Als u het juiste type vaartuig, de lengte van het vaartuig en de
kruissnelheid hebt ingevoerd, hoeft u waarschijnlijk niet verder
handmatig of automatisch af te stellen.
Controleer als volgt of de besturing goed werkt:
1. Zet het vaartuig vast op een vaarrichting en selecteer
vervolgens de modus AUTO
2. Let erop dat de koers wordt aangehouden, en let op de
roeropdrachten
-
De stuurautomaat moet het vaartuig binnen een gemiddelde
van + /-1 graad op de ingestelde koers houden,
vooropgesteld dat de zee rustig is en er weinig wind is
3. Voer enkele kleine en grotere koerswijzigingen naar bakboord
en stuurboord uit en kijk hoe het vaartuig zich instelt op de
nieuwe koers
- De doorschot van het vaartuig moet minimaal zijn. Zie "Roer-
gain" op pagina 22 en "Tegenroer" op pagina 22.
Als de stuurautomaat het vaartuig niet goed op koers houdt of het
wenden niet goed uitvoert, kunt u de functie Autotune proberen of
de stuurautomaat handmatig afstellen.
Ć
Notitie: Autotune wordt afgeraden als het schip langer is dan
ongeveer 30 m of een zeer hoge kruissnelheid heeft. In dat
geval wordt handmatig afstellen aangeraden.
Autotune uitvoeren
Tijdens het uitvoeren van een Autotune maakt het vaartuig diverse
S-wendingen. Op basis van het gedrag van het vaartuig zal de
stuurautomaat automatisch de belangrijkste stuurparameters (roer-
gain en tegenroer) instellen.
ā¢ Stabiliseer het vaartuig op een koers en stel de snelheid zo dicht
mogelijk bij kruissnelheid in, activeer vervolgens de functie
Autotune.
-
De stuurautomaat schakelt nu over naar AUTO-modus en
neemt de besturing van het vaartuig over.
Ć
Notitie: Autotuning kan op elk moment worden gestopt door
te drukken op de knop STBY op de stuurautomaatcontroller.
Autotuning duurt ongeveer 3 minuten. Daarna wordt de
stuurautomaat automatisch in Standby-modus geschakeld en moet
het roer handmatig worden bediend.
20
Testvaart | NAC-2/NAC-3 Inbedrijfstellingshandleiding