te openen.
OPMERKING: 'Gemeten' is de huidige NO-
waarde en
'Toegepast' is een bekend NO-
niveau dat wordt toegepast
voor kalibratiedoeleinden.
3. Sluit een 250 ppm NO-cilinder aan op de Regelaar van de
kalibratiefitting getoond in afbeelding Afbeelding 6-12 op pagina 81.
4. Gebruik de ▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde in te
voeren die exact gelijk is aan de concentratie die is vermeld op de NO-
cilinder.
OPMERKING:
Het kalibratiebereik is 9 tot 900 ppm. Als u
probeert een kalibratie uit te voeren buiten dit meetbereik,
verschijnt het bericht 'Slechte kalibratie onjuiste KAL ingave'
onderin het scherm.
PCA
3 Handleiding
78 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 6-10. Kalibratie van de NO-sensor
5. Pas de Regelaar aan voor een debietmeter indicatie van ongeveer 2
SCFH. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert (duurt circa 3
minuten) en druk vervolgens op ENT om de gemeten NO-waarde te
kalibreren tot die van de toegepaste waarde. Vervolgens verschijnt kort
het bericht 'Goede Kalibratie' en wordt het KALIBRATIELIJST-scherm
opnieuw geopend.
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor laag is maar
wel bruikbaar dan verschijnt het bericht 'Goede kalibratie
WAARSCHUWING sensor Laag'. Nu wordt in het DIAGNOSE-
scherm aangegeven dat de sensor Laag is.
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor te laag is
om te worden gebruikt, verschijnt het bericht 'Slechte kalibratie
Sensor heeft einde levensduur bereikt, Ingave wordt niet
opgeslagen' gevolgd door het KALIBRATIELIJST-
scherm dat
opnieuw wordt weergegeven. Nu wordt de sensor aangemerkt als
SLECHT in het DIAGNOSE-scherm.
6. Schakel de Regelaar UIT en verwijder de gascilinder.
6.10. Kalibratie van de NO
2
-sensor
Deze procedure kalibreert de optionele stikstofdioxide-sensor op een bekend
gasniveau.
6.10.1. Benodigd materiaal
Kalibreerset (onderdeelnummer 0024-7059)
Gascilinder (100 ppm NO
2
in Stikstof, Ond. nr. 0024-1157)
6.10.2. Procedure
1. Schakel de analysator IN als u dit nog niet heeft gedaan en open het
Calibration-scherm (zie Kalibratie op bladzijde 67).
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om NO
2
te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het KALIBRATIE NO
2
-scherm te openen.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 79
OPMERKING: 'Gemeten' is de huidige NO
2
-waarde en 'Toegepast'
is een bekend NO
2
-
niveau dat wordt toegepast voor
kalibratiedoeleinden.
3. Sluit een 100 ppm NO
2
-cilinder aan op de Regelaar van de
kalibratiefitting getoond in afbeelding Afbeelding 6-12 op pagina 81.
4. Gebruik de ▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde in te
voeren die exact gelijk is aan de concentratie die is vermeld op de NO
2
-
cilinder.
OPMERKING: Het kalibratiebereik is 9 tot 150 ppm. Als u probeert
een kalibratie uit te voeren buiten dit meetbereik, verschijnt het
bericht 'Slechte kalibratie onjuiste KAL ingave' onderin het scherm.
Afbeelding 6-11. Kalibratie van de NO
2
-sensor
5. Pas de Regelaar aan voor een debietmeter indicatie van ongeveer 2
SCFH.
Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert (duurt
circa 3 minuten) en druk vervolgens op
ENT
om de gemeten
NO
2
-waarde te kalibreren tot die van de toegepaste waarde.
Vervolgens verschijnt kort het bericht 'Goede Kalibratie' en wordt het
KALIBRATIELIJST-scherm opnieuw geopend.
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor laag is maar
wel
bruikbaar dan verschijnt het bericht 'Goede kalibratie
WAARSCHUWING sensor Laag'. Nu wordt in het DIAGNOSE-
scherm aangegeven dat de sensor Laag is.
OPMERKING: Als de uitgangsspanning van de sensor te laag is
om te worden gebruikt, verschijnt het beri
cht 'Slechte kalibratie
Sensor heeft einde levensduur bereikt, Ingave wordt niet
opgeslagen' gevolgd door het KALIBRATIELIJST-
scherm dat
opnieuw wordt weergegeven. Nu wordt de sensor aangemerkt als
SLECHT in het DIAGNOSE-scherm.
6. Schakel de Regelaar UIT en verwijder de gascilinder.
PCA
3 Handleiding
80 0024-9473 Rev 4
6.11. Kalibratie van de CO
HIGH
-sensor
Deze procedure kalibreert de optionele koolstofmonoxide hoog-sensor (4.001 tot
20.000 ppm) op een bekend gasniveau.
6.11.1. Benodigd materiaal
Kalibreerset (onderdeelnummer 0024-7059)
Gascilinder (4.000 ppm CO in de lucht, Ond. nr. 0024-1155)
Afbeelding 6-12. Kalibratie-uitrusting gassensor
6.11.2. Procedure
1. Schakel de analysator IN als u dit nog niet heeft gedaan en open het
Calibration-scherm (zie Kalibratie op bladzijde 67).
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om CO-HI te selecteren en druk vervolgens op
ENT om het KALIBRATIE CO-HI-scherm te openen.
OPMERKING: 'Gemeten' is de huidige CO-waarde en
'Toegepast' is een bekend CO-niveau dat wordt toegepast
voor kalibratiedoeleinden.
3. Sluit een 4.000 ppm CO-cilinder aan op de Regelaar van de
kalibratiefitting die is getoond in afbeelding Afbeelding 6-12.
4. Gebruik de ▲▼ en ◄► toetsen om een toegepaste waarde in te
voeren die exact gelijk is aan de concentratie die is vermeld op de CO-
cilinder
.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 81
OPMERKING: Het kalibratiebereik is 250 tot 11.000 ppm.
Als u probeert een kalibratie uit te voeren buiten dit
meetbereik, verschijnt het bericht 'Slechte kalibratie
onjuiste KAL ingave' onderin het scherm.
Afbeelding 6-13. Kalibratie van de CO
HIGH
-sensor
5. Pas de Regelaar aan voor een debietmeter indicatie van ongeveer 2
SCFH. Wacht totdat de gemeten waarde zich stabiliseert (duurt circa 3
minuten) en druk vervolgens op ENT om de gemeten CO-waarde te
kalibreren op die van de toegepaste waarde. Vervolgens verschijnt kort
het bericht 'Goede Kalibratie' en wordt het KALIBRATIELIJST-scherm
opnieuw geopend.
OPMERKING:
Als de uitgangsspanning van de sensor
laag is maar wel bruikbaar dan verschijnt het bericht
'Goede kalibratie WAARSCHUWING sensor Laag'. Nu
wordt in het DIAGNOSE-
scherm aangegeven dat de
sensor Laag is.
Als de uitgangsspanning van de sensor te laag is om te
worden gebruikt, verschijnt het bericht 'Slechte kalibratie
Sensor heeft einde levensduur bereikt, Ingave wordt niet
opgeslagen' gevolgd door het KALIBRATIELIJST-scherm
dat opnieuw wordt weergegeven. Nu wordt de sensor
aangemerkt als SLECHT in het DIAGNOSE-scherm.
6. Schakel de Regelaar UIT en verwijder de gascilinder.
PCA
3 Handleiding
82 0024-9473 Rev 4
HOOFDSTUK 7. ONDERHOUD
7.1. Overzicht
Onderhoud van de PCA
®
3 uitgevoerd door de klant zelf beperkt zich tot:
vervangen van de batterij (zie pagina 21)
opnieuw kalibreren van de sensor (zie pagina 67)
onderhoud condensaatval/filter-set (zie pagina's 53 en 88)
vervangen van sensoren (zie pagina 89)
reinigen van de sonde (zie pagina 92).
Alle andere onderhoudswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een
erkend Bacharach servicecentrum. Zie Service Centers op pagina 110.
7.2. PCA
®
3 Demontage
De volgende procedure beschrijft en toont hoe de analysator kan worden
gedemonteerd.
7.2.1. Benodigd gereedschap
Middelgrote kruiskopschroevendraaier
7.2.2. Procedure
1. Koppel alle thermokoppels los van de onderkant van de analysator.
2. Verwijder het afdekplaatje voor de batterijen en verwijder vervolgens de
batterijen.
OPMERKING: De slangen kunnen bij stap 3, als de sensoren niet
worden vervangen, aangesloten blijven op de gasdop van de sensoren.
Voorkom dat er teveel kracht wordt uitgeoefend op de slangen tijdens
de demontage.
3. Trek de sensorbeugel los en koppel vervolgens alle sensoren los.
4. Leg de analysator omgekeerd neer op een gedempt werkvlak en
gebruik vervolgens een middelgrote kruiskopschroevendraaier om de
vier schroeven achter op de behuizing van de eenheid te verwijderen.
5. Verwijder het achterste deel van de behuizing van de analysator en leg
dit weg.
6. Maak de elektriciteitspluggen J8, J9 en J14 los van de printplaat.
LET OP! Let er bij stap 7 op dat er buizen zijn aangesloten tussen de
onderste slangkoppelingsplaat en de druk-sensor op de printplaat.
Voorkom dat u tijdens de demontage onnodig kracht uitoefent op deze
buizen.
7. Til de batterij en het pompframe voorzichtig op samen met de onderste
slangkoppelingsplaat van de analysator.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 83
8. Til de printplaat van de analysator.
Afbeelding 7-1. Verwijderen van het achterste deel van de behuizing
Positie van de sensor
Modelnummer en corresponderende configuratie van de
sensor
225 235 245 255 265 275 285
#1
O
2
O
2
O
2
O
2
O
2
O
2
O
2
#2
CO
LOW
CO
LOW
CO
LOW
CO
LOW
CO
LOW
CO
LOW
CO
LOW
#3
Leeg Leeg Leeg SO
2
NO
2
SO
2
CO
HIGH
#4
Leeg NO CO
HIGH
Leeg NO NO NO
PCA
3 Handleiding
84 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 7-2. Weergave van de binnenkant, waarbij het achterste deel van de
behuizing is verwijderd
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 85
Afbeelding 7-4. Slangaansluitingen- Sensoren
Afbeelding 0-3. Slangaansluitingen- Hoofd
PCA
3 Handleiding
86 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 7-5. Bedradingsschema, Aansluitingen en Soldeerverbindingen
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 87
7.3. Legen van de kamer van de condensaatval
De kamer van de condensaatval dient na elke test te worden geleegd en
wanneer het condenswater de bovenzijde van de stijgbuis bereikt.
1. Verwijder de kamer van de condensaatval (zie ook pagina 48).
2. Voer het vloeibare condensaat af en voeg vervolgens de condensval
vervolgens weer samen.
7.4. Vervangen van het filterelement
Vervang het filterelement wanneer het zichtbaar is verontreinigd of is verzadigd
met water.
7.4.1. Benodigd materiaal
Filterelement (onderdeelnummer 0007-1644)
Kleine platte schroevendraaier
7.4.2. Procedure
1. Verwijder de kamer van de condensaatval (zie ook pagina 53).
2. Gebruik een kleine platte schroevendraaier om de filterkamer los te
wrikken. Verwijder het gebruikte filter en gooi het weg.
3. Plaats het nieuwe filter en voeg de filterkamer weer samen. Zorg daarbij
dat de vlakken “A” en “B” elkaar raken.
4. Voeg de condensval weer samen.
Afbeelding 7-6. Demonteren van de condensaatval/filter-set
O-Ring
O-Ring
O-Ring
PCA
3 Handleiding
88 0024-9473 Rev 4
7.5. Vervangen van de sensor
Alle sensoren worden op dezelfde wijze vervangen. Ga als volgt te werk voor het
vervangen van een van de volgende sensoren: O
2
, CO
LOW
, CO
HIGH
, NO, NO
2
of
de SO
2
sensor. Zie Replacement Parts op pagina 95 voor een lijst van sensoren
en onderdeelnummers
OPMERKING: De verwachte levensduur van O
2
-, SO
2
- en
NO
2
-sensoren is 2 jaar. De verwachte levensduur van CO-
, CO
HIGH
- en NO-sensoren is 3 jaar.
1. Schakel de analysator UIT.
2. Verwijder het afdekplaatje voor de batterijen.
3. Verwijder de sensorbeugel.
4. Verwijder de slangen uit gaskop van de te vervangen sensor.
5. Ontkoppel de sensor samen met de printplaat van het moederbord van
de analysator .
6. Verwijder de gaskop van de sensor: draai de fitting met bajonetsluiting
naar links en trek de kop recht omhoog.
7. Maak voorzichtig de oude sensor van los van de B-Smart® sensor-
printplaat, en let daarbij op de zelfklevende schuimrubber pad tussen de
printplaat en de sensor.
BELANGRIJK: Zorg dat u wanneer u de O
2
-sensor
vervangt de +-sensorpen in het printplaat-contact met 'O
2
+'
steekt. Vervang wanneer u een NO-sensor vervangt ook
de roosterbatterij.
8. Verwijder de vervangende sensor uit de kunstoffen bus.
Opgemerkt
wordt dat bij de CO
LOW
, CO
HIGH
, SO
2
en NO
2
-sensoren een
klemveer tussen de twee pennen is geplaatst.
Verwijder en voer
deze veer af voordat u de sensor plaatst.
9. Sluit de gaskop aan op de nieuwe sensor en zorg dat wanneer de
sensor-set in het moederbord van de analysator wordt geplugd, de
slangkoppelingen boven op de gaskop zijn uitgelijnd, zoals getoond in
Afbeelding Afbeelding 7-7.
10. Plug de sensor in de analysator en bevestig de slangen vervolgens op
de gaskop.
11. Plaats de sensorbeugel en het afdekplaatje voor de batterijen.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 89
Afbeelding 7-7. Montage van de sensor
12. Zorg dat de net geïnstalleerde sensor genoeg tijd heeft om zich te
stabiliseren in het circuit voordat u verder gaat met de procedure. De
benodigde stabilisatietijd is voor alle sensoren (met uitzondering van de
NO-sensor) circa 1 uur. Technisch is voor een stabiele moedermeting
van de NO-sensor een aantal dagen nodig maar na ongeveer 4 uur zou
deze voldoende stabiel moeten zijn.
13. Schakel de analysator IN en controleer of er geen sensorfouten
optreden tijdens het opwarmen.
OPMERKING: Voer oude sensoren af overeenkomstig lokalen en
nationale voorschriften voor het afvoeren van gevaarlijk afval.
14. Voer de B-Smart® kalibratiecode in of kalibreer de nieuwe sensor(en)
op de hiervoor aangeduide manier (zie Calibration op pagina 67). Een
uitzondering is de O
2
-sensor waarvoor geen kalibratie nodig is.
LET OP!
PCA
3 Handleiding
90 0024-9473 Rev 4
7.6. Vervangen van de batterij van de stikmonoxide-sensor (NO)
Een enkele lithiumbatterij, in de NO Smart Sensor-set, stuurt een voorspanning
naar de NO-sensor om te voorkomen dat de sensor onstabiel wordt wanneer de
analysator wordt uitgeschakeld. De levensduur van de NO-roosterbatterij is
ongeveer gelijk aan die van de NO-sensor.
OPMERKING:
Aangeraden wordt de roosterbatterij te vervangen
wanneer u de NO-sensor vervangt.
7.6.1. Benodigd materiaal
Roosterbatterij (zie Replacement Parts op pagina 105)
7.6.2. Procedure
1. Volg de instructies op pagina 99 (PCA
®
3 PCA
®
3 Disassembly) voor het
verwijderen van de sensorset uit de sensor-positie 4.
2. Verwijder de oude batterij uit de houder op de stikstofmonoxide-
printplaat.
3. Plaats de nieuwe batterij met de '+' naar de sensor gericht (het batterij-
contact is gemerkt met een +-symbool).
4. Plaats de smartsensor-set terug.
5. Zorg dat u voordat u de analysator inschakelt om die te gaan gebruiken
dat eerst stikstofmonoxide-sensor zich stabiliseren op de onderstaande
manier. U hoeft de stikstofmonoxide-sensor niet opnieuw te kalibreren
als u de roosterbatterij hebt vervangen.
Afhankelijk van hoe lang de stikstofmonoxide-sensor zonder
voorspanning was, varieert de tijd die de sensor nodig heeft om zich
volledig te stabiliseren van minder dan 1 minuut tot een aantal dagen.
Gangbare tijdsduur voor stabilisatie is hieronder vermeld. Doorgaans is
de sensor na 4 uur stabiel genoeg om metingen uit te kunnen voeren.
Roosterbatterij Stabilisatie Specificaties voor NO-sensor
Roosterbatterij verwijderd
gedurende...
Stabilisatietijd
Minder dan 15 minuten Minder dan 1 minuut
Minder dan 1 uur Minder dan 5 minuten
Minder dan 2 dagen Minder dan 4 uur
Meer dan 2 dagen Tot 2 dagen
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 91
7.7. Reinigen van de sonde
De sondebuis en de gasmonster-slang raken onder normale
gebruiksomstandigheden verontreinigd.
OPMERKING:
Het filterelement van de condensaatval moet
voorkomen dat roet de inwendige componenten van de analysator
bereikt. Als u de sonde niet schoon houdt, kan die verstopt raken en
in de analysator belemmeren. Dit kan vervolgens leiden tot onjuiste
verbrandingstestwaarden en foutieve berekeningen.
OPMERKING: Een analysator die wordt gebruikt voor het testen
van aardgasovens hoeft doorgaans minder
vaak te worden
gereinigd dan een analysator die wordt gebruikt voor het testen van
kool- of olieovens.
7.7.1. Benodigde uitrusting
Alcohol
Spuitbus met schoonmaakspray voor de autocarburateur
Schone doek
Persluchtbron (optioneel)
7.7.2. Procedure
1. Ontkoppel de gasmonster-slang van de bovenkant van de
condensaatval.
LET OP!
Het reinigingsmiddel voor de carburateur tast
kunststof componenten aan! Zorg dat u geen
reinigingsmiddel op de greep van de sonde of op de
analysator sproeit.
2. Plaats de kunstof spuitbuis van het reinigingsmiddel voor de carburateur
in de gasmonster-slang en spuit vervolgens een ruime hoeveelheid
reinigingsmiddel voor de carburateur via de slang en uit de sondebuis.
3. Verwijder na het spuiten alle resten van het reinigingsmiddel en spoel
hiervoor de gas-slang en de sondebuis een aantal malen door met
alcohol.
4. Veeg de oppervlakken van de sonde en buizen af met een schone
doek.
5. Wacht totdat de onderdelen helemaal droog zijn. Blaas als dat
beschikbaar is perslucht door de sonde om het droogproces te
versnellen.
6. Sluit de gasmonster-slang weer aan bovenop de condensaatval.
PCA
3 Handleiding
92 0024-9473 Rev 4
HOOFDSTUK 8. PROBLEMEN OPLOSSEN
8.1. Foutsymbolen
Foutsymbolen worden weergegeven in de gegevensvelden van de
verbrandingstest-schermen en op de afdruk en duiden het volgende aan:
Foutsymbool Beschrijving
- - -
Drie liggende streepjes of koppeltekens geven aan dat de berekende
gegevens niet kunnen worden weergegeven omdat de gemeten
gegevens die nodig zijn voor deze berekening buiten het bereik
liggen. Om berekeningen uit te kunnen voeren dient het
zuurstofniveau lager te zijn dan 18,8% en dient de
rookgastemperatuur lager te zijn dan 1.093°C (2.000°F).
* * *
Er verschijnen drie sterretjes in het in het gegevensveld van niet
geïnstalleerde sensoren, defecte sensoren of sensoren met een
foutmelding tijdens het opwarmen en in de gegevensvelden van
waarden die gerelateerd zijn aan deze sensor. Als bijvoorbeeld het
gegevensveld van de NO- of de NO
2
-sensor drie sterretjes bevat,
bevat ook het NO
x
gegevensveld drie sterretjes.
X X X
Geeft aan dat de waarde van de sensor buiten het meetbereik ligt
8.2. Diagnose-scherm en status-scherm
Het DIAGNOSTICS-menu (diagnose) verschaft informatie over de werking van
de analysator. Informatie betreft:
Diagnose Beschrijving
Tijdmeters
Toont de bedrijfstijd van de
analysator, de
bemonsteringspomp en de
zuiveringspomp in
gebruiksuren.
Afbeelding 8-1. Tijdmeters
Hoofd
diagnose
Toont de huidige status van de Rookgas en Lucht-thermokoppel-
kanalen, het Referentietemperatuur-kanaal, het Druk-kanaal en de
batterij.
O
2
leeftijd
Toont de geschatte resterende levensduur van de Zuurstof-sensor.
B-Smart
sensoren
Geeft de huidige status weer van alle geplaaste B-Smart-sensoren.
Verse lucht
diagnose
Bij een verse lucht-diagnose wordt gedurende de 60 seconden
durende opwarming van het instrument de status van alle sensoren
gecontroleerd. De sonde dient zich in een omgeving met verse lucht
te bevinden om een betrouwbare controle uit te voeren.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 93
8.3. Openen van het Diagnose-menu (diagnose)
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
Afbeelding 8-2. Openen van het Diagnose-menu
2. Gebruik de ▲▼ toetsen om DIAGNOSE te selecteren en druk
vervolgens op ENT om het DIAGNOSE-menu te openen.
3. Gebruik de ▲▼ toetsen om het gewenste diagnoseonderwerp te
selecteren en druk vervolgens op ENT om de gegevens met betrekking
tot dat onderwerp weer te geven.
4. Druk op ESC om het menu te verlaten en terug te gaan naar het
DIAGNOSE-menu of druk op Menu-toets (F2) om terug te gaan naar
het HOOFDMENU.
8.4. Openen van het Status-menu
In het Status-scherm vindt u een overzicht van de belangrijkste onderdelen
wanneer u problemen wilt oplossen.
1. Geef het hoofdmenu weer en druk hiervoor op de menu-toets (F2). Druk
zo nodig op ESC totdat MENU verschijnt boven F2.
2. Gebruik de ▼ toetsen om STATUS te selecteren en druk vervolgens
op ENT om het APPARAAT STATUS-scherm te openen.
3. Druk op ESC om terug te keren naar het HOOFDMENU.
8.5. Foutmeldingen (na het opwarmen)
Als er problemen worden gesignaleerd tijdens het opwarmen, worden direct
beschrijvingen getoond van de problemen na de opwarmtijd van 60 seconden.
Als er problemen zijn gedetecteerd schakelt de analysator na de opwarming niet
automatisch over naar het verbrandingstest HOLD-scherm. De analysator kan
toch nog worden gebruikt voor het uitvoeren van een test die niet afhankelijk is
van de sensor met een storing. Druk op de RUN-toets om handmatig het
verbrandingstest HOLD scherm te openen en ga vervolgens verder met het
gebruik van de analysator.
Hieronder volgt een lijst met de foutmeldingen die kunnen verschijnen na de
opwarming samen met de voorgestelde oplossingen.
PCA
3 Handleiding
94 0024-9473 Rev 4
Foutbericht Beschrijving
Lage
voedingsspanning
Voltage batterij laag. Vervangen van batterijen (pagina 21).
O
2
cel niet
aanwezig
Zuurstof-sensor niet geïnstalleerd. Plaats zuurstof-sensor. Zie
Sensor Replacement op pagina 89.
SLECHTE
sensoren
De uitgangsspanning van de zuurstof-sensor is te laag en kan
niet worden gekalibreerd in het instrument. Dit betekent dat de
sensor niet langer bruikbaar is en moet worden vervangen. Zie
Sensor Replacement op pagina 89.
Geen B-Smart-
sensoren
geïnstalleerd
Er is/zijn geen B-Smart-sensor(s) geïnstalleerd. Zie Sensor
Replacement op pagina 89.
Lage
uitgangspanning
sensoren
De uitgangsspanning van de
O
2
, CO
LOW
, CO
HIGH
, NO, NO
2
of de
SO
2
-sensor is laag, maar is wel bruikbaar. De sensor(en)
moet/moeten mogelijk binnenkort worden vervangen. Een
bericht geeft aan op welke sensor(en) de waarschuwing
betrekking heeft.
T-RGA niet
aanwezig
De thermokoppel van de sonde is niet aangesloten op de
TSTACK-aansluiting van de analysator. Plug de thermokoppel-
plug van de sonde in de TSTACK-aansluiting onder op het
instrument.
Fout opwarmen
sensor
De CO
LOW
, CO
HIGH
, NO, NO
2
of SO
2
gas-sensor is bij het
opwarmen door de hoge uitgangsspanning niet teruggesteld naar
nul. Laat het instrument een meting uitvoeren met verse lucht en
start het instrument vervolgens met nul sensor(en). Als de
foutmelding niet verdwijnt, moeten de sensor(en) misschien
worden vervangen. Het bericht geeft aan op welke sensor(en) de
foutmelding betrekking heeft.
Bij het opstarten meet het rookgas- of het luchttemperatuur-
kanaal een temperatuurwaarde die buiten het meetbereik
ligt van -20 tot 100°C (-4 tot 212°F). Zorg dat de rookgas-
en lucht-thermokoppels monsters nemen van de
omgevingslucht binnen het temperatuur-bereik bij het
opstarten. Het bericht vermeldt het kanaal/de kanalen
waarop de foutmelding betrekking heeft.
De druk-sensor meet een druk die buiten het meetbereik ligt
van +/- 3 inch waterkolom bij het opstarten. Zorg dat de
analysator monsters neemt van de atmosferische druk en
opnieuw start.
De analysator werd ingeschakeld terwijl de sonde rookgas-
monsters neemt. Verplaats de sonde naar verse lucht en
start de analysator opnieuw.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 95
8.6. Vervangende onderdelen
Onderdeel Beschrijving Ond. nr.
2 LCD-module 0024-1520
3 Achterste deel van de behuizing 0024-1381
4 Bovenste deel van de behuizing 0024-1524
5 Afdekplaatje voor de batterijen 0024-1383
6 Venster 0024-1526
7 LCD-frame 0024-1525
8 Toetsenblok 0024-1387
9 Frame 0024-1388
10 Lens, infrarood 0024-1391
11 Vervangende pomp, monstergas 0024-1547
12 Vervangende pomp, zuivering 0024-1548
13 Sensorbeugel 0024-1418
14 Vervangen van slangkoppelingsplaat (complete set, inclusief O-
ringen)
0024-1480
14A O-Ring, drukfitting 0105-5103
14B O-Ring, gasfitting 0105-5102
15A Gaskop, O
2
/SO
2
/NO
2
0024-1421
15B Gaskop, CO
LOW
0024-1422
15C Gaskop, NO/CO
HIGH
0024-1420
16A Sensor, O
2
0024-0788
16B Sensor, B-Smart
®
, CO
LOW
0024-1541
16C Sensor, B-Smart
®
, CO
HIGH
0024-1542
16D Sensor, B-Smart
®
, NO 0024-1545
16E Sensor, B-Smart
®
, NO
2
0024-1544
16F B-Smart
®
Sensor, SO
2
0024-1543
16G Sensor, NIET gekalibreerd, CO
LOW
0024-0789
16H Sensor, NIET gekalibreerd, CO
LOW
0024-0997
16J Sensor, NIET gekalibreerd, NO 0024-0881
16K Sensor, NIET gekalibreerd, NO
2
0024-1027
16L Sensor, NIET gekalibreerd, CO
LOW
, SO
2
0024-0998
17 Schroef, #4 x 1/2' LG 0002-2144
18 Batterijklem, enkel 0004-1434
19 Batterijklem, dubbel 0024-1433
20 Kabelset 0024-1521
21 Slangen, vinyl, 1/8 ID x 3/16 OD* 0003-6104
22 Slangen, silicone, 1/16 ID x 1/8 OD* 0003-6372
23 Slangen, silicone, 3/32 ID x 5/32 OD* 0103-6101
24 Slangen, silicone, 1/8 ID x 3/16 OD* 0103-6102
25 Slangen, 1/8 ID x 1/4 OD* 0003-6105
26 Kniestuk 0003-6170
- - Roosterbatterij 0204-0020
- - O-ring-set (bevat alle O-ringen) 0024-1471
PCA
3 Handleiding
96 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 8-3. Vervangende onderdelen
Printplaat-set
(Vervangend onderdeel niet
verkrijgbaar)
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 97
Afbeelding 8-3. Vervangende onderdelen (vervolg)
8.7. Hulpstukken
Standaard hulpstukken
Beschrijving Ond. nr.
Draagtas 0024-0865
Batterijen, AA Alkaline 0204-0004
12" Sonde, slang en condensaatval/filter-set 0024-3053
1 Condensaatval/filter (met O-ringen 0005-5122 en 0005-5117) 0019-3265
2 Filterelement (3 elementen) 0007-1644
3 Sondestop 0019-0580
4 Stopschroef 0102-0875
5 Slangkoppeling, gasmonster 0024-0877
6 Slangkoppeling, trek 0024-0878
Fyrite® gebruikerssoftware 0024-1470
USB-kabel 0104-4032
Gebruikershandleiding 0024-9473
PCA
3 Handleiding
98 0024-9473 Rev 4
Afbeelding 8-4. Sonde/sonde/slang-set (onderdelen)
Opionele hulpstukken
Beschrijving Ond. nr.
Wisselstroomadapter.
(ingangsspanning: 100-240 VAC, 50/60 Hz; uitgangsspanning: 6 VDC @
1 A)
0024-1254
Omgevingslucht-thermokoppel (T-lucht), K-Type, 3 m 0104-1797
Omgevingslucht-thermokoppel (T-lucht), K-Type, 1 inch 0104-1798
Utility Wand (12 inch stijve sonde met spiraalsnoer van 1,5 m) 0104-1799
Verschildruk-slang-set, 1,8 m 0024-1103
Kalibratie-set (inclusief slangen, adapter, debietmeter; exclusief
gascilinders)
0024-7059
Gascilinder, 500 ppm CO in lucht (103 liter) 0024-0492
Gascilinder (1000 ppm CO & 1000 ppm H
2
in stikstof (103 liter) 0024-0794
IrDA printer 0024-1400
Printerpapier, 1 rol 0006-8733
Printerpapier, 5 pakken 0024-1310
Sonde voor het conditioneren van monsters, compact
(aanbevolen voor het meten van NO
2
en SO
2
)
0024-7224
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 99
8.8. Reparatie van de analysator
Aangeraden wordt reparaties ter plaatse van de PCA
®
3 te beperken tot:
controleren van de printplaat-aansluitingen
vervangen van de sondeset
vervangen van het filterelement in de condensaatval/filter-set
vervangen van de sensoren.
U vindt informatie over de uitvoering van deze reparaties op pagina 83
(Maintenance). Alle andere reparaties dienen te worden uitgevoerd door een
erkend Bacharach (zie Service Centers op pagina 110). Alle reparaties die
worden uitgevoerd door een niet-erkend onderhoudsbedrijf maken de garantie
van de analysator ongeldig en ontslaan Bacharach, Inc. van elke impliciete en/of
schriftelijk vastgelegde productaansprakelijkheid.
8.9. Servicecentra
Verenigde Staten
Bacharach, Inc.
621 Hunt Valley Circle
New Kensington, Pennsylvania 15068, Verenigde Staten
Telefoonnummer: 724-334-5000001
Fax: 001 724-334-5723
Email: help@MyBacharach.com
Canada
Bacharach of Canada, Inc.
20 Amber Street Unit #7
Markham, Ontario L3R 5P4
Canada
Telefoonnummer: 001 905-470-8985
Fax: 001 905-470-8963
Email: Support@BachCan.ca
PCA
3 Handleiding
100 0024-9473 Rev 4
HOOFDSTUK 9. VERKLARING VAN
OVEREENSTEMMING
Verklaring van overeenstemming
De fabrikant van de producten
die onder deze verklaring
vallen:
Bacharach, Inc.
621 Hunt Valley Circle
New Kensington, Pennsylvania 15068, Verenigde
Staten
Jaar van deze verklaring van
overeenstemming:
2010
Product(en):
Verbrandingsanalysator
Model(len):
PCA
3 (Siegert)
Ondergetekenden verklaren hierbij dat de voornoemde producten voldoen aan
de eisen van de hiernavolgende norm/normen en overeenkomen me de
hiernavolgende richtlijn/richtlijnen.
Norm(en):
EN 50379-
1 deel 1
Algemene eisen en
beproevingsmethoden
Specificatie voor draagbaar elektrisch materieel
bestemd voor het meten van
rookgasparameters van verwarmingstoestellen
EN 50379-
2 deel 2
Gebruikseigenschappen
Gebruikseigenschappen van materieel gebruikt
bij verplichte inspecties en waardebepalingen
EN 50270:
2006
Elektromagnetische
compatibiliteit
Elektrisch materieel voor de detectie en meting
van brandbare gassen, giftige gassen of
zuurstof
EN 55011 Radiostoringskenmerken
HF-apparatuur voor industriële,
wetenschappelijke en medische doeleinden
(zgn. ISM-apparatuur) -
Radiostoringskenmerken - Grenswaarden en
meetmethoden
Richtlijn(en):
2004/108/EG EMC Richtlijn
Handtekening:
Naam: Doug Keeports
Functie: VP Product Development
Datum: 18 oktober 2010
Het technische documentatiebestand dat op grond van deze richtlijn vereist is, wordt bijgehouden op het hoofdkantoor
van Bacharach, Inc.
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 101
PCA
3 Handleiding
102 0024-9473 Rev 4
PCA
3 Handleiding
0024-9473 Rev 4 103
PCA
3 Handleiding
104 0024-9473 Rev 4
Hoofdkantoor wereldwijd
621 Hunt Valley Circle, New Kensington, Pennsylvania 15068, Verenigde Staten
Telefoonnummer: 001 724-334-5000 : 1-800-736-4666 • Fax: 001 724-334-5001
Website: www.MyBacharach.com • E-mail: help@MyBacharach.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104

Bacharach PCA®3 Handleiding

Type
Handleiding