Simrad NSO evo3 Installatie gids

Categorie
Navigators
Type
Installatie gids
NEDERLANDS
NSO evo3
Installatiehandleiding
www.simrad-yachting.com
Voorwoord
Disclaimer
Aangezien Navico dit product voortdurend verbetert, behouden wij ons het recht voor om te
allen tijde wijzigingen in het product aan te brengen die mogelijk niet met deze versie van
de handleiding overeenkomen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde distributeur als u
eventueel hulp nodig hebt.
De eigenaar is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat de apparatuur dusdanig wordt
geïnstalleerd en gebruikt, dat er geen ongevallen, persoonlijk letsel of schade aan
eigendommen kan worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk
verantwoordelijk voor het naleven van de regels voor veilig zeemanschap.
NAVICO HOLDING EN HAAR DOCHTERMAATSCHAPPIJEN, VESTIGINGEN EN FILIALEN WIJZEN
ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT PRODUCT DAT KAN LEIDEN TOT
ONGEVALLEN, SCHADE OF TOT WETSOVERTREDING.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse gaan. Navico Holding AS
en haar dochtermaatschappijen, vestigingen en filialen behouden zich het recht voor de
specificaties te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.
Rechtsgeldige taal
Deze verklaring, alle instructiehandleidingen, gebruikershandleidingen en andere informatie
met betrekking tot het product (Documentatie) kunnen zijn vertaald in, of zijn vertaald uit
een andere taal (Vertaling). In het geval van enig conflict tussen een Vertaling van de
Documentatie, is de Engelstalige versie van de Documentatie de officiële versie van de
Documentatie.
Copyright
Copyright © 2018 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart wordt als separaat document verstrekt. Raadpleeg bij eventuele vragen de
website van uw unit of systeem: www.simrad-yachting.com.
Complianceverklaring
Deze apparatuur voldoet aan:
CE volgens richtlijn 2014/53/EU
De eisen voor niveau 2-apparatuur van de Radiocommunicatienorm 2008
(elektromagnetische compatibiliteit)
Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) dit
toestel mag geen schadelijke interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle
ontvangen interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de werking van het
toestel.
De betreffende conformiteitsverklaring is beschikbaar in de relevante productsectie op de
volgende website: www.simrad-yachting.com
.
Industrie Canada
Dit apparaat voldoet aan de vergunningsvrije RSS-norm(en) van Industry Canada. Werking is
onderhevig aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen interferentie
veroorzaken, en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, ook als dat
ten koste gaat van de werking van het apparaat.
Le présent appareil est conforme aux CNR d’Industrie Canada applicables aux appareils radio
exempts de licence. L’exploitation est autorisée aux deux conditions suivantes: (1) l’appareil
ne doit pas produire de brouillage, et (2) l’utilisateur de l’appareil doit accepter tout
brouillage radioélectrique subi, même si le brouillage est susceptible d’en compromettre le
fonctionnement.
Voorwoord | NSO evo3 Installatiehandleiding
3
Waarschuwing
De gebruiker wordt gewaarschuwd dat wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn
goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor naleving ertoe kunnen leiden dat de
bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken komt te vervallen.
Deze apparatuur genereert, gebruikt en veroorzaakt mogelijke straling van radiofrequente
energie en kan, indien niet geïnstalleerd in overeenstemming met de instructies, schadelijke
interferentie veroorzaken aan radiocommunicatie. Er is echter geen garantie dat er in een
bepaalde installatie geen interferentie zal optreden. Mocht deze apparatuur schadelijke
interferentie veroorzaken met radio- of televisieontvangst, wat bepaald kan worden door de
apparatuur in en uit te schakelen, dan wordt de gebruiker aangeraden te proberen de
interferentie te corrigeren door één of meer van de volgende maatregelen:
Verplaats de ontvangstantenne of richt deze opnieuw
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger
Sluit de apparatuur aan op een stroomvoorziening die op een andere groep zit dan die
waarop de ontvanger is aangesloten
Raadpleeg de dealer of een ervaren technicus voor hulp
Landen van beoogd gebruik in de EU
AT - Oostenrijk
BE - België
BG - Bulgarije
CY - Cyprus
CZ - Tsjechië
DK - Denemarken
EE - Estland
FI - Finland
FR - Frankrijk
DE - Duitsland
GR - Griekenland
HU - Hongarije
IS - IJsland
IE - Ierland
IT - Italië
LV - Letland
LI - Liechtenstein
LT - Litouwen
LU - Luxemburg
MT - Malta
NL - Nederland
NO - Noorwegen
PL - Polen
PT - Portugal
RO - Roemenië
SK - Slowakije
SI - Slovenië
ES - Spanje
SE - Zweden
CH - Zwitserland
TR - Turkije
UK - Verenigd Koninkrijk
4
Voorwoord | NSO evo3 Installatiehandleiding
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding nodig om gegevens te
kunnen uploaden en downloaden. Bij gebruik van een internetverbinding via een mobiele
telefoon of een verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te houden dat
het dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan kosten in rekening brengen voor de
hoeveelheid gegevens die u overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw
internetprovider voor de geldende tarieven en beperkingen.
Handelsmerken
Navico
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico.
Simrad
®
wordt gebruikt onder licentie van Kongsberg.
FLIR
®
is een gedeponeerd handelsmerk van FLIR.
HDMI
®
en HDMI
, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken
of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere
landen.
Mercury
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
NMEA
®
en NMEA 2000
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van de National Marine
Electronics Association.
SD
en microSD
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van SD-3C, LLC in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
SmartCraft VesselView
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
Suzuki
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Suzuki.
Wi-Fi
®
is een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance
®
.
Yamaha
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Yamaha.
Productreferenties Navico
Deze handleiding heeft betrekking op de volgende producten van Navico:
Broadband Radar™ (Broadband Radar)
Broadband Sounder™ (Broadband Sounder)
DownScan Overlay™ (Overlay)
GoFree™ (GoFree)
Halo™ Pulse Compression Radar (Halo Radar)
StructureScan® (StructureScan)
Over deze handleiding
Deze handleiding is een naslaghandleiding voor het installeren van units.
Sommige functies zijn mogelijk niet geactiveerd of beschikbaar voor schermafbeeldingen in
de handleiding. Daarom komen screenshots van menu's en dialoogvensters mogelijk niet
overeen met uw unit.
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een opmerking of belangrijke
informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk is personen te
waarschuwen voorzichtig te werk te gaan om letsel en/of schade aan
personen/apparatuur te voorkomen.
Voorwoord | NSO evo3 Installatiehandleiding
5
Inhoud
7 Inleiding
7
Bijbehorende onderdelen:
8 Bediening voorpaneel
8 Connectoren
9 Kaartlezer
10 Installatie
10 Installatierichtlijnen
10 Omlijsting plaatsen en verwijderen
11 Kabelhouder installeren
11 Paneelmontage
11 Beugelbevestiging
12 Bedrading
12 Richtlijnen voor de bekabeling
12 Details voedingsconnector
15 Details USB-connector
15 Details NMEA 0183 connector
16 Details NMEA 2000 connector
18 Details J1939 connector
18 Details Ethernet-connector
19 Details Video IN connector
19 Details HDMI-connector
21 Software installeren
21 Voor de eerste keer opstarten
21 Volgorde software-instellingen
21 Het dialoogvenster Instellingen openen
21 Systeeminstellingen
22 Alarminstellingen
22 Radarinstellingen
25 Echosounderinstellingen
28 Stuurautomaat instellen
28 Fuel Settings
31 Draadloze instellingen
33 Netwerkinstellingen
38 Externe ondersteuning
38 C-zone
39 Mercury
39 Suzuki Marine
39 Yamaha Motor integratie
40 Bijlage
40 Accessoires
41 Ondersteunde gegevens
45 Technische specificaties
47 Maattekeningen
6
Inhoud | NSO evo3 Installatiehandleiding
Inleiding
Bijbehorende onderdelen:
A
C
D
H
I
J
B
ENGLISH
Installati
on Manual
bandg.c
om
ENGLISH
Installation
M
anua
l
bandg
.
com
E
NGLIS
H
Installa
ti
on Manual
bandg.com
ENGLISH
In
stall
ati
on Manual
band
g
.
c
om
F
G
E
A Display-unit
B Zonnescherm
C Omlijstingen
1 set zwarte omlijstingen
1 set zilveren omlijstingen
D Voedingskabel, zekering, zekeringhouder en connectorblok
E RJ45 naar 5-pins Ethernet-adapterkabel
F NMEA 0183 connectorblok
G Documentatie
H Kabelhouderkit
I NMEA 2000 starterkit
J Kit voor paneelbevestiging
1
Inleiding | NSO evo3 Installatiehandleiding
7
Bediening voorpaneel
B C
A
A Touchscreen
B Aan/uit-toets
Ingedrukt houden: schakelt de unit in of uit
Eenmaal kort indrukken: opent het dialoogvenster Systeem regelingen
Herhaaldelijk kort indrukken: schakelt door vooraf ingestelde helderheidsniveaus
C WheelKey: een knop die de gebruiker kan instellen. Voor meer informatie
raadpleegt u "WheelKey configureren" op pagina 21.
Standaardinstelling wanneer er geen stuurautomaat op het systeem is aangesloten
Kort indrukken: schakelen tussen de panelen op het gesplitste scherm
Lang indrukken: het actieve paneel op het gesplitste scherm maximaliseren
Standaardinstelling wanneer er een stuurautomaat op het systeem is aangesloten
Kort indrukken: de stuurautomaatcontroller wordt geopend en de
stuurautomaat wordt in de standby-modus gezet
Lang indrukken: schakelen tussen de panelen op het gesplitste scherm
Connectoren
A B C
C
D
DD
E F G
G
H
JI
A NMEA 2000 - NMEA 2000 gegevens
B J1939 - J1939 motorgegevens
C USB: muis, toetsenbord of opslagapparaat
D Netwerk 1-3 - Ethernet-netwerk
E SD - microSD-kaartlezer
F HDMI OUT - HDMI video-uitgang
G VIDEO IN - composite video-ingang
H HDMI IN - HDMI video-ingang
I NMEA 0183 - NMEA 0183 gegevens
J POWER- 12 - 24 V DC ingangsstroom, extern alarm en voedingsregeling
8
Inleiding | NSO evo3 Installatiehandleiding
Kaartlezer
Een geheugenkaart kan worden gebruikt voor gedetailleerde gegevens, software-updates,
overdracht van gebruikersgegevens en back-ups van het systeem.
Ú
Notitie: Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of kopieert naar een kaart
met cartografische producten. Dat kan de cartografische informatie op de kaart
beschadigen.
Als de kaartlezer een beschermingsklepje heeft, moet dit direct na het insteken of
verwijderen van een kaart altijd goed worden afgesloten om binnendringen van water te
voorkomen.
Inleiding | NSO evo3 Installatiehandleiding
9
Installatie
Installatierichtlijnen
Kies de montageplaats zorgvuldig en controleer voordat u gaat boren of zagen of er achter
het paneel geen elektrische draden of andere onderdelen zijn verborgen. Zorg dat de gaten
op een veilige plek worden aangebracht, waar ze de constructie van de boot niet
verzwakken. Raadpleeg bij twijfel een ervaren botenbouwer of een installateur van
zeilelektronica.
Doe dit niet:
Onderdelen bevestigen waar deze kunnen worden gebruikt als houvast
Onderdelen bevestigen waar deze onder water kunnen komen te staan
Onderdelen bevestigen waar deze kunnen storen bij het bedienen, te water gaan of in
veiligheid brengen van de boot
Doe dit wel:
Test de unit op de beoogde locatie om de werking van de draadloze verbinding te
controleren. Metaal en koolstof staan bekend om hun negatieve invloed op de prestaties.
Slechte prestaties kunnen worden verholpen door een goed geplaatste externe draadloze
module toe te voegen
Controleer of de kijkhoeken optimaal zijn
Controleer of is voldaan aan de algehele vereisten voor breedte en hoogte
Controleer of de kaartlezer goed toegankelijk is
Laat voldoende ruimte vrij om alle relevante kabels aan te sluiten
Controleer of het mogelijk is om kabels te leggen naar de beoogde montagelocatie
Ú
Notitie: Bij inbouw moet de omlijsting droog zijn en een goede ventilatie hebben. Bij
kleine behuizingen moet u mogelijk een koelsysteem plaatsen.
Waarschuwing: Bij onvoldoende ventilatie en daaropvolgende
oververhitting van de unit kan de werking onbetrouwbaar zijn en kan de
levensduur afnemen. Wanneer de unit wordt blootgesteld aan
omstandigheden die buiten de specificaties vallen, wordt de garantie
mogelijk ongeldig. Raadpleeg de technische specificaties in de "Bijlage" op
pagina 40.
Omlijsting plaatsen en verwijderen
Ú
Notitie: De unit in de illustratie dient alleen als voorbeeld.
2
10
Installatie | NSO evo3 Installatiehandleiding
Kabelhouder installeren
Na plaatsing van kabel en connector dient de kabel met een kabelbinder te worden
bevestigd aan de kabelhouder. Bevestig de kabel zo dat deze niet onder druk komt te staan,
want daardoor kunnen connector en aansluitbus verbogen raken.
Paneelmontage
Raadpleeg de afzonderlijke montagesjabloon voor paneelmontage-instructies.
Beugelbevestiging
Raadpleeg voor meer informatie over beugelbevestiging de bij de beugelkit (apart
verkrijgbaar) geleverde documentatie.
Installatie | NSO evo3 Installatiehandleiding
11
Bedrading
Richtlijnen voor de bekabeling
Doe dit niet:
Maak geen scherpe knikken in de kabels
Zorg bij de plaatsing van de kabels dat er geen water in de connectoren kan lopen
Plaats de kabels niet direct naast de radar, de zender of naast grote of
hoogspanningskabels en kabels met een hoog frequentiesignaal.
Plaats de kabels niet op locaties waar ze mechanische systemen belemmeren
Kabels leggen over scherpe randen of klevende oppervlakken
Doe dit wel:
Maak druipwater- en servicelussen
Gebruik kabelbinders bij alle kabels om ze op hun plaat te houden
Soldeer/krimp en isoleer alle bedradingsaansluitingen die de kabels verlengen of
verkorten. Uitstekende kabels moeten worden voorzien van een passende
krimpconnector of dicht worden gesoldeerd of gesmolten. Verbind kabels op een zo
hoog mogelijke plek om de kans op onderdompeling te minimaliseren.
Laat ruimte vrij rondom connectoren om het plaatsen en verwijderen van kabels
makkelijker te maken
Waarschuwing: Schakel de stroom uit voor u met de installatie begint. Als
de stroom ingeschakeld blijft tijdens de installatie bestaat het risico van
brand, elektrische schokken of andere ernstige verwondingen. Zorg dat het
voltage van de stroomvoorziening compatibel is met dat van de unit.
Waarschuwing: De positieve voedingsdraad (rood) moet altijd met (+) DC
worden verbonden met de meegeleverde zekering of met een
stroomonderbreker (die zo dicht mogelijk bij de stroomsterkte van de
zekering komt).
Details voedingsconnector
4
3 2 1
Uitgang (mannelijk)
4
3 2 1
Kabelaansluiting (vrouwelijk)
Pen Doel Kleur
1 DC negatief Zwart
2 +12/24 V DC Rood
3 Extern alarm Blauw
4 Power control Geel
3
12
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
Voedingsaansluiting
De unit is geschikt voor voeding door een 12 V of 24 V DC systeem.
Deze is beveiligd tegen omgekeerde polariteit, onderspanning en overspanning (voor een
beperkte tijd).
De positieve voedingsdraad moet zijn aangesloten op een zekering. Raadpleeg de
technische specificaties in de "Bijlage" op pagina 40 voor de aanbevolen stroomsterkte van
de zekering.
A B
C
Legenda Doel Kleur
A +12/24 V DC Rood
B DC negatief Zwart
C Zekering. Raadpleeg de technische specificaties in de
"Bijlage" op pagina 40 voor de aanbevolen
stroomsterkte van de zekering.
Extern alarm
A A
B
C
Siren Buzzer
Gebruik een relais voor sirenes die meer dan 1 A nodig hebben.
Toets Doel Kleur
A Uitgang externe alarm Blauw
B Sirene en relais
C Zoemer
In-/uitschakelen via schakeldraad
De gele draad in de voedingskabel kan worden gebruikt om te regelen hoe de unit wordt in-
en uitgeschakeld.
Aan/uit-knop
De unit wordt in- of uitgeschakeld door de aan/uit-knop op de unit in te drukken.
Sluit de gele schakeldraad niet aan en dek het uiteinde af met tape of smelt het dicht om
kortsluiting te voorkomen.
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
13
In-/uitschakelen via voeding
De unit wordt in- of uitgeschakeld zonder de aan/uit-knop te gebruiken als stroom wordt
toegevoerd/gestopt.
Sluit de gele draad aan op de rode draad na de zekering.
Ú
Notitie: De unit kan niet worden uitgeschakeld met de aan/uit-knop, maar kan wel in
standby-modus worden gezet (achtergrondverlichting van scherm gaat uit).
Toets Doel Kleur
A Schakeldraad, aangesloten op voeding Geel
In-/uitschakelen via contactschakelaar
De unit wordt ingeschakeld zodra de contactschakelaar wordt omgedraaid om de motoren
te starten.
Ú
Notitie: De startaccu's van de motor en de serviceaccu's dienen dezelfde aardaansluiting
te hebben.
A
B
Toets Doel Kleur
A Schakeldraad Geel
B Contactschakelaar
In-/uitschakelen via master/slave bus
De gele schakeldraad kan worden gebruikt als invoer om de unit in te schakelen als stroom
wordt toegevoerd, of als uitvoer om andere apparaten in te schakelen als de unit wordt
ingeschakeld. Tijdens het installatieproces kan worden ingesteld hoe de stroomvoorziening
van displays en compatibele apparaten geconfigureerd moet worden. Bij inbedrijfstelling
van het systeem kan de unit worden ingesteld als slave of master voor in- of uitschakelen.
A
A
B
14
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
Toets Doel Kleur
A Schakeldraad Geel
B Master/slave bus
Als een unit is geconfigureerd als master schakelunit en wordt ingeschakeld met de aan/uit-
knop, wordt spanning toegevoerd aan de voedingsregelingsbus. Deze schakelt op zijn beurt
zowel andere master schakelunits als slave schakelunits in. Indien een unit is ingesteld als
slave schakelunit, kan deze niet worden uitgeschakeld met de eigen aan/uit-knop als een
master schakelunit is ingeschakeld. Door de aan/uit-knop in te drukken wordt de unit in
standby gezet. Als alle master schakelunits zijn uitgeschakeld, kunnen slave schakelunits met
hun eigen aan/uit-knop worden ingeschakeld. Hierdoor worden echter geen andere op de
schakelbus aangesloten units ingeschakeld.
Details USB-connector
Uitgang op unit (vrouwelijk) Kabelstekker/Apparaatstekker (mannelijk)
Het apparaat is standaard voorzien van type A USB-connector(s).
USB-apparaten
De USB-poorten kunnen worden gebruikt voor het aansluiten van een toetsenbord, muis of
opslagapparaat voor software-updates, overdracht van gebruikersgegevens en systeemback-
ups. De USB-apparaten dienen standaard pc-compatibele hardware te zijn.
Ú
Notitie: USB-kabels mogen niet langer zijn dan 5 m bij gebruik van gewone kabels.
Kabels met een lengte van meer dan 5 m kunnen mogelijk zijn als een actieve USB-kabel
wordt gebruikt.
Details NMEA 0183 connector
4321 8765 109
4321 8765 109
Uitgang (mannelijk)
nn nn
n
Kabelaansluiting (vrouwelijk)
Pen Bovenste rij Onderste rij Doel
1 Poort 1 Poort 3 TX_B (-)
2 Poort 1 Poort 3 TX_A (+)
3 Poort 1 Poort 3 RX_B (-)
4 Poort 1 Poort 3 RX_A (+)
5 Poort 2 Poort 4 TX_B (-)
6 Poort 2 Poort 4 TX_A (+)
7 Poort 2 Poort 4 RX_B (-)
8 Poort 2 Poort 4 RX_A (+)
9 Poort 2 Poort 4 Algemeen
10 Poort 2 Poort 4 Afscherming
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
15
Pen Bovenste rij Onderste rij Doel
n 4- tot 10-pins connector(s) kunnen worden gebruikt. Het aantal pinnen (n)
hangt af van de locatie van de connector(s) in de stekkerbus van de unit.
Ú
Notitie: Poort 1 en 3 voldoen aan de NMEA 0183 norm, terwijl de poorten 2 en 4 dienen
voor extra afgeschermde aansluitingen om te voldoen aan de NMEA 0183-HS norm.
Deze extra aansluitingen kunnen worden gebruikt als het aangesloten high-speed
apparaat deze ondersteunt.
Talkers en listeners
Slechts één talker (output) kan worden aangesloten op een seriële ingang (RX) op de unit, in
overeenstemming met het NMEA0183 protocol. Een uitgangspoort (TX) op de unit kan
echter worden aangesloten op maximaal drie listener (ontvanger) apparaten, afhankelijk van
de hardwaremogelijkheden van de ontvanger.
Details NMEA 2000 connector
2
1
3
4
5
Uitgang (mannelijk)
1
2
5
4
3
Kabelaansluiting (vrouwelijk)
Pen Doel
1 Afscherming
2 NET-S (+12 V DC)
3 NET-C (DC negatief)
4 NET-H
5 NET-L
Een NMEA 2000 netwerk plannen en installeren
Via de NMEA 2000 datapoort kunt u gegevens uit verschillende bronnen ontvangen en
delen.
Een NMEA 2000 netwerk bestaat uit een backbone-voedingskabel van waaruit netwerkkabels
verbinding maken met NMEA 2000 apparaten. De backbone-kabel moet zijn gelegen op 6 m
(20 ft) afstand van de locaties van alle aan te sluiten apparaten, meestal in een lijn van boeg
naar achtersteven.
De volgende richtlijnen zijn van toepassing:
De totale lengte van de backbone-kabel mag niet groter zijn dan 100 meter (328 ft)
Een enkele netwerkkabel heeft een maximale lengte van 6 meter (20 ft). De totale lengte
van alle netwerkkabels samen mag niet meer zijn dan 78 meter (256 ft)
De backbone-kabel moet aan elk uiteinde een afsluiter hebben. De afsluiter kan een
eindplug of een unit met ingebouwde terminator zijn
16
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
A
AA
A
A
C
C
D
B
B
B
B
E
De volgende tekening geeft een gebruikelijke netwerkconfiguratie weer.
A NMEA 2000 apparaat
B Netwerkkabel
C Terminator
D Voeding
E Backbone
Ú
Notitie: De meeste SimNet apparaten kunnen met een adapterkabel worden
aangesloten op een NMEA 2000 backbone.
Ú
Notitie: Units met twee NMEA 2000 connectorbussen kunnen in-line worden
aangesloten op de backbone of afzonderlijk worden bekabeld vanaf een netwerkkabel.
De aansluiting van apparaat naar apparaat wordt ook wel daisy chaining genoemd. Deze
netwerktopologie is officieel niet compatibel met NMEA 2000.
Voeding van het netwerk
Het netwerk heeft een eigen 12 V DC voeding nodig, beschermd door een 3 ampère
zekering.
Bij kleinere systemen: voeding aansluiten ergens in de backbone.
Bij grotere systemen: voeding aansluiten op een centraal punt in de backbone voor een
gelijkmatige spanning in het netwerk. Zorg bij installatie dat de belasting-/stroomafname
aan weerszijde van het voedingspunt gelijk is.
Ú
Notitie: 1 LEN (Load Equivalency Number) is gelijk aan 50 mA stroomafname.
4
LEN
(8 LEN) (8 LEN)
T T
2
LEN
2
LEN
3
LEN
1
LEN
3
LEN
1
LEN
Ú
Notitie: Sluit de NMEA 2000 voedingskabel niet aan op dezelfde terminals als de
startaccu van de motor, de stuurautomaatcomputer, de boogschroefinstallatie of andere
hoogspanningsapparaten.
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
17
Details J1939 connector
2
1
3
4
5
Uitgang (mannelijk)
1
2
5
4
3
Kabelaansluiting (vrouwelijk)
Pen Doel
1 Afscherming
2 Niet gebruikt
3 CAN GND
4 NET-H
5 NET-L
Motor aansluiten
Raadpleeg voor informatie over het aansluiten van een motor op de J1939 interface de
documentatie van de fabrikant van de motor.
Details Ethernet-connector
Uitgang op unit (vrouwelijk) Kabelconnector (mannelijk)
De unit is voorzien van standaard RJ45-connector(s).
Ethernet-apparaten
De Ethernet-poorten kunnen worden gebruikt voor overdracht van gegevens en
synchronisatie van door de gebruiker gemaakte gegevens. Aangeraden wordt om te zorgen
dat alle MFD’s in het systeem zijn aangesloten op het Ethernet-netwerk.
Er is geen speciale installatie vereist voor het opzetten van een Ethernet-netwerk. Het is
allemaal plug-and-play.
Ethernet-hub
U kunt netwerkapparaten aansluiten via een Ethernet-hub. U kunt extra hubs toevoegen om
het gewenste aantal poorten te bieden.
FLIR camera instellen
Compatibele FLIR camera’s zijn aan te sluiten via plug-and-play indien gebruikt in combinatie
met een apparaat dat fungeert als DHCP-host. Voor gebruik op netwerken zonder DHCP-host
raadpleegt u de website www.simrad-yachting.com of neemt u contact op met de
technische ondersteuning.
18
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
Details Video IN connector
1
2
Uitgang op unit (vrouwelijk)
1 2
Kabelstekker (mannelijk)
Pen Doel
1 Aarde
2 Signaal
Video-ingang
U kunt de unit aansluiten op twee bronnen voor composite video en u kunt de
videobeelden op het bijbehorende display weergeven.
Ú
Notitie: Camerakabels worden niet meegeleverd en u moet een kabel kiezen met het
juiste uiteinde: een BNC-connector voor aansluiting op de unit en meestal een BNC- of
RCA-connector voor aansluiting op de camera.
Ú
Notitie: De videobeelden worden niet via het netwerk gedeeld met een andere unit. U
kunt de videobeelden alleen weergeven op de unit waarop de videobron is aangesloten.
Ú
Notitie: Zowel NTSC als PAL wordt ondersteund.
Video-ingang configureren
Video IN instellingen kunnen worden geconfigureerd in het paneel Video. Raadpleeg voor
meer informatie de bedieningshandleiding.
Details HDMI-connector
Uitgang op unit (vrouwelijk)
Kabelstekker (mannelijk)
De unit is voorzien van standaard HDMI (Type A) connector(s). De unit moet worden
uitgeschakeld voordat u deze aansluit op of losmaakt van een HDMI-kabel.
Ú
Notitie: Bij de HDMI-standaard is geen maximale kabellengte gedefinieerd, maar de
signaalkwaliteit kan afnemen bij gebruik van lange kabels. Gebruik alleen HDMI-kabels
van Navico of andere gecertificeerde HDMI-kabels van hoge kwaliteit. Kabels van externe
partijen moeten worden getest voordat u deze gebruikt. Bij afstanden langer dan 10 m is
het mogelijk vereist dat u een HDMI-versterker of HDMI-CAT6-adapters gebruikt.
HDMI-uitgang
Als de unit is voorzien van een HDMI-uitgang, kan deze worden aangesloten op een externe
monitor om video af te spelen op een locatie op afstand. Op de externe monitor wordt het
beeld weergegeven in de resolutie die is ingesteld op de unit. De externe monitor moet dus
dezelfde resolutie ondersteunen of moet kunnen schalen.
Ú
Notitie: Op sommige HDMI TV-schermen treedt mogelijk overscan op, waardoor het
beeld wordt bijgesneden en belangrijke inhoud mogelijk niet zichtbaar is. Zie de
handleiding van het display voor het voorkomen van overscan of pas de schaling aan
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
19
HDMI-ingang
Als de unit een HDMI-ingang heeft, kan deze worden aangesloten op een externe videobron
en kunt u de videobeelden op het bijbehorende display weergeven.
Video-ingang instellingen kunnen worden geconfigureerd in het paneel Video. Raadpleeg
voor meer informatie de bedieningshandleiding.
20
Bedrading | NSO evo3 Installatiehandleiding
Software installeren
Voor de eerste keer opstarten
Wanneer de apparaat de eerste keer wordt opgestart, of na het herstellen van de
fabrieksinstellingen, worden verschillende dialoogvensters op de unit weergegeven. Volg de
aanwijzingen in de dialoogvensters om de basisinstellingen in te voeren.
In het dialoogvenster Systeem regelingen kunt u verdere instellingen invoeren en
instellingen later wijzigen.
Volgorde software-instellingen
1 Algemene instellingen - zie "Systeeminstellingen" op pagina 21.
Kies de gewenste algemene instellingen
Configureer de voedingsregeling
2 Geavanceerde instellingen - zie "Geavanceerd" op pagina 22.
Functies in- of uitschakelen
Bekijk de verschillende geavanceerde instellingen en breng de gewenste
wijzigingen aan
3 Bronselectie - zie "Netwerkinstellingen" op pagina 33.
Zorg dat de juiste externe gegevensbronnen zijn geselecteerd
4 Functies instellen
Configureer bepaalde functies, zoals verderop in dit hoofdstuk beschreven
Het dialoogvenster Instellingen openen
In de volgende hoofdstukken worden instellingen beschreven die over het algemeen niet
meer gewijzigd hoeven te worden als de unit eenmaal is geconfigureerd. De software kan
worden ingesteld via het dialoogvenster Instellingen dat op de startpagina kan worden
geopend.
Systeeminstellingen
Tijd en datum
Configureer de tijdsinstellingen voor de locatie van het vaartuig en de weergave van datum
en tijd.
WheelKey configureren
Configureert de werking van de WheelKey aan de voorkant van de unit.
4
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
21
Voedingsregeling instellen
Bepaalt hoe de unit reageert op het signaal uit de voedingsregelingsdraad. Zie "In-/uitschakelen
via schakeldraad" op pagina 13.
Deze instelling is alleen van toepassing als de gele draad wordt gebruikt voor de
voedingsregeling.
Stel dit in als slave wanneer de gele draad verbonden is met de contactschakelaar of een
zelfstandige schakelaar die een voeding ontvangt van 12 V/24 V
Stel dit in als master om te zorgen dat dit apparaat andere met de master/slave bus
verbonden apparaten in- en uitschakelt
Als een master unit wordt in- of uitgeschakeld, worden alle met dezelfde master/slave bus
verbonden units in- of uitgeschakeld.
Als een master unit is ingeschakeld, kan een slave unit niet worden uitgeschakeld.
Als geen master unit is ingeschakeld, kunnen slave units afzonderlijk worden in- of
uitgeschakeld.
Geavanceerd
In een dialoogvenster voor geavanceerde instellingen kunt u instellen op welke manier uw
systeem verschillende gebruikersinterfacegegevens weergeeft.
Functies in- en uitschakelen
Het is mogelijk om functies in of uit te schakelen die niet automatisch door het systeem
worden in- of uitgeschakeld.
Alarminstellingen
Instellingen
Overzicht van beschikbare alarmopties in het systeem, met huidige instellingen.
In deze lijst kunt u alarmlimieten activeren, deactiveren en wijzigen.
Sirene inschakelen
In een alarmsituatie van de unit klinkt de zoemer alleen als de optie Sirene geactiveerd is
ingeschakeld.
De instelling hiervan is ook bepalend voor de werking van het externe alarm.
Radarinstellingen
Ú
Notitie: De installatie kan per radar verschillen. Volg de installatieaanwijzingen die met
de radar zijn meegeleverd.
Installeer de radar via het dialoogvenster Radarinstallatie.
22
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
Radarbron
Bij een systeem met meer dan één radar kunt u het apparaat dat u wilt configureren kiezen
in dit menu.
Ú
Notitie: Radars die geschikt zijn voor een modus met dubbele radar worden tweemaal
in de bronnenlijst weergegeven, met het achtervoegsel A en B.
Radarstatus
Type scanner
Bepaalt het model van de scanner die met het netwerk is verbonden.
Softwareversie
Controleer of u de nieuwste software hebt. Bekijk de nieuwste softwareversie op:
www.simrad-yachting.com.
Serienummer
Noteer dit nummer voor ondersteunings- en verzekeringsdoeleinden.
MARPA-status
De MARPA-status gaat na of er zich een koerssensor in het netwerk bevindt en of de radar de
koersinformatie ontvangt die noodzakelijk is voor MARPA-berekeningen.
Apparaat-ID resetten
Als de radar moet worden aangesloten op een netwerk dat in het verleden aangesloten is
geweest op een netwerk met dubbele radar dan is het mogelijk dat de nieuwe radar niet
door het systeem wordt gedetecteerd omdat het apparaat-ID ongeldig is. Om dit probleem
op te lossen selecteert u de knop Apparaat-ID resetten terwijl de radar is aangesloten en
ingeschakeld.
Ú
Notitie: Deze procedure moet worden uitgevoerd met slechts één radar op het netwerk,
en is alleen van toepassing als in het netwerk een oudere MFD is gekoppeld aan andere
MFD's.
Afstellen bereik-offset
(Alleen pulsradar)
De radarrotaties dienen bij uw vaartuig te beginnen (een radarbereik van nul). Misschien
moet u de bereik-offset van de radar aanpassen om dit te bereiken. Als deze niet juist is
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
23
ingesteld, kan er een grote donkere cirkel verschijnen in het midden van de rotatie. Het zal u
misschien opvallen dat rechte objecten zoals zeeweringen of pieren glooiingen hebben of
inspringen. Objecten die dicht bij uw vaartuig zijn kunnen er ingedeukt of uitgestulpt uitzien.
Pas de bereik-offset aan zoals hieronder is aangegeven als het vaartuig ongeveer 45 tot 90 m
(50 tot 100 yards) van een rechte steiger of een ander object is dat op de display als een
rechte lijn wordt weergegeven.
Keer de boot in de richting van de steiger
Pas de versterking aan tot een redelijk goed beeld van de echo van de steiger wordt
getoond
X X
Afstellen antennehoogte
Stel de hoogte van de radarscanner af op het wateroppervlak. De radar gebruikt deze waarde
voor het berekenen van de correcte STC-instellingen.
Afstellen peiluitlijning
Hiermee wordt de koersmarkering op het scherm uitgelijnd met de middellijn van het
vaartuig. Zo worden kleine uitlijningsverschillen van de scanner tijdens installatie
gecompenseerd. Eventuele onnauwkeurigheden worden duidelijk bij het gebruik van
MARPA of kaart-overlay.
Richt het vaartuig loodrecht op het einde van een golfbreker of schiereiland. Pas de
peilinstelling aan, zodat koersmarkering en landmassa elkaar kruisen.
Nevenbundelonderdrukking
Van tijd tot tijd kunnen verkeerde doelecho's optreden naast sterke doelecho's zoals grote
schepen of containerhavens. Dit gebeurt omdat niet alle verzonden radarenergie door de
radarantenne in een enkele straal gebundeld kan worden. Een kleine hoeveelheid energie
wordt in andere richtingen verspreid. Deze energie wordt aangeduid als 'nevenbundels' en
komt voor in alle radarsystemen. De echo's die worden veroorzaakt door nevenbundels
verschijnen meestal als bogen.
Ú
Notitie: Deze functie mag alleen worden aangepast door ervaren radargebruikers. Als
deze functie niet juist wordt ingesteld, kan er doelverlies in havens optreden.
Als de radar dichtbij metalen objecten gemonteerd wordt, neemt het aantal nevenbundels
toe omdat de focus van de straal desintegreert. De toegenomen hoeveelheid
nevenbundelecho's kan worden verwijderd met de functie Onderdrukken nevenbundels.
Standaard staat deze functie op Auto. Deze hoeft normaal gesproken niet te worden
aangepast. Als er echter veel metaalecho rond de radar is, kan het nodig zijn de
nevenbundelonderdrukking te verhogen. De functie dient als volgt te worden aangepast:
1. Stel het radarbereik in tussen 1/2 nm tot 1 nm en de nevenbundelonderdrukking op Auto
2. Breng het vaasrtuig naar een plaats waar nevenbundelecho's verwacht kunnen worden.
Dit zal vaak zijn in de buurt van een groot schip, een containerhaven of een metalen brug.
3. Vaar het gebied af tot de sterkste nevenbundelecho's worden gezien.
4. Zet Auto nevenbundelonderdrukking op UIT. Selecteer de regeling en pas deze aan tot
de echo's net zijn verwijderd. Er kunnen 5-10 radarrotaties nodig zijn om zeker te weten
dat ze verwijderd zijn.
5. Vaar nogmaals door het gebied. Stel de functie opnieuw af als er nog steeds
nevenbundelecho's voorkomen.
6. Verlaat het dialoogvenster.
24
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
Radarsectoren leeglaten
(Alleen Halo-radar)
Als de radar is geïnstalleerd in de buurt van een mast of constructie kan dit leiden tot
ongewenste weerkaatsingen of interferentie op het radarbeeld. Gebruik de functie Sector
blanco om te zorgen dat de radar niet meer scant in de richting van maximaal vier sectoren.
De blanco sector treedt op op de PPI van de hoofdradar en de radaroverlay op een kaart.
Ú
Notitie: Sectoren zijn ingesteld ten opzichte van de koerslijn van de radar. De koers van
de sector wordt gemeten vanaf de middellijn van de sector.
Ú
Notitie: Blanco sector moet alleen worden toegepast als dit strikt noodzakelijk is. Bij
onnodig gebruik kan het nut van de radar bij het identificeren van geldige en mogelijk
gevaarlijke doelen afnemen.
Hoofdradar-PPI Radaroverlay op een kaart
Open array parkeerstand afstellen
(alleen Halo-radar)
De parkeerstand is de uiteindelijke positie waarin de antenne wordt stilgezet ten opzichte
van de koerslijn van de radar wanneer de radar wordt ingesteld op standby. De antenne
stopt met draaien en wordt stilgezet in deze stand.
Lokale interferentieonderdrukking aanpassen
Interferentie van bepaalde bronnen aan boord kan de werking van de Broadband-radar
verstoren. Hierdoor kan een groot doel op het scherm verschijnen dat op dezelfde relatieve
afstand blijft, zelf als het vaartuig van koers verandert.
Kies onder Lokale interferentieonderdrukking voor LAAG, GEM of HOOG. De
standaardwaarde is LAAG.
Halo-licht
(Alleen Halo-radar)
Bepaalt het niveau van de blauwe accentverlichting van de pedestal van de Halo Radar. De
accentverlichting kan alleen worden aangepast als de radar in de stand-bymodus staat.
Ú
Notitie: De blauwe accentverlichting van de pedestal is mogelijk niet in alle jachthavens
toegestaan. Raadpleeg het reglement van de lokale jachthaven voordat u de
accentverlichting inschakelt.
Radar terugzetten naar fabrieksinstellingen
Deze optie kan worden gebruikt om alle aanpassingen van de gebruiker ongedaan te maken.
Echosounderinstellingen
Een compatibele echosoundermodule (of een ander systeem met ingebouwde echolood)
gedeeld via het Ethernet-netwerk is vereist om echosounderbeelden op de unit weer te
geven.
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
25
Modus Netwerkechosounder
In de modus Netwerkechosounder kunt u instellen of slechts één echosounderbron of
meerdere echosounderbronnen tegelijk kunnen worden geselecteerd.
Ú
Notitie: Als de instelling is gewijzigd, moeten alle aangesloten bronnen opnieuw
worden opgestart.
DownScan Overlay
Als op uw systeem een DownScan-transducer is aangesloten, kunt u DownScan-beelden
weergeven als overlay op het normale
Echosounder beeld.
Als DownScan Overlay is geactiveerd, wordt het Echosounder paneelmenu uitgebreid met
DownScan basisopties.
Structuur diepte offset
Instelling voor structuurtransducers.
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de bodem. Daardoor zijn de
gemeten waterdiepten exclusief de afstand tussen de transducer en het laagste punt van de
boot in het water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
A
B
A
B
Om de diepte vanaf het laagste punt van het vaartuig tot de bodem weer te geven stelt u
de offset in als de verticale afstand tussen de transducer en het laagste punt van het
vaartuig A (negatieve waarde).
Om de diepte vanaf het wateroppervlak tot de bodem weer te geven stelt u de offset in
als de verticale afstand tussen de transducer en het wateroppervlak B (positieve waarde)
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Diepte- en temperatuurgegevens gebruiken van bron
Hiermee wordt ingesteld uit welke bron de diepte- en temperatuurgegevens worden
gedeeld op het NMEA 2000 netwerk.
Installatie
Gebruik dit dialoogvenster voor het instellen en configureren van beschikbare Echosounder-
bronnen.
26
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
Bron
Selecteer deze optie om een lijst van Echosounder-bronnen weer te geven die beschikbaar
zijn voor configuratie. De instellingen die u configureert in de rest van het dialoogvenster
gelden alleen voor de geselecteerde bron.
Zoekdiepte
Door ruis kan de echosounder gaan zoeken op onrealistische dieptes. Door de zoekdiepte
handmatig in te stellen, geeft het systeem echo's weer van objecten binnen het ingestelde
dieptebereik.
Diepte-offset
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de bodem. Daardoor zijn de
gemeten waterdiepten exclusief de afstand tussen de transducer en het laagste punt van de
boot in het water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
A
B
A
B
Om de diepte vanaf het laagste punt van het vaartuig tot de bodem weer te geven stelt u
de offset in als de verticale afstand tussen de transducer en het laagste punt van het
vaartuig A (negatieve waarde).
Om de diepte vanaf het wateroppervlak tot de bodem weer te geven stelt u de offset in
als de verticale afstand tussen de transducer en het wateroppervlak B (positieve waarde)
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Kalibratie watersnelheid
Kalibratie van de watersnelheid wordt gebruikt om de snelheidswaarden van het
schoepenwiel aan te passen aan de werkelijke snelheid van het vaartuig door het water. De
werkelijke snelheid kan worden bepaald via de GPS-grond snelheid (SOG) of door de
snelheid van het vaartuig te meten over een bepaalde afstand. De snelheidskalibratie dient
te worden uitgevoerd in rustige omstandigheden, met minimale wind en stroombeweging.
Verhoog deze waarde tot boven de 100% als het schoepenwiel een te lage meting geeft en
verlaag deze waarde als de meting te hoog is. Als de gemiddelde watersnelheid bijvoorbeeld
8,5 knopen is (9,8 mijl per uur/15,7 km per uur) en SOG registreert 10 knopen (11,5 mijl per
uur/18,5 km per uur), moet de kalibratiewaarde worden verhoogd tot 117 %. U kunt de
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
27
aanpassing berekenen door de SOG te delen door de snelheid van het schoepenwiel en de
uitkomst te vermenigvuldigen met 100.
Kalibratiebereik: 50-200 %. De standaardwaarde is 100 %.
Berekenen gemiddelde watersnelheid
Berekent de gemiddelde watersnelheid door met een geselecteerde interval uw snelheid te
meten. De intervallen voor de watersnelheid zijn in te stellen van 1 tot 30 seconden. Als u
bijvoorbeeld de waarde vijf seconden hebt geselecteerd, wordt de weergegeven
watersnelheid gebaseerd op gemiddelden over 5 seconden.
Kalibratiebereik: 1-30 seconden. De standaardwaarde is 1 seconde.
Kalibratie watertemperatuur
Temperatuurkalibratie dient om de watertemperatuurwaarde aangegeven door de
sonartransducer aan te passen. Het kan nodig zijn lokale invloeden op de gemeten
temperatuur te corrigeren.
Kalibratiebereik: -9,9° tot +9,9°. 0° is standaard.
Ú
Notitie: Kalibratie van de watertemperatuur verschijnt alleen als de transducer
temperatuur kan meten.
Transducertype
Onder Type transducer type selecteert u het model van de transducer die met de
sonarmodule is verbonden. De geselecteerde transducer bepaalt welke frequenties u kunt
kiezen bij gebruik van de sonar. Sommige transducers met ingebouwde
temperatuursensoren geven de temperatuur niet nauwkeurig weer, en bij selectie van de
verkeerde transducer wordt de temperatuur helemaal niet weergegeven.
Temperatuursensoren hebben een impedantie van 5k of 10k. Wanneer beide opties worden
gegeven voor hetzelfde model transducer, raadpleeg dan de documentatie van de
transducer om de impedantie vast te stellen.
Installatie ForwardScan
Dit is beschikbaar als de functie ForwardScan is ingeschakeld. Raadpleeg de
bedieningshandleiding voor meer informatie over de installatie.
Stuurautomaat instellen
Voor het instellen en in bedrijf stellen van stuurautomaatcomputers raadpleegt u de
documentatie van het stuurautomaatsysteem of de stuurautomaatcomputer.
Ú
Notitie: U kunt de Wheelkey gebruiken als standby-knop wanneer deze is
geconfigureerd voor stuurautomaatbediening. Raadpleeg "WheelKey configureren" op pagina
21 voor meer informatie over het configureren van de Wheelkey.
Fuel Settings
Het hulpprogramma Brandstof bewaakt het brandstofverbruik. Het brandstofverbruik wordt
per trip en per seizoen bijgehouden en gebruikt voor het berekenen van de
brandstofzuinigheid. Deze informatie wordt getoond in de gegevensbalk op de
instrumentenpagina.
Om het hulpprogramma te kunnen gebruiken, moet een Navico brandstofstroomsensor of
een NMEA 2000-motoradapterkabel/gateway met Navico-
brandstofgegevensopslagapparaat in de boot worden geplaatst. Voor de Navico-
brandstofstroomsensor is het gebruik van een afzonderlijk brandstofopslagapparaat niet
nodig. Vraag de fabrikant van de motor of uw dealer of uw motor de juiste gegevensuitvoer
heeft en welke adapter beschikbaar is voor de verbinding met de NMEA 2000.
Als de fysieke aansluiting is gemaakt, controleert u of de bronselectie is voltooid. Bij
meerdere motorinstallaties met brandstofstroomsensoren of
brandstofgegevensopslagapparaten moet u de locatie van de motoren opnemen in de
Apparatenlijst. Raadpleeg "Netwerkinstellingen" op pagina 33 voor algemene informatie over
bronselectie.
28
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
Vaartuiginstellingen
In dit dialoogvenster kunt u het aantal motoren, het aantal tanks en de totale
brandstofcapaciteit voor alle tanks opgeven.
Brandstofniveau meten
U kunt de resterende brandstof meten aan de hand van de brandstof die is gebruikt door
motor(en) of aan de hand van de brandstofniveausensoren in de tank. Het nominale
brandstofverbruik is vereist voor het instellen van de schaal op de meter voor de
brandstofzuinigheid. Deze waarde moet worden bepaald aan de hand van ervaring over
langere tijd. De bouwer of ontwerper van de boot kan ook een schatting geven van de
waarde die u moet gebruiken.
Ú
Notitie: Het resterende brandstofniveau dat is gemeten met niveausensoren tijdens het
varen kan onnauwkeurig zijn als gevolg van bewegingen van de boot.
Ú
Notitie: Bij het bepalen van de instelling voor het nominale brandstofverbruik moet
rekening worden gehouden met gangbare ladingen in het vaartuig. Dit zijn bijvoorbeeld
gevulde brandstoftanks, watertanks, vracht, voedsel, enz.
Brandstofstroomconfiguratie
Nadat het aantal motoren is ingesteld, dient u aan te geven welke brandstofstroomsensor
met welke motor is verbonden. Onder Apparatenlijst op de pagina Netwerk kunt u het
venster Apparaatconfiguratie bekijken voor iedere sensor, en de Locatie instellen van de
motor waarmee het apparaat is verbonden.
Configuratie ongedaan maken - herstelt de standaardwaarde van het apparaat. Alle
gebruikersinstellingen worden gewist.
Brandstofstroom opnieuw instellen - herstelt alleen de instelling van de Brandstof K-
waarde, als Kalibreren wordt ingesteld. Alleen Navico-apparaten kunnen opnieuw worden
ingesteld.
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
29
Kalibreren
Kalibratie kan noodzakelijk zijn om de gemeten brandstofstroom nauwkeurig overeen te
laten komen met de werkelijke brandstofstroom. Ga in het dialoogvenster Tanken naar
kalibratie. Alleen brandstofstroomsensoren van Navico kunnen gekalibreerd worden.
1. Begin met een volle tank en laat de motor draaien zoals gewoonlijk.
2. Nadat er minstens een aantal liter (een paar gallons) is verbruikt, moet de tank helemaal
bijgevuld worden. Selecteer vervolgens de optie Zet op vol.
3. Selecteer de optie Kalibreren.
4. Selecteer de Werkelijk gebruikte hoeveelheid, die is gebaseerd op de hoeveelheid
brandstof waarmee is bijgetankt.
5. Selecteer OK om de instellingen op te slaan. De Brandstof K-waarde laat nu een nieuwe
waarde zien.
Ú
Notitie: Als u meerdere motoren wilt kalibreren herhaalt u bovenstaande stappen.
Kalibreer de motoren één voor één. U kunt ook alle motoren tegelijkertijd laten draaien
en de Werkelijk gebruikte hoeveelheid delen door het aantal motoren. Hierbij wordt
aangenomen dat de motoren allemaal ongeveer evenveel brandstof verbruiken.
Ú
Notitie: De optie Kalibreren is alleen beschikbaar als Zet op vol is geselecteerd en een
brandstofstroomsensor is aangesloten en ingesteld als bron.
Ú
Notitie: Er worden maximaal 8 motoren met een brandstofstroomsensor ondersteund.
Brandstofniveau
Door een Navico-brandstofpeilapparaat aan te sluiten op een geschikte tankniveausensor is
het mogelijk om de resterende hoeveelheid brandstof in de tank te meten. Het aantal tanks
moet worden aangegeven in het dialoogvenster Instellingen vaartuig, dat kan worden
geopend op de pagina Opties voor brandstofinstellingen. Hier kunt u de vloeistofniveau-
apparaten toewijzen aan verschillende tanks.
Selecteer Apparatenlijst op de pagina Netwerk en bekijk het venster Apparaatconfiguratie
voor iedere sensor. Stel de locatie, het vloeistoftype en de afmeting in voor iedere tank.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor instructies over het instellen van een
instrumentenbalk of -meter met gegevens over het vloeistofniveau-apparaat op de pagina
Instrumenten.
Ú
Notitie: Er worden maximaal 5 tanks met vloeistofniveau-apparaten ondersteund.
Ú
Notitie: Tankgegevens die worden geleverd door een compatibele motorgateway
kunnen ook worden getoond, maar het is niet mogelijk om op deze unit een
tankconfiguratie te maken voor dit type gegevensbron.
30
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
Draadloze instellingen
Draadloze instellingen
Biedt configuratie- en instellingsopties voor de draadloze functionaliteit.
Externe bedieningsunits
Als een draadloos apparaat is verbonden, verschijnt het in de lijst met externe
bedieningsunits.
Selecteer Altijd toestaan als u wilt dat het apparaat automatisch verbinding maakt zonder
iedere keer een wachtwoord nodig te hebben. In dit menu kunt u ook de verbinding
verbreken met apparaten die niet langer toegang nodig hebben.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het aansluiten van
bedieningsunits.
Draadloze apparaten
Dit dialoogvenster toont de beschikbare draadloze apparaten met hun IP-adres en
kanaalnummer. Als u een apparaat selecteert, worden aanvullende details weergegeven.
Als u de details (netwerknaam (SSID), netwerksleutel of kanaal) van het interne draadloze
apparaat wilt weergeven en wijzigen, dient het interne draadloze apparaat zich in de modus
Toegangspunt (interne WiFi) te bevinden.
De interne draadloze module moet in de modus Client staan om verbinding te kunnen
maken met een netwerk (hotspot). Gebruik de optie Modus om van modus te veranderen.
Modus
Is zichtbaar als de interne draadloze module in de modus Toegangspunt (Interne wifi) of de
modus Client staat. Selecteer deze optie om de draadloze module te laten wisselen tussen
de modi Toegangspunt en Client. Als de interne draadloze module staat ingesteld als
Toegangspunt (Interne wifi), hebben smartphones en tablets toegang tot de unit om deze te
bekijken en te bedienen (alleen tablets). Wanneer de unit in de modus Toegangspunt
(Interne wifi) staat, kunt u bovendien de details van de interne draadloze module bekijken en
veranderen. In de modus Client kan via een draadloze hotspot verbinding worden gemaakt
met internet.
Wanneer u dit menu bekijkt voor een WIFI-1-apparaat dat is ingesteld als Toegangspunt, kunt
u schakelen tussen de modi Primair en Secundair toegangspunt, zodat twee WIFI-1-
apparaten zich tegelijkertijd op het netwerk kunnen bevinden.
Slechts één van de WIFI-1-apparaten kan worden ingesteld als Primair, wat betekent dat het
apparaat dienst doet als DHCP-server. Op het netwerk kan niet meer dan één DHCP-server
aanwezig zijn.
Als u twee WIFI-1-apparaten gelijktijdig als toegangspunt wilt gebruiken, moet de unit in
eerste instantie worden verbonden met niet meer dan één andere unit. Nadat die unit is
ingesteld als secundaire unit kan een tweede module worden aangezet/verbonden. Deze zal
automatisch optreden als primaire unit.
Ú
Notitie: In een netwerk met maar één WIFI-1 en één of meer draadloze modules moet
de WIFI-1 in de modus Primair blijven staan. De interne modules fungeren niet als DHCP-
server.
Hardware
Geeft hardware-gerelateerde informatie.
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
31
Netwerken
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module in Client modus staat wanneer het apparaat
wordt geselecteerd. Toont een lijst van alle netwerken (hotspots) die beschikbaar zijn voor
verbinding. Selecteer de naam van het gewenste netwerk en voer de netwerksleutel in om
verbinding te maken.
Netwerknaam (SSID)
Toont de naam van het interne draadloze netwerk.
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als Toegangspunt (Interne wifi)
wanneer het apparaat is geselecteerd. Selecteer het netwerk om de naam van het interne
draadloze netwerk naar wens aan te passen zodat u het gemakkelijk herkent.
Netwerksleutel
Vereist door de smartphone of tablet om verbinding te kunnen maken met het interne
draadloze netwerk.
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als Toegangspunt (Interne wifi)
wanneer het apparaat is geselecteerd. U kunt de sleutel selecteren en aanpassen om de
veiligheid van het netwerk te verbeteren. De sleutel moet minimaal 8 tekens bevatten.
Kanaal
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als Toegangspunt (Interne wifi)
wanneer het apparaat is geselecteerd. Selecteer het apparaat om de instelling Kanaal te
wijzigen. Hiermee heft u eventuele interferentie op wanneer de draadloze module van een
ander RF-apparaat uitzendt vanaf dezelfde frequentie.
Terug naar standaard instellingen
Verwijdert alle door de gebruiker aangebrachte veranderingen en herstelt de
fabrieksinstellingen van de draadloze module.
Client-instellingen
Hiermee opent u het dialoogvenster Draadloze client instellingen. Hierin staat informatie
over netwerken waarmee eerder verbinding is gemaakt, ongeacht of deze momenteel
zichtbaar zijn of niet. Hiermee kunt u een netwerk uit de lijst verwijderen en de instelling voor
automatische verbinding in- of uitschakelen.
Geavanceerd
Binnen de software zijn hulpmiddelen beschikbaar voor het opsporen van fouten en het
instellen van het draadloze netwerk.
Iperf
Iperf is een veelgebruikt hulpprogramma voor netwerkprestaties. Het wordt meegeleverd
om de prestaties van het draadloze netwerk rondom het vaartuig te testen, zodat zwakke
plekken of probleemgebieden kunnen worden geïdentificeerd. De applicatie moet worden
geïnstalleerd en uitgevoerd op een tablet.
Er moet een Iperf-server worden uitgevoerd op de unit voordat de test vanaf de tablet wordt
gestart. Na het verlaten van de pagina wordt Iperf automatisch gestopt.
DHCP Probe
De draadloze module bevat een DHCP-server die IP-adressen toewijst voor alle MFD's en
Echosounder-units in het netwerk. Bij integratie met andere apparaten, zoals een 3G-modem
of satelliettelefoon, kunnen andere apparaten in het netwerk ook fungeren als DHCP-server.
Om gemakkelijk alle DHCP-servers op het netwerk te vinden, kunt u dhcp_probe uitvoeren
vanaf de NSO evo3. Op het netwerk kan slechts één DHCP-apparaat tegelijk actief zijn.
Schakel de DHCP-functie van het tweede apparaat uit, als dat wordt gevonden. Raadpleeg
de instructies van dat apparaat voor meer informatie.
Ú
Notitie: Iperf en DHCP Probe zijn hulpmiddelen voor diagnostische doeleinden, bedoeld
voor gebruikers die bekend zijn met de terminologie en configuratie van netwerken.
32
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
Navico is niet de ontwikkelaar van deze hulpmiddelen en kan geen ondersteuning
verlenen bij het gebruik.
Gelijktijdige werking van client en toegangspunt
Als het wenselijk is dat het MFD toegankelijk is vanaf een tablet terwijl er ook een
internetverbinding is, moeten er twee draadloze units worden gebruikt: een moet werken in
de modus Client en de andere in de modus Toegangspunt. Dit kan een combinatie zijn van
een interne draadloze unit en een externe WIFI-1, of van twee externe WIFI-1-units. Met twee
externe WIFI-1-units geniet u van het voordeel dat beide functies beschikbaar zijn op alle
MFD's in het netwerk (indien van toepassing).
Netwerkinstellingen
Apparaatnaam
Het is handig om een naam toe te wijzen in systemen waarin meerdere apparaten van
hetzelfde type en formaat worden gebruikt. Bij het bekijken van gegevensbronnen of de
apparatenlijst worden de standaardproductnaam en de virtuele apparaatfunctie aan de
toegewezen naam toegevoegd om apparaten gemakkelijk te herkennen.
Bronnen
Gegevensbronnen voorzien het systeem van realtime gegevens.
De gegevens kunnen afkomstig zijn van modules in de unit of van externe modules
aangesloten via NMEA 2000 of NMEA 0183, indien beschikbaar op de unit.
Als een apparaat met meer dan één bron is verbonden die dezelfde gegevens leveren, kan
de gebruiker de gewenste bron selecteren. Voordat u de bron selecteert, moet u ervoor
zorgen dat alle externe apparaten en de NMEA 2000-backbone zijn aangesloten en
ingeschakeld.
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
33
Auto selecteren
Met de optie Auto selecteren zoekt u naar alle bronnen die op het apparaat zijn aangesloten.
Indien er meer dan één bron beschikbaar is voor elk gegevenstype, wordt de selectie
gemaakt op basis van een interne prioriteitenlijst. Deze optie is geschikt voor de meeste
installaties.
Bronnen handmatig selecteren
Handmatige selectie is over het algemeen alleen nodig als er meer dan één bron voor
dezelfde gegevens is en de automatisch geselecteerde bron niet de gewenste bron is.
Groepsbronselectie
Multifunctionele displays, stuurautomaatcontrollers en instrumenten zijn in staat om:
Gegevensbronnen te gebruiken (bijvoorbeeld positie, windrichting enz.) waarvan alle
andere producten op het netwerk gebruikmaken, of gegevensbronnen te gebruiken die
niet afhankelijk zijn van andere units.
U kunt vanaf iedere display alle andere displays laten overschakelen naar een andere bron.
(dit geldt voor producten die zijn ingesteld op groepsmodus).
Ú
Notitie: Om Groepsselectie in te schakelen moet de display worden ingesteld op
Simrad-groep.
Apparaten waarbij Groep staat ingesteld op Geen kunnen worden ingesteld om een andere
bron te gebruiken dan de andere netwerkapparaten.
Geavanceerde bronselectie
Hiermee hebt u de meest flexibele en nauwkeurige controle over de apparaten die gegevens
leveren. Sommige gegevensbronnen, zoals die voor het brandstofniveau of het toerental van
de motor, kunnen alleen worden gewijzigd in het menu Geavanceerd. Soms wijst Autoselect
niet de gewenste bron toe. Dit kunt u corrigeren onder Geavanceerde bronselectie. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn bij identieke installaties van motoren die compatibel zijn met
NMEA 2000, maar niet zijn geprogrammeerd met unieke exemplaarnummers. Dit betekent
dat de functie Autoselect niet kan bepalen welke motor aan bakboordzijde is bevestigd en
welke aan stuurboordzijde.
Ú
Notitie: De optie Geavanceerd kunt u op meerdere plekken vinden, bijvoorbeeld onder
aan de lijst Bronnen en onder iedere broncategorie (bijvoorbeeld Kompas). Deze laatste
toont een gefilterde lijst die alleen betrekking heeft op apparaten die gegevens leveren
die relevant zijn voor deze categorie.
Apparatenlijst
In deze lijst worden de apparaten weergegeven die gegevens leveren. Dit kan een module
binnen in de unit zijn, of een extern NMEA 2000-apparaat.
34
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
Door een apparaat in deze lijst te selecteren, worden aanvullende gegevens en opties voor
het apparaat weergegeven.
Alle apparaten staan toewijzing van een exemplaarnummer toe in de optie Configureren.
Stel unieke exemplaarnummers in voor identieke apparaten in het netwerk, zodat de unit
deze van elkaar kan onderscheiden. De optie Gegevens toont alle gegevens die door het
apparaat worden uitgevoerd. Sommige apparaten tonen extra opties die specifiek zijn voor
het apparaat.
Ú
Notitie: Een exemplaarnummer instellen voor een product van derden is meestal niet
mogelijk.
Diagnose
Nuttige informatie voor het vaststellen van een probleem met het netwerk.
NMEA 2000
Nuttige informatie voor het vaststellen van een probleem met het netwerk.
Ú
Notitie: De volgende informatie duidt niet altijd op een probleem dat eenvoudig kan
worden opgelost met een kleine wijziging in de netwerkstructuur of in de aangesloten
apparaten en hun activiteit in het netwerk. Rx- en Tx-fouten geven waarschijnlijk
problemen met het fysieke netwerk aan. Dit zijn problemen die kunnen worden
opgelost door een connector te vervangen/repareren, een backbone- of netwerkkabel in
te korten of het aantal netwerkknooppunten (apparaten) te verminderen.
Bus status
Geeft aan of de bus van stroom wordt voorzien, niet per se of deze verbonden is met of
meerdere gegevensbronnen. Als echter wordt weergegeven dat de bus niet is ingeschakeld
(“Off”), maar de stroom wel is ingeschakeld en het aantal fouten blijft oplopen, is er mogelijk
iets mis met de stekker of het kabelnetwerk.
Rx overflows
De unit heeft te veel berichten voor de buffer ontvangen, waardoor deze niet door de
toepassing kunnen worden gelezen.
Rx overruns
De unit bevat te veel berichten voor de buffer, waardoor deze niet door de driver kunnen
worden gelezen.
Rx/Tx-fouten
Deze twee waarden worden hoger wanneer er foutmeldingen zijn en worden lager wanneer
berichten goed zijn ontvangen. Deze waarden zijn, in tegenstelling tot de overige waarden,
niet cumulatief. Bij een normale werking moeten deze op 0 staan. Waarden rond de 96 en
hoger wijzen op een uitermate storingsgevoelig netwerk. Als deze waarden voor een
bepaald apparaat te hoog worden, wordt dit apparaat automatisch ontkoppeld.
Fast packet-fouten
Cumulatieve optelling van fast packet-fouten. Dit kan bijvoorbeeld een gemist frame of een
frame uit sequentie zijn. NMEA 2000-PGN's bestaan uit maximaal 32 frames. Als er een frame
ontbreekt, wordt het volledige bericht genegeerd.
Ú
Notitie: Rx- en Tx-fouten geven vaak problemen met het fysieke netwerk aan. Dit zijn
problemen die kunnen worden opgelost door een connector te vervangen/repareren,
een backbone- of netwerkkabel in te korten of het aantal netwerkknooppunten
(apparaten) te verminderen.
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
35
UDB
Op het tabblad UDB (Gebruikersdatabase) op de pagina met diagnostische gegevens staat
informatie over de Ethernet-activiteit.
J1939
Informatie over de werking van de J1939 bus is te vinden op het tabblad J1939 op de pagina
met diagnostische gegevens.
SimNet-groepen
Deze functie wordt gebruikt voor het beheren van de parameterinstellingen, globaal of in
groepen units. De functie wordt gebruikt op grotere boten, waar meerdere units met het
NMEA 2000 netwerk zijn verbonden. Door verschillende units aan dezelfde groep toe te
wijzen, wordt een parameterupdate op één unit ook doorgevoerd op de andere units in de
groep.
Als voor een van de instellingen actief beheer nodig is, stelt u de groep in op Geen.
Demping
Indien gegevens onjuist of te gevoelig zijn, kan demping worden toegepast om de
informatie stabieler te maken. Wanneer demping niet is ingeschakeld, worden de gegevens
in ruwe vorm gepresenteerd, zonder demping.
Kalibratie
Een offset (positief of negatief) kan worden toegepast om fout in gegevens uit NMEA 2000
bronnen te herstellen.
Ú
Notitie: Hier uitgevoerde kalibraties worden alleen lokaal op deze unit toegepast. Deze
offsets worden niet toegepast op andere apparaten in het netwerk.
Installatie NMEA 2000
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om een ander apparaat dat waypoints kan aanmaken en exporteren via
NMEA 2000 toegang te geven, en directe overdracht naar deze unit toe te staan.
Waypoint verzenden
Selecteer deze optie om de unit toestemming te geven om via NMEA 2000 waypoints te
versturen naar een ander apparaat.
Ú
Notitie: Het systeem kan maar één nieuw waypoint tegelijk verzenden of ontvangen.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor bulkimport of -export van waypoints.
Installatie NMEA 0183
De instellingen van de NMEA 0183 poort(en) moeten overeenkomen met de snelheid van
verbonden apparaten. U kunt deze poort zodanig configureren dat alleen de zinnen worden
uitgevoerd die vereist zijn voor luisterende apparaten.
36
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om toe te staan dat een ander apparaat dat waypoints kan aanmaken
en exporteren via NMEA 0183, direct gegevens kan overdragen naar deze unit.
Baudrate
De instelling moet overeenkomen met die van apparaten die zijn aangesloten op de NMEA
0183 invoer en uitvoer. De invoer en uitvoer (Tx, Rx) maken gebruik van dezelfde instelling
voor de baudrate.
Ú
Notitie: AIS transponders werken meestal op NMEA 0183-HS (hoge snelheid) en
hiervoor moet de baudrate zijn ingesteld op 38.400.
Seriële uitvoer
Met deze selectie bepaalt u of de gegevens worden uitgevoerd via Tx-lijnen. Als dit is
ingeschakeld, kan de lijst met uitvoerzinnen worden bewerkt.
Seriële uitvoerzinnen
Met deze lijst kunt u beheren welke zinnen vanaf de NMEA 0183 poort worden verzonden
naar andere apparaten. Vanwege de beperkte bandbreedte van NMEA 0183 is het wenselijk
om alleen de vereiste gegevens in te schakelen. Hoe minder zinnen geselecteerd zijn, hoe
hoger de uitvoersnelheid van de ingeschakelde zinnen.
Veelgebruikte zinnen zijn standaard ingeschakeld.
Ethernet-/draadloos netwerk
De NMEA 0183 gegevensstroom wordt uitgevoerd en beschikbaar gesteld voor tablets en
pc's via het interne draadloze netwerk of Ethernet-netwerk. In het dialoogvenster staan het
IP-adres en de poort die meestal vereist zijn voor het configureren van de toepassing op het
apparaat van de externe partij.
Ú
Notitie: Andere MFD's kunnen deze informatie niet decoderen naar NMEA 0183 om de
gegevens als bron te gebruiken. Voor het delen van gegevens is nog steeds een fysieke
NMEA 2000 of NMEA 0183 verbinding nodig.
Software installeren | NSO evo3 Installatiehandleiding
37
Externe ondersteuning
C-zone
CZone verbinding met NMEA 2000
Bij de koppeling met een CZone-netwerk wordt aangeraden om een BEP Network Interface
Bridge te gebruiken om beide netwerkbackbones samen te voegen.
De CZone/NMEA 2000 Network Interface Bridge isoleert de stroomtoevoer van beide
netwerken, maar maakt het mogelijk dat gegevens vrijelijk tussen beide kanten worden
gedeeld.
De Interface Bridge kan ook worden gebruikt voor het uitbreiden van het NMEA 2000-
netwerk, wanneer het maximale aantal knooppunten (knooppunt = ieder met het netwerk
verbonden apparaat) voor het netwerk is bereikt, of als de maximale kabellengte van 150 m
wordt overschreden. Als een Interface Bridge is geplaatst, kunnen nog 40 knooppunten en
extra kabellengte worden toegevoegd.
De Network Interface is verkrijgbaar bij uw BEP-dealer. Ga voor meer informatie naar de
website van BEP: www.bepmarine.com.
NETWORK INTERFACE
Net
work 1 Network 2
CZONE
NETWORK
67$786
5HG1HWZRUN
*UHHQ1HWZRUN
CZONENMEA2000
Installatie CZone
Om te kunnen communiceren met de met het netwerk verbonden CZone-modules moet de
unit voor CZone een unieke display-dipswitchinstelling toegewezen krijgen.
De functionaliteit van het CZone-systeem wordt bepaald door het CZone-
configuratiebestand, dat wordt opgeslagen op alle CZone-modules en de NSO evo3. Het
bestand wordt aangemaakt met de CZone Configuration Tool, een speciale pc-applicatie die
verkrijgbaar is bij BEP Marine Ltd en aangesloten CZone-distributeurs.
Raadpleeg de documentatie bij uw CZone-systeem voor meer informatie.
De dipswitch-instelling toewijzen
Ieder product dat CZone-apparaten kan bedienen en bekijken moet een virtuele dipswitch-
instelling toegewezen krijgen. Deze instelling is uniek voor ieder apparaat. De instelling
wordt meestal bepaald als er zich al een configuratiebestand op het CZone-systeem bevindt,
maar kan ook vooraf worden ingesteld. Ga hiervoor naar het CZone-menu op de pagina
Instellingen.
Als de configuratie al beschikbaar is op het netwerk, wordt met het uploaden naar de NSO
evo3 begonnen direct nadat de dipswitch is ingesteld. Zorg dat dit zonder onderbreking kan
worden afgerond.
CZone bij opstarten laten weergeven
Als deze optie wordt geselecteerd, wordt bij het opstarten van de NSO evo3 de
bedieningspagina van CZone als eerste weergegeven.
5
38
Externe ondersteuning | NSO evo3 Installatiehandleiding
Backlight (Achtergrondverlichting)
Door het inschakelen van deze optie synchroniseert de NSO evo3 de instellingen voor
backlight met die van alle andere CZone-displayinterfaces die zijn ingesteld om backlight-
instellingen te delen.
Ú
Notitie: In CZone Config dient de NSO evo3 te worden ingesteld als controller.
Mercury
Als de unit is aangesloten op hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibel Mercury
Marine VesselView product of VesselView Link, worden specifieke functies automatisch
ontgrendeld op de unit. Wanneer de functies zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker mogelijk
gevraagd om informatie over basisinstellingen op te geven. Voor meer informatie raadpleegt
u de VesselView®-handleiding of neemt u contact op met de motorleverancier.
Suzuki Marine
Als de unit zich bevindt in het zelfde NMEA 2000 netwerk als een Suzuki C10-kleurenmeter,
wordt een specifiek Suzuki-instrumentenpaneel ontgrendeld en automatisch ingeschakeld.
Het selecteren van de gegevensbron gebeurt op dezelfde manier als voor reguliere NMEA
2000 bronnen.
Yamaha Motor integratie
Als een compatibele Yamaha gateway is verbonden met het NMEA 2000 netwerk, is een
Yamaha Motor pictogram toegevoegd aan de startpagina.
Raadpleeg voor meer informatie over de configuratie, het Yamaha paneel, de weergegeven
gegevens en Troll Control de Yamaha handleiding of de motorleverancier.
Externe ondersteuning | NSO evo3 Installatiehandleiding
39
Bijlage
Accessoires
De meest recente lijst met accessoires is beschikbaar op: www.simrad-yachting.com
6
40
Bijlage | NSO evo3 Installatiehandleiding
Ondersteunde gegevens
Ú
Notitie: NMEA 0183- en NMEA 2000-gegevensuitvoer vereist aansluiting van de
relevante sensoren.
Lijst van met NMEA 2000 compatibele PGN's
NMEA 2000 PGN (ontvangen)
59392 ISO-bevestiging
59904 ISO-verzoek
60928 ISO-adresreservering
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126996 Productinformatie
127237 Koers/trackcontrole
127245 Roer
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127251 Draaisnelheid
127257 Attitude
127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters, snelle update
127489 Motorparameters, dynamisch
127493 Transmissieparameters, dynamisch
127503 Status AC ingang
127504 Status AC uitgang
127505 Vloeistofniveau
127506 Gedetailleerde status DC
127507 Status oplader
127508 Batterijstatus
127509 Status omvormer
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129033 Tijd & datum
129038 AIS, klasse A, positierapport
129039 AIS, klasse B, positierapport
129040 AIS, klasse B, uitgebreid positierapport
129041 AIS navigatiehulpmiddelen
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 AIS, klasse B, uitgebreid positierapport
129794 AIS navigatiehulpmiddelen
Bijlage | NSO evo3 Installatiehandleiding
41
129801 Koersafwijking
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
129794 AIS, klasse A, vaste gegevens en vaargegevens
129801 AIS geadresseerd veiligheidsgerelateerd bericht
129802 AIS, veiligheidgerelateerd uitgezonden bericht
129808 DSC Call-informatie
129809 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel A
129810 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel B
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130313 Vochtigheid
130314 Werkelijke druk
130576 Status van kleine vaartuigen
130577 Richtinggegevens
NMEA 2000 PGN (verzenden)
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126996 Productinformatie
127237 Koers/trackcontrole
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127258 Magnetische variatie
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129285 Route-/waypoint-gegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130577 Richtinggegevens
42
Bijlage | NSO evo3 Installatiehandleiding
Door NMEA 0183 ondersteunde sentences
TX / RX - GPS
Ontvangen GGA GLL GSA GSV VTG ZDA
Zenden GGA GLL GSA GSV VTG ZDA GLC
TX / RX - Navigatie
Ontvangen RMC
Zenden AAM APB BOD BWC BWR
Ontvangen
Zenden RMC RMB XTE XDR
TX / RX - Sonar
Ontvangen DBT DPT MTW VLW VHW
Zenden DBT DPT MTW VLW VHW
TX / RX - Kompas
Ontvangen HDG HDT HDM
Zenden HDG
TX / RX - Wind
Ontvangen MWV MWD
Zenden MWV MWD
TX / RX - AIS / DSC
Ontvangen DSC DSE VDM
Ú
Notitie: AIS sentences worden niet overbrugd naar of van NMEA 2000.
TX / RX - MARPA
Zenden TLL TTM
Ú
Notitie: Dit zijn alleen uitvoerzinnen.
Bijlage | NSO evo3 Installatiehandleiding
43
J1939 PGN/SPN lijst
J1939 SPN/PGN Beschrijving NMEA 2000 PGN
190 / 61444 Motortoerental 127488
102 / 65270 Turbocharger boost-druk motor 127488
100 / 65263 Motoroliedruk 127489
175 / 65262 Motorolietemperatuur 1 127489
110 / 65262 Motorkoelmiddeltemperatuur 127489
167 / 65271 Dynamo potentiaal (voltage) 127489
183 / 65266 Motorbrandstofverbruik 127489
247 / 65253 Totaal aantal motorbedrijfsuren 127489
109 / 65263 Motorkoelmiddeldruk 127489
94 / 65263 Toevoerdruk motorbrandstof 127489
92 / 61443 Percentage belasting bij huidig
motortoerental
127489
513 / 61444 Werkelijk koppelpercentage motor 127489
189 / 65214 Nominaal toerental motor 127498
237 / 65260 Vaartuigidentificatienummer 127498
234 / 65242 Software-identificatie 127498
523 / 61445 Transmissiestroom 127493
127 / 65272 Transmissie oliedruk 127493
177 / 65272 Transmissie olietemperatuur 127493
Ú
Notitie: De unit fungeert als gateway en verzend ontvangen J1939 PGN/SPN opnieuw
via NMEA 2000.
44
Bijlage | NSO evo3 Installatiehandleiding
Technische specificaties
Menu Display (Scherm)
Resolutie 1920 x 1080
Helderheid 1000 nits
Touchscreen Volledig touchscreen (multi-touch)
Kijkhoeken in graden (typische waarde bij
contrastverhouding = 10)
80° boven/onder, 80° links/rechts
Elektrische specificaties
Voedingsspanning 12/24 V DC (10 - 31,2 V DC min - max)
Stroomverbruik - Max.
16-Inch unit 40 W +- 4 W
19-Inch unit 50 W +- 4 W
24-Inch unit 80 W +- 5 W
Aanbevolen stroomsterkte zekering
16-Inch unit 6 A bij 12 V DC / 3 A bij 24 V DC
19-Inch unit 7 A bij 12 V DC / 4 A bij 24 V DC
24-Inch unit 10 A bij 12 V DC / 5 A bij 24 V DC
Milieu
Bedrijfstemperatuurbereik -15°C tot +55°C (5°F tot 131°F)
Opslagtemperatuur -20°C tot +60°C (4°F tot 140°F)
Waterbestendigheid IPX6 (als het paneel correct is gemonteerd
en alleen de voorkant blootstaat)
Vochtigheid IEC 60945 Verdampingstemperatuur 66°C
(150°F) bij 95% relatieve vochtigheid (48 uur)
Schok- en trillingsbestendigheid 100.000 cycli van 20 G
Interface/aansluitingen
Ethernet 3x (RJ45)
USB 3x (USB-A)
J1393 1x (Micro-C)
NMEA 2000 1x (Micro-C)
NMEA 0183 4 poorten
Video-uitgang 1x hoge definitie video-uitgang (1080p,
geen HDCP, HDMI-A)
Video-ingang 2x composite video (BNC)
1x hoge definitie video (1080p HDCP 1.4,
HDMI-A)
Gegevenskaartlezer 1x sleuf (microSD)
Draadloos Intern 802.11b/g/n
Fysieke
Afmetingen (B×H×D) Zie "Maattekeningen" op pagina 47
Gewicht (alleen display)
16-Inch unit 3,9 kg (8,6 lbs)
19-Inch unit 4,8 kg (10,5 lbs)
24-Inch unit 7,8 kg (17,2 lbs.)
Bijlage | NSO evo3 Installatiehandleiding
45
Veilige kompasafstand - Metrische
eenheden, eenheden van imperiale
stelsel
50 cm
Type montage Paneelmontage of beugel (optioneel
accessoire)
46
Bijlage | NSO evo3 Installatiehandleiding
Maattekeningen
16"
400.5 mm
(15.75”)
475 mm
(18.70”)
260 mm
(10.24”)
225 mm
(8.84”)
8 mm
(0.32”)
19"
510 mm
(20.08”)
214 mm
(8.42)
478.5 mm
(18.82”)
305 mm
(12.01”)
8 mm
(0.32”)
24"
386 mm
(15.20”)
8 mm
(0.32”)
625.5 mm
(24.61”)
649 mm
(25.55”)
214 mm
(8.42”)
Bijlage | NSO evo3 Installatiehandleiding
47
*988-11978-001*
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50

Simrad NSO evo3 Installatie gids

Categorie
Navigators
Type
Installatie gids