Simrad NSS evo3 Installatie gids

Categorie
Navigators
Type
Installatie gids
NEDERLANDS
NSS evo3
Installatiehandleiding
www.simrad-yachting.com
Voorwoord
Afstandverklaring
Omdat Navico continu werkt aan het verbeteren van zijn producten, behouden wij ons het
recht voor om op elk gewenst moment wijzigingen in het product aan te brengen, die
mogelijk niet in deze versie van de handleiding worden beschreven. Neem contact op met
uw dealer als u hulp of meer informatie nodig hebt.
Alleen de eigenaar is verantwoordelijk voor het installeren en gebruiken van de uitrusting op
een manier die geen ongevallen, persoonlijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaakt.
Alleen de gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht nemen van veilige
vaarpraktijken.
NAVICO HOLDING AS EN ZIJN DOCHTERMAATSCHAPPIJEN, FILIALEN EN GELIEERDE
BEDRIJVEN WIJZEN ELKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE HAND VOOR ELK GEBRUIK VAN DIT
PRODUCT OP EEN WIJZE DIE ONGEVALLEN OF SCHADE KAN VEROORZAKEN OF EEN
OVERTREDING VAN DE WET INHOUDT.
Officiële taal: deze verklaring, eventuele instructieboeken, gebruikershandleidingen en
andere informatie met betrekking tot het product (Documentatie) kan worden vertaald in, of
is vertaald uit een andere taal (Vertaling). In geval van een conflict tussen een Vertaling van
de Documentatie en de Engelstalige versie van de Documentatie is de Engelstalige versie
van de Documentatie de officiële versie.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse gaan. Navico Holding AS
en zijn dochtermaatschappijen, filialen en gelieerde bedrijven behouden zich het recht voor
wijzigingen in de specificaties aan te brengen zonder mededeling vooraf.
Copyright
Copyright © 2017 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart wordt als separaat document verstrekt.
Raadpleeg bij eventuele vragen de website van uw unit of systeem:
www.simrad-
yachting.com.
Complianceverklaringen
Deze apparatuur voldoet aan:
CE volgens richtlijn 2014/53/EU
De eisen voor niveau 2-apparatuur van de Radiocommunicatienorm 2008
(elektromagnetische compatibiliteit)
Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) dit
toestel mag geen schadelijke interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle
ontvangen interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de werking van het
toestel.
De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de relevante productsectie op de
volgende website: www.simrad-yachting.com.
Industrie Canada
IC RSS-GEN, Sec 8.4 Waarschuwing
Dit apparaat voldoet aan de vergunningsvrije RSS-norm(en) van Industry Canada. Werking is
onderhevig aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen interferentie
veroorzaken, en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, ook als dat
ten koste gaat van de werking van het apparaat.
Le présent appareil est conforme aux CNR d’Industrie
Canada applicables aux appareils radio exempts de licence. L’exploitation est autorisée aux
deux conditions suivantes: (1) l’appareil ne doit pas produire de brouillage, et (2) l’utilisateur
de l’appareil doit accepter tout brouillage radioélectrique subi, même si le brouillage est
susceptible d’en compromettre le fonctionnement.
Voorwoord | NSS evo3 Installatiehandleiding
3
Waarschuwing
De gebruiker wordt gewaarschuwd dat wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn
goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor naleving ertoe kunnen leiden dat de
bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken komt te vervallen.
Deze apparatuur genereert, gebruikt en veroorzaakt mogelijke straling van radiofrequente
energie en kan, indien niet geïnstalleerd in overeenstemming met de instructies, schadelijke
interferentie veroorzaken aan radiocommunicatie. Er is echter geen garantie dat er in een
bepaalde installatie geen interferentie zal optreden. Mocht deze apparatuur schadelijke
interferentie veroorzaken met radio- of televisieontvangst, wat bepaald kan worden door de
apparatuur in en uit te schakelen, dan wordt de gebruiker aangeraden te proberen de
interferentie te corrigeren door één of meer van de volgende maatregelen:
Verplaats de ontvangstantenne of richt deze opnieuw
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger
Sluit de apparatuur aan op een stroomvoorziening die op een andere groep zit dan die
waarop de ontvanger is aangesloten
Raadpleeg de dealer of een ervaren technicus voor hulp
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding nodig om gegevens te
kunnen uploaden en downloaden. Bij gebruik van een internetverbinding via een mobiele
telefoon of een verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te houden dat
het dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan kosten in rekening brengen voor de
hoeveelheid gegevens die u overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw
internetprovider voor de geldende tarieven en beperkingen.
Landen van beoogd gebruik in de EU
AT - Oostenrijk
BE - België
BG - Bulgarije
CY - Cyprus
CZ - Tsjechië
DK - Denemarken
EE - Estland
FI - Finland
FR - Frankrijk
DE - Duitsland
GR - Griekenland
HU - Hongarije
IS - IJsland
IE - Ierland
IT - Italië
LV - Letland
LI - Liechtenstein
LT - Litouwen
LU - Luxemburg
MT - Malta
NL - Nederland
NO - Noorwegen
PL - Polen
PT - Portugal
RO - Roemenië
SK - Slowakije
4
Voorwoord | NSS evo3 Installatiehandleiding
SI - Slovenië
ES - Spanje
SE - Zweden
CH - Zwitserland
TR - Turkije
UK - Verenigd Koninkrijk
Handelsmerken
Navico
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico.
Simrad
®
wordt gebruikt onder licentie van Kongsberg.
NMEA
®
en NMEA 2000
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van de National Marine
Electronics Association.
FLIR
®
is een gedeponeerd handelsmerk van FLIR.
Mercury
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
SmartCraft VesselView
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
Suzuki
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Suzuki.
SimNet
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico.
C-MAP
®
is een gedeponeerd handelsmerk van C-MAP.
SD
en microSD
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van SD-3C, LLC in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
HDMI
®
en HDMI
, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken
of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere
landen.
Productreferenties Navico
Deze handleiding heeft betrekking op de volgende producten van Navico:
Broadband Sounder™ (Broadband Sounder)
DownScan Overlay™ (Overlay)
GoFree™ (GoFree)
Halo™ Pulse Compression Radar (Halo Radar)
INSIGHT GENESIS® (Insight Genesis)
StructureScan® (StructureScan)
Over deze handleiding
Deze handleiding is een referentiehandleiding voor het installeren van NSS evo3-units.
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een opmerking of belangrijke
informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk is personen te
waarschuwen voorzichtig te werk te gaan om letsel en/of schade aan
personen/apparatuur te voorkomen.
Voorwoord | NSS evo3 Installatiehandleiding
5
Inhoud
8 Controleer de inhoud
9
Overzicht
9 Bediening voorpaneel
10 Aansluitingen op de achterzijde
10 Kaartlezer
11 Installatie
11 Montagelocatie
12 Beugelbevestiging
12 Inbouwmontage
13 Omlijsting plaatsen en verwijderen
13 Montagelocatie van transducer
15 Bedrading
15 Richtlijnen
15 Voedingsaansluiting
15 Aansluiting stroomvoorziening
17 Master-/slave bus voor voedingsregeling
18 Extern alarm
18 Een externe monitor aansluiten
19 NMEA 2000-backbone
21 Aansluiting van NMEA 0183-apparaat
21 CZone-verbinding met NMEA 2000
22 Transducer aansluiten
22 Ethernet-connector
23 Video-ingang
24 Software installeren
24 Voor de eerste keer opstarten
24 De WheelKey configureren
24 Tijd en datum
24 Voedingsregeling
25 Gegevensbron selecteren
26 Apparatenlijst
26 SimNet-groepen
26 Diagnostiek
27 Demping
27 Kalibratie
27 Extern alarm instellen
27 Echosounder instellen
30 StructureScan
30 De radar installeren
33 Video-ingang configureren
34 Instellen stuurautomaat
34 Brandstofinstellingen
36 Installatie CZone
37 Draadloze verbinding instellen
40 Installatie NMEA 0183
42 Installatie NMEA 2000
42 Ethernet instellen
44 Mercury®
44 Suzuki Marine®
44 Software-updates en back-up van gegevens
47 Accessoires
47 NSS evo3-accessoires
6
Inhoud | NSS evo3 Installatiehandleiding
48 Ondersteunde gegevens
48
Lijst van met NMEA 2000 compatibele PGN's
50 Door NMEA 0183 ondersteunde sentences
51 Technische specificaties
51 Technische specificaties
53 Maattekeningen
53 Afmetingen van de 7-inch unit
53 Afmetingen van de 9-inch unit
54 Afmetingen van de 12-inch unit
54 Afmetingen van de 16-inch unit
Inhoud | NSS evo3 Installatiehandleiding
7
Controleer de inhoud
1
3
2
10
4
5
8
7
ENGLISH
Installa
t
ion Manua
l
bandg.com
E
NGLI
S
H
I
n
stalla
t
ion Manual
b
andg.
c
om
E
NGLISH
I
n
stalla
t
ion Manual
band
g
.
com
ENGLISH
Installation M
anua
l
ba
nd
g
.
com
6
12
13
14
11
9
1 Display-unit
2 Zonnescherm
3 Omlijsting
4 Voedingskabel
5 Zelftappende Pozidriv-schroeven, 4G x 1,2 cm (x4 voor 7-inch units, x8 voor
9-/12-inch units en x12 voor 16-inch units)
6 Stofkappen, verschillende formaten, voor NMEA 2000-connectoren (x1), Ethernet
(x1 voor 7-/9-inch, x2 voor 12-/16-inch displays) en Sonar-connectoren (x2)
7 Stofkap voor HDMI-connector (alleen voor 12-inch en 16-inch displays)
8 Stofkap voor videoconnector/NMEA 0183-connector
9 Stofkap voor USB (alleen 16-inch display)
10 Documentatie
11 Afdekking van schuim (zelfklevend)
12 U-vormige beugel
13 Beugelknoppen
14 Zelftappende Pozidriv-schroeven voor beugel, 14G x 2,5 cm
1
8
Controleer de inhoud | NSS evo3 Installatiehandleiding
Overzicht
De unit heeft een ingebouwde CHIRP-/Broadband-, StructureScan- en ForwardScan-
Echosounder.
De unit kan via NMEA 2000 worden verbonden met een netwerk. Via Ethernet hebt u
toegang tot gegevens en kunt u een groot aantal optionele apparaten bedienen, zodat u
kunt profiteren van Echosounder, radar, audio-entertainment, weersinformatie en digitale
schakeling.
De unit heeft een ingebouwde supersnelle GPS-ontvanger (10 Hz) en ondersteunt Insight-
kaarten van Navico, waaronder Insight Genesis. Het systeem ondersteunt bovendien kaarten
van Navionics en C-MAP, en content van een aantal andere kaartproducenten in AT5-
indeling. Ga naar www.gofreemarine.com, www.c-map.com of www.navionics.com voor een
volledig overzicht van de beschikbare kaarten.
De unit kan op het vaartuig worden gemonteerd met de bijgeleverde montagebeugel of kan
op een paneel worden gemonteerd.
De unit werkt op systemen van 12 V of 24 V.
Bediening voorpaneel
1
11
5
2
7
3
4
6
9
10
12
13
12
8
1 Touchscreen
2 Pages/Home: indrukken om de Home pagina te openen voor paginaselectie en
instelopties
3 WheelKey: Een knop die de gebruiker kan instellen. Voor meer informatie
raadpleegt u "De WheelKey configureren" op pagina 24.
Standaardinstelling wanneer er geen stuurautomaat op het systeem is
aangesloten:
Kort indrukken: schakelen tussen de panelen op het gesplitste scherm
Lang indrukken: het actieve paneel op het gesplitste scherm maximaliseren
Standaardinstelling wanneer er een stuurautomaat op het systeem is aangesloten:
Kort indrukken: de stuurautomaatcontroller wordt geopend en de
stuurautomaat wordt in de standby-modus gezet
Lang indrukken: schakelen tussen de panelen op het gesplitste scherm
4 Menu-knop: indrukken om het menu van het actieve paneel weer te geven
5 Draaiknop: draaien om te zoomen of door het menu te scrollen, indrukken om
een optie te selecteren
6 Enter-knop: indrukken om een optie te selecteren of instellingen op te slaan
7 Knop Afsluiten: indrukken om een dialoogvenster te sluiten, terug te keren naar
het vorige menuniveau en de cursor uit het paneel te verwijderen
8 MOB: druk tegelijkertijd op de knoppen Enter en Afsluiten om een MOB (Man-
over-boord) te maken op de positie van het vaartuig
9 Pijlknoppen: indrukken om de cursor te activeren of te verplaatsen
Menubediening: indrukken om door de menu-items te navigeren en een waarde
aan te passen
2
Overzicht | NSS evo3 Installatiehandleiding
9
10 Markeren-knop: indrukken om een waypoint te plaatsen op de positie van het
vaartuig of de plek waar de cursor staat wanneer deze actief is
11 Aan/uit-knop: ingedrukt houden om het apparaat aan of uit te zetten
Eén keer indrukken om het dialoogvenster Systeem regelingen te openen.
Wanneer u vaker drukt, wordt geschakeld tussen drie helderheidsniveaus
12 Klepje van de kaartlezer
13 Twee sleuven voor kaartlezers
Aansluitingen op de achterzijde
Alle units
7-Inch en 9-inch units
5
6
SONAR 2
SONAR 1
POWERE
THERNETVIDEONMEA2000
4
3
1
2
12-Inch units
2
5
4
7
1
3
6
1
ETHERNET ETHERNET HDMI VIDEO NMEA2000
POWER
SONAR 1
SONAR 2
16-Inch units
ETHERNET
E
THERNET
USB
HDMI
VIDEO
NMEA2000
POWER
SONAR 1
SONAR 2
1
1
8
7
3
4
2
5
6
1 Ethernet: aansluiten op netwerkmodules met hoge bandbreedte
2 Power: 12 V of 24 V DC-voedingsingang
3 Video: ingang voor videobronnen zoals camera's, en een NMEA 0183-poort
4 NMEA 2000: dynamische gegevens
5 Sonar 1: 50/200 kHz conventionele transducer of HDI-transducer met 1-kanaals
CHIRP
6 Sonar 2: 50/200 kHz conventionele transducer of TotalScan-, StructureScan- of
ForwardScan-transducer met 1-kanaals CHIRP
7 HDMI: video-uitvoer voor externe monitor
8 USB: muis, toetsenbord of opslagapparaat
Kaartlezer
Voor het plaatsen van een microSD-geheugenkaart. De geheugenkaart kan worden gebruikt
voor gedetailleerde gegevens, software-updates, overdracht van gebruikersgegevens en
back-ups van het systeem.
Ú
Notitie: Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of kopieert naar een kaart
met cartografische producten. Dat kan de cartografische informatie op de kaart
beschadigen.
Het klepje van de kaartlezer moet altijd goed worden afgesloten na het plaatsen of
verwijderen van de kaart zodat er geen water kan binnendringen.
10
Overzicht | NSS evo3 Installatiehandleiding
Installatie
Montagelocatie
Bepaal zorgvuldig de montagelocaties voordat u gaat boren of snijden.
Raadpleeg "Maattekeningen" op pagina 53 voor breedte- en hoogte-eisen.
Bevestig geen onderdelen op plaatsen waar deze als houvast kunnen worden gebruikt,
onder water kunnen komen of kunnen storen bij het bedienen, te water gaan of in veiligheid
brengen van de boot.
De unit moet zo worden geplaatst dat hij gemakkelijk bediend kan worden en dat het
scherm duidelijk te zien is.
Het scherm heeft een hoog contrast en is goed leesbaar in de zon, maar voor het beste
resultaat kunt u de unit beter buiten bereik van direct zonlicht plaatsen. Op de gekozen
locatie dient zo weinig mogelijk reflectie van ramen of glanzende objecten voor te komen.
Houd bij installatie rekening met de optimale kijkhoek. Voor meer informatie raadpleegt u
"Kijkhoek" op pagina 12.
De montagelocatie kan van invloed zijn op de interne GPS-ontvanger. Test de unit op de
beoogde locatie om te controleren of de ontvangst naar tevredenheid is. Een externe GPS-
bron kan worden toegevoegd om slechte ontvangst te compenseren.
Controleer of het mogelijk is om bedrading te leggen naar de geoogde montagelocatie.
Laat voldoende ruimte vrij om alle kabels aan te sluiten.
Controleer voor u een gat in een paneel maakt of daarachter geen verborgen elektrische
bedrading of andere onderdelen zijn geplaatst.
Zorg dat de gaten op een veilige plek worden aangebracht, waar ze de constructie van de
boot niet verzwakken. Raadpleeg bij twijfel een ervaren botenbouwer of een installateur van
zeilelektronica.
Ú
Notitie: Bij inbouw moet de omlijsting droog zijn en een goede ventilatie hebben. Bij
kleine behuizingen moet u mogelijk een koelsysteem plaatsen.
Waarschuwing: Bij onvoldoende ventilatie en daaropvolgende
oververhitting van de unit kan de werking onbetrouwbaar zijn en kan de
levensduur afnemen. Wanneer de unit wordt blootgesteld aan
omstandigheden die buiten de specificaties vallen, wordt de garantie
mogelijk ongeldig. – zie "Technische specificaties" op pagina 51.
3
Installatie | NSS evo3 Installatiehandleiding
11
Kijkhoek
De kijkhoek is van invloed op het zicht op het scherm. De aanbevolen kijkhoeken ten
opzichte van een loodrechte hoek staan in onderstaande afbeeldingen.
A
B
B
A
80°
80
°
B B
A
A
80° 80°
A Optimale kijkhoek
B Slechte kijkhoek of belemmerd zicht
Beugelbevestiging
Bevestiging U-beugel
1. Plaats de steun op de gewenste plek. Zorg dat de gekozen locatie hoog genoeg is om de
unit in de beugel te kunnen plaatsen en ruimte biedt om de unit te kunnen kantelen.
Bovendien moet er aan beide kanten genoeg ruimte zijn om de knoppen los en vast te
kunnen draaien.
2. Markeer de plek van de schroefgaten door de steun als sjabloon te gebruiken en
boorgeleidegaten. Gebruik bevestigingsmiddelen die geschikt zijn voor het materiaal
waarop u de unit wilt bevestigen. Als het materiaal te dun is voor zelftappers kunt u het
versterken, of u kunt de beugel ophangen met kleine schroeven en grote ringen. Gebruik
uitsluitend bevestigingsmiddelen van 304 of 316 roestvrij staal.
3. Schroef de beugel vast.
4. Bevestig de unit met de knoppen aan de steun. Draai deze uitsluitend met de hand aan.
De tanden op de beugel en de unit zorgen bieden goede grip en hierdoor blijft de hoek
van de unit ongewijzigd.
Inbouwmontage
Gebruik de montagesjabloon om de unit uit te lijnen.
Ú
Notitie: Onthoud dat u de afdekking van schuim (zelfklevend) aanbrengt op de
achterzijde van de unit voordat u deze inbouwt.
12
Installatie | NSS evo3 Installatiehandleiding
Omlijsting plaatsen en verwijderen
Zorg er bij het plaatsen van de omlijsting voor dat de hoeklipjes aan de achterzijde van de
omlijsting in de sleuven van het schermframe vallen. Wanneer de omlijsting is uitgelijnd met
het vooroppervlak van het scherm, schuift u de omlijsting aan de bovenzijde naar links en de
omlijsting aan de onderzijde naar rechts zodat deze vastklikken.
De omlijsting is zeer onopvallend, waardoor de vergrendelingslipjes niet zichtbaar zijn en het
niet mogelijk is dat de lipjes per ongeluk uit de montageflens komen.
U kunt het vergrendelingslipje uit de flens halen door het midden van de omlijsting
voorzichtig uit de montageflens te tillen. Verwijder de afdekking door deze gelijktijdig
zijwaarts te schuiven: schuif de omlijsting aan de bovenzijde naar rechts en schuif de
omlijsting aan de onderzijde naar links.
Montagelocatie van transducer
Het selecteren van de transducerlocatie en het installeren van de transducer zijn essentiële
stappen. Voor een goede werking moet de transducer zich altijd in het water bevinden en op
een locatie met een goede waterstroom wanneer de boot vaart.
Research
Controleer het volgende voordat u de transducer installeert:
Vraag of de bouwer van de boot een aanbevolen installatieplaats heeft
Controleer de draairichting van de schroef/schroeven
Bekijk als de boot op kruissnelheid vaart de waterstroom achter de boot om vast te stellen
waar het water het soepelst stroomt (met de minste luchtbellen)
Een locatie voor de transducer kiezen
Het primaire doel is om de transducer zo dicht mogelijk bij het midden van de boot te
installeren, maar uit de buurt van turbulentie van schroef en romp.
Installatie | NSS evo3 Installatiehandleiding
13
1 Monteer de transducer niet minder dan 1 m (3,3 voet) bakboord (links) van
de schroef
2 De schroef draait gewoon met de klok mee
3 Monteer de transducer niet minder dan 7,5 cm (3 inch) stuurboord van de
schroef
4 Beste montageplek - ononderbroken waterstroom
5 Planeergang - plaats de transducer niet voorbij deze lijn
Ú
Notitie: Keer de schroef-afstandsgeleiders (1 & 3) indien de motor is ingesteld op
linksom draaien.
Ú
Notitie: Boten met gangen of ribben op de romp kunnen bij hogere snelheden veel
turbulentie genereren. Op dit type boten kunt u de transducer het best plaatsen tussen
de ribben die zich het dichtst bij de motor bevinden.
Ú
Notitie: Als de transducer niet wordt geplaatst op een plek waar het water soepel
stroomt, kan de interferentie veroorzaakt door luchtbellen en turbulentie op het scherm
worden weergegeven in de vorm van willekeurige lijnen of stippen. Als de boot planeert,
kan de unit ook het bodemsignaal verliezen.
Ú
Notitie: Het afstellen van trimvlakken kan ook turbulentie veroorzaken. Blijf uit de buurt
als ze worden afgesteld.
Installatie transducer
Raadpleeg de installatie-instructies van de transducer voor informatie over de installatie.
14
Installatie | NSS evo3 Installatiehandleiding
Bedrading
Richtlijnen
Doe dit niet:
maak geen scherpe knikken in de kabels
zorg bij de plaatsing van de kabels dat er geen water in de connectoren kan lopen
plaats de kabels niet direct naast de radar, de zender of naast grote of
hoogspanningskabels en kabels met een hoog frequentiesignaal.
plaats de kabels niet op locaties waar ze mechanische systemen belemmeren
kabels leggen over scherpe randen of klevende oppervlakken
Doe dit wel:
maak druipwater- en servicelussen
gebruik kabelbinders bij alle kabels om ze op hun plaat te houden
soldeer/krimp en isoleer alle bedradingsaansluitingen die de kabels verlengen of
verkorten. Uitstekende kabels moeten worden voorzien van een passende
krimpconnector of dicht worden gesoldeerd of gesmolten. Verbind kabels op een zo
hoog mogelijke plek om de kans op onderdompeling te minimaliseren.
Laat ruimte vrij rondom connectoren om het plaatsen en verwijderen van kabels
makkelijker te maken
Waarschuwing: Schakel de stroom uit voor u met de installatie begint. Als
de stroom ingeschakeld blijft tijdens de installatie bestaat het risico van
brand, elektrische schokken of andere ernstige verwondingen. Zorg dat het
voltage van de stroomvoorziening compatibel is met dat van de unit.
Waarschuwing: De positieve voedingsdraad (rood) moet altijd met (+) DC
worden verbonden met de meegeleverde zekering of met een
stroomonderbreker (die zo dicht mogelijk bij de stroomsterkte van de
zekering komt).
Voedingsaansluiting
De unit is geschikt voor voeding door een 12 V of 24 V DC systeem. De unit is beveiligd tegen
omgekeerde polariteit, onderspanning en overspanning (voor een beperkte tijd).
Op de positieve toevoer moet een zekering worden geplaatst: 3 A voor het 7-inch en 9-inch
model en 5 A voor het 12-inch en 16-inch model.
3
4
1
2
Uitgang (mannelijk)
1
2
3
4
Kabelaansluiting (vrouwelijk)
Toets Doel Kleur
1 DC negatief Zwart
2 Extern alarm Blauw
3 Power control Geel
4 +12/24 V DC Rood
Aansluiting stroomvoorziening
4
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
15
Ú
Notitie: Als de bedieningsunit is ingesteld als voedings-slave, kan deze niet worden
uitgeschakeld met de eigen aan/uit-knop. Wanneer u deze knop ingedrukt houdt, zet u
de unit standby. Zie "Voedingsregeling" op pagina 24.
De gele voedingsdraad in de voedingskabel kan worden gebruikt als ingang om de unit in te
schakelen als de voeding wordt ingeschakeld, of als uitgang om andere apparaten in te
schakelen als de unit wordt ingeschakeld. Tijdens het installatieproces kan worden ingesteld
hoe de stroomvoorziening van displays en compatibele apparaten geconfigureerd moet
worden. Bij inbedrijfstelling van het systeem kan de unit worden ingesteld als slave of master
voor de voeding.
De configuratieopties voor de voeding van de unit zijn:
Unit wordt ingeschakeld als de aan/uit-knop wordt ingedrukt: de gele draad is niet
verbonden.
Unit wordt ingeschakeld als de voedingsbron wordt ingeschakeld: gewone rode en gele
draden.
Unit wordt ingeschakeld met de aan/uit-knop, net als andere compatibele apparaten
zoals de Broadband Radar: gele draden zijn op elkaar aangesloten (voedingsregelingslijn).
(Stel één of meer displays in als master voor de stroomvoorziening).
Voedingsregeling niet aangesloten
U zet het apparaat aan en uit door op de aan/uit-knop op de voorkant van het apparaat te
drukken. Sluit de gele stroomdraad niet aan en dek het uiteinde af met tape of smelt het
dicht om kortsluiting te voorkomen.
+
_
1
2
5
4
3
1 Connector van voedingskabel naar unit
2 Positieve draad (rood)
3 Aardingsdraad (zwart)
4 Voedingsdraad (geel)
5 Alarmdraad (blauw)
Voedingsregeling naar positieve pool (automatisch aan)
Het apparaat gaat onmiddellijk aan als de stroom wordt ingeschakeld. Voeg de gele en de
rode draad samen na de zekering.
Ú
Notitie: Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld met de aan/uit-knop, maar het kan
wel in de standby-modus worden gezet. (De achtergrondverlichting van het scherm
wordt uitgeschakeld.)
+
_
1
2
4
3
5
16
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
1 Connector van voedingskabel naar unit
2 Positieve draad (rood)
3 Aardingsdraad (zwart)
4 Voedingsdraad (geel)
5 Alarmdraad (blauw)
Voedingsregeling bij contact
Het apparaat gaat aan als contact wordt gemaakt om de motoren te starten. Sluit de gele
kabel aan op de accessoire-uitgang van de contactschakelaar.
Ú
Notitie: De startaccu's van de motor en de serviceaccu's dienen dezelfde aardaansluiting
te hebben.
+
_
5
1
2
3
4
6
1 Connector van voedingskabel naar unit
2 Positieve draad (rood)
3 Aardingsdraad (zwart)
4 Voedingsdraad (geel)
5 Alarmdraad (blauw)
6 Contactschakelaar
Master-/slave bus voor voedingsregeling
Als het masterapparaat wordt ingeschakeld, worden ook de verbonden slave-apparaten
ingeschakeld.
+
_
5
2
1
6
7
4
3
A B
POWER
POWER
A Voedingsverbinding met unit aan linkerzijde
B Voedingsverbinding met unit aan rechterzijde
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
17
1 Connectoren van voedingskabel naar units
2 Radarinterfacebehuizing
3 Audio-entertainmentapparaat (bijv. SonicHub2)
4 Aardingsdraad (zwart)
5 Positieve draad (rood)
6 Voedingsdraad (geel)
7 Toevoer DC-voeding
Als de unit aan de linkerzijde (A) wordt ingeschakeld met de Aan/uit-knop en is ingesteld als
de master voor de voedingsregeling, levert deze spanning aan de voedingsregelingslijn voor
het inschakelen van de andere unit aan de rechterzijde (B), de radarinterface en de SonicHub.
Als de unit aan de rechterzijde (B) is ingesteld als de slave voor de voedingsregeling, kan
deze niet worden uitgeschakeld met de eigen Aan/uit-knop, maar alleen in de standby-stand
worden gezet.
Als de unit aan de linkerzijde (A) is ingesteld als master voor de voedingsregeling en is
uitgeschakeld, kan de unit aan de rechterzijde (B) worden ingeschakeld met de eigen aan/
uit-knop, maar in dit geval worden andere apparaten niet ingeschakeld.
Als u alle netwerkapparaten wilt inschakelen vanaf de unit aan de linkerzijde (A) of
rechterzijde (B), kunt u beide apparaten configureren als master voor de voedingsregeling.
Ú
Notitie: Als de voedingsregeling van een unit wordt bestuurd door een ander apparaat
(of contactschakelaar), kan deze unit niet volledig worden uitgeschakeld. Deze kan
echter wel standby worden gezet om energie te besparen.
Extern alarm
Het externe alarm kan een kleine piëzozoemer zijn die direct wordt verbonden of een sirene
die wordt verbonden via een relais.
Alarmen worden globaal geconfigureerd in het systeem. Dat betekent dat ze kunnen
worden geconfigureerd op ieder multifunctioneel apparaat of instrument in het netwerk en
kunnen worden gezien, gehoord en bevestigd vanaf ieder apparaat. Individuele apparaten
kunnen bovendien worden geconfigureerd om anders te klinken dan hun interne zoemer,
maar nog steeds de alarminformatie weer te geven. Raadpleeg het hoofdstuk Alarmen in de
bedieningshandleiding voor informatie over het configureren van alarmen.
Gebruik een relais voor sirenes die meer dan 1 ampère nodig hebben.
+
_
A
B
D
C
Zoemer
+
_
A
B
D
C
Sirene
A Negatieve voedingsdraad (zwart)
B Positieve voedingsdraad (rood)
C Voedingsdraad (geel)
D Alarmdraad (blauw)
Een externe monitor aansluiten
De units van 12 inch en 16 inch zijn uitgerust met HDMI-technologie en hebben een HDMI-
uitgang waarop u een externe monitor kunt aansluiten om het beeld van het display te
18
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
tonen op een locatie op afstand. Op de externe monitor wordt het beeld weergegeven in de
resolutie die is ingesteld op de unit. De externe monitor moet dus dezelfde resolutie
ondersteunen of moet kunnen schalen.
Als een monitor met een afwijkende resolutie is aangesloten, wordt er tijdens het opstarten
een dialoogvenster weergegeven waarin u HDMI uitvoer forceren kunt kiezen zodat de
resolutie van de monitor wordt gebruikt die het dichtst bij de vereiste resolutie ligt. Het
beeld op de monitor is dan mogelijk niet optimaal. De unit moet opnieuw worden opgestart
om de wijziging toe te passen.
Ú
Notitie: Als u de unit installeert op een plaats waar deze wordt blootgesteld aan water,
gebruikt u een HDMI-kabel met een waterdichte HDMI-connector.
Ú
Notitie: Bij de HDMI-standaard is geen maximale kabellengte gedefinieerd, maar de
signaalkwaliteit kan afnemen bij gebruik van lange kabels. Gebruik alleen HDMI-kabels
van Navico of andere gecertificeerde HDMI-kabels van hoge kwaliteit. Kabels van externe
partijen moeten worden getest voordat u deze gebruikt. Bij afstanden langer dan 10 m is
het mogelijk vereist dat u een HDMI-versterker of HDMI-CAT6-adapters gebruikt.
Ú
Notitie: Op sommige HDMI TV-schermen treedt mogelijk overscan op, waardoor het
beeld wordt bijgesneden en belangrijke inhoud mogelijk niet zichtbaar is. Zie de
handleiding van het display voor het voorkomen van overscan of pas de schaling aan
NMEA 2000-backbone
Aansluiting van NMEA 2000-apparaat
Via de NMEA 2000-datapoort kunt u gegevens uit verschillende bronnen ontvangen en
delen.
2
1
3
4
5
Uitgang (mannelijk)
1
2
5
4
3
Kabelaansluiting (vrouwelijk)
Toets Doel Kleur
1 Afscherming Afvoer
2 NET-S (+12 V DC) Rood
3 NET-C (DC negatief) Zwart
4 NET-H Wit
5 NET-L Blauw
Essentiële netwerkinformatie
De fysieke standaardkabels/-connectoren voor NMEA 2000 zijn Micro-C en Mini-C, en zijn
direct afgeleid van de automatiseringsindustrie, waar DeviceNET - Micro-C het gangbare
formaat is.
De meeste Navico-producten maken gebruik van Micro-C-kabels en -connectoren, maar
sommige maken nog gebruik van de eigen SimNet-connectoren, die via een adapterkabel
eenvoudig compatibel te maken zijn.
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
19
Een netwerk bestaat uit een lineaire backbone van waaruit netwerkkabels verbinding
maken met NMEA 2000-compatibele apparaten.
Een netwerkkabel heeft een maximale lengte van 6 m (20 ft). De totale lengte van alle
netwerkkabels samen mag niet meer zijn dan 78 m (256 ft).
Een NMEA 2000-netwerk waarin Micro-C-kabels worden gebruikt, heeft een maximale
kabellengte van 100 m (328 ft) tussen twee willekeurige punten.
Een NMEA 2000-netwerk moet aan elk uiteinde van de backbone een afsluitweerstand
hebben. De volgende items kunnen worden gebruikt als afsluitweerstand:
-
Een afsluitende afdichtplug.
- Een windtransducer (de mastkabel is een uiteinde van de backbone).
Planning en installatie van een netwerk-backbone
De backbone moet worden geplaatst tussen de locaties van alle te installeren producten -
meestal tussen boeg en steven - en niet verder dan 6 m van een aan te sluiten apparaat.
Kies bij de samenstelling van de backbone uit de volgende componenten:
Micro-C-kabels: 0,6 m (2 ft), 1,8 m (6 ft), 4,5 m (15 ft), en 7,6 m (25 ft).
T-connector of 4-wegconnector. Hiermee kunt u een netwerkkabel op de backbone
aansluiten.
Micro-C voedingskabel. Sluit deze met behulp van een T-connector of een 4-
wegconnector aan op de backbone, op een centrale positie voor de netwerkbelasting.
Het netwerk van stroom voorzien
Het netwerk heeft een eigen 12 V DC-voeding nodig, beschermd door een 5 ampère
zekering of onderbreker.
Gebruik voor boten met een 24 V systeem een DC-DC transformator om 12 V te leveren.
Sluit bij kleinere systemen de stroom aan op een willekeurig punt in de backbone.
Voorzie grotere systemen via een centraal punt in de backbone van stroom om het
spanningsverlies in het netwerk in evenwicht te brengen.
Ú
Notitie: Bij aansluiting op een bestaand NMEA 2000-netwerk dat al beschikt over een
eigen stroomvoorziening mag geen tweede stroomaansluiting worden aangebracht op
een andere plek in het netwerk. Zorg dat het bestaande netwerk niet van stroom wordt
voorzien door een 24 V DC.
Ú
Notitie: Sluit de NMEA 2000-voedingskabel niet aan op dezelfde terminals als de
startaccu van de motor, de stuurautomaatcomputer, de boogschroefinstallatie of andere
hoogspanningsapparaten.
De volgende tekening geeft een klein netwerk weer. De backbone bestaat uit rechtstreeks
met elkaar verbonden T-connectoren.
+
_
1
2 V DC
T
3
44
6
2
1
T
5
1 NMEA 2000-apparaat
20
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
2 Connector van het apparaat
3 Netwerkkabel, mag niet langer zijn dan 6 m (20 ft)
4 Afsluitweerstanden
5 Backbone
6 Voedingskabel
Aansluiting van NMEA 0183-apparaat
De unit heeft een seriële NMEA 0183-poort voor zowel invoer als uitvoer. De poort maakt
gebruik van de NMEA 0183-standaard (gebalanceerde seriële communicatie) en in de
software kunt u verschillende baudrates instellen, tot maximaal 38.400.
Ú
Notitie: De aansluiting voor de NMEA 0183 bevindt zich aan de achterzijde van de unit
en is voorzien van het label VIDEO. De kabel heeft twee functies en verzendt zowel
composietvideo als NMEA 0183 (via aparte draden)
+
+
-
-
RX_B
R
X_A
TX_B
TX_A
4
5
6
7
1
2
3
1 Connector van het apparaat
2 Camera-ingang 1: rode kabel
3 Camera-ingang 2: groene kabel
4 NMEA 0183 RX_B (oranje)
5 NMEA 0183 RX_A (groen)
6 NMEA 0183 TX_B (blauw)
7 NMEA 0183 TX_A (geel)
Talkers en listeners
Sluit op een seriële ingang (RX) van de unit niet meerdere apparaten aan die gegevens
verzenden (“talkers”). Het RS422 protocol is niet bedoeld voor dit type aansluiting en
gegevens worden beschadigd als meerdere apparaten tegelijk gegevens verzenden. De
uitgang (TX) daarentegen kan meerdere ontvangers (“listeners”) aansturen. Het aantal
ontvangers is eindig en hangt af van de ontvangstapparatuur. Doorgaans zijn drie apparaten
mogelijk.
CZone-verbinding met NMEA 2000
Bij de koppeling met een CZone-netwerk wordt aangeraden om een BEP Network Interface
Bridge te gebruiken om beide netwerkbackbones samen te voegen.
De CZone/NMEA 2000 Network Interface Bridge isoleert de stroomtoevoer van beide
netwerken, maar maakt het mogelijk dat gegevens vrijelijk tussen beide kanten worden
gedeeld.
De Interface Bridge kan ook worden gebruikt voor het uitbreiden van het NMEA 2000-
netwerk, wanneer het maximale aantal knooppunten (knooppunt = ieder met het netwerk
verbonden apparaat) voor het netwerk is bereikt, of als de maximale kabellengte van 150 m
wordt overschreden. Als een Interface Bridge is geplaatst, kunnen nog 40 knooppunten en
extra kabellengte worden toegevoegd.
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
21
De Network Interface is verkrijgbaar bij uw BEP-dealer. Ga voor meer informatie naar de
website van BEP: www.bepmarine.com.
NETWORK INTERFACE
Net
work 1 Network 2
CZONE
NETWORK
67$786
5HG1HWZRUN
*UHHQ1HWZRUN
CZONENMEA2000
Transducer aansluiten
De unit heeft een interne CHIRP-, Broadband-, StructureScan-, TotalScan- en ForwardScan-
sonar.
Op de achterkant van de unit bevinden zich twee 9-pins transducerconnectoren. Traditionele
50/200 Khz CHIRP- en HDI-transducers kunnen worden aangesloten op Sonar1 (blauwe
aansluiting) of Sonar2 (zwarte aansluiting). TotalScan, StructureScan en ForwardScan moeten
worden aangesloten op Sonar2. U vindt de locatie van de connector met behulp van de
reliëflabels op de unit of u raadpleegt hoofdstuk "Aansluitingen op de achterzijde" op pagina 10 voor
meer informatie.
Ú
Notitie: De connector van de transducerkabel kan slechts op één manier worden
aangesloten. Nadat de connector is geplaatst, draait u aan de sluitring om deze vast te
zetten.
Ú
Notitie: Een 7-pins transducerkabel kan op een 9-pins poort worden aangesloten met
een 7-pins naar 9-pins adapterkabel. Als de transducer een sensor heeft voor de snelheid
van het schoepenwiel, geeft de unit geen gegevens over de watersnelheid weer.
Ú
Notitie: Raadpleeg de installatie-instructies van de transducer voor informatie over de
installatie.
Ethernet-connector
De unit is voorzien van een Ethernet-poort, waardoor u de unit kunt aansluiten op uw
netwerk via de 5-pins Ethernet-connector.
Ú
Notitie: De units van 7 inch en 9 inch hebben één Ethernet-poort en de units van 12
inch en 16 inch hebben twee Ethernet-poorten.
U kunt netwerkapparaten, zoals radars, sonars en andere multifunctionele displays direct
aansluiten op de Ethernet-poort of via een netwerkhub die is aangesloten op de Ethernet-
poort.
1
2
3
4
5
Uitgang op unit (vrouwelijk)
2
3
1
4
5
Kabelconnector (mannelijk)
Toets Doel Kleur
1 Positief verzenden TX+ Blauw/wit
2 Negatief verzenden TX- Blauw
3 Positief ontvangen RX+ Oranje/wit
4 Negatief ontvangen RX- Oranje
5 Afscherming Kaal
22
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
Ethernet-hub
U kunt netwerkapparaten aansluiten via een Ethernet-hub. U kunt extra hubs toevoegen om
het gewenste aantal poorten te bieden.
1
3
3
3
2
1 Ethernet-connector naar unit
2 Ethernet-hub
3 Netwerkapparaten
Video-ingang
U kunt de unit aansluiten op twee bronnen voor composietvideo en u kunt de videobeelden
op het bijbehorende display weergeven.
De videotoevoerkabel is voorzien van vrouwelijke RCA-connectoren. De camerakabels
moeten aan het uiteinde mannelijke RCA-connectoren hebben.
Ú
Notitie: De videobeelden worden niet via het netwerk gedeeld met een andere unit. U
kunt de videobeelden alleen weergeven op de unit waarop de videobron is aangesloten.
Ú
Notitie: Zowel NTSC als PAL wordt ondersteund.
1
2
3
4
A
B
VIDEO
1 Kabelconnector voor aansluiting op videopoort van unit
2 Camera-ingang A (rode kabel)
3 Camera-ingang B (groene kabel)
4 NMEA 0183-kabels
Bedrading | NSS evo3 Installatiehandleiding
23
Software installeren
De unit dient voor gebruik geconfigureerd te worden als u alles uit dit product wilt halen. In
de volgende hoofdstukken worden instellingen beschreven die over het algemeen niet meer
gewijzigd hoeven te worden als de unit eenmaal is geconfigureerd. In de
bedieningshandleiding worden voorkeuren van de gebruiker en gebruikersinstellingen
behandeld.
Als u op de knop Home (fysieke knop of knop op het scherm) drukt, wordt de Home pagina
geopend. Druk op het pictogram Instellingen linksboven op de Home pagina om het
dialoogvenster Instellingen te openen zodat u de vereiste items kunt configureren. U kunt
ook eenmaal op de Aan/uit-knop drukken om het dialoogvenster Systeem regelingen te
openen en hier op het pictogram Instellingen drukken.
Voor de eerste keer opstarten
Wanneer het apparaat voor de eerste keer wordt opgestart of na het terugzetten van de
fabrieksinstellingen start het apparaat een installatiewizard. Volg de instructies van de
installatiewizard om een aantal belangrijke instellingen te selecteren.
U kunt de installatie voltooien met de opties voor systeeminstellingen. De instellingen die u
met de wizard heeft gedaan kunt u later wijzigen.
De WheelKey configureren
U kunt instellen wat er gebeurt na het kort of lang indrukken van de WheelKey op de
voorzijde van de unit.
Als u de Wheelkey wilt configureren, drukt u op Instellen WheelKey in het dialoogvenster
Systeeminstellingen.
Selecteer de optie Korte druk of Lange druk in het dialoogvenster INSTELLEN WHEELKEY
en kies vervolgens een optie uit de lijst.
Tijd en datum
Configureer de tijdsinstellingen voor de locatie van het vaartuig en de weergave van datum
en tijd.
Voedingsregeling
Hiermee bepaalt u de reactie van de unit op een signaal dat wordt toegepast op de gele
draad van de voedingskabel.
Stel dit in als slave wanneer de gele draad verbonden is met de contactschakelaar of een
zelfstandige schakelaar die een voeding ontvangt van 12 V/24 V. Stel dit in als master om te
zorgen dat wanneer dit apparaat wordt ingeschakeld er ook andere apparaten worden
ingeschakeld.
Ú
Notitie: Op het paneel Systeem regelingen wordt de optie Uitschakelen niet
weergegeven en u kunt de unit niet uitschakelen met de Aan/uit-knop wanneer de unit
is ingesteld als slave. Als u de unit wilt uitschakelen, moet het masterapparaat worden
uitgeschakeld of moet de voeding van het systeem worden afgesloten.
5
24
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Gegevensbron selecteren
Ú
Notitie: Als u de NMEA 0183 gebruikt, dient u de setup van de NMEA 0183 te voltooien
voordat u de bronselectie uitvoert. Zie "Installatie NMEA 0183" op pagina 40.
Gegevensbronnen voorzien het systeem van realtime gegevens.
De gegevens kunnen afkomstig zijn van modules in de unit (bijvoorbeeld de interne GPS of
sonar) of van externe modules aangesloten op de NMEA 2000 of via NMEA 0183, indien
beschikbaar op het apparaat.
Als een apparaat met meer dan één bron is verbonden die dezelfde gegevens leveren, kan
de gebruiker de gewenste bron selecteren. Voordat u de bron selecteert, moet u ervoor
zorgen dat alle externe apparaten en de NMEA 2000-backbone zijn aangesloten en
ingeschakeld.
Autoselect
Met de optie Auto selecteren zoekt u naar alle bronnen die op het apparaat zijn aangesloten.
Indien er meer dan één bron beschikbaar is voor elk gegevenstype, wordt de selectie
gemaakt op basis van een interne prioriteitenlijst. Deze optie is geschikt voor de meeste
installaties.
Bronnen handmatig selecteren
Handmatige selectie is over het algemeen alleen nodig als er meer dan één bron voor
dezelfde gegevens is en de automatisch geselecteerde bron niet de gewenste bron is.
Groepsbronselectie
Multifunctionele displays, stuurautomaatcontrollers en instrumenten zijn in staat om:
Gegevensbronnen te gebruiken (bijvoorbeeld positie, windrichting enz.) waarvan alle
andere producten op het netwerk gebruikmaken, of gegevensbronnen te gebruiken die
niet afhankelijk zijn van andere units.
U kunt vanaf iedere display alle andere displays laten overschakelen naar een andere bron.
(dit geldt voor producten die zijn ingesteld op groepsmodus).
Ú
Notitie: Om Groepsselectie in te schakelen moet de display worden ingesteld op
Simrad-groep.
Apparaten waarbij Groep staat ingesteld op Geen kunnen worden ingesteld om een andere
bron te gebruiken dan de andere netwerkapparaten.
Geavanceerde bronselectie
Hiermee hebt u de meest flexibele en nauwkeurige controle over de apparaten die gegevens
leveren. Sommige gegevensbronnen, zoals die voor het brandstofniveau of het toerental van
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
25
de motor, kunnen alleen worden gewijzigd in het menu Geavanceerd. Soms wijst Autoselect
niet de gewenste bron toe. Dit kunt u corrigeren onder Geavanceerde bronselectie. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn bij identieke installaties van motoren die compatibel zijn met
NMEA 2000, maar niet zijn geprogrammeerd met unieke exemplaarnummers. Dit betekent
dat de functie Autoselect niet kan bepalen welke motor aan bakboordzijde is bevestigd en
welke aan stuurboordzijde.
Ú
Notitie: De optie Geavanceerd kunt u op meerdere plekken vinden, bijvoorbeeld
onder aan de lijst Bronnen en onder iedere broncategorie (bijvoorbeeld Kompas). Deze
laatste toont een gefilterde lijst die alleen betrekking heeft op apparaten die gegevens
leveren die relevant zijn voor deze categorie.
Apparatenlijst
In deze lijst worden de apparaten weergegeven die gegevens leveren. Dit kan een module
binnen in de unit zijn, of een extern NMEA 2000-apparaat.
Door een apparaat in deze lijst te selecteren, worden aanvullende gegevens en acties
weergegeven:
Alle apparaten staan toewijzing van een exemplaarnummer toe in de optie Configureren.
Stel unieke exemplaarnummers in voor identieke apparaten in het netwerk, zodat de unit
deze van elkaar kan onderscheiden. De optie Gegevens toont alle gegevens die door het
apparaat worden uitgevoerd.
Sommige apparaten tonen (een) extra optie(s) specifiek voor het apparaat. Zo is de RC42,
zoals hierboven te zien, voorzien van de optie Kalibreren, om de installatie van dit apparaat
te vereenvoudigen.
Ú
Notitie: Een exemplaarnummer instellen voor een product van derden is meestal niet
mogelijk.
SimNet-groepen
De functie SimNet-groep wordt gebruikt voor het beheren van de parameterinstellingen,
globaal of in groepen units. De functie wordt gebruikt op grotere boten waar meerdere
SimNet-units met het netwerk zijn verbonden. Door verschillende units aan dezelfde groep
toe te wijzen, wordt een parameterupdate op één unit ook doorgevoerd op de andere units
in de groep.
Display (achtergrondverlichting), Eenheden (metrische maateenheden of maateenheden
van het imperiale stelsel), Dempen (tot dynamische gegevens) en Alarmen kunnen worden
gegroepeerd in de groep Simrad of in groep 1 tot en met 6. Als voor een van de
instellingen actief beheer nodig is, stelt u deze in op Geen.
Diagnostiek
Het tabblad NMEA 2000 op de diagnosepagina kan nuttig zijn voor het opsporen van
netwerkproblemen.
Ú
Notitie: De volgende informatie duidt niet altijd op een probleem dat eenvoudig kan
worden opgelost met een kleine wijziging in de netwerkstructuur of in de aangesloten
26
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
apparaten en hun activiteit in het netwerk. Rx- en Tx-fouten geven waarschijnlijk
problemen met het fysieke netwerk aan. Dit zijn problemen die kunnen worden
opgelost door een connector te vervangen/repareren, een backbone- of netwerkkabel in
te korten of het aantal netwerkknooppunten (apparaten) te verminderen.
Busstatus
Geeft aan of de bus van stroom wordt voorzien, niet per se of deze verbonden is met of
meerdere gegevensbronnen. Als echter wordt weergegeven dat de bus niet is
ingeschakeld (“Off”), maar de stroom wel is ingeschakeld en het aantal fouten blijft
oplopen, is er mogelijk iets mis met de stekker of het kabelnetwerk.
Rx overflows
De unit heeft te veel berichten voor de buffer ontvangen, waardoor deze niet door de
toepassing kunnen worden gelezen.
Rx overruns
De unit bevat te veel berichten voor de buffer, waardoor deze niet door de driver kunnen
worden gelezen.
Rx/Tx-fouten
Deze twee waarden worden hoger wanneer er foutmeldingen zijn en worden lager wanneer
berichten goed zijn ontvangen. Deze waarden zijn, in tegenstelling tot de overige waarden,
niet cumulatief. Bij een normale werking moeten deze op 0 staan. Waarden rond de 96 en
hoger wijzen op een uitermate storingsgevoelig netwerk. Als deze waarden voor een
bepaald apparaat te hoog worden, wordt dit apparaat automatisch ontkoppeld.
Fast packet-fouten
Cumulatieve optelling van fast packet-fouten. Dit kan bijvoorbeeld een gemist frame of een
frame uit sequentie zijn. NMEA 2000-PGN's bestaan uit maximaal 32 frames. Als er een frame
ontbreekt, wordt het volledige bericht genegeerd.
Ú
Notitie: Rx- en Tx-fouten geven vaak problemen met het fysieke netwerk aan. Dit zijn
problemen die kunnen worden opgelost door een connector te vervangen/repareren,
een backbone- of netwerkkabel in te korten of het aantal netwerkknooppunten
(apparaten) te verminderen.
Demping
Indien gegevens onjuist of te gevoelig zijn, kan demping worden toegepast om de
informatie stabieler te maken. Wanneer demping niet is ingeschakeld, worden de gegevens
in ruwe vorm gepresenteerd, zonder demping.
Kalibratie
U kunt een offset (positief of negatief) toepassen voor het corrigeren van
onnauwkeurigheden in de bootsnelheid, watertemperatuur, luchttemperatuur,
barometrische druk en diepte die afkomstig zijn van de NMEA 2000.
Ú
Notitie: Eventuele kalibraties die hier worden uitgevoerd, worden alleen lokaal op deze
unit toegepast. Deze offsets worden niet toegepast op andere apparaten in het netwerk.
Extern alarm instellen
In een alarmsituatie van de unit klinkt de zoemer alleen als de optie Sirene geactiveerd is
ingeschakeld. De instelling hiervan is ook bepalend voor de werking van het externe alarm.
Echosounder instellen
Configureer algemene instellingen in het dialoogvenster Echosounder-instellingen. Definieer
de Echosounder-bronnen in het dialoogvenster Installatie.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
27
Interne Echosounder
Druk hierop om de interne Echosounder beschikbaar te maken voor selectie in het
Echosounder-menu. Voor meer informatie over het selecteren van de paneelbron raadpleegt
u de Bedieningshandleiding.
Wanneer dit is uitgeschakeld, wordt de interne Echosounder in de unit uitgeschakeld. Deze
wordt niet weergegeven als Echosounder-bron voor een unit in het netwerk. Selecteer deze
optie op een unit zonder transducer.
Netwerk Echosounder
Wanneer u Netwerk Echosounder inschakelt, kan het display andere compatibel bronnen
van Echosounder binnen het Ethernet-netwerk gebruiken en het eigen Echosounder delen
met andere apparaten.
Structure diepte offset
Instelling voor structuurtransducers.
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de bodem. Daardoor zijn de
gemeten waterdiepten exclusief de afstand tussen de transducer en het laagste punt van de
boot in het water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
Doe het volgende om de diepte vanaf het laagtepunt van de boot tot aan de bodem weer te
gegeven. Voordat u de structuur-offset instelt, meet u de afstand vanaf de
structuurtransducer tot aan het laagste punt van de boot in het water. Als die afstand
bijvoorbeeld 0,3 m (1 ft) is, dan wordt de invoer (minus) -0,3 m (-1 ft).
Doe het volgende om de diepte vanaf het wateroppervlak tot aan de bodem weer te
gegeven. Voordat u de structuur-offset instelt, meet u de afstand vanaf de
structuurtransducer tot het wateroppervlak. Als die afstand bijvoorbeeld 0,3 m (1 ft) is, wordt
de invoer (plus ) 0,3 m (1 ft).
Bij een instelling van 0 (nul) wordt de diepte weergegeven als de afstand vanaf de transducer
tot aan de bodem.
Overlay DownScan
Wanneer een DownScan-bron is aangesloten op uw systeem, kunt u DownScan-beelden
weergeven als overlay op het normale Echosounder-beeld.
Wanneer Echosounder-menu is geactiveerd, wordt het aangevuld met een aantal basisopties
voor DownScan.
Echosounder installeren
Gebruik dit dialoogvenster voor het configureren van beschikbare Echosounder-bronnen.
Bron
Selecteer deze optie om een lijst van Echosounder-bronnen weer te geven die beschikbaar
zijn voor configuratie. De instellingen die u configureert in de rest van het dialoogvenster
gelden alleen voor de geselecteerde bron. De bronnen in dit dialoogvenster zijn beschikbaar
voor selectie om weer te geven op het beeld in het Echosounder-paneel.
28
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Zoekdiepte
Door ruis kan de echosounder gaan zoeken op onrealistische dieptes. Door de zoekdiepte
handmatig in te stellen, geeft het systeem echo's weer van objecten binnen het ingestelde
dieptebereik.
Diepte-offset
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de bodem. Daardoor tellen de
waterdieptewaarden voor de afstand tussen de transducer en het laagste punt van de boot
(bijvoorbeeld: de onderkant van de kiel, het roer of de scheg) in het water of vanaf de
transducer tot het wateroppervlak niet mee.
Meet voorafgaand aan het instellen van de offset de afstand van de transducer naar het
laagste punt van de boot in het water, of van de transducer naar het wateroppervlak.
A
B
A Laagste punt van de offset van het vaartuig: stel de afstand in van de transducer tot
het laagste punt van de boot in het water. Dit moet worden ingesteld als een
negatieve waarde. Bijvoorbeeld -0,3 m (-1 ft).
B Voor de offset van de diepte onder het wateroppervlak (de waterlijn): stel de
afstand van de transducer naar het wateroppervlak in. Dit moet worden ingesteld
als een positieve waarde. Bijvoorbeeld +0,5 m (+1,77 ft).
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Softwareversie van echosounder
De softwareversie van externe echosoundermodules wordt weergeven boven in het
dialoogvenster Echo-installatie. Voor informatie over software-upgrades raadpleegt u
"Software-updates en back-up van gegevens" op pagina 44.
Kalibratie watersnelheid
Kalibratie van de watersnelheid wordt gebruikt om de snelheidswaarden van het
schoepenwiel aan te passen aan de werkelijke snelheid van het vaartuig door het water. De
werkelijke snelheid kan worden bepaald via de GPS-grond snelheid (SOG) of door de
snelheid van het vaartuig te meten over een bepaalde afstand. De snelheidskalibratie dient
te worden uitgevoerd in rustige omstandigheden, met minimale wind en stroombeweging.
Verhoog deze waarde tot boven de 100% als het schoepenwiel een te lage meting geeft en
verlaag deze waarde als de meting te hoog is. Als de gemiddelde watersnelheid bijvoorbeeld
8,5 knopen is (9,8 mijl per uur/15,7 km per uur) en SOG registreert 10 knopen (11,5 mijl per
uur/18,5 km per uur), moet de kalibratiewaarde worden verhoogd tot 117 %. U kunt de
aanpassing berekenen door de SOG te delen door de snelheid van het schoepenwiel en de
uitkomst te vermenigvuldigen met 100.
Kalibratiebereik: 50-200 %. De standaardwaarde is 100 %.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
29
Berekenen gemiddelde watersnelheid
Berekent de gemiddelde watersnelheid door met een geselecteerde interval uw snelheid te
meten. De intervallen voor de watersnelheid zijn in te stellen van 1 tot 30 seconden. Als u
bijvoorbeeld de waarde vijf seconden hebt geselecteerd, wordt de weergegeven
watersnelheid gebaseerd op gemiddelden over 5 seconden.
Kalibratiebereik: 1-30 seconden. De standaardwaarde is 1 seconde.
Kalibratie watertemperatuur
Temperatuurkalibraties worden gebruikt voor het aanpassen van de temperaturwaarde van
de sonartransducer om overeen te komen met de gegevens van een andere
temperatuursensor. Het kan nodig zijn lokale invloeden op de gemeten temperatuur te
corrigeren.
Kalibratiebereik: -9,9° tot +9,9°. 0° is standaard.
Ú
Notitie: Kalibratie van de watertemperatuur verschijnt alleen als de transducer
temperatuur kan meten. Controleer de selectie van het transducertype als deze optie
beschikbaar moet zijn.
Transducertype
Onder Type transducer type selecteert u het model van de transducer die met de
sonarmodule is verbonden. De geselecteerde transducer bepaalt welke frequenties u kunt
kiezen bij gebruik van de sonar. Sommige transducers met ingebouwde
temperatuursensoren geven de temperatuur niet nauwkeurig weer, en bij selectie van de
verkeerde transducer wordt de temperatuur helemaal niet weergegeven.
Temperatuursensoren hebben een impedantie van 5k of 10k. Wanneer beide opties worden
gegeven voor hetzelfde model transducer, raadpleeg dan de documentatie van de
transducer om de impedantie vast te stellen.
ForwardScan installatie
Dit is beschikbaar als de functie ForwardScan is ingeschakeld. Voor informatie over installatie
en configuratie raadpleegt u de documentatie van ForwardScan.
StructureScan
Deze functie wordt automatisch ingeschakeld als er een TotalScan of StructureScan HD-
transducer is aangesloten voordat de unit wordt ingeschakeld.
Het is mogelijk om Structure diepte offset in te stellen voor de structuurtransducer. Deze
instellingen staan in het dialoogvenster Instellingen van Echosounder.
De radar installeren
Installeer de radar via het dialoogvenster Radarinstallatie.
Ú
Notitie: De installatie kan per radar verschillen. Volg de installatieaanwijzingen die met
de radar zijn meegeleverd.
30
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Radarbron
Bij een systeem met meer dan één radar kunt u het apparaat dat u wilt configureren kiezen
in dit menu.
Ú
Notitie: Radars die geschikt zijn voor een modus met dubbele radar worden tweemaal
in de bronnenlijst weergegeven, met het achtervoegsel A en B.
Radarstatus
Type scanner
Bepaalt het model van de scanner die met het netwerk is verbonden.
Softwareversie
Controleer of u de nieuwste software hebt. Bekijk de nieuwste softwareversie op:
www.simrad-yachting.com.
Serienummer
Noteer dit nummer voor ondersteunings- en verzekeringsdoeleinden.
MARPA-status
De MARPA-status gaat na of er zich een koerssensor in het netwerk bevindt en of de radar de
koersinformatie ontvangt die noodzakelijk is voor MARPA-berekeningen.
Apparaat-ID resetten
Als de radar moet worden aangesloten op een netwerk dat in het verleden aangesloten is
geweest op een netwerk met dubbele radar dan is het mogelijk dat de nieuwe radar niet
door het systeem wordt gedetecteerd omdat het apparaat-ID ongeldig is. Om dit probleem
op te lossen selecteert u de knop Apparaat-ID resetten terwijl de radar is aangesloten en
ingeschakeld.
Ú
Notitie: Deze procedure moet worden uitgevoerd met slechts één radar op het netwerk,
en is alleen van toepassing als in het netwerk een oudere MFD is gekoppeld aan andere
MFD's.
Afstellen bereik-offset
(Alleen pulsradar)
De radarrotaties dienen bij uw vaartuig te beginnen (een radarbereik van nul). Misschien
moet u de bereik-offset van de radar aanpassen om dit te bereiken. Als deze niet juist is
ingesteld, kan er een grote donkere cirkel verschijnen in het midden van de rotatie. Het zal u
misschien opvallen dat rechte objecten zoals zeeweringen of pieren glooiingen hebben of
inspringen. Objecten die dicht bij uw vaartuig zijn kunnen er 'ingedeukt' of 'uitgestulpt'
uitzien.
Pas de bereik-offset aan zoals hieronder is aangegeven als het vaartuig ongeveer 45 tot 90 m
(50 tot 100 yards) van een rechte steiger of een ander object is dat op de display als een
rechte lijn wordt weergegeven.
Keer de boot in de richting van de steiger
Pas de versterking aan tot een redelijk goed beeld van de echo van de steiger wordt
getoond
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
31
X X
Afstellen antennehoogte
Stel de hoogte van de radarscanner af op het wateroppervlak. De radar gebruikt deze waarde
voor het berekenen van de correcte STC-instellingen.
Afstellen peiluitlijning
Hiermee wordt de koersmarkering op het scherm uitgelijnd met de middellijn van het
vaartuig. Zo worden kleine uitlijningsverschillen van de scanner tijdens installatie
gecompenseerd. Eventuele onnauwkeurigheden worden duidelijk bij het gebruik van
MARPA of kaart-overlay.
Richt het vaartuig loodrecht op het einde van een golfbreker of schiereiland. Pas de
peilinstelling aan, zodat koersmarkering en landmassa elkaar kruisen.
Nevenbundelonderdrukking
Van tijd tot tijd kunnen verkeerde doelecho's optreden naast sterke doelecho's zoals grote
schepen of containerhavens. Dit gebeurt omdat niet alle verzonden radarenergie door de
radarantenne in een enkele straal gebundeld kan worden. Een kleine hoeveelheid energie
wordt in andere richtingen verspreid. Deze energie wordt aangeduid als 'nevenbundels' en
komt voor in alle radarsystemen. De echo's die worden veroorzaakt door nevenbundels
verschijnen meestal als bogen.
Ú
Notitie: Deze functie mag alleen worden aangepast door ervaren radargebruikers. Als
deze functie niet juist wordt ingesteld, kan er doelverlies in havens optreden.
Als de radar dichtbij metalen objecten gemonteerd wordt, neemt het aantal nevenbundels
toe omdat de focus van de straal desintegreert. De toegenomen hoeveelheid
nevenbundelecho's kan worden verwijderd met de functie Onderdrukken nevenbundels.
Standaard staat deze functie op Auto. Deze hoeft normaal gesproken niet te worden
aangepast. Als er echter veel metaalecho rond de radar is, kan het nodig zijn de
nevenbundelonderdrukking te verhogen. De functie dient als volgt te worden aangepast:
1. Stel het radarbereik in tussen 1/2 nm tot 1 nm en de nevenbundelonderdrukking op Auto
2. Breng het vaasrtuig naar een plaats waar nevenbundelecho's verwacht kunnen worden.
Dit zal vaak zijn in de buurt van een groot schip, een containerhaven of een metalen brug.
3. Vaar het gebied af tot de sterkste nevenbundelecho's worden gezien.
4. Zet Auto nevenbundelonderdrukking op UIT. Selecteer de regeling en pas deze aan tot
de echo's net zijn verwijderd. Er kunnen 5-10 radarrotaties nodig zijn om zeker te weten
dat ze verwijderd zijn.
5. Vaar nogmaals door het gebied. Stel de functie opnieuw af als er nog steeds
nevenbundelecho's voorkomen.
6. Verlaat het dialoogvenster.
Blanco sector op radar (alleen Halo-radar)
Als de radar is geïnstalleerd in de buurt van een mast of constructie kan dit leiden tot
ongewenste weerkaatsingen of interferentie op het radarbeeld. Gebruik de functie Sector
blanco om te zorgen dat de radar niet meer scant in de richting van maximaal vier sectoren.
De blanco sector treedt op op de PPI van de hoofdradar en de radaroverlay op een kaart.
Ú
Notitie: Sectoren zijn ingesteld ten opzichte van de koerslijn van de radar. De koers van
de sector wordt gemeten vanaf de middellijn van de sector.
32
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Ú
Notitie: Blanco sector moet alleen worden toegepast als dit strikt noodzakelijk is. Bij
onnodig gebruik kan het nut van de radar bij het identificeren van geldige en mogelijk
gevaarlijke doelen afnemen.
Hoofdradar-PPI Radaroverlay op een kaart
Open array parkeerstand afstellen (alleen Halo-radar)
De parkeerstand is de uiteindelijke positie waarin de antenne wordt stilgezet ten opzichte
van de koerslijn van de radar wanneer de radar wordt ingesteld op standby. De antenne
stopt met draaien en wordt stilgezet in deze stand.
Halo-licht
Bepaalt het niveau van de blauwe accentverlichting van de pedestal van de Halo Radar. De
verlichting heeft vier standen. De accentverlichting kan alleen worden aangepast als de radar
in de stand-bymodus staat.
Ú
Notitie: De blauwe accentverlichting van de pedestal is mogelijk niet in alle jachthavens
toegestaan. Raadpleeg het reglement van de lokale jachthaven voordat u de
accentverlichting inschakelt.
Lokale interferentieonderdrukking aanpassen
Interferentie van bepaalde bronnen aan boord kan de werking van de Broadband-radar
verstoren. Hierdoor kan een groot doel op het scherm verschijnen dat op dezelfde relatieve
afstand blijft, zelf als het vaartuig van koers verandert.
Kies onder Lokale interferentieonderdrukking voor LAAG, GEM of HOOG. De
standaardwaarde is LAAG.
Radar terugzetten naar fabrieksinstellingen
Deze optie kan worden gebruikt om alle aanpassingen van de gebruiker ongedaan te maken.
Video-ingang configureren
Open het menu op het videopaneel om video te configureren.
Schakel PAL of NTSC in, afhankelijk van de video-uitvoerstandaard
op de geselecteerde camera.
U kunt het videobeeld optimaliseren door de video-instellingen aan
te passen (helderheid, verzadiging, enz.).
De instellingen worden afzonderlijk toegepast voor elke videobron.
Spiegelbeeld kan worden toegepast wanneer de camera een beeld
van de achterzijde toont en de gebruiker de objecten wil zien zoals
deze zouden verschijnen in de achteruitkijkspiegel van een voertuig,
dus aan dezelfde zijde als waar ze zich daadwerkelijk bevinden.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
33
Instellen stuurautomaat
Voor het instellen en in bedrijf stellen van stuurautomaatcomputers raadpleegt u de
documentatie van de stuurautomaatcomputer.
Ú
Notitie: U kunt de wheelkey gebruiken als standby-knop wanneer deze is
geconfigureerd voor stuurautomaatbediening. Voor meer informatie over het
configureren van de wheelkey raadpleegt u "De WheelKey configureren" op pagina 24.
Brandstofinstellingen
Het hulpprogramma Brandstof bewaakt het brandstofverbruik. Het brandstofverbruik wordt
per trip en per seizoen bijgehouden en gebruikt voor het berekenen van de
brandstofzuinigheid. Deze informatie wordt getoond in de gegevensbalk op de
instrumentenpagina.
Om het hulpprogramma te kunnen gebruiken, moet een Navico brandstofstroomsensor of
een NMEA 2000-motoradapterkabel/gateway met Navico-
brandstofgegevensopslagapparaat in de boot worden geplaatst. Voor de Navico-
brandstofstroomsensor en de Suzuki-motorinterface is het gebruik van een afzonderlijk
brandstofopslagapparaat niet nodig. Vraag de fabrikant van de motor of uw dealer of uw
motor de juiste gegevensuitvoer heeft en welke adapter beschikbaar is voor de verbinding
met de NMEA 2000.
Als de fysieke aansluiting is gemaakt, controleert u of de bronselectie is voltooid. Bij
meerdere motorinstallaties met brandstofstroomsensoren of
brandstofgegevensopslagapparaten moet u de locatie van de motoren opnemen in de
Apparatenlijst. Ga voor algemene informatie over bronselectie naar "Gegevensbron selecteren" op
pagina 25.
Vaartuiginstellingen
In dit dialoogvenster kunt u het aantal motoren, het aantal tanks en de totale
brandstofcapaciteit voor alle tanks opgeven.
Brandstofniveau meten
U kunt de resterende brandstof meten aan de hand van de brandstof die is gebruikt door
motor(en) of aan de hand van de brandstofniveausensoren in de tank. Het nominale
brandstofverbruik is vereist voor het instellen van de schaal op de meter voor de
brandstofzuinigheid. Deze waarde moet worden bepaald aan de hand van ervaring over
langere tijd. De bouwer of ontwerper van de boot kan ook een schatting geven van de
waarde die u moet gebruiken.
Ú
Notitie: Het resterende brandstofniveau dat is gemeten met niveausensoren tijdens het
varen kan onnauwkeurig zijn als gevolg van bewegingen van de boot.
Ú
Notitie: Bij het bepalen van de instelling voor het nominale brandstofverbruik moet
rekening worden gehouden met gangbare ladingen in het vaartuig. Dit zijn bijvoorbeeld
gevulde brandstoftanks, watertanks, vracht, voedsel, enz.
Brandstofstroomconfiguratie
Nadat het aantal motoren is ingesteld, dient u aan te geven welke brandstofstroomsensor
met welke motor is verbonden. Onder Apparatenlijst op de pagina Netwerk kunt u het
34
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
venster Apparaatconfiguratie bekijken voor iedere sensor, en de Locatie instellen van de
motor waarmee het apparaat is verbonden.
Configuratie ongedaan maken - herstelt de standaardwaarde van het apparaat. Alle
gebruikersinstellingen worden gewist.
Brandstofstroom opnieuw instellen - herstelt alleen de instelling van de Brandstof K-
waarde, als Kaliberen wordt ingesteld. Alleen Navico-apparaten kunnen opnieuw worden
ingesteld.
Kalibreren
Kalibratie kan noodzakelijk zijn om de gemeten brandstofstroom nauwkeurig overeen te
laten komen met de werkelijke brandstofstroom. Ga in het dialoogvenster Tanken naar
kalibratie. Alleen brandstofstroomsensoren van Navico kunnen gekalibreerd worden.
1. Begin met een volle tank en laat de motor draaien zoals gewoonlijk.
2. Nadat er minstens een aantal liter (een paar gallons) is verbruikt, moet de tank helemaal
bijgevuld worden. Selecteer vervolgens de optie Zet op vol.
3. Selecteer de optie Kalibreren.
4. Selecteer de Werkelijk gebruikte hoeveelheid, die is gebaseerd op de hoeveelheid
brandstof waarmee is bijgetankt.
5. Selecteer OK om de instellingen op te slaan. De Brandstof K-waarde laat nu een
nieuwe waarde zien.
Ú
Notitie: Als u meerdere motoren wilt kalibreren herhaalt u bovenstaande stappen.
Kalibreer de motoren één voor één. U kunt ook alle motoren tegelijkertijd laten draaien
en de Werkelijk gebruikte hoeveelheid delen door het aantal motoren. Hierbij wordt
aangenomen dat de motoren allemaal ongeveer evenveel brandstof verbruiken.
Ú
Notitie: De optie Kalibreren is alleen beschikbaar als Zet op vol is geselecteerd en een
brandstofstroomsensor is aangesloten en ingesteld als bron.
Ú
Notitie: Er worden maximaal 8 motoren met een brandstofstroomsensor ondersteund.
Brandstofpeil
Door een Navico-brandstofpeilapparaat aan te sluiten op een geschikte tankniveausensor is
het mogelijk om de resterende hoeveelheid brandstof in de tank te meten. Het aantal tanks
moet worden aangegeven in het dialoogvenster Instellingen vaartuig, dat kan worden
geopend op de pagina Opties voor brandstofinstellingen. Hier kunt u de vloeistofniveau-
apparaten toewijzen aan verschillende tanks.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
35
Selecteer Apparatenlijst op de pagina Netwerk en bekijk het venster Apparaatconfiguratie
voor iedere sensor. Stel de locatie, het vloeistoftype en de afmeting in voor iedere tank.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor instructies over het instellen van een
instrumentenbalk of -meter met gegevens over het vloeistofniveau-apparaat op de pagina
Instrumenten.
Ú
Notitie: Er worden maximaal 5 tanks met vloeistofniveau-apparaten ondersteund.
Ú
Notitie: Tankgegevens die worden geleverd door een compatibele motorgateway
kunnen ook worden getoond, maar het is niet mogelijk om op deze unit een
tankconfiguratie te maken voor dit type gegevensbron.
Installatie CZone
Om te kunnen communiceren met de met het netwerk verbonden CZone-modules moet de
NSS evo3 voor CZone een unieke display-dipswitchinstelling toegewezen krijgen.
De functionaliteit van het CZone-systeem wordt bepaald door het CZone-
configuratiebestand (.zcf ), dat wordt opgeslagen op alle CZone-modules en de NSS evo3.
Het bestand wordt aangemaakt met de CZone Configuration Tool, een speciale pc-applicatie
die verkrijgbaar is bij BEP Marine Ltd en aangesloten CZone-distributeurs.
Het NSS evo3-systeem kan het configuratiebestand laden en updates voor de firmware van
de module uitvoeren, waardoor het niet langer nodig is om een laptop aan boord te
brengen.
CZone-functionaliteit inschakelen
Als CZone-appara(a)t(en) niet automatisch worden gedetecteerd, kunt u CZone handmatig
inschakelen.
De dipswitch-instelling toewijzen
Ieder product dat CZone-apparaten kan bedienen en bekijken moet een virtuele dipswitch-
instelling toegewezen krijgen. Deze instelling is uniek voor ieder apparaat. De instelling
wordt meestal bepaald als er zich al een configuratiebestand op het CZone-systeem bevindt,
maar kan ook vooraf worden ingesteld. Ga hiervoor naar het CZone-menu op de pagina
Instellingen.
36
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Als de configuratie al beschikbaar is op het netwerk, wordt met het uploaden naar de
begonnen direct nadat de dipswitch is ingesteld. Zorg dat dit zonder onderbreking kan
worden afgerond.
CZone bij opstarten laten weergeven
Als deze optie wordt geselecteerd, wordt bij het opstarten van de NSS evo3 de
bedieningspagina van CZone als eerste weergegeven.
CZone backlightregeling
Door het inschakelen van deze optie synchroniseert de NSS evo3 de instellingen voor
backlight met die van alle andere CZone-displayinterfaces die zijn ingesteld om backlight-
instellingen te delen.
Ú
Notitie: In CZone Config dient de NSS evo3 te worden ingesteld als controller.
Een configuratiebestand importeren en back-up maken
Op de pagina Bestanden kunt u een CZone-configuratiebestand importeren, of een kopie
exporteren naar een geheugenkaart in de kaartlezer. Door een bestand te importeren
overschrijft u het bestaande bestand op de NSS evo3 en alle verbonden CZone-apparaten.
Kijk voor meer informatie bij "Back-up van gebruikersgegevens maken en deze importeren" op pagina 45.
Draadloze verbinding instellen
De unit beschikt over ingebouwde draadloze functionaliteit waarmee u:
Een draadloos apparaat kunt gebruiken om het systeem op afstand te bekijken
(smartphone en tablet) en bedienen (alleen tablet). Draadloze apparaten maken gebruik
van de GoFree-app die kan worden gedownload vanuit de betreffende applicatie-store.
Ga naar de GoFree Shop
Upload uw logbestanden om aangepaste kaarten te maken bij Insight Genesis.
Download software-updates
Maak verbinding met applicaties van derden
Verbinding maken met een tablet
Installeer de GoFree-app op de tablet voor u deze procedure volgt.
1. Zet de interne draadloze module in de modus Toegangspunt. Selecteer de pagina
Draadloze apparaten in het dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne
draadloze module van de unit. Selecteer vervolgens de optie Modus en daarna Intern
toegangspunt.
2. Selecteer een apparaat op de pagina Draadloze apparaten om de netwerksleutel van
dat apparaat te bekijken.
3. Navigeer op de tablet naar de pagina waar u verbinding kunt maken met een draadloos
netwerk en zoek de unit of het GoFree draadloze xxxx netwerk. Kijk op de pagina
Draadloze apparaten om te controleren welk draadloos apparaat met de unit is
verbonden als er meer dan één unit binnen bereik is.
4. Voer de netwerksleutel in op de tablet om verbinding te maken met het netwerk.
5. Open de GoFree-applicatie – de unit wordt automatisch gedetecteerd. De naam die
wordt weergegeven is de standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling
Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit handmatig te zoeken als
deze niet verschijnt.
6. Selecteer het pictogram van de unit. Deze toont een venster zoals het onderstaande:
7. Selecteer Ja voor een eenmalige verbinding of Altijd als de unit het apparaat moet
onthouden om vaker verbinding te maken. Deze instelling kan indien nodig worden
gewijzigd.
Ú
Notitie: De interne draadloze module ondersteunt alleen de GoFree-verbinding naar
zichzelf. Andere units op het netwerk zijn niet zichtbaar.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
37
Verbinding maken met een smartphone
Installeer de GoFree-app op de smartphone voor u deze procedure volgt.
1. Zet de interne draadloze module in de modus Toegangspunt. Selecteer de pagina
Draadloze apparaten in het dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne
draadloze module van de unit. Selecteer vervolgens de optie Modus en daarna Intern
toegangspunt.
2. Selecteer een apparaat op de pagina Draadloze apparaten om de netwerksleutel van dat
apparaat te bekijken.
3. Navigeer op de smartphone naar de pagina waar u verbinding kunt maken met een
draadloos netwerk en zoek de unit of het GoFree draadloze xxxx netwerk. Ga naar het
dialoogvenster Draadloos en kijk op de pagina Draadloze apparaten om te controleren
welk draadloos apparaat met de unit is verbonden als er meer dan één unit binnen bereik
is.
4. Voer de netwerksleutel in op de smartphone om verbinding te maken met het netwerk.
5. Open de GoFree-applicatie op de smartphone - de unit wordt automatisch gedetecteerd.
De naam die wordt weergegeven is de standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de
instelling Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit handmatig te
zoeken als deze niet verschijnt.
De display van de MFD wordt getoond op de smartphone. Gebruik de MFD om de display
van de MFD te wijzigen als u een andere MFD-display op uw smartphone wilt. De wijziging
van de display van de MFD wordt overgenomen op de smartphone.
Draadloze instellingen
Biedt configuratie- en instellingsopties voor de draadloze functionaliteit.
Afstandsbedieningen
Als een draadloos apparaat is verbonden, verschijnt het in de lijst met
Afstandsbedieningen.
Selecteer Altijd toestaan als u wilt dat het apparaat automatisch verbinding maakt zonder
iedere keer een wachtwoord nodig te hebben. In dit menu kunt u ook de verbinding
verbreken met apparaten die niet langer toegang nodig hebben.
Draadloze apparaten
In dit dialoogvenster ziet u de interne draadloze (en eventueel verbonden) WIFI-1-apparaten
met hun IP- en kanaalnummer. Als u het interne draadloze (of WIFI-1) apparaat selecteert,
worden aanvullende details weergegeven.
Als u de details (netwerknaam (SSID), netwerksleutel of kanaal) van het interne draadloze
apparaat wilt weergeven en wijzigen, dient het interne draadloze apparaat zich in de modus
Toegangspunt (interne WiFi) te bevinden. Om een netwerk (hotspot) te selecteren voor
verbinding, dient het interne draadloze apparaat zich in de Clientmodus te bevinden.
Gebruik de optie Modus om van modus te veranderen.
38
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Modus
Is zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als Toegangspunt (Interne wifi) of
in de modus Client staat. Selecteer deze optie om de draadloze module te laten wisselen
tussen de modi Toegangspunt en Client.
Als de interne draadloze module staat ingesteld als Toegangspunt (Interne wifi), hebben
smartphones en tablets toegang tot de unit om deze te bekijken en te bedienen (alleen
tablets). Wanneer de unit in de modus Toegangspunt(Interne wifi) staat, kunt u bovendien
de details van de interne draadloze module bekijken en veranderen. In de modus Client kan
via een draadloze hotspot verbinding worden gemaakt met internet.
Wanneer u dit menu bekijkt voor een WIFI-1-apparaat dat is ingesteld als Toegangspunt,
kunt u schakelen tussen de modi Primair en Secundair toegangspunt, zodat twee WIFI-1-
apparaten zich tegelijkertijd op het netwerk kunnen bevinden.
Slechts één van de WIFI-1-apparaten kan worden ingesteld als Primair, wat betekent dat het
apparaat dienst doet als DHCP-server. Op het netwerk kan niet meer dan één DHCP-server
aanwezig zijn.
Als u twee WIFI-1-apparaten gelijktijdig als toegangspunt wilt gebruiken, moet de unit in
eerste instantie worden verbonden met niet meer dan één andere unit. Nadat die unit is
ingesteld als secundaire unit kan een tweede module worden aangezet/verbonden. Deze zal
automatisch optreden als primaire unit.
Ú
Notitie: In een netwerk met maar één WIFI-1 en één of meer draadloze modules moet
de WIFI-1 in de modus Primair blijven staan. De interne modules fungeren niet als
DHCP-server.
Hardware
Informatie over firmwareversies en MAC-adressen.
Netwerken
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module in de modus Client staat wanneer het
apparaat is geselecteerd. Laat een lijst van alle netwerken (hotspots) zien waarmee
verbinding kan worden gemaakt. Selecteer de naam van het gewenste netwerk en voer de
netwerksleutel in om verbinding te maken.
Netwerknaam (SSID)
Toont de naam van het interne draadloze netwerk.
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als Toegangspunt (Interne
wifi) wanneer het apparaat is geselecteerd. Selecteer het netwerk om de naam van het
interne draadloze netwerk naar wens aan te passen zodat u het gemakkelijk herkent.
Netwerksleutel
Vereist door de smartphone of tablet om verbinding te kunnen maken met het interne
draadloze netwerk.
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als Toegangspunt (Interne
wifi) wanneer het apparaat is geselecteerd. U kunt de sleutel selecteren en aanpassen om de
veiligheid van het netwerk te verbeteren. De sleutel moet minimaal 8 tekens bevatten.
Kanaal
Alleen zichtbaar als de interne draadloze module is ingesteld als Toegangspunt (Interne
wifi) wanneer het apparaat is geselecteerd. Selecteer het apparaat om de instelling Kanaal te
wijzigen. Hiermee heft u eventuele interferentie op wanneer de draadloze module van een
ander RF-apparaat uitzendt vanaf dezelfde frequentie.
Terug naar standaard instellingen
Verwijdert alle door de gebruiker aangebrachte veranderingen en herstelt de
fabrieksinstellingen van de draadloze module.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
39
Client-instellingen
Hiermee opent u het dialoogvenster Draadloze client instellingen. Hierin staat informatie
over netwerken waarmee eerder verbinding is gemaakt, ongeacht of deze momenteel
zichtbaar zijn of niet. Hiermee kunt u een netwerk uit de lijst verwijderen en de instelling voor
automatische verbinding in- of uitschakelen.
Geavanceerd
Binnen de software zijn hulpmiddelen beschikbaar voor het opsporen van fouten en het
instellen van het draadloze netwerk.
Iperf
Iperf is een veelgebruikt hulpprogramma voor netwerkprestaties. Het wordt meegeleverd
om de prestaties van het draadloze netwerk rondom het vaartuig te testen, zodat zwakke
plekken of probleemgebieden kunnen worden geïdentificeerd. De applicatie moet worden
geïnstalleerd en uitgevoerd op een tablet.
DHCP Probe
De draadloze module bevat een DHCP-server die IP-adressen toewijst voor alle MFD's en -
units in het netwerk. Bij integratie met andere apparaten, zoals een 3G-modem of
satelliettelefoon, kunnen andere apparaten in het netwerk ook fungeren als DHCP-server.
Om gemakkelijk alle DHCP-servers op het netwerk te vinden, kunt u dhcp_probe uitvoeren
vanaf de . Op het netwerk kan slechts één DHCP-apparaat tegelijk actief zijn. Schakel de
DHCP-functie van het tweede apparaat uit, als dat wordt gevonden. Raadpleeg de instructies
van dat apparaat voor meer informatie.
Ú
Notitie: Iperf en DHCP Probe zijn hulpmiddelen voor diagnostische doeleinden, bedoeld
voor gebruikers die bekend zijn met de terminologie en configuratie van netwerken.
Navico is niet de ontwikkelaar van deze hulpmiddelen en kan geen ondersteuning
verlenen bij het gebruik.
Gelijktijdige werking van client en toegangspunt
Als het wenselijk is dat het MFD toegankelijk is vanaf een tablet terwijl er ook een
internetverbinding is voor GoFree Shop en Insight Genesis, moeten er twee draadloze units
worden gebruikt: een moet werken in de modus client en de andere in de modus
Toegangspunt. Dit kan een combinatie zijn van een interne draadloze unit en een externe
WIFI-1, of van twee externe WIFI-1-units. Met twee externe WIFI-1-units geniet u van het
voordeel dat beide functies beschikbaar zijn op alle MFD's in het netwerk (indien van
toepassing), ongeacht of deze zichtbaar zijn of niet.
Installatie NMEA 0183
De instellingen van de NMEA 0183-poort moeten overeenkomen met de snelheid van
verbonden apparaten. U kunt deze poort zodanig configureren dat alleen de zinnen worden
uitgevoerd die vereist zijn voor luisterende apparaten.
40
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om toe te staan dat een ander apparaat dat waypoints kan aanmaken
en exporteren via NMEA 0183 direct gegevens kan overdragen naar deze unit.
Baudrate
De instelling moet overeenkomen met die van apparaten die zijn aangesloten op de NMEA
0183-invoer en -uitvoer. De invoer en uitvoer (Tx, Rx) maken gebruik van dezelfde instelling
voor de baudrate.
Ú
Notitie: AIS-transponders werken meestal op NMEA 0183-HS (hoge snelheid) en
hiervoor moet de baudrate zijn ingesteld op 38.400.
Seriële uitvoer
Met deze selectie bepaalt u of de gegevens worden uitgevoerd via Tx-lijnen. Als dit is
ingeschakeld, kan de lijst met uitvoerzinnen worden bewerkt.
Seriële uitvoerzinnen
Met deze lijst kunt u beheren welke zinnen vanaf de NMEA 0183-poort worden verzonden
naar andere apparaten. Vanwege de beperkte bandbreedte van NMEA 0183 is het wenselijk
om alleen de vereiste gegevens in te schakelen. Hoe minder zinnen geselecteerd zijn, hoe
hoger de uitvoersnelheid van de ingeschakelde zinnen.
Veelgebruikte zinnen zijn standaard ingeschakeld.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
41
NMEA 0183 via Ethernet
De NMEA 0183-gegevensstroom wordt ook uitgevoerd via Ethernet, dat beschikbaar is voor
tablets en pc's via het interne draadloze netwerk. In het dialoogvenster Ethernet staan het IP-
adres en de poort die meestal vereist zijn voor het configureren van de toepassing op het
apparaat van de externe partij.
Ú
Notitie: Andere MFD's kunnen deze informatie niet decoderen naar NMEA 0183 om de
gegevens als bron te gebruiken. Voor het delen van gegevens is nog steeds een fysieke
NMEA 2000- of NMEA 0183-verbinding nodig.
Installatie NMEA 2000
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om een ander apparaat dat waypoints kan aanmaken en exporteren via
NMEA 2000 toegang te geven, en directe overdracht naar deze unit toe te staan.
Waypoint verzenden
Selecteer deze optie om de unit toestemming te geven om via NMEA 2000 waypoints te
versturen naar een ander apparaat.
Ethernet instellen
Er is geen speciale installatie vereist voor het opzetten van een Ethernet-netwerk, het is
slechts plug-and-play. Een optionele Ethernet-hub tussen de unit en een andere
42
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
netwerkmodule (bijv. 4G-radar) start onmiddellijk en wisselt gegevens uit tussen de twee
apparaten.
Diagnose
Op het tabblad UDB (Gebruikersdatabase) op de pagina met diagnostische gegevens staat
informatie over de Ethernet-activiteit, zoals hieronder weergegeven.
Met de optie Display lijst resetten kunt u de lijst met verbonden displays en de
bijbehorende UDB-versie vernieuwen.
Databases
In de bovenste tabel staat een overzicht van de verschillende automatisch
gesynchroniseerde databases. Door het gebruik van deze databases gebruiken alle units
dezelfde gebruikersinstellingen en gegevens. Elke unit slaat de database lokaal op waardoor
alle informatie beschikbaar is als het apparaat standalone wordt gebruikt.
Databases kunnen ongesynchroniseerd raken wanneer een of meerdere displays in een
netwerk met meerdere displays niet zijn ingeschakeld terwijl andere displays in gebruik zijn.
Het maken van waypoints, routes en tracks, en het wijzigen van algemene instellingen zijn
van invloed op databases.
Wanneer het selectievakje Vuil is ingeschakeld, heeft de unit gemerkt dat de eigen database
ouder is dan die van een ander apparaat in hetzelfde netwerk. Het selectievakje wordt
uitgeschakeld binnen enkele seconden nadat beide apparaten zijn ingeschakeld en de
databases met elkaar synchroniseren. Als het selectievakje niet wordt uitgeschakeld, wordt
aanbevolen alle apparaten uit te schakelen en vervolgens weer in de schakelen.
IP-adres
In de onderste tabel staan het IP adres van het display dat wordt weergegeven (boven aan
de lijst), het masterdisplay (hiernaast staat Dit display) en eventuele andere displays die zich
bevinden in een netwerk met meerdere displays.
De functie van de master is onzichtbaar voor de eindgebruiker. Deze beheert de
databasesynchronisatie, ondanks dat deze taak automatisch overgaat naar een ander display
als de huidige master wordt uitgeschakeld.
De lijst met IP-adressen wordt alleen vernieuwd nadat alle apparaten in het netwerk zijn
uitgeschakeld. Wanneer er in het netwerk één apparaat wordt uitgeschakeld, wordt dit niet
verwijderd uit de tabel die wordt getoond op andere apparaten. Wanneer u een systeem
inschakelt dat volledig was uitgeschakeld, wordt er mogelijk een probleem met de
netwerkverbinding geconstateerd als op een display geen andere IP-adressen worden
getoond dan het eigen IP-adres.
De UDB versie is afhankelijk van de softwareversie die op het display is geïnstalleerd. Deze
wijzigt nooit automatisch, in tegenstelling tot de versie van de database in de bovenste
tabel. Het wordt aanbevolen dat alle UDB-versies hetzelfde zijn. Dit kunt u doen door de
nieuwste software op uw display te installeren. Voor meer informatie raadpleegt u "Software-
upgrades" op pagina 45.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
43
Netwerklampje van module
Het netwerklampje op netwerkhubs kan handig zijn om te bepalen of het netwerk actief is.
Als er geen lampje brandt, is er geen verbinding. Een snel knipperend groen lampje betekent
dat de netwerkmodule momenteel communiceert met een ander apparaat.
FLIR-camera instellen
De camera's uit de FLIR M-serie zijn aan te sluiten via plug-and-play wanneer de camera
wordt gebruikt in combinatie met de WIFI-1 die fungeert als a DHCP-host. Voor gebruik op
netwerken zonder DHCP-host raadpleegt u de website www.simrad-yachting.com of neemt
u contact op met de technische ondersteuning.
Mercury®
Als de unit zich bevindt in hetzelfde NMEA 2000-netwerk als een Mercury VesselView® 4, 7,
403, 502, 702, 703 of Link, wordt een aantal Mercury®-specifieke functies automatisch
ontgrendeld op de unit. Wanneer de functies zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker mogelijk
gevraagd om informatie over basisinstellingen op te geven. Voor meer informatie raadpleegt
u de VesselView®-handleiding of neemt u contact op met de motorleverancier.
Suzuki Marine®
Als de unit zich bevindt in het zelfde NMEA 2000-netwerk als een Suzuki C10-kleurenmeter,
wordt een specifiek Suzuki-instrumentenpaneel ontgrendeld en automatisch ingeschakeld.
Het selecteren van de gegevensbron gebeurt op dezelfde manier als voor reguliere NMEA
2000-bronnen.
Software-updates en back-up van gegevens
Van tijd tot tijd brengen we software-updates uit voor onze bestaande producten. Updates
worden vanwege een aantal redenen uitgebracht: om functies te verbeteren, ondersteuning
toe te voegen voor nieuwe externe apparaten of om bugs in de software te verhelpen.
U vindt de updates op de website: www.simrad-yachting.com
Wanneer de unit verbinding heeft met het internet kunnen er pop-ups verschijnen met de
mededeling dat er software-updates beschikbaar zijn. We raden u aan om deze te
downloaden.
U kunt de unit gebruiken om software-updates uit te voeren op zichzelf en op ondersteunde
netwerkapparaten. De bestanden worden gelezen vanaf een geheugenkaart die in de
kaartlezer is geplaatst.
Zorg dat u een back-up hebt van waardevolle gebruikersgegevens voor u een update van de
unit laat uitvoeren.
Network Analyzer en Service Assistant
Het systeem heeft een ingebouwde Service Assistant die een rapport opstelt van de
apparaten die zijn geïnstalleerd op het NMEA 2000- en ethernetnetwerk. Dit bevat informatie
over softwareversies, serienummers en informatie uit het instellingenbestand, als hulpmiddel
bij vragen op het gebied van technische ondersteuning.
Ga naar de Analyzer, open de pagina Over van het dialoogvenster Systeeminstellingen en
selecteer Ondersteuning. De volgende twee opties worden weergegeven:
Rapport opstellen
Maakt een analyse van uw netwerk en verzoekt u om informatie te geven die nodig is voor
ondersteuning. Het rapport bevat informatie die automatisch op het netwerk is verzameld. U
kunt screenshots en logbestanden aan het rapport toevoegen. De bijlagen van het rapport
mogen maximaal 20 MB groot zijn. U kunt het rapport opslaan op een geheugenkaart en het
e-mailen naar ondersteuning, of het direct uploaden als u over een internetverbinding
beschikt. Als u eerst de technische ondersteuning belt, kunt u een incidentnummer invoeren
om het incident te volgen.
Zoeken naar systeemupdates
Analyseert uw netwerk en controleert of er updates zijn voor compatibele apparaten.
44
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Ú
Notitie: Laat uw unit verbinding maken met het internet om te controleren of u over de
nieuwste softwareversies beschikt. De softwareversies zijn up-to-date tot het moment
dat u uw unit voor het laatst heeft bijgewerkt of verbinding heeft laten maken met
internet.
Software-upgrades
Zet de update in de hoofdmap van een geheugenkaart.
De update kan bij het opstarten worden uitgevoerd: plaats de geheugenkaart in de
kaartlezer voor u de unit inschakelt, start de unit op en volg de instructies op het scherm.
U kunt het updatebestand ook via het menu Bestanden opzoeken op de geheugenkaart in
de kaartlezer en kiezen voor Upgraden. Vervolgens selecteert u Deze display. Herstart de
unit als dit gevraagd wordt en wacht een paar seconden terwijl deze opnieuw opstart.
Verwijder de geheugenkaart niet en zet de unit niet opnieuw aan voor het proces voltooid is
(dit duurt over het algemeen niet langer dan een paar minuten).
Upgrades NMEA 2000-apparaat
Zet de update in de hoofdmap van een geheugenkaart en plaats deze in de kaartlezer.
1. Selecteer de optiebalk Bestanden en selecteer het updatebestand op de geheugenkaart.
2. Selecteer de optie Upgrade. Deze wordt weergegeven als het bestand is gemarkeerd. Nu
verschijnt een lijst met apparaten waarop de update van toepassing is. In de meeste
gevallen is dat één apparaat.
Ú
Notitie: Als er geen apparaat wordt weergegeven, controleert u of het te updaten
apparaat is ingeschakeld en voert u eerst eventuele eerdere updates voor dat apparaat
uit.
3. Selecteer het apparaat en start de upgrade. Onderbreek het upgradeproces niet.
Back-ups van gebruikersgegevens maken en deze importeren
Er kan een back-up worden gemaakt van twee bestanden met door de gebruiker
aangebrachte wijzigingen:
Waypoints, routes en Tracks-databases.
Instellingendatabase (waaronder voorkeuren zoals apparaatinstellingen, aangepaste
pagina's en CZone-configuratiebestanden).
Plaats een geheugenkaart in de kaartlezer van de unit. Deze wordt gebruikt als opslaglocatie
voor back-upgegevens.
Back-up van waypoints, routes en Tracks-database
U kunt alle waypoints, routes en Tracks exporteren, of alleen die voor een bepaalde regio.
Als u Regio exporteren selecteert wordt de kaartpagina getoond, waarbij de locatie van het
vaartuig is gecentreerd. Met behulp van het touchscreen kunt u het rode kader aanpassen
om het gebied dat u wilt exporteren te markeren. U kunt het te exporteren bestand opslaan
in verschillende bestandsformaten:
User Data File versie 5: voor de huidige generatie units (NSO evo2/3, NSS evo2/3, NSS,
NSO, NSE, Zeus, Zeus Touch, HDS Gen2, HDS Gen2 Touch, HDS Gen3, HDS Carbon, GO XSE
units, Vulcan units en ELITE Ti units). Biedt de meeste details.
User Data File versie 4: voor de huidige generatie units (NSO evo2/3, NSS evo2/3, NSS,
NSO, NSE, Zeus, Zeus Touch, HDS Gen2, HDS Gen2 Touch, HDS Gen3, HDS Carbon, GO XSE
units, Vulcan units en ELITE Ti units).
User data file version 3 (with depth): voor gebruik met oudere GPS-kaartplotters.
User data file version 2 (with depth): voor gebruik met oudere GPS-kaartplotters.
GPX (GPS Exchange, no depth): voor gebruik met GPS-producten van bepaalde andere
fabrikanten en pc-applicaties.
Nadat u het bestandstype hebt geselecteerd, kiest u voor Export en de geplaatste
geheugenkaart. De ontvangende GPS/pc moet zijn ingesteld op het importeren van
waypoints.
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
45
Instellingendatabase exporteren
Selecteer Instellingendatabase om de database met instellingen te exporteren, of
exporteer de CZone-configuratie (afhankelijk van de installatie van CZone). Kies de gewenste
optie en selecteer de locatie van de geheugenkaart.
Een database importeren
Op een later moment, als de fabrieksinstellingen van de unit zijn teruggezet of als er per
ongeluk gebruikersgegevens zijn gewist, kunt u het back-upbestand selecteren op de pagina
Bestanden en het vervolgens Importeren. De aanmaakdatum vindt u bij de eigenschappen
van het bestand.
46
Software installeren | NSS evo3 Installatiehandleiding
Accessoires
De meest recente lijst met accessoires is beschikbaar op: www.simrad-yachting.com
NSS evo3-accessoires
Artikelnummer Beschrijving
000-00129-001 NSS EVO3 & ZEUS3 - VIDEO-/NMEA 0183-KABEL
000-13748-001 NSS EVO3 & ZEUS3-KAARTSLEUF
000-13740-001 NSS7 EVO3-ZONNESCHERM
000-13741-001 NSS9 EVO3-ZONNESCHERM
000-13742-001 NSS12 EVO3-ZONNESCHERM
000-13743-001 NSS16 EVO3-ZONNESCHERM
000-13749-001 NSS7 EVO3 & ZEUS3 - OMLIJSTINGEN VOOR 7-INCH DISPLAY
000-13750-001 NSS9 EVO3 & ZEUS3 - OMLIJSTINGEN VOOR 9-INCH DISPLAY
000-13751-001 NSS12 EVO3 & ZEUS3 - OMLIJSTINGEN VOOR 12-INCH
DISPLAY
000-13752-001 NSS16 EVO3 & ZEUS3 - OMLIJSTINGEN VOOR 16-INCH
DISPLAY
000-13753-001 NSS7 EVO3 & ZEUS3 - DASHBOARDMONTAGESET VOOR 7-
INCH DISPLAY
000-13754-001 NSS9 EVO3 & ZEUS3 - DASHBOARDMONTAGESET VOOR 9-
INCH DISPLAY
000-13755-001 NSS12 EVO3 & ZEUS3 - DASHBOARDMONTAGESET VOOR
12-INCH DISPLAY
000-13756-001 NSS16 EVO3 & ZEUS3 - DASHBOARDMONTAGESET VOOR
16-INCH DISPLAY
000-13757-001 NSS7 EVO3 & ZEUS3 - MONTAGEBEUGEL VOOR 7-INCH
DISPLAY
000-13758-001 NSS9 EVO3 & ZEUS3 - MONTAGEBEUGEL VOOR 9-INCH
DISPLAY
000-13759-001 NSS12 EVO3 & ZEUS3 - MONTAGEBEUGEL VOOR 12-INCH
DISPLAY
000-13760-001 NSS16 EVO3 & ZEUS3 - MONTAGEBEUGEL VOOR 16-INCH
DISPLAY
6
Accessoires | NSS evo3 Installatiehandleiding
47
Ondersteunde gegevens
Lijst van met NMEA 2000 compatibele PGN's
NMEA 2000 PGN (ontvangen)
59392 ISO-bevestiging
59904 ISO-verzoek
60928 ISO-adresreservering
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126996 Productinformatie
127237 Koers/trackcontrole
127245 Roer
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127251 Draaisnelheid
127257 Attitude
127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters, snelle update
127489 Motorparameters, dynamisch
127493 Transmissieparameters, dynamisch
127503 Status AC ingang
127504 Status AC uitgang
127505 Vloeistofniveau
127506 Gedetailleerde status DC
127507 Status oplader
127508 Batterijstatus
127509 Status omvormer
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129033 Tijd & datum
129038 AIS, klasse A, positierapport
129039 AIS, klasse B, positierapport
129040 AIS, klasse B, uitgebreid positierapport
129041 AIS-navigatiehulpmiddelen
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 AIS, klasse B, uitgebreid positierapport
129794 AIS-navigatiehulpmiddelen
129801 Koersafwijking
129283 Koersafwijking
7
48
Ondersteunde gegevens | NSS evo3 Installatiehandleiding
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
129794 AIS, klasse A, vaste gegevens en vaargegevens
129801 AIS-geadresseerd veiligheidsgerelateerd bericht
129802 AIS, veiligheidgerelateerd uitgezonden bericht
129808 DSC Call-informatie
129809 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel A
129810 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel B
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130313 Vochtigheid
130314 Werkelijke druk
130576 Status van kleine vaartuigen
130577 Richtinggegevens
NMEA 2000 PGN (verzenden)
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126996 Productinformatie
127237 Koers/trackcontrole
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127258 Magnetische variatie
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129285 Route-/waypoint-gegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130577 Richtinggegevens
Ondersteunde gegevens | NSS evo3 Installatiehandleiding
49
Door NMEA 0183 ondersteunde sentences
TX / RX - GPS
Ontvangen GGA GLL GSA GSV VTG ZDA
Zenden GGA GLL GSA GSV VTG ZDA GLC
TX / RX - Navigatie
Ontvangen RMC
Zenden AAM APB BOD BWC BWR
Ontvangen
Zenden RMC RMB XTE XDR
TX / RX - Sonar
Ontvangen DBT DPT MTW VLW VHM
Zenden DBT DPT MTW VLW VHM
TX / RX - Kompas
Ontvangen HDG HDT HDM
Zenden HDG
TX / RX - Wind
Ontvangen MWV MWD
Zenden MWV MWD
TX / RX - AIS / DSC
Ontvangen DSC DSE VDM
Ú
Notitie: AIS sentences worden niet overbrugd naar of van NMEA 2000.
TX / RX - MARPA
Zenden TLL TTM
Ú
Notitie: Dit zijn alleen uitvoerzinnen.
50
Ondersteunde gegevens | NSS evo3 Installatiehandleiding
Technische specificaties
Ú
Notitie: De meest recente lijst met specificaties is beschikbaar op: www.simrad-
yachting.com
Technische specificaties
Goedkeuringen
Naleving FCC, Industry Canada, Radio Equipment
Directive, ACMA, RSM
Display
Resolutie
7-Inch unit 1024 x 600
9-Inch unit 1280 x 720
12-Inch unit 1280 x 800
16-Inch unit 1920 x 1080
Type SolarMax HD® IPS TFT-scherm, optisch
gelijmd en met haarscherpe beeldweergve
Helderheid 1200 nits
Touchscreen Volledig touchscreen (multi-touch)
Kijkhoek in graden (typische waarde bij
contrastverhouding = 10)
80° boven/onder, 80° links/rechts
Elektrische specificaties
Voedingsspanning 12/24 V DC (10 - 31,2 V DC min - max)
Stroomverbruik - Max.
7-Inch unit 20 W +- 4 W
9-Inch unit 23 W +- 4 W
12-Inch unit 30 W +- 5 W
16-Inch unit 45 W +- 5 W
Aanbevolen stroomsterkte zekering
7-Inch unit 3 A
9-Inch unit 3 A
12-Inch unit 5 A
16-Inch unit 5 A
Milieu
Bedrijfstemperatuurbereik -15°C tot +55°C (5°F tot 131°F)
Opslagtemperatuur -20°C tot +60°C (4°F tot 140°F)
Waterbestendigheid IPX 6 en 7
Vochtigheid IEC 60945 Verdampingstemperatuur 66°C
(150°F) bij 95% relatieve vochtigheid (48 uur)
Schok- en trillingsbestendigheid 100.000 cycli van 20 G
GPS 10 Hz ultrasnelle updates. WASS, MSAS,
EGNOS, GLONASS
Interface/aansluitingen
Ethernet
7-Inch unit 1 Poort
9-Inch unit 1 Poort
8
Technische specificaties | NSS evo3 Installatiehandleiding
51
12-Inch unit 2 Poorten
16-Inch unit 2 Poorten
NMEA 2000 Micro-C (1)
NMEA 0183 1 ingang/uitgang. 4800, 9600, 19200, 38400
baud, via optionele adapterkabel
Video-ingang 2 x composietvideo RCA-connector - via
optionele adapterkabel
Sleuf voor gegevenskaart 2x microSD
Draadloos Intern 802.11b/g/n
Bluetooth Intern
Fysieke
Afmetingen (B×H×D) Zie "Maattekeningen" op pagina 53
Gewicht (alleen display)
7-Inch unit 1,1 kg (2,42 lbs)
9-Inch unit 1,41 kg (3,11 lbs)
12-Inch unit 3,1 kg (6.83 lbs.)
16-Inch unit 4,65 kg (10,25 lbs.)
Veilige kompasafstand - Metrische
eenheden, eenheden van imperiale
stelsel
50 cm
Type montage Met beugel (meegeleverd) of in paneel
Stuurautomaat
Manoeuvres/wendpatronen U-bocht, Spiraalwending, C-bocht, Zigzag,
Vierkante wending, Wijde S-wending,
Dieptecontour volgen
Stuurmodi Auto, Nav., Geen drift, Follow-up, Geen
follow-up, Wendpatronen, Standby, *Wind,
*Wind Nav. (*Boottype ingesteld op
Zeilboot)
Sonar
Sonar-frequentie 40-250 kHz 455-800 kHz
Uitgangsvermogen sonar 1kW RMS
Garantieperiode 3 jaar
52
Technische specificaties | NSS evo3 Installatiehandleiding
Maattekeningen
Afmetingen van de 7-inch unit
263.0 mm (10.35”)
239.0 mm (9.41”)
160.3 mm (6.30”)
131.0 mm (5.15”)
(2.75”)
18.5 mm (0.73”)
70.0 mm
149.9 mm (5.90”)
248.2 mm (9.77”)
65.3 mm (2.57”)
Afmetingen van de 9-inch unit
310.9 mm (12.24”)
287.0 mm (11.30”)
179.5 mm (7.07”)
166.3 mm (6.55”)
131.0 mm (5.15”)
(2.74”)
18.5 mm (0.73”)
69.6 mm
66.6 mm (2.62”)
296.2 mm (11.66”)
9
Maattekeningen | NSS evo3 Installatiehandleiding
53
Afmetingen van de 12-inch unit
377.1 mm (14.85”)
351.5 mm (13.84”)
240.6 mm (9.47”)
170.3 mm (6.70”)
78.1 mm
(3.07”)
225.3 mm (8.87”)
18.5 mm (0.73”)
349.0 mm (13.74”)
106.7 mm (4.
20”)
Afmetingen van de 16-inch unit
462.1 mm (18.19”)
436.5 mm (17.19”)
263.9 mm (10.39”)
170.3 mm (6.70”)
79.6 mm
256.0 mm (10.08”)
434.0 mm (17.09”)
18.5 mm (0.73 ”)
(3.13”)
106.8 mm (4.21”)
54
Maattekeningen | NSS evo3 Installatiehandleiding
0980
*988-11370-001*
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Simrad NSS evo3 Installatie gids

Categorie
Navigators
Type
Installatie gids