Lowrance HDS LIVE Installatie gids

Categorie
Navigators
Type
Installatie gids
NEDRELANDS
HDS Live
Installatiehandleiding
www.lowrance.com
Voorwoord
Disclaimer
Aangezien Navico dit product voortdurend verbetert, behouden wij
ons het recht voor om te allen tijde wijzigingen in het product aan
te brengen die mogelijk niet met deze versie van de handleiding
overeenkomen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde
distributeur als u eventueel hulp nodig hebt.
De eigenaar is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat de
apparatuur dusdanig wordt geïnstalleerd en gebruikt, dat er geen
ongevallen, persoonlijk letsel of schade aan eigendommen kan
worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk
verantwoordelijk voor het naleven van de regels voor veilig
zeemanschap.
NAVICO HOLDING EN HAAR DOCHTERMAATSCHAPPIJEN,
VESTIGINGEN EN FILIALEN WIJZEN ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF
VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT PRODUCT DAT KAN LEIDEN TOT
ONGEVALLEN, SCHADE OF TOT WETSOVERTREDING.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse
gaan. Navico Holding AS en haar dochtermaatschappijen,
vestigingen en filialen behouden zich het recht voor de specificaties
te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.
Rechtsgeldige taal
Deze verklaring, alle instructiehandleidingen,
gebruikershandleidingen en andere informatie met betrekking tot
het product (Documentatie) kunnen zijn vertaald in, of zijn vertaald
uit een andere taal (Vertaling). In het geval van enig conflict tussen
een Vertaling van de Documentatie, is de Engelstalige versie van de
Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
Copyright
Copyright © 2018 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart wordt als separaat document verstrekt. Raadpleeg
bij eventuele vragen de website van uw unit of systeem:
www.lowrance.com
Voorwoord | HDS Live Installatiehandleiding
3
Complianceverklaringen
Europa
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat
het product voldoet aan de eisen van:
CE volgens RED 2014/53/EU
De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de
betreffende productsectie op de volgende website:
www.lowrance.com
Landen van beoogd gebruik in de EU
AT - Oostenrijk
BE - België
BG - Bulgarije
CY - Cyprus
CZ - Tsjechië
DK - Denemarken
EE - Estland
FI - Finland
FR - Frankrijk
DE - Duitsland
GR - Griekenland
HU - Hongarije
IS - IJsland
IE - Ierland
IT - Italië
LV - Letland
LI - Liechtenstein
LT - Litouwen
LU - Luxemburg
MT - Malta
NL - Nederland
NO - Noorwegen
PL - Polen
PT - Portugal
RO - Roemenië
SK - Slowakije
SI - Slovenië
ES - Spanje
SE - Zweden
CH - Zwitserland
TR - Turkije
UK - Verenigd Koninkrijk
Verenigde Staten van Amerika
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat
het product voldoet aan de eisen van:
Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de
volgende voorwaarden: (1) dit toestel mag geen schadelijke
interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle ontvangen
interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de
werking van het toestel
4
Voorwoord | HDS Live Installatiehandleiding
Waarschuwing: De gebruiker wordt gewaarschuwd
dat wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk
zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is
voor naleving ertoe kunnen leiden dat de bevoegdheid
van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken komt
te vervallen.
Ú
Notitie: Deze apparatuur genereert, gebruikt en veroorzaakt
mogelijke straling van radiofrequente energie en kan, indien
niet geïnstalleerd in overeenstemming met de instructies,
schadelijke interferentie veroorzaken aan radiocommunicatie. Er
is echter geen garantie dat er in een bepaalde installatie geen
interferentie zal optreden. Mocht deze apparatuur schadelijke
interferentie veroorzaken met radio- of televisieontvangst, wat
bepaald kan worden door de apparatuur in en uit te schakelen,
dan wordt de gebruiker aangeraden te proberen de
interferentie te corrigeren door één of meer van de volgende
maatregelen:
Verplaats de ontvangstantenne of richt deze opnieuw
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere
groep dan waarop de ontvanger is aangesloten
Raadpleeg de dealer of een ervaren technicus voor hulp
Industrie Canada
Dit apparaat voldoet aan de vergunningsvrije RSS-norm(en) van
Industry Canada. Werking is onderhevig aan de volgende twee
voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken,
en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren,
ook als dat ten koste gaat van de werking van het apparaat.
Le présent appareil est conforme aux CNR d’Industrie Canada
applicables aux appareils radio exempts de licence. L'exploitation
est autorisée aux deux voorwaarden suivantes: (1) l'appareil ne doit
pas produire de brouillage, enz. (2) l’utilisateur de l’appareil doit
accepter tout brouillage radioélectrique subi, même si le brouillage
est susceptible d’en compromettre le fonctionnemen.
Verklaring Industry Canada: volgens de regels van Industry Canada
mag deze radiozender alleen worden gebruikt met een
antennetype en met een maximale (of lagere) versterking voor de
Voorwoord | HDS Live Installatiehandleiding
5
zender waarvoor Industry Canada goedkeuring heeft gegeven. Om
de mogelijke radio-interferentie voor andere gebruikers te
verminderen, moeten het antennetype en de versterking zodanig
worden gekozen dat het equivalent isotropisch uitgestraald
vermogen (EIRP) niet meer is dan noodzakelijk is voor succesvolle
communicatie.
Conformément à la réglementation d’Industrie Canada, le présent
émetteur radio peut fonctionner avec une antenne d’un type et
d’un gain maximal (ou inférieur) approuvé pour l’émetteur par
Industrie Canada. Dans le but de réduire les risques de brouillage
radioélectrique à l’intention des autres utilisateurs, il faut choisir le
type d’antenne et son gain de sorte que la puissance isotrope
rayonnée quivalente (p.i.r.e.) ne dépassepas l’intensité nécessaire à
l’établissement d’une communication satisfaisante.
Australië en Nieuw Zeeland
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat
het product voldoet aan de eisen van:
niveau 2-apparatuur van de Radiocommunicatienorm 2017
(elektromagnetische compatibiliteit)
radiocommunicatienorm 2014 (korteafstandsapparatuur)
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding
nodig om gegevens te kunnen uploaden en downloaden. Bij
gebruik van een internetverbinding via een mobiele telefoon of een
verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te
houden dat het dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan
kosten in rekening brengen voor de hoeveelheid gegevens die u
overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw internetprovider
voor de geldende tarieven en beperkingen.
Handelsmerken
Navico
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS.
Lowrance
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding
AS.
Bluetooth
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
CZone
is een handelsmerk van Power Products LLC.
6
Voorwoord | HDS Live Installatiehandleiding
Evinrude
®
is een gedeponeerd handelsmerk van BRP US, Inc.
HDMI
®
en HDMI
, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia
Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere landen.
Mercury
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
NMEA
®
en NMEA 2000
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van de
National Marine Electronics Association.
Power-Pole
®
is een gedeponeerd handelsmerk van JL Marine
Systems, Inc.
SD
en microSD
zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van SD-3C, LLC in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
SmartCraft VesselView
®
is een gedeponeerd handelsmerk van
Mercury.
Suzuki
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Suzuki.
Yamaha
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Yamaha.
Over deze handleiding
Deze handleiding is een naslaghandleiding voor het installeren van
units.
Sommige functies zijn mogelijk niet geactiveerd of beschikbaar voor
schermafbeeldingen in de handleiding. Daarom komen screenshots
van menu's en dialoogvensters mogelijk niet overeen met uw unit.
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt
als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een
opmerking of belangrijke informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk
is personen te waarschuwen voorzichtig te werk te
gaan om letsel en/of schade aan personen/apparatuur
te voorkomen.
Voorwoord | HDS Live Installatiehandleiding
7
8
Voorwoord | HDS Live Installatiehandleiding
Inhoud
11 Inleiding
11
Bijbehorende onderdelen:
12 Toetsen
14 Kaartlezer
15 Connectoren
16 Installatie
16 Installatierichtlijnen
17 Bevestiging U-beugel
17 Paneelmontage
18 Bedrading
18 Connectoren
18 Richtlijnen voor de bekabeling
19 Voeding, NMEA 0183 en video-ingang
22 USB-apparaten
23 NMEA 2000
25 Een Ethernet-apparaat aansluiten
26 HDMI-ingang
27 Sonar CH1 - blauwe 9-pins connector
27 Sonar CH2 - zwarte 9-pins connector
28 Software installeren
28 Voor de eerste keer opstarten
28 Volgorde software-instellingen
28 De unit in- en uitschakelen
29 Dialoogvenster Instellingen
29 Systeeminstellingen
30 Alarmen
31 Radarinstellingen
36 Sonarinstellingen
40 Stuurautomaat instellen
45 Fuel Settings
48 Draadloze instellingen
49 Netwerkinstellingen
54 Externe ondersteuning
54 Integratie SmartCraft VesselView
Inhoud | HDS Live Installatiehandleiding
9
54 Suzuki motorintegratie
55 Yamaha Motor integratie
55 Evinrude motorintegratie
56 Power-Pole-ankers
56 C-zone
58 Accessoires
59 Ondersteunde gegevens
59 Lijst van met NMEA 2000 compatibele PGN's
63 Door NMEA 0183 ondersteunde sentences
65 Technische specificaties
65 HDS Live
68 Maattekeningen
68 7-Inch unit
68 9-inch unit
69 12-Inch unit
69 16-inch unit
10
Inhoud | HDS Live Installatiehandleiding
Inleiding
Bijbehorende onderdelen:
HDS Live
C
A
D
B1
B2
F
E
A HDS Live unit
B1 U-beugelset (plastic), HDS-7 Live en HDS-9 Live
B2 U-beugelset (metaal), HDS-12 Live en HDS-16 Live
C Zonnescherm
D Voedingskabelset
E Pakking
F Documentatie
1
Inleiding | HDS Live Installatiehandleiding
11
Toetsen
De knoppen van het voorpaneel
MOB
B
C
E
H
I
A
D
F
G
A Pagina's-toets
Eén keer indrukken om de Home pagina te activeren.
Druk herhaaldelijk kort in om de favoriete knoppen te
doorlopen
Ingedrukt houden is configureerbaar. Raadpleeg de
bedieningshandleiding voor meer informatie
B Waypoint-toets
Druk om het dialoogvenster Nieuw waypoint te openen
Druk twee keer om een waypoint op te slaan
Houd ingedrukt om het dialoogvenster Zoeken te
openen
C Pijltoetsen
Druk op de pijltoetsen om de menu-items te doorlopen,
een waarde aan te passen en de cursor op een paneel te
plaatsen
12
Inleiding | HDS Live Installatiehandleiding
D Toets Afsluiten (X)
Indrukken op om een dialoogvenster af te sluiten, terug
te keren naar het vorige menuniveau, de cursor van het
paneel te verwijderen of de cursor terug te zetten op het
paneel
E Enter-toets
Indrukken om uw instellingen te selecteren of op te slaan
F Zoomknoppen en MOB-knop
Zoomknoppen voor panelen en beelden
Door beide toetsen tegelijk ingedrukt te houden wordt
een Man Overboard (MOB) waypoint opgeslagen op de
huidige vaartuigpositie
G Menu-toets
Indrukken om het menu voor het actieve paneel/overlay
weer te geven
Druk twee keer om het dialoogvenster Instellingen te
openen
Ingedrukt houden om het menu te verbergen of weer te
geven
H Aan/uit-toets
Druk om de unit in te schakelen
Houd ingedrukt om de unit uit te schakelen
Druk één keer om het dialoogvenster Systeem regelingen
te openen (als unit is ingeschakeld). Druk herhaaldelijk
kort om de helderheid van de schermverlichting te
doorlopen
I Sneltoegangstoetsen (alleen HDS-12 Live en HDS-16
Live units)
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor de
configuratie van de sneltoegangstoetsen.
Inleiding | HDS Live Installatiehandleiding
13
Kaartlezer
U kunt een geheugenkaart gebruiken voor:
Kaartgegevens
Software updates
Overdracht van gebruikersgegevens
Systeemback-ups
Ú
Notitie: Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of
kopieert naar een kaart met cartografische producten. Dat kan
de cartografische informatie op de kaart beschadigen.
Het beschermende klepje moet altijd goed worden afgesloten na
het plaatsen of verwijderen van de kaart zodat er geen water kan
binnendringen.
14
Inleiding | HDS Live Installatiehandleiding
Connectoren
HDS Live
7-Inch unit
A B CDE
9-Inch unit
A B CDE
D
12-inch en 16-inch units
A B CDE
D
G
F
A Voeding, video-ingang en NMEA 0183 connector
B Sonar CH1 - blauwe 9-pins connector
C Sonar CH2 - zwarte 9-pins connector
D Ethernet-connector (5-pins)
E NMEA 2000-verbinding
F HDMI-uitgangconnector
G USB-connector
Inleiding | HDS Live Installatiehandleiding
15
Installatie
Installatierichtlijnen
Kies de montageplaats zorgvuldig en controleer voordat u gaat
boren of zagen of er achter het paneel geen elektrische draden of
andere onderdelen zijn verborgen. Zorg dat de gaten op een veilige
plek worden aangebracht, waar ze de constructie van de boot niet
verzwakken. Raadpleeg bij twijfel een ervaren botenbouwer of een
installateur van zeilelektronica.
Doe dit niet:
Onderdelen bevestigen waar deze kunnen worden gebruikt als
houvast
Onderdelen bevestigen waar deze onder water kunnen komen
te staan
Onderdelen bevestigen waar deze kunnen storen bij het
bedienen, te water gaan of in veiligheid brengen van de boot
Doe dit wel:
Test de unit op de beoogde locatie om de werking van de
draadloze verbinding en GPS te controleren. Metaal en koolstof
staan bekend om hun negatieve invloed op de prestaties. Slechte
prestaties kunnen worden verholpen door een goed geplaatste
externe GPS-bron en/of draadloze module toe te voegen
Controleer of de kijkhoeken optimaal zijn
Controleer of is voldaan aan de algehele vereisten voor breedte
en hoogte
Controleer of de kaartlezer goed toegankelijk is
Laat voldoende ruimte vrij om alle relevante kabels aan te sluiten
Controleer of het mogelijk is om kabels te leggen naar de
beoogde montagelocatie
Ú
Notitie: Bij inbouw moet de omlijsting droog zijn en een goede
ventilatie hebben. Bij kleine behuizingen moet u mogelijk een
koelsysteem plaatsen.
2
16
Installatie | HDS Live Installatiehandleiding
Waarschuwing: Bij onvoldoende ventilatie en
daaropvolgende oververhitting van de unit kan de
werking onbetrouwbaar zijn en kan de levensduur
afnemen. Wanneer de unit wordt blootgesteld aan
omstandigheden die buiten de specificaties vallen,
wordt de garantie mogelijk ongeldig. Raadpleeg de
technische specificaties in de "Technische specificaties" op
pagina 65.
Bevestiging U-beugel
1. Plaats de steun op de gewenste plek. Zorg dat de gekozen
locatie hoog genoeg is om de unit in de beugel te kunnen
plaatsen en ruimte biedt om de unit te kunnen kantelen.
Bovendien moet er aan beide kanten genoeg ruimte zijn om de
knoppen los en vast te kunnen draaien.
2. Markeer de plek van de schroefgaten door de steun als sjabloon
te gebruiken en boorgeleidegaten. Gebruik
bevestigingsmiddelen die geschikt zijn voor het materiaal
waarop u de unit wilt bevestigen.
3. Schroef de beugel vast.
4. Bevestig de unit met de knoppen aan de steun. Draai deze
uitsluitend met de hand aan.
3
4
Paneelmontage
Raadpleeg de afzonderlijke montagesjabloon voor paneelmontage-
instructies.
Installatie | HDS Live Installatiehandleiding
17
Bedrading
Connectoren
Verschillende modellen hebben verschillende connectoren. Voor
beschikbare connectoren en de connectorlay-out zie "Connectoren" op
pagina 15.
Richtlijnen voor de bekabeling
Doe dit niet:
Maak geen scherpe knikken in de kabels
Zorg bij de plaatsing van de kabels dat er geen water in de
connectoren kan lopen
Plaats de kabels niet direct naast de radar, de zender of naast
grote of hoogspanningskabels en kabels met een hoog
frequentiesignaal.
Plaats de kabels niet op locaties waar ze mechanische systemen
belemmeren
Kabels leggen over scherpe randen of klevende oppervlakken
Doe dit wel:
Maak druipwater- en servicelussen
Gebruik kabelbinders bij alle kabels om ze op hun plaat te
houden
Soldeer/krimp en isoleer alle bedradingsaansluitingen die de
kabels verlengen of verkorten. Uitstekende kabels moeten
worden voorzien van een passende krimpconnector of dicht
worden gesoldeerd of gesmolten. Verbind kabels op een zo
hoog mogelijke plek om de kans op onderdompeling te
minimaliseren.
Laat ruimte vrij rondom connectoren om het plaatsen en
verwijderen van kabels makkelijker te maken
Waarschuwing: Schakel de stroom uit voor u met de
installatie begint. Als de stroom ingeschakeld blijft
tijdens de installatie bestaat het risico van brand,
elektrische schokken of andere ernstige verwondingen.
Zorg dat het voltage van de stroomvoorziening
compatibel is met dat van de unit.
3
18
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
Waarschuwing: De positieve voedingsdraad (rood)
moet altijd met (+) DC worden verbonden met een
zekering of een stroomonderbreker (die zo dicht
mogelijk bij de stroomsterkte van de zekering komt).
Voeding, NMEA 0183 en video-ingang
Details connector
4
7
8 6
3
5
2
1
9
10
Uitgang op unit (vrouwelijk)
Pen Doel
1 Accessoire-wekdraad
2 Listener B (Rx_B)
3 Video-ingang +
4 Talker B (Tx_B)
5 Afvoer
6 Talker A (Tx_A)
7 + 12 V DC
8 DC negatief
9 Video-ingang -
10 Listener (Rx_A)
Ú
Notitie: Om de video-ingang te kunnen gebruiken moet een
adapterkabel worden gebruiken (afzonderlijk verkocht).
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
19
Voeding
De unit is geschikt voor voeding door een 12 V DC systeem.
De unit is beveiligd tegen omgekeerde polariteit, onderspanning en
overspanning (voor een beperkte tijd).
Op de positieve toevoer moet een zekering of stroomonderbreker
worden geplaatst. Voor de aanbevolen stroomsterkte van de
zekering, zie "Technische specificaties" op pagina 65.
NMEA 0183
De unit heeft een seriële NMEA 0183 interface voor zowel invoer als
uitvoer. De poort of poorten maken gebruik van de NMEA 0183
standaard (gebalanceerde seriële communicatie) en in de software
kunt u verschillende baudrates instellen, tot maximaal 38.400.
Talkers en listeners
Slechts één talker (output) kan worden aangesloten op een seriële
ingang (RX) op de unit, in overeenstemming met het NMEA0183
protocol. Een uitgangspoort (TX) op de unit kan echter worden
aangesloten op maximaal drie listener (ontvanger) apparaten,
afhankelijk van de hardwaremogelijkheden van de ontvanger.
Video-ingang
U kunt de unit aansluiten op een bron voor composietvideo en u
kunt de videobeelden op het bijbehorende display weergeven.
Ú
Notitie: Camerakabels worden niet meegeleverd en u moet
een kabel kiezen met het juiste uiteinde: een RCA-connector
voor aansluiting op de unit en meestal een BNC- of RCA-
connector voor aansluiting op de camera.
Ú
Notitie: De videobeelden worden niet via het netwerk gedeeld
met een andere unit. U kunt de videobeelden alleen weergeven
op de unit waarop de videobron is aangesloten.
Ú
Notitie: Zowel NTSC als PAL wordt ondersteund.
Video-ingang configureren
Video-ingang instellingen kunnen worden geconfigureerd in het
videopaneel. Raadpleeg de bedieningshandleiding voor meer
informatie.
20
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
Voedings- en NMEA 0183 kabel
Toets Beschrijving Kleur
A + 12 V DC Rood
B DC negatief Zwart
C Zekering --
D Accessoire-wekdraad Geel
E Talker A (Tx_A) Geel
F Talker B (Tx_B) Blauw
G Listener (Rx_A) Oranje
H Listener B (Rx_B) Groen
I Aarde (beveiliging) --
Accessoire-wekdraad
De accessoire-wekdraad kan worden gebruikt voor het bedienen
van de voedingsstatus van externe apparatuur. Combineer alle
accessoire-wekdraden door ze aan te sluiten op een
gemeenschappelijke bus of een enkel eindpunt. Wanneer
apparaten op deze manier verbonden zijn, worden deze
geactiveerd zodra de unit wordt ingeschakeld.
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
21
A
A
B
Toets Doel Kleur
A Accessoire-wekdraad Geel
B Accessoire-wekdraad
Videoadapterkabel (afzonderlijk verkocht)
A
C
B
Toets Beschrijving
A Videoadapterkabel (aangesloten op de uitgang)
B BNC-connector (vrouwelijk)
C Voedings- en NMEA 0183 kabel
USB-apparaten
De USB-poort(en) kunnen worden gebruikt om:
22
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
Een opslagapparaat aan te sluiten voor software updates,
overdracht van gebruikersgegevens en voor back-up van het
systeem
Een aangesloten apparaat op te laden. Raadpleeg voor maximaal
uitgangsvermogen "Technische specificaties" op pagina 65
Ú
Notitie: USB-kabels mogen niet langer zijn dan 5 m bij gebruik
van gewone kabels. Kabels met een lengte van meer dan 5 m
kunnen mogelijk zijn als een actieve USB-kabel wordt gebruikt.
Details USB-connector
Uitgang op unit (vrouwelijk) Kabelstekker/Apparaatstekker (mannelijk)
Het apparaat is standaard voorzien van type A USB-connector(s).
NMEA 2000
Via de NMEA 2000 datapoort kunt u gegevens uit verschillende
bronnen ontvangen en delen.
Details connector
2
1
3
4
5
Uitgang (mannelijk)
Pen Doel
1 Afscherming
2 NET-S (+12 V DC)
3 NET-C (DC negatief)
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
23
Pen Doel
4 NET-H
5 NET-L
Een NMEA 2000 netwerk plannen en installeren
Een NMEA 2000 netwerk bestaat uit een backbone-voedingskabel
van waaruit netwerkkabels verbinding maken met NMEA 2000
apparaten. De backbone-kabel moet zijn gelegen op 6 m (20 ft)
afstand van de locaties van alle aan te sluiten apparaten, meestal in
een lijn van boeg naar achtersteven.
De volgende richtlijnen zijn van toepassing:
De totale lengte van de backbone-kabel mag niet groter zijn dan
100 meter (328 ft)
Een enkele netwerkkabel heeft een maximale lengte van 6 meter
(20 ft). De totale lengte van alle netwerkkabels samen mag niet
meer zijn dan 78 meter (256 ft)
De backbone-kabel moet aan elk uiteinde een afsluiter hebben.
De afsluiter kan een eindplug of een unit met ingebouwde
terminator zijn
A
C
C
D
B
E
A
B
A
B
A NMEA 2000 apparaat
B Netwerkkabel
C Terminator
D Voeding
E Backbone
Voeding van het netwerk
Het netwerk heeft een eigen 12 V DC voeding nodig, beschermd
door een 3 ampère zekering.
Bij kleinere systemen: voeding aansluiten ergens in de backbone.
24
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
Bij grotere systemen: voeding aansluiten op een centraal punt in de
backbone voor een gelijkmatige spanning in het netwerk. Zorg bij
installatie dat de belasting-/stroomafname aan weerszijde van het
voedingspunt gelijk is.
Ú
Notitie: 1 LEN (Load Equivalency Number) is gelijk aan 50 mA
stroomafname.
Ú
Notitie: Sluit de NMEA 2000 voedingskabel niet aan op
dezelfde terminals als de startaccu van de motor, de
stuurautomaatcomputer, de boogschroefinstallatie of andere
hoogspanningsapparaten.
Een Ethernet-apparaat aansluiten
U kunt netwerkapparaten direct aansluiten op de Ethernet-poort of
via een netwerkhub die is aangesloten op de Ethernet-poort.
Details Ethernet-connector
1
2
3
4
5
Uitgang op unit (vrouwelijk)
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
25
Pen Doel
1 Positief verzenden TX+
2 Negatief verzenden TX-
3 Positief ontvangen RX+
4 Negatief ontvangen RX-
5 Afscherming
Ethernet-apparaten
De Ethernet-poorten kunnen worden gebruikt voor overdracht van
gegevens en synchronisatie van door de gebruiker gemaakte
gegevens. Aangeraden wordt om te zorgen dat alle MFD’s in het
systeem zijn aangesloten op het Ethernet-netwerk.
Er is geen speciale installatie vereist voor het opzetten van een
Ethernet-netwerk. Het is allemaal plug-and-play.
Ethernet-hub
U kunt netwerkapparaten aansluiten via een Ethernet-hub. U kunt
extra hubs toevoegen om het gewenste aantal poorten te bieden.
HDMI-ingang
U kunt de unit aansluiten op een externe videobron om
videobeelden op het display weer te geven.
Details HDMI-connector
Uitgang op unit (vrouwelijk)
Kabelstekker (mannelijk)
De unit is voorzien van standaard HDMI (Type A) connector(s). De
unit moet worden uitgeschakeld voordat u deze aansluit op of
losmaakt van een HDMI-kabel.
Ú
Notitie: Bij de HDMI-standaard is geen maximale kabellengte
gedefinieerd, maar de signaalkwaliteit kan afnemen bij gebruik
van lange kabels. Gebruik alleen HDMI-kabels van Navico of
andere gecertificeerde HDMI-kabels van hoge kwaliteit. Kabels
26
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
van externe partijen moeten worden getest voordat u deze
gebruikt. Bij afstanden langer dan 10 m is het mogelijk vereist
dat u een HDMI-versterker of HDMI-CAT6-adapters gebruikt.
Video-ingang configureren
Video-ingang instellingen kunnen worden geconfigureerd in het
videopaneel. Raadpleeg de bedieningshandleiding voor meer
informatie.
Sonar CH1 - blauwe 9-pins connector
Ondersteunt:
Sonar/CHIRP sonar
DownScan
Active Imaging 3D transducer
LiveSight Down/Forward transducer
Ú
Notitie: Een 7-pins transducerkabel kan op een 9-pins poort
worden aangesloten met een 7-pins naar 9-pins adapterkabel.
Als de transducer een sensor heeft voor de snelheid van het
schoepenwiel, geeft de unit geen gegevens over de
watersnelheid weer.
Ú
Notitie: Kanaal 1 kan SideScan uitvoeren via een Active
Imaging 3D transducer. Het kan SideScan niet uitvoeren via een
Active Imaging, Active Imaging 3-in-1, TotalScan, StructureScan
of StructureScan HD transducer.
Sonar CH2 - zwarte 9-pins connector
Ondersteunt:
Sonar/CHIRP sonar
DownScan
SideScan
Active Imaging/Active imaging 3-in-1/TotalScan/StructureScan
Ú
Notitie: Een 7-pins transducerkabel kan op een 9-pins poort
worden aangesloten met een 7-pins naar 9-pins adapterkabel.
Als de transducer een sensor heeft voor de snelheid van het
schoepenwiel, geeft de unit geen gegevens over de
watersnelheid weer.
Bedrading | HDS Live Installatiehandleiding
27
Software installeren
Voor de eerste keer opstarten
Wanneer de apparaat de eerste keer wordt opgestart, of na het
herstellen van de fabrieksinstellingen, worden verschillende
dialoogvensters op de unit weergegeven. Volg de aanwijzingen in
de dialoogvensters om de basisinstellingen in te voeren.
In het dialoogvenster Systeem regelingen kunt u verdere
instellingen invoeren en instellingen later wijzigen.
Volgorde software-instellingen
1 Algemene instellingen - zie "Systeeminstellingen" op pagina
29.
Kies de gewenste algemene instellingen
2 Geavanceerde instellingen - zie "Geavanceerd" op pagina
29.
Functies in- of uitschakelen
Bekijk de verschillende geavanceerde instellingen en
breng de gewenste wijzigingen aan
3 Bronselectie - zie "Netwerkinstellingen" op pagina 49.
Zorg dat de juiste externe gegevensbronnen zijn
geselecteerd
4 Functies instellen
Configureer bepaalde functies, zoals verderop in dit
hoofdstuk beschreven
De unit in- en uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld door op de aan/uit-knop te
drukken.
Houd de Aan/uit-knop ingedrukt om de unit uit te schakelen
U kunt de unit ook uitschakelen in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
4
28
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Als de Aan/uit-knop wordt losgelaten voordat de apparatuur is
uitgeschakeld, wordt de uitschakeling geannuleerd.
Dialoogvenster Instellingen
De software wordt geïnstalleerd via het dialoogvenster Instellingen.
Systeeminstellingen
Bootinstellingen
Deze optie wordt gebruikt om de fysieke kenmerken van de boot te
specificeren.
Time (Tijd)
Bepaalt de offset van de plaatselijke tijdzone en het formaat van de
tijd en datum.
Geavanceerd
Wordt gebruikt voor het configureren van geavanceerde
instellingen. Hier kunt u bovendien instellen op welke manier uw
systeem verschillende gebruikersinterfacegegevens weergeeft.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
29
Functies in- of uitschakelen
Met de optie Functie kunt u functies in- of uitschakelen die niet
automatisch door het systeem worden in- of uitgeschakeld.
Alarmen
Instellingen
Overzicht van beschikbare alarmopties in het systeem, met huidige
instellingen.
In deze lijst kunt u alarmlimieten activeren, deactiveren en wijzigen.
Sirene inschakelen
In een alarmsituatie van de unit klinkt de zoemer alleen als de optie
Sirene geactiveerd is ingeschakeld.
De instelling hiervan is ook bepalend voor de werking van het
externe alarm.
30
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Radarinstellingen
Installatie-instellingen
Het radarsysteem vereist specifieke instelling van de radarsensor
voor aanpassing op een aantal variabelen die in de verschillende
installaties te vinden zijn.
Ú
Notitie: De beschikbare installatie-instellingen zijn afhankelijk
van de radarsensor.
Radarbron
Bij een systeem met meer dan één radarsensor kiest u het apparaat
dat u wilt configureren in dit menu.
Ú
Notitie: Radars die geschikt zijn voor een modus met dubbele
radar worden tweemaal in de bronnenlijst weergegeven, met
het achtervoegsel A en B.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
31
Radarstatus
Toont scannerinformatie en scannerfuncties, hoofdzakelijk gebruikt
voor informatie en om te helpen bij het opsporen van fouten.
Afstellen antennehoogte
Stel de hoogte van de radarscanner af op het wateroppervlak. De
radar gebruikt deze waarde voor het berekenen van de correcte
STC-instellingen.
Antennelengte selecteren
Selecteer de juiste antennelengte.
Afstellen bereik-offset
De radarrotaties dienen bij uw vaartuig te beginnen (een
radarbereik van nul). Misschien moet u de bereik-offset van de radar
aanpassen om dit te bereiken. Als deze niet juist is ingesteld, kan er
een grote donkere cirkel verschijnen in het midden van de rotatie.
Het zal u misschien opvallen dat rechte objecten zoals zeeweringen
of pieren glooiingen hebben of inspringen. Objecten die dicht bij
uw vaartuig zijn kunnen er ingedeukt of uitgestulpt uitzien.
Pas de bereik-offset aan zoals hieronder is aangegeven als het
vaartuig ongeveer 45 tot 90 m (50 tot 100 yards) van een rechte
steiger of een ander object is dat op de display als een rechte lijn
wordt weergegeven.
1 Keer het vaartuig in de richting van de steiger
2 Pas de bereik-offset aan om de echo van de steiger als een
rechte lijn op het display weer te geven
32
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
X X
Peilingsuitlijning afstellen
Deze optie wordt gebruikt om de koersmarkering op het scherm uit
te lijnen met de middellijn van het vaartuig. Zo worden kleine
uitlijningsverschillen van de scanner tijdens installatie
gecompenseerd.
Uitlijningsfouten die niet worden gecorrigeerd zullen de kwaliteit
van de doeltracering negatief beïnvloeden. Dit kan leiden tot
gevaarlijke onjuiste interpretaties van mogelijke navigatiegevaren.
Eventuele onnauwkeurigheden worden duidelijk bij het gebruik van
MARPA of kaart-overlay.
1 Stuur de punt van de boot in de richting van een stationair
geïsoleerd object, of naar een langeafstands-AIS waarbij het
AIS-pictogram overeenkomt met de radarecho
2 Stel de ruwe en fijne peilingsuitlijning zodanig af dat de
koerslijn het uiteinde van het geselecteerde object raakt
Zijlob onderdrukking
Van tijd tot tijd kunnen verkeerde doelecho's optreden naast sterke
doelecho's zoals grote schepen of containerhavens. Dit gebeurt
omdat niet alle verzonden radarenergie door de radarantenne in
een enkele straal gebundeld kan worden. Een kleine hoeveelheid
energie wordt in andere richtingen verspreid. Deze energie wordt
aangeduid als 'zijlob energie' en komt voor in alle radarsystemen.
De echo's die worden veroorzaakt door zijlobben verschijnen
meestal als bogen.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
33
Ú
Notitie: Deze functie mag alleen worden aangepast door
ervaren radargebruikers. Als deze functie niet juist wordt
ingesteld, kan er doelverlies in havens optreden.
Als de radar dichtbij metalen objecten gemonteerd wordt, neemt
het aantal zijlobben toe omdat de focus van de straal desintegreert.
De toegenomen hoeveelheid zijlob echo's kan worden verwijderd
met de functie Zijlob onderdrukking.
Standaard staat deze functie op Auto. Deze instelling hoeft normaal
gesproken niet te worden aangepast. Als er echter veel metaalecho
rond de radar is, kan het nodig zijn de zijlob onderdrukking te
verhogen.
De waarde van de zijlob onderdrukking instellen:
1. Stel het radarbereik in tussen 1/2 tot 1 zeemijl en zet de zijlob
onderdrukking op Auto
2. Breng het vaartuig naar een plaats waar zijlob echo's verwacht
kunnen worden. Dit zal vaak zijn in de buurt van een groot
schip, een containerhaven of een metalen brug.
3. Vaar het gebied af tot de sterkste zijlob echo's worden gezien.
4. Zet Auto zijlob onderdrukking op UIT. Selecteer de regelaar en
pas deze aan tot de zijlob echo's net zijn verwijderd. Er kunnen 5
tot 10 radarrotaties nodig zijn om zeker te weten dat ze zijn
verdwenen.
5. Vaar nogmaals door het gebied. Stel de functie opnieuw af als er
nog steeds zijlob echo's voorkomen.
Sector onderdrukking
Als de radar is geïnstalleerd in de buurt van een mast of constructie
kan dit leiden tot ongewenste weerkaatsingen of interferentie op
het radarbeeld. Gebruik de functie Sector onderdrukking om te
zorgen dat de radar niet meer scant in de richting van maximaal vier
sectoren.
Ú
Notitie: Sectoren zijn ingesteld ten opzichte van de koerslijn
van de radar. De koers van de sector wordt gemeten vanaf de
middellijn van de sector.
Ú
Notitie: Sector onderdrukking moet alleen worden toegepast
als dit strikt noodzakelijk is. Bij onnodig gebruik kan het nut van
de radar bij het identificeren van geldige en mogelijk gevaarlijke
doelen afnemen.
34
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Hoofdradar-PPI Radaroverlay op een kaart
Open array parkeerstand afstellen
De parkeerstand is de uiteindelijke positie waarin de antenne wordt
stilgezet ten opzichte van de koerslijn van de radar wanneer de
radar wordt ingesteld op standby. De antenne stopt met draaien en
wordt stilgezet in deze stand.
Afstellen
Automatische afstelling werkt goed bij de meeste installaties.
Handmatig afstelling wordt gebruikt als het nodig is om het
resultaat van de automatische afstelling aan te passen.
Lokale interferentieonderdrukking aanpassen
Interferentie van bepaalde bronnen aan boord kan de werking van
de Broadband-radar verstoren. Hierdoor kan een groot doel op het
scherm verschijnen dat op dezelfde relatieve afstand blijft, zelf als
het vaartuig van koers verandert.
Halo-licht
Bepaalt het niveau van de blauwe accentverlichting van de Halo
Radar. De accentverlichting kan alleen worden aangepast als de
radar in de stand-bymodus staat.
Ú
Notitie: De blauwe accentverlichting van de pedestal is
mogelijk niet in alle jachthavens toegestaan. Raadpleeg het
reglement van de lokale jachthaven voordat u de
accentverlichting inschakelt.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
35
Radar op fabrieksinstellingen terugzetten
Verwijdert alle instellingen van de gebruiker en de installateur voor
de geselecteerde radarbron en herstelt de fabrieksinstellingen.
Ú
Notitie: Wees voorzichtig met deze optie. Noteer vooraf de
huidige instellingen, zeker wanneer deze zijn ingesteld door de
gebruiker nadat de radar actief in gebruik is genomen.
Sonarinstellingen
Interne sonar
Zorgt dat de interne sonar geselecteerd kan worden in het menu
van het sonarpaneel.
Wanneer de interne sonar is uitgeschakeld, wordt deze niet vermeld
als sonarbron voor de units op het netwerk.
Selecteer deze optie op een unit zonder aangesloten transducer.
Netwerksonar
Selecteer om sonargegevens van dit apparaat te bekijken of te
delen met andere apparaten die zijn aangesloten op het Ethernet-
netwerk.
Modus Netwerksonar
In de modus Netwerksonar kunt u instellen of slechts één sonarbron
of meerdere sonarbronnen tegelijk kunnen worden geselecteerd.
Ú
Notitie: Als de instelling is gewijzigd, moeten alle aangesloten
bronnen opnieuw worden opgestart.
36
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Structuur diepte offset
Instelling voor structuurtransducers.
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de
bodem. Daardoor zijn de gemeten waterdiepten exclusief de
afstand tussen de transducer en het laagste punt van de boot in het
water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
A
B
Om de diepte vanaf het laagste punt van het vaartuig tot de
bodem weer te geven stelt u de offset in als de verticale afstand
tussen de transducer en het laagste punt van het vaartuig A
(negatieve waarde).
Om de diepte vanaf het wateroppervlak tot de bodem weer te
geven stelt u de offset in als de verticale afstand tussen de
transducer en het wateroppervlak B (positieve waarde)
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Gebruik temperatuurgegevens van
Hiermee wordt ingesteld uit welke bron de temperatuurgegevens
worden gedeeld op het NMEA 2000 netwerk.
Installatie
Gebruik dit dialoogvenster voor het instellen en configureren van
beschikbare bronnen.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
37
Bron
Selecteer deze optie om een lijst van bronnen weer te geven die
beschikbaar zijn voor configuratie. De instellingen die u configureert
in de rest van het dialoogvenster gelden alleen voor de
geselecteerde bron.
Bron naam
Selecteer deze optie om een beschrijvende naam voor de
geselecteerde transducer in te voeren.
Diepte-offset
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de
bodem. Daardoor zijn de gemeten waterdiepten exclusief de
afstand tussen de transducer en het laagste punt van de boot in het
water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
A
B
38
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Om de diepte vanaf het laagste punt van het vaartuig tot de
bodem weer te geven stelt u de offset in als de verticale afstand
tussen de transducer en het laagste punt van het vaartuig A
(negatieve waarde).
Om de diepte vanaf het wateroppervlak tot de bodem weer te
geven stelt u de offset in als de verticale afstand tussen de
transducer en het wateroppervlak B (positieve waarde)
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Kalibratie watersnelheid
Kalibratie van de watersnelheid wordt gebruikt om de
snelheidswaarden van het schoepenwiel aan te passen aan de
werkelijke snelheid van het vaartuig door het water. De werkelijke
snelheid kan worden bepaald via de GPS-grond snelheid (SOG) of
door de snelheid van het vaartuig te meten over een bepaalde
afstand. De snelheidskalibratie dient te worden uitgevoerd in
rustige omstandigheden, met minimale wind en stroombeweging.
Verhoog deze waarde tot boven de 100% als het schoepenwiel een
te lage meting geeft en verlaag deze waarde als de meting te hoog
is. Als de gemiddelde watersnelheid bijvoorbeeld 8,5 knopen is (9,8
mijl per uur/15,7 km per uur) en SOG registreert 10 knopen (11,5
mijl per uur/18,5 km per uur), moet de kalibratiewaarde worden
verhoogd tot 117 %. U kunt de aanpassing berekenen door de SOG
te delen door de snelheid van het schoepenwiel en de uitkomst te
vermenigvuldigen met 100.
Kalibratiebereik: 50-200 %. De standaardwaarde is 100 %.
Berekenen gemiddelde watersnelheid
Berekent de gemiddelde watersnelheid door met een
geselecteerde interval uw snelheid te meten. De intervallen voor de
watersnelheid zijn in te stellen van 1 tot 30 seconden. Als u
bijvoorbeeld de waarde vijf seconden hebt geselecteerd, wordt de
weergegeven watersnelheid gebaseerd op gemiddelden over 5
seconden.
Kalibratiebereik: 1-30 seconden. De standaardwaarde is 1 seconde.
Kalibratie watertemperatuur
Temperatuurkalibratie dient om de watertemperatuurwaarde
aangegeven door de sonartransducer aan te passen. Het kan nodig
zijn lokale invloeden op de gemeten temperatuur te corrigeren.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
39
Kalibratiebereik: -9,9° tot +9,9°. 0° is standaard.
Ú
Notitie: Kalibratie van de watertemperatuur verschijnt alleen als
de transducer temperatuur kan meten.
Transducertype
Ú
Notitie: Het transducertype wordt automatisch ingesteld voor
transducers die Transducer ID (XID) ondersteunen en kan niet
door de gebruiker worden geselecteerd.
Onder Type transducer type selecteert u het model van de
transducer die met de sonarmodule is verbonden. De geselecteerde
transducer bepaalt welke frequenties u kunt kiezen bij gebruik van
de sonar. Sommige transducers met ingebouwde
temperatuursensoren geven de temperatuur niet nauwkeurig weer,
en bij selectie van de verkeerde transducer wordt de temperatuur
helemaal niet weergegeven. Temperatuursensoren hebben een
impedantie van 5k of 10k. Wanneer beide opties worden gegeven
voor hetzelfde model transducer, raadpleeg dan de documentatie
van de transducer om de impedantie vast te stellen.
Stuurautomaat instellen
Voor de stuurautomaat voor de trollingmotor zijn geen speciale
instellingen vereist. Zie de bedieningshandleiding voor meer
informatie.
De NAC-1 stuurautomaatcomputer (stuurautomaat voor
buitenboordmotor) moet worden ingesteld zoals beschreven in de
volgende hoofdstukken.
Ú
Notitie: Het woord roer wordt soms gebruikt in menu’s en
dialoogvensters. In deze context fungeert de
buitenboordmotor als roer.
Gegevensbronnen van de stuurautomaat
Zorgt voor automatische en handmatige selectie van
gegevensbronnen voor de stuurautomaat voor de
buitenboordmotor.
40
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Inbedrijfstelling
Deze functie wordt gebruikt om de stuurinrichting van uw boot
(kabelstuurinrichting of hydraulisch stuursysteem) te kalibreren met
de NAC-1.
Ú
Notitie: De stuurautomaat moet in bedrijf worden gesteld voor
eerste gebruik en elke keer nadat de stuurautomaat is
teruggezet op de standaardinstellingen.
Kabelstuurinrichting kalibreren
1. Selecteer Inbedrijfstelling.
2. Selecteer Roerstandterugmelder kalibratie.
3. Volg de instructies op het scherm.
Ú
Notitie: De motor dient tijdens het kalibreren visueel te worden
gecentreerd. In het dialoogvenster Roestandterugmelder
kalibratie kan staan aangegeven dat de motor is gecentreerd
(00 waarde), terwijl de motor niet is gecentreerd. Druk na het
visueel centreren van de motor op OK om de kalibratie voor de
middenstand van het roer in te stellen op gecentreerd (00
waarde).
4. Selecteer Roertest.
5. Als de kalibratie de roertest niet doorstaat, doet u het volgende:
-
Controleer of de motor beweegt.
- Controleer of de roerstandterugmelding meebeweegt.
- Controleer de NAC-1 aandrijfkabel.
- Controleer of de motor handmatig gemakkelijk is te sturen in
beide richtingen.
- Controleer of er andere mechanische problemen zijn.
- Controleer de aansluiting van de bedrading.
- Herhaal de stappen voor het kalibreren van het roer.
Kalibratie hydraulisch systeem
Kalibratie van de virtuele roerstandterugmelder (VRF) is van
toepassing op vaartuigen met een hydraulisch stuursysteem.
1. Selecteer Inbedrijfstelling.
2. Selecteer VRF kalibratie.
3. Volg de instructies op het scherm.
Ú
Notitie: Als de stuurautomaat tijdens het kalibratieproces de
motor probeert te draaien, controleer dan of de motor in
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
41
beweging komt en in de juiste richting draait voordat u Ja
selecteert in het dialoogvenster Kalibratie virtuele
roerstandterugmelder. Als in het dialoogvenster Nee wordt
geselecteerd, keert de NAC-1 de stuurrichting om en wordt de
volgende keer dat de motor wordt gedraaid tijdens het
kalibratieproces het vermogen verhoogd.
Ú
Notitie: Mogelijk moet u meer dan één keer Nee selecteren om
te zorgen dat de pomp genoeg vermogen levert om de motor
te draaien bij hoge vaarsnelheid.
Stuurreactie
Hiermee verhoogt of verlaagt u de stuurgevoeligheid. Een laag
responsniveau vermindert de roeractiviteit en geeft een wat lossere
sturing. Een hoog responsniveau verhoogt de roeractiviteit en geeft
een wat stevigere sturing. Een te hoog reactieniveau zorgt dat de
boot S-bewegingen gaat maken.
Probleemoplossing
Hieronder staan mogelijke symptomen of * door de MFD
weergegeven berichten. Neem contact op met Support als het
probleem zich na de aanbevolen actie blijft voordoen.
Geen actieve stuurautomaat control unit
Mogelijke oorzaak: De NAC-1 computer maakt geen contact meer
met de actieve besturingsunit.
Aanbevolen actie: Controleer de kabelverbindingen van de NAC-1
en de MFD naar het CAN-bus netwerk.
Geen stuurautomaat computer
Mogelijke oorzaak: De MFD maakt geen contact meer met de NAC-1
computer.
Aanbevolen actie:
Controleer of de NAC-1 computer is ingeschakeld.
Controleer de aansluitingen van de NAC-1 op het CAN-bus
netwerk.
AP positiegegevens ontbreken*
Mogelijke oorzaak: Ontbrekende of ongeldige positiegegevens.
Aanbevolen actie:
Controleer de GPS-kabelverbindingen naar het CAN-netwerk.
42
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Controleer de locatie van de GPS-antenne.
Controleer of de juiste positiebron is geselecteerd. (Voer
bronselectie opnieuw uit.)
AP snelheidsgegevens ontbreken (SOG)*
Mogelijke oorzaak: Ontbrekende of ongeldige snelheidsgegevens.
Aanbevolen actie:
Controleer de GPS-kabelverbindingen naar het CAN-netwerk.
Controleer de locatie van de GPS-antenne.
Controleer of de juiste positiebron is geselecteerd. (Voer
bronselectie opnieuw uit.)
AP dieptegegevens ontbreken*
Mogelijke oorzaak: Ontbrekende of ongeldige dieptegegevens.
Aanbevolen actie:
Controleer de dieptetransducer.
Controleer de transducerkabelverbindingen naar de MFD of het
CAN-netwerk.
Controleer of de juiste dieptebron is geselecteerd. (Voer
bronselectie opnieuw uit.)
AP kompasgegevens ontbreken*
Mogelijke oorzaak: Ontbrekende of ongeldige koersgegevens.
Aanbevolen actie:
Controleer de kompaskabelverbindingen naar het CAN-netwerk.
Controleer of de juiste koersbron is geselecteerd. (Voer
bronselectie opnieuw uit.)
AP nav gegevens ontbreken*
Mogelijke oorzaak: Ontbrekende of ongeldige NAV-gegevens.
Aanbevolen actie:
Controleer op geldige gegevens op het MFD-scherm.
Controleer de bronselectie-instelling.
AP roergegevens ontbreken (alleen voor Helm-1-/
kabelstuurinrichting)*
Mogelijke oorzaak:
Roerstandterugmeldingssignaal ontbreekt door een
bedradingsdefect of verbroken verbinding.
Verkeerd ingestelde potentiometer in de Helm-1.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
43
Aanbevolen actie:
Controleer kabel en connector.
Controleer de uitlijning aan de hand van de installatie-instructies.
AP van koers*
Mogelijke oorzaak:
De koers van de boot ligt buiten de vaste koersafwijkingslimiet
van 20 graden. (Automatische reset wanneer het vaartuig weer
binnen de limiet komt).
De snelheid van de boot is te laag.
De reactie-instelling is te laag.
Aanbevolen actie:
Controleer de reactie-instelling van de stuurinrichting en
verhoog deze.
Verhoog indien mogelijk de snelheid van het vaartuig of stuur
met de hand.
AP koppeling overbelast (alleen voor Helm-1/
kabelstuurinrichting)*
Mogelijke oorzaak: De koppeling in Helm-1 trekt te veel stroom.
Aanbevolen actie:
Ontkoppel de Helm-1 en controleer of de alarmmelding
verdwijnt.
Controleer of de weerstand van de koppelingsspoel gelijk is aan
16 Ohm (pin 1 en 2 van connector).
Geen roer reactie (alleen voor Helm-1-/kabelstuurinrichting)*
Mogelijke oorzaak: Geen reactie op roeropdrachten.
Aanbevolen actie:
Controleer de kabelverbindingen tussen NAC-1 en Helm-1.
Controleer de roerstandterugmelder potentiometer in Helm-1.
Controleer de Helm-1 aandrijfmotor.
Roeraandrijving overbelast*
Mogelijke oorzaak: De aandrijfeenheid wordt uitgeschakeld als
gevolg van overbelasting of een kortsluiting.
Aanbevolen actie:
Controleer de aandrijfeenheid en de installatie daarvan.
Controleer of er mechanische obstakels zijn.
Controleer de handmatige besturing.
44
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Hoge aandr. temperatuur*
Mogelijke oorzaak: Het NAC-1 aandrijfcircuit is oververhit als gevolg
van overbelasting.
Aanbevolen actie:
Schakel de stuurautomaat op Stand-by.
Controleer de aandrijfeenheid (zie “Overbelasting
roeraandrijving”).
Aandrijving uitgeschakeld*
Mogelijke oorzaak: Een interne NAC-1 fout veroorzaakt uitschakeling
van het aandrijfcircuit.
Aanbevolen actie: Neem contact op met Support.
Lage CAN-bus spanning
Mogelijke oorzaak: De CAN-bus spanning bedraagt minder dan 9 V.
Aanbevolen actie:
Controleer de bekabeling.
Controleer de conditie van de accu.
Controleer de laadspanning.
Fuel Settings
Het hulpprogramma Brandstof bewaakt het brandstofverbruik. Het
brandstofverbruik wordt per trip en per seizoen bijgehouden en
gebruikt voor het berekenen van de brandstofzuinigheid. Deze
informatie wordt getoond in de gegevensbalk op de
instrumentenpagina.
Om het hulpprogramma te kunnen gebruiken, moet een Navico
brandstofstroomsensor of een NMEA 2000-motoradapterkabel/
gateway met Navico-brandstofgegevensopslagapparaat in de boot
worden geplaatst. Voor de Navico-brandstofstroomsensor is het
gebruik van een afzonderlijk brandstofopslagapparaat niet nodig.
Vraag de fabrikant van de motor of uw dealer of uw motor de juiste
gegevensuitvoer heeft en welke adapter beschikbaar is voor de
verbinding met de NMEA 2000.
Als de fysieke aansluiting is gemaakt, controleert u of de
bronselectie is voltooid. Bij meerdere motorinstallaties met
brandstofstroomsensoren of brandstofgegevensopslagapparaten
moet u de locatie van de motoren opnemen in de Apparatenlijst.
Raadpleeg "Netwerkinstellingen" op pagina 49 voor algemene
informatie over bronselectie.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
45
Vaartuiginstellingen
In dit dialoogvenster kunt u het aantal motoren, het aantal tanks en
de totale brandstofcapaciteit voor alle tanks opgeven.
Brandstofstroomconfiguratie
Nadat het aantal motoren is ingesteld, dient u aan te geven welke
brandstofstroomsensor met welke motor is verbonden. Onder
Apparatenlijst op de pagina Netwerk kunt u het venster
Apparaatconfiguratie bekijken voor iedere sensor, en de Locatie
instellen van de motor waarmee het apparaat is verbonden.
Configuratie ongedaan maken - herstelt de standaardwaarde
van het apparaat. Alle gebruikersinstellingen worden gewist.
Brandstofstroom opnieuw instellen - herstelt alleen de instelling
van de Brandstof K-waarde, als Kalibreren wordt ingesteld. Alleen
Navico-apparaten kunnen opnieuw worden ingesteld.
46
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Kalibreren
Kalibratie kan noodzakelijk zijn om de gemeten brandstofstroom
nauwkeurig overeen te laten komen met de werkelijke
brandstofstroom. Ga in het dialoogvenster Tanken naar kalibratie.
Alleen brandstofstroomsensoren van Navico kunnen gekalibreerd
worden.
1. Begin met een volle tank en laat de motor draaien zoals
gewoonlijk.
2. Nadat er minstens een aantal liter (een paar gallons) is verbruikt,
moet de tank helemaal bijgevuld worden. Selecteer vervolgens
de optie Zet op vol.
3. Selecteer de optie Kalibreren.
4. Selecteer de Werkelijk gebruikte hoeveelheid, die is gebaseerd
op de hoeveelheid brandstof waarmee is bijgetankt.
5. Selecteer OK om de instellingen op te slaan. De Brandstof K-
waarde laat nu een nieuwe waarde zien.
Ú
Notitie: Als u meerdere motoren wilt kalibreren herhaalt u
bovenstaande stappen. Kalibreer de motoren één voor één. U
kunt ook alle motoren tegelijkertijd laten draaien en de
Werkelijk gebruikte hoeveelheid delen door het aantal motoren.
Hierbij wordt aangenomen dat de motoren allemaal ongeveer
evenveel brandstof verbruiken.
Ú
Notitie: De optie Kalibreren is alleen beschikbaar als Zet op vol
is geselecteerd en een brandstofstroomsensor is aangesloten
en ingesteld als bron.
Ú
Notitie: Er worden maximaal 8 motoren met een
brandstofstroomsensor ondersteund.
Brandstofniveau
Door een Navico-brandstofpeilapparaat aan te sluiten op een
geschikte tankniveausensor is het mogelijk om de resterende
hoeveelheid brandstof in de tank te meten. Het aantal tanks moet
worden aangegeven in het dialoogvenster Instellingen vaartuig, dat
kan worden geopend op de pagina Opties voor
brandstofinstellingen. Hier kunt u de vloeistofniveau-apparaten
toewijzen aan verschillende tanks.
Selecteer Apparatenlijst op de pagina Netwerk en bekijk het venster
Apparaatconfiguratie voor iedere sensor. Stel de locatie, het
vloeistoftype en de afmeting in voor iedere tank.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
47
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor instructies over het
instellen van een instrumentenbalk of -meter met gegevens over
het vloeistofniveau-apparaat op de pagina Instrumenten.
Ú
Notitie: Er worden maximaal 5 tanks met vloeistofniveau-
apparaten ondersteund.
Ú
Notitie: Tankgegevens die worden geleverd door een
compatibele motorgateway kunnen ook worden getoond,
maar het is niet mogelijk om op deze unit een tankconfiguratie
te maken voor dit type gegevensbron.
Draadloze instellingen
Biedt configuratie- en instellingsopties voor de draadloze
functionaliteit.
Raadpleeg de gebruikershandleiding voor meer informatie over
draadloze instellingen en connectiviteit.
48
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Netwerkinstellingen
Netwerk info
Geeft algemene netwerkinformatie.
Apparaatnaam
Het is handig om een naam toe te wijzen in systemen waarin
meerdere apparaten van hetzelfde type en formaat worden
gebruikt.
Automatisch configureren
Met de optie Automatisch configureren zoekt u naar alle bronnen
die op het apparaat zijn aangesloten. Indien er meer dan één bron
beschikbaar is voor elk gegevenstype, wordt de selectie gemaakt op
basis van een interne prioriteitenlijst.
Ú
Notitie: Deze optie biedt de beste configuratie van beschikbare
gegevensbronnen voor de meeste installaties.
Gegevensbronnen
Gegevensbronnen voorzien het systeem van realtime gegevens. Als
een apparaat is verbonden met meer dan één bron die dezelfde
gegevens levert, kan de gebruiker de gewenste bron selecteren.
Voordat u de bron selecteert, moet u ervoor zorgen dat alle externe
apparaten en netwerken zijn aangesloten en ingeschakeld.
Handmatige selectie is over het algemeen alleen nodig als er meer
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
49
dan één bron voor dezelfde gegevens is en de automatisch
geselecteerde bron niet de gewenste bron is.
Demping
Indien gegevens onjuist of te gevoelig zijn, kan demping worden
toegepast om de informatie stabieler te maken. Wanneer demping
niet is ingeschakeld, worden de gegevens in ruwe vorm
gepresenteerd, zonder demping.
Apparatenlijst
Door een apparaat in deze lijst te selecteren, worden aanvullende
gegevens en opties voor het apparaat weergegeven.
Alle apparaten staan toewijzing van een exemplaarnummer in de
configuratie-optie toe. Stel unieke exemplaarnummers in voor
identieke apparaten in het netwerk, zodat de unit deze van elkaar
kan onderscheiden. De gegevensoptie toont alle gegevens die door
het apparaat worden uitgevoerd. Sommige apparaten tonen extra
opties die specifiek zijn voor het apparaat.
Ú
Notitie: Een exemplaarnummer instellen voor een product van
derden is meestal niet mogelijk.
Diagnose
Nuttige informatie voor het vaststellen van een probleem met het
netwerk.
NMEA 2000
Geeft informatie over de activiteit van de NMEA 2000-bus.
50
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
Ú
Notitie: De volgende informatie duidt niet altijd op een
probleem dat eenvoudig kan worden opgelost met een kleine
wijziging in de netwerkstructuur of in de aangesloten
apparaten en hun activiteit in het netwerk. Rx- en Tx-fouten
geven waarschijnlijk problemen met het fysieke netwerk aan.
Dit zijn problemen die kunnen worden opgelost door een
connector te vervangen/repareren, een backbone- of
netwerkkabel in te korten of het aantal netwerkknooppunten
(apparaten) te verminderen.
UDB
Geeft informatie over Ethernet-activiteit.
Installatie NMEA 2000
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om een ander apparaat dat waypoints kan
aanmaken en exporteren via NMEA 2000 toegang te geven, en
directe overdracht naar deze unit toe te staan.
Waypoint verzenden
Selecteer deze optie om de unit toestemming te geven om via
NMEA 2000 waypoints te versturen naar een ander apparaat.
Ú
Notitie: Het systeem kan maar één nieuw waypoint tegelijk
verzenden of ontvangen. Raadpleeg de bedieningshandleiding
voor bulkimport of -export van waypoints.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
51
Synchronisatie achtergrondverlichting
Selecteer deze optie als u synchronisatie van de helderheid wilt
toestaan van de verschillende displays die zijn aangesloten op
hetzelfde netwerk.
Installatie NMEA 0183
De instellingen van de NMEA 0183 poort(en) moeten
overeenkomen met de snelheid van verbonden apparaten. U kunt
deze poort zodanig configureren dat alleen de zinnen worden
uitgevoerd die vereist zijn voor luisterende apparaten.
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om toe te staan dat een ander apparaat dat
waypoints kan aanmaken en exporteren via NMEA 0183, direct
gegevens kan overdragen naar deze unit.
Seriële poorten
Specificeert de baudrate en het protocol voor de NMEA 0183
interface. De baudrate moet worden ingesteld om overeen te
komen met die van apparaten die zijn aangesloten op de NMEA
0183 ingang en uitgang.
Seriële uitvoer
Met deze selectie bepaalt u of de gegevens worden uitgevoerd via
Tx-lijnen. Als dit is ingeschakeld, kan de lijst met uitvoerzinnen
worden bewerkt.
Seriële uitvoerzinnen
Met deze lijst kunt u beheren welke zinnen vanaf de NMEA 0183
poort worden verzonden naar andere apparaten. Vanwege de
beperkte bandbreedte van NMEA 0183 is het wenselijk om alleen
de vereiste gegevens in te schakelen. Hoe minder zinnen
geselecteerd zijn, hoe hoger de uitvoersnelheid van de
ingeschakelde zinnen.
Veelgebruikte zinnen zijn standaard ingeschakeld.
Ethernet-/draadloos netwerk
De NMEA 0183 gegevensstroom wordt uitgevoerd en beschikbaar
gesteld voor tablets en pc's via het interne draadloze netwerk of
Ethernet-netwerk. In het dialoogvenster staan het IP-adres en de
52
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
poort die meestal vereist zijn voor het configureren van de
toepassing op het apparaat van de externe partij.
Ú
Notitie: Andere MFD's kunnen deze informatie niet decoderen
naar NMEA 0183 om de gegevens als bron te gebruiken. Voor
het delen van gegevens is nog steeds een fysieke NMEA 2000 of
NMEA 0183 verbinding nodig.
Software installeren | HDS Live Installatiehandleiding
53
Externe ondersteuning
Integratie SmartCraft VesselView
Wanneer een compatibel Mercury Marine VesselView product of
VesselView Link aanwezig is op het NMEA 2000 netwerk, kunnen de
motoren worden bewaakt en bediend vanaf de unit.
Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen:
Er wordt een Mercury pictogram toegevoegd aan de home
pagina - selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de
motor weer te geven.
Er wordt een dialoogvenster met Mercury instellingen
toegevoegd - gebruik dit dialoogvenster om de instellingen van
de motor te wijzigen.
Er worden ook Mercury en Vaartuigregeling knoppen
toegevoegd aan de bedieningsbalk.
- Door het selecteren van de Mercury knop worden de motor-
en vaartuiggegevens weergegeven.
- Door het selecteren van de Vaartuig knop wordt de
motorbedieningsunit geopend.
Wanneer de functies zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker mogelijk
gevraagd om informatie over basisinstellingen op te geven.
Raadpleeg voor meer informatie de VesselView handleiding of de
motorleverancier.
Suzuki motorintegratie
Indien een Suzuki C-10 meter beschikbaar is op het NMEA 2000
netwerk, kunnen de motoren vanuit de unit worden bewaakt.
Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen:
Er wordt een Suzuki pictogram toegevoegd aan de home pagina
- selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de motor
weer te geven.
Raadpleeg voor meer informatie de motorhandleiding of de
motorleverancier.
5
54
Externe ondersteuning | HDS Live
Installatiehandleiding
Yamaha Motor integratie
Als een compatibele Yamaha gateway is verbonden met het NMEA
2000 netwerk, kunnen de motoren vanuit de unit worden bewaakt.
Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen:
Er wordt een Yamaha pictogram toegevoegd aan de home
pagina - selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de
motor weer te geven.
Als het Yamaha systeem Troll Control ondersteunt, is een Troll-
knop toegevoegd aan de bedieningsbalk. Selecteer deze knop
om Troll Control in of uit te schakelen en de trollingsnelheid te
regelen.
Raadpleeg voor meer informatie de motorhandleiding of de
motorleverancier.
Evinrude motorintegratie
Indien een Evinrude motorbedieningsunit beschikbaar is op het
NMEA 2000 netwerk, kunnen de Evinrude motoren worden
bewaakt en bestuurd vanuit de unit.
Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen:
Er wordt een Evinrude pictogram toegevoegd aan de home
pagina - selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de
motor weer te geven.
Er wordt een dialoogvenster met Evinrude instellingen
toegevoegd - gebruik dit dialoogvenster om de instellingen van
de motor te wijzigen.
Er wordt een Evinrude knop toegevoegd aan de bedieningsbalk -
als u deze knop selecteert, wordt de motorbedieningsunit
geopend. Gebruik de motorbedieningsunit om de motoren te
bedienen.
Er worden maximaal twee bedieningsunits en vier motoren
ondersteund.
Raadpleeg voor meer informatie de motorhandleiding of de
motorleverancier.
Externe ondersteuning | HDS Live Installatiehandleiding
55
Power-Pole-ankers
Power-Pole-ankers, die kunnen worden aangestuurd door het op
uw boot geïnstalleerde C-Monster Control System, kunnen worden
bediend via de unit. Om de Power-Poles te kunnen bedienen dient
u deze te koppelen met de unit via de op beide producten
beschikbare draadloze Bluetooth-technologie.
C-zone
CZone verbinding met NMEA 2000
Bij de koppeling met een CZone-netwerk wordt aangeraden om
een BEP Network Interface Bridge te gebruiken om beide
netwerkbackbones samen te voegen.
De CZone/NMEA 2000 Network Interface Bridge isoleert de
stroomtoevoer van beide netwerken, maar maakt het mogelijk dat
gegevens vrijelijk tussen beide kanten worden gedeeld.
De Interface Bridge kan ook worden gebruikt voor het uitbreiden
van het NMEA 2000-netwerk, wanneer het maximale aantal
knooppunten (knooppunt = ieder met het netwerk verbonden
apparaat) voor het netwerk is bereikt, of als de maximale
kabellengte van 150 m wordt overschreden. Als een Interface Bridge
is geplaatst, kunnen nog 40 knooppunten en extra kabellengte
worden toegevoegd.
De Network Interface is verkrijgbaar bij uw BEP-dealer. Ga voor meer
informatie naar de website van BEP: www.bepmarine.com.
NETWORK INTERFACE
Net
work 1 Network 2
CZONE
NETWORK
67$786
5HG1HWZRUN
*UHHQ1HWZRUN
CZONENMEA2000
Installatie CZone
56
Externe ondersteuning | HDS Live
Installatiehandleiding
Om te kunnen communiceren met de met het netwerk verbonden
CZone-modules moet de unit voor CZone een unieke display-
dipswitchinstelling toegewezen krijgen.
De functionaliteit van het CZone-systeem wordt bepaald door het
CZone-configuratiebestand, dat wordt opgeslagen op alle CZone-
modules en de HDS Live. Het bestand wordt aangemaakt met de
CZone Configuration Tool, een speciale pc-applicatie die
verkrijgbaar is bij BEP Marine Ltd en aangesloten CZone-
distributeurs.
Raadpleeg de documentatie bij uw CZone-systeem voor meer
informatie.
De dipswitch-instelling toewijzen
Ieder product dat CZone-apparaten kan bedienen en bekijken moet
een virtuele dipswitch-instelling toegewezen krijgen. Deze instelling
is uniek voor ieder apparaat. De instelling wordt meestal bepaald als
er zich al een configuratiebestand op het CZone-systeem bevindt,
maar kan ook vooraf worden ingesteld. Ga hiervoor naar het CZone-
menu op de pagina Instellingen.
Als de configuratie al beschikbaar is op het netwerk, wordt met het
uploaden naar de HDS Live begonnen direct nadat de dipswitch is
ingesteld. Zorg dat dit zonder onderbreking kan worden afgerond.
CZone bij opstarten laten weergeven
Als deze optie wordt geselecteerd, wordt bij het opstarten van de
HDS Live de bedieningspagina van CZone als eerste weergegeven.
Backlight (Achtergrondverlichting)
Door het inschakelen van deze optie synchroniseert de HDS Live de
instellingen voor backlight met die van alle andere CZone-
displayinterfaces die zijn ingesteld om backlight-instellingen te
delen.
Ú
Notitie: In CZone Config dient de HDS Live te worden ingesteld
als controller.
Externe ondersteuning | HDS Live Installatiehandleiding
57
Accessoires
De meest recente lijst met accessoires is beschikbaar op:
www.lowrance.com
6
58
Accessoires | HDS Live Installatiehandleiding
Ondersteunde gegevens
Lijst van met NMEA 2000 compatibele
PGN's
NMEA 2000 PGN (ontvangen)
59392 ISO-bevestiging
59904 ISO-verzoek
60160 ISO-transportprotocol, -gegevensoverdracht
60416 ISO-transportprotocol, verbinding M.
65240 ISO opgedragen adres
60928 ISO-adresreservering
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126996 Productinformatie
126998 Configuratiegegevens
127237 Koers/trackcontrole
127245 Roer
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127251 Draaisnelheid
127252 Deining
127257 Attitude
127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters, snelle update
127489 Motorparameters, dynamisch
127493 Transmissieparameters, dynamisch
127500 Load Controller verbindingsstatus / bediening
127501 Binair statusrapport
127503 Status AC ingang
127504 Status AC uitgang
127505 Vloeistofniveau
7
Ondersteunde gegevens | HDS Live Installatiehandleiding
59
127506 Gedetailleerde status DC
127507 Status oplader
127508 Batterijstatus
127509 Status omvormer
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129033 Tijd & datum
129038 AIS, klasse A, positierapport
129039 AIS, klasse B, positierapport
129040 AIS, klasse B, uitgebreid positierapport
129041 AIS navigatiehulpmiddelen
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 AIS, klasse B, uitgebreid positierapport
129545 GNSS RAIM uitvoer
129549 DGNSS correcties
129551 GNSS differentiële correctie ontvanger signaal
129793 AIS UTC en datumrapport
129794 AIS navigatiehulpmiddelen
129798 AIS SAR positierapport vliegtuigen
129801 Koersafwijking
129802 AIS, veiligheidgerelateerd uitgezonden bericht
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
129794 AIS, klasse A, vaste gegevens en vaargegevens
60
Ondersteunde gegevens | HDS Live
Installatiehandleiding
129801 AIS geadresseerd veiligheidsgerelateerd bericht
129802 AIS, veiligheidgerelateerd uitgezonden bericht
129808 DSC Call-informatie
129809 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel A
129810 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel B
130060 Label
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130313 Vochtigheid
130314 Werkelijke druk
130316 Temperatuur, uitgebreid bereik
130569 Entertainment - Huidige bestand en status
130570 Entertainment - Bibliotheekgegevensbestand
130571 Entertainment - Bibliotheekgegevensgroep
130572 Entertainment - Bibliotheekgegevens zoeken
130573 Entertainment - Ondersteunde gegevensbron
130574 Entertainment - Ondersteunde zonegegevens
130576 Status van kleine vaartuigen
130577 Richtinggegevens
130578 Onderdelen vaartuigsnelheid
130579 Entertainment - Systeemconfiguratiestatus
130580 Entertainment - Systeemconfiguratiestatus
130581 Entertainment - Zoneconfiguratiestatus
130582 Entertainment - Zonevolumestatus
130583 Entertainment - Beschikbare voorinstellingen Audio EQ
130584 Entertainment - Bluetooth-apparaten
130585 Entertainment - Bluetooth-bronstatus
Ondersteunde gegevens | HDS Live Installatiehandleiding
61
NMEA 2000 PGN (verzenden)
60160 ISO-transportprotocol, -gegevensoverdracht
60416 ISO-transportprotocol, verbinding M.
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126993 Heartbeat
126996 Productinformatie
127237 Koers/trackcontrole
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127258 Magnetische variatie
127502 Schakelpaneelbediening
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129283 Koersafwijking
129285 Navigatie - Route/WP-informatie
129284 Navigatiegegevens
129285 Route-/waypoint-gegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130577 Richtinggegevens
130578 Onderdelen vaartuigsnelheid
62
Ondersteunde gegevens | HDS Live
Installatiehandleiding
Door NMEA 0183 ondersteunde sentences
TX / RX - GPS
Ontvangen GGA GLL GSA GSV VTG ZDA
Zenden GGA GLL GSA GSV VTG ZDA GLC
TX / RX - Navigatie
Ontvangen RMC
Zenden AAM APB BOD BWC BWR
Ontvangen
Zenden RMC RMB XTE XDR
TX / RX - Sonar
Ontvangen DBT DPT MTW VLW VHW
Zenden DBT DPT MTW VLW VHW
TX / RX - Kompas
Ontvangen HDG HDT HDM
Zenden HDG
TX / RX - Wind
Ontvangen MWV MWD
Zenden MWV MWD
Ondersteunde gegevens | HDS Live Installatiehandleiding
63
TX / RX - AIS / DSC
Ontvangen DSC DSE VDM
Ú
Notitie: AIS sentences worden niet overbrugd naar of van
NMEA 2000.
TX / RX - MARPA
Zenden TLL TTM
Ú
Notitie: Dit zijn alleen uitvoerzinnen.
64
Ondersteunde gegevens | HDS Live
Installatiehandleiding
Technische specificaties
HDS Live
Display
Resolutie
7-Inch unit 1024 x 600
9-Inch unit 1280 x 720
12-Inch unit 1280 x 800
16-Inch unit 1920 x 1080
Helderheid > 1200 nits
Touchscreen Multi-touch
Kijkhoeken in graden (typische
waarde bij contrastverhouding = 10)
80° boven/onder, 80° links/
rechts
Elektrische specificaties
Voedingsspanning 12 V DC (10 - 17 V DC min - max)
Stroomverbruik - Max.
7-Inch unit 33,12 W (2,4 A. bij 13,8 V DC)
9-Inch unit 40,02 W (2,9 A. bij 13,8 V DC)
12-Inch unit 49,68 W (3,6A. bij 13,8 V DC)
16-Inch unit 67,62 W (4,9 A. bij 13,8 V DC)
Aanbevolen stroomsterkte
zekering
7-Inch unit 3,5 A. bij 12 V DC
9-Inch unit 4 A. bij 12 V DC
12-Inch unit 5 A. bij 12 V DC
16-Inch unit 6,5 A. bij 12 V DC
Omgeving
Bedrijfstemperatuurbereik -15°C tot +55°C (5°F tot 131°F)
Opslagtemperatuur -20°C tot +60°C (4°F tot 140°F)
Waterbestendigheid IPX6 en IPX7
8
Technische specificaties | HDS Live Installatiehandleiding
65
Vochtigheid IEC 60945
Verdampingstemperatuur 66°C
(150°F) bij 95% relatieve
vochtigheid (48 uur)
Schok- en
trillingsbestendigheid
100.000 cycli van 20 G
Interface/aansluitingen
NMEA 2000 1 poort (Micro-C)
NMEA 0183 1 poort (via de
voedingsconnector)
Sonar 2 poorten
HDMI-ingang
7-inch en 9-inch units Niet van toepassing
12-inch en 16-inch units 1 poort (HDMI1.4 sink en HDCP)
Analoge video 1 poort (via de voedingskabel,
adapterkabel wordt afzonderlijk
verkocht)
Ethernet
7-Inch unit 1 poort (5-pins connector)
9-inch, 12-inch en 16-inch units 2 poorten (5-pins connector)
USB
7-inch en 9-inch units Niet van toepassing
12-inch en 16-inch units 1 poort (USB-A)
Output: 5 V DC, 1,5 A.
Gegevenskaartlezer 2 sleuven (microSD, SDXC)
Draadloos Intern 802.11b/g/n
Bluetooth Bluetooth 4.0 met
ondersteuning voor Bluetooth
Classic
Fysieke specificaties
Afmetingen Zie "Maattekeningen" op pagina
68
Gewicht (alleen display)
7-Inch unit 1,04 kg (2,29 lbs)
66
Technische specificaties | HDS Live
Installatiehandleiding
9-Inch unit 1,38 kg (3,04 lbs)
12-Inch unit 2,6 kg (5,73 lbs)
16-Inch unit 3,57 kg (7,87 lbs)
Veilige kompasafstand -
Metrische eenheden,
eenheden van imperiale
stelsel
50 cm
Type montage Paneelbevestiging of
beugelbevestiging
Technische specificaties | HDS Live Installatiehandleiding
67
Maattekeningen
7-Inch unit
264.4 mm
(10.41”)
234.0 mm
(9.21”)
145.6 mm
(5.73”)
158.6 mm
(6.24”)
13.0 mm
(0.51”)
64.7 mm
(2.55”)
72.7 mm
(2.86”)
94.3 mm
(3.71”)
104.3 mm
(4.11”)
9-inch unit
308.0 mm
(12.13”)
280.0 mm
(11.02”)
166.7 mm
(6.56”)
178.8 mm
(7.04”)
64.6 mm
(2.54”)
13.0 mm
(0.51”)
73.1 mm
(2.88”)
93.7 mm
(3.69”)
103.22 mm
(4.06”)
9
68
Maattekeningen | HDS Live Installatiehandleiding
12-Inch unit
375.2 mm
(14.77”)
347.5 mm
(13.68”)
69.9 mm
(2.75”)
13.0 mm
(2.75”)
228.5 mm
(9.00”)
241.9 mm
(9.52”)
80.0 mm
(3.15”)
99.0 mm
(3.90”)
130.2 mm
(5.13”)
16-inch unit
463.1 mm
(18.23”)
430.5 mm
(16.95”)
74.8 mm
(2.95”)
13.0 mm
(0.51”)
259.2 mm
(10.20”)
262.9 mm
(10.35”)
80.0 mm
(3.15”)
102.0 mm
(4.01”)
134.1 mm
(5.28”)
Maattekeningen | HDS Live Installatiehandleiding
69
70
Maattekeningen | HDS Live Installatiehandleiding
*988-12082-001*
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Lowrance HDS LIVE Installatie gids

Categorie
Navigators
Type
Installatie gids