Lowrance HDS Carbon Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding
NEDERLANDS
HDS Carbon
Gebruikershandleiding
www.lowrance.com
Voorwoord
Afstandverklaring
Omdat Navico continu werkt aan het verbeteren van zijn producten,
behouden wij ons het recht voor om op elk gewenst moment
wijzigingen in het product aan te brengen, die mogelijk niet in deze
versie van de handleiding worden beschreven. Neem contact op
met uw dealer als u hulp of meer informatie nodig hebt.
Alleen de eigenaar is verantwoordelijk voor het installeren en
gebruiken van de uitrusting op een manier die geen ongevallen,
persoonlijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaakt. Alleen
de gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht
nemen van veilige vaarpraktijken.
NAVICO HOLDING AS EN ZIJN DOCHTERMAATSCHAPPIJEN, FILIALEN
EN GELIEERDE BEDRIJVEN WIJZEN ELKE AANSPRAKELIJKHEID VAN
DE HAND VOOR ELK GEBRUIK VAN DIT PRODUCT OP EEN WIJZE DIE
ONGEVALLEN OF SCHADE KAN VEROORZAKEN OF EEN
OVERTREDING VAN DE WET INHOUDT.
Officiële taal: deze verklaring, eventuele instructieboeken,
gebruikershandleidingen en andere informatie met betrekking tot
het product (Documentatie) kan worden vertaald in, of is vertaald
uit een andere taal (Vertaling). In geval van een conflict tussen een
Vertaling van de Documentatie en de Engelstalige versie van de
Documentatie is de Engelstalige versie van de Documentatie de
officiële versie.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse
gaan. Navico Holding AS en zijn dochtermaatschappijen, filialen en
gelieerde bedrijven behouden zich het recht voor wijzigingen in de
specificaties aan te brengen zonder mededeling vooraf.
Handelsmerken
Lowrance® en Navico® zijn gedeponeerde handelsmerken van
Navico.
Navionics® is een gedeponeerd handelsmerk van Navionics, Inc.
NMEA
®
en NMEA 2000
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van de
National Marine Electronics Association.
SiriusXM
®
is een gedeponeerd handelsmerk van SiriusXM Radio, Inc.
Fishing Hot Spots
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Fishing
Hot Spots, Inc. Copyright© 2012 Fishing Hot Spots.
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
3
FUSION-Link
â„¢
Marine Entertainment Standard
â„¢
is een gedeponeerd
handelsmerk van FUSION Electronics Ltd.
C-MAP
®
is een gedeponeerd handelsmerk van C-MAP.
FLIR
®
is een gedeponeerd handelsmerk van FLIR.
Mercury
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
SmartCraft VesselView
®
is een gedeponeerd handelsmerk van
Mercury.
Suzuki
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Suzuki.
SD
â„¢
en microSD
â„¢
zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van SD-3C, LLC in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Wi-Fi
®
is een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance
®
.
Aanvullende kaartgegevens: Copyright© 2012 NSI, Inc.: Copyright©
2012 Richardson's Maptech.
Bluetooth
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
Power-Pole
®
is een gedeponeerd handelsmerk van JL Marine
Systems, Inc.
C-Monster
â„¢
is een handelsmerk van JL Marine Systems, Inc.
Productreferenties Navico
Deze handleiding kan betrekking hebben op de volgende
producten van Navico:
• Broadband Radar™ (Broadband Radar)
• Broadband 3G™ Radar (Broadband 3G Radar)
• Broadband 4G™ Radar (Broadband 4G Radar)
• Broadband Sounder™ (Broadband Sounder)
• DownScan Imaging™ (DownScan)
• DownScan Overlay™ (Overlay)
• GoFree™ (GoFree)
• INSIGHT GENESIS® (Insight Genesis)
• SmartSteer™ (SmartSteer)
• SonicHub® (SonicHub)
• StructureMap™ (StructureMap)
• StructureScan® (StructureScan)
• StructureScan® HD (StructureScan HD)
4
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Copyright
Copyright © 2016 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart is als afzonderlijk document meegeleverd.
In geval van vragen bezoekt u de website van uw merk display of
systeem: www.lowrance.com.
Complianceverklaringen
Deze apparatuur voldoet aan:
• CE volgens richtlijn 2014/53/EU
• De eisen voor niveau 2-apparatuur van de
Radiocommunicatienorm 2008 (elektromagnetische
compatibiliteit)
• Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de
volgende voorwaarden: (1) dit toestel mag geen schadelijke
interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle ontvangen
interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de
werking van het toestel.
De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de relevante
productsectie op de volgende website: www.lowrance.com.
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding
nodig om gegevens te kunnen uploaden en downloaden. Bij
gebruik van een internetverbinding via een mobiele telefoon of een
verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te
houden dat het dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan
kosten in rekening brengen voor de hoeveelheid gegevens die u
overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw internetprovider
voor de geldende tarieven en beperkingen.
Over deze handleiding
Deze handleiding is een referentiehandleiding voor de bediening
van de HDS Carbon. Er wordt vanuit gegaan dat alle apparatuur is
geïnstalleerd en geconfigureerd en dat het systeem gereed is voor
gebruik.
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
5
De handleiding gaat ervan uit dat de gebruiker fundamentele
kennis heeft van navigatie, nautische terminologie en praktijk.
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt
als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een
opmerking of belangrijke informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk
is personen te waarschuwen voorzichtig te werk te
gaan om letsel en/of schade aan personen/apparatuur
te voorkomen.
Handleidingversie
Deze handleiding is geschreven voor softwareversie 1.0. De
handleiding wordt telkens bij het verschijnen van een nieuwe
softwareversie bijgewerkt. De meest recente versie van de
handleiding kan gedownload worden van www.lowrance.com.
De handleiding op het scherm weergeven
Met de PDF-viewer in de unit kunt u de handleidingen en andere
PDF-bestanden op het scherm lezen. U kunt handleidingen
downloaden van www.lowrance.com.
De handleidingen kunnen gelezen worden vanaf een kaart die in de
kaartlezer is geplaatst of u kunt ze kopiëren naar het interne
geheugen van de unit.
6
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Gebruik de menu-opties of de toetsen en de knoppen op het
scherm voor navigatie door het PDF-bestand, zoals hieronder staat
beschreven:
• Zoeken, Ga naar pagina, Pagina omhoog en omlaag
Selecteer de relevante paneelknop.
• Door pagina's bladeren
Aanraakbediening: sleep uw vinger in de gewenste richting op
het scherm.
Toetsbediening: gebruik de cursortoetsen.
• Pannen op de pagina
Aanraakbediening: sleep uw vinger in de gewenste richting op
het scherm.
Toetsbediening: gebruik de pijltoetsen.
• In-/uitzoomen
Selecteer de relevante paneelknop.
Aanraakbediening: maak knijp- of spreidbewegingen.
Toetsbediening: gebruik de toetsen + en -.
• De PDF viewer afsluiten
Aanraakbediening: selecteer de X in de rechterbovenhoek van
het paneel.
Toetsbediening: druk op de toets X.
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
7
De softwareversie
De huidige softwareversie op deze unit is te vinden in het
dialoogvenster Info. Het dialoogvenster Info is beschikbaar in
Systeeminstellingen. Raadpleeg "Info over" op pagina 180 voor meer
informatie. Raadpleeg "Software-upgrades" op pagina 188 voor het
upgraden van uw software.
8
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Inhoud
15 Inleiding
15
Bediening van het systeem
16 Het voorpaneel en de toetsen
18 De Home pagina
19 Applicatiepagina's
21 Integratie van apparaten van derden
25 Bediening, basis
25 Dialoogvenster Systeem regelingen
25 De unit in- en uitschakelen
26 Displayverlichting
26 Het touchscreen vergrendelen
27 Menu's en dialoogvensters gebruiken
28 Pagina's en panelen selecteren
28 Met behulp van de cursor op het scherm
30 Een Man Overboord-waypoint aanmaken
31 Schermafdruk
32 Het systeem aanpassen
32 Wallpaper van de Home pagina aanpassen
32 Paneelformaat aanpassen
33 Data overlay
34 Nieuwe favoriete pagina's toevoegen
34 Favoriete pagina's bewerken
36 Kaarten
36 Het kaartpaneel
37 Kaartgegevens
37 Twee kaarttypen tonen
38 De kaart verschuiven
38 Vaartuigsymbool
38 Kaartschaal
39 Het vaartuig op het kaart paneel positioneren
39 Informatie over kaartitems weergeven
40 De cursor gebruiken op het kaartpaneel
40 Routes aanmaken
41 Panelen voor het zoeken van objecten op de kaart
41 3D-kaarten
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
9
42 Kaart-overlay
42
Insight- en C-MAP-kaarten
48 Navionics-kaarten
53 Kaartinstellingen
56 Waypoints, routes en trails
56 Dialoogvensters Waypoints, Routes, en Trails
56 Waypoints
59 Routes
64 Trails
66 Navigeren
66 Stuurpaneel
67 Navigeren naar cursorpositie
67 Navigeren van een route
69 Navigeren met de stuurautomaat
69 Navigatie-instellingen
71 Sonar
71 Het Sonar-beeld
72 Meervoudige Sonar
72 Het beeld zoomen
72 Gebruik van de cursor op het beeld
73 Historie weergeven
73 Het beeld instellen
75 Fishfinder stoppen
76 Geavanceerde opties
77 Opname van loggegevens starten
78 Opname van loggegevens stoppen
79 De vastgelegde echogegevens weergeven
80 Sonar Weergaveopties
83 Sonar-instellingen
86 StructureScan
86 Het StructureScan beeld
87 Het StructureScan-beeld zoomen
87 Gebruik van de cursor op het paneel StructureScan
88 StructureScan-historie weergeven
89 Het StructureScan-beeld instellen
90 Fishfinder stoppen
10
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
90 Geavanceerde instellingen StructureScan
92
SpotlightScan
92 Het SpotlightScan beeld
93 SpotlightScan instellen
94 SpotlightScan opties
96 Tips voor het gebruik van SpotlightScan
97 StructureMap
97 Het StructureMap-beeld
98 Structuur overlay activeren
98 StructureMap bronnen
99 Tips voor StructureMap
99 StructureScan-gegevens opnemen
100 Gebruik van StructureMap met cartografie kaarten
101 Structuuropties
103 Info panelen
103 Dashboards
103 Het Infopaneel aanpassen
105 Video
105 Het Video paneel
105 Het video paneel instellen
106 Simulator
106 Demomodus
106 Simulator bronbestanden
107 Geavanceerde simulatorinstellingen
109 Stuurautomaat trollingmotor
109 Veilige bediening met de stuurautomaat
109 Wisselen van automatische navigatie naar standby modus
110 Stuurautomaatinterface
111 Stuurautomaatbediening van de trollingmotor
115 Stuurautomaat instellen
118 Stuurautomaat buitenboordmotor
118 Veilige bediening met de stuurautomaat
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
11
118 Stuurautomaatbediening van de buitenboordmotor(en)
119
Modusoverzicht
127 Stuurautomaat instellen
129 Draadloze verbinding
129 Verbinding met een draadloze hotspot tot stand brengen en verbrn.
130 GoFree Shop
130 GoFree Link
132 Logbestanden uploaden naar Insight Genesis
133 Bluetooth draadloze technologie
134 Draadloze instellingen
137
Radar
137 Het radarpaneel
138
Radar overlay
138 Operationele modi radar
139 Radarbereik
139 Gebruik van de cursor op een radar paneel
139 Het radarbeeld aanpassen
141 Geavanceerde radaropties
142 Opties radar weergave
144 EBL/VRM-markering
146 Een bewakingszone rond uw vaartuig instellen
147 MARPA doelen
149 Radargegevens opnemen
150 Radarinstellingen
152 AIS
152 Symbolen AIS-doelen
153 Zoeken naar AIS-items
154 Informatie over afzonderlijke AIS-doelen weergeven
154 AIS-informatie op radarpanelen
154 Een AIS-vaartuig oproepen
155 AIS SART
157 Vaartuigalarmen
158 Vaartuiginstellingen
160 Audio
160 Activeren audio
161 SonicHub 2
12
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
164 De mediabalk
165
Het audio systeem instellen
165 Audio bedieningselementen
166 Apparaat verkenner
166 Audio opties
166 Audio mixer
167 Extra bronnen
167 Radio
169 DVD video
170 SiriusXM-weer
170 Sirius status paneel
170 Sirius-weerdisplay
172 Sirius weergave opties
174 Weerpictogrammen
174 Lokaal weer
175 Maritieme zones
175 Tropische berichten
176 Kleurcodes aanpassen
176 Sirius weer animaties
176 Weer alarmen
178 Tools
178 Waypoints/routes/trails
178 Waterstanden
178 Alarmen
178 Instellingen
182 Vaartuigen
182 Zon, maan
182 Trip calculator
183 Bestanden
183 Zoeken
183 GoFree Shop
184 Alarmen
184 Alarmsysteem
184 Type berichten
184 Enkelvoudige alarmen
184 Meervoudige alarmen
185 Een melding bevestigen
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
13
185 Dialoogvenster Alarmen
187
Onderhoud
187 Preventief onderhoud
187 Controleren van de connectoren
187 Kalibratie touchscreen
187 NMEA gegevensregistratie
188 Software-upgrades
190 Back-up maken van uw systeemgegevens
193 Bediening van het touchscreen
14
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Inleiding
Bediening van het systeem
U kunt de HDS Carbon bedienen met zowel de toetsen als het
touchscreen.
In deze handleiding worden de volgende algemene termen
gebruikt om de bediening van de unit te beschrijven:
Selecteer
• Touchscreen: Tik op het paneel
• Toetsen: Gebruik de cursortoetsen om te selecteren en bevestig
de selectie door op de toets Enter te drukken
Ingedrukt houden
• Touchscreen: Ingedrukt houden op het scherm
• Toetsen: Gebruik de cursortoetsen om te selecteren en houd
vervolgens de toets Enter ingedrukt
Slepen
• Touchscreen: Sleep een item naar een nieuwe positie
• Toetsen: Gebruik de cursortoetsen om en item te selecteren en
bevestig de selectie door op de toets Enter te drukken. Gebruik
de cursortoetsen om een nieuwe positie te selecteren en druk
vervolgens nogmaals op de toets Enter om de nieuwe positie te
bevestigen.
1
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
15
Het voorpaneel en de toetsen
11
5
2
4
7
6
8
9
10
1
3
12
1 Touchscreen
2 Paginatoets
Eén keer indrukken om de Home pagina te activeren.
Herhaaldelijk kort indrukken om de favorietenknoppen te
doorlopen. Ingedrukt houden in een actieve pagina om
naar de laatst gebruikte pagina te gaan.
3 Cursortoetsen
Druk op de pijltoetsen om de menu-items te doorlopen,
een waarde aan te passen en de cursor op een paneel te
plaatsen.
4 Toetsen voor in-/uitzoomen en MOB-toets
Zoomtoetsen voor panelen en beelden. Door beide toetsen
tegelijk ingedrukt te houden wordt een Man Overboard
(MOB) waypoint opgeslagen op de huidige vaartuigpositie.
5 Toets Afsluiten (X)
Indrukken om een dialoogvenster te sluiten, terug te keren
naar het vorige menuniveau en de cursor uit het paneel te
verwijderen.
16
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
6 Menu-toets
Eén keer drukken toont het menu voor het actieve paneel/
overlay. Ingedrukt houden om het menu te verbergen of
weer te geven. Door de toets snel twee keer in te drukken
wordt het menu Instellingen weergegeven.
7 Waypoint-toets
Indrukken om het dialoogvenster voor het opslaan van
nieuwe waypoints weer te geven. Twee keer drukken om
snel een waypoint op te slaan. Ingedrukt houden om het
menu Zoeken te openen.
8 Enter-toets
Indrukken om uw instellingen te selecteren of op te slaan.
9 Paneeltoets
Gebruikt op pagina’s met meerdere panelen. Door de toets
kort in te drukken kunt u schakelen tussen de panelen. Door
de toets ingedrukt te houden kunt u het actieve paneel
uitvouwen tot een volledige pagina en weer terug.
10 Aan/uit-toets
Eén keer indrukken om het dialoogvenster System
regelingen te openen. Herhaaldelijk kort indrukken om de
helderheid van de schermverlichting te doorlopen.
Ingedrukt houden om de unit aan of uit te zetten.
11 Klepje van de kaartlezer
12 microSD-kaartlezers
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
17
De Home pagina
De Home pagina is op elk moment toegankelijk door kort op de
toets Pagina’s te drukken.
1 Tools
Selecteer een knop voor toegang tot dialoogvensters waar
u een taak kunt uitvoeren of waar u naar opgeslagen
informatie kunt bladeren.
2 Lokale tijd en waterdiepte
3 Applicaties
Selecteer een knop om de applicatie weer te geven als
paneel op volledig paginaformaat.
Houd een knop ingedrukt om vooraf geconfigureerde
opties voor gesplitste pagina's weer te geven voor de
applicatie.
4 Knop Sluiten
Selecteer deze knop om de Home pagina te verlaten en
terug te keren naar de vorige actieve pagina.
5 Favorieten
Selecteer een knop om de paneelcombinatie weer te
geven.
Houd een favorietenknop ingedrukt om de
bewerkingsmodus voor het favorietenpaneel te openen.
18
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Applicatiepagina's
Alle applicaties die met het systeem zijn verbonden worden
weergegeven op panelen. De applicatie kan worden weergegeven
als een volledige pagina, of in combinatie met andere panelen op
meerdere paneelpagina's.
Alle applicatiepagina's zijn toegankelijk vanaf de Home pagina.
1 Applicatiepaneel
2 Menu
Specifieke paneelmenu's.
3 Dialoogvenster Systeem regelingen
Snelle toegang tot de basisinstellingen van het systeem.
Open het dialoogvenster door kort op de aan/uit-knop te
drukken.
4 Dialoogvenster
Informatie voor of invoer van de gebruiker.
5 Alarmbericht
Wordt weergegeven als zich gevaarlijke situaties of
systeemfouten voordoen.
Gesplitste pagina's
Elke pagina kan maximaal 4 panelen bevatten.
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
19
Pagina met 2 panelen Pagina met 3 panelen Pagina met 4 panelen
Paneelformaten in een gesplitste pagina kunnen worden aangepast
in het dialoogvenster Systeem regelingen.
Snelsplits pagina’s
Elke applicatie met volledig beeld beschikt over diverse vooraf
geconfigureerde snelsplits pagina's, waarbij de geselecteerde
applicatie wordt gecombineerd met elk van de andere panelen.
Ú
Notitie: Het aantal snelsplits pagina's kan niet worden
gewijzigd. De pagina's kunnen ook niet worden aangepast of
verwijderd.
Open een snelsplits pagina door de applicatie-knop op de Home
pagina ingedrukt te houden.
Favoriete pagina's
Alle vooraf ingestelde favoriete pagina's kunnen worden aangepast
of verwijderd. U kunt ook uw eigen favorieten aanmaken. U kunt in
totaal 12 favoriete pagina's opgeven.
Ga voor meer informatie naar "Nieuwe favoriete pagina's toevoegen" op
pagina 34.
20
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Integratie van apparaten van derden
Apparaten die met het NMEA 2000-netwerk worden verbonden,
worden automatisch geïdentificeerd door het systeem. Als dat niet
het geval is, kunt u deze functie inschakelen onder geavanceerde
opties in het dialoogvenster Systeeminstellingen.
U kunt een apparaat van derden bedienen via menu's en
dialoogvensters, net zoals op de ander panelen.
Deze handleiding geeft geen specifieke bedieningsinstructies voor
apparaten van derden. Raadpleeg de documentatie van het
apparaat voor informatie over functies en functionaliteit.
Integratie SmartCraft VesselView
SmartCraft-gegevens kunnen worden weergegeven en interactie is
mogelijk via de unit wanneer een Mercury VesselView® 4, 7, 403,
502, 702, 703 of Link zich in het netwerk bevindt.
Wanneer de functies zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker mogelijk
gevraagd om informatie over basisinstellingen op te geven. Voor
meer informatie raadpleegt u de VesselView®-handleiding of neemt
u contact op met de motorleverancier.
Als een apparaat beschikbaar is, verschijnt het pictogram van de
motorleverancier op de Home pagina.
Paneel Suzuki-motor
Als er een Suzuki C10-meter beschikbaar is op het netwerk, wordt
een pictogram voor de Suzuki-motor toegevoegd op de Home
pagina. Er wordt ook een pictogram toegevoegd aan de Pagina
editor. U kunt aangeven of u het paneel Suzuki-motor als paneel op
volledig paginaformaat wilt zien of als deel van een pagina met
meerdere panelen.
De lay-out en inhoud van het motorpaneel zijn afhankelijk van het
geselecteerde paneelformaat. De digitale meters kunnen aangepast
worden. Raadpleeg "Het paneel aanpassen" op pagina 103.
Integratie FUSION-Link
De FUSION-Link-apparaten verschijnen als aanvullende bronnen
wanneer de audiofunctie wordt gebruikt. Er zijn geen aanvullende
pictogrammen beschikbaar.
Ga naar "Audio" op pagina 160 voor meer informatie.
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
21
Integratie BEP CZone
De HDS Carbon is geïntegreerd met het BEP CZone-systeem, dat
wordt gebruikt voor beheer en controle van een gedistribueerd
vermogenssysteem.
Het CZone-pictogram is beschikbaar op het paneel Tools op de
Home pagina wanneer een CZone-systeem beschikbaar is op het
netwerk.
Bij uw CZone-systeem wordt een afzonderlijke handleiding
geleverd. Raadpleeg deze documentatie en de HDS Carbon
Installatiehandleiding voor het installeren en configureren van het
CZone-systeem.
CZone- dashboard
Als de CZone is geïnstalleerd en geconfigureerd, wordt een CZone-
dashboard aan de Infopanelen toegevoegd.
U schakelt tussen de dashboards van een paneel door de
pijlsymbolen naar links en rechts te selecteren, of door het
dashboard in het menu te selecteren.
Een CZone-dashboard wijzigen
U kunt een CZone-dashboard aan uw wensen aanpassen door de
gegevens voor elk van de meters te wijzigen. Beschikbare
bewerkingsopties zijn afhankelijk van het type meter en de
gegevensbronnen die op het systeem aangesloten zijn.
Raadpleeg voor meer informatie"Informatiepanelen" op pagina 103.
Power-Pole-ankers
Power-Pole-ankers, die kunnen worden aangestuurd door het op
uw boot geïnstalleerde C-Monster Control System, kunnen worden
bediend via de HDS Carbon. Om de Power-Poles te kunnen
bedienen dient u deze te koppelen met de HDS Carbon via de op
beide producten beschikbare draadloze Bluetooth-technologie.
Power-Pole bedieningsknoppen
Als Power-Poles zijn gekoppeld met de HDS Carbon, is de knop
Power-Pole beschikbaar in het dialoogvenster Systeem regelingen.
Selecteer deze knop om de Power-Pole controller weer te geven.
Raadpleeg "Bluetooth-apparaten koppelen" op pagina 133 over het
koppelen van Bluetooth-apparaten. Als u dubbele Power-Poles
22
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
koppelt, raadpleeg dan ook "Koppelen met dubbele Power-Poles" op pagina
134.
Als de Power-Pole controller is geopend, maakt het systeem
verbinding met gekoppelde Power-Poles. Als de verbinding wordt
bevestigd, worden de bedieningsknoppen ingeschakeld.
Ú
Notitie: De bedieningsknoppen worden grijs weergegeven tot
het systeem verbinding maakt met de Power-Poles. Als ze
verbonden zijn en werken, worden de pijlen in het
dialoogvenster wit.
De Power-Pole controller geeft bedieningsknoppen weer voor elke
Power-Pole die is gekoppeld met de HDS Carbon.
Druk één keer op de Auto-knoppen om de Power-Poles
automatisch helemaal omhoog en omlaag te bewegen. Met de
handmatige knoppen Omhoog en Omlaag kunt u ze zo snel en zo
ver als u wilt omhoog of omlaag brengen.
Enkele Power-Pole controller
Dubbele Power-Poles controller
Met een dubbele controller kunt u de Power-Poles afzonderlijk
omhoog en omlaag brengen, of u kunt de sync (links) knop
indrukken om beide te kunnen bedienen door één keer de auto-
knoppen in te drukken of met de handmatige knoppen Omhoog en
Omlaag.
Blijf verbonden
Selecteer de knop Blijf verbonden (cog) op de Power-Pole-controller
om het dialoogvenster Power-Pole instellingen te openen waar u
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
23
kunt instellen dat u verbonden wilt blijven met alle gekoppelde
Power-Pole-ankers.
Ú
Notitie: Door Blijf verbonden te selecteren hebt u sneller
toegang tot de bedieningsfuncties, maar u kunt de ankers dan
niet bedienen vanaf een ander display. Schakel deze optie uit
als u verbinding wilt kunnen maken vanaf andere displays.
24
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bediening, basis
Dialoogvenster Systeem regelingen
Het dialoogvenster Systeem regelingen biedt snelle toegang tot
basisinstellingen van het systeem. U kunt het dialoogvenster
openen door kort op de toets Aan/uit te drukken.
De getoonde pictogrammen op het dialoogvenster kunnen
variëren. De optie Splitsing aanpassen is bijvoorbeeld alleen
beschikbaar als u een gesplitste pagina bekijkt wanneer u het
dialoogvenster Systeem regelingen opent.
Functies activeren
Selecteer het pictogram van de functie die u wilt instellen of die u
wilt in- of uitschakelen. Voor functies die in- en uitgeschakeld
kunnen worden, geeft een oranje balk langs de bovenzijde van het
pictogram aan dat de functie is geactiveerd. Zie het bovenstaande
voorbeeldpictogram Data overlay.
De unit in- en uitschakelen
U kunt het systeem in- en uitschakelen door de knop Aan/uit
ingedrukt te houden.U kunt het systeem ook uitschakelen vanuit
het dialoogvenster Systeem regelingen.
Als de toets Aan/uit wordt losgelaten voordat de apparatuur is
uitgeschakeld, wordt de uitschakeling geannuleerd.
2
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
25
Standby-modus
In de standby-modus worden de sonar en het achtergrondlicht
voor het touchscreen en de toetsen uitgeschakeld om energie te
besparen. Het systeem blijft op de achtergrond actief.
U kunt de standby-modus selecteren in het dialoogvenster
Systeem regelingen.
Schakel vanuit de standby-modus naar normale werking door de
toets Aan/uit kort in te drukken.
Displayverlichting
Helderheid
De achtergrondverlichting van het display kan op elk gewenst
moment aangepast worden in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
U kunt ook de vooraf ingestelde verlichtingsniveaus doorlopen door
telkens kort op de toets Aan/uit te drukken.
Nachtmodus
De optie Nachtmodus zorgt voor een optimaal kleurpalet en
achtergrondverlichting in omstandigheden met weinig licht.
Ú
Notitie: Als de nachtmodus is geselecteerd, kunnen details op
de kaart minder zichtbaar zijn!
Het touchscreen vergrendelen
U kunt een touchscreen tijdelijk vergrendelen om te voorkomen dat
het per ongeluk wordt bediend. Vergrendel het touchscreen als er
grote hoeveelheden water op het scherm te zien zijn, bijvoorbeeld
bij zware zee of zwaar weer. Deze functie is bovendien handig om
het scherm te reinigen als de unit aanstaat.
Als de aanraakvergrendeling actief is, kunt u de unit alleen met de
knoppen bedienen.
Ú
Notitie: Als er grote hoeveelheden water op het scherm
worden gedetecteerd vergrendelt het touchscreen zichzelf
automatisch om ongewenste activering te voorkomen.
U vergrendelt het touchscreen in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
26
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
U heft de vergrendeling op door kort op de aan/uit-knop te
drukken.
Menu's en dialoogvensters gebruiken
Menu's
Het menu wordt gebruikt om het systeem te bedienen en
instellingen aan te passen.
• Activeer een menu-item en schakel een optie in/uit door deze te
selecteren
• Pas een schuifbalk aan door:
-
de schuifbalk te verslepen
- het pictogram + of - te selecteren
Selecteer de menu-optie Terug of de toets X om terug te keren
naar het vorige menuniveau. Verlaat vervolgens het menu.
Paginamenu's kunnen worden verborgen zodat pagina's op het
volledige scherm getoond worden. Om het menu te verbergen,
sleept u het menu naar rechts of houdt u de toets Menu ingedrukt.
Als u een menu op een pagina verbergt, wordt het menu ook
verborgen op andere pagina's. Om het menu weer terug te halen,
selecteert u de menu-optie of drukt u op de toets Menu.
De status van de cursor (actief of niet-actief) wijzigt de menu-opties.
Dialoogvensters
Numerieke en alfanumerieke toetsenborden worden automatisch
getoond als er gebruikersinformatie in dialoogvensters moet
worden ingevoerd.
U kunt een dialoogvenster sluiten door de invoer op te slaan of te
annuleren.
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
27
U kunt een dialoogvenster ook sluiten door de X te selecteren in de
rechterbovenhoek van het dialoogvenster of door op de toets X te
drukken.
Pagina's en panelen selecteren
Een pagina selecteren
• Selecteer een paneel op volledig paginaformaat door de
relevante applicatieknop te selecteren op de Home pagina
• Selecteer een favoriete pagina door de relevante favorietenknop
te selecteren
• Selecteer een vooraf gedefinieerd paneel door het relevante
applicatiepictogram ingedrukt te houden
Actief paneel selecteren
Op een pagina met meerdere panelen kan er slechts een paneel
tegelijk actief zijn. Het actieve paneel heeft een rand.
U hebt alleen toegang tot het paginamenu van het actieve paneel.
U kunt een paneel activeren door:
• Aanraakbediening: tik op het paneel
• Toetsbediening: druk op de toets Paneel
Met behulp van de cursor op het scherm
De cursor kan gebruikt worden om een afstand te meten, te
markeren en om items te selecteren.
Standaard wordt de cursor niet weergegeven op het paneel.
Plaats de cursor op de gewenste plaats op het scherm of met
behulp van de cursortoetsen om de cursor te verplaatsen.
Als de cursor actief is, de cursorpositie-venster wordt weergegeven.
Verwijder de cursor en cursor elementen uit het panel, druk je op de
X-toets of selecteer het duidelijke cursor optie.
Ga naar cursor
U kunt naar een geselecteerde positie op het beeld navigeren, door
de cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens de optie Ga naar
cursor in het menu te selecteren.
28
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De cursorondersteuningsfunctie
Met de cursorondersteuningsfunctie kunt u de cursor nauwkeurig
gebruiken en plaatsen zonder gegevens met uw vinger te
bedekken.
Activeer de cursor op het paneel en houd uw vinger vervolgens
ingedrukt op het scherm om het cursorsymbool te veranderen in
een selectiecirkel, die boven uw vinger verschijnt.
Sleep de selectiecirkel zonder uw vinger van het scherm te halen
naar de gewenste positie.
Als u uw vinger van het scherm haalt, keert de cursor terug naar de
gewone cursorfunctie.
Meten van afstand
De cursor kan worden gebruikt voor het meten van de afstand
tussen uw vaartuig en een geselecteerde positie, of tussen 2 punten
op het kaartpaneel.
1. Plaats de cursor op het punt van waaraf u de afstand wilt meten.
Start de meetfunctie in het menu
-
De meetsymbolen verschijnen met een lijn die loopt van het
midden van het vaartuig naar de cursorpositie. De afstand
wordt getoond in het cursorinformatievenster.
2. Zolang de meetfunctie actief is, kunt u de meetpunten
verplaatsen door de pictogrammen te verslepen
Ú
Notitie: De vaarrichting wordt altijd gemeten
van het grijze
pictogram naar het blauwe pictogram.
U kunt de meetfunctie ook gebruiken zonder actieve cursor. Beide
meetpictogrammen zijn dan in eerste instantie op de positie van
het vaartuig geplaatst. Het grijze pictogram volgt het vaartuig als
dat in beweging is, en het blauwe pictogram blijft op de positie die
u hebt opgegeven toen u de functie activeerde.
U beëindigt de meetfunctie door de optie Meten beëindigen te
selecteren.
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
29
Een Man Overboord-waypoint aanmaken
In een noodsituatie kunt u een Man Overboord (MOB)-waypoint
aanmaken op de huidige positie van het vaartuig door tegelijkertijd
op de toetsen Inzoomen (+) en Uitzoomen (-) te drukken.
Als u de MOB-functie activeert, wordt automatisch één van de
volgende acties uitgevoerd:
• op de positie van het vaartuig wordt een MOB-waypoint
geplaatst
• het display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel,
gecentreerd op de positie van het vaartuig
• het systeem toont navigatie-informatie terug naar het MOB-
waypoint
U kunt meerdere MOB-waypoints opslaan door herhaaldelijk op de
knoppen MOB te drukken. Het vaartuig blijft navigatie-informatie
terug naar het initiële MOB-waypoint tonen. De navigatie naar
daaropvolgende MOB-waypoints dient handmatig plaats te vinden.
Navigatie naar MOB annuleren
Het systeem blijft navigatiegegevens naar het MOB-waypoint
weergeven totdat de navigatie in het menu wordt geannuleerd.
MOB waypoint informatie weergeven
U kunt MOB informatie weergeven door het MOB waypoint te
selecteren en vervolgens de MOB waypoint pop-up.
30
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De menu-optie Waypoint MOB
Als een MOB-waypoint is geactiveerd, kunt u de menu-optie
Waypoint MOB gebruiken voor:
• Verplaatsen van het MOB-waypoint op het paneel
• Wijzigen van de kenmerken van het MOB-waypoint
• Verwijderen van het MOB-waypoint
• Ga naar het MOB-waypoint
Als u de menu-optie Wijzigen kiest, wordt het dialoogvenster
Waypoint wijzigen geopend.
Schermafdruk
Druk tegelijk op de toetsen Pagina's en Aan/uit om een
schermafdruk te maken. Schermafdrukken worden in het interne
geheugen opgeslagen.
Om bestanden weer te geven, raadpleegt u "Bestanden" op pagina
183.
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
31
Het systeem aanpassen
Wallpaper van de Home pagina aanpassen
U kunt de wallpaper van de Home pagina aanpassen. U kunt een
foto uit het systeem selecteren of uw eigen foto in .jpg- of .png-
indeling gebruiken.
De beelden kunnen zich op elke gewenste locatie bevinden die
zichtbaar is in de bestandsbrowser. Als u een foto kiest als
wallpaper, wordt deze automatische gekopieerd naar de map
Wallpaper.
Paneelformaat aanpassen
U kunt het paneelformaat voor een actieve gesplitste pagina
wijzigen. Het paneelformaat kan zowel voor favoriete pagina's als
voor vooraf gedefinieerde gesplitste pagina's aangepast worden.
1. Activeer het dialoogvenster Systeem regelingen
2. Selecteer de aanpassingsoptie voor gesplitste pagina's in het
dialoogvenster
3. Pas het paneelformaat aan door:
-
Aanraakbediening: versleep het aanpassingspictogram
3
32
Het systeem aanpassen | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
- Toetsbediening: gebruik de cursortoetsen om het
aanpassingspictogram te verplaatsen
4. Bevestig uw wijzigingen door op een van de panelen te tikken,
de optie Opslaan in het menu te selecteren of door op de toets
Enter te drukken.
De wijzigingen worden opgeslagen voor de actieve favoriete of
gesplitste pagina.
Data overlay
U kunt gegevens als overlay projecteren op een pagina. De
informatie kan bestaan uit elk op het netwerk beschikbare
gegevensitem.
Data overlay aan en uit zetten
U kunt data overlay voor een actieve pagina aan of uit zetten, door
het symbool Data overlay in het dialoogvenster Systeem
regelingen te selecteren. Als Data overlay ingeschakeld is, wordt er
een oranje balkje boven het symbool weergegeven.
Overlaygegevens wijzigen
Gebruik de optie Overlay wijzigen in het dialoogvenster Systeem
regelingen om de opties van het menu wijzigen te openen om:
• Een nieuwe gegevensoverlay toe te voegen aan het actieve
paneel.
• Een geselecteerde gegevensoverlay te verwijderen.
• Een geselecteerde gegevensoverlay te wijzigen om andere
gegevens weer te geven.
Het systeem aanpassen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
33
• De weergave van een geselecteerde gegevensoverlay te
configureren (digitaal of analoog, grootte, etc).
• Een item te verplaatsen door het te selecteren en te verplaatsen.
Nieuwe favoriete pagina's toevoegen
1. Selecteer het pictogram Nieuw op het favorietenpaneel op de
Home pagina om het dialoogvenster Pagina editor te openen
2. U kunt paginapictogrammen slepen en neerzetten om een
nieuwe pagina op te zetten
3. Wijzig desgewenst de paneelindeling (alleen mogelijk voor 2 of
3 panelen)
4. Sla de pagina-layout op.
Het systeem toont de nieuwe favoriete pagina en de nieuwe pagina
wordt toegevoegd aan de lijst met favoriete pagina's op de Home
pagina.
Favoriete pagina's bewerken
1. Selecteer het pictogram Bewerken in het paneel Favorieten:
-
Selecteer het pictogram X op een pictogram onder
Favorieten om de pagina te verwijderen
- Selecteer het toolpictogram op een van de pictogrammen
onder Favorieten om het dialoogvenster Pagina editor weer
te geven
2. In het dialoogvenster Pagina editor
34
Het systeem aanpassen | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
3. Sla uw wijzigingen op of annuleer ze om de modus Favorieten
bewerken te verlaten.
Het systeem aanpassen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
35
Kaarten
De kaartfunctie toont de positie van uw vaartuig relatief ten
opzichte van land en andere kaartobjecten. Op het kaartpaneel kunt
u routes plannen en navigeren, waypoints plaatsen en AIS-doelen
weergeven.
U kunt een radarbeeld, een StructureScan-beeld of weerinformatie
als overlay laten weergeven.
Het kaartpaneel
1 Waypoint*
2 Vaartuig met verlengingslijn (verlengingslijn is optioneel)
3 Route*
4 Noordindicator
5 Rasterlijnen*
6 Bereikringen*
7 Trail*
8 Kaartschaal
4
36
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
9 Interval bereikringen (wordt alleen getoond als Bereikringen
is ingeschakeld)
* Optionele kaartitems. U kunt de optionele kaartitems individueel
in-/uitschakelen in het dialoogvenster Kaartinstellingen.
Kaartgegevens
Het systeem wordt geleverd met verschillende ingebouwde
cartografie, afhankelijk van de regio.
Alle units ondersteunen Insight-kaarten van Navico, waaronder
Insight Genesis. Het systeem ondersteunt ook kaarten van Navionics
en C-MAP, en inhoud die is aangemaakt door diverse externe
kaartleveranciers in AT5-indeling. Voor een uitgebreide selectie
beschikbare kaarten gaat u naar www.gofreeshop.com, www.c-
map.com of www.navionics.com.
Ú
Notitie: In deze handleiding worden alle mogelijke menu-
opties beschreven. Deze opties hangen af van de kaart die u
gebruikt.
Ú
Notitie: In het menu staan Insight-kaarten als Lowrance
aangegeven.
Kaarten die op een elektronische kaart staan, worden gedeeld via
het Ethernet-netwerk. Er is dus meer een elektronische kaart per
vaartuig nodig.
Ú
Notitie: Als de elektronische kaart verwijderd wordt, schakelt
het systeem niet automatisch over op de ingebouwde
cartografie. Er wordt een lage-resolutiekaart getoond tot u de
elektronische kaart weer invoert of handmatig terugschakelt
naar de ingebouwde cartografie.
Twee kaarttypen tonen
Als u over verschillende kaarttypen beschikt (ingebouwd, in de
kaartsleuf of op het Ethernet-netwerk), kunt u twee verschillende
kaarttypen tegelijk op een pagina met twee kaartpanelen tonen.
U kunt een paneel met twee kaarten selecteren door de
applicatieknop Kaart op de Home pagina ingedrukt te houden, of
door een favoriete pagina aan te maken met twee kaartpanelen.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
37
Kaarttype selecteren
U kunt het kaarttype op het kaartpaneel opgeven door een van de
beschikbaar kaarttypen te selecteren in de menuoptie Kaart bron.
Als u een paneel met meerdere kaarten hebt, wordt het kaarttype
individueel ingesteld voor elk kaartpaneel. Activeer een van de
kaartpanelen en selecteer vervolgens een van de beschikbare
kaarttypen in de menu-optie Kaart bron. Herhaal het proces voor
het tweede kaartpaneel en selecteer een ander kaarttype voor dit
paneel.
De kaart verschuiven
U kunt de kaart in alle richtingen verschuiven door:
• Aanraken: sleep met uw vinger over het scherm
• Bediening via knoppen: met de Cursor-knoppen verplaatst u de
cursor in de gewenste richting naar de rand van het kaartpaneel
Selecteer de menu-optie Cursor verwijderen of druk op de X-
knop om de cursor en het cursorvenster van het paneel te
verwijderen. Dit centreert de kaart op de vaartuigpositie.
Vaartuigsymbool
Als het systeem over een geldige GPS-positievergrendeling
beschikt, geeft het vaartuigsymbool de vaartuigpositie aan. Als er
geen GPS-positie beschikbaar is, staat er een vraagteken in het
vaartuigsymbool.
Ú
Notitie: Zonder een vaarrichtingssensor op het netwerk,
oriënteert het vaartuigpictogram zich met behulp van de
grondkoers (COG).
Kaartschaal
U kunt in- en uitzoomen op de kaart met behulp van de
zoomknoppen (+ of -), de toetsen + of -, of door 2 vingers samen te
knijpen (uitzoomen) of te spreiden (inzoomen).
Rechtsonder op het kaartpaneel worden bereikschalen en
bereikringen getoond (indien ingeschakeld).
38
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Het vaartuig op het kaart paneel
positioneren
Kaartoriëntatie
Er zijn verschillende opties beschikbaar om de kaart op het paneel
te roteren. Het kaartoriëntatiesymbool in de rechterbovenhoek van
het paneel geeft het noorden aan.
Noord boven Vaarrichting boven
Koers boven
Noord boven
Toont de kaart met het noorden naar boven.
Vaarrichting boven
Toont de kaart met de vaarrichting van het vaartuigna arboven.
Vaarrichtingsinformatie wordt ontvangen van een kompas. Als er
geen vaarrichting beschikbaar is, wordt de COG van de GPS
gebruikt.
Koers boven
Toont de kaart met de richting waarin het vaartuig DAADWERKELIJK
vaart naar boven. In sommige gevallen is dat niet de vaarrichting
van het vaartuig.
Vooruit kijken
Hiermee plaatst u het vaartuig symbool dichter bij de onderkant
van het scherm, zodat het 'zicht' vooruit maximaal is.
Informatie over kaartitems weergeven
Wanneer u een kaartitem, waypoint, route of doel selecteert, wordt
de basisinformatie voor het geselecteerde item getoond. Selecteer
het pop-upvenster van het kaartitem om alle beschikbare informatie
voor dat item weer te geven. U kunt het dialoogvenster met
gedetailleerde informatie ook vanuit het menu openen.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
39
Ú
Notitie: Als u geschikte C-MAP-kaarten bekijkt op uw systeem
kunt u objecten op zee selecteren en informatie over diensten
en multimedia (foto's) weergeven die beschikbaar zijn voor de
locatie van het object.
Ú
Notitie: Pop-upinformatie moet ingeschakeld zijn in de
kaartinstellingen om de basisinformatie van een item te kunnen
bekijken.
De cursor gebruiken op het kaartpaneel
De cursor wordt niet standaard getoond op het kaartpaneel.
Als u de cursor activeert, verschijnt een venster met de
cursorpositie. Als de cursor actief is, pant of roteert de kaart niet om
het vaartuig te volgen.
Druk op de toets X of selecteer de menu-optie Cursor wissen om
de cursor en het cursorvenster van het paneel te verwijderen.
Hiermee centreert u ook de kaart op de vaartuigpositie.
Selecteer de menu-optie Cursor herstellen om de cursor op de
vorige locatie weer te geven. De opties Cursor wissen en Cursor
herstellen zijn handige functies om te wisselen tussen de huidige
locatie van het vaartuig en de cursorpositie.
Routes aanmaken
U kunt als volgt routes aanmaken op het kaartpaneel.
1. Plaats de cursor op het kaartpaneel
2. Selecteer Nieuw, gevolgd door Nieuwe route in het menu
3. Plaats de overige routepunten
4. Sla de route op door de optie Opslaan te selecteren in het
menu.
40
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Ú
Notitie: Raadpleeg voor meer informatie "Waypoints, routes en trails"
op pagina 56.
Panelen voor het zoeken van objecten op
de kaart
Hier kunt u in een kaartpaneel zoeken naar andere vaartuigen en
verschillende items op de kaart.
Activeer de cursor in het paneel om vanaf de cursorpositie te
zoeken. Als de cursor niet actief is, zoekt het systeem naar items
vanaf de positie van het vaartuig.
Ú
Notitie: U hebt een abonnement op een SIRIUS-datapakket
nodig om tankstations te kunnen zoeken en er moet een AIS-
ontvanger aangesloten zijn om vaartuigen te kunnen zoeken.
3D-kaarten
De 3D-optie geeft een driedimensionale grafische weergave van
land- en zeecontouren.
Ú
Notitie: Alle kaarttypen werken in de 3D-modus, maar zonder
3D-cartografie voor het betreffende gebied lijkt de kaart vlak.
Als de optie voor 3D-kaarten is geselecteerd verschijnen de
pictogrammen Pannen en Draaien in het kaartpaneel.
De 3D-kaart verschuiven
U kunt de kaart in een willekeurige richting bewegen door het
pictogram Pannen te selecteren en in de gewenste richting te
draaien.
Selecteer de menuoptie Terug naar vaartuig om te stoppen met
pannen en de kaart op de vaartuigpositie te centreren.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
41
De weergavehoek bepalen
U kunt de weergavehoek bepalen door het pictogram Roteren te
selecteren en het kaartpaneel vervolgens te pannen.
• Om de weergegeven richting te wijzigen, pant u horizontaal
• Om de kantelingshoek van de weergave te wijzigen, pant u
verticaal
Ú
Notitie: Als op de vaartuigpositie gecentreerd is, kan alleen de
kantelingshoek aangepast worden. De weergaverichting wordt
bepaald via de instelling Kaartoriëntatie. Raadpleeg "Het vaartuig op
het kaartpaneel positioneren" op pagina 39.
In- en uitzoomen op een 3D-kaart
U kunt in- en uitzoomen op een 3D-kaart met behulp van de
zoomknoppen (+ of -), de toetsen + en - of de aanraakmethode
waarbij u uw vingers samenknijpt of spreidt.
Kaart-overlay
Gegevens over de radar, structuur, SonarChart Live (alleen
Navionics-kaarten) en het weer kunnen worden weergegeven als
overlay op het kaartpaneel.
Ú
Notitie: De weeroverlay is momenteel alleen beschikbaar in de
Verenigde Staten.
Als u een overlay selecteert, wordt het kaartmenu uitgebreid met
basisfuncties voor de geselecteerde overlay.
Radar-, structuur- en weerfuncties worden in afzonderlijke
paragrafen in deze handleiding beschreven. Voor meer informatie
over SonarChart Live raadpleegt u sectie "SonarChart Live" op pagina
48.
Insight- en C-MAP-kaarten
Hieronder worden alle mogelijk menuopties van Insight- en C-MAP-
kaarten beschreven. De beschikbare functies en menuopties
kunnen per gebruikte kaart verschillen. In dit hoofdstuk ziet u de
menu's van een Insight-kaart.
Ú
Notitie: Menu-opties die niet beschikbaar zijn voor de
getoonde kaart worden in grijs weergegeven. Rasterkaarten zijn
bijvoorbeeld niet beschikbaar voor Insight, dus de menu-optie
42
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Rasterkaarten is grijs wanneer een Insight-kaart wordt
weergegeven.
Getijden en stromingen Insight en C-MAP
Het systeem kan getijden en stromingen van Insight en C-MAP
weergeven. Met deze informatie is het mogelijk om de tijd, het
niveau, de richting en de kracht van stromingen en getijden te
bepalen. Dit is een belangrijk hulpmiddel bij de planning en
navigatie van een trip.
Bij een groter zoombereik worden de getijden en stromingen
weergegeven als vierkante pictogrammen met de letter T (Tides/
getijden) of C (Current/stroming). Als u een van de pictogrammen
selecteert, wordt informatie over het getijde of de stroming
getoond.
Dynamische gegevens over de stroming kunt u bekijken door te
zoomen binnen een zoombereik van 1 nautische mijl. Bij dat bereik
veranderen de stromingspictogrammen in geanimeerde
dynamische pictogrammen die de snelheid en richting van de
stroming laten zien. Dynamische pictogrammen zijn zwart (meer
dan 6 knopen), rood (meer dan 2 knopen en minder of gelijk aan 6
knopen), geel (meer dan 1 knoop en minder of gelijk aan 2 knopen)
of groen (gelijk aan of minder dan 1 knoop), afhankelijk van de
stroming op die locatie.
Als er geen stroming is (0 knopen) wordt dit weergegeven als een
vierkant wit pictogram.
Statische stromings- en
getijdenpictogrammen
Dynamische stromingspictogrammen
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
43
Kaartopties voor Insight en C-MAP
Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk
beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten.
Presentatie
De kaarten kunnen in verschillende stijlen getoond worden.
Schaduwreliëf Geen contouren
Rasterkaarten
Hoge res. bathymetrie
44
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Schaduwreliëf
Geeft de zeebodem in reliëf weer.
Geen contouren
Verwijdert de contourlijnen van de kaart.
Rasterkaarten
Wijzigt de weergave in die van een traditionele papieren kaart.
Rastertransparantie
Regelt de transparantie van rasterbeelden.
Hoge res. bathymetrie
Bepaalt of een hogere of lagere concentratie van contourlijnen
wordt getoond.
Weergaveopties Insight en C-MAP
Kaart detail
• Volledig
Alle informatie die beschikbaar is voor de gebruikte kaart.
• Medium
Minimale informatie, voldoende voor navigatie.
• Laag
Basisniveau van informatie die niet verwijderd kan worden, en
bevat informatie die in alle geografische gebieden vereist is. Het
is niet bedoeld als informatie die volstaat voor veilige navigatie.
Categorieën Insight en C-MAP
Insight- en C-MAP-kaarten bevatten diverse categorieën en
subcategorieën die u afzonderlijk kunt in- en uitschakelen,
afhankelijk van de informatie die u wilt zien.
Foto-overlay
Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay
weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is
beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
U kunt foto-overlays in 2D of 3D weergeven.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
45
Geen foto-overlay Foto-overlay, alleen land Volledige foto-overlay
Fototransparantie
Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in.
Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen
door de foto.
Minimale transparantie Transparantie op 80
Dieptepalet
Regelt het dieptepalet dat op de kaart wordt gebruikt.
Papieren kaart
Hiermee wijzigt u de weergave van de kaart in die van een papieren
kaart.
Veiligheidsdiepte
Insight- en C-MAP-kaarten maken gebruik van verschillende tinten
blauw voor onderscheid tussen ondiep water (lichtere tinten) en
diep water (donkerder tinten). Na inschakeling van Veiligheidsdiepte
geeft u de gewenste limiet voor de veiligheidsdiepte op. De
Veiligheidsdiepte bepaalt de limiet waarbij diepten niet meer blauw
worden weergegeven.
46
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Dieptefilter
Filtert dieptewaarden uit die minder diep zijn dan de geselecteerde
dieptefilterlimiet.
Arcering
Geeft verschillende delen van de zeebodem een andere kleurtint,
afhankelijk van de gekozen arceringscategorie.
Ú
Notitie: De arceringsopties Samenstelling en Begroeiing zijn
niet van toepassing op C-MAP-kaarten.
Diepte 1 en diepte 2
Vooraf ingestelde diepten die de verschillende diepten in
verschillende kleuren arceren.
Aangepast
U kunt de dieptedrempel, kleur en ondoorzichtigheid
(transparantie) van kleurarcering aanpassen voor diepte 1 en diepte
2.
3D-vergroting
Deze grafische instellingen zijn alleen beschikbaar in de modus 3D.
Overdrijving kan worden toegepast op de getekende hoogte van
heuvels op het land en op troggen in het water om deze hoger of
dieper te laten lijken.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
47
Ú
Notitie: Deze optie wordt in grijs weergegeven als deze
gegevens niet beschikbaar zijn voor de geplaatste kaart.
Navionics-kaarten
Voor sommige Navionics-functies zijn de recentste gegevens van
Navionics vereist. Voor deze functies wordt een bericht
weergegeven dat de functie niet beschikbaar is als niet de juiste
Navionics-kaart(en) of het juiste kaartgeheugen zijn geplaatst. Voor
meer informatie over de vereisten voor deze functies raadpleegt u
www.navionics.com
Speciale kaartopties Navionics
Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk
beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten.
Community wijzigingen
Hiermee schakelt u de kaartlaag met de Navionics-wijzigingen in.
Dit zijn gebruikerswijzigingen of -informatie die door gebruikers zijn
geüpload naar Navionics Community en die op Navionics-kaarten
beschikbaar gemaakt worden.
Raadpleeg voor meer informatie de Navionics-informatie bij uw
kaart of ga naar de website van Navionics: www.navionics.com.
SonarChart Live
SonarChart Live is een livefunctie waarbij het apparaat een overlay
maakt van dieptecontouren op basis van uw eigen sonargeluiden.
Druk in het Navionics-kaartmenu op Overlay en vervolgens op
SonarChart Live om dit als overlay op de kaart weer te geven.
Wanneer u SonarChart Live Overlay selecteert, wordt het menu
uitgevouwen en worden de opties van SonarChart Live
weergegeven. Gebruik de optie om de transparantie en minimale
diepte in te stellen.
48
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Transparantie
De SonarChart Live-overlay wordt weergegeven boven op andere
kaartgegevens. Bij minimale transparantie zijn de kaartgegevens
volledig bedekt. Pas de transparantie aan zodat de kaartdetails
zichtbaar zijn.
Minimum diepte
Hiermee past u aan wat SonarChart Live beschouwt als
veiligheidsdiepte. Dit is van invloed op het kleurgebruik in het
SonarChart Live-gebied. Wanneer het vaartuig de veiligheidsdiepte
nadert, verandert het SonarChart Live-gebied geleidelijk van
eenvoudig grijs/wit in rood.
Instellingen Navionics-kaarten
Gekleurde zeebodemgebieden
Wordt gebruikt om verschillende dieptegebieden in verschillende
tinten blauw weer te geven.
Presentatietype
Verschaft maritieme kaartinformatie zoals symbolen, kleuren van de
navigatiekaart en benamingen voor internationale of USA-
presentatietypen.
Aantekening
Bepaalt welke gebiedsinformatie, zoals namen van locaties en
aantekeningen over gebieden, voor weergave beschikbaar is.
Kaartdetails
Geeft u verschillende niveaus van informatie met betrekking tot
geografische lagen.
Veiligheidsdiepte
De Navionics-kaarten gebruiken verschillende schakeringen blauw
om onderscheid te maken tussen ondiep en diep water.
Veiligheidsdiepte, op basis van een geselecteerde limiet, wordt
zonder blauwe schakeringen getekend.
Ú
Notitie: De ingebouwde Navionics-database bevat gegevens
tot een diepte van 20 m. Daarna is alles wit.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
49
Contourdiepte
Bepaalt welke contouren u op de kaart ziet, tot aan de
geselecteerde dieptewaarde.
Rotsfilter
Hiermee wordt rotsherkenning beneden een bepaalde diepte
verborgen op de kaart.
Zo kunt u kaarten opschonen in gebieden waar rotsen liggen op
diepten ver onder de diepgang van uw vaartuig.
Weergaveopties Navionics
Kaartarcering
Deze functie voegt terreininformatie toe aan de kaart.
Navionics dynamische pictogrammen voor getijden en stromingen
Getijden en stromingen worden met een meter en een pijl
weergegeven in plaats van met de ruitvormige pictogrammen die
worden gebruikt voor statische informatie over getijden en
stromingen.
De gegevens over getijden en stromingen die beschikbaar zijn voor
Navionics-kaarten zijn gerelateerd aan een bepaalde datum en tijd.
Het systeem maakt een animatie van de pijlen en/of meters om de
ontwikkeling van getijden en stromingen over een bepaalde
tijdsperiode te laten zien.
Dynamische getijdeninformatie Dynamische stromingsinformatie
De volgende pictogrammen en symbolen worden gebruikt:
50
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Huidige snelheid
De lengte van de pijl is afhankelijk van de snelheid,
en het symbool draait mee met de richting van de
stroming. De stromingssnelheid wordt in het
pictogram getoond. Het rode pictogram wordt
gebruikt als de huidige stromingssnelheid toeneemt,
en het blauwe pictogram als deze afneemt.
Hoogte getij
De meter heeft 8 labels en is ingesteld op absolute
minimale of maximale waarde van de geëvalueerde
dag. De rode pijl geeft aan dat het getij opkomt en
de blauwe pijl dat het getij afgaat.
Ú
Notitie: Alle numerieke waarden worden getoond in de door
de gebruiker ingestelde maateenheid.
Eenvoudige weergave
Met deze functie vergroot u de weergave van kaartitems en tekst.
Ú
Notitie: Op de kaart kunt u niet zien of deze functie geactiveerd
is.
Foto-overlay
Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay
weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is
beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
U kunt foto-overlays in 2D of 3D weergeven.
Geen foto-overlay Foto-overlay, alleen land Volledige foto-overlay
Fototransparantie
Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in.
Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen
door de foto.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
51
Minimale transparantie Maximale transparantie
SonarChart
Het systeem biedt ondersteuning voor de functie Navionics
SonarChart.
SonarChart toont een bathymetrische kaart met contourdetails op
hoge resolutie en standaardnavigatiegegevens. Raadpleeg voor
meer informatie www.navionics.com.
SC Density
Hiermee beheert u de dichtheid van de contouren in SonarChart en
SonarChart Live.
Vis afstand
Selecteer het bereik van de diepten die Navionics met een andere
kleur moet vullen.
Zo kunt u een bepaald dieptebereik markeren als u wilt vissen. Dit
bereik is net zo nauwkeurig als de gegevens op de onderliggende
kaart. Dat betekent dat als de kaart een interval van 5 meter heeft
voor contourlijnen, ook de arcering wordt afgerond naar de
dichtstbijzijnde beschikbare contourlijn.
Geen dieptemarkering Bereik dieptemarkering: 6 tot 12 meter
52
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Markering van ondiep water
Markeert gebieden met ondiep water.
Hiermee kunt u gebieden met ondiep water tussen 0 en de
geselecteerde diepte (max. 10 meter) markeren.
Geen ondiep water gemarkeerd Markering van ondiep water: 0 m - 3 m
Kaartinstellingen
Instellingen en weergaveopties die op de pagina Kaartinstellingen
worden gekozen, gelden voor alle kaartpanelen.
3D-bootselectie
Bepaalt welk pictogram wordt gebruikt op 3D-kaarten.
Bootinstellingen
De bootinstellingen worden gebruikt bij het berekenen van een
automatische route. De diepgang, breedte en hoogte van de boot
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
53
moeten worden ingevoerd voor de functies Dock-to-dock
Autorouting en Easy Routing.
Ú
Notitie: Dock-to-doc Autorouting is niet beschikbaar op
Insight-units of units die in worden gebruikt in de Amerikaanse
territoriale wateren.
Bereikringen
De bereikringen kunnen worden gebruikt om de afstand weer te
geven tussen uw vaartuig en andere kaartobjecten.
De bereikschaal wordt automatisch door het systeem ingesteld
zodat deze overeenkomt met de kaartschaal.
Verlengingslijnen
Stelt de lengte in van de koersverlengingslijnen voor uw vaartuig.
Voor het instellen van verlengingslijnen voor andere vaartuigen die
als AIS-doelen worden getoond gaat u naar AIS"Koersverlengingslijnen"
op pagina 159-lijnen.
A: Koers
B: Grondkoers (COG)
De lengte van de verlengingslijnen wordt ingesteld als vaste
afstand, of als de afstand die het vaartuig binnen een geselecteerde
tijd aflegt. Als voor een vaartuig geen opties worden ingeschakeld,
dan worden er geen verlengingslijnen getoond voor uw vaartuig.
De koers van uw vaartuig wordt gebaseerd op informatie van de
actieve koerssensor, en de COG wordt gebaseerd op informatie van
de actieve GPS-sensor.
SonarChart Live getijde correctie
Wanneer deze functie geselecteerd is, gebruikt de getijdecorrectie
informatie van getijdestations in de buurt (indien beschikbaar) om
de diepte aan te passen die SonarChart Live gebruikt wanneer de
sonar wordt vastgelegd.
2D/3D-kaart synchroniseren
Koppelt de positie die op de ene kaart getoond wordt aan de
positie op de andere kaart wanneer een 2D- en 3D-kaart naast
elkaar getoond worden.
54
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Pop-upinformatie
Hiermee wordt bepaald of basisinformatie voor kaartitems wordt
getoond als u dat item selecteert.
Rasterlijnen
Schakelt de weergave van rasterlijnen voor lengte- en breedtegraad
op de kaart in of uit.
Kaart verbergen
Als de optie is ingesteld op Aan bij het bekijken van een Lowrance-
kaart, wordt de kaart (achtergrond) niet weergegeven en worden
alleen het vaartuig, verlengingen, waypoints en routes
weergegeven tegen een witte achtergrond.
Waypoints, Routes, Trails
Hiermee schakelt u de weergave van deze items op kaartpanelen
in/uit. Hiermee opent u ook de dialoogvensters Waypoints, Routes
en Trails waarmee u de items kunt beheren.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
55
Waypoints, routes en trails
Dialoogvensters Waypoints, Routes, en
Trails
De dialoogvensters Waypoints, Routes, en Trails bieden toegang tot
geavanceerde bewerkingsfuncties en instellingen voor deze items.
De dialoogvensters zijn toegankelijk via het paneel Tools op de
Home pagina.
Waypoints
Een waypoint is een door de gebruiker gegenereerde markering op
een kaart, radarbeeld of Sonar-beeld. Elk waypoint heeft een exacte
positie met lengte- en breedtecoördinaten. Een waypoint dat op
het Sonar-beeld is gepositioneerd, heeft naast positie-informatie
ook een dieptewaarde. Waypoints worden gebruikt om posities te
markeren waarnaar u later mogelijk wilt terugkeren. Twee of meer
waypoints kunnen ook worden gecombineerd om een route te
creëren.
5
56
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Waypoints opslaan
U kunt een waypoint op een geselecteerde locatie opslaan door de
cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens de nieuwe
waypoint-optie in het menu te selecteren.
U kunt een waypoint ook opslaan door op de toets Waypoint te
drukken:
• Druk eenmaal om het dialoogvenster Nieuw waypoint weer te
geven
• Druk tweemaal om snel een waypoint op te slaan. Als de cursor
actief is, wordt het waypoint op de cursorpositie opgeslagen. Als
de cursor niet actief is, wordt het waypoint op de positie van uw
vaartuig opgeslagen.
Nieuw Waypoint-dialoogvenster
• Meer opties - Deze knop geeft het dialoogvenster met meer
details weer waarin u de naam van het waypoint kunt wijzigen,
notities kunt toevoegen, kunt opgeven om het
waypointpictogram en de naam weer te geven of te verbergen,
het waypointsymbool en de kleur daarvan kunt selecteren, de
diepte kunt zien en de alarmradius kunt opgeven.
• Waypointsymbolen - Deze knop geeft de verschillende
waypointsymbolen weer die u kunt kiezen.
• Waypointsymboolkleuren - Deze knop geeft de verschillende
waypointsymboolkleuren weer die u kunt kiezen.
• Nieuw waypoint - Als u deze knop selecteert, wordt het
dialoogvenster met de verschillende waypointsymbolen
weergegeven. Als u een waypointsymbool selecteert, krijgt het
waypoint bij de cursor- of vaartuigpositie het geselecteerde
symbool. Deze modus is permanent. De volgende keer dat u een
nieuw waypoint maakt, wordt hetzelfde dialoogvenster geopend
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
57
en als u een symbool selecteert, wordt een waypoint gemaakt
met dat symbool.
Als u wilt terugkeren naar het vorige dialoogvenster Nieuw
waypoint, selecteert u in plaats van een symbool de menuknop
rechtsonder. Deze selectie wordt de permanente modus. De
volgende keer dat u een nieuw waypoint maakt, wordt het
dialoogvenster Nieuw waypoint weergegeven.
• Opslaan - (Alleen beschikbaar in de dialoogvensters Nieuw
waypoint en Meer opties.) Met deze knop wordt het waypoint
opgeslagen en het dialoogvenster Nieuw waypoint gesloten.
• Annuleren - (Alleen beschikbaar in het dialoogvenster Nieuw
waypoint.) Met deze knop wordt het maken van een waypoint
geannuleerd en het dialoogvenster Nieuw waypoint gesloten.
Een waypoint verplaatsen
1. Selecteer de waypoint die u wilt verplaatsen. Het waypoint-
pictogram wordt uitgevouwen om aan te geven dat het actief
is.
2. Activeer het menu en selecteer de waypoint in het menu
3. Selecteer de optie Verplaatsen
4. Selecteer de nieuwe positie van de waypoint
5. Druk op de Enter-knop om de nieuwe positie te bevestigen.
De waypoint wordt nu automatisch opgeslagen op de nieuwe
positie.
Waypoints wijzigen
U kunt alle informatie over een waypoint wijzigen in het
dialoogvenster Waypoints wijzigen .
U activeert dit dialoogvenster door het pop-upvenster van de
waypoint te selecteren of vanuit het menu als de waypoint
geactiveerd is.
Dit dialoogvenster is ook toegankelijk vanuit het hulpprogramma
voor Waypoints op de Home page.
58
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Een waypoint verwijderen
U kunt een waypoint verwijderen in het dialoogvenster Waypoint
wijzigen, of door de menu-optie Verwijderen te selecteren
wanneer het waypoint is geactiveerd.
U kunt waypoints ook verwijderen met behulp van de tool
Waypoints op de Home pagina.
U kunt MOB-waypoints op dezelfde manier verwijderen.
Waypoint alarminstellingen
U kunt voor elk individueel waypoint een alarmradius inestellen. U
kunt het alarm instellen in het dialoogvenster Waypoint wijzigen.
Ú
Notitie: De alarmradius voor het waypoint moet in het
alarmdialoogvenster op ON gezet worden om een alarm te
activeren op het moment dat uw vaartuig binnen de
gedefinieerde radius komt. Raadpleeg voor meer informatie
"Dialoogvenster Alarmen" op pagina 185.
Routes
Een route bestaat uit een serie routepunten die worden ingevoerd
in de volgorde waarin u wilt navigeren.
Als u ee n route selecteert op het kaartpaneel, wordt de route
groen, en wordt de naam van de route getoond.
Het systeem biedt ondersteuning voor Navionics Autorouting en C-
MAP Easy Routing. Deze functie maakt automatisch suggesties voor
routepunten tussen het eerste en het laatste routepunt van een
route of tussen geselecteerde routepunten in een complexe route.
U kunt de functie gebruiken om een nieuwe route aan te maken of
om reeds bestaande routes te wijzigen.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
59
Een nieuwe route aanmaken op het kaartpaneel
1. Activeer de cursor op het kaartpaneel
2. Selecteer de optie Nieuwe route in het menu
3. Plaats het eerste waypoint op het kaartpaneel
4. Ga door met het plaatsen van nieuwe routepunten op het
kaartpaneel totdat de route af is
5. Sla de route op door de optie Opslaan te selecteren in het
menu.
Een route bewerken in het kaartpaneel
1. Selecteer de route om deze te activeren
2. Selecteer de optie Route bewerken in het menu
3. Plaats het nieuwe routepunt op het kaartpaneel:
-
Als u het nieuwe routepunt binnen een etappe plaatst, dan
wordt het nieuwe punt toegevoegd aan de bestaande
routepunten
- Als u het nieuwe routepunt buiten de route plaatst, dan
wordt het nieuwe punt achter het laatste punt in de route
geplaatst
4. U kunt routepunten naar een nieuwe positie slepen
5. Sla de route op door Opslaan te kiezen in het menu.
Ú
Notitie: De opties in het menu zijn afhankelijk van de
geselecteerde bewerkingsoptie. Alle bewerkingen kunnen in
het menu worden bevestigd of geannuleerd.
Een route verwijderen
U kunt een route verwijderen door de menu-optie Verwijderen te
selecteren wanneer de route is geactiveerd. U kunt routes ook
verwijderen met behulp van de tool Routes op de Home pagina.
60
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Routes aanmaken met behulp van bestaande
waypoints
U kunt een nieuwe route aanmaken door bestaande waypoints te
combineren in het dialoogvenster Routes. U kunt het
dialoogvenster activeren met behulp van de tool Routes op de
Home pagina.
Trails omzetten in routes
U kunt een trail omzetten in een route in het dialoogvenster Trail
wijzigen. U kunt het dialoogvenster activeren door de trail te
activeren en vervolgens de pop-up van de trail of de menu-optie
Trail te selecteren.
Het dialoogvenster Trails wijzigen is ook toegankelijk door de tool
Trails te selecteren op de Home pagina.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
61
Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing
Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing doen suggesties voor
nieuwe routepuntposities, gebaseerd op informatie op de kaart en
de omvang van uw boot. Voor u deze functie kunt gebruiken
moeten de diepgang, hoogte en breedte van uw boot in het
systeem worden ingevoerd. Het dialoogvenster voor de instellingen
van uw boot verschijnt automatisch als deze informatie ontbreekt
bij het opstarten van de functie.
Ú
Notitie: Units die zijn bedoeld voor verkoop in de VS
beschikken niet over Autorouting. Autorouting-functies zijn
uitgeschakeld op alle niet-Amerikaanse units wanneer deze
worden gebruikt in de Amerikaanse territoriale wateren.
Ú
Notitie: U kunt Dock-to-dock Autorouting of Easy Routing niet
starten als een van de geselecteerde routepunten in een
onveilig gebied ligt. Er verschijnt een waarschuwingsvenster en
u moet de betreffende routepunt(en) naar een veilig gebied
verplaatsen voordat u kunt doorgaan.
Ú
Notitie: Als er geen compatibele kaarten zijn, is de menu-optie
Dock-to-dock Autorouting of Easy Routing niet beschikbaar.
Compatibele kaarten zijn onder meer C-MAP MAX-N+,
Navionics+ en Navionics Platinum. Ga naar
www.gofreemarine.com, www.c-map.com of
www.navionics.com voor de volledige selectie beschikbare
kaarten.
1. Plaats ten minste twee routepunten op een nieuwe route of
open een bestaande route en pas deze aan.
2. Druk op Dock-to-dock Autorouting en vervolgens op:
- Gehele route als u wilt dat het systeem nieuwe routepunten
toevoegt tussen het eerste en het laatst routepunt van een
open route.
- Selectie als u met de hand de routepunten wilt selecteren
die het begin- en eindpunt voor Autorouting bepalen.
Selecteer de gewenste routepunten. De geselecteerde
routepunten zijn rood. U kunt maar twee routepunten
selecteren. Het systeem negeert eventuele routepunten
tussen uw begin- en eindpunt.
3. Selecteer Accepteren om de automatische routebepaling te
starten.
62
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
- Als de automatische routebepaling is voltooid, wordt een
preview van de route weergegeven. De veilige en onveilige
gebieden van de etappes worden met verschillende kleuren
aangeduid. Navionics gebruikt rood (onveilig) en groen
(veilig), en C-MAP gebruikt rood (onveilig), geel (gevaarlijk) en
groen (veilig).
4. Als het nodig is, kunt u in de previewmodus de routepunten
verplaatsen.
5. Selecteer Behouden om de positie van de routepunten te
accepteren.
6. Herhaal eventueel stap 2 (Selectie) en stap 3 als u wilt dat het
systeem automatisch routepunten plaatst voor andere delen
van de route.
7. Selecteer Opslaan om de automatische routebepaling te
voltooien en de route op te slaan.
Voorbeelden van Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing
• De optie Hele route is gebruikt nadat het eerste en laatste
routepunt zijn geselecteerd.
Eerste en laatste routepunt Resultaat na automatische routebepaling
• De optie Selectie is gebruikt voor automatische routebepaling
voor een deel van de route.
Twee routepunten zijn geselecteerd Resultaat na automatische routebepaling
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
63
Het dialoogvensterRoute wijzigen
U kunt routepunten toevoegen en verwijderen in het
dialoogvenster Route wijzigen. U kunt dit dialoogvenster activeren
door de pop-up van een actieve route te selecteren, of vanuit het
menu.
Het dialoogvenster is ook toegankelijk via het hulpprogramma
Routes op de Home pagina.
Trails
Trails vormen een grafische weergave van het historische pad van
een vaartuig, zodat u kunt achterhalen welke route u hebt afgelegd.
Trails kunnen omgezet worden in routes in het dialoogvenster
Wijzigen.
Het systeem is in de fabriek zo ingesteld dat de beweging van het
vaartuig automatisch wordt gevolgd en getoond op het
kaartpaneel. Het systeem blijft de Trails opnemen totdat het
maximumaantal punten wordt bereikt. Daarna worden de oudste
punten overschreven.
De automatisch volgfunctie kan uitgeschakeld worden in het
dialoogvenster Trails .
Nieuwe Trails aanmaken
U kunt een nieuwe trail starten in het dialoogvenster Trails dat u
activeert met behulp van de tool Trails op de Home pagina.
64
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Trails-instellingen
Trails worden samengesteld uit een serie punten die verbonden
worden door lijnsegmenten, afhankelijk van de frequentie van de
opname.
U kunt zelf trailpunten positioneren op basis van tijd of afstand, of
automatisch een waypoint door het systeem laten positioneren als
er een koerswijziging geregistreerd wordt.
Ú
Notitie: Ook moet de optie Trails zijn ingeschakeld in de
kaartinstellingen om zichtbaar te zijn.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
65
Navigeren
Met behulp van de navigatiefunctie van het systeem kunt u naar de
cursorpositie, een waypoint of langs een eerder opgegeven route
navigeren.
Als uw systeem over een stuurautomaat beschikt, kan deze worden
ingesteld om het vaartuig automatisch te besturen.
Ga naar "Waypoints, routes en trails" op pagina 56 voor meer informatie
over het plaatsen van waypoints en het uitzetten van routes.
Stuurpaneel
Het stuurpaneel kan worden gebruikt om informatie weer te geven
tijdens het navigeren. Het paneel wordt geactiveerd vanaf de
Home pagina, in volledig scherm of als onderdeel van een pagina
met meerdere panelen.
1 Datavelden
2 Vaartuigrichting
3 Peiling naar waypoint
4 Bestemmingspunt
6
66
Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding
5 Peilingslijn met toegestane limiet voor koersafwijking
Bij het volgen van een route toont de peilingslijn de
gewenste koers van het ene waypoint naar het volgende.
Tijdens het navigeren naar een waypoint (cursorpositie,
MOB of een ingevoerde lengte- en breedtegraadpositie),
toont de peilingslijn de gewenste koers vanaf het startpunt
van de navigatie naar het waypoint.
6 Vaartuigsymbool
Geeft de afstand en peiling aan, relatief ten opzichte van de
gewenste koers. Als de XTE (koersafwijking) de
gedefinieerde XTE-limiet overschrijdt, wordt dit aangegeven
met een rode pijl en de afstand vanaf de tracklijn.
Raadpleeg "XTE-limiet" op pagina 69.
Gegevensvelden
Het stuurpaneel geeft de volgende informatie:
XTE Koersafwijking
SOG Grondsnelheid
COG Grondkoers
POS Positie
DTD Afstand tot bestemming
TTD Tijd tot bestemming
Navigeren naar cursorpositie
U kunt navigeren naar een cursorpositie op iedere kaart, radar,
ofSonar-paneel.
Plaats de cursor op de geselecteerde bestemming op het paneel, en
selecteer vervolgens de optie Ga naar cursor in het menu.
Ú
Notitie: De optie Ga naar cursor is niet beschikbaar als u al
aan het navigeren bent.
Navigeren van een route
U kunt een route navigeren vanuit het kaartpaneel of vanuit het
dialoogvenster Route.
Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding
67
Wanneer een routenavigatie is gestart, wordt het menu
uitgevouwen en ziet u opties voor het annuleren van de navigatie,
het overslaan van een waypoint en het opnieuw starten van de
route vanaf de huidige positie van het vaartuig.
Een route starten op het kaartpaneel
Activeer een route op het paneel en selecteer vervolgens de optie
voor routenavigatie in het menu.
U kunt een routepunt selecteren om de navigatie vanaf een
geselecteerde positie te starten.
Een route starten op het stuurpaneel
Selecteer in het menu de optie Route starten en vervolgens de
details in de dialoogvensters.
Navigatie van een route starten in het dialoogvenster
Route
U kunt de navigatie starten in het dialoogvenster Route dat u
activeert door:
• De tool Route te selecteren op de Home pagina
• De routedetails te selecteren in het menu
68
Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Navigeren met de stuurautomaat
Wanneer u begint met navigeren op een systeem met een
stuurautomaat, wordt u gevraagd om de stuurautomaat in de
navigatiemodus te zetten.
Als u ervoor kiest om de stuurautomaat niet te gebruiken, dan kan
deze later met de stuurautomaatcontroller in de navigatiemodus
worden gezet.
Ga voor meer informatie over de stuurautomaatfunctionaliteit naar
"Stuurautomaat" op pagina 109.
Navigatie-instellingen
Aankomst radius
Stelt een onzichtbare cirkel rond het bestemming waypoint in.
Het vaartuig wordt beschouwd als aangekomen bij het waypoint
wanneer het zich binnen deze radius bevindt.
XTE limiet
Met deze instelling bepaalt u hoe ver de boot mag afwijken van de
geselecteerde route; als de boot voorbij deze limiet gaat, wordt er
een alarm geactiveerd.
Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding
69
XTE alarm (koersafwijking)
Hiermee zet u het XTE alarm aan/uit.
Trails
Hiermee opent u het dialoogvenster Trails, waarin u de instellingen
voor sporen kunt aanpassen en sporen naar routes voor navigatie
kunt converteren. Zie "Trails naar routes converteren" op pagina 61.
Type loggen
U hebt de keuze om trail punten te plaatsen op basis van tijd,
afstand, of door het apparaat automatisch een punt te laten
plaatsen als er een koerswijziging is geregistreerd.
Selecteer een van de volgende typen loggen in het dialoogvenster
Navigatie instellingen:
• Auto - het apparaat plaatst automatisch een punt wanneer er
een koerswijziging is geregistreerd.
• Afstand - selecteer het veld Afstand en voer de afstand in
waarmee u wilt loggen.
• Tijd - selecteer het veld Tijd en voer de tijd in waarmee u wilt
loggen.
Fantoom Loran
Gebruik van het Fantoom Loran positionering systeem inschakelen.
Loran instellingen
Definieert Loran ketens (GRI) en voorkeursstation voor waypoint
invoer, cursorpositie en positiepaneel.
De afbeelding toont een cursorpositie venster met Loran positie
informatie.
Voor meer informatie raadpleegt u de documentatie van uw Loran
systeem.
70
Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Sonar
De Sonar-functie geeft een beeld van het water en de bodem onder
uw vaartuig, zodat u vis kunt opsporen en de structuur van de
bodem kunt zien.
Het Sonar-beeld
1 Visbogen
2 Historie-overzicht*
3 Temperatuurgrafiek*
4 Diepte bij cursor
5 Amplitudebereik*
6 Zoom(bereik)-knoppen
7 Waterdiepte en watertemperatuur op cursorlocatie
8 Bereikschaal
9 Bodem
* Optionele Sonar-items.
Ú
Notitie: U kunt de optionele sonaritems individueel in-/
uitschakelen. Zie "Weergaveopties" op pagina 80.
7
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
71
Meervoudige Sonar
U kunt de bron van de Sonar voor het beeld opgeven in het Sonar-
paneel. U kunt twee bronnen tegelijkertijd weergeven middels een
gesplitst paneel. Voor meer informatie over het selecteren van de
bron voor een paneel raadpleegt u "Bron" op pagina 75.
Het beeld zoomen
U kunt het beeld zoomen door:
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
• uw vingers samen te knijpen of te spreiden op het scherm
• de toetsen +/- te gebruiken
Het zoomniveau wordt linksonder op het beeld getoond.
Als u inzoomt, wordt de zeebodem onder aan het scherm
gehouden, ongeacht of dit binnen het auto-bereik of het
handmatig bereik valt.
Als het bereik aanmerkelijk lager is ingesteld dan de werkelijke
diepte, is de unit niet in staat tijdens het zoomen de bodem te
vinden.
Als de cursor actief is, zoomt de unit in op de cursorpositie.
Zoombalk
De zoombalk wordt getoond als u het beeld zoomt.
Versleep de zoombalk verticaal om verschillende delen van de
waterkolom weer te geven.
Gebruik van de cursor op het beeld
De cursor kan worden gebruikt om een afstand tot een doel te
meten, om een positie te markeren en om doelen te selecteren.
De cursor wordt niet standaard getoond op het beeld.
Als u de cursor op het beeld plaatst, pauzeert het scherm, wordt de
diepte op de cursorpositie getoond en worden het
informatievenster en de historiebalk geactiveerd.
Om de cursor en de cursorelementen van het paneel te
verwijderen, selecteert u Cursor wissen of drukt u op de toets X.
72
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Historie weergeven
Als de cursor op het paneel Sonar wordt getoond, wordt de
schuifbalk boven aan het paneel getoond. De schuifbalk toont het
beeld dat u op dat moment bekijkt ten opzichte van de gehele
opgeslagen Sonar-beeldhistorie.
Als de schuifbalk helemaal rechts staat, geeft dat aan dat u de meest
recente echo's bekijkt. Als u de cursor naar de linkerkant van het
scherm verplaatst, schuift de historiebalk naar links. Het automatisch
scrollen als er nieuwe echo's worden ontvangen, wordt
uitgeschakeld.
U kunt de sonarhistorie weergeven door het beeld te pannen. U
kunt ook de overzichtsfunctie gebruiken om de historie te pannen.
Raadpleeg "Overzicht" op pagina 82.
Om terug te gaan naar normaal scrollen, selecteert u Cursor
wissen of drukt u op de toets X.
Het beeld instellen
Gebruik de menu-opties van Sonar om het beeld in te stellen. Als de
cursor actief is, worden sommige opties in het Sonar-menu
vervangen door functies in de cursormodus. Selecteer Cursor
wissen om terug te gaan naar het normale Sonar-menu.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte die zichtbaar is op het
scherm.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
73
Frequentie
De unit ondersteunt meerdere transducerfrequenties. Beschikbare
frequenties hangen af van het model van de aangesloten
transducer.
U kunt twee frequenties tegelijk bekijken door op de Home pagina
te kiezen voor dubbele Sonar-panelen.
Gevoeligheid
Door de gevoeligheid te verhogen, worden op het scherm meer
details weergegeven. Door de gevoeligheid te verlagen, worden
minder details weergegeven. Te veel details maken het scherm
onoverzichtelijk. Aan de andere kant worden gewenste echo's
mogelijk niet getoond als de gevoeligheid te laag staat.
Ú
Notitie: Auto-gevoeligheid is de voorkeursmodus voor de
meeste omstandigheden.
Auto-gevoeligheid
Deze functie past automatisch de sonarecho's aan aan de optimale
niveaus. Auto-gevoeligheid kan worden afgesteld (+/-) op uw
voorkeur met behoud van de auto-gevoeligheidsfunctionaliteit.
Kleurlijn
Hiermee kan de gebruiker de kleuren van het display aanpassen om
de zachtere doelen beter te kunnen onderscheiden van de hardere.
De kleurlijn aanpassen kan helpen om vis en belangrijke structuren
op of bij de bodem te onderscheiden van de werkelijke bodem.
Aanpassen van gevoeligheid en kleurlijn
Selecteer de menu-opties Gevoeligheid of Kleurlijn in het Sonar
menu en pas ze aan door de balk verticaal te slepen of met de
cursortoetsen.
Ú
Notitie: Kleine aanpassingen kunnen worden uitgevoerd door
te tikken boven of onder de schuifbalk of te drukken op de
cursortoetsen.
Ú
Notitie: Als de schuifbalk Gevoeligheid of Kleurlijn wordt
weergegeven, wordt deze automatisch geselecteerd en
kunnen aanpassingen omhoog/omlaag worden uitgevoerd
met de cursortoetsen.
74
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bron
Druk hierop om in het geselecteerde paneel de bron voor het beeld
op te geven.
U kunt twee bronnen tegelijkertijd weergeven middels een gesplitst
paneel. De menu-items voor elk paneel werken onafhankelijk van
elkaar.
De bron kan de interne Sonar, een ander MFD in het Ethernet-
netwerk of een module van Sonar zijn. Raadpleeg de
installatiehandleiding van HDS Carbon voor meer informatie over
het definiëren van bronnen.
Ú
Notitie: Bij gebruik van twee transducers op hetzelfde
frequentiebereik kan er interferentie ontstaan tussen de twee
transducers en worden deze in het beeld mogelijk
weergegeven als verticale lijnen. U kunt dit voorkomen door
een transducer in te stellen op een frequentiebereik
(bijvoorbeeld Medium CHIRP) en de andere transducer op een
ander frequentiebereik (bijvoorbeeld High CHIRP) met de
menuoptie Frequentie.
Fishfinder stoppen
Selecteer de menuoptie Fishfinder stoppen om de fishfinder te
laten stoppen met pingen. Gebruik de optie Fishfinder stoppen
wanneer u de fishfinder wilt stoppen, maar het apparaat niet wilt
uitschakelen.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
75
Geavanceerde opties
De optie Geavanceerd is alleen beschikbaar als de cursor niet actief
is.
Ruisonderdrukking
Signaalinterferentie van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen
kunnen echo's veroorzaken op het beeld.
De optie ruisonderdrukking filtert de signaalstoring en vermindert
de echo's op het scherm.
Oppervlak helderheid
Golven, kielzog en temperatuurinversie kunnen dicht bij het
oppervlak ruis op het scherm veroorzaken. Met de optie Oppervlak
helderheid kunt u de hoeveelheid ruis verminderen, door de
gevoeligheid van de ontvanger dicht bij de oppervlakte lager te
zetten.
Verschuifsnelheid
U kunt de scrolsnelheid van het beeld op het scherm selecteren. Bij
een hoge scrolsnelheid wordt het beeld snel bijgewerkt, terwijl een
lage scrolsnelheid een langere historie presenteert.
Ú
Notitie: In bepaalde omstandigheden moet u de scrolsnelheid
wellicht aanpassen voor een bruikbaarder beeld. U kunt de
scrolsnelheid van het beeld bijvoorbeeld verhogen als u
verticaal vist zonder verplaatsing.
Pingsnelheid
De pingsnelheid bepaalt de snelheid waarmee de transducer het
signaal in het water verzendt. De pingsnelheid is standaard
ingesteld op max. Mogelijk moet de pingsnelheid worden gewijzigd
om storing te beperken of om deze aan te passen aan specifieke
viscondities.
Handmatige modus
Handmatige modus is een geavanceerde gebruikersmodus die de
digitale dieptecapaciteit beperkt, zodat de unit alleen sonarsignalen
verwerkt in het geselecteerde bereik. Hierdoor zal het display soepel
blijven scrollen als de bodemdiepte buiten het transducer-bereik
76
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
valt. Als de unit in handmatige modus is, ontvangt u mogelijk geen
of onjuiste diepte-informatie.
Opname van loggegevens starten
U kunt de opname van loggegevens starten en het bestand intern
opslaan in de unit, of op een kaart die in de kaartlezer van de unit is
geplaatst.
U kunt het dialoogvenster Sonar loggen activeren via de
menuoptie Geavanceerd of in het dialoogvenster
Sonarinstelingen.
Wanneer de gegevens worden opgenomen, knippert er in de
linkerbovenhoek een rood symbool en verschijnt er regelmatig een
bericht onder in het scherm.
Bestandsnaam
Geef de opname (log) een naam.
Bestandsformaat
Selecteer een bestandsindeling in de vervolgkeuzelijst: slg (alleen
Sonar), xtf (alleen Structure*), sl2 (Sonar en Structure) of sl3 (inclusief
StructureScan 3D).
Ú
Notitie: Het xtf-formaat kan alleen gebruikt worden met
bepaalde Sonar-weergavehulpmiddelen van derden.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
77
Opslaan in
Select of de opname intern opgeslagen moet worden, of op een
geheugenkaart in de kaartlezer.
Bytes per peiling
Selecteer hoeveel bytes per seconde gebruikt moeten worden bij
het opslaan van het logbestand. Meer bytes geven een betere
resolutie, maar zorgen dat het bestand groter wordt in vergelijking
met het gebruik van een lagere byte-instelling.
StructureMap aanmaken
Als StructureScan beschikbaar is op het netwerk, kunt u de .sl2
of .sI3 logs converteren naar StructureMap indeling (.smf) als de
opname klaar is. Het logbestand kan ook geconverteerd worden
naar StructureMap indeling via de optie Bestanden.
Uploaden naar Insight Genesis
Als de opname klaar is, worden de bestanden verzonden naar
Insight Genesis als u bent verbonden met een draadloze hotspot.
Raadpleeg "Draadloze verbinding" op pagina 129 voor informatie over
draadloze hotspots.
Privacy
Als uw geselecteerde Insight Genesis-account dit toestaat, kunt u de
opgenomen logbestanden instellen als Privé of Openbaar in Insight
Genesis.
Resterende tijd
Toont de resterende toegewezen tijd die beschikbaar is voor
opnamen.
Opname van loggegevens stoppen
Selecteer Stop in het dialoogvenster Sonar loggen om de opname
van alle sonarloggegevens te stoppen.
Ú
Notitie: Als u de optie Uploaden naar Insight Genesis hebt
geselecteerd en bent verbonden met een draadloze hotspot,
worden uw opgenomen bestanden verzonden naar Insight
Genesis, waar u Stop kunt selecteren.
78
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De vastgelegde echogegevens weergeven
U kunt zowel intern als extern opgeslagen echogegevens bekijken
als de optie Sonarlog weergeven is geselecteerd in het
dialoogvenster Sonarinstellingen. Raadpleeg "Sonarinstellingen" op
pagina 83.
Het logbestand wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt
het scrollen en de weergave vanuit de menu-optie Nogmaals
afspelen.
U kunt de cursor gebruiken op het beeld dat nogmaals wordt
afgespeeld, en het beeld pannen als een normaal echobeeld.
Als er meer dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde
echobestand, kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
U kunt de modus Nogmaals afspelen afsluiten door op de knop X te
drukken of door het symbool X te selecteren in de
rechterbovenhoek van het beeld dat nogmaals wordt afgespeeld.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
79
Sonar Weergaveopties
Selecteer de optie Bekijken in het menu Sonar om de
weergaveopties te bekijken.
Opties voor gesplitst scherm
Zoomen
1 Zoomniveau
2 Zoom-balken
De Zoom-modus presenteert aan de linkerkant van het paneel een
vergrote weergave van het echobeeld. Standaard staat het
zoomniveau op 2x. U kunt kiezen voor maximaal 8x zoomen in het
vervolgkeuzemenu, via de knoppen +/-, of de zoomknoppen (+ of
-). De zoom-balken voor het bereik aan de rechterkant van het
display tonen het vergrote bereik. Als u de zoomfactor vergroot,
wordt het bereik verkleind. U ziet dit als een verkleinde afstand
tussen de zoombalken.
Bodemvergrendeling
De bodemvergrendelingsmodus is handig als u echo's dicht bij de
bodem wilt weergeven. In deze modus toont de linkerkant van het
paneel een beeld waar de bodem vlakker wordt. De bereikschaal
wordt veranderd zodat deze vanaf de zeebodem (0) naar boven
meet. De bodem en de nullijn worden altijd op het linkerpaneel
80
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
getoond, ongeacht de bereikschaal. De schaalfactor voor het beeld
aan de linkerkant van het paneel wordt ingesteld zoals beschreven
voor de zoom-optie.
Flitser
In Flitser-modus wordt in het linkerpaneel een flitser-echoloodbeeld
en in het rechterpaneel een gewoon echoloodbeeld weergegeven.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn
geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Temperatuur grafiek
De temperatuur grafiek wordt gebruikt om veranderingen in de
watertemperatuur te illustreren.
Indien ingeschakeld, worden een gekleurde lijn en
temperatuurwaarden op het beeld van de Sonar weergegeven.
Dieptelijn
Er kan een dieptelijn op het bodemoppervlak worden
weergegeven, zodat de bodem gemakkelijker van vis en structuren
te onderscheiden is.
Signaalhoogte instellen
Signaalhoogte instellen is een weergave van real-time echo's die op
het paneel verschijnen. De sterkte van de feitelijke echo wordt
aangegeven door de breedte en kleurintensiteit.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
81
Voorbeeld
U kunt alle beschikbare sonar historie boven aan het fishfinder
scherm weergeven. De Voorbeeld balk toont een foto van de
beschikbare sonar historie. U kunt door de sonar historie bladeren
door de voorbeeld schuifbalk horizontaal te slepen. Standaard is
Voorbeeld ingeschakeld als de cursor actief is.
Vis aanduiding
U kunt de manier selecteren waarop de echo's op het beeld
moeten verschijnen. U kunt bovendien aangeven of u een
waarschuwing wilt krijgen als er een visaanduiding verschijnt op het
paneel.
Traditionele visecho's Vissymbolen Vissymbolen en diepte-
indicatie
Ú
Notitie: Niet alle vissymbolen zijn ook echt vissen.
82
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Sonar-instellingen
Interne Sonar
Druk hierop om de interne Sonar beschikbaar te maken voor
selectie in het Sonar-menu. Raadpleeg voor informatie over het
selecteren van de paneelbron "Bron" op pagina 75.
Wanneer dit is uitgeschakeld, wordt de interne Sonar in de unit
uitgeschakeld. Deze wordt niet weergegeven als Sonar-bron voor
een unit in het netwerk. Selecteer deze optie op een unit in uw
netwerk waarop geen transducer is aangesloten.
Netwerk Sonar
U kunt de Sonar-beelden van deze unit delen met andere units die
zijn verbonden met het Ethernet-netwerk.
Raadpleeg voor informatie over het instellen van Sonar de aparte
Installatiehandleiding van HDS Carbon.
Overlay DownScan
Wanneer een DownScan-bron is aangesloten op uw systeem, kunt
u DownScan-beelden weergeven als overlay op het normale Sonar-
beeld.
Wanneer Sonar-menu is geactiveerd, wordt het aangevuld met een
aantal basisopties voor DownScan.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
83
Selecteer Overlay in het structuuroptiemenu om het niveau van de
structuuroverlay op het scherm aan te passen. U kunt aanpassingen
maken met de overlayschuifbalk.
Vismodus
Deze functie bestaat uit een vooraf ingesteld pakket
sonarinstellingen die ontworpen zijn voor specifieke viscondities.
Ú
Notitie: Het selecteren van de juiste vismodus is essentieel voor
optimale sonarprestaties. Als u na het opstarten de configuratie
van de apparatuur hebt voltooid, is de juiste vismodus al
geselecteerd.
Vismodus Diepte Palet
Algemeen gebruik ≤ 305 m (1.000
voet)
Witte achtergrond
Ondiep water ≤ 18 m (60 voet) Witte achtergrond
Zoetwater ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Diep water ≤ 1524 m (5.000
voet)t
Diep blauw
Langzaam trollen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Snel trollen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Helder water ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
IJsvissen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Reset de visserij-modus
Resets geselecteerde visserij-modus naar de standaardinstellingen,
zodat u instellingen wissen aanpassingen uitvoert met een visserij-
modus.
Log sonar
Selecteer deze optie om het vastleggen van Sonar-gegevens te
starten of te stoppen. Raadpleeg voor meer informatie "Opname van
loggegevens starten" op pagina 77.
Deze optie is ook beschikbaar onder de optie Geavanceerd in het
Sonar-menu.
84
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Sonar-log weergeven
Wordt gebruikt om Sonar-opnamen weer te geven. Het logbestand
wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt het scrollen en
de weergave vanuit het menu.
U kunt de cursor op het beeld gebruiken, afstanden meten en
weergaveopties instellen zoals op een live Sonar-beeld. Als er meer
dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde Sonar-bestand,
kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
U kunt de weergavefunctie afsluiten door de X in de
rechterbovenhoek te selecteren of door op de knop X te drukken.
Structure diepte offset
Instelling voor structuurtransducers.
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de
bodem. Daardoor zijn de gemeten waterdiepten exclusief de
afstand tussen de transducer en het laagste punt van de boot in het
water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
Doe het volgende om de diepte vanaf het laagtepunt van de boot
tot aan de bodem weer te gegeven. Voordat u de structuur-offset
instelt, meet u de afstand vanaf de structuurtransducer tot aan het
laagste punt van de boot in het water. Als die afstand bijvoorbeeld
0,3 m (1 ft) is, dan wordt de invoer (minus) -0,3 m (-1 ft).
Doe het volgende om de diepte vanaf het wateroppervlak tot aan
de bodem weer te gegeven. Voordat u de structuur-offset instelt,
meet u de afstand vanaf de structuurtransducer tot het
wateroppervlak. Als die afstand bijvoorbeeld 0,3 m (1 ft) is, wordt de
invoer (plus ) 0,3 m (1 ft).
Bij een instelling van 0 (nul) wordt de diepte weergegeven als de
afstand vanaf de transducer tot aan de bodem.
Installatie
Wordt gebruikt om te definiëren welke Sonar-bronnen beschikbaar
zijn om te selecteren in de menu-optie Bron. Raadpleeg voor
informatie over het definiëren van bronnen de afzonderlijke
installatiehandleiding van HDS Carbon. Voor informatie over het
selecteren van de bron raadpleegt u "Bron" op pagina 75.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
85
StructureScan
StructureScan gebruikt hoge frequenties om een fotoachtig beeld
met hoge resolutie van de zeebodem te maken.
Ú
Notitie: Er dient een StructureScan HD-, TotalScan- of
StructureScan 3D-transducer geïnstalleerd te zijn om de
StructureScan-functies te kunnen gebruiken.
StructureScan biedt een grote, gedetailleerde dekking met
SideScan, terwijl DownScan gedetailleerde beelden maakt van
structuren en vissen recht onder uw boot. De pagina StructureScan
is toegankelijk vanaf de Home pagina als de transducer verbonden
is.
Ú
Notitie: StructureScan 3D wordt ook ondersteund.
StructureScan 3D is een meerstraals sonarsysteem waarmee
vissers onderwaterstructuur en bodemcontouren kunnen zien
in aanpasbare, driedimensionale weergaven. Voor meer
informatie over StructureScan 3D raadpleegt u de afzonderlijke
documentatie van StructureScan 3D.
Het StructureScan beeld
De weergave
Het paneel StructureScan kan worden ingesteld als DownScan-
beeld of als links/rechts-scanner.
Het DownScan-beeld kan ook worden toegevoegd als overlay over
het traditionele Sonar-beeld.
8
86
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
1 Diepte
Ú
Notitie: De dieptemeting is afhankelijk van de
instelling van Structure diepte offset. Zie voor meer
informatie "Structure diepte offset" op pagina 85
2 Temperatuur
3 Bodem
4 Frequentie
5 Zoompictogrammen (DownScan) / Bereikpictogrammen
(SideScan)
6 Bereikschaal
Het StructureScan-beeld zoomen
U kunt een StructureScan-beeld zoomen door:
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
• uw vingers samen te knijpen of te spreiden op het scherm
• de toetsen +/- te gebruiken
Het zoomniveau wordt linksonder op het paneel getoond.
Gebruik van de cursor op het paneel
StructureScan
De cursor wordt standaard niet getoond op het StructureScan-
beeld.
Als u de cursor op het beeld plaatst, pauzeert het scherm, wordt de
diepte op de cursorpositie getoond en worden het
cursorinformatievenster en de historiebalk geactiveerd. Op een
DownScan-beeld wordt de diepte op de cursorpositie getoond.
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
87
Als u de cursor op een SideScan-beeld plaatst, pauzeert het scherm
en wordt het cursorinformatievenster geactiveerd. Op een
SideScan-beeld wordt de afstand links/rechts van het vaartuig tot
de cursor op de cursorpositie getoond.
Om de cursor en de cursorelementen van het paneel te
verwijderen, drukt u op de toets X of selecteert u de optie Cursor
wissen .
StructureScan-historie weergeven
Als de cursor actief is op een DownScan-paneel, wordt de
historiebalk boven aan het paneel getoond.
Het gemarkeerde deel van de historiebalk toont het beeld dat u op
dat moment bekijkt ten opzichte van de gehele opgeslagen
StructureScan-beeldhistorie. U kunt de historie pannen door het
beeld of het gemarkeerde deel van de historiebalk naar links of
rechts te slepen.
In een SideScan-weergave kunt u het beeld pannen om de zijden
en historie te bekijken, door het beeld naar links, rechts en omhoog
te slepen.
Om terug te gaan naar normaal StructureScan scrollen, selecteert u
Cursor wissen of drukt u op de knop X.
88
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Het StructureScan-beeld instellen
Gebruik het StructureScan-menu om het beeld in te stellen. Als de
cursor actief is, worden sommige opties in het menu vervangen
door functies in de cursormodus. Selecteer Cursor wissen om
terug te gaan naar het normale menu.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte en het SideScan-bereik
dat zichtbaar is op het scherm.
Auto-bereik
Wanneer het bereik is ingesteld op Auto, stelt het systeem het
bereik automatisch in afhankelijk van de waterdiepte.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
U kunt kiezen tussen verschillende vooraf ingestelde bereikniveaus.
StructureScan frequenties
StructureScan ondersteunt twee frequenties. 455 kHz geeft in de
meeste situaties een ideaal bereik en beeldkwaliteit, terwijl 800 kHz
wordt gebruikt voor meer details in ondiep water.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Om de instelling voor contrast aan te passen:
1. Selecteer het pictogram Contrastpictogram of activeer de optie
Contrast in het menu om de kleuraanpassingsbalk weer te
geven
2. Sleep de balk omhoog of omlaag om de gewenste
contrastinstelling te selecteren, of kies Auto contrast.
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
89
Ú
Notitie: We raden u aan om Auto contrast te gebruiken.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn
geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Bekijken
U kunt de StructureScan-pagina instellen als DownScan-beeld,
alleen links, alleen rechts of als links/rechts-scanner.
Fishfinder stoppen
Gebruik de menuoptie Fishfinder stoppen wanneer u de
StructureScan transducer wilt uitschakelen, maar het apparaat zelf
niet wilt uitschakelen.
Geavanceerde instellingen StructureScan
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken.
Deze optie reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van
de ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Ú
Notitie: Oppervlaktehelderheid is standaard ingesteld op Laag,
voor optimale beeldontvangst en helderheid.
Ruisonderdrukking
Signaalstoringen van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen
kunnen ruis op het fishfinder scherm veroorzaken. De
ruisonderdrukking optie filter de signaalstoringen uit en zorgt
daardoor voor minder ruis op het scherm.
Ú
Notitie: Standaard staat Ruisonderdrukking aan ten behoeve
van optimale echo's en duidelijkheid.
Het StructureScan-beeld naar links/rechts omkeren
Indien nodig kunnen de links/rechts-beelden van StructureScan
worden omgekeerd zodat ze overeenkomen met richting van de
transducerinstallatie.
90
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bereiklijnen
Bereiklijnen kunnen aan het beeld worden toegevoegd om het
schatten van diepte (Downscan) en afstand (SideScan) te
vergemakkelijken.
Voorbeeld
U kunt het sonar historie voorbeeld uitschakelen, het altijd boven
aan het scherm weergeven, of het alleen weergeven wanneer de
cursor actief is. Standaard wordt het sonar historie voorbeeld
weergegeven als de cursor actief is.
StructureScan-gegevens opnemen
U kunt StructureScan-gegevens opnemen en het bestand intern
opslaan in de unit of op een geheugenkaart, zoals beschreven in
"Opname van sonargegevens starten" op pagina 77.
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
91
SpotlightScan
Om de SpotlightScan functie te gebruiken, moet de SpotlightScan
transducer aan de trollingmotor worden gemonteerd en de
trollingmotor positiesensor moet aan het pedaal van de
trollingmotor worden gemonteerd. De SpotlightScan functie toont
structuren en vissen vóór en rond de boot zonder die gedeelten te
verstoren voordat u de kans hebt gehad ze te bevissen. De
trollingmotor positiesensor zorgt ervoor dat de SpotlightScan
echo's in overeenstemming zijn met de oriëntatie van de
trollingmotor. Voor installatie-instructies raadpleegt u de
SpotlightScan Installatiehandleiding.
De SpotlightScan transducer kan worden gebruikt voor
SpotlightScan beelden, Downscan beelden, of als conventionele
breedband/CHIRP transducer.
De SpotlightScan transducer werkt met de meeste MotorGuide en
Minn Kota kabelbestuurde trollingmotoren. De scansnelheid wordt
geregeld door de draaisnelheid van de trollingmotor die met het
pedaal wordt geregeld.
Het SpotlightScan beeld
1 Waterkolom
9
92
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
2 Bodem
3 Dubbele scanbundels
SpotlightScan instellen
Configureren van de koerssensor voor de trollingmotor
U moet de koerssensor met het pedaal van de trollingmotor
configureren.
1. Selecteer Netwerk in het dialoogvenster Instellingen.
2. Selecteer Apparatenlijst.
3. Selecteer de positiesensor (SLS-100).
4. Selecteer Kalibreren in het dialoogvenster apparaat informatie.
5. Selecteer het voetpedaal van uw trollingmotor.
6. Selecteer Kalibreren
7. Selecteer OK in het bevestigingsvenster.
SpotlightScan beelden weergeven
Om SpotlightScan beelden weer te geven, moet u eerst de
SpotlightScan functie inschakelen via het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen. Voor meer informatie raadpleegt u
"Extra" op pagina 178.
1. Selecteer de Structuur applicatie op de Home pagina.
2. Selecteer de menuoptie Bekijken.
3. Selecteer de menuoptie Spotlight.
U kunt pagina's met meerdere panelen instellen om SpotlightScan,
breedband fishfinder en DownScan beelden tegelijkertijd te
bekijken. U kunt SpotlightScan en SideScan beelden niet
tegelijkertijd bekijken.
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
93
Het SpotlightScan beeld uitlijnen
U moet het SpotlightScan beeld uitlijnen met de richting waarin de
trollingmotor wijst. Als het beeld niet correct is uitgelijnd met de
trollingmotor, komt de oriëntatie van het beeld niet overeen met de
onderwateromgeving onder uw boot.
1. Plaats uw trollingmotor zo dat deze recht vooruit wijst
2. Open de optie Geavanceerd in het structuurmenu
3. Selecteer Positie-aanpassing
4. Verschuif de schuifbalk voor Positie-aanpassing zo dat de
bovenkant van de V boven in het scherm in het midden staat.
Ú
Notitie: De V op het scherm Structuur vertegenwoordigt de
bundels van de SpotlightScan transducer. Het brede uiteinde
van de V dient te worden uitgelijnd in de richting waarin de
trollingmotor wijst.
Ú
Notitie: Gebruik de pijlindicator bovenop de trollingmotor niet
als richtingwijzer, want deze is mogelijk niet goed uitgelijnd
met de trollingmotor.
SpotlightScan opties
De SpotlightScan menuopties zijn beschikbaar in het Structuur
menu.
Bereik
U kunt instellen hoeveel van het gebied rond uw boot op het
scherm wordt weergegeven, door het bereik groter of kleiner te
maken.
Frequentie
SpotlightScan kan met 800 kHz of 455 kHz worden gebruikt. 800 kHz
geeft de hoogste resolutie en een kleiner bereik. 455 kHz geeft het
grootste bereik, maar met een lagere resolutie.
Geavanceerde SpotlightScan instellingen
Oppervlak helderheid
Golven, kielzog en temperatuurinversies kunnen dicht bij het
oppervlak ruis op het scherm veroorzaken. Met de optie Oppervlak
helderheid kunt u de hoeveelheid ruis verminderen, door de
94
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
gevoeligheid van de ontvanger dicht bij de oppervlakte lager te
zetten.
Ruisonderdrukking
Signaalstoringen van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen
kunnen ruis op het fishfinder scherm veroorzaken. De
ruisonderdrukking optie filter de signaalstoringen uit en zorgt
daardoor voor minder ruis op het scherm.
Fishfinder loggen
U kunt fishfinder data loggen en het bestand intern in de HDS
Carbon opslaan, of op een microSD kaart, zoals beschreven in
"Fishfinder data opnemen" op pagina 77.
Positie aanpassen
U moet het SpotlightScan beeld afstellen in de richting waarin de
motor wijst. Zie "Afstellen van het SpotlightScan beeld" op pagina 94.
Kijk vooruit
U kunt het grootste deel van het scherm door de bovenste helft van
het beeld laten vullen, om een beter beeld te krijgen van wat zich
vóór u bevindt. Selecteer Geavanceerd en daarna de optie Kijk
vooruit in het Structuur menu om deze optie aan of uit te zetten.
Contrast
Het contrast bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en
donkere gebieden van het scherm. Dit maakt het gemakkelijker om
onderwerpen te onderscheiden van de achtergrond.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn
geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Bekijken
U kunt kiezen tussen SpotlightScan en DownScan.
Fishfinder stoppen
Hiermee pauzeert u de fishfinder. Selecteer de optie opnieuw om
de fishfinder opnieuw te starten.
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
95
Tips voor het gebruik van SpotlightScan
• Zorg dat de trollingmotor kabel zonder kronkels of lussen loopt,
om vervorming van het beeld te voorkomen.
• Laat de trollingmotor met een langzame, constante snelheid
draaien om de beste resultaten te bereiken.
• Door het bereik kleiner te maken, wordt de waterkolom groter,
wat het beste zicht geeft op visactiviteit onder de boot.
96
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
StructureMap
De StructureMap functie projecteert SideScan beelden van een
StructureScan bron als overlay op de kaart. Dit maakt het
gemakkelijker om de onderwater omgeving ten opzichte van uw
positie te visualiseren en helpt bij het interpreteren van SideScan
beelden.
Het StructureMap-beeld
In het onderstaande voorbeeld ziet u een kaartpaneel met een
structuuroverlay, gecombineerd met een traditioneel SideScan-
paneel.
Met een structuuroverlay kunt u net als gewoonlijk over de kaart
bewegen door:
• Aanraakbediening: zoom de kaart en het gescande beeld met
behulp van de zoomknoppen (+ of -) of door uw vingers samen
te knijpen of te spreiden op het scherm. Sleep over het paneel
om het gescande beeld weer te geven.
• Toetsbediening: zoom de kaart en het gescande beeld met
behulp van de toetsen +/-.
Als u de optie Cursor wissen selecteert, wordt de cursor van het
paneel verwijderd en wordt het vaartuig in het midden van de kaart
gepositioneerd.
10
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
97
Structuur overlay activeren
1. Schakel de Structuur overlay via het kaart menu in.
-
Het kaart menu wordt uitgebreid met Structuur opties
- Er begint Structuur data op het kaartscherm te verschijnen
zodra de Structuur overlay ingeschakeld is.
2. Selecteer de Structuur bron.
- Live data is standaard.
Ú
Notitie: Structuur overlay kan ook worden geactiveerd door
een opgeslagen StructureMap bestand via de bestanden
browser te selecteren.
StructureMap bronnen
Er kunnen twee bronnen gebruikt worden om Structure-logs als
overlay op de kaarten weer te geven, maar er kan slechts een
tegelijk bekeken worden:
• Live data - wordt gebruikt als er StructureScan -gegevens
beschikbaar zijn op het systeem.
• Opgeslagen bestanden - dit zijn vastgelegde StructureScan
gegevens (*.sl2 of *.sl3) die zijn geconverteerd naar StructureMap
indeling (*.smf). Zelfs als er geen StructureScan bronnen
verbonden zijn, kunnen opgeslagen *.smf-bestanden gebruikt
worden.
Live bron
Als live data zijn geselecteerd, wordt de SideScan beeldhistorie
getoond als een spoor achter het vaartuigpictogram. De lengte van
dit spoor hangt af van het beschikbare geheugen in de unit en de
bereikinstellingen. Als het geheugen vol raakt, worden de oudste
gegevens automatisch verwijderd en nieuwe gegevens
toegevoegd. Als u het zoekbereik vergroot, wordt de pingsnelheid
van de StructureScan transducer verlaagd, maar worden de breedte
en lengte van de beeldhistorie verhoogd.
Ú
Notitie: In Live-modus worden geen gegevens opgeslagen. Als
de unit wordt uitgeschakeld, worden alle recente gegevens
gewist.
98
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Opgeslagen bestanden
Als u Opgeslagen bestanden selecteert, wordt het StructureMap
bestand als overlay op de kaart getoond, op basis van de positie-
informatie in het bestand.
Als de kaartschaal groot is, wordt het StructureMap gebied
afgebakend aangegeven totdat het bereik groot genoeg is om
structuurgegevens weer te geven.
De modus Opgeslagen wordt gebruikt om StructureMap bestanden
te bekijken en te controleren, en om het vaartuig op specifieke
interessante locaties op een eerder gescand gebied te positioneren.
Ú
Notitie: Als opgeslagen bestanden worden gebruikt als bron,
worden alle StructureMap bestanden op de geheugenkaart en
in het interne systeemgeheugen getoond. Als er meer dan een
StructureMap van hetzelfde gebied bestaat, overlappen de
beelden elkaar en is de kaart minder overzichtelijk. Als er
meerdere logs van hetzelfde gebied nodig zijn, moeten de
kaarten op aparte geheugenkaarten worden geplaatst.
Tips voor StructureMap
• Om een goed beeld van hoge structuren (bijv. een wrak) te
krijgen, vaart u er niet overheen, maar stuurt u de boot zo dat de
structuur zich aan de linker- of rechterkant van uw boot bevindt.
• Gebruik Auto bereik niet wanneer u StructureScan gebruikt. Zet
het bereik op een aanzienlijk hogere stand (twee tot driemaal
hoger) dan de waterdiepte, om een volledige scan te verzekeren
en de nauwkeurigheid van de conversie te maximaliseren.
• Laat historie sporen niet overlappen wanneer u een
dubbelzijdige scan van een gebied uitvoert.
StructureScan-gegevens opnemen
StructureScan-gegevens kunnen opgenomen worden vanaf een
kaartpaneel waarbij structuuroverlay is ingeschakeld.
De opname van StructureScan-gegevens kan ook gestart worden
vanaf een StructureScan-paneel.
Wanneer StructureScan-gegevens worden opgenomen, knippert er
een rood symbool en verschijnt er regelmatig een bericht onder in
het scherm.
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
99
Ú
Notitie: Het bericht bevat informatie over de bestandsgrootte.
Houd de omvang van uw logs onder de 100MB, zodat
bestanden sneller geconverteerd kunnen worden.
De opname wordt gestopt als de opnamefunctie opnieuw
geselecteerd wordt.
StructureScan-gegevens converteren naar StructureMap-
indeling
Een StructureScan-logbestand (.sl2) wordt geconverteerd naar
StructureMap-indeling (.smf) na de opname vanuit het
opnamevenster of vanuit de bestandsbrowser.
U kunt bestanden aanmaken met een standaardresolutie of hoge
resolutie. In .smf-bestanden met een hoge resolutie worden meer
details vastgelegd, maar deze duren langer om te converteren en
zijn groter dan bestanden met een standaardresolutie.
Om schijfruimte te besparen wordt aangeraden om de
StructureScan-bestanden (.sl2) na het converteren te verwijderen.
Gebruik van StructureMap met cartografie
kaarten
StructureMap biedt de mogelijkheid alle kaartfuncties te benutten
en kan worden gebruikt met interne cartografie en Navionics,
Insight en cartografie van andere merken die compatibel is met het
systeem.
100
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Wanneer u StructureMap in combinatie met cartografie kaarten
(cards) gebruikt, kopieert u de StructureMap (.smf ) bestanden naar
het interne geheugen van het apparaat. Wij adviseren kopieën van
de StructureMap bestanden op afzonderlijke cartografie kaarten te
bewaren.
Structuuropties
U kunt de StructureMap-instellingen aanpassen in het menu
Structuuropties. Het menu is beschikbaar als Structuuroverlay is
ingeschakeld.
Niet alle opties zijn beschikbaar als opgeslagen StructureMap-
bestanden worden gebruikt als bron. Niet-beschikbare opties
worden grijs weergegeven.
Bereik
Hiermee stelt u het zoekbereik in.
Transparantie
Hiermee stelt u de doorzichtigheid van de structuuroverlay in. Met
minimale transparantie zullen de kaartdetails vrijwel verborgen zijn
door de StructureMap-overlay.
Palet
Selecteert een Structure-palet.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Waterkolom
Toont/verbergt de waterkolom in de Live-modus.
Indien uitgeschakeld, zijn scholen aasvissen mogelijk niet zichtbaar
op het SideScan-beeld.
Indien ingeschakeld, kan de nauwkeurigheid van het SideScan-
beeld op de kaart beïnvloed worden door de waterdiepte.
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
101
Frequentie
Stelt de transducerfrequentie in die wordt gebruikt door de unit.
800 kHz geeft de beste resolutie, maar 455 kHz heeft meer
dieptewerking en een groter bereik.
Live historie wissen
Hiermee worden de bestaande live historiegegevens van het
scherm gewist en worden alleen de meest recent gegevens
getoond.
Loggegevens Sonar
Records StructureScan gegevens.
Bron
Selecteert de StructureMap-bron.
102
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Info panelen
De Info panelen bestaan uit meerdere meters - analoog, digitaal en
balken - die kunnen worden aangepast om geselecteerde data
weer te geven. Het paneel toont data op instrumentenborden en u
kunt maximaal tien instrumentenborden binnen het paneel
definiëren.
Dashboards
Er is een set dashboardstijlen vooraf gedefinieerd voor de weergave
van vaartuig-, navigatie- en vissersinformatie.
U kunt wisselen tussen de dashboards van het paneel door de
pijlknoppen naar links en naar rechts te selecteren op het paneel. U
kunt het dashboard ook selecteren in het menu.
Vaartuig-dashboard Navigatie-dashboard Vissers-dashboard
Ú
Notitie: U kunt aanvullende dashboards activeren in het menu
als er andere systemen (bijv. CZone) aanwezig zijn op het
netwerk.
Het Infopaneel aanpassen
U kunt het Infopaneel aanpassen door de gegevens voor elke meter
op het dashboard te wijzigen, door de layout van het dashboard te
wijzigen en door nieuwe dashboards toe te voegen. U kunt ook
limieten voor de analoge meters instellen.
Alle bewerkingsopties zijn beschikbaar in het Infopaneelmenu.
Beschikbare bewerkingsopties zijn afhankelijk van de
gegevensbronnen die op het systeem aangesloten zijn.
11
Info panelen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
103
Een dashboard wijzigen
Activeer het dashboard dat u wilt wijzigen. Dan:
1. Activeer het menu
2. Selecteer de optie Wijzigen
3. Selecteer de meter die u wilt wijzigen. De geselecteerde meter
wordt weergegeven met een gekleurde achtergrond
4. Selecteer de informatie die moet worden weergegeven,
configureer limieten,, en verander eventueel de bron van de
informatie
5. Sla de wijzigingen op door Opslaan te kiezen in het menu
104
Info panelen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Video
De video functie biedt de mogelijkheid video's of camerabeelden
op uw systeem te bekijken.
Ú
Notitie: De videobeelden worden niet via het ethernet netwerk
gedeeld. U kunt een video alleen bekijken op het apparaat dat
op de videobron aangesloten is.
Het Video paneel
Een video paneel kan worden ingesteld als afzonderlijk paneel, of als
een van de panelen op een pagina met meerdere panelen.
Het videobeeld wordt proportioneel geschaald om in het video
paneel te passen. Gedeelten die niet door het beeld worden gevuld,
worden zwart weergegeven.
Het video paneel instellen
Video bron
HDS Carbon ondersteunt één video ingang.
Video standaard
HDS Carbon ondersteunt NTSC en PAL video. Controleer de lokale
video standaard of die van uw camera's.
Het videobeeld instellen
U kunt het videobeeld optimaliseren door de beeldinstellingen aan
te passen. Standaardwaarde voor alle instellingen: 50%.
12
Video | HDS Carbon Gebruikershandleiding
105
Simulator
Met de simulatiefunctie kunt u zien hoe de unit stationair werkt,
zonder verbinding met sensoren of andere apparaten.
Demomodus
In deze modus doorloopt de unit automatisch de hoofdfuncties van
het product; de unit zal automatisch pagina's wijzigen, instellingen
aanpassen, menu's openen enz.
Als u op een touchscreen tikt of op een toets druk als de
demomodus actief is, wordt de demonstratie gepauzeerd. Na een
time-outperiode wordt de demomodus weer hervat en worden
gewijzigde instellingen teruggezet op de standaardinstellingen.
Ú
Notitie: De demomodus is ontworpen voor demonstraties in
de detailhandel/showroom.
Simulator bronbestanden
U kunt selecteren welke databestanden de simulator gebruikt. In uw
systeem is een set bronbestanden opgenomen en u kunt
bestanden importeren met behulp van een kaart die in de kaartlezer
is geschoven. U kunt in de simulator ook uw eigen bestanden met
opgenomen loggegevens gebruiken.
13
106
Simulator | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Geavanceerde simulatorinstellingen
Via de instellingen voor de geavanceerde simulator kunt u de
simulator handmatig bedienen.
GPS-bron
Selecteert van waaruit de GPS-gegevens gegenereerd worden.
Snelheid, koers en route
Wordt gebruikt voor het handmatig invoeren van waarden als de
GPS-bron is ingesteld op Simulated course of Simulated route.
Anders worden GPS-gegevens, waaronder snelheid en koers,
opgehaald uit het geselecteerde bronbestand.
Startpositie instellen
Hiermee verplaatst u het vaartuig naar de huidige cursorpositie.
Ú
Notitie: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de GPS-bron
is ingesteld op Gesimuleerde koers.
Simulator | HDS Carbon Gebruikershandleiding
107
108
Simulator | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Stuurautomaat trollingmotor
Als een MotorGuide Xi5 trollingmotor met Pinpoint GPS is
verbonden met het netwerk, is de SmartSteer (stuurautomaat)
functionaliteit beschikbaar op uw HDS Carbon.
Om de stuurautomaatfunctionaliteit van de trollingmotor te
gebruiken hebt u het volgende nodig:
• MotorGuide Xi5 trollingmotor met Pinpoint GPS (verkrijgbaar bij
MotorGuide)
• MotorGuide Pinpoint GPS Gateway (verkrijgbaar bij MotorGuide)
• NMEA 2000 netwerk
Meer informatie over het installeren van deze apparatuur vindt u in
de aparte installatiehandleidingen bij de apparaten.
De stuurautomaat kan de trollingmotor automatisch bedienen om:
• Een ingestelde koers aan te houden
• De positie van het vaartuig te behouden
• Te navigeren naar de cursorpositie, naar een waypoint of langs
een route
• Vooraf gedefinieerde wendpatronen te volgen
• De snelheid van de trollingmotor te regelen
Xi5 trollingmotorsoftware
Als op enig moment een update is vereist voor uw Xi5
trollingmotor, plaatst MotorGuide de instructies daarvoor op
lowrance.com.
Volg de instructies op het scherm om de Xi5 software bij te werken.
Veilige bediening met de stuurautomaat
Waarschuwing: Een stuurautomaat is een handig
hulpmiddel bij het navigeren, maar kan een menselijke
navigator NIET vervangen.
Wisselen van automatische navigatie naar
standby modus
Om te wisselen van stuurautomaat naar handheld
afstandsbediening of pedaalbesturing, zet u de stuurautomaat in
standby stand. U selecteert de standby stand via de
14
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
109
Stuurautomaat bediening of het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Stuurautomaatinterface
1 Stuurautomaatgegevensbalk
2 Stuurautomaatcontroller
De stuurautomaatcontroller
De stuurautomaat wordt aangestuurd door de
stuurautomaatcontroller, die wordt geactiveerd in het
dialoogvenster Systeem regelingen dat wordt weergegeven door
te drukken op de aan/uit-knop.
Op de pagina kunt u de positie van de stuurautomaatcontroller
selecteren. Zie "Stuurautomaat instellen" op pagina 115.
Ú
Notitie: Zolang de stuurautomaatcontroller actief is, kunt u
het achtergrondpaneel of het bijbehorende menu niet
bedienen.
De stuurautomaatcontroller kan ook worden geïnstalleerd als
paneel op een pagina met meerdere panelen door een
favorietenpagina te maken met de pagina-editor. Raadpleeg de
"Nieuwe favoriete pagina's toevoegen" op pagina 34 voor meer informatie
over favorietenpagina's.
110
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
De stuurautomaatgegevensbalk
De Stuurautomaatgegevensbalk wordt weergegeven als een
stuurautomaatmodus is geselecteerd. De balk bevat zowel
gegevens over de stuurautomaatmodus als navigatiegegevens. De
balk wordt weergegeven op alle pagina’s, als de stuurautomaat in
een actieve modus staat. In het dialoogvenster Instellingen
stuurautomaat kunt u instellen dat de balk is uitgeschakeld als de
stuurautomaat in de modus Standby staat. Zie "Stuurautomaat instellen"
op pagina 115.
Stuurautomaatbediening van de
trollingmotor
Een aankomst modus selecteren
De stuurautomaat schakelt van de navigatie modus naar de
geselecteerde aankomst modus wanneer uw boot de bestemming
bereikt. Aankomst modus staat standaard op Standby. Voordat u
een navigatie modus of wendpatroon gaat starten, is het belangrijk
dat u een aankomst modus selecteert die bij uw navigatiebehoeften
past. Zie "Aankomst modus" op pagina 116.
Ankermodus
Hierdoor wordt uw vaartuig vastgehouden op een geselecteerde
locatie.
Ú
Notitie: In ankermodus kan de oriëntatie van uw vaartuig
worden beïnvloed door wind of stromingen.
Het volgende gebeurt, als u de boot verankert op:
• Waypoint
Als uw vaartuig op een geselecteerd waypoint aankomt, wordt
ankermodus ingeschakeld.
• Cursor
Als uw vaartuig de cursorpositie bereikt, wordt ankermodus
ingeschakeld.
• Hier
Hierdoor wordt ankermodus ingeschakeld op uw huidige locatie.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
111
Koersvergrendelingsmodus
In deze modus wordt de huidige koers van het schip vergrendeld
en aangehouden. Gebruik de toetsen pijl naar links en pijl naar
rechts in de stuurautomaatcontroller om de koers te corrigeren.
Voor kleine koerscorrecties selecteert u alleen de toets naar links of
naar rechts. Voor grotere koerswijzigingen selecteert u de toets naar
links of naar rechts en houd u deze ingedrukt.
Standby modus
Annuleert de activiteit van de stuurautomaat en zet de besturing
terug op handheld afstandsbediening of pedaalbediening.
Wendpatroonbesturing
Stuurt het vaartuig in vooraf gedefinieerde wendpatronen. Als u een
wendpatroon selecteert, maakt het systeem tijdelijke waypoints
voor de wending. Het laatste waypoint van de wending is het
eindwaypoint. Als het vaartuig het eindwaypoint heeft bereikt,
wordt het in aankomstmodus geschakeld. Raadpleeg "Aankomstmodus"
op pagina 116.
Een wendpatroon instellen
1. Selecteer een wendpatroon.
2. Voer de gewenste waarde(n) in het wendpatroon
dialoogvenster in, of gebruik de standaard instellingen.
3. Selecteer de richting voor de wending.
Ú
Notitie: Wanneer u een wendstraal kleiner dan de GPS precisie
selecteert, kan dat leiden tot onvolledige navigatie van het
wendpatroon.
U-bocht (U-turn)
Verandert de huidige set post 180° in de tegenovergestelde
richting.
C-vormige (C-turn)
Stuurt de ketel in een C-vormige patroon.
112
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Spiraal
Stuurt het vaartuig in een spiraalbeweging in een steeds groter of
kleiner wordende radius. Negatieve waarde geven een afnemende
radius aan; positieve waarden geven een toenemende radius aan.
Zigzag bochten (Zigzag turns)
Stuurt de ketel in een zigzag patroon.
Square draai (Square turn)
Maakt het schip automatisch 90° draaien nadat hij een
gedefinieerde koersdeel.
Trage S-bocht (Lazy S-turn)
Maakt het vaartuig gieren rond de belangrijkste post.
Navigatiemodus
In Nav. modus kunt u de boot met de stuurautomaat sturen naar de
cursorpositie, naar een waypointpositie of langs een vooraf
gedefinieerde route. De positiegegevens van de GPS worden
gebruikt om de boot op de koerslijn te houden naar het
bestemmingspunt.
Als u in een applicatie (kaart, besturing, radar, etc.) begint te
navigeren, wordt u gevraagd om de stuurautomaat in te schakelen
in de Nav. modus.
U kunt de Nav. modus ook activeren vanuit de
stuurautomaatcontroller nadat de navigatie is gestart.
Als u de bestemming hebt bereikt, wordt de stuurautomaat
geschakeld in de Aankomstmodus. Zie "Stuurautomaat instellen" op
pagina 115.
Snelheidsregeling trollingmotor
In een navigatiemodus (koersvergrendeling, navigatiemodus of
wendpatroonbesturing) kunt u de snelheid op twee manieren
regelen:
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
113
• Prop - hiermee stelt u een doelsnelheid voor de schroef in
(vermogenspercentage) die als % wordt weergegeven op de
stuurautomaatgegevensbalk.
• Cruise - hiermee stelt u een doelsnelheid voor cruisecontrol in,
die wordt weergegeven als mph, kn, of kph op de
stuurautomaatgegevensbalk.
Ú
Notitie: De ingestelde kruissnelheid bepaalt de doelsnelheid
voor uw vaartuig. Mogelijk haalt uw vaartuig de ingestelde
doelsnelheid niet. De ingestelde kruissnelheid (niet uw huidige
snelheid) wordt weergegeven op de
stuurautomaatgegevensbalk.
Snelheid regelen
U kunt de snelheid regelen via de Koers vastzetten en Navigatie
regeling dialoogvensters door de Snh op (+) of Snh neer (-) knop te
selecteren, of door de optie Zet snh of Prop inst. te selecteren en
de gewenste snelheid of propeller snelheid in te voeren.
Een spoor opnemen en naar een route converteren
De knop Spoor vastleggen wordt gebruikt om een spoor op te
nemen en het spoor of een deel ervan naar een route te
converteren.
1. Selecteer Spoor vastleggen op de gewenste positie om het
opnemen van een nieuw spoor te starten.
2. Selecteer Spoor opslaan om de eindpositie voor het spoor te
selecteren. Het dialoogvenster voor het wijzigen van het spoor
verschijnt.
3. Selecteer Route aanmaken. Het dialoogvenster Route wijzigen
verschijnt.
4. Voer de gegevens voor de route in en sla hem op.
114
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Stuurautomaat instellen
Ú
Notitie: De getoonde opties in het dialoogvenster Installatie
stuurautomaat hangen af van de stuurautomaat voor de
trollingmotor of buitenboordmotor die actief is.
Kaartkompas
U kunt ervoor kiezen om op het kaartpaneel een kompassymbool
rond uw boot te tonen. Het kompassymbool staat uit als de cursor
actief is op het paneel.
Plaats van stuurautomaat bediening
Hiermee bepaalt u de plaats van de Stuurautomaat bediening op
het paneel.
Actieve stuurautomaat selecteren
Hiermee selecteert u of de stuurautomaatcontroller de
trollingmotor of de buitenboordmotor(en) bedient.
Stuurautomaat balk auto-verbergen
Bepaalt of de stuurautomaat informatiebalk wordt weergegeven
wanneer de stuurautomaat in Standby modus is.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
115
Aankomst modus
De stuurautomaat schakelt over van de navigatie modus naar de
geselecteerde aankomst modus wanneer uw boot de bestemming
bereikt heeft.
Ú
Notitie: Voordat u een navigatie modus of wendpatroon start,
is het belangrijk dat u een aankomst modus selecteert die bij
uw navigatie behoeften past.
Aankomst modus:
• Standby
Annuleert de activiteit van de stuurautomaat en zet de besturing
terug op handheld afstandsbediening of pedaalbediening.
• Koers vastzetten
Zet de laatste koers van de boot vast en handhaaft die.
• Anker
Ankert de boot op de huidige bestemming.
Ú
Notitie: Wij adviseren op open water alleen koers vastzetten te
gebruiken.
Ankerpunten instellen
Ankerpunten kunnen worden opgeslagen als nieuwe waypoints of
worden ingesteld op uw huidige coördinaten.
116
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Ankerpunten worden gesynchroniseerd met de Xi5 trollingmotor.
Als in de motor ankerpunten zijn opgeslagen, worden deze
weergegeven in de ankerpuntenlijst.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
117
Stuurautomaat buitenboordmotor
Met de Lowrance SmartSteer interface (stuurautomaatcontroller)
kunt u de buitenboordmotor bedienen. De stuurautomaat voor de
buitenboordmotor kan een vaste voorliggende koers volgen naar
een waypoint of langs een route.
Voor gebruik van de stuurautomaatfunctie voor
buitenboordmotoren hebt u het volgende nodig:
• NAC-1 stuurautomaatcomputer
• Point-1AP GPS/koerssensor of RC42N koerssensor en een aparte
GPS-antenne
• De pomp of de aandrijfeenheid moet zijn aangesloten op het
stuursysteem
Meer informatie over het installeren van deze apparatuur vindt u in
de aparte installatiehandleidingen bij de apparaten. Nadat de
installatie is voltooid, dient u de stuurautomaat voor de
buitenboordmotor in te stellen. Voor instructies raadpleegt u de
installatiehandleiding van de HDS Carbon.
Veilige bediening met de stuurautomaat
Waarschuwing: Een stuurautomaat is een handig
hulpmiddel bij het navigeren, maar kan een menselijke
navigator NIET vervangen.
Stuurautomaatbediening van de
buitenboordmotor(en)
De stuurautomaat wordt aangestuurd door de
stuurautomaatcontroller, die wordt geactiveerd in het
dialoogvenster Systeem regelingen dat wordt weergegeven door
te drukken op de aan/uit-knop.
De stuurautomaatcontroller kan ook worden geïnstalleerd als
paneel op een pagina met meerdere panelen door een
favorietenpagina te maken met de pagina-editor.
De opties in de Stuurautomaatcontroller verschillen per actieve
modus.
15
118
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
De stuurautomaat voor de trolling- of
buitenboordmotor selecteren
Als de stuurautomaatcontroller voor de trollingmotor en de
buitenboordmotor op hetzelfde vaartuig zijn geïnstalleerd, dan kan
op elk moment slechts een van de automatische stuuropties actief
zijn. Wanneer beide opties zijn geïnstalleerd, is er een knop
beschikbaar in de Stuurautomaatcontroller om tussen de opties
te schakelen.
Modusoverzicht
De modus Standby
De modus Standby wordt gebruikt wanneer u de stuurautomaat
wilt uitschakelen en de boot handmatig wilt besturen.
De gegevensbalk van de stuurautomaat wordt verborgen wanneer
de stuurautomaat is ingesteld op de modus Standby. Schakel
Automatisch verbergen uit in het instellingendialoogvenster van
de stuurautomaat om de balk van de stuurautomaat weer te geven.
Stuurbekrachtigingsmodus
In deze modus kunt u de pijltoetsen voor bakboord en stuurboord
in de Stuurautomaatcontroller gebruiken om de
buitenboordmotor(en) te sturen. De motor draait zolang de knop
wordt ingedrukt en blijft staan op de ingestelde hoek.
De modus AUTO
In de modus AUTO wordt de boot automatisch richting een
ingestelde koers gestuurd door de stuurautomaat.
Wanneer de modus wordt geactiveerd, selecteert de stuurautomaat
de huidige kompaskoers als ingestelde koers.
Ú
Notitie: Sterke wind en stroming kunnen invloed hebben op
de besturing van het vaartuig in de modus AUTO. Hoewel de
stuurautomaat elke koerswijziging compenseert, kan de koers
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
119
van de boot door de wind en stroming significant afwijken van
de voorliggende koers.
Ingestelde vaarrichting wijzigen in de modus AUTO
U kunt de ingestelde koers aanpassen met de pijltoetsen voor
bakboord en stuurboord (1 of 10 graden) in de
Stuurautomaatcontroller.
Er wordt direct een koerswijziging uitgevoerd zodra u de knop
selecteert. De nieuwe voorliggende koers wordt gehandhaafd
totdat u een nieuwe voorliggende koers instelt of totdat u een
andere modus voor de stuurautomaat selecteert.
Sturen met draaipatroon
De stuurautomaat beschikt over een aantal automatische
draaifuncties wanneer de stuurautomaat in de modus AUTO staat.
Ú
Notitie: Bij sturen met draaipatroon voor buitenboordmotoren
wordt alleen gebruikgemaakt van vaarrichtingsinformatie,
terwijl bij sturen met draaipatroon voor de trollingmoter
gebruik wordt gemaakt van zowel GPS- als
vaarrichtingsinformatie. Daarom worden bij sturen met
draaipatroon voor buitenboordmotoren geen waypoints in de
draaien aangemaakt of getoond, zoals dit wel gebeurt bij sturen
met draaipatroon voor trollingmotoren.
Beginnen van een draai
U begint de draai door het relevante draaipictogram te selecteren.
Vervolgens selecteert u de bakboord- of stuurboordopties in het
dialoogvensterDraaiom de draairichting te selecteren.
Stoppen van de draai
U kunt de draai stoppen in het dialoogvenster Draai.
120
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Tijdens een draai kunt u op elk moment Stuurautomaat standby
selecteren in het dialoogvenster Systeem regelingen om terug te
keren naar de STBY-modus en handmatig sturen.
Draaipatronen
De draaiopties hebben instellingen die u kunt aanpassen voordat u
een draai start, of op elk gewenst moment wanneer de boot aan het
draaien is.
U-bocht
Bij een U-bocht wordt de huidige ingestelde vaarrichting 180° in
tegenovergestelde richting gewijzigd.
De draaisnelheid is gelijk aan de instellingen voor de
snelheidslimiet. Deze kan tijdens het draaien niet worden gewijzigd.
C-turn
Met deze optie gaat de boot in een cirkel varen.
U kunt de draaisnelheid aanpassen in het dialoogvenster Draai
voordat de draai wordt ingezet en tijdens de draai. Als u de
draaisnelheid verhoogt, maakt het vaartuig een kleinere cirkel.
Spiraal
Met Spiraaldraai maakt het vaartuig een spiraalvormige draai met
een toenemende of afnemende radius. U kunt de initiële radius
instellen voordat de draai wordt ingezet, en de wijziging per draai
tijdens de draai. Als u de wijziging per draai instelt op nul, draait het
voertuig in een cirkel rond. Negatieve waarde geven een
afnemende radius aan; positieve waarden geven een toenemende
radius aan.
Zigzag
Met deze optie zorgt u ervoor dat de boot in een zigzagpatroon
gaat varen.
Voor navigeren in een zigzagpatroon stelt u de initiële wijziging van
de vaarrichting in voordat de draai gestart wordt.
Tijdens de draai kunt u de hoofdvaarrichting, de wijziging van de
vaarrichting en de etappeafstand wijzigen.
Vierkant
Hiermee maakt het vaartuig na het afleggen van een bepaalde
etappeafstand automatisch een draai van 90°.
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
121
U kunt tijdens de draai op elk gewenst moment de
hoofdvaarrichting en de afstand van de etappe wijzigen totdat het
vaartuig een draai van 90° maakt.
Langzame S-draai
Met deze optie giert het vaartuig langs de hoofdkoers.
Stel de gewenste koerswijziging in voordat de draai wordt gestart.
Tijdens het draaien kunt u de hoofdkoers, de koerswijziging en
draairadius aanpassen in het dialoogvenster Richting.
Dieptecontour volgen, DCT
TM
Als het systeem input krijgt van een Sonar, kan de stuurautomaat zo
worden ingesteld dat een dieptecontour wordt gevolgd.
Waarschuwing: Gebruik deze functie alleen bij een
daarvoor geschikte zeebodem. Gebruik de functie niet
in onrustig water waarbij de diepte binnen een klein
gebied sterk verschilt.
Gebruik de volgende procedure om DCT te starten:
1. Zorg dat de diepte-indicatie op het paneel of op een
afzonderlijk diepte-instrument wordt weergegeven.
2. Stuur de boot naar de diepte die u wilt volgen, in de richting
van de dieptecontour.
3. Activeer de modus AUTO, selecteer DCT en volg de diepte-
indicatie.
4. Selecteer Bakboord of Stuurboord in het dialoogvenster Draai
om DCT te starten en de helling op de bodem aan
stuurboordzijde of bakboordzijde te volgen:
122
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Bakboordoptie
(diepte neemt af aan bakboordzijde)
Stuurboordoptie
(diepte neemt af aan stuurboordzijde)
De volgende parameters zijn beschikbaar voor DCT:
Depth gain
Deze parameter bepaalt de ratio tussen ingesteld roer en de
afwijking van de geselecteerde dieptecontour. Hoe hoger de Depth
gain-waarde, hoe meer roer er gegeven wordt.
Als de waarde te klein is , duurt hetlang voordat het afdrijven van de
ingestelde dieptecontour gecompenseerd wordt en kan de
stuurautomaat de boot niet op de geselecteerde diepte houden.
Als de waarde te hoog is, neemt de oversturing toe en is het sturen
instabiel.
Contour Cross Angle (CCA)
De CCA is hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken van de
ingestelde koers.
Met deze parameter kunt u de boot met langzame S-bewegingen
rond de referentiediepte laten gieren.
Hoe groter de CCA, hoer meer er gegierd mag worden. Als u de
CCA instelt op nul, zijn er geen langzame S-bewegingen.
Ref. diepte
Gebruik deze parameter om de referentiediepte aan te passen die
door de boot wordt aangehouden bij het maken van wijde S-
bewegingen.
Koersmodus
De Koersmodus combineert de voorliggende koersgegevens van
het stuurkompas en de positiegegevens van de GPS. In deze modus
wordt de boot langs een berekende tracklijn in een door de
gebruiker ingestelde vaarrichting gestuurd. Als het vaartuig van de
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
123
oorspronkelijke voorliggende koers afdrijft ten gevolge van
stroming en/of wind, volgt het de lijn als een krab.
1. Keer het vaartuig in de gewenste voorliggende koers.
2. Activeer de Koersmodus. De stuurautomaat tekent een
onzichtbare peilingslijn op basis van de huidige koers vanuit de
positie van de boot.
In de Koersmodus gebruikt de stuurautomaat de positiegegevens
om de koersafwijking te berekenen en om de track automatisch
recht te houden.
Gebruik de pijltoetsen voor bakboord en stuurboord (1 of 10
graden) in de Stuurautomaatcontroller om de peilingslijn te
wijzingen in de Koersmodus.
De modus NAV
U kunt de boot met de stuurautomaat automatisch sturen naar de
cursorpositie, naar een waypointlocatie of langs een vooraf
gedefinieerde route. De positie-informatie van de GPS wordt
gebruikt voor het wijzigen van de te varen koers om de boot op de
track-lijn te houden en naar het bestemmings-waypoint te leiden.
Waarschuwing: De modus NAV mag alleen in open
water gebruikt worden.
Ú
Notitie: Voor het gebruik van de navigatiemodus, moet het
systeem beschikken over een geldige positie-invoer.
Wanneer het vaartuig de aankomstcirkel van een waypoint bereikt,
geeft de stuurautomaat een geluidssignaal en wordt er een
dialoogvenster weergegeven met de nieuwe koersinformatie. Als
de vereiste koerswijziging naar het volgende waypoint kleiner is dan
30°, wijzigt de stuurautomaat de koers automatisch. Als de vereiste
124
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
koerswijziging naar het volgende waypoint groter is dan 30°, wordt
u gevraagd te controleren of de aankomende koerswijziging
acceptabel is.
De aankomstcirkel van het waypoint
De aankomstradius definieert het punt waarop een draai wordt
ingezet bij het afvaren van een route.
De aankomstcirkel (1) dient te worden ingesteld op de snelheid van
de boot. Hoe hoger de snelheid, des te groter de cirkel. De
bedoeling is de stuurautomaat de koerswijziging op tijd te laten
inzetten om een soepele draai naar de volgende etappe te maken.
Onderstaande illustratie kan worden gebruikt om bij het aanmaken
van de route de juiste waypoint-cirkel te kiezen.
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
125
X-as = bootsnelheid in knopen
Y-as = aankomstcirkel, radius in 1/100 nm
Voorbeeld: met een snelheid van 20 knopen dient u een waypoint-
cirkel te gebruiken met een radius van 0,09 nm.
Ú
Notitie: De afstand tussen waypoints in een route mag niet
kleiner zijn dan de radius van de aankomstcirkel.
Automatische navigatie starten
1. Start het navigeren van een route, of start het navigeren naar
een waypoint of een cursorpositie op het kaartpaneel of het
stuurpaneel.
2. Stel de stuurautomaat in op de modus NAV wanneer u daarom
wordt gevraagd.
- Als u dit verzoek weigert, kunt u de modus NAV later starten
met de stuurautomaatcontroller.
3. Accepteer de vereiste koerswijziging om de modus NAV te
activeren.
-
Als de koerswijziging niet binnen 8 seconden wordt
geaccepteerd, dan verdwijnt het dialoogvenster en blijft de
stuurautomaat in de huidige actieve modus.
126
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Nadat de stuurautomaat is ingesteld op de modus NAV, geeft de
Stuurautomaatcontroller stuuropties voor NAV weer.
Opnieuw starten
Start de navigatie opnieuw vanaf de huidige locatie van het
vaartuig.
Afbreken
Annuleert de actieve navigatie en deselecteert de huidige route of
waypoint-navigatie. De stuurautomaat is overgeschakeld naar de
modus AUTO, waardoor het vaartuig naar de voorliggende koers
wordt gestuurd die actief was toen de knop Annuleren werk
gekozen.
Ú
Notitie: Dit wijkt af van het selecteren van de modus Standby,
waarbij de huidige navigatie niet wordt gestopt. Vanuit de
modus Standby kunt u de actieve route later opnieuw starten.
Overslaan
Hiermee wordt het actieve waypoint overgeslagen en wordt naar
het volgende waypoint gestuurd tijdens het navigeren van een
route.
Stuurautomaat instellen
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
127
Ú
Notitie: De getoonde opties in het dialoogvenster Installatie
stuurautomaat hangen af van de stuurautomaat voor de
trollingmotor of buitenboordmotor die actief is.
Kaartkompas
U kunt ervoor kiezen om op het kaartpaneel een kompassymbool
rond uw boot te tonen. Het kompassymbool staat uit als de cursor
actief is op het paneel.
Plaats van stuurautomaat bediening
Hiermee bepaalt u de plaats van de Stuurautomaat bediening op
het paneel.
Actieve stuurautomaat selecteren
Hiermee selecteert u of de stuurautomaatcontroller de
trollingmotor of de buitenboordmotor(en) bedient.
Gegevensbronnen van de stuurautomaat
Zorgt voor automatische en handmatige selectie van
gegevensbronnen voor de stuurautomaat voor de
buitenboordmotor.
Stuurautomaat balk auto-verbergen
Bepaalt of de stuurautomaat informatiebalk wordt weergegeven
wanneer de stuurautomaat in Standby modus is.
Inbedrijfstelling
Deze functie wordt gebruikt om de stuurinrichting van uw
buitenboordmotor (kabelstuurinrichting of hydraulisch
stuursysteem) te kalibreren met de NAC-1.
Stuurreactie
Hiermee verhoogt of verlaagt u de stuurgevoeligheid. Een laag
responsniveau vermindert de roeractiviteit en geeft een wat lossere
sturing. Een hoog responsniveau verhoogt de roeractiviteit en geeft
een wat stevigere sturing. Bij een te hoog responsniveau zal de
boot S-vormige bewegingen gaan maken.
128
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Draadloze verbinding
Met de draadloze connectiviteit van GoFree kunt u:
• Een draadloos apparaat gebruiken om het systeem op afstand te
bekijken (smartphone en tablet) en te besturen (alleen tablet).
• Toegang krijgen tot de GoFree Shop.
• Uw Sonar uploaden om aangepaste kaarten aan te maken in
Insight Genesis.
• Software-updates downloaden
• Verbinding maken met applicaties van derden
Ú
Notitie: Kaarten, software-updates en andere
gegevensbestanden kunnen groot zijn. Uw dataprovider kan u
kosten in rekening brengen op basis van de hoeveelheid
gegevens die u overdraagt. Neem bij twijfel contact op met de
serviceprovider voor informatie.
De unit beschikt over:
• Ingebouwde functionaliteit voor verbinding met het internet en
draadloze apparaten zoals smartphones en tablets.
• Ingebouwde draadloze Bluetooth-technologie.
Met de ingebouwde draadloze Bluetooth-technologie kunt u de
unit verbinden met Bluetooth-apparaten. Raadpleeg voor meer
informatie "Draadloze Bluetooth-technologie" op pagina 133.
De initiële configuratie en instellingen van de ingebouwde
draadloze functionaliteit staan beschreven in de
installatiehandleiding van uw systeem.
Verbinding met een draadloze hotspot tot
stand brengen en verbreken
Om een verbinding met een draadloze hotspot tot stand te
brengen, selecteert u de optie Draadloos in het dialoogvenster
Systeem regelingen en selecteert u Niet verbonden. Hiermee wordt
het dialoogvenster Draadloze apparaten geopend. Selecteer in dit
dialoogvenster de gewenste hotspot selecteren, voer de
aanmeldingsgegevens in en selecteer Verbinden. Als u een
verbinding met een draadloze hotspot tot stand brengt, verandert
16
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
129
de draadloze modus in Clientmodus. In deze modus hebt u
toegang tot de GoFree Shop.
Om een verbinding met een draadloze hotspot te verbreken,
selecteert u de optie Draadloos in het dialoogvenster Systeem
regelingen, selecteert u Verbonden hotspot_naam en selecteert u
vervolgens Verbreken. Hiermee wordt de draadloze modus
gewijzigd in Toegangspunt. In deze modus kunt u een draadloos
apparaat verbinden, zodat apps zoals GoFree Link toegang krijgen
tot de navigatie-informatie van het vaartuig.
GoFree Shop
Het draadloze apparaat moet verbonden zijn met een externe
draadloze hotspot om toegang te hebben tot de GoFree Shop.
In de GoFree Shop kunt u compatibele content voor uw systeem
bekijken, aanschaffen en downloaden, waaronder navigatiekaarten
en Insight Genesis-kaarten. Tijdens het inloggen krijgt u
automatisch een melding als er een nieuwe softwareversie
beschikbaar is voor uw systeem. Als een nieuwe update beschikbaar
is, kunt u deze downloaden naar een kaartlezer. U kunt het
downloaden ook tot een later moment uitstellen. Als u het
downloaden uitstelt, blijft de melding beschikbaar in het
dialoogvenster Info, dat te bereiken is vanuit de systeeminstellingen.
GoFree Link
Door de draadloze functionaliteit kunt u een draadloos apparaat
gebruiken om het systeem op afstand te bekijken (smartphone en
tablet) en bedienen (alleen tablet). U bekijkt en bedient het systeem
vanaf het draadloze apparaat met de GoFree Link-apps die u kunt
downloaden in de betreffende applicatie-store. Als bediening op
afstand is geaccepteerd, wordt de actieve pagina ook weergegeven
op het draadloze apparaat.
Ú
Notitie: Als u een smartphone of tablet wilt gebruiken om het
systeem te bekijken en te bedienen moet de draadloze
functionaliteit worden losgekoppeld van de draadloze hotspot
(in de modus Toegangspunt).
Ú
Notitie: Om veiligheidsredenen kunnen de stuurautomaat- en
CZone-functies niet vanaf een draadloos apparaat worden
bediend.
130
Draadloze verbinding | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Verbinding maken met een tablet
Installeer de GoFree-app op de tablet voor u deze procedure volgt.
1. Zet de interne draadloze module in de modus Toegangspunt.
Selecteer de pagina Draadloze apparaten in het
dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne draadloze
module van de unit. Selecteer vervolgens de optie Modus en
daarna Intern toegangspunt.
2. Selecteer een apparaat op de pagina Draadloze apparaten
om de netwerksleutel van dat apparaat te bekijken.
3. Navigeer op de tablet naar de pagina waar u verbinding kunt
maken met een draadloos netwerk en zoek de unit of het
GoFree draadloze xxxx netwerk. Kijk op de pagina Draadloze
apparaten om te controleren welk draadloos apparaat met de
unit is verbonden als er meer dan één unit binnen bereik is.
4. Voer de netwerksleutel in op de tablet om verbinding te maken
met het netwerk.
5. Open de GoFree-applicatie – de unit wordt automatisch
gedetecteerd. De naam die wordt weergegeven is de
standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling
Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit
handmatig te zoeken als deze niet verschijnt.
6. Selecteer het pictogram van de unit. Deze toont een venster
zoals het onderstaande:
7. Selecteer Ja voor een eenmalige verbinding of Altijd als de unit
het apparaat moet onthouden om vaker verbinding te maken.
Deze instelling kan indien nodig worden gewijzigd.
Ú
Notitie: De interne draadloze module ondersteunt alleen de
GoFree-verbinding naar zichzelf. Andere units op het netwerk
zijn niet zichtbaar.
Verbinding maken met een smartphone
Installeer de GoFree-app op de smartphone voor u deze procedure
volgt.
1. Zet de interne draadloze module in de modus Toegangspunt.
Selecteer de pagina Draadloze apparaten in het
dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne draadloze
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
131
module van de unit. Selecteer vervolgens de optie Modus en
daarna Intern toegangspunt.
2. Selecteer een apparaat op de pagina Draadloze apparaten om
de netwerksleutel van dat apparaat te bekijken.
3. Navigeer op de smartphone naar de pagina waar u verbinding
kunt maken met een draadloos netwerk en zoek de unit of het
GoFree draadloze xxxx netwerk. Ga naar het dialoogvenster
Draadloos en kijk op de pagina Draadloze apparaten om te
controleren welk draadloos apparaat met de unit is verbonden
als er meer dan één unit binnen bereik is.
4. Voer de netwerksleutel in op de smartphone om verbinding te
maken met het netwerk.
5. Open de GoFree-applicatie op de smartphone - de unit wordt
automatisch gedetecteerd. De naam die wordt weergegeven is
de standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling
Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit
handmatig te zoeken als deze niet verschijnt.
De display van de MFD wordt getoond op de smartphone. Gebruik
de MFD om de display van de MFD te wijzigen als u een andere
MFD-display op uw smartphone wilt. De wijziging van de display
van de MFD wordt overgenomen op de smartphone.
Logbestanden uploaden naar Insight
Genesis
Om een opgenomen Sonar-logbestand te uploaden naar Insight
Genesis, selecteert u het bestand dat u wilt uploaden op het paneel
Bestanden en selecteert u de optie Uploaden naar Insight Genesis.
Ú
Notitie: U moet verbonden zijn met een draadloze hotspot om
opgenomen logbestanden te uploaden naar Insight Genesis.
Ú
Notitie: U kunt opgenomen logbestanden ook uploaden naar
Insight Genesis als u Uploaden naar Insight Genesis hebt
opgegeven in het dialoogvenster Log sonar. Raadpleeg voor
meer informatie "Opname van loggegevens starten" op pagina 77.
132
Draadloze verbinding | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Bluetooth draadloze technologie
De HDS Carbon heeft Bluetooth draadloze technologie ingebouwd.
Om de HDS Carbon met Bluetooth-apparaten te verbinden, moet u
ze koppelen.
Bluetooth-apparaten koppelen
U kunt de unit als volgt koppelen met een Bluetooth-apparaat:
1. Schakel het Bluetooth-apparaat in dat Bluetooth-signalen kan
verzenden en ontvangen.
2. Open het dialoogvenster Draadloze instellingen in de HDS
Carbon en schakel Bluetooth in, als dit nog niet is ingeschakeld.
3. Selecteer Bluetooth-apparaten. Het systeem zoekt Bluetooth-
apparaten en geeft een lijst ervan weer in het dialoogvenster
Bluetooth-apparaten. Apparaten die al zijn gekoppeld staan
vermeld onder Gekoppelde apparaten. Apparaten die nog
niet zijn gekoppeld staan vermeld onder Andere apparaten.
4. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt koppelen met een
apparaat in de lijst onder Andere apparaten. Het
dialoogvenster Details Bluetooth-apparaat wordt geopend.
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
133
5. Selecteer Koppelen om de HDS Carbon te koppelen met het
apparaat.
6. Herhaal deze stappen voor elk apparaat dat u wilt koppelen met
de HDS Carbon.
Koppelen met dubbele Power-Poles
Als dual Power-Poles zijn geïnstalleerd op uw boot, degene die is
gekoppeld eerste automatisch Poort en de tweede ligt aan
stuurboord in de Power-Pole regelt.
Naar verwissel ze rond, ontkoppel de aangesloten Power-Poles. En
dan Beeldverlichting uitschakelen en op Bluetooth in de draadloze
instellingen dialoog om de Bluetooth-geheugen. Als Bluetooth is
uitgeschakeld en weer ingeschakeld, gaat u verder met het
koppelen van de Power-Poles in de juiste volgorde.
Draadloze instellingen
Biedt configuratie- en instellingsopties voor de draadloze
functionaliteit.
134
Draadloze verbinding | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Verbinden met draadloze hotspot
Toont het dialoogvenster Draadloos apparaat, waar u de draadloze
functionaliteit kunt verbinden met een draadloze hotspot.
Externe bedieningsunits
Als een draadloos apparaat (smartphone of tablet) is verbonden,
verschijnt deze in de lijst Externe bedieningsunits. Selecteer Altijd
toestaan als u wilt dat het apparaat automatisch verbinding maakt
zonder iedere keer een wachtwoord nodig te hebben. In dit menu
kunt u ook de verbinding verbreken met apparaten die geen
toegang meer nodig hebben.
Draadloze apparaten
In dit dialoogvenster ziet u de interne draadloze (en eventueel
verbonden) WIFI-1-apparaten met hun IP- en kanaalnummer. Als u
het interne draadloze (of WIFI-1) apparaat selecteert, worden
aanvullende details weergegeven.
Als u de details (netwerknaam (SSID), netwerksleutel of kanaal) van
het interne draadloze apparaat wilt weergeven en wijzigen, dient
het interne draadloze apparaat zich in de modus Toegangspunt
(interne WiFi) te bevinden. Om een netwerk (hotspot) te selecteren
voor verbinding, dient het interne draadloze apparaat zich in de
Clientmodus te bevinden. Gebruik de optie Modus om van modus
te veranderen.
Client-instellingen
Toont informatie over de draadloze hotspot waarmee uw unit
verbonden is, of de hotspot waarmee uw unit het laatste
verbonden was. U kunt de hotspot in het dialoogvenster selecteren
om deze in te stellen als hotspot waarmee u altijd verbinding wilt
maken als u binnen het bereik bent. U kunt de hotspot selecteren
en verwijderen.
Geavanceerd
Start de hulpmiddelen Iperf en DHCP Probe voor het opsporen van
fouten en het instellen van het draadloze netwerk.
Ú
Notitie: Iperf en DHCP Probe zijn hulpmiddelen voor
diagnostische doeleinden, bedoeld voor gebruikers die bekend
zijn met de terminologie en configuratie van netwerken. Navico
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
135
is niet de ontwikkelaar van deze hulpmiddelen en biedt geen
ondersteuning bij het gebruik.
Bluetooth
Kan de ingebouwde draadloze Bluetooth-functionaliteit.
Bluetooth-apparaten
Geeft de lijst met Bluetooth-apparaten. Gebruik de Bluetooth
Device List dialoog te koppelen of verwijder koppelen met
Bluetooth-apparaten.
136
Draadloze verbinding | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Radar
Het radarpaneel kan worden ingesteld als een schermweergave of
kan worden gecombineerd met andere panelen.
Het radarbeeld kan ook getoond worden als een overlay op een
kaartpaneel. Raadpleeg voor meer informatie, "Kaartoverlay" op pagina
42
.
Ú
Notitie: Voor een radaroverlay zijn gegevens nodig van een
vaarrichtingssensor of een kompas, voor een juiste oriëntatie op
de kaart.
Het radarpaneel
1 Oriëntatie
2 Bereik
3 Vaarrichtingslijn*
4 Cursor
5 Kompas*
6 Cursorpositievenster
7 Afstandsringen*
17
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
137
8 Afstandsmarkeringen*
* Optionele radarsymbolen
Radarsymbolen kunnen in het radarmenu collectief in-/
uitgeschakeld worden, of individueel zoals beschreven in Paneel
Radarinstellingen.
Radar overlay
U kunt het radarbeeld op de kaart projecteren (overlay). Hierdoor
kunt u het radarbeeld gemakkelijker interpreteren, doordat u de
radar doelen met objecten op de kaart kunt vergelijken.
Als radar overlay geselecteerd is, zijn de basisfuncties voor
bediening van de radar beschikbaar in het menu van het kaart
paneel.
Bron radar-overlay selecteren op kaartpanelen
Om de radarbron te selecteren van de radar-overlay die op het
kaartpaneel verschijnt, gebruikt u de opties in het menu
Radaropties en vervolgens in Bron op het kaartpaneel om de
radarbron te selecteren.
Voor kaartpagina's met meer dan een kaart met radar-overlay kunt u
verschillende radarbronnen instellen voor elk kaartpaneel. Activeer
een van de kaartpanelen en selecteer vervolgens een van de
beschikbare radars in de menuoptie Radar bron. Herhaal het proces
voor het tweede kaartpaneel met radar-overlay en selecteer een
andere radar voor dit paneel.
Operationele modi radar
De operationele modi van de radar worden geregeld door de HDS
Carbon-unit. De volgende modi zijn beschikbaar:
Uit
De voeding voor de radarscanner is uitgeschakeld.
Standby
De spanning naar de radarscanner is aan, maar de radar zendt niet.
138
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Zenden
De scanner is aan en zendt. Ontdekte doelen worden op de PPI
(Plan Position Indicator) van de radar getekend.
Radarbereik
U kunt het radarbereik aanpassen door de zoompictogrammen (+
of -) op het radarpaneel te selecteren of door de zoomtoetsen (+ of
-) te gebruiken.
Gebruik van de cursor op een radar paneel
De cursor wordt standaard niet in een radar paneel weergegeven.
Wanneer u de cursor op het radar paneel plaatst, wordt het
cursorpositie venster geactiveerd en worden de opties van het
cursor menu weergegeven.
Om de cursor en cursor elementen uit het paneel te verwijderen,
selecteert u Cursor wissen, of drukt u op de X toets.
Het radarbeeld aanpassen
U kunt eventueel het radarbeeld verbeteren door de gevoeligheid
van de radar aan te passen en door achtergrondecho's van zee-en
weercondities te filteren.
U kunt de beeldinstellingen aanpassen in het radarmenu.
Directionele echo-onderdrukking
(alleen Broadband 4G-radar)
Deze modus is automatisch actief als GAIN = AUTO en SEA =
HARBOR of OFFSHORE. Het doel is om kleinere vaartuigen zichtbaar
te maken in de benedenwindse richting van de zee-echo. De GAIN
(versterking) van de radarontvanger wordt dynamische in
benedenwindse richting vergroot tijdens de sweep, voor
verhoogde doelgevoeligheid in zwaardere zeecondities.
Als GAIN of SEA = MANUAL, staat de modus Directionele echo-
onderdrukking UIT (niet-directioneel).
Daarnaast zijn de curve-instellingen CALM, MODERATE of ROUGH
STC beschikbaar in het menu Radaropties om het radarbeeld nog
beter naar uw wensen te optimaliseren.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
139
Gain
De versterking regelt de gevoeligheid van de radarontvanger.
Door een hogere versterking wordt de radar gevoeliger voor
radarecho's, zodat er zwakkere doelen getoond worden. Als de
versterking te hoog staat, kan het beeld vollopen met
achtergrondruis.
De versterking heeft een handmatige en een automatische modus.
U wisselt tussen de automatische en de handmatige modus met de
schuifbalk.
Zee-echo
De functie Zee-echo wordt gebruikt om het effect van
achtergrondecho van golfslag of ruwe zee rond het vaartuig te
filteren.
Als u de filtering van Zee-echo verhoogt, worden de echo's op het
scherm ten gevolge van de echo's van de golfslag verminderd.
Het systeem beschikt over vooraf gedefinieerde instelling voor Zee-
echo in havens en offshore. Daarnaast is er een handmatige modus
waarin u de instellingen kunt aanpassen. U kunt modi voor Zee-
echo selecteren in het menu. U kunt de waarde voor Zee-echo
alleen in de handmatige modus aanpassen.
Rain clutter
Rain clutter wordt gebruikt om de effecten van regen, sneeuw of
andere weersomstandigheden op het radarbeeld te verminderen.
Deze waarde moet niet te hoog worden gezet, omdat echte doelen
dan mogelijk ook worden uitgefilterd.
140
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Geavanceerde radaropties
Ruisonderdrukking
(Alleen voor Broadband 4G-radar)
Met Ruisonderdrukking bepaalt u hoeveel ruis wordt gefilterd door
de radar. De doelgevoeligheid voor de lange afstand wordt groter
wanneer deze instelling op Laag of Hoog staat, maar dit veroorzaakt
wat verlies in doelonderscheiding.
Tip: Voor een maximaal bereik laat u de Broadband 4G-radar op één
bereik uitzenden, stelt u Ruisonderdrukking in op Hoog en kiest u
voor een zo laag mogelijke drempel. De standaardwaarde is 30%
voor minder ruis op het scherm. Als UIT is geselecteerd, is het bereik
van de HDS Carbon ongeveer gelijk aan dat van 3G-radar. In
sommige gebieden met ongewoon veel interferentie levert UIT
mogelijk het beste radarbeeld op.
Radar drempel
Met de drempelwaarde stelt u de vereiste signaalsterkte voor de
zwakste radarsignalen in. Radar echo's onder deze limiet worden
uitgefilterd en niet weergegeven.
Standaard waarde: 30%.
Doelvergroting
Met Doelvergroting wordt de lengte van doelen in het bereik
vergroot, zodat ze beter te zien zijn.
Radarstoring onderdrukken
Storing kan veroorzaakt worden door radarsignalalen van andere
radarunits die op dezelfde frequentieband opereren.
Een hoge instelling vermindert de storing door andere radars.
Om geen zwakke doelen te missen, dient de storingsonderdrukking
laag gezet te worden als er geen storing is.
Target separation
(alleen Broadband 4G-radar)
Met de functie Target separation kunt u de doelonderscheiding
van de radar regelen (onderscheid tussen objecten is duidelijker).
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
141
Fast scan
(Alleen Broadband Radar).
Stelt de rotatiesnelheid van de antenne in. Met deze optie krijgt u
sneller een update van doelen.
Ú
Notitie: Of de maximale snelheid wordt bereikt is afhankelijk
van de instellingen, de modus en het bereik die voor de radar
zijn geselecteerd. De radar draait zo snel als de huidige
bedieningsinstellingen toelaten.
Zeeconditie
Pas de instelling voor Zeeconditie aan de huidige zeecondities aan
voor de beste onderdrukking van zee-echo.
Target boost
(alleen 3G- en 4G-breedband en pulsradar)
De functie Target boost vergroot de pulslengte en verkleint de
bandbreedte van de radar, zodat doelen groter lijken in het bereik
en de radargevoeligheid wordt vergroot.
Opties radar weergave
Radar symbolen
Radarsymbolen gedefinieerd in het Radar instellingen paneel
kunnen allemaal aan/uit worden gezet. Zie de afbeelding van het
radar paneel met optionele radar items.
Doel sporen
U kunt instellen hoe lang de sporen gegenereerd vanaf elk doel op
het radar paneel blijven. U kunt de doel sporen ook UIT zetten.
Ú
Notitie: Ware beweging wordt aanbevolen bij gebruik van Doel
sporen.
Doel sporen uit het paneel verwijderen
Als er doel sporen op het paneel worden weergegeven, wordt het
radar menu uitgebreid met een optie waarmee u de doel sporen op
het paneel tijdelijk kunt wissen. De sporen beginnen daarna weer te
verschijnen, tenzij u ze uitschakelt zoals hierboven beschreven.
142
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Het radar palet
U kunt verschillende kleuren (paletten) gebruiken om details op het
radar paneel aan te duiden.
Radar oriëntatie
De radar oriëntatie wordt in de linker bovenhoek van het
radarpaneel weergegeven als HU (vaarrichting boven (UP)), NU
(noord boven) of CU (koers boven).
Vaarrichting boven
Draait het radarbeeld zo dat de vaarrichting recht omhoog op het
radarbeeld wordt weergegeven.
Noord boven
Draait het radarbeeld zo dat het noorden recht naar boven wijst.
Koers boven
Draait het radarbeeld zo dat de huidige navigatiekoers recht
omhoog wordt weergegeven.
Deze optie werkt alleen als het systeem op een actieve route
navigeert. Als dat niet zo is, wordt de vaarrichting boven oriëntatie
gebruikt totdat de navigatiefunctie is gestart.
Het midden van de radar positioneren
U kunt het midden van de radar-PPI (Plan Position Indicator)
verplaatsen naar verschillende posities op het radarpaneel en
selecteren hoe uw vaartuig zich over het radarbeeld beweegt.
Radarbeweging wordt linksboven op het radarpaneel aangegeven
als TM (True motion - Ware beweging) of RM (Relative motion -
Relatieve beweging).
De radarpositie kan alleen veranderd worden als de radar aan het
zenden is.
Centrum
Look ahead
Aangepaste offset
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
143
Centrum
Standaardinstelling. De midden van de radarPPI is gecentreerd op
het radarpaneel.
Look Ahead
Beweegt het midden van de radar-PPI naar de onderkant van het
paneel om u maximaal zicht naar voren te geven.
Offset
Biedt de mogelijkheid het midden van het radarscherm (PPI) naar
elke gewenste positie op het radar paneel te verplaatsen.
1. Selecteer de optie Offset in het menu.
2. Plaats de cursor waar u het midden van het radarbeeld wilt
hebben.
3. Bevestig de instelling door de optie Offset opslaan in het menu
te kiezen.
EBL/VRM-markering
Met de elektronische peillijn (EBL) en de variabele
afstandsmarkering (VRM) kunnen snel afstandsmetingen en
peilingen worden gedaan naar vaartuigen en landmassa's binnen
radarbereik. Op het radarbeeld kunnen twee verschillende EBL/
VRM's geplaatst worden.
De EBL/VRM's worden standaard gepositioneerd vanuit het midden
van het vaartuig. Het is echter mogelijk het referentiepunt te
verschuiven naar een andere geselecteerde positie op het
radarbeeld.
144
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Na plaatsing kunt u de EBL/VRM snel aan- of uitzetten door de
relevante markeringen op de databalk te selecteren, of de
markering te deselecteren in het menu.
Een EBL/VRM markering definiëren
1. Zorg dat de cursor niet actief is.
2. Activeer het menu, selecteer EBL/VRM en daarna EBL/VRM 1
of EBL/VRM 2
-
De EBL/VRM wordt op het radarbeeld geplaatst.
3. Selecteer de insteloptie in het menu als u de markering wilt
verplaatsen en verplaats vervolgens de markering door deze
naar de gewenste positie op het radarbeeld te slepen.
4. Selecteer de optie opslaan in het menu om de instellingen op te
slaan.
EBL/VRM markeringen plaatsen m.b.v. de cursor
1. Plaats de cursor op het het radarbeeld.
2. Activeer het menu.
3. Selecteer een van de EBL/VRM markeringen.
- De EBL lijn en de VRM cirkel worden aan de hand van de
cursorpositie gepositioneerd.
Offsetten van een EBL/VRM markering
1. Zorg dat de cursor niet actief is.
2. Activeer het menu, selecteer EBL/VRM en selecteer daarna de
markering die u wilt offsetten.
3. Selecteer de optie Offset instellen.
4. Plaats de cursor op het radar paneel om de offset positie in te
stellen.
5. Selecteer de optie opslaan in het menu om de instellingen op te
slaan.
U kunt het midden van de EBL/VRM op de positie van de boot
zetten via het menu.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
145
Een bewakingszone rond uw vaartuig
instellen
Een bewakingszone is een gebied (een cirkel of een sector) die u op
het radarbeeld kunt definiëren. Indien geactiveerd, wordt u door
een alarm gewaarschuwd wanneer een radardoel de zone
binnenkomt of verlaat.
Een bewakingszone definiëren
1. Zorg dat de cursor niet actief is
2. Activeer het menu, selecteer Bewakingszones en selecteer
vervolgens een van de bewakingszones
3. Selecteer de vorm van de zone
-
De aanpassingsopties hangen af van de vorm van de
bewakingszone
4. Selecteer Aanpassen om de instellingen voor de
bewakingszone te definiëren. De waarden kunnen ingesteld
worden in het menu of door te slepen op het radarpaneel.
- A: Peiling, relatief ten opzichte van de vaarrichting van het
vaartuig
- B: Diepte
- C: Bereik, relatief ten opzichte van het midden van het
vaartuig
- D: Breedte
5. Selecteer de optie Opslaan in het menu op uw instellingen op
te slaan.
Na plaatsing kunt u de bewakingszones in-/uitschakelen doorde
relevante sectie op de databalk te selecteren.
C
B
A
D
Vorm: sector
B
C
Vorm: cirkel
146
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Alarm instellingen
Er wordt een alarm geactiveerd wanneer een radar doel de grens
van het veiligheidsgebied overschrijdt. U kunt selecteren of het
alarm wordt geactiveerd wanneer het doel de zone binnengaat of
verlaat.
Gevoeligheid
De gevoeligheid van de veiligheidszone kan worden ingesteld, om
alarmen voor kleine doelen te voorkomen.
MARPA doelen
Als het systeem een koerssensor heeft, kan de MARPA functie (Mini
Automatic Radar Plotting Aid) worden gebruikt om maximaal tien
radar doelen te volgen.
U kunt alarmen instellen om u te waarschuwen als een doel te dicht
bij komt. Zie "Radar instellingen" op pagina 150.
De MARPA volgfunctie is een belangrijk hulpmiddel om
aanvaringen te voorkomen.
Ú
Notitie: MARPA vereist koersdata voor de radar en de HDS
Carbon.
MARPA-doelsymbolen
Het systeem maakt gebruik van de volgende symbolen voor doelen:
Verkrijgen MARPA-doel. In het algemeen duurt het
maximaal 10 volledige rotaties van de scanner.
Volgen van MARPA-doel, niet bewegend of voor anker.
Volgen van een veilig MARPA-doel met extensielijnen.
Gevaarlijk MARPA-doel
Een doel wordt als gevaarlijk gezien wanneer het de
bewakingszone binnengaat die op het radarpaneel is
aangegeven.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
147
Als er binnen een tijdslimiet geen signalen zijn ontvangen,
wordt een doel gedefinieerd als verloren.
Het doelsymbool vertegenwoordigt de laatste geldige
positie van het doel voordat de gegevensontvangst
verloren ging.
Geselecteerd MARPA-doel, geactiveerd door de cursor op
het doelpictogram te plaatsen.
Zodra de cursor wordt verwijderd, keert het doel terug
naar het standaarddoelsymbool.
MARPA-doelen volgen
1. Plaats de cursor op het doel op het radarbeeld
2. Selecteer Doelen verkrijgen in het menu
3. Herhaal het proces als u nog meer doelen wilt volgen
Als uw doelen geïdentificeerd zijn, kunnen er tot 10 radar-sweeps
nodig zijn om het doel te verkrijgen en dan te volgen.
Volgen van MARPA-doelen annuleren
Als doelen gevolgd worden, wordt het radarmenu uitgebreid met
opties voor het annuleren van individuele doelen of het stoppen
van de volgfunctie.
Stop het volgen van individuele doelen door het doelpictogram te
selecteren en vervolgens Doel annuleren te selecteren in het
menu.
MARPA-doelinformatie weergeven
Er kan gedetailleerde informatie over MARPA-doelen worden
getoond. Selecteer het gewenste doel en selecteer vervolgens de
doelpop-up of selecteer Doel details in het menu.
148
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
MARPA-alarminstellingen
U kunt de volgende MARPA-alarmen instellen:
• MARPA-doel verloren
Bepaalt of er een alarm geactiveerd zal worden als een MARPA-
doel verloren is.
• MARPA niet beschikbaar
Bepaalt of er een alarm geactiveerd is als u niet de vereiste invoer
hebt om MARPA te laten werken (geldige GPS-positie en
koerssensor aangesloten op de radarserver).
Bovendien kunt u een bewakingszone rondom uw vaartuig
instellen. Als een doel binnen deze zone komt, kunt u een alarm
laten afgaan. Ga voor meer informatie naar Marpa-instellingen
onder "Radarinstellingen" op pagina 150.
Radargegevens opnemen
U kunt radargegevens opnemen en het bestand intern opslaan in
de HDS Carbon-unit of op een geheugenkaart die in kaartlezer van
de unit is geplaatst.
Een opgenomen radarbestand kan gebruikt worden om een
voorval of een operationele fout te documenteren. Een gelogd
radarbestand kan ook gebruikt worden door de simulator.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
149
Radarinstellingen
Radarsymbolen
U kunt selecteren welke optionele radaronderdelen u collectief wilt
in-/uitschakelen in het radarmenu. Raadpleeg de afbeelding van het
radarpaneel.
Peilingen
Hiermee kunt u selecteren of de radarpeiling gemeten moet
worden in verhouding tot waar/magnetisch noorden (°T/°M) of tot
uw relatieve vaarrichting (°R).
Databalk
Hiermee schakelt u de databalk van de radar in/uit. Raadpleeg de
afbeelding van het radarpaneel.
De databalk kan maximaal 3 doelen tonen, waarbij de gevaarlijkste
doelen bovenaan staan. U kunt kiezen voor weergave van MARPA-
doelen bovenaan, vóór eventuele AIS-doelen, zelfs als de AIS-doelen
dichter bij uw vaartuig liggen.
MARPA-instellingen
U kunt de lengte van het MARPA-spoor definiëren. Dit maakt het
makkelijker om de beweging van het doel te volgen.
150
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Er kan een cirkel worden getrokken rondom het vaartuig om een
gevarenzone aan te duiden. De radius van de cirkel komt overeen
met het dichtstbijzijnde naderingspunt dat is ingesteld in het
dialoogvenster Gevaarlijke vaartuigen. Raadpleeg "Gevaarlijke vaartuigen
definiëren" op pagina 159. Als een vaartuig uw veilige zone
binnengaat, gaat er een alarm af.
Installatie
De optie Installatie wordt gebruikt voor de radarinstallatie. Dit wordt
in de afzonderlijke radar- of HDS Carbon-installatiehandleiding
beschreven.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
151
AIS
Als een NAIS400, een AI50 of een NMEA 2000 VHF als AIS (Automatic
Identification System) op het netwerk is aangesloten, kunnen alle
door deze apparaten gedetecteerde doelen worden weergegeven
en gevolgd. U kunt ook meldingen en posities zien voor DSC-
uitzendende apparatuur binnen bereik.
AIS-doelen kunnen worden getoond als overlay op kaartbeelden.
Deze functie is een belangrijke hulpmiddel voor veilige navigatie en
het voorkomen van aanvaringen. U kunt alarmen zo instellen dat
deze u waarschuwen als een AIS-doel te dichtbij komt of verloren
raakt.
Symbolen AIS-doelen
Het systeem maakt gebruik van de volgende symbolen voor AIS-
doelen:
Slapend AIS-doel (niet bewegend of voor anker).
Bewegend en veilig AIS-doel met koersverlengingslijn.
Gevaarlijk AIS-doel, aangegeven met vette lijn.
Een doel wordt gedefinieerd als gevaarlijk op basis van
de CPA- en TCPA-afstandsinstellingen. Raadpleeg
"Gevaarlijke vaartuigen definiëren" op pagina 159.
18
152
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Verloren AIS-doel.
Als er binnen een tijdslimiet geen signalen zijn
ontvangen, wordt een doel als verloren beschouwd.
Het doelsymbool vertegenwoordigt de laatste geldige
positie van het doel voordat de gegevensontvangst
verloren ging.
Geselecteerd AIS-doel, geactiveerd door een
doelsymbool te selecteren.
Zodra de cursor uit het symbool wordt verwijderd, keert
het doel terug naar het standaarddoelsymbool.
Zoeken naar AIS-items
U kunt naar AIS-doelen zoeken met behulp van de optie Zoeken
op het paneel Tools.
U kunt op een kaartpaneel zoeken naar AIS-doelen met behulp van
de optie Zoeken in het menu. Als de cursor actief is, zoekt het
systeem naar vaartuigen nabij de cursorpositie. Als de cursor niet
actief is, zoekt het systeem naar vaartuigen nabij de positie van uw
vaartuig.
Ú
Notitie: U dient een abonnement op een SIRIUS-datapakket te
hebben om tankstations te kunnen zoeken.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
153
Informatie over afzonderlijke AIS-doelen
weergeven
Als u een AIS-pictogram selecteert op het kaart- of radarpaneel,
verandert het symbool in het symbool van het geselecteerde doel
en wordt de naam van het vaartuig getoond.
U kunt gedetailleerde informatie over een doel laten tonen door de
pop-up AIS te selecteren, of in het menu als het doel is
geselecteerd.
AIS-informatie op radarpanelen
Op de balk met radargegevens staat informatie over maximaal 3
AIS-doelen.
De doelen worden weergegeven met het dichtstbijzijnde doel
bovenaan en met verschillende kleuren wordt de doelstatus
aangeduid.
Een AIS-vaartuig oproepen
Als het systeem over een VHF-radio beschikt die DSC-oproepen
(Digital Select Calling) via NMEA 2000 ondersteunt, kunt u een DSC-
oproep naar andere vaartuigen plaatsen vanaf de HDS Carbon.
De oproepoptie is beschikbaar in het dialoogvenster AIS Vaartuig
Details en in het statusdialoogvenster Vaartuig die u op het
paneel Tools kunt activeren.
154
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Via het dialoogvenster Oproep kunt u een ander kanaal kiezen of
de oproep annuleren. Het dialoogvenster Oproep wordt gesloten
zodra de verbinding tot stand is gebracht.
AIS SART
Wanneer een AIS SART (Search And Rescue beacon, zoek- en
reddingsbaken) geactiveerd wordt, begint het direct zijn positie- en
identiteitsgegevens uit te zenden. Deze data wordt dan door uw AIS
apparaat ontvangen.
Als uw AIS ontvanger niet geschikt is voor AIS SART, kan het de
ontvangen AIS SART informatie als een signaal van een standaard
AIS zender interpreteren. Er wordt dan wel een symbool op de kaart
geplaatst, maar dit is een AIS vaartuig symbool.
Is uw AIS ontvanger wel compatibel met AIS SART, dan gebeurt het
volgende wanneer er AIS SART data is ontvangen:
• Er word een AIS SART symbool op de kaart geplaatst op de
positie die van het AIS SART is ontvangen
• Er wordt een alarmbericht weergegeven
Als u de sirene ingeschakeld hebt, wordt het alarmbericht gevolgd
door een alarmgeluid.
Ú
Notitie: Het symbool is groen als de ontvangen AIS SART data
een test en geen actief bericht is.
Alarmmelding AIS SART
Wanneer gegevens worden ontvangen van een AIS SART wordt een
alarmbericht getoond. Dit bericht bevat het unieke MMSI-nummer
van de AIS SART, en de positie, afstand en vaarrichting van de AIS
SART ten opzichte van uw vaartuig.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
155
U hebt de volgende opties:
• Het alarm negeren
-
Het alarm wordt gedempt en het bericht gesloten. Het alarm
verschijnt niet opnieuw
Ú
Notitie: Als u het alarm negeert blijft het AIS SART-pictogram
zichtbaar op uw kaart, en de AIS SART blijft in de lijst met
vaartuigen staan.
• De waypoint opslaan
-
De waypoint wordt opgeslagen in uw lijst met waypoints. De
naam van deze waypoint wordt voorafgegaan door MOB AIS
SART - gevolgd door het unieke MMSI-nummer van de SART.
Bijvoorbeeld: MOB AIS SART - 12345678.
• De MOB-functie activeren
- De display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel,
gecentreerd op de positie van de AIS SART
- Het systeem maakt een actieve route naar de positie van de
AIS SART
Ú
Notitie: Als de MOB-functie al actief is, wordt deze beëindigd
en vervangen door de nieuwe route naar de positie van de AIS
SART!
Ú
Notitie: Als de AIS stopt met het ontvangen van het AIS SART-
bericht blijft de AIS SART nog 10 minuten nadat het laatste
signaal is ontvangen in de lijst met vaartuigen staan.
Als u het AIS SART-pictogram op het kaartpaneel selecteert, kunt u
de details van de AIS MOB zien.
156
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Vaartuigalarmen
U kunt verschillende alarmen instellen om u te waarschuwen als er
een doel binnen vooraf gedefinieerde limieten komt, of als een
eerder gedefinieerd doel verloren is gegaan.
Gevaarlijk vaartuig
Controleert of er een alarm wordt geactiveerd wanneer een boot
dichterbij komt dan de afstand voor CPA binnen de tijdlimiet voor
de TCPA. Raadpleeg "Gevaarlijke vaartuigen definiëren" op pagina 159.
AIS-vaartuig verloren
Stelt de afstand in voor verloren vaartuigen. Indien een boot binnen
een bepaald bereik verloren gaat, gaat er een alarm af.
Ú
Notitie: Via het selectievakje kunt u aangeven of het alarmpop-
upbericht wordt weergegeven en of de sirene afgaat. De CPA
en TCPA bepalen wanneer een vaartuig gevaarlijk is, ongeacht
de geactiveerde/gedeactiveerde status.
Vaartuigbericht
Bepaalt of er een alarm wordt geactiveerd als er een bericht wordt
ontvangen van een AIS-doel.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
157
Vaartuiginstellingen
Het MMSI nummer van uw boot
U moet uw eigen MMSI (Maritime Mobile Service Identity) nummer
in het systeem invoeren om geadresseerde berichten van AIS en
DSC vaartuigen te ontvangen.
Het is ook belangrijk dat u het MMSI nummer invoert om te
voorkomen dat uw eigen boot als AIS doel op de kaart wordt
weergegeven.
Ú
Notitie: De optie Vaartuig bericht in de alarm instellingen moet
ingeschakeld zijn om te zorgen dat MMSI berichten worden
weergegeven.
Symboolfilters
Alle doelen worden standaard weergegeven op het paneel als er
een AIS-apparaat op het systeem is aangesloten.
U kunt ervoor kiezen om geen enkel doel te tonen, of om de
symbolen te filteren op basis van veiligheidsinstellingen, afstand en
vaartuigsnelheid.
158
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Koersverlengingslijnen
U kunt de lengte van de COG (koers over de grond)
verlengingslijnen instellen voor andere AIS-vaartuigen. U kunt de
lengte van de verlengingslijnen instellen op Uit, als vaste afstand, of
om de afstand aan te geven die het vaartuig zal afleggen binnen
een geselecteerde tijd. Als Off is geselecteerd, worden voor het
vaartuig geen COG verlengingslijnen weergegeven. Raadpleeg
"Verlengingslijnen" op pagina 54 voor informatie over verlengingslijnen
voor uw vaartuig.
Definiëren van gevaarlijke vaartuigen
U kunt een onzichtbare bewakingszone rond uw vaartuig
definiëren. Wanneer een doel binnen de ingestelde limieten komt,
verandert het symbool in het symbool Gevaarlijk doel. Indien
geactiveerd in het alarmpaneel, gaat er een alarm af.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
159
Audio
Als een SonicHub- server, een FUSION Marine Entertainment System
of NMEA 2000-audiosysteem is verbonden met het NMEA 2000-
netwerk, kunt u HDS Carbon gebruiken om het audiosysteem op
uw vaartuig te bedienen en aan te passen.
Als u bent verbonden met een WM-3-satellietmodule met een
actief abonnement, kunt u SiriusXM-producten op uw systeem
gebruiken. U kunt ook een SiriusXM-radio verbinden met een
FUSION-systeem. De Sirius-audio- en -weerfunctie geldt voor
wateren op het vasteland en de kustgebieden van de V.S. en de
Atlantische en Stille Oceaan, de Golf van Mexico en de Caribische
Zee. De SiriusXM-producten die u ontvangt hangen af van het
pakket waarop u bent geabonneerd. Raadpleeg voor meer
informatie www.siriusXM.com.
Voordat u uw audioapparatuur kunt gebruiken, moet deze
geïnstalleerd worden volgens de installatiehandleiding van HDS
Carbon en de documentatie die bij het audioapparaat is geleverd.
Activeren audio
Een compatibel audioapparaat dat wordt verbonden met het NMEA
2000-netwerk wordt automatisch geïdentificeerd door het systeem.
Als dat niet het geval is, kunt u deze functie inschakelen in het
dialoogvenster Geavanceerde instellingen.
Audio server
Als er een SonicHub server en een FUSION systeem op hetzelfde
netwerk aangesloten zijn, moet één van die apparaten als de Audio
19
160
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
server worden geselecteerd. Als maar één van deze apparaten
aanwezig is, is dat standaard de geselecteerde Audio server.
SonicHub 2
Een SonicHub 2 verbonden met het NMEA 2000-netwerk wordt
ondersteund.
Apparaatinformatie SonicHub 2
Open het dialoogvenster Netwerkinstellingen en selecteer het
apparaat SonicHub 2 in de lijst met apparaten. Hiermee wordt het
dialoogvenster SonicHub 2 0 - Device Information geopend.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
161
Configureren
Selecteer deze optie om het apparaat te configureren.
Upgrade
Hiermee wordt de apparaatsoftware bijgewerkt.
Ú
Notitie: Hiervoor dient een USB-geheugenstick met de
software-upgrade in het apparaat worden geplaatst. Periodieke
software-updates zijn beschikbaar op de website van het
product. De upgrade-bestanden bevatten gedetailleerde
instructies voor het installeren van de software.
Factory Reset
Herstelt de fabrieksinstellingen van het apparaat.
SonicHub 2 ondersteunt Bluetooth
De SonicHub 2 is een apparaat met Bluetooth-ondersteuning. U
kunt de ingebouwde draadloze Bluetooth van SonicHub 2
gebruiken voor verbinding met Bluetooth-audioapparaten.
Om de SonicHub 2 te koppelen aan een Bluetooth-apparaat,
selecteert u de optie Bluetooth-apparaten. Kies het Bluetooth-
apparaat dat u wilt koppelen in de lijst met beschikbare apparaten
en selecteer vervolgens Pair.
162
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De SonicHub 2 maakt verbinding met het gekoppelde apparaat.
Verbinding met gekoppelde apparaten tot stand brengen en verbreken
De SonicHub 2 brengt automatisch een verbinding met een
apparaat tot stand bij de koppelfunctie. U kunt meerdere apparaten
koppelen, maar er kan slechts één apparaat tegelijk verbonden zijn.
U kunt de verbinding tussen de SonicHub 2 en gekoppelde
apparaten handmatig verbreken en tot stand brengen.
Om de verbinding met een gekoppeld apparaat te verbreken,
selecteert u het gekoppelde apparaat in de lijst met apparaten en
selecteert u vervolgens Disconnect.
Om de verbinding met een gekoppeld apparaat tot stand te
brengen, selecteert u het gekoppelde apparaat in de lijst met
apparaten en selecteert u vervolgens Connect.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
163
Pandora
De SonicHub 2 ondersteunt het streamen van muziek van Pandora
vanaf een Android-apparaat (via Bluetooth) of IOS-apparaat (via USB
en Bluetooth).
Ú
Notitie: U moet op een geschikte locatie zijn om Pandora te
kunnen gebruiken. Ga naar de website van Pandora voor meer
informatie.
Gebruik de menubediening op uw apparaat om Pandora te starten.
De mediabalk
Wanneer audio is ingeschakeld, wordt de mediabalk op alle pagina’s
onder aan het scherm weergegeven. De informatie op de
mediabalk varieert, afhankelijk van de actieve audiobron. Selecteer
de mediabalk om de applicatiemenu’s te vervangen door
audiomenu’s.
1 Mediabalk
2 Audiobron
3 Track-, bestands- of stationsgegevens
4 Repeat - alleen weergegeven als Repeat is ingeschakeld
5 Shuffle - alleen weergegeven als Shuffle is ingeschakeld
164
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
6 Volumeniveau
Het audio systeem instellen
Audio bron selecteren
Via het menu kunt u wisselen tussen de beschikbare audio bronnen.
Ú
Notitie: Met de Mic bron selecteert u invoer met hoge
spanning waarmee u berichten via het audiosysteem kunt
omroepen.
Volume
Master volumeregeling
Standaard wordt het volume voor alle luidsprekerzones aangepast
wanneer u het master volume instelt.
Audio bedieningselementen
Gebruik het menu om het afspelen te regelen. De menuopties
verschillen afhankelijk van het actieve audio apparaat.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
165
Apparaat verkenner
U kunt het apparaat menu of de opties van het Apparaat
verkenner menu gebruiken om naar het eigen menu of de
bestandsstructuur van de bron te gaan, die kan worden gebruikt
om nummers te selecteren. Een voorbeeld van een USB Apparaat
verkenner:
Audio opties
Gebruik het menu Opties om nummers of albums te herhalen of in
willekeurige volgorde af te spelen en de Mixer te openen. Welke
opties beschikbaar zijn, is afhankelijk van het actieve audio apparaat.
Audio mixer
Gebruik de Mixer om:
• balans, volume en volume limieten individueel voor elke zone in
te stellen.
• hoog, midden en laag en de balans tussen zones in te stellen.
• individuele luidsprekerzones in de Hoofdregeling aan of uit te
zetten.
Welke Mixer opties beschikbaar zijn, varieert afhankelijk van het
geactiveerde audio apparaat. Het volgende is een voorbeeld van de
USB-bron mixer optie voor Alle zones:
166
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Extra bronnen
AUX en AUX 2 (gelabeld als AUX en SAT IN op de SonicHub) kunnen
worden gebruikt voor het aansluiten van radio en andere externe
audiobronnen die geschikt zijn voor RCA aansluitingen. De radio
kan worden bediend wanneer er een Lowrance weermodule op
SAT IN aangesloten is. Voor andere audiobronnen is alleen
volumeregeling beschikbaar.
Sirius van de AUX bron afkoppelen
Als er een Sirius radio met de FUSION radio/server verbonden is,
wordt de AUX bron automatisch aan de Sirius invoer gekoppeld.
Sirius wordt dan in de bronnenlijst weergegeven als de FUSION
server actief is.
Om de AUX bron voor een ander apparaat te gebruiken, moet u
Sirius dan eerst afkoppelen van de AUX bron.
Ú
Notitie: Om SiriusXM te gebruiken, moet er een optionele
SiriusXM tuner met de FUSION server verbonden zijn.
Radio
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
167
Tunerregio selecteren
Voordat u FM- of AM-radio kunt afspelen en een VHF-radio kunt
gebruiken, moet u de juiste regio voor uw locatie selecteren.
Radio favorieten
Als er op een zender afgestemd is, kunt u die zender aan de lijst met
favorieten toevoegen. Alle favoriete zenders kunnen worden
bekeken, geselecteerd en verwijderd via het dialoogvenster
Favorieten.
Sirius radio (alleen Noord-Amerika)
Kanalenlijst
De kanalenlijst toont alle beschikbare Sirius kanalen, ongeacht of u
een abonnement voor die kanalen hebt.
168
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Favorietenlijst
U kunt een lijst van uw favoriete Sirius kanalen uit de kanalenlijst
aanmaken. U kunt alleen kanalen toevoegen waarvoor u een
abonnement hebt.
Kanalen vergrendelen
U kunt geselecteerde Sirius kanalen vergrendelen, zodat die niet
worden uitgezonden. U moet een code van 4 cijfers invoeren om
kanalen te vergrendelen en dezelfde code gebruiken om die
kanalen weer te ontgrendelen.
DVD video
U kunt DVD video vanaf een FUSION-Link apparaat bekijken op
apparaten aangesloten m.b.v. een video adapterkabel
(000-11010-001), die afzonderlijk verkrijgbaar is.
DVD video regelen
1. Plaats een DVD in het apparaat.
2. Open de Home pagina en selecteer de Video pagina.
3. Activeer het Audio paneel en selecteer DVD als bron in het
menu.
4. Selecteer de menuoptie Regeling.
5. Gebruik de menuopties om het afspelen te regelen.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
169
SiriusXM-weer
Als er een Navico-weermodule is aangesloten, kunt u zich
abonneren op Sirius-audio en Sirius Marine Weather Service op uw
systeem (alleen Noord-Amerika).
Afhankelijk van het abonnement dat u hebt geselecteerd, beslaat
de audio- en weerservice van Sirius diverse binnenwateren en
kustgebieden van Noord-Amerika. Raadpleeg voor meer informatie
www.siriusxm.com/marineweather
Sirius status paneel
Als de weermodule op het systeem aangesloten is, hebt u toegang
tot het Sirius status paneel.
Het status paneel toont de signaalsterkte als 1/3 (zwak), 2/3 (goed)
of 3/3 (voorkeur). Het toont ook de antenne status, het
serviceniveau en het elektronische serienummer van de
weermodule.
Sirius-weerdisplay
Het Sirius-weerdisplay kan als overlay op uw kaartpaneel worden
weergegeven.
Als de weer-overlay geselecteerd is, wordt het kaartmenu uitgebreid
met de beschikbare weeropties.
20
170
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
1 Kleurnuances voor neerslag
2 Stadsverwachtingssymbool
3 Windveer
4 Stormpictogram
5 SST-kleurenbalk
6 SST-kleurnuances
Gebruik het menu met de weeropties van Sirius om te selecteren
welke weersymbolen worden weergegeven en hoe deze worden
weergegeven op het kaartpaneel.
Windveren
De draaiing van de windveren geeft de relatieve windrichting aan.
De staart laat zien uit welke richting de wind komt. In de tekening
hieronder komt de wind uit het noordwesten.
De windsnelheid wordt aangegeven door een combinatie van korte
en lange strepen aan het eind van de windbalk.
Nul knopen / Onbepaalde windrichting
Korte windveer = 5 knopen
Lange windveer = 10 knopen
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
171
Pijlvormige windveer = 50 knopen
Als de staart een combinatie van windveren van 5 en 10 knopen laat
zien, telt u deze bij elkaar op voor de totale windsnelheid. In het
voorbeeld hieronder ziet u 3 x grote windveer + 1 x keer kleine
windveer = 35 knopen, en is 60 knopen aangegeven met 1 x
pijlvormige windveer + 1 x grote windveer.
Windsnelheid: 35 knopen
Windsnelheid: 60 knopen
Weerdetails weergeven
Als pop-up weergave ingeschakeld is, kunt u een weersymbool
selecteren om de identiteit van de waarneming aan te duiden.
Wanneer u de pop-up selecteert, wordt er gedetailleerde informatie
over de waarneming getoond. U kunt de gedetailleerde informatie
ook via het menu weergegeven als het weersymbool geselecteerd
is.
Sirius weergave opties
Neerslag
Kleurnuances worden gebruikt om het type en de intensiteit van de
neerslag te tonen. Hoe donkerder de kleur, hoe hoger de intensiteit.
Regen Van lichtgroen (lichte regen) - geel - oranje - tot
donkerrood (zware regen)
Sneeuw Blauw
Gemengd Roze
Zeewater oppervlakte temperatuur (SST)
U kunt de zeewater oppervlakte temperatuur als gekleurde arcering
of tekst weergeven.
172
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Wanneer u kleur arcering selecteert, wordt de SST kleurenbalk aan
de linkerant van het scherm weergegeven.
U kunt instellen hoe de kleurcodes worden gebruikt om de
zeewater oppervlakte temperatuur aan te geven. Zie "Kleurcodes
instellen" op pagina 176.
Golfhoogte indicatie
Er worden kleuren gebruikt om de voorspelde golfhoogten aan te
duiden. De hoogste golven zijn donkerrood en de laagste zijn
blauw.
U kunt instellen hoe de kleurcodes worden gebruikt om de
goflhoogte aan te geven. Zie "Kleurcodes instellen" op pagina 176.
Oppervlakfuncties
Hiermee schakelt u oppervlakfuncties in of uit. Oppervlakfuncties
zijn onder andere fronten, isobaren en drukpunten.
Oppervlakfuncties kunnen niet gelijktijdig met wind worden
weergegeven.
Wolktoppen
Hiermee schakelt u Wolktoppen in/uit. Met wolktoppen wordt de
hoogte van de bovenzijde van wolken aangegeven. Het
kleurenpalet is grijs met donkere tinten grijs, waarmee lagere
wolken worden aangeduid. Wolktoppen kunnen niet gelijktijdig
met neerslag of echotoppen worden weergegeven.
Ú
Notitie: Deze functie is alleen beschikbaar voor bepaalde
SiriusXM-abonnementen.
Echotop
Hiermee schakelt u Echotop in/uit. Met echotops worden de
toppen van stormen aangegeven. Het kleurenpalet is hetzelfde als
dat wordt gebruikt voor Neerslag. Echotoppen kunnen niet
gelijktijdig met neerslag of wolktoppen worden weergegeven.
Ú
Notitie: Deze functie is alleen beschikbaar voor bepaalde
SiriusXM-abonnementen.
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
173
Weerpictogrammen
Er zijn verschillende weersymbolen beschikbaar om de huidige of
verwachte weersomstandigheden te tonen. U kunt op een
pictogram tikken om gedetailleerde weerinformatie te tonen.
Stadsverwachting
Oppervlakteobservatie
Volgen van tropische storm: verleden (grijs) - heden
(rood) - toekomst (geel)
Volgen van orkaan (categorie 1-5): verleden (grijs) -
heden (rood) - toekomst (geel)
Volgen van tropische storing/depressie: verleden
(grijs) - heden (rood) - toekomst (geel)
Stormeigenschappen
Bliksem
Plaats en waarschuwing watchbox
Locatie maritieme zone
Lokaal weer
Druk op de menu-optie Lokaal weer om het dialoogvenster Lokaal
weer te openen. In dit dialoogvenster worden de weersvoorspelling
en weerswaarschuwingen voor dit gebied weergegeven.
Selecteer een tab voor een tijdsperiode om de voorspelling hiervoor
weer te geven.
174
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Maritieme zones
Afhankelijk van uw geselecteerde abonnement bevat SiriusXM-
services toegang tot weerrapporten voor maritieme zones in de
Verenigde Staten en Canada, met uitzondering van de gebieden op
volle zee.
U kunt op een kaart een maritieme zone selecteren en vervolgens
de weersverwachting bekijken. U kunt ook een maritieme zone
selecteren als uw huidige favoriete zone. U wordt dan geïnformeerd
over weerswaarschuwingen in die zone.
Tropische berichten
U kunt Tropische berichten lezen, die informatie bevatten over
tropische weersomstandigheden. Deze berichten zijn beschikbaar
voor de gehele Atlantische oceaan en de oostelijke Stille oceaan.
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
175
Kleurcodes aanpassen
U kunt de kleurcodes voor de temperatuur van het zeeoppervlak en
de golfhoogte definiëren.
De temperaturen boven de warmte- en onder de koudewaarden
worden getoond als toenemend donkerder rood en blauw.
Golven hoger dan de maximumwaarde worden getoond als steeds
donkerder rood. Golven lager dan de minimumwaarde hebben
geen kleurcodering.
Sirius weer animaties
De HDS Carbon legt de weerinformatie vast die u hebt ingeschakeld
en deze informatie kan worden gebruikt voor animaties van weer in
het verleden of de toekomst. Hoeveel informatie in het systeem
beschikbaar is, hangt af van de hoeveelheid weeractiviteit. Hoe
complexer het weer, des te minder tijd voor animaties beschikbaar
is.
U kunt animaties voor het verleden of de toekomst instellen,
afhankelijk van welke weer weergave u hebt ingeschakeld:
• Bij neerslag overlay kunt u animaties voor het verleden instellen
en alleen voor aangenomen weersomstandigheden in de directe
toekomst.
• Bij gekleurde golfhoogte overlay kunt u animaties voor de
toekomst instellen (voorspellingen).
Indien geactiveerd, wordt de tijd voor de huidige grafische animatie
in de linker benedenhoek van het kaart paneel weergegeven.
Weer alarmen
U kunt onweer of storm alarmen instellen, die worden geactiveerd
wanneer dergelijke omstandigheden zich binnen een bepaalde
afstand van uw boot voordoen.
U kunt ook een alarm instellen voor slecht weer voorspellingen die
worden uitgegeven voor een door u geselecteerd zeegebied.
Een watchbox wordt door de Amerikaanse National Weather
Service ingesteld. Als het alarm voor watchbox ingeschakeld is,
wordt het alarm geactiveerd wanneer uw boot een watchbox
binnengaat of zich daarin bevindt.
176
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
177
Tools
Het paneel Tools bevat standaard pictogrammen voor toegang tot
opties en tools die niet specifiek voor een bepaald paneel zijn.
Als externe apparatuur in de unit is geïntegreerd, kunnen er nieuwe
pictogrammen op het paneel Tools verschijnen. Deze
pictogrammen worden gebruikt voor toegang tot de functies van
de externe apparatuur.
Waypoints/routes/trails
Overzicht van waypoints, routes en trails met details.
Selecteer het waypoint, de route of de trail die u wilt wijzigen of
verwijderen.
Waterstanden
Toont informatie voor het getijden station dat het dichtst bij uw
boot is.
Selecteer de knoppen in het pijlenpaneel om de datum te
veranderen, of selecteer het datumveld om de kalenderfunctie te
gebruiken.
Beschikbare getijden stations kunnen via het menu worden
geselecteerd.
Alarmen
Actieve alarmen
Lijst van actieve alarmen.
Alarm historie
Lijst van alle alarmen met tijdmarkering.
Alarm instellingen
Lijst van alle beschikbare alarm opties in het systeem, met huidige
instellingen.
Instellingen
Biedt toegang tot applicatie- en systeeminstellingen.
21
178
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Systeem instellingen
De Systeem instellingen bieden toegang tot het volgende:
Taal
Bepaalt de taal die op het apparaat wordt gebruikt voor panelen,
menu's en dialoogvensters. Bij veranderen van de taal wordt het
apparaat opnieuw opgestart.
Tekst grootte
Gebruikt voor het instellen van de grootte van tekst in menu's en
dialoogvensters.
Standaard instelling: Normaal
Toetstonen
Hiermee bepaalt u het volume van de toon die klinkt wanneer er
een toets wordt ingedrukt.
Standaard instelling: Luid
Tijd
Bepaalt de lokale tijdzone verstelling en het formaat van tijd en
datum.
Referentievlak
De meeste papieren kaarten worden gemaakt in het WGS84-
formaat, dat ook door HDS Carbon gebruikt wordt.
Als uw papieren kaarten een ander formaat hebben, kunt u de
instellingen voor het referentievlak zo wijzigen dat deze
overeenkomen met uw papieren kaarten.
Coördinatensysteem
Er kunnen diverse coördinatensystemen worden gebruikt om het
formaat te bepalen voor lengte- en breedtegraad coördinaten die in
het kaart paneel worden weergegeven.
Magnetische variatie
Magnetische variatie is het verschil tussen ware en magnetische
peilingen, veroorzaakt door verschillende locaties van de
geografische en de magnetische Noordpool. Lokale verschillen
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
179
zoals ijzerafzettingen kunnen de magnetische peilingen ook
beïnvloeden.
Indien op Auto ingesteld, converteert het systeem automatisch het
magnetische noorden naar het ware noorden. Selecteer de
handmatige modus wanneer u zelf een lokale magnetische variatie
moet invoeren.
Satellieten
Statuspagina voor actieve satellieten.
EGNOS (en WAAS) differentiële positie correctie kan AAN of UIT
worden gezet.
Standaardinstellingen herstellen
Biedt de mogelijkheid te selecteren welke instellingen op de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen moeten worden teruggezet.
Waarschuwing: Als waypoints, routes en trails
worden geselecteerd, worden die permanent
verwijderd.
Geavanceerd
Toont een paneel met meer geavanceerde instellingen. Gebruikt
voor het instellen van hoe uw systeem diverse gebruikersinterface
informatie weergeeft. Bepaalt bovendien welke functies in de
interface worden weergegeven.
Info over
Hier worden de copyrightgegevens, de softwareversie en de
technische informatie van dit apparaat weergegeven.
Via de optie Support hebt u toegang tot de Network Analyzer en de
Service Assistant. Raadpleeg "Network Analyzer en Service Assistant" op
pagina 189.
Navigatie
Voorziet in opties en dialoogvensters waarin u instellingen kunt
opgeven voor uw navigatie, zoals aankomstradius, XTE-limiet, XTE-
alarm, Trails en registratietype. Raadpleeg "Navigatie-instellingen" op
pagina 69.
180
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Kaart
Voorziet in opties en dialoogvensters waar u instellingen voor uw
kaarten opgeeft. Instellingen en weergaveopties die op de pagina
Kaartinstellingen worden gekozen, gelden voor alle kaartpanelen.
Zie "Kaartinstellingen" op pagina 53.
Fishfinder
Biedt opties en dialoogvensters waarin u instellingen voor de
fishfinder opgeeft. Zie "Fisfinder instellingen" op pagina 83.
Radar
Biedt opties en dialoogvensters waarin u instellingen voor de radar
opgeeft. Zie "Radar instellingen" op pagina 150.
Stuurautomaat
Voorziet in opties waar u instellingen voor uw stuurautomaat
opgeeft. Zie "Stuurautomaat instellen" op pagina 115.
Brandstof
Toont een dialoogvenster met totaal brandstofverbruik,
brandstofverbruik per trip en brandstofverbruik per seizoen.
Bovendien biedt het toegang tot dialoogvensters voor configuratie
van motoren en tanks en kalibratie van tanks (bijvullen). Raadpleeg
hiervoor de Installatiehandleiding.
Alarmen
Biedt de mogelijkheid de sirene in te schakelen. Ook is er een
dialoogvenster beschikbaar waarin u alarmen voor items kunt
inschakelen en actieve alarm informatie en historie kunt bekijken.
Eenheden
Eenheden voor verschillende soorten data instellen.
Draadloos
Biedt dialoogvensters waarin u afstandsbedieningen kunt instellen,
draadloze apparaten kunt bekijken en geavanceerde instellingen
kunt aanpassen. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik
van dit paneel "Draadloze instellingen" op pagina 134.
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
181
Netwerk
Toont informatie over uw netwerk, instellingen opties en
configuratie opties. Voor meer informatie over het gebruik van dit
paneel raadpleegt u de Installatiehandleiding.
Vaartuigen
Toont dialoogvensters waarin u het MMSI van uw boot definieert,
symbool filters instelt, koersverlenging lengte instelt en voor
gevaarlijke vaartuigen instellingen van dichtstbijzijnd naderingspunt
en tijd tot dichtstbijzijnd naderingspunt instelt. Voor meer
informatie over het gebruik van dit paneel, zie "Vaartuig instellingen" op
pagina 158.
Simulator
Biedt de mogelijkheid de simulator handmatig te bedienen. Voor
meer informatie raadpleegt u "Simulator" op pagina 106.
Vaartuigen
Statusoverzicht
Overzicht van alle AIS-, MARPA- en DSC-vaartuigen met beschikbare
informatie.
Meldingenoverzicht
Overzicht van alle meldingen van AIS-vaartuigen met time stamp.
Zon, maan
Toont zonsopgang, zonsondergang, maansopgang en
maansondergang voor een positie, op basis van de ingevoerde
datum en de lengte/breedtegraad van de positie.
Trip calculator
Trip 1 / Trip 2
Toont reis- en motorinformatie, met een optie om alle datavelden te
resetten.
182
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Vandaag
Toont reis- en motorinformatie voor de huidige datum. Alle
datavelden worden automatisch gereset wanneer de datum
verandert.
Bestanden
Via het bestandsbeheersysteem kunt u het interne geheugen van
de unit en de geplaatste SD-kaart bekijken.
Bestanden weergeven
Selecteer een bestand op het paneel Bestanden en vervolgens de
optie voor bestandsweergave in het dialoogvenster Details.
Bestanden kopiëren naar een kaart in de kaartlezer
U kunt schermafdrukken en logs kopiëren naar een kaart in de
kaartlezer. U kunt ook systeeminstellingen, waypoints, routes en
Trails naar een kaart kopiëren. Het exporteren van bestanden wordt
behandeld in de paragraaf "Onderhoud" op pagina 187.
Zoeken
Zoekfunctie voor kaartitems (waypoints, routes, tracks, enz.).
GoFree Shop
Ú
Notitie: De ingebouwde draadloze voorziening moet
verbonden zijn met een externe draadloze hotspot om toegang
te hebben tot de GoFree Shop. Zie "Verbinding met een draadloze
hotspot tot stand brengen en verbreken" op pagina 129.
Opent de website van de GoFree Shop. In de GoFree Shop kunt u
compatibele kaarten voor uw systeem bekijken, aanschaffen en
downloaden. U kunt bovendien uw Sonar-logbestanden uploaden
en deze delen op Social Map-kaarten. Tijdens het inloggen krijgt u
automatisch een melding als er een nieuwe softwareversie
beschikbaar is voor uw systeem. Als een nieuwe update beschikbaar
is, kunt u deze downloaden naar een kaartlezer. U kunt het
downloaden ook tot een later moment uitstellen.
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
183
Alarmen
Alarmsysteem
Het systeem controleert terwijl het actief is continu op gevaarlijke
situaties en systeemstoringen. Als zich een alarmsituatie voordoet,
verschijnt er een alarmbericht op het scherm.
Als u de sirene ingeschakeld hebt, wordt het alarmbericht gevolgd
door een alarmgeluid en wordt de schakelaar voor het externe
alarm actief.
Het alarm wordt in de lijst van alarmen opgenomen, zodat u de
details kunt bekijken en de benodigde corrigerende maatregelen
kunt nemen.
Type berichten
De berichten worden geclassificeerd naar de manier waarop de
gemelde situatie invloed heeft op uw boot. De volgende kleurcodes
worden gebruikt:
Kleur Belangrijkheid
Rood Kritiek
Oranje Belangrijk
Geel Standaard
Blauw Waarschuwing
Groen Lichte waarschuwing
Enkelvoudige alarmen
Een enkelvoudig alarm wordt getoond met de naam van het alarm
als de titel en met details voor het alarm.
Meervoudige alarmen
Als er meer dan één alarm tegelijk wordt geactiveerd, toont de
alarmmelding een overzicht van maximaal 3 alarmen. De alarmen
staan op volgorde van gebeurtenis, met bovenaan het alarm dat
het eerst geactiveerd is. De overige alarmen staan in het
dialoogvenster Alarmen.
22
184
Alarmen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Een melding bevestigen
Voor het bevestigen van een melding zijn in de alarmdialoog de
volgende opties beschikbaar:
• Sluiten
Zet de alarmstatus op bevestigd, wat betekent dat u weet dat er
een alarmtoestand is. De sirene/zoemer stopt en het
dialoogvenster Alarmen wordt verwijderd.
Het alarm blijft echter actief in het alarmoverzicht totdat de
reden voor het alarm is verdwenen.
• Deactiveren
Deactiveert de huidige alarminstelling. Het alarm wordt niet
meer getoond tenzij u dit weer inschakelt in het dialoogvenster
Alarmen.
Er is geen time-out voor de alarmmelding of sirene. Deze blijven
actief totdat u het alarm bevestigt of totdat de reden voor het alarm
is verdwenen.
Dialoogvenster Alarmen
Alle alarmen worden ingesteld in het dialoogvenster Alarmen.
Het dialoogvenster Alarmen kan ook worden geactiveerd vanuit het
paneel Tools. Dit dialoogvenster bevat informatie over actieve
alarmen en de alarmgeschiedenis.
Alarmen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
185
186
Alarmen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Onderhoud
Preventief onderhoud
De unit heeft geen onderdelen die in het veld kunnen worden
onderhouden. Daarom is hoeft de gebruiker slechts zeer beperkt
preventief onderhoud uit te voeren.
Er wordt aanbevolen altijd het meegeleverde zonnescherm te
plaatsen als de unit niet in gebruik is.
Controleren van de connectoren
De connectoren mogen alleen visueel gecontroleerd worden.
Duw de stekkers in de connector. Als de stekkers zijn voorzien van
een vergrendeling, moet u ervoor zorgen dat deze in de juiste stand
staat.
Kalibratie touchscreen
Ú
Notitie: Zorg dat het scherm schoon en droog is alvorens de
kalibratie uit te voeren. Raak het scherm niet aan, behalve als dit
wordt gevraagd.
In sommige gevallen kan het nodig zijn om het touchscreen
opnieuw te kalibreren. U kunt uw touchscreen als volgt opnieuw
kalibreren:
1. Schakel de unit uit
2. Houd de Waypoint-toets ingedrukt en schakel de unit in
3. Blijf de Waypoint-toets tijdens het opstarten ingedrukt houden
tot het kalibratiescherm wordt weergegeven
4. Volg de instructies op het scherm om de kalibratie uit te voeren.
Als de kalibratie is voltooid, keert de unit terug naar het
applicatiescherm.
NMEA gegevensregistratie
Alle seriële output sentences die via de NMEA TCP-verbinding
worden gestuurd, worden opgeslagen in een intern bestand. U kunt
dit bestand exporteren en lezen ten behoeve van onderhoudswerk
en probleemoplossing.
23
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
187
De maximale bestandsgrootte is vooraf gedefinieerd. Als u diverse
andere bestanden aan het systeem hebt toegevoegd
(opnamebestanden, muziek, foto’s, PDF-bestanden), kan dit de
toegestane bestandsgrootte voor het logboekbestand verkleinen.
Het systeem registreert zo veel mogelijk gegevens binnen de
toegestane bestandsgrootte en begint daarna de oudste gegevens
te overschrijven.
Het logboekbestand exporteren
Het logboekbestand kan worden geëxporteerd via het
dialoogvenster Bestanden.
Als u de logboekdatabase selecteert, wordt u gevraagd om een
doelmap en een bestandsnaam te selecteren. Na acceptatie wordt
het logboekbestand geschreven naar de gekozen locatie.
Software-upgrades
De nieuwste software kunt u downloaden van onze website
www.lowrance.com.
Zorg dat u eerst een back-up maakt van mogelijk waardevolle
gebruikersgegevens voordat u een update op de unit uitvoert. Zie
"Back-up maken van uw systeemgegevens" op pagina 190.
Het systeem of de Network Analyzer en Service Assistant kunnen
advies geven over beschikbare software-updates.
188
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Network Analyzer en Service Assistant
Het systeem heeft een ingebouwde Service Assistant die een
rapport opstelt van de apparaten die zijn geïnstalleerd op het NMEA
2000- en ethernetnetwerk. Dit bevat informatie over
softwareversies, serienummers en informatie uit het
instellingenbestand, als hulpmiddel bij vragen op het gebied van
technische ondersteuning.
Ga naar de Analyzer, open de pagina Over van het dialoogvenster
Systeeminstellingen en selecteer Ondersteuning. De volgende twee
opties worden weergegeven:
Rapport opstellen
Maakt een analyse van uw netwerk en verzoekt u om informatie te
geven die nodig is voor ondersteuning. Het rapport bevat
informatie die automatisch op het netwerk is verzameld. U kunt
screenshots en logbestanden aan het rapport toevoegen. De
bijlagen van het rapport mogen maximaal 20 MB groot zijn. U kunt
het rapport opslaan op een geheugenkaart en het e-mailen naar
ondersteuning, of het direct uploaden als u over een
internetverbinding beschikt. Als u eerst de technische
ondersteuning belt, kunt u een incidentnummer invoeren om het
incident te volgen.
Zoeken naar systeemupdates
Analyseert uw netwerk en controleert of er updates zijn voor
compatibele apparaten.
Ú
Notitie: Laat uw unit verbinding maken met het internet om te
controleren of u over de nieuwste softwareversies beschikt. De
softwareversies zijn up-to-date tot het moment dat u uw unit
voor het laatst heeft bijgewerkt of verbinding heeft laten maken
met internet.
Software bijwerken
Ú
Notitie: Verwijder de cartografische kaarten uit uw unit en
plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte voordat
u software-updates downloadt of rapporten opstelt en opslaat
op de geheugenkaart.
Ú
Notitie: Schakel het MFD of het apparaat niet uit tot de update
is voltooid of tot u wordt gevraagd de unit of het apparaat
opnieuw op te starten.
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
189
1. Als uw MFD is verbonden met internet, kunt u de software-
update vanuit het dialoogvenster Updates downloaden naar
een geheugenkaart. U kunt de software-update ook vanaf
www.lowrance.com downloaden naar een geheugenkaart die is
geplaatst in een smart apparaat of een pc die verbonden is met
internet.
2. Plaats de kaart waarop de software-updates staan in uw MFD.
3. Selecteer in het dialoogvenster Updates het item dat u wilt
bijwerken en volg de instructies.
Nadat u de instructies hebt opgevolgd, wordt de update
uitgevoerd. U wordt mogelijk gevraagd het apparaat opnieuw op te
starten om de update te voltooien. U kunt apparaten ook later, op
een geschikter moment opnieuw opstarten om de update te
voltooien.
Back-up maken van uw systeemgegevens
Door u aangemaakte waypoints, routes en Trails zijn opgeslagen op
uw systeem. Het wordt aanbevolen deze bestanden en uw
instellingsbestanden regelmatig te kopiëren, als onderdeel van uw
back-upprocedure. U kunt de bestanden kopiëren naar een kaart
die in de kaartlezer is geplaatst.
Er zijn geen indelingsopties voor de export van het
systeeminstellingsbestand. De volgende uitvoerindelingen zijn
beschikbaar voor het exporteren van waypoints, routes en Trails-
bestanden:
• Gebruikersgegevensbestand versie 5
Wordt gebruikt voor het importeren en exporteren van
waypoints en routes met een gestandaardiseerde, universeel
unieke identificatie (UUID) en is een zeer betrouwbare en
gebruiksvriendelijke methode. De gegevens bestaan onder meer
uit informatie over de tijd en datum waarop een route is
aangemaakt.
• Gebruikersgegevensbestand versie 4
Dit kan het beste gebruikt worden bij de overdracht van
gegevens van het ene naar het andere systeem, omdat hierin alle
extra gegevens staan die deze systemen vastleggen.
• Gebruikersgegevensbestand 3 (zonder diepte)
Dient gebruikt te worden bij de overdracht van
gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd
product (Lowrance LMS, LCX)
190
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
• Gebruikersgegevensbestand 2 (zonder diepte)
Kan gebruikt worden bij de overdracht van gebruikersgegevens
van het ene systeem naar een verouderd product (Lowrance
LMS, LCX)
• GPX (GPS Exchange, zonder diepte)
Dit is het meest gebruikte formaat op het web en wordt
wereldwijd door de meeste GPS-systemen gebruikt. Gebruik dit
formaat als u gegevens overzet naar de unit van een concurrent.
Alle waypoints, routes en Trails exporteren
Gebruik de exportoptie als u een back-up wilt maken van alle
waypoints, routes en trails op uw systeem.
Regio exporteren
Met de optie Regio exporteren kunt u het gebied selecteren
waarvan u de gegevens wilt exporteren.
1. Het te exporteren gebied selecteren
2. Markeer het gebied dat u wilt exporteren door het kader te
slepen
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
191
3. Selecteer de optie Exporteren in het menu
4. Selecteer het juiste bestandsformaat
5. Selecteer het veld Seriële poort om de export te starten
Waypoints, routes en Trails wissen
Verwijderde waypoints, routes en Trails blijven bewaard in het
geheugen van de display-unit totdat de gegevens worden gewist.
Dit is nodig om gebruikersgegevens op meerdere units op een
Ethernet-netwerk met elkaar te kunnen synchroniseren. Als u talloze
verwijderde, niet-gewiste waypoints hebt, kunt u de
systeemprestaties verbeteren door deze te wissen.
Ú
Notitie: Gebruikersgegevens die uit het geheugen zijn gewist,
kunnen niet meer hersteld worden.
192
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bediening van het touchscreen
De basisbediening van het touchscreen op de verschillende
panelen wordt getoond in de onderstaande tabel.
De paragrafen over panelen in deze handleiding bevatten meer
informatie over de specifieke touchscreenfuncties op elk van de
panelen.
Pictogram Beschrijving
Tik om:
• Een paneel te activeren op een pagina met
meerdere panelen
• De cursor op een paneel te plaatsen
• Een menu en een dialoogvensteroptie te
selecteren
• Een selectievakje in of uit te schakelen
• Basisinformatie over een geselecteerd item weer
te geven
Ingedrukt houden:
• Op elk paneel met een cursor om de
cursorondersteuningsfunctie te activeren
• Op een paneelknop om de beschikbare opties
voor gesplitste schermen te bekijken
• Op een favorietenknop om de bewerkingsmodus
te openen
Blader door een lijst met beschikbare opties zonder
een van de opties te activeren.
Veeg om snel door een lijst te scrollen,
bijvoorbeeld door de lijst met waypoints. Tik op het
scherm om te stoppen met scrollen.
24
Bediening van het touchscreen | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
193
Pictogram Beschrijving
Pan om een kaart of Sonar-beeld op het paneel te
positioneren.
Knijp om uit te zoomen op de kaart of op een
beeld.
Spreid om in te zoomen op de kaart of op een
beeld.
194
Bediening van het touchscreen | HDS Carbon
Gebruikershandleiding
Index
A
Aankomst
modus
116
Aankomst modus
Stuurautomaat 111
Aankomst radius 69
Achtergrond Home
pagina 32
Actief paneel 28
AIS 152
Doelinformatie
weergeven 154
Doelsymbolen 152
DSC 154
Een vaartuig oproepen 154
Informatie op
radarpanelen 154
Koersverlengingslijnen 159
Symboolfilters 158
Zoeken naar AIS-items 153
AIS SART 155
Alarmmelding 155
Alarmen
Alarminstellingsdialoog
185
Bevestigen 185
Enkelvoudig alarm 184
Meervoudige alarmen 184
Type berichten 184
Ankermodus 111
App
GoFree Link 130
Applicatiepagina's 19
Audio 160
Activeren 160
Apparaat menu 166
Apparaat verkenner 166
Audio bron selecteren 165
AUX 167
Bedieningselementen 165
DVD video 169
Het audio systeem
instellen 165
Master
volumeregeling 165
Mixer 166
Opties 166
Radio 167
Radio favorieten 168
Server selecteren 160
Sirius afkoppelen 167
Sirius radio 168
Tunerregio selecteren 168
Auto-gevoeligheid
Sonar 74
Automatische navigatie
uitschakelen 109
Autopilot
Aankomst modus 116
Autorouting, zie Dock-to-dock
Autorouting 62
Autorouting
Dock-to-dock 62
B
Back-up maken van uw
systeemgegevens 190
Bediening van het
systeem 15
Bediening
Touch 193
Beeld
Trollingmotor uitlijnen 94
Bekijken
SpotlightScan 95
Bereik 73
SpotlightScan 94
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
195
Bestanden naar een kaart,
kopiëren
183
Bestanden weergeven 183
Bestanden, beheer 183
Bestanden
Weergave 183
Bluetooth
Apparaten koppelen 133
Draadloze technologie 133
Inschakelen 136
Bodemvergrendeling 80
Brandstof 181
C
Contrast, SpotlightScan 95
Controller en viewer-app
GoFree Link 130
Coördinatensysteem 179
Cursor 28
Cursorondersteuning 29
CZone 22
D
Dashboards 103
Data overlay 33
aan en uit zetten 33
DCT 122
De unit in- en
uitschakelen 25
Demomodus 106
Dialoogvenster Systeem
regelingen 25
Dialoogvensters 27
Dieptelijn 81
Displayverlichting 26
Dock-to-dock Autorouting
Gehele route 62, 63
Selectie 62, 63
Voorbeeld: 63
Draadloos
Apparaatdetails 135
Verbinden
smartphone
131
Verbinden tablet 131
Draadloze hotspot
Verbinding tot stand
brengen en verbreken 129
DVD video 169
E
Easy Routing 62
Voorbeeld: 63
EBL/VRM-markering 144
Extra audiobronnen 167
Extra
Instellingen 178
F
Fantoom Loran 70
Instellingen 70
Favoriete pagina's 20
Bewerken 34
Nieuwe toevoegen 34
Fishfinder stoppen 75
SpotlightScan 95
Fishfinder
Fishfinder stoppen 75
Oppervlak helderheid 76
Voorbeeld van historie 82
Flitser 81
Frequentie 74
Frequentie, SpotlightScan 94
Functies, aan zetten 180
FUSION-Link 160
G
Ga naar cursor 28
Garantie 5
Geavanceerde instellingen
196
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
SpotlightScan 94
Geavanceerde systeem
instellingen
180
Gebruik
SpotlightScan tips 96
Gesplitst scherm
Sonar 80
Gesplitste pagina's 19
Gevaarlijke vaartuigen 159
Gevoeligheid
Aanpassen 74
Sonar 74
GoFree
Draadloze verbinding 129
Shop 130
GoFree
Link 130
Verbinden
smartphone 131
Verbinden tablet 131
H
Handleidingen, weergeven 6
Handleiding
Info over 5
Handmatige modus
Sonar 76
Handmatig
Versie 6
Het systeem aanpassen 32
Het touchscreen
vergrendelen 26
Home pagina 18
I
Info panelen 103
Insight-kaartopties 44
Instellingen
Extra 178
Maateenheden 181
Netwerk 182
SpotlightScan
93
Stuurautomaat 127
Stuurautomaat,
trollingmotor 115
Internetgebruik 5
K
Kaart
Bestanden kopiëren
naar 183
Kaarten
Symbool 39
Kaarten 36
3D-kaarten 41
Bron radar-overlay 138
C-MAP-kaartopties 42
Gebruik van de cursor 40
Het vaartuig op het kaart
paneel positioneren 39
Ingebouwde cartografie 37
Insight-kaartopties 42
Instellingen 53
Kaartgegevens 37
Kaartkompas 115, 128
Kaartpaneel 36
Kaartschaal 38
Kaarttype selecteren 38
Koers boven 39
Meten van afstand 29
Navionics-kaartopties 48
Noord boven 39
Objecten zoeken op de
kaart 41
Oriëntatie 39
Overlay 42
Routes aanmaken 40
Twee kaarten 37
Vaarrichting boven 39
Vaartuigsymbool 38
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
197
Verschuiven 38
Vooruit kijken
39
Zoomen 38
Kaartopties voor C-MAP 44
Kalibratie touchscreen 187
Kijk vooruit
SpotlightScan 95
Kleurlijn
Aanpassen 74
Sonar 74
Koerssensor
Configureren voor trolling
motor 93
Koersvergrendelingsmodus
112
Kopiëren van bestanden naar
een kaart 183
Koppelen
Bluetooth-apparaten 133
L
Log sonar 84
Log sonargegevens 91
M
Maateenheden, instellen 181
Magnetische variatie 179
Man overboord
Een MOB aanmaken 30
Informatie weergeven 30
Navigatie naar MOB
annuleren 30
Mediabalk 164
Meten van afstand 29
MMSI nummer 158
N
Nav. modus 113
Navigatie-instellingen 69
Navigeer 66
Naar cursorpositie
67
Referentievlak 179
Routes 67
Navigeren
Aankomst radius 69
Met stuurautomaat 69
Stuurpaneel 67
Trails 70
Type loggen 70
XTE alarm 70
Navionics-kaartopties 48
Netwerk
Instellingen 182
NMEA
gegevensregistratie 187
NMEA
Logboekbestand
exporteren 188
O
Onderhoud
Kalibratie touchscreen 187
Opnemen
Opname van loggegevens
starten 77
Opname van
sonargegevens starten 77
Oppervlak helderheid
Fishfinder 76
Opties, SpotlightScan 94
Over deze unit 180
Overlay DownScan 83
Overlay, gegevens
projecteren 33
Overlaygegevens
configureren 33
Overlaygegevens
Configuratie 33
198
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
P
Pagina's
Een pagina selecteren
28
Selecteren actief paneel 28
Paletten 81, 90, 95
Paneelformaat aanpassen 32
Panelen
Paneelformaat
aanpassen 32
PDF, bestanden
weergeven 6
Pingsnelheid 76
Plaats van bediening instellen,
stuurautomaat 115, 128
Power-Poles 22
Bedieningsknoppen 22
Dubbele koppeling
met 134
PPI 143
Preventief onderhoud 187
R
Radar 137
Alarm instellingen 147
Bereik 139
Bewakingszone 146
Bron radar-overlay 138
Doel sporen 142
Doelvergroting 141
Drempel 141
EBL/VRM markeringen 145
EBL/VRM
Plaatsen 145
EBL/VRM-markering 144
EBL/VRM
Fast scan 142
Gain 140
Gegevens opnemen 149
Gevoeligheid 147
Instellingen 150
Koers boven
143
MARPA
Alarminstellingen 149
Doelen 147
Doelen volgen 148
Doelinfo
weergeven 148
Doelsymbolen 147
Midden van radar
positioneren 143
Noord boven 143
Offset 144, 145
Operationele modi 138
Oriëntatie 143
Overlay 138
Palet 143
PPI 143
Radarpaneel 137
Rain clutter 140
Storing 141
Target boost 142
Vaarrichting boven 143
Zee-echo 140
Zeeconditie 142
Radio, als audio
apparaat 167
Referentievlak 179
Regio exporteren 191
Reset de visserij-modus 84
Routes 59
Bewerken in het
kaartpaneel 60
Dialoogvenster 56
Dialoogvenster Route
wijzigen 64
Dock-to-dock
Autorouting 62
Easy Routing 62
Een nieuwe route aanmaken
op het kaartpaneel 60
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
199
Een route aanmaken op
basis van bestaande
waypoints
61
Navigeer 67
Verwijderen 60
Ruisonderdrukking 76
S
Satellieten, systeem
instellingen 180
Schermafdruk 31
Signaalhoogte instellen 81
Simulator 106
Bronbestanden 106
Demomodus 106
Sirius radio 168
Favorietenlijst 169
Kanalen vergrendelen 169
Kanalenlijst 168
Sirius weer
Golfhoogte indicatie 173
Kleurcodes 176
Maritieme zones 175
Neerslag 172
Overlay op
kaartpaneel 170
Status paneel 170
Tropische berichten 175
Weer animaties 176
Weersymbolen 174
Zeewater oppervlakte
temperatuur (SST) 172
SiriusXM-weer 170
SL2-formaat 77
SL3-formaat 77
SLG-formaat 77
SmartCraft VesselView 21
Snelheidsregeling,
trollingmotor 113
Snelsplits pagina’s 20
Software bijwerken 189
Software-upgrade
188
Software
Een update uitvoeren 189
Softwareversie 8
Sonar 71
Auto-gevoeligheid 74
Beeld 71
Gebruik van de cursor 72
Gesplitst scherm 80
Gevoeligheid 74
Handmatige modus 76
Historie weergeven 73
Kleurlijn 74
Menu 73
Opgenomen gegevens
weergeven 79
Opname van loggegevens
stoppen 78
Opname van
sonargegevens starten 77
Pingsnelheid 76
Splits zoom 80
Verschuifsnelheid 76
Vis aanduiding 82
Weergaveopties 80
Zoombalk 72
Zoomen 72
Sonarlog weergeven 85
SonicHub 160
SpotlightScan 92
Beeld 92
Beeld en trollingmotor
uitlijnen 94
Bekijken 95
Bereik 94
Contrast 95
Fishfinder stoppen 95
Frequentie 94
Geavanceerde
instellingen 94
200
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Instellen 93
Kijk vooruit
95
Koerssensor
configureren 93
Opties 94
Tips voor het gebruik 96
Weergeven van
SpotlightScan beelden 93
Standaardinstellingen
herstellen 180
Standby modus,
stuurautomaat 112
StructureMap 78, 97
Activeren 98
Beeld 97
Bronnen 98
Cartografie kaarten 100
Live bron 98
Opgeslagen bestanden 99
Opties 101
Tips 99
StructureScan 86
Auto-bereik 89
Beeld 86
Bereik 89
Bereiklijnen 91
Contrast 89
DownScan of SideScan
bekijken 90
Frequenties 89
Geavanceerde
instellingen 90
Gebruik van de cursor 87
Gegevens converteren naar
StructureMap-indeling 100
Gegevens opnemen 99
Het beeld omkeren 90
Historie weergeven 88
Oppervlaktehelderheid 90
Ruisonderdrukking 90
Vooraf ingestelde
bereikniveaus 89
Voorbeeld 91
Weergaveopties 86
Zoomen 87
Sturen met draaipatroon
Buitenboord
stuurautomaat 120
Stuurautomaat
Aankomst modus 111
Ankermodus 111
Ankerpunten instellen 116
Automatische navigatie
starten 126
Automatische navigatie
uitschakelen 109
Bediening van de
trollingmotor 111
Buitenboord 118
Controller 110
De aankomstcirkel van het
waypoint 125
Dieptecontour volgen 122
Gegevensbalk 111
informatiebalk,
verbergen 115, 128
Instellingen 127
Instellingen,
trollingmotor 115
Interface 110
Kaartkompas 115, 128
Koersvergrendelingsmodus
112
Nav. modus 113
Plaats van bediening
instellen 115, 128
Snelheidsregeling 113
Standby modus 112
Sturen met draaipatroon,
buitenboordmotor 120
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
201
Stuurbekrachtigingsmodus
119
Trollingmotor
109
Wendpatroonbesturing,
trollingmotor 112
Stuurpaneel 67
Systeem instellingen 179
Coördinatensysteem 179
Geavanceerd 180
Magnetische variatie 179
Satellieten 180
Standaardinstellingen
herstellen 180
Taal 179
Tekst grootte 179
Tijd 179
Toetstonen 179
Systeeminstellingen
Over copyright en deze
unit 180
Referentievlak 179
Systeemprestaties
verbeteren 192
T
Taal 179
Tekst grootte 179
Temperatuur grafiek 81
Tijd 179
Toetsen 16
Toetstonen 179
Tools 178
Tools
Routes 178
Trails 178
Waypoints 178
Zoeken 183
Touch
Bediening 193
Touchscreen
Vergrendelen 26
Trails omzetten in routes
61
Trails
Dialoogvenster 56
Instellingen 65
Navigatie instellingen 70
Nieuwe aanmaken 64
Trails omzetten in
routes 61
Trollingmotor
Beeld uitlijnen 94
Koerssensor
configureren 93
Snelheidsregeling 113
Stuurautomaatbediening
111
Type loggen, navigatie
instellingen 70
U
Unit
Controleren van de
connectoren 187
V
Vaartuigalarmen 157
Vaartuiginstellingen 158
Verbinden smartphone 131
Verbinden tablet
GoFree, draadloos 131
Verbinden
Bluetooth-apparaten 133
Draadloze hotspot 129
Smartphone en tablet 130
Verbinding verbreken
Draadloze hotspot 129
Verlichting 26
Verschuifsnelheid 76
Video 105
Beeld instellen 105
202
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bron 105
Het paneel instellen
105
Standaard 105
Video
Video paneel 105
Vismodus 84
Voorbeeld van historie
Fishfinder 82
Voorpaneel 16
W
Wallpaper, aanpassen 32
Waypoints opslaan 57
Waypoints, routes en trails
Exporteren 191
Wissen 192
Waypoints 56
Alarminstellingen 59
Bewegen 58
Bewerken 58
Dialoogvenster 56
Opslaan 57
Verwijderen 59
Weer
Alarmen 176
Weerdetails
weergeven 172
Wendpatroonbesturing
Stuurautomaat
trollingmotor 112
Windveren 171
Wissen 192
X
XTE alarm
Navigatie instellingen 70
XTE limiet 69
XTF-formaat 77
Z
Zeeconditie
142
Zoeken 183
Zoomen
Sonar 80
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
203
*988-11251-002*
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204

Lowrance HDS Carbon Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding