aanpassing berekenen door de SOG te delen door de snelheid van het schoepenwiel en de
uitkomst te vermenigvuldigen met 100.
Kalibratiebereik: 50-200 %. De standaardwaarde is 100 %.
Berekenen gemiddelde watersnelheid
Berekent de gemiddelde watersnelheid door met een geselecteerde interval uw snelheid te
meten. De intervallen voor de watersnelheid zijn in te stellen van 1 tot 30 seconden. Als u
bijvoorbeeld de waarde vijf seconden hebt geselecteerd, wordt de weergegeven
watersnelheid gebaseerd op gemiddelden over 5 seconden.
Kalibratiebereik: 1-30 seconden. De standaardwaarde is 1 seconde.
Kalibratie watertemperatuur
Temperatuurkalibratie dient om de watertemperatuurwaarde aangegeven door de
sonartransducer aan te passen. Het kan nodig zijn lokale invloeden op de gemeten
temperatuur te corrigeren.
Kalibratiebereik: -9,9° tot +9,9°. 0° is standaard.
Ú
Notitie: Kalibratie van de watertemperatuur verschijnt alleen als de transducer
temperatuur kan meten.
Transducertype
Ú
Notitie: Het transducertype wordt automatisch ingesteld voor transducers die
Transducer ID (XID) ondersteunen en kan niet door de gebruiker worden geselecteerd.
Onder Type transducer type selecteert u het model van de transducer die met de
sonarmodule is verbonden. De geselecteerde transducer bepaalt welke frequenties u kunt
kiezen bij gebruik van de sonar. Sommige transducers met ingebouwde
temperatuursensoren geven de temperatuur niet nauwkeurig weer, en bij selectie van de
verkeerde transducer wordt de temperatuur helemaal niet weergegeven.
Temperatuursensoren hebben een impedantie van 5k of 10k. Wanneer beide opties worden
gegeven voor hetzelfde model transducer, raadpleeg dan de documentatie van de
transducer om de impedantie vast te stellen.
Herstellen van standaardinstellingen van de echosounder
Zet de instellingen van de echosounder terug naar de standaardinstellingen van de fabriek.
Diepte- en temperatuurgegevens gebruiken van bron
Hiermee wordt ingesteld uit welke bron de diepte- en temperatuurgegevens worden
gedeeld op het NMEA 2000 netwerk.
ForwardScan installatie
Dit is beschikbaar als de ForwardScan functie aangesloten is.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor meer informatie over de installatie.
LiveSight-installatie
Beschikbaar wanneer een LiveSight-transducer is aangesloten.
Raadpleeg de documentatie bij de LiveSight-transducer voor informatie over de installatie.
Stuurautomaat instellingen
Het instellingsvenster Stuurautomaat is afhankelijk van welke stuurautomaatcomputer op
het systeem is aangesloten. Als er meer dan één stuurautomaat is aangesloten, toont het
instellingsvenster Stuurautomaat de opties voor de actieve stuurautomaat.
De stuurautomaatinstellingen kunnen worden gesplitst in instellingen die door de gebruiker
kunnen worden aangepast en instellingen die tijdens de installatie en inbedrijfstelling van
het stuurautomaatsysteem worden opgegeven.
•
Gebruikersinstellingen kunnen worden gewijzigd voor verschillende
gebruiksomstandigheden en gebruikersvoorkeuren.
Systeem instellen | NSO evo3S MPU Installatiehandleiding
31