Simrad NSSevo3S Installatie gids

Categorie
Navigators
Type
Installatie gids

Deze handleiding is ook geschikt voor

NEDERLANDS
NSS evo3S
Installatiehandleiding
www.simrad-yachting.com
Voorwoord
Disclaimer
Aangezien Navico dit product voortdurend verbetert, behouden wij ons het recht voor om te
allen tijde wijzigingen in het product aan te brengen die mogelijk niet met deze versie van
de handleiding overeenkomen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde distributeur als u
eventueel hulp nodig hebt.
De eigenaar is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat de apparatuur dusdanig wordt
geïnstalleerd en gebruikt, dat er geen ongevallen, persoonlijk letsel of schade aan
eigendommen kan worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk
verantwoordelijk voor het naleven van de regels voor veilig zeemanschap.
NAVICO HOLDING EN HAAR DOCHTERMAATSCHAPPIJEN, VESTIGINGEN EN FILIALEN WIJZEN
ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT PRODUCT DAT KAN LEIDEN TOT
ONGEVALLEN, SCHADE OF TOT WETSOVERTREDING.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse gaan. Navico Holding AS
en haar dochtermaatschappijen, vestigingen en filialen behouden zich het recht voor de
specificaties te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.
Rechtsgeldige taal
Deze verklaring, alle instructiehandleidingen, gebruikershandleidingen en andere informatie
met betrekking tot het product (Documentatie) kunnen zijn vertaald in, of zijn vertaald uit
een andere taal (Vertaling). In het geval van enig conflict tussen een Vertaling van de
Documentatie, is de Engelstalige versie van de Documentatie de officiële versie van de
Documentatie.
Copyright
Copyright © 2020 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart wordt als separaat document verstrekt. Raadpleeg bij eventuele vragen de
website van uw unit of systeem:
www.simrad-yachting.com
Complianceverklaringen
Verklaringen
De relevante conformiteitsverklaringen zijn beschikbaar op:
www.simrad-yachting.com
Europa
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat het product voldoet aan
de eisen van:
CE volgens RED 2014/53/EU
Verenigde Staten van Amerika
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat het product voldoet aan
de eisen van:
Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) dit
toestel mag geen schadelijke interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle
ontvangen interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de werking van het
toestel
Waarschuwing: De gebruiker wordt gewaarschuwd dat wijzigingen of
aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die
verantwoordelijk is voor naleving ertoe kunnen leiden dat de bevoegdheid
van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken komt te vervallen.
Voorwoord | NSS evo3S Installatiehandleiding
3
Ú
Notitie: Deze apparatuur genereert, gebruikt en veroorzaakt mogelijke straling van
radiofrequente energie en kan, indien niet geïnstalleerd in overeenstemming met de
instructies, schadelijke interferentie veroorzaken aan radiocommunicatie. Er is echter
geen garantie dat er in een bepaalde installatie geen interferentie zal optreden. Mocht
deze apparatuur schadelijke interferentie veroorzaken met radio- of televisieontvangst,
wat bepaald kan worden door de apparatuur in en uit te schakelen, dan wordt de
gebruiker aangeraden te proberen de interferentie te corrigeren door één of meer van
de volgende maatregelen:
Verplaats de ontvangstantenne of richt deze opnieuw
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere groep dan waarop de
ontvanger is aangesloten
Raadpleeg de dealer of een ervaren technicus voor hulp
ISED Canada
Dit apparaat voldoet aan vergunningsvrije RSS-norm(en) van ISED (Innovation, Science and
Economic Development) Canada. De werking is onderhevig aan de volgende twee condities:
(1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat dient alle
ontvangen interferentie te accepteren, inclusief interferentie die ongewenste werking kan
veroorzaken.
Australië en Nieuw Zeeland
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat het product voldoet aan
de eisen van:
niveau 2-apparatuur van de Radiocommunicatienorm 2017 (elektromagnetische
compatibiliteit)
radiocommunicatienorm 2014 (korteafstandsapparatuur)
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding nodig om gegevens te
kunnen uploaden en downloaden.
Bij gebruik van een internetverbinding via een mobiele telefoon of een verbinding die per
MB wordt betaald dient u er rekening mee te houden dat het dataverbruik hoog kan zijn. Uw
internetprovider kan kosten in rekening brengen voor de hoeveelheid gegevens die u
overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw internetprovider voor de geldende tarieven
en beperkingen.
Handelsmerken
Navico
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS.
Simrad
®
wordt gebruikt onder licentie van Kongsberg.
Bluetooth
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
C-Monster
is een handelsmerk van JL Marine Systems, Inc.
CZone
is een handelsmerk van Power Products LLC.
Evinrude
®
is een gedeponeerd handelsmerk van BRP US, Inc.
FLIR
®
is een gedeponeerd handelsmerk van FLIR.
HDMI
®
en HDMI
, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken
of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere
landen.
Mercury
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
NMEA
®
en NMEA 2000
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van de National Marine
Electronics Association.
Power-Pole
®
is een gedeponeerd handelsmerk van JL Marine Systems, Inc.
SD
en microSD
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van SD-3C, LLC in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
4
Voorwoord | NSS evo3S Installatiehandleiding
SmartCraft VesselView
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
Suzuki
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Suzuki.
Yamaha
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Yamaha.
Productreferenties Navico
Deze handleiding heeft betrekking op de volgende producten van Navico:
Broadband Radar™ (Broadband Radar)
GoFree™ (GoFree)
Halo™ Pulse Compression Radar (Halo Radar)
Over deze handleiding
Afbeeldingen die in deze handleiding worden gebruikt, komen mogelijk niet exact overeen
met het scherm op uw unit.
Belangrijke tekstconventies
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een opmerking of belangrijke
informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk is personen te
waarschuwen voorzichtig te werk te gaan om letsel en/of schade aan
personen/apparatuur te voorkomen.
Beoogde gebruikers
Deze handleiding is geschreven voor systeeminstallateurs.
In de handleiding wordt ervan uitgegaan dat de lezer basiskennis heeft betreffende dit type
apparatuur ten aanzien van:
uit te voeren installatiewerkzaamheden
nautische terminologie en praktijken
Vertaalde handleidingen
Beschikbare vertaalde versies van deze handleiding vindt u op de volgende website:
www.simrad-yachting.com
Voorwoord | NSS evo3S Installatiehandleiding
5
Inhoud
7 Inleiding
7
Bijbehorende onderdelen:
8 Bediening voorpaneel
9 Kaartlezer
10 Connectoren
11 Installatie
11 Algemene montagerichtlijnen
13 Bevestiging U-beugel
14 Paneelmontage
14 Omlijsting plaatsen en verwijderen
15 Bedrading
15 Connectoren
15 Richtlijnen voor de bekabeling
15 Voeding
18 NMEA 2000
19 Video IN en NMEA 0183
21 Ethernet
22 Sonar CH1 - blauwe connector
22 Sonar CH2 - zwarte connector
23 HDMI-uitgang
23 USB-poort
25 Systeem instellen
25 De unit in- en uitschakelen
25 Voor de eerste keer opstarten
25 Volgorde voor instellen van systeem
25 Dialoogvenster Instellingen
26 Systeeminstellingen
27 Functies en applicaties activeren/deactiveren
28 Alarmen
28 Radarinstallatie
31 Echosounderinstellingen
34 Stuurautomaat instellingen
35 Fuel Settings
37 Draadloze instellingen
37 Netwerkinstellingen
41 Externe ondersteuning
41 CZone
42 Naviop
42 Mercury
42 Suzuki Marine
42 Yamaha
42 Evinrude
42 Power-Pole
43 FLIR camera instellen
44 Bijlage
44 Technische specificaties
46 Maattekeningen
47 Ondersteunde gegevens
6
Inhoud | NSS evo3S Installatiehandleiding
Inleiding
Bijbehorende onderdelen:
A
C
B
D
E
Fa
G
Fb
A Display-unit
B Omlijsting
C Documentatie
D Zonnescherm
E Voedingskabelset
Voedingskabel
Zekering
Zekeringhouder
Fa U-beugelset - units van 9 inch
Plastic U-beugel
Beugelknoppen
Bevestigingsschroeven
- 4x #10x 3/4-inch zelftappende platte schroef
Fb U-beugelset - units van 12 inch
Metalen U-beugel
Beugelafdekking
Beugelknoppen
Bevestigingsschroeven
- 6x #14x 1-inch zelftappende platte schroef
- 4x M4x 12 platte schroef
G Kit voor paneelbevestiging
Pakking
Schroefmal
Bevestigingsschroeven
- units van 9 inch en 12 inch: 8x #4x 1/2-inch zelftappende platte schroef
- units van 16 inch: 12x #4x 1/2-inch zelftappende platte schroef
Ú
Notitie: U-beugelset voor units van 16 inch wordt afzonderlijk verkocht.
1
Inleiding | NSS evo3S Installatiehandleiding
7
Bediening voorpaneel
A
K
E
B
G
C
D
F
I
J
L
H
A Touchscreen
B Pagina's/Home
Indrukken om de Home pagina te openen voor instelopties en om pagina's te
selecteren
C WheelKey: een knop die de gebruiker kan instellen. Zie "WheelKey configureren" op
pagina 26.
Standaardinstelling wanneer er geen stuurautomaat op het systeem is
aangesloten:
Kort indrukken: schakelen tussen panelen op het gesplitste scherm.
Lang indrukken: het actieve paneel op het gesplitste scherm maximaliseren.
Standaardinstelling wanneer er een stuurautomaat op het systeem is aangesloten:
Kort indrukken: de stuurautomaatcontroller openen en de stuurautomaat in de
stand-bymodus zetten.
Lang indrukken: schakelen tussen de panelen op het gesplitste scherm.
D Menu-knop
Indrukken om het menu van het actieve paneel weer te geven.
E Draaiknop
Draaien om in/uit te zoomen of door het menu te scrollen, indrukken om een
optie te selecteren.
F Enter-knop
Indrukken om instellingen te selecteren of op te slaan.
G Exit-knop
Indrukken om een dialoogvenster te sluiten, terug te keren naar het vorige
menuniveau en de cursor uit het paneel te verwijderen.
H MOB
Druk tegelijkertijd op de knoppen Enter en Exit om een MOB-manoeuvre (man-
over-boord) te maken op de positie van het vaartuig
I Pijlknoppen
Indrukken om de cursor te activeren of te verplaatsen.
Menubediening: indrukken om door de menu-items te navigeren en een
waarde aan te passen.
8
Inleiding | NSS evo3S Installatiehandleiding
J Markering-knop
Indrukken om een waypoint te plaatsen op de positie van het vaartuig of de
plek waar de cursor staat (indien actief).
Ingedrukt houden om het dialoogvenster Plot te openen. Hier kunt u nieuwe
waypoints, routes en tracks toevoegen en bestaande beheren.
K Aan/uit-knop
Ingedrukt houden om de unit aan of uit te zetten.
Eén keer indrukken om het dialoogvenster System regelingen te openen.
Herhaaldelijk kort indrukken om te bladeren door standaard helderheidsniveaus.
L Klepje van de kaartlezer
Kaartlezer
U kunt een geheugenkaart gebruiken voor:
Kaartgegevens
Software updates
Overdracht van gebruikersgegevens
Gebruikersgegevens loggen
Systeemback-ups
Ú
Notitie: Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of kopieert naar een kaart
met cartografische producten. Dat kan de cartografische informatie op de kaart
beschadigen.
Het beschermende klepje moet altijd goed worden afgesloten na het plaatsen of
verwijderen van de kaart zodat er geen water kan binnendringen.
Inleiding | NSS evo3S Installatiehandleiding
9
Connectoren
Connectoren
Units van 9 inch
E
F
SONAR 2
SONAR 1
POWERE
THERNETVIDEONMEA2000
D
C
A
B
12-Inch units
ETHERNET ETHERNET HDMI VIDEO NMEA2000
POWER
SONAR 1
SONAR 2
A A
G
B
C
D E
F
16-Inch units
ETHERNET ETHERNETUSB HDMI
VIDEO NMEA2000 POWER SONAR 1 SONAR 2
AA
H
G
BC
D E
F
A Ethernet - Ethernet-netwerk
B Voeding - voeding, voedingsregeling en extern alarm
C Video - composietvideo en NMEA0183
D NMEA 2000 - NMEA 2000 gegevens
E Sonar CH1
F Sonar CH2
G HDMI - HDMI-video-uitgang
H USB-aansluiting - muis, toetsenbord of opslagapparaat
10
Inleiding | NSS evo3S Installatiehandleiding
Installatie
Algemene montagerichtlijnen
Waarschuwing: Installeer de eenheid niet in een gevaarlijke/ontvlambare
omgeving.
Ú
Notitie: Kies een montagelocatie waar de unit niet wordt blootgesteld aan
omstandigheden die niet aan de technische specificaties voldoen.
Montagelocatie
Dit product genereert warmte waarmee rekening moet worden gehouden bij het kiezen van
de montageplaats.
Zorg dat het geselecteerde gebied het volgende faciliteert:
kabelgeleiding, kabelaansluiting en kabelsteun
aansluiting en gebruik van draagbare opslagapparaten
zicht op LED-indicatoren
gemakkelijk toegang tot te onderhouden of repareren onderdelen
Houd ook rekening met:
de vrije ruimte rondom de unit om oververhitting te voorkomen
de constructie en sterkte van het montageoppervlak in verhouding tot het gewicht van
de apparatuur
trillingen in het montageoppervlak waardoor de apparatuur zou kunnen worden
beschadigd
verborgen elektrische draden die beschadigd kunnen raken bij het boren van gaten
Ventilatie
Bij onvoldoende ventilatie en daaropvolgende oververhitting van de unit kunnen de werking
en levensduur afnemen.
Voor alle units die niet met een beugel zijn bevestigd, wordt ventilatie achter units
aanbevolen.
Zorg ervoor dat de kabels de luchtstroom niet hinderen en dat de ventilatiegaten niet
worden geblokkeerd.
Voorbeelden van ventilatieopties voor de behuizing zijn, in volgorde van voorkeur:
lucht met een positieve druk uit het aircosysteem van het vaartuig.
lucht met een positieve druk uit lokale koelventilatoren (ventilator vereist bij ingang,
ventilator optioneel bij uitlaat).
passieve luchtstroom uit ventilatieopeningen.
Elektromagnetische interferentie en radiofrequentie-interferentie
Dit apparaat voldoet aan de toepasselijke EMC-voorschriften (elektromagnetische
compatibiliteit). Om ervoor te zorgen dat de EMC-prestaties niet worden aangetast, gelden
de volgende richtlijnen:
afzonderlijke accu voor de scheepsmotor
minimaal 1 m tussen het apparaat, de kabels van het apparaat en zendapparatuur of
kabels met radiosignalen
minimaal 2 m tussen het apparaat, de kabels van het apparaat en de SSB-radio
meer dan 2 m tussen het apparaat, de kabels van het apparaat en de radarstraal.
WiFi
Het is belangrijk om de WiFi-prestaties te testen voordat de locatie van het apparaat wordt
bepaald.
Constructiemateriaal (staal, aluminium of koolstof) en zware constructie kunnen de WiFi-
prestaties beïnvloeden.
2
Installatie | NSS evo3S Installatiehandleiding
11
De volgende richtlijnen zijn van toepassing:
selecteer een locatie met onbelemmerd vrij zicht tussen units die via WiFi zijn verbonden
zorg dat de afstand tussen de WiFi-units zo kort mogelijk is
bevestig de WiFi-unit op een afstand van ten minste 1 m van:
-
andere WiFi-producten
- producten die draadloze signalen uitzenden binnen hetzelfde frequentiebereik
- apparatuur die interferentie kan veroorzaken.
Veilige kompasafstand
De unit zendt elektromagnetische interferentie uit die tot onnauwkeurige metingen op een
kompas in de buurt kunnen leiden. Om onnauwkeurigheid van het kompas te voorkomen,
moet de unit ver genoeg worden gemonteerd, zodat de interferentie geen invloed heeft op
de kompaswaarden. Zie "Technische specificaties" op pagina 44 voor de minimale veilige afstand
tot het kompas.
GPS
Het is belangrijk om de GPS-prestaties te testen voordat de locatie van het apparaat wordt
bepaald.
Constructiemateriaal (staal, aluminium of koolstof) en zware constructie kunnen de GPS-
prestaties beïnvloeden. Vermijd een montageplek waar metalen obstakels het vrije zicht
belemmeren.
Slechte prestaties kunnen worden verholpen door een goed geplaatste externe GPS-module
toe te voegen.
A
B
C
A Optimale locatie (boven dek)
B Minder effectieve locatie
C Niet aanbevolen locatie
Ú
Notitie: Houd rekening met zijwaarts zwenken als u de GPS-sensor hoog boven
zeeniveau monteert. Door rollen en stampen kunnen onjuiste posities worden verkregen
en kan de feitelijke koers afwijken.
Touchscreen
De werking van het touchscreen kan worden beïnvloed door de locatie van het apparaat.
Vermijd locaties waar het scherm wordt blootgesteld aan:
direct zonlicht
langdurige regen of waterdamp.
12
Installatie | NSS evo3S Installatiehandleiding
Bevestiging U-beugel
1 Plaats de steun op de gewenste plek. Zorg dat de gekozen locatie hoog genoeg is
om de unit in de beugel te kunnen plaatsen en ruimte biedt om de unit te
kunnen kantelen. Bovendien moet er aan beide kanten genoeg ruimte zijn om de
knoppen los en vast te kunnen draaien.
2 Markeer de plek van de schroefgaten door de steun als sjabloon te gebruiken en
boorgeleidegaten.
3 Schroef de steun vast met bevestigingsmateriaal dat geschikt is voor het materiaal
waarop u de steun monteert.
4 Breng bij metalen steunen de plastic afdekking aan over het onderste gedeelte
van de steun.
5 Bevestig de unit met de knoppen aan de steun. Draai deze uitsluitend met de
hand aan.
De onderstaande schroeven zijn uitsluitend bedoeld ter illustratie. Gebruik
bevestigingsmateriaal dat geschikt is voor het materiaal waarop u de steun monteert.
Installatie | NSS evo3S Installatiehandleiding
13
Paneelmontage
Raadpleeg de afzonderlijke montagesjabloon voor paneelmontage-instructies.
Omlijsting plaatsen en verwijderen
Ú
Notitie: De unit in de illustratie dient alleen als voorbeeld.
14
Installatie | NSS evo3S Installatiehandleiding
Bedrading
Connectoren
Verschillende modellen hebben verschillende connectoren. Voor beschikbare connectoren
en de connectorlay-out zie "Connectoren" op pagina 10.
Richtlijnen voor de bekabeling
Doe dit niet:
Maak geen scherpe knikken in de kabels.
Zorg er bij de plaatsing van de kabels voor dat er geen water in de connectors kan lopen.
Plaats de kabels niet direct naast de radar, de zender of naast grote of
hoogspanningskabels en kabels met een hoog frequentiesignaal.
Plaats de kabels niet op plekken waar deze mechanische systemen hinderen.
Leg geen kabels over scherpe of puntige randen.
Doe dit wel:
Maak druipwater- en servicelussen.
Gebruik kabelbinders bij alle kabels om ze veilig op hun plaats te houden.
Soldeer/krimp en isoleer alle bedradingsaansluitingen die de kabels verlengen of
verkorten. Uitstekende kabels moeten worden voorzien van een passende
krimpconnector of dicht worden gesoldeerd of gesmolten. Verbind kabels op een zo
hoog mogelijke plek om de kans op onderdompeling te minimaliseren.
Laat ruimte vrij rondom connectors om het plaatsen en verwijderen van kabels
gemakkelijker te maken.
Waarschuwing: Schakel de stroom uit voor u met de installatie begint. Als
de stroom ingeschakeld blijft tijdens de installatie bestaat het risico van
brand, elektrische schokken of andere ernstige verwondingen. Zorg dat het
voltage van de stroomvoorziening compatibel is met dat van de unit.
Waarschuwing: De positieve voedingsdraad (rood) moet altijd met (+) DC
worden verbonden met een zekering of een stroomonderbreker (die zo
dicht mogelijk bij de stroomsterkte van de zekering komt).
Voeding
De voedingsconnector dient voor voeding, voedingsregeling en output van het externe
alarm.
Details voedingsconnector
3
41
2
Uitgang (mannelijk)
Pen Doel
1 DC negatief
2 Extern alarm
3 Voedingsregeling
4 +12/24 V DC
3
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
15
Voedingsaansluiting
De unit is geschikt voor voeding door een 12 V of 24 V DC systeem.
Deze is beveiligd tegen omgekeerde polariteit, onderspanning en overspanning (voor een
beperkte tijd).
Op de positieve toevoer moet een zekering of stroomonderbreker worden geplaatst. Voor de
aanbevolen stroomsterkte van de zekering, zie "Technische specificaties" op pagina 44.
Toets Doel Kleur
A +12/24 V DC Rood
B DC negatief Zwart
C Zekering
In-/uitschakelen via schakeldraad
De gele draad in de voedingskabel kan worden gebruikt om te regelen hoe de unit wordt in-
en uitgeschakeld.
Aan/uit-knop
De unit wordt in- of uitgeschakeld door de aan/uit-knop op de unit in te drukken.
Sluit de gele schakeldraad niet aan en dek het uiteinde af met tape of smelt het dicht om
kortsluiting te voorkomen.
In-/uitschakelen via voeding
De unit wordt in- of uitgeschakeld zonder de aan/uit-knop te gebruiken als stroom wordt
toegevoerd/gestopt.
Sluit de gele draad aan op de rode draad na de zekering.
Ú
Notitie: De unit kan niet worden uitgeschakeld met de aan/uit-knop, maar kan wel in
standby-modus worden gezet (achtergrondverlichting van scherm gaat uit).
A
Toets Doel Kleur
A Schakeldraad, aangesloten op voeding Geel
In-/uitschakelen via contactschakelaar
De unit wordt ingeschakeld zodra de contactschakelaar wordt omgedraaid om de motoren
te starten.
Ú
Notitie: De startaccu's van de motor en de serviceaccu's dienen dezelfde aardaansluiting
te hebben.
16
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
A
B
Toets Doel Kleur
A Schakeldraad Geel
B Contactschakelaar
Voeding van voedingsbus
De gele schakeldraad kan worden gebruikt als invoer om de unit in te schakelen als stroom
wordt toegevoerd, of als uitvoer om andere apparaten in te schakelen als de unit wordt
ingeschakeld. Tijdens het installatieproces kan worden ingesteld hoe de stroomvoorziening
van displays en compatibele apparaten geconfigureerd moet worden. Bij inbedrijfstelling
van het systeem kan de unit worden ingesteld als slave of master voor in- of uitschakelen.
A
B
A
Toets Doel Kleur
A Schakeldraad Geel
B Voedingsregelingsbus
Als een unit als master schakelunit is geconfigureerd en met de contactsleutel wordt
ingeschakeld, wordt er spanning op de voedingsbus gezet. Hierdoor worden beide andere
master en slave schakelunits ingeschakeld. Indien een unit is ingesteld als slave schakelunit,
kan deze niet worden uitgeschakeld met de eigen aan/uit-knop als een master schakelunit is
ingeschakeld. Door de aan/uit-knop in te drukken wordt de unit in standby gezet. Als alle
master schakelunits zijn uitgeschakeld, kunnen slave schakelunits met hun eigen aan/uit-
knop worden in- en uitgeschakeld. Hierdoor worden echter geen andere op de schakelbus
aangesloten units ingeschakeld.
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
17
Extern alarm
A A
B
C
Gebruik een relais voor sirenes die meer dan 1 A nodig hebben.
Toets Doel Kleur
A Uitgang externe alarm Blauw
B Sirene en relais
C Zoemer
NMEA 2000
Via de NMEA 2000 datapoort kunt u gegevens uit verschillende bronnen ontvangen en
delen.
Details connector
2
1
3
4
5
Uitgang (mannelijk)
Pen Doel
1 Afscherming
2 NET-S (+12 V DC)
3 NET-C (DC negatief)
4 NET-H
5 NET-L
Een NMEA 2000 netwerk plannen en installeren
Een NMEA 2000 netwerk bestaat uit een backbone-voedingskabel van waaruit netwerkkabels
verbinding maken met NMEA 2000 apparaten. De backbone-kabel moet zijn gelegen op 6 m
(20 ft) afstand van de locaties van alle aan te sluiten apparaten, meestal in een lijn van boeg
naar achtersteven.
De volgende richtlijnen zijn van toepassing:
De totale lengte van de backbone kabel mag niet groter zijn dan 100 meter.
18
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
Een enkele netwerkkabel heeft een maximale lengte van 6 meter (20 ft). De totale lengte
van alle netwerkkabels samen mag niet meer zijn dan 78 meter.
Aan elk uiteinde van de backbone moet een afsluitweerstand worden geïnstalleerd. De
afsluitweerstand kan een eindplug zijn of een unit met een ingebouwde afsluitweerstand.
A
A
A
CC
D
B
B
B
B
E
A
A NMEA 2000 apparaat
B Netwerkkabel
C Terminator
D Voeding
E Backbone
Voeding voor het NMEA 2000-netwerk.
Het netwerk heeft een eigen 12 V DC voeding nodig, beschermd door een 3 ampère
zekering.
Bij kleinere systemen: voeding aansluiten ergens in de backbone.
Bij grotere systemen: voeding aansluiten op een centraal punt in de backbone voor een
gelijkmatige spanning in het netwerk. Zorg bij installatie dat de belasting-/stroomafname
aan weerszijde van het voedingspunt gelijk is.
Ú
Notitie: 1 LEN (Load Equivalency Number) is gelijk aan 50 mA stroomafname.
Ú
Notitie: Sluit de NMEA 2000 voedingskabel niet aan op dezelfde terminals als de
startaccu van de motor, de stuurautomaatcomputer, de boogschroefinstallatie of andere
hoogspanningsapparaten.
Video IN en NMEA 0183
De unit heeft een gecombineerde Video IN- en NMEA 0183-connector. De connector heeft
de aanduiding VIDEO aan de achterkant van de unit.
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
19
Details connector
7
6
2
4
8
3
5
1
Uitgang op unit (mannelijk)
Pen Doel
1 Video 1, massa
2 Video 1 (+)
3 Video 2, massa
4 Video 2 (+)
5 NMEA 0183 TX_B
6 NMEA 0183 TX_A
7 NMEA 0183 RX_A
8 NMEA 0183 RX_B
VIDEO IN/NMEA 0183-kabel
Ú
Notitie: Deze kabel (onderdeelnummer 000-00129-001) wordt niet bij de unit geleverd.
D
E
F
G
A
B
C
Toets Kleur Doel
A Video-ingang/gegevenskabelconnector naar unit
B Rood Camera-ingang 1 (RCA-coaxconnector)
C Groen Camera-ingang 2 (RCA-coaxconnector)
D Blauw NMEA 0183 TX_B
E Geel NMEA 0183 TX_A
F Groen NMEA 0183 RX_A
G Oranje NMEA 0183 RX_B
Video-ingang
U kunt de unit aansluiten op een bron voor composietvideo en u kunt de videobeelden op
het bijbehorende display weergeven.
Ú
Notitie: Camerakabels worden niet meegeleverd en u moet een kabel kiezen met het
juiste uiteinde: een RCA-connector voor aansluiting op de unit en meestal een BNC- of
RCA-connector voor aansluiting op de camera.
20
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
Ú
Notitie: De videobeelden worden niet via het netwerk gedeeld met een andere unit. U
kunt de videobeelden alleen weergeven op de unit waarop de videobron is aangesloten.
Ú
Notitie: Zowel NTSC als PAL wordt ondersteund.
Video-ingang configureren
Video-ingang instellingen kunnen worden geconfigureerd in het videopaneel. Raadpleeg de
bedieningshandleiding voor meer informatie.
NMEA 0183
De unit heeft een seriële NMEA 0183 interface voor zowel invoer als uitvoer. De poort of
poorten maken gebruik van de NMEA 0183 standaard (gebalanceerde seriële communicatie)
en in de software kunt u verschillende baudrates instellen, tot maximaal 38.400.
Talkers en listeners
Slechts één talker (output) kan worden aangesloten op een seriële ingang (RX) op de unit, in
overeenstemming met het NMEA0183 protocol. Een uitgangspoort (TX) op de unit kan
echter worden aangesloten op maximaal drie listener (ontvanger) apparaten, afhankelijk van
de hardwaremogelijkheden van de ontvanger.
Ethernet
De Ethernet-poort(en) kan/kunnen worden gebruikt voor overdracht van gegevens en
synchronisatie van door de gebruiker gemaakte gegevens. Aanbevolen wordt om te zorgen
dat alle systeemapparaten zijn aangesloten op het Ethernet-netwerk.
Er is geen speciale installatie vereist voor het opzetten van een Ethernet-netwerk.
Details Ethernet-connector
1
2
3
4
5
Uitgang op unit (vrouwelijk)
Pen Doel
1 Positief verzenden TX+
2 Negatief verzenden TX-
3 Positief ontvangen RX+
4 Negatief ontvangen RX-
5 Afscherming
Ethernet-hub
U kunt netwerkapparaten aansluiten via een Ethernet-hub. U kunt extra hubs toevoegen om
het gewenste aantal poorten te bieden.
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
21
Sonar CH1 - blauwe connector
Ondersteunt:
Sonar/CHIRP sonar
DownScan
Ú
Notitie: Een 7-pins transducerkabel kan op een 9-pins poort worden aangesloten met
een 7-pins naar 9-pins adapterkabel. Als de transducer een sensor heeft voor de snelheid
van het schoepenwiel, geeft de unit geen gegevens over de watersnelheid weer.
Details connector
6
7
9
1
3
4
5
2
8
Uitgang op unit (vrouwelijk)
Pen Doel
1 Afvoer/Aarde
2 Niet gebruikt
3 Niet gebruikt
4 Transducer -
5 Transducer +
6 Niet gebruikt
7 Niet gebruikt
8 Temp +
9 Transducer ID
Sonar CH2 - zwarte connector
Ondersteunt:
Sonar/CHIRP sonar
DownScan
SideScan
Active Imaging/Active imaging 3-in-1/TotalScan/StructureScan
ForwardScan
Ú
Notitie: Een 7-pins transducerkabel kan op een 9-pins poort worden aangesloten met
een 7-pins naar 9-pins adapterkabel. Als de transducer een sensor heeft voor de snelheid
van het schoepenwiel, geeft de unit geen gegevens over de watersnelheid weer.
Ú
Notitie: Kanaal 2 kan SideScan uitvoeren via een Active Imaging, Active Imaging 3-in-1,
TotalScan of StructureScan HD transducer.
22
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
Details connector
6
7
9
1
3
4
5
2
8
Uitgang op unit (vrouwelijk)
Pen Doel
1 Afvoer/Aarde
2 Stuurboord +
3 Stuurboord -
4 Transducer -
5 Transducer +
6 Bakboord +
7 Bakboord -
8 Temp
9 Transducer ID
HDMI-uitgang
De unit kan worden aangesloten op een externe monitor om video af te spelen op een
locatie op afstand. Op de externe monitor wordt het beeld weergegeven in de resolutie die
is ingesteld op de unit. De externe monitor moet dus dezelfde resolutie ondersteunen of
moet kunnen schalen.
Ú
Notitie: Op sommige HDMI TV-schermen treedt mogelijk overscan op, waardoor het
beeld wordt bijgesneden en belangrijke inhoud mogelijk niet zichtbaar is. Zie de
handleiding van het display voor het voorkomen van overscan of pas de schaling aan.
Details HDMI-connector
Uitgang op unit (vrouwelijk)
De unit is voorzien van standaard HDMI (Type A) connector(s).
HDMI-kabelvereisten
Ú
Notitie: De unit moet worden uitgeschakeld voordat u deze aansluit op of losmaakt van
een HDMI-kabel.
Bij de HDMI-standaard is geen maximale kabellengte gedefinieerd, maar de signaalkwaliteit
kan afnemen bij gebruik van lange kabels. Gebruik alleen HDMI-kabels van Navico of andere
gecertificeerde HDMI-kabels van hoge kwaliteit. Kabels van externe partijen moeten worden
getest voordat u deze gebruikt. Bij afstanden langer dan 10 m is het mogelijk vereist dat u
een HDMI-versterker of HDMI-CAT6-adapters gebruikt.
USB-poort
De USB-poort kan worden gebruikt om:
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
23
Een toetsenbord aansluiten.
Een muis aansluiten.
Een aangesloten apparaat op te laden. Raadpleeg "Technische specificaties" op pagina 44 voor
het maximale uitgangsvermogen
Een opslagapparaat aansluiten.
Een kaartlezer aansluiten.
Ú
Notitie: Als u kaarten wilt lezen met een USB-kaartlezer die is aangesloten op de USB-
poort, hebt u een MI10 USB-kaartlezer nodig.
De USB-apparaten dienen standaard pc-compatibele hardware te zijn.
Ú
Notitie: USB-kabels mogen niet langer zijn dan 5 m bij gebruik van gewone kabels.
Kabels met een lengte van meer dan 5 m kunnen mogelijk zijn als een actieve USB-kabel
wordt gebruikt.
Details USB-connector
Uitgang op unit (vrouwelijk)
Het apparaat is standaard voorzien van type A USB-connector(s).
24
Bedrading | NSS evo3S Installatiehandleiding
Systeem instellen
De unit in- en uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld door op de aan/uit-knop te drukken.
Houd de Aan/uit-knop ingedrukt om de unit uit te schakelen
Als de knop wordt losgelaten voordat de apparatuur is uitgeschakeld, wordt de uitschakeling
geannuleerd.
U kunt de unit ook uitschakelen in het dialoogvenster Systeem regelingen.
Ú
Notitie: Als de unit wordt gevoed via de voedingskabel, vindt u onder voedingskabels
meer informatie over het in- en uitschakelen van de unit.
Voor de eerste keer opstarten
Wanneer de unit de eerste keer wordt opgestart, of na het resetten, worden er verschillende
dialoogvensters op de unit weergegeven. Volg de aanwijzingen in de dialoogvensters om de
basisinstellingen in te voeren.
In het dialoogvenster Systeem regelingen kunt u verdere instellingen invoeren en
instellingen later wijzigen.
Volgorde voor instellen van systeem
1 Algemene instellingen - zie "Systeeminstellingen" op pagina 26.
Kies de gewenste algemene instellingen.
Configureer de voeding.
2 Geavanceerde instellingen - zie "Geavanceerd" op pagina 27.
Schakel functies in- of uit.
Bekijk de verschillende geavanceerde instellingen en breng de gewenste
wijzigingen aan.
3 Bronselectie - zie "Netwerkinstellingen" op pagina 37.
Zorg dat de juiste externe gegevensbronnen zijn geselecteerd.
4 Functies instellen
Configureer bepaalde functies, zoals verderop in dit hoofdstuk wordt
beschreven.
Dialoogvenster Instellingen
Het systeem wordt ingesteld in het dialoogvenster met instellingen.
4
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
25
Systeeminstellingen
Bootinstellingen
Deze optie wordt gebruikt om de fysieke kenmerken van de boot te specificeren.
Tijd
Configureer de tijdsinstellingen voor de locatie van het vaartuig en de weergave van datum
en tijd.
WheelKey configureren
Configureert de werking van de WheelKey aan de voorkant van de unit.
Pincode
Stelt een pincode in om ongeoorloofde toegang tot uw systeeminstellingen te voorkomen.
Ú
Notitie: Noteer de Pincode en bewaar deze op een veilige plaats.
Als u wachtwoordbeveiliging instelt, moet de pincode worden ingevoerd wanneer een van
de volgende opties wordt geselecteerd. Als de juiste pincode is ingevoerd, zijn deze allemaal
toegankelijk zonder de pincode opnieuw te hoeven invoeren.
Instellingen, geactiveerd vanaf de Home pagina of in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Alarmen, geactiveerd vanaf de werkbalk
Opslag, geactiveerd vanaf de werkbalk
Winkel, geactiveerd vanaf de werkbalk
Voedingsregeling instellen
Bepaalt hoe de unit reageert op signalen uit de schakeldraad. Zie "In-/uitschakelen via schakeldraad"
op pagina 16.
Deze instelling is alleen van toepassing als de gele draad wordt gebruikt voor de
voedingsregeling.
Stel dit in als slave als de schakeldraad rechtstreeks op de voeding, contactschakelaar of
een zelfstandige schakelaar is aangesloten De unit moet ook worden ingesteld op slave
als u wilt dat de unit zich als slave gedraagt wanneer deze is aangesloten op een
voedingsbus.
Stel dit in als master om te zorgen dat dit apparaat andere met de voedingsbus
verbonden units in- en uitschakelt.
Als een master unit wordt in- of uitgeschakeld, worden alle met dezelfde voedingsbus
verbonden units in- of uitgeschakeld.
Als een master unit is ingeschakeld, kan een slave unit niet worden uitgeschakeld.
Als er geen master unit is ingeschakeld, kunnen slave units afzonderlijk worden in- en
uitgeschakeld.
26
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
Geavanceerd
Wordt gebruikt voor het configureren van geavanceerde instellingen. Hier kunt u bovendien
instellen op welke manier uw systeem verschillende gebruikersinterfacegegevens weergeeft.
Functies in- of uitschakelen
Met de optie Functie kunt u functies in- of uitschakelen die niet automatisch door het
systeem worden in- of uitgeschakeld.
SOG als vaarsnelheid en COG als koers
Gebruik van SOG als vaartuigsnelheid
Als de vaartuigsnelheid niet kan worden gegeven door een schoepenwielsensor, kan de
grondsnelheid van een GPS gebruikt worden. SOG wordt getoond als vaartuigsnelheid en
gebruikt voor berekening van de ware wind en de snelheidslog.
Gebruik van COG als koers
Als de koers niet beschikbaar is via een kompassensor, kan de grondkoers (COG) van een GPS
gebruikt worden. COG wordt gebruikt in ware-windberekeningen.
Ú
Notitie: De stuurautomaat kan niet worden bediend met de COG als koersbron. COG
kan niet berekend worden als u stilligt.
Functies en applicaties activeren/deactiveren
Gebruik de optie voor functies in systeeminstellingen om de functies en applicaties te
activeren/deactiveren.
Functies en applicaties beheren
U kunt de functies en apps beheren en installeren/verwijderen. Wanneer een functie/app
wordt verwijderd, wordt het pictogram van de home pagina verwijderd. De functie/app kan
opnieuw worden geïnstalleerd.
Functies ontgrendelen
Een aantal extra functies kunnen afzonderlijk worden gekocht. Deze functies kunnen worden
ontgrendeld door een ontgrendelingscode in te voeren.
Selecteer de functie die u wilt ontgrendelden. Volg de instructies voor het aanschaffen en
invoeren van de functie-ontgrendelingscode.
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
27
Nadat een functie-ontgrendelingscode is ingevoerd in de unit, is de functie beschikbaar voor
gebruik.
Ú
Notitie: De optie Functie ontgrendelen is alleen beschikbaar als uw unit een
vergrendelde functie ondersteunt.
Alarmen
Instellingen
Overzicht van beschikbare alarmopties in het systeem, met huidige instellingen.
In deze lijst kunt u alarmlimieten activeren, deactiveren en wijzigen.
Sirene inschakelen
In een alarmsituatie van de unit klinkt de zoemer alleen als de optie Sirene geactiveerd is
ingeschakeld.
De instelling hiervan is ook bepalend voor de werking van het externe alarm.
Radarinstallatie
Het radarsysteem vereist specifieke radarsensorinstellingen voor aanpassing op een aantal
variabelen die in verschillende installaties voorkomen.
Ú
Notitie: Welke installatie-instellingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het radartype en
model.
Radarbron
Bij een systeem met meer dan één radarsensor kiest u het apparaat dat u wilt configureren in
dit menu.
Ú
Notitie: Radars die geschikt zijn voor een modus met dubbele radar worden tweemaal
in de bronnenlijst weergegeven, met het achtervoegsel A en B.
Radarstatus
Toont scannerinformatie en scannerfuncties, hoofdzakelijk gebruikt voor informatie en om te
helpen bij het opsporen van fouten.
Afstellen antennehoogte
Stel de hoogte van de radarscanner af op het wateroppervlak. De radar gebruikt deze waarde
voor het berekenen van de correcte STC-instellingen.
28
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
Antennelengte selecteren
Selecteer de juiste antennelengte.
Afstellen bereik-offset
De radarrotaties dienen bij uw vaartuig te beginnen (een radarbereik van nul). Misschien
moet u de bereik-offset van de radar aanpassen om dit te bereiken. Als deze niet juist is
ingesteld, kan er een grote donkere cirkel verschijnen in het midden van de rotatie. Het zal u
misschien opvallen dat rechte objecten zoals zeeweringen of pieren glooiingen hebben of
inspringen. Objecten die dicht bij uw vaartuig zijn kunnen er ingedeukt of uitgestulpt uitzien.
Pas de bereik-offset aan zoals hieronder is aangegeven als het vaartuig ongeveer 45 tot 90 m
(50 tot 100 yards) van een rechte steiger of een ander object is dat op de display als een
rechte lijn wordt weergegeven.
1 Geef het vaartuig een positie ten opzichte van de steiger.
2 Pas de bereik-offset aan om de echo van de steiger als een rechte lijn op het display
weer te geven.
X X
Peilingsuitlijning afstellen
Deze optie wordt gebruikt om de koersmarkering op het scherm uit te lijnen met de
middellijn van het vaartuig. Zo worden kleine uitlijningsverschillen van de scanner tijdens
installatie gecompenseerd.
Uitlijningsfouten die niet worden gecorrigeerd zullen de kwaliteit van de doeltracering
negatief beïnvloeden. Dit kan leiden tot gevaarlijke onjuiste interpretaties van mogelijke
navigatiegevaren.
Eventuele onnauwkeurigheden worden duidelijk bij het gebruik van MARPA of kaart-overlay.
1 Stuur de punt van de boot in de richting van een stationair geïsoleerd object, of
naar een langeafstands-AIS waarbij het AIS-pictogram overeenkomt met de
radarecho
2 Stel de ruwe en fijne peilingsuitlijning zodanig af dat de koerslijn het uiteinde van
het geselecteerde object raakt
Zijlob onderdrukking
Van tijd tot tijd kunnen verkeerde doelecho's optreden naast sterke doelecho's zoals grote
schepen of containerhavens. Dit gebeurt omdat niet alle verzonden radarenergie door de
radarantenne in een enkele straal gebundeld kan worden. Een kleine hoeveelheid energie
wordt in andere richtingen verspreid. Deze energie wordt aangeduid als 'zijlob energie' en
komt voor in alle radarsystemen. De echo's die worden veroorzaakt door zijlobben
verschijnen meestal als bogen.
Ú
Notitie: Deze functie mag alleen worden aangepast door ervaren radargebruikers. Als
deze functie niet juist wordt ingesteld, kan er doelverlies in havens optreden.
Als de radar dichtbij metalen objecten gemonteerd wordt, neemt het aantal zijlobben toe
omdat de focus van de straal desintegreert. De toegenomen hoeveelheid zijlob echo's kan
worden verwijderd met de functie Zijlob onderdrukking.
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
29
Standaard staat deze functie op Auto. Deze instelling hoeft normaal gesproken niet te
worden aangepast. Als er echter veel metaalecho rond de radar is, kan het nodig zijn de
zijlob onderdrukking te verhogen.
De waarde van de zijlob onderdrukking instellen:
1. Stel het radarbereik in tussen 1/2 tot 1 zeemijl en zet de zijlob onderdrukking op Auto
2. Breng het vaartuig naar een plaats waar zijlob echo's verwacht kunnen worden. Dit zal
vaak zijn in de buurt van een groot schip, een containerhaven of een metalen brug.
3. Vaar het gebied af tot de sterkste zijlob echo's worden gezien.
4. Zet Auto zijlob onderdrukking op UIT. Stel de zijlob onderdrukking-regelaar net genoeg
bij om de zijlob echo's te verwijderen. Er kunnen 5-10 radarrotaties nodig zijn om zeker te
weten dat ze verwijderd zijn.
5. Vaar nogmaals door het gebied. Stel de functie opnieuw af als er nog steeds zijlob echo's
voorkomen.
Sector onderdrukking
Als de radar is geïnstalleerd in de buurt van een mast of constructie kan dit leiden tot
ongewenste weerkaatsingen of interferentie op het radarbeeld. Gebruik de functie Sector
onderdrukking om te zorgen dat de radar niet meer scant in de richting van maximaal vier
sectoren.
Ú
Notitie: Sectoren zijn ingesteld ten opzichte van de koerslijn van de radar. De koers van
de sector wordt gemeten vanaf de middellijn van de sector.
Ú
Notitie: Sector onderdrukking moet alleen worden toegepast als dit strikt noodzakelijk
is. Bij onnodig gebruik kan het nut van de radar bij het identificeren van geldige en
mogelijk gevaarlijke doelen afnemen.
Hoofdradar-PPI Radaroverlay op een kaart
Open array parkeerstand afstellen
De parkeerstand is de uiteindelijke positie waarin de antenne wordt stilgezet ten opzichte
van de koerslijn van de radar wanneer de radar wordt ingesteld op standby. De antenne
stopt met draaien en wordt stilgezet in deze stand.
Lokale interferentieonderdrukking aanpassen
Interferentie van bepaalde bronnen aan boord kan de werking van de Broadband-radar
verstoren. Hierdoor kan een groot doel op het scherm verschijnen dat op dezelfde relatieve
afstand blijft, zelf als het vaartuig van koers verandert.
Halo-licht
Bepaalt het niveau van de blauwe accentverlichting van de Halo Radar. De accentverlichting
kan alleen worden aangepast als de radar in de stand-bymodus staat.
Ú
Notitie: De blauwe accentverlichting van de pedestal is mogelijk niet in alle jachthavens
toegestaan. Raadpleeg het reglement van de lokale jachthaven voordat u de
accentverlichting inschakelt.
Afstellen
Automatische afstelling werkt goed bij de meeste installaties. Handmatig afstelling wordt
gebruikt als het nodig is om het resultaat van de automatische afstelling aan te passen.
30
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
Radar op fabrieksinstellingen terugzetten
Verwijdert alle instellingen van de gebruiker en de installateur voor de geselecteerde
radarbron en herstelt de fabrieksinstellingen.
Ú
Notitie: Wees voorzichtig met deze optie. Noteer vooraf de huidige instellingen, zeker
wanneer deze zijn ingesteld door de gebruiker nadat de radar actief in gebruik is
genomen.
Echosounderinstellingen
Interne echosounder CH1 en CH2
Als deze optie is ingeschakeld, kan het interne echosounderkanaal worden geselecteerd in
het paneelmenu van de echosounder.
Als deze optie is uitgeschakeld, wordt de interne echosounder in de unit uitgeschakeld. Deze
wordt niet weergegeven als echosounderbron voor units in het netwerk. Schakel deze optie
uit voor kanalen zonder aangesloten transducer.
Netwerk echosounder
U kunt de transducers van deze unit delen met andere units die zijn verbonden met het
Ethernet-netwerk. Bovendien moet deze instelling worden geselecteerd om andere
ingeschakelde sonarapparaten op het netwerk te kunnen zien.
Wanneer deze niet geselecteerd is kunnen op deze unit aangesloten transducers niet
worden gedeeld met andere op het netwerk aangesloten units, en ook andere bronnen op
het netwerk waarvoor deze functie ingeschakeld zijn niet zichtbaar.
Modus Netwerkechosounder
In de modus Netwerkechosounder kunt u instellen of slechts één echosounderbron of
meerdere echosounderbronnen tegelijk kunnen worden geselecteerd.
Ú
Notitie: Er wordt automatisch één bron geselecteerd als er oudere echosounders in het
netwerk aanwezig zijn. U kunt deze instelling niet wijzigen als er zich oudere
echosounders in het netwerk bevinden. Als er geen oudere echosounder op het
netwerk is aangesloten, moet de modus Meervoudige bron worden geselecteerd.
Ú
Notitie: Wanneer u de modus wijzigt in Meervoudige bron, moet u 30 seconden
wachten en vervolgens alle bronnen uitschakelen. Wacht 1 minuut en start vervolgens
alle aangesloten bronnen opnieuw op.
Structuur diepte offset
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de bodem. Daardoor zijn de
gemeten waterdiepten exclusief de afstand tussen de transducer en het laagste punt van de
boot in het water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
31
A
B
Om de diepte vanaf het laagste punt van het vaartuig tot de bodem weer te geven stelt u
de offset in als de verticale afstand tussen de transducer en het laagste punt van het
vaartuig A (negatieve waarde).
Om de diepte vanaf het wateroppervlak tot de bodem weer te geven stelt u de offset in
als de verticale afstand tussen de transducer en het wateroppervlak B (positieve waarde)
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Netwerkbron van diepte- en temperatuurgegevens gebruiken
Hiermee wordt ingesteld uit welke netwerkbron diepte- en temperatuurgegevens worden
gedeeld in het NMEA 2000 netwerk.
Installatie
Gebruik dit dialoogvenster voor het instellen en configureren van beschikbare bronnen.
Bron
Selecteer deze optie om een lijst van bronnen weer te geven die beschikbaar zijn voor
configuratie. De instellingen die u configureert in de rest van het dialoogvenster gelden
alleen voor de geselecteerde bron.
Bron naam
Selecteer deze optie om een beschrijvende naam voor de geselecteerde transducer in te
voeren.
Zoekdiepte
Door ruis kan de echosounder gaan zoeken op onrealistische dieptes. Door de zoekdiepte
handmatig in te stellen, geeft het systeem echo's weer van objecten binnen het ingestelde
dieptebereik.
Diepte-offset
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de bodem. Daardoor zijn de
gemeten waterdiepten exclusief de afstand tussen de transducer en het laagste punt van de
boot in het water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
32
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
A
B
Om de diepte vanaf het laagste punt van het vaartuig tot de bodem weer te geven stelt u
de offset in als de verticale afstand tussen de transducer en het laagste punt van het
vaartuig A (negatieve waarde).
Om de diepte vanaf het wateroppervlak tot de bodem weer te geven stelt u de offset in
als de verticale afstand tussen de transducer en het wateroppervlak B (positieve waarde)
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Kalibratie watersnelheid
Kalibratie van de watersnelheid wordt gebruikt om de snelheidswaarden van het
schoepenwiel aan te passen aan de werkelijke snelheid van het vaartuig door het water. De
werkelijke snelheid kan worden bepaald via de GPS-grond snelheid (SOG) of door de
snelheid van het vaartuig te meten over een bepaalde afstand. De snelheidskalibratie dient
te worden uitgevoerd in rustige omstandigheden, met minimale wind en stroombeweging.
Verhoog deze waarde tot boven de 100% als het schoepenwiel een te lage meting geeft en
verlaag deze waarde als de meting te hoog is. Als de gemiddelde watersnelheid bijvoorbeeld
8,5 knopen is (9,8 mijl per uur/15,7 km per uur) en SOG registreert 10 knopen (11,5 mijl per
uur/18,5 km per uur), moet de kalibratiewaarde worden verhoogd tot 117 %. U kunt de
aanpassing berekenen door de SOG te delen door de snelheid van het schoepenwiel en de
uitkomst te vermenigvuldigen met 100.
Kalibratiebereik: 50-200 %. De standaardwaarde is 100 %.
Berekenen gemiddelde watersnelheid
Berekent de gemiddelde watersnelheid door met een geselecteerde interval uw snelheid te
meten. De intervallen voor de watersnelheid zijn in te stellen van 1 tot 30 seconden. Als u
bijvoorbeeld de waarde vijf seconden hebt geselecteerd, wordt de weergegeven
watersnelheid gebaseerd op gemiddelden over 5 seconden.
Kalibratiebereik: 1-30 seconden. De standaardwaarde is 1 seconde.
Kalibratie watertemperatuur
Temperatuurkalibratie dient om de watertemperatuurwaarde aangegeven door de
sonartransducer aan te passen. Het kan nodig zijn lokale invloeden op de gemeten
temperatuur te corrigeren.
Kalibratiebereik: -9,9° - +9,9°. 0° is standaard.
Ú
Notitie: Kalibratie van de watertemperatuur verschijnt alleen als de transducer
temperatuur kan meten.
Transducertype
Ú
Notitie: Het transducertype wordt automatisch ingesteld voor transducers die
Transducer ID (XID) ondersteunen en kan niet door de gebruiker worden geselecteerd.
Onder Type transducer type selecteert u het model van de transducer die met de
sonarmodule is verbonden. De geselecteerde transducer bepaalt welke frequenties u kunt
kiezen bij gebruik van de sonar. Sommige transducers met ingebouwde
temperatuursensoren geven de temperatuur niet nauwkeurig weer, en bij selectie van de
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
33
verkeerde transducer wordt de temperatuur helemaal niet weergegeven.
Temperatuursensoren hebben een impedantie van 5k of 10k. Wanneer beide opties worden
gegeven voor hetzelfde model transducer, raadpleeg dan de documentatie van de
transducer om de impedantie vast te stellen.
Herstellen van standaardinstellingen van de echosounder
Zet de instellingen van de echosounder terug naar de standaardinstellingen van de fabriek.
ForwardScan installatie
Beschikbaar wanneer een ForwardScan transducer is aangesloten.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor meer informatie over de installatie.
Stuurautomaat instellingen
Het instellingsvenster Stuurautomaat is afhankelijk van welke stuurautomaatcomputer op
het systeem is aangesloten. Als er meer dan één stuurautomaat is aangesloten, toont het
instellingsvenster Stuurautomaat de opties voor de actieve stuurautomaat.
De stuurautomaatinstellingen kunnen worden gesplitst in instellingen die door de gebruiker
kunnen worden aangepast en instellingen die tijdens de installatie en inbedrijfstelling van
het stuurautomaatsysteem worden opgegeven.
Gebruikersinstellingen kunnen worden gewijzigd voor verschillende
gebruiksomstandigheden en gebruikersvoorkeuren.
Installatie-instellingen worden opgegeven tijdens de inbedrijfstelling van het
stuurautomaatsysteem. Deze instellingen mogen niet meer worden gewijzigd.
In de volgende gedeelten worden de installatie-instellingen per stuurautomaatcomputer
beschreven. Raadpleeg de bedieningshandleiding voor gebruikersinstellingen.
NAC 1-specifieke installatie-instellingen
Inbedrijfstelling
Deze functie wordt gebruikt om de stuurinrichting van uw boot (kabelstuurinrichting of
hydraulisch stuursysteem) te kalibreren met de NAC-1.
Ú
Notitie: De stuurautomaat moet in bedrijf worden gesteld voor eerste gebruik en elke
keer nadat de stuurautomaat is teruggezet op de standaardinstellingen.
Kabelstuurinrichting kalibreren
Ú
Notitie: De roerbron moet worden ingesteld op roerstandterugmelder om deze
kalibratie te kunnen uitvoeren
Start het kalibratieproces door de kalibratieoptie roerstandterugmelder te selecteren en volg
de instructies op het scherm.
Ú
Notitie: De motor dient tijdens het kalibreren visueel te worden gecentreerd, als in het
dialoogvenster de waarde 0 wordt weergegeven. Als dit niet het geval is, centreert u de
motor visueel voordat u op OK drukt om de fysieke positie uit te lijnen met de waarde in
het dialoogvenster.
Wanneer het kalibratieproces is voltooid, selecteert u de roertestoptie om de kalibratie te
bevestigen.
Als de kalibratie de roertest niet doorstaat, doet u het volgende:
controleer of de motor beweegt.
controleer of de roerstandterugmelding meebeweegt in de draairichting van de motor
controleer de NAC-1 aandrijfkabel.
34
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
controleer of de motor handmatig gemakkelijk is te sturen in beide richtingen.
controleer of er andere mechanische problemen zijn.
controleer de aansluiting van de bedrading.
herhaal de roerkalibratie.
Kalibratie hydraulisch systeem
Kalibratie van de virtuele roerstandterugmelder (VRF) is van toepassing op vaartuigen met
een hydraulisch stuursysteem, als roerstandterugmelding niet beschikbaar is.
Ú
Notitie: De roerbron moet zijn ingesteld op VRF om deze kalibratie te kunnen uitvoeren.
Start het kalibratieproces door de VRF-kalibratieoptie te selecteren en volg de instructies op
het scherm.
Ú
Notitie: Als de stuurautomaat tijdens het kalibratieproces de motor probeert te draaien,
controleer dan of de motor in beweging komt en in de juiste richting draait voordat u Ja
selecteert in het dialoogvenster. Als Nee wordt geselecteerd, keert de NAC-1 de
stuurrichting om en wordt de volgende keer dat de motor wordt gedraaid tijdens het
kalibratieproces het vermogen verhoogd.
Ú
Notitie: Mogelijk moet u meer dan één keer Nee selecteren om te zorgen dat de pomp
genoeg vermogen levert om de motor te draaien bij hoge vaarsnelheid.
Stuurreactie
Hiermee verhoogt of verlaagt u de stuurgevoeligheid. Een laag responsniveau vermindert de
roeractiviteit en geeft een wat lossere sturing. Een hoog responsniveau verhoogt de
roeractiviteit en geeft een wat stevigere sturing. Een te hoog reactieniveau zorgt dat de boot
S-bewegingen gaat maken.
NAC-2/NAC-3-specifieke installatie-instellingen
Voor het instellen en in bedrijf stellen van de NAC-2 of NAC-3 raadpleegt u de bij de
stuurautomaatcomputer geleverde handleiding voor ingebruikname.
AC70/AC80 specifieke installatie-instellingen
De AC70-/AC80-computers hebben geen specifieke installatie-instellingen op het MFD.
Ú
Notitie: U kunt met het MFD geen AP70-/AP80-systeem configureren of activeren.
Raadpleeg de documentatie van de stuurautomaatcomputer voor meer informatie.
Fuel Settings
Het hulpprogramma Brandstof bewaakt het brandstofverbruik. Het brandstofverbruik wordt
per trip en per seizoen bijgehouden en gebruikt voor het berekenen van de
brandstofzuinigheid. Deze informatie wordt getoond in de gegevensbalk op de
instrumentenpagina.
Om het hulpprogramma te kunnen gebruiken, moet een Navico brandstofstroomsensor of
een NMEA 2000-motoradapterkabel/gateway met Navico-
brandstofgegevensopslagapparaat in de boot worden geplaatst. Voor de Navico-
brandstofstroomsensor is het gebruik van een afzonderlijk brandstofopslagapparaat niet
nodig. Vraag de fabrikant van de motor of uw dealer of uw motor de juiste gegevensuitvoer
heeft en welke adapter beschikbaar is voor de verbinding met de NMEA 2000.
Als de fysieke aansluiting is gemaakt, controleert u of de bronselectie is voltooid. Bij
meerdere motorinstallaties met brandstofstroomsensoren of
brandstofgegevensopslagapparaten moet u de locatie van de motoren opnemen in de
Apparatenlijst. Raadpleeg "Netwerkinstellingen" op pagina 37 voor algemene informatie over
bronselectie.
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
35
Vaartuiginstellingen
In dit dialoogvenster kunt u het aantal motoren, het aantal tanks en de totale
brandstofcapaciteit voor alle tanks opgeven.
Brandstofniveau meten
U kunt de resterende brandstof meten aan de hand van de brandstof die is gebruikt door
motor(en) of aan de hand van de brandstofniveausensoren in de tank. Het nominale
brandstofverbruik is vereist voor het instellen van de schaal op de meter voor de
brandstofzuinigheid. Deze waarde moet worden bepaald aan de hand van ervaring over
langere tijd. De bouwer of ontwerper van de boot kan ook een schatting geven van de
waarde die u moet gebruiken.
Ú
Notitie: Het resterende brandstofniveau dat is gemeten met niveausensoren tijdens het
varen kan onnauwkeurig zijn als gevolg van bewegingen van de boot.
Ú
Notitie: Bij het bepalen van de instelling voor het nominale brandstofverbruik moet
rekening worden gehouden met gangbare ladingen in het vaartuig. Dit zijn bijvoorbeeld
gevulde brandstoftanks, watertanks, vracht, voedsel, enz.
Brandstofstroomconfiguratie
Nadat het aantal motoren is ingesteld, dient u aan te geven welke brandstofstroomsensor
met welke motor is verbonden. Onder Apparatenlijst op de pagina Netwerk kunt u het
venster Apparaatconfiguratie bekijken voor iedere sensor, en de Locatie instellen van de
motor waarmee het apparaat is verbonden.
Configuratie ongedaan maken - herstelt de standaardwaarde van het apparaat. Alle
gebruikersinstellingen worden gewist.
Brandstofstroom opnieuw instellen - herstelt alleen de instelling van de Brandstof K-
waarde, als Kalibreren wordt ingesteld. Alleen Navico-apparaten kunnen opnieuw worden
ingesteld.
36
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
Kalibreren
Kalibratie kan noodzakelijk zijn om de gemeten brandstofstroom nauwkeurig overeen te
laten komen met de werkelijke brandstofstroom. Ga in het dialoogvenster Tanken naar
kalibratie. Alleen brandstofstroomsensoren van Navico kunnen gekalibreerd worden.
1. Begin met een volle tank en laat de motor draaien zoals gewoonlijk.
2. Nadat er minstens een aantal liter (een paar gallons) is verbruikt, moet de tank helemaal
bijgevuld worden. Selecteer vervolgens de optie Zet op vol.
3. Selecteer de optie Kalibreren.
4. Selecteer de Werkelijk gebruikte hoeveelheid, die is gebaseerd op de hoeveelheid
brandstof waarmee is bijgetankt.
5. Selecteer OK om de instellingen op te slaan. De Brandstof K-waarde laat nu een nieuwe
waarde zien.
Ú
Notitie: Als u meerdere motoren wilt kalibreren herhaalt u bovenstaande stappen.
Kalibreer de motoren één voor één. U kunt ook alle motoren tegelijkertijd laten draaien
en de Werkelijk gebruikte hoeveelheid delen door het aantal motoren. Hierbij wordt
aangenomen dat de motoren allemaal ongeveer evenveel brandstof verbruiken.
Ú
Notitie: De optie Kalibreren is alleen beschikbaar als Zet op vol is geselecteerd en een
brandstofstroomsensor is aangesloten en ingesteld als bron.
Ú
Notitie: Er worden maximaal 8 motoren met een brandstofstroomsensor ondersteund.
Brandstofniveau
Door een Navico-brandstofpeilapparaat aan te sluiten op een geschikte tankniveausensor is
het mogelijk om de resterende hoeveelheid brandstof in de tank te meten. Het aantal tanks
moet worden aangegeven in het dialoogvenster Instellingen vaartuig, dat kan worden
geopend op de pagina Opties voor brandstofinstellingen. Hier kunt u de vloeistofniveau-
apparaten toewijzen aan verschillende tanks.
Selecteer Apparatenlijst op de pagina Netwerk en bekijk het venster Apparaatconfiguratie
voor iedere sensor. Stel de locatie, het vloeistoftype en de afmeting in voor iedere tank.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor instructies over het instellen van een
instrumentenbalk of -meter met gegevens over het vloeistofniveau-apparaat op de pagina
Instrumenten.
Ú
Notitie: Er worden maximaal 5 tanks met vloeistofniveau-apparaten ondersteund.
Ú
Notitie: Tankgegevens die worden geleverd door een compatibele motorgateway
kunnen ook worden getoond, maar het is niet mogelijk om op deze unit een
tankconfiguratie te maken voor dit type gegevensbron.
Draadloze instellingen
Biedt configuratie- en instellingsopties voor de draadloze functionaliteit.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor meer informatie over draadloze installatie en
connectiviteit.
Netwerkinstellingen
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
37
Apparaatnaam
Het is handig om een naam toe te wijzen in systemen waarin meerdere apparaten van
hetzelfde type en formaat worden gebruikt.
Bronnen
Gegevensbronnen voorzien het systeem van realtime gegevens.
Als een apparaat met meer dan één bron is verbonden die dezelfde gegevens leveren, kan
de gebruiker de gewenste bron selecteren. Voordat u de bron selecteert, moet u ervoor
zorgen dat alle externe apparaten en netwerken zijn aangesloten en ingeschakeld.
Auto selecteren
Met de optie Auto selecteren zoekt u naar alle bronnen die op het apparaat zijn aangesloten.
Indien er meer dan één bron beschikbaar is voor elk gegevenstype, wordt de selectie
gemaakt op basis van een interne prioriteitenlijst. Deze optie is geschikt voor de meeste
installaties.
Bronnen handmatig selecteren
Handmatige selectie is over het algemeen alleen nodig als er meer dan één bron voor
dezelfde gegevens is en de automatisch geselecteerde bron niet de gewenste bron is.
Groepsbronselectie
De unit kan dezelfde gegevensbronnen gebruiken waarvan alle andere producten op het
netwerk gebruikmaken, of een gegevensbron die niet met andere units wordt gedeeld.
Als de unit deel uitmaakt van een brongroep, hebben alle wijzigingen in de bronselectie
betrekking op alle units die tot dezelfde groep behoren.
Ú
Notitie: Om Groepsselectie in te schakelen moet de unit worden ingesteld op de groep
Simrad.
Apparaten zonder geselecteerde groep kunnen andere bronnen gebruiken dan de overige
netwerkapparaten.
Geavanceerde bronselectie
Hiermee hebt u de meest flexibele en nauwkeurige controle over de apparaten die gegevens
leveren.
Soms wijst Autoselect niet de gewenste bron toe. Dit kunt u corrigeren met de
geavanceerde bronselectie.
38
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
Apparatenlijst
Door een apparaat in deze lijst te selecteren, worden aanvullende gegevens en opties voor
het apparaat weergegeven.
Alle apparaten staan toewijzing van een exemplaarnummer in de configuratie-optie toe. Stel
unieke exemplaarnummers in voor identieke apparaten in het netwerk, zodat de unit deze
van elkaar kan onderscheiden. De gegevensoptie toont alle gegevens die door het apparaat
worden uitgevoerd.
Ú
Notitie: Een exemplaarnummer instellen voor een product van derden is in de meeste
gevallen niet mogelijk.
Diagnose
Nuttige informatie voor het vaststellen van een probleem met het netwerk.
NMEA 2000
Geeft informatie over de activiteit van de NMEA 2000 bus.
Ú
Notitie: De volgende informatie duidt niet altijd op een probleem dat eenvoudig kan
worden opgelost met een kleine wijziging in de netwerkstructuur of in de aangesloten
apparaten en hun activiteit in het netwerk. Rx- en Tx-fouten geven waarschijnlijk
problemen met het fysieke netwerk aan. Dit zijn problemen die kunnen worden
opgelost door een connector te vervangen/repareren, een backbone- of netwerkkabel in
te korten of het aantal netwerkknooppunten (apparaten) te verminderen.
UDB
Geeft informatie over Ethernet-activiteit.
SimNet-groepen
Deze functie wordt gebruikt voor het beheren van de parameterinstellingen, globaal of in
groepen van units. De functie wordt gebruikt op grotere boten, waar meerdere units via een
netwerk zijn verbonden. Door verschillende units aan dezelfde groep toe te wijzen, wordt
een parameterupdate op één unit ook doorgevoerd op de andere units in de groep.
Als voor een van de instellingen actief beheer nodig is, stelt u de groep in op Geen.
Demping
Indien gegevens onjuist of te gevoelig zijn, kan demping worden toegepast om de
informatie stabieler te maken. Wanneer demping niet is ingeschakeld, worden de gegevens
in ruwe vorm gepresenteerd, zonder demping.
Kalibratie
Er kan een offset (positief of negatief) worden toegepast om fouten in gegevens uit
NMEA2000 bronnen te herstellen. De offset wordt ingesteld op het NMEA 2000 apparaat.
Ú
Notitie: Selecteer de geavanceerde optie om de lokale offsets alleen voor dit scherm aan
te passen.
Ú
Notitie: Het is normaal gesproken niet mogelijk om sensoren van derden te kalibreren.
Er kan echter een lokale offset worden toegepast.
Installatie NMEA 2000
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om een ander apparaat dat waypoints kan aanmaken en exporteren via
NMEA 2000 toegang te geven, en directe overdracht naar deze unit toe te staan.
Waypoint verzenden
Selecteer deze optie om de unit toestemming te geven om via NMEA 2000 waypoints te
versturen naar een ander apparaat.
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
39
Ú
Notitie: Het systeem kan maar één nieuw waypoint tegelijk verzenden of ontvangen.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor bulkimport of -export van waypoints.
Installatie NMEA 0183
De instellingen van de NMEA 0183 poort(en) moeten overeenkomen met de snelheid van
verbonden apparaten. U kunt deze poort zodanig configureren dat alleen de zinnen worden
uitgevoerd die vereist zijn voor luisterende apparaten.
Waypoint ontvangen
Selecteer deze optie om toe te staan dat een ander apparaat dat waypoints kan aanmaken
en exporteren via NMEA 0183, direct gegevens kan overdragen naar deze unit.
Baudrate
De instelling moet overeenkomen met die van apparaten die zijn aangesloten op de NMEA
0183 invoer en uitvoer. De invoer en uitvoer (Tx, Rx) maken gebruik van dezelfde instelling
voor de baudrate.
Ú
Notitie: AIS transponders werken meestal op NMEA 0183-HS (hoge snelheid) en
hiervoor moet de baudrate zijn ingesteld op 38.400.
Seriële uitvoer
Met deze selectie bepaalt u of de gegevens worden uitgevoerd via Tx-lijnen. Als dit is
ingeschakeld, kan de lijst met uitvoerzinnen worden bewerkt.
Seriële uitvoerzinnen
Met deze lijst kunt u beheren welke zinnen vanaf de NMEA 0183 poort worden verzonden
naar andere apparaten. Vanwege de beperkte bandbreedte van NMEA 0183 is het wenselijk
om alleen de vereiste gegevens in te schakelen. Hoe minder zinnen geselecteerd zijn, hoe
hoger de uitvoersnelheid van de ingeschakelde zinnen.
Ethernet/WiFi
De NMEA 0183 gegevensstroom wordt uitgevoerd en beschikbaar gesteld voor tablets en
pc's via een WiFi- of Ethernet-verbinding. In het dialoogvenster staan het IP-adres en de
poort die meestal vereist zijn voor het configureren van de toepassing op het apparaat van
de externe partij.
Ú
Notitie: Andere MFD's kunnen deze informatie niet decoderen naar NMEA 0183 om de
gegevens als bron te gebruiken. Voor het delen van gegevens is nog steeds een fysieke
NMEA 2000 of NMEA 0183 verbinding nodig.
40
Systeem instellen | NSS evo3S Installatiehandleiding
Externe ondersteuning
CZone
CZone verbinding met NMEA 2000
Bij de koppeling met een CZone-netwerk wordt aangeraden om een BEP Network Interface
Bridge te gebruiken om beide netwerkbackbones samen te voegen.
De CZone/NMEA 2000 Network Interface Bridge isoleert de stroomtoevoer van beide
netwerken, maar maakt het mogelijk dat gegevens vrijelijk tussen beide kanten worden
gedeeld.
De Interface Bridge kan ook worden gebruikt voor het uitbreiden van het NMEA 2000-
netwerk, wanneer het maximale aantal knooppunten (knooppunt = ieder met het netwerk
verbonden apparaat) voor het netwerk is bereikt, of als de maximale kabellengte van 150 m
wordt overschreden. Als een Interface Bridge is geplaatst, kunnen nog 40 knooppunten en
extra kabellengte worden toegevoegd.
De Network Interface is verkrijgbaar bij uw BEP-dealer. Ga voor meer informatie naar de
website van BEP: www.bepmarine.com.
NETWORK INTERFACE
Net
work 1 Network 2
CZONE
NETWORK
67$786
5HG1HWZRUN
*UHHQ1HWZRUN
CZONE
NMEA2000
Installatie CZone
Om te kunnen communiceren met de met het netwerk verbonden CZone-modules moet de
unit voor CZone een unieke display-dipswitchinstelling toegewezen krijgen.
De functionaliteit van het CZone-systeem wordt bepaald door het CZone-
configuratiebestand, dat wordt opgeslagen op alle CZone-modules en de NSS evo3S. Het
bestand wordt aangemaakt met de CZone Configuration Tool, een speciale pc-applicatie die
verkrijgbaar is bij BEP Marine Ltd en aangesloten CZone-distributeurs.
Raadpleeg de documentatie bij uw CZone-systeem voor meer informatie.
De dipswitch-instelling toewijzen
Ieder product dat CZone-apparaten kan bedienen en bekijken moet een virtuele dipswitch-
instelling toegewezen krijgen. Deze instelling is uniek voor ieder apparaat. De instelling
wordt meestal bepaald als er zich al een configuratiebestand op het CZone-systeem bevindt,
maar kan ook vooraf worden ingesteld. Ga hiervoor naar het CZone-menu op de pagina
Instellingen.
Als de configuratie al beschikbaar is op het netwerk, wordt met het uploaden naar de NSS
evo3S begonnen direct nadat de dipswitch is ingesteld. Zorg dat dit zonder onderbreking
kan worden afgerond.
CZone bij opstarten laten weergeven
Als deze optie wordt geselecteerd, wordt bij het opstarten van de NSS evo3S de
bedieningspagina van CZone als eerste weergegeven.
5
Externe ondersteuning | NSS evo3S Installatiehandleiding
41
Backlight (Achtergrondverlichting)
Door het inschakelen van deze optie synchroniseert de NSS evo3S de instellingen voor
backlight met die van alle andere CZone-displayinterfaces die zijn ingesteld om backlight-
instellingen te delen.
Ú
Notitie: In CZone Config dient de NSS evo3S te worden ingesteld als controller.
Naviop
Als dit toestel zich op hetzelfde NMEA 2000-netwerk bevindt als een Naviop Loop-systeem,
kan dit apparaat worden gebruikt om het Naviop Loop-systeem te bedienen.
Raadpleeg voor meer informatie de documentatie van het Naviop-systeem.
Mercury
Als de unit is aangesloten op hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibel Mercury
Marine VesselView product of VesselView Link, worden specifieke functies automatisch
ontgrendeld op de unit. Wanneer de functies zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker mogelijk
gevraagd om informatie over basisinstellingen op te geven. Voor meer informatie raadpleegt
u de VesselView®-handleiding of neemt u contact op met de motorleverancier.
Suzuki Marine
Als dit apparaat zich bevindt in het zelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibel Suzuki-
product of een compatibele gateway, wordt een specifiek Suzuki-instrumentenpaneel
ontgrendeld en automatisch ingeschakeld. Het selecteren van de gegevensbron gebeurt op
dezelfde manier als voor reguliere NMEA 2000 bronnen.
Yamaha
Als een compatibele Yamaha gateway is verbonden met het NMEA 2000 netwerk, is een
Yamaha Motor pictogram toegevoegd aan de startpagina.
Raadpleeg voor meer informatie over de configuratie, het Yamaha paneel, de weergegeven
gegevens en Troll Control de Yamaha handleiding of de motorleverancier.
Evinrude
Indien een Evinrude motorbedieningsunit beschikbaar is op het NMEA 2000 netwerk,
kunnen de Evinrude motoren worden bewaakt en bestuurd vanuit de unit. Wanneer de
functie beschikbaar is, wordt een Evinrude-pictogram toegevoegd aan de startpagina.
Er worden maximaal twee bedieningsunits en vier motoren ondersteund.
Raadpleeg voor meer informatie de motorhandleiding of de motorleverancier.
Power-Pole
Power-Pole-ankers
Dit apparaat kan via Bluetooth worden verbonden met de Power-Pole-ankers.
Wanneer de anker(s) met dit apparaat zijn gekoppeld, wordt de knop Power-Pole
toegevoegd aan de bedieningsbalk toegevoegd.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor meer informatie over koppelen via Bluetooth en
het gebruik van een Power-Pole-anker.
Power-Pole oplaadmodule
Dit apparaat kan via de C-Monster-gateway worden verbonden met de Power-Pole
oplaadmodule. Er kan slechts één gateway tegelijk op het NMEA 2000 netwerk werken.
Wanneer er geldige gegevens van de gateway worden ontvangen, wordt de knop Laden
toegevoegd aan de bedieningsbalk.
Raadpleeg de bedieningshandleiding voor meer informatie over het opladen van de accu.
42
Externe ondersteuning | NSS evo3S Installatiehandleiding
Raadpleeg voor informatie over installatie, bedrading en instelling de Power-Pole
documentatie die bij de oplaadmodule is geleverd.
FLIR camera instellen
Compatibele FLIR camera’s zijn aan te sluiten via plug-and-play indien gebruikt in combinatie
met een apparaat dat fungeert als DHCP-host. Voor gebruik op netwerken zonder DHCP-host
raadpleegt u de website www.simrad-yachting.com of neemt u contact op met de
technische ondersteuning.
In het dialoogvenster Geavanceerde instellingen vindt u de FLIR-instellingen.
Externe ondersteuning | NSS evo3S Installatiehandleiding
43
Bijlage
Technische specificaties
Technische specificaties
Display
Resolutie
9-inch unit 1280 x 720
12-Inch unit 1280 x 800
16-inch unit 1920 x 1080
Type SolarMax HD® IPS TFT-scherm, optisch
gelijmd en met haarscherpe beeldweergve
Helderheid 1200 nits
Touchscreen Volledig touchscreen (multi-touch)
Kijkhoek in graden (typische waarde bij
contrastverhouding = 10)
80° boven/onder, 80° links/rechts
Elektrische specificaties
Voedingsspanning 12/24 V DC (10 - 31,2 V DC min - max)
Stroomverbruik - Max.
9-inch unit 23 W +- 4 W
12-Inch unit 30 W +- 5 W
16-inch unit 45 W +- 5 W
Aanbevolen stroomsterkte zekering
9-inch unit 5 A
12-Inch unit 5 A
16-inch unit 5 A
Omgeving
Bedrijfstemperatuurbereik -15°C tot +55°C (5°F tot 131°F)
Opslagtemperatuur -20°C tot +60°C (4°F tot 140°F)
Waterbestendigheid IPX 6 en 7
Vochtigheid IEC 60945 Verdampingstemperatuur 66°C
(150°F) bij 95% relatieve vochtigheid (48 uur)
Schok- en trillingsbestendigheid 100.000 cycli van 20 G
Functie Ingebouwde 10-Hz GNSS-ontvanger voor
GPS en GLONASS ondersteunt combinaties
van Galileo, Beidou, QZSS.
SBAS (WAAS, EGNOS, MSAS, GAGAN).
Interface/aansluitingen
Ethernet
9-inch unit 1 poort (5-pins connector)
12-inch en 16-inch units 2 poorten (5-pins connector)
NMEA 2000 1 poort (Micro-C)
NMEA 0183 1 spreker/luisteraar (4800, 9600, 19200,
38400 baud, via optionele adapterkabel)
Sonar 2 poorten
Video-ingang 2 poorten (composietvideo RCA-connector -
via optionele adapterkabel)
6
44
Bijlage | NSS evo3S Installatiehandleiding
Video-uitgang
9-inch unit Niet van toepassing
12-inch en 16-inch units 1 poort (HDMI1.4-sink en HDCP)
Gegevenskaartlezer 2 sleuven (microSD, max. 32 GB, FAT32)
Draadloos 802.11b/g/n
Bluetooth Bluetooth 4.0 met ondersteuning voor
Bluetooth Classic
USB
Units van 9 inch en 12 inch Niet van toepassing
16-inch unit 1 poort (USB-A)
Output: 5 V DC; 1,5 A.
Fysieke specificaties
Afmetingen (B×H×D) Zie "Maattekeningen" op pagina 46
Gewicht (alleen display)
9-inch unit 1,4 kg
12-Inch unit 3,1 kg
16-inch unit 4,7 kg
Veilige kompasafstand - Metrische
eenheden, eenheden van imperiale
stelsel
50 cm
Type montage Met beugel (meegeleverd) of in paneel
Bijlage | NSS evo3S Installatiehandleiding
45
Maattekeningen
9-inch unit
310.9 mm (12.24”)
287.0 mm (11.30”)
179.5 mm (7.07”)
166.3 mm (6.55”)
131.0 mm (5.15”)
(2.74”)
18.5 mm (0.73”)
69.6 mm
66.6 mm (2.62”)
296.2 mm (11.66”)
12-inch unit
377.1 mm (14.85”)
351.5 mm (13.84”)
240.6 mm (9.47”)
170.3 mm (6.70”)
78.1 mm
(3.07”)
225.3 mm (8.87”)
18.5 mm (0.73”)
349.0 mm (13.74”)
106.7 mm (4.
20”)
16-inch unit
462.1 mm (18.19”)
436.5 mm (17.19”)
263.9 mm (10.39”)
170.3 mm (6.70”)
79.6 mm
256.0 mm (10.08”)
434.0 mm (17.09”)
18.5 mm (0.73 ”)
(3.13”)
106.8 mm (4.21”)
46
Bijlage | NSS evo3S Installatiehandleiding
Ondersteunde gegevens
Lijst van met NMEA 2000 compatibele PGN's
NMEA 2000 PGN (ontvangen)
59392 ISO-bevestiging
59904 ISO-verzoek
60160 ISO-transportprotocol, -gegevensoverdracht
60416 ISO-transportprotocol, verbinding M.
65240 ISO opgedragen adres
60928 ISO-adresreservering
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126996 Productinformatie
126998 Configuratiegegevens
127233 MOB-melding (man-over-boord)
127237 Koers/trackcontrole
127245 Roer
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127251 Draaisnelheid
127252 Deining
127257 Attitude
127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters, snelle update
127489 Motorparameters, dynamisch
127493 Transmissieparameters, dynamisch
127500 Load Controller verbindingsstatus / bediening
127501 Binair statusrapport
127503 Status AC ingang
127504 Status AC uitgang
127505 Vloeistofniveau
127506 Gedetailleerde status DC
127507 Status oplader
127508 Batterijstatus
127509 Status omvormer
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129033 Tijd & datum
129038 AIS Class-A positierapport
129039 AIS Class-B positierapport
129040 AIS Class-C uitgebreid positierapport
129041 AIS navigatiehulpmiddelen
Bijlage | NSS evo3S Installatiehandleiding
47
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 AIS Class-C uitgebreid positierapport
129545 GNSS RAIM uitvoer
129549 DGNSS correcties
129551 GNSS differentiële correctie ontvanger signaal
129793 AIS UTC en datumrapport
129794 AIS navigatiehulpmiddelen
129798 AIS SAR positierapport vliegtuigen
129801 Koersafwijking
129802 AIS, veiligheidgerelateerd uitgezonden bericht
129283 Koersafwijking
129284 Navigatiegegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
129794 AIS Class-A vaste gegevens en vaargegevens
129801 AIS geadresseerd veiligheidsgerelateerd bericht
129802 AIS, veiligheidgerelateerd uitgezonden bericht
129808 DSC Call-informatie
129809 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel A
129810 AIS, klasse B, “CS”, rapport met vaste gegevens, deel B
130060 Label
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130313 Vochtigheid
130314 Werkelijke druk
130316 Temperatuur, uitgebreid bereik
130569 Entertainment - Huidige bestand en status
130570 Entertainment - Bibliotheekgegevensbestand
130571 Entertainment - Bibliotheekgegevensgroep
130572 Entertainment - Bibliotheekgegevens zoeken
130573 Entertainment - Ondersteunde gegevensbron
130574 Entertainment - Ondersteunde zonegegevens
130576 Status van kleine vaartuigen
130577 Richtinggegevens
130578 Onderdelen vaartuigsnelheid
130579 Entertainment - Systeemconfiguratiestatus
130580 Entertainment - Systeemconfiguratiestatus
130581 Entertainment - Zoneconfiguratiestatus
130582 Entertainment - Zonevolumestatus
130583 Entertainment - Beschikbare voorinstellingen Audio EQ
130584 Entertainment - Bluetooth-apparaten
48
Bijlage | NSS evo3S Installatiehandleiding
130585 Entertainment - Bluetooth-bronstatus
NMEA 2000 PGN (verzenden)
60160 ISO-transportprotocol, -gegevensoverdracht
60416 ISO-transportprotocol, verbinding M.
126208 ISO-opdrachtgroepfunctie
126992 Systeemtijd
126993 Heartbeat
126996 Productinformatie
127237 Koers/trackcontrole
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127258 Magnetische variatie
127502 Schakelpaneelbediening
128259 Snelheid, aan water gerefereerd
128267 Waterdiepte
128275 Afstandlog
129025 Positie, snelle update
129026 COG en SOG, snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129283 Koersafwijking
129285 Navigatie - Route/WP-informatie
129284 Navigatiegegevens
129285 Route-/waypoint-gegevens
129539 GNSS-DOP's
129540 GNSS-satellieten in beeld
130074 Route en WP-service - WP-lijst - WP-naam en -positie
130306 Windgegevens
130310 Omgevingsparameters
130311 Omgevingsparameters
130312 Temperatuur
130577 Richtinggegevens
130578 Onderdelen vaartuigsnelheid
Bijlage | NSS evo3S Installatiehandleiding
49
Door NMEA 0183 ondersteunde sentences
TX / RX - GPS
Naam Beschrijving RX TX
DTM Datumreferentie x
GGA Positiegegevens Global Positioning System (GPS) x x
GLC Geografische positie - Loran-C
GLL Geografische positie - breedtegraad/lengtegraad x x
GSA GNSS-DOP en actieve satellieten x x
GNS Positiegegevens GNSS x
GSV GNSS-satellieten in zicht x x
VTG Grondkoers en grondsnelheid x x
ZDA Tijd en datum x x
TX / RX - Navigatie
Naam Beschrijving RX TX
AAM Waypoint-aankomstalarm x
APB Koers-/trackcontroller (stuurautomaat) zin B x
BOD Koers van startpositie naar bestemming x
BWC Koers naar en afstand tot waypoint - Grootcirkel x
BWR Koers naar en afstand tot waypoint - Loxodroom x
RMB Aanbevolen minimale navigatie-informatie x
XTE Koersafwijking - gemeten x
RTE Routes x
WPL Waypointlocatie x
TX / RX - Sonar
Naam Beschrijving RX TX
DBT Diepte onder transducer x x
DPT Diepte x x
MTW Watertemperatuur x x
VLW Dubbele grond-/waterafstand x x
VHW Watersnelheid en koers x x
TX / RX - Kompas
Naam Beschrijving RX TX
HDG Koers, afwijking en variatie x x
HDT Ware koers x
THS Ware koers en status x x
ROT Wendsnelheid x
50
Bijlage | NSS evo3S Installatiehandleiding
TX / RX - Wind
Naam Beschrijving RX TX
MWD Windrichting en windsnelheid x x
MWV Windsnelheid en windhoek x x
TX / RX - AIS / DSC
Naam Beschrijving RX TX
DSC Digital Selective Calling informatie x
DSE Uitgebreide Digital Selective Calling x
VDM Bericht AIS VHF datalink x
VDO Rapport AIS VHF datalink eigen vaartuig x
Ú
Notitie: AIS sentences worden niet overbrugd naar of van NMEA 2000.
TX / RX - MARPA
Naam Beschrijving RX TX
TLL Gewenste lengte- en breedtegraad x
TTM Bericht over opgespoord doel x
Ú
Notitie: Dit zijn alleen uitvoerzinnen.
TX/RX - Radar
Naam Beschrijving RX TX
RSD Gegevens van radarsysteem *x
OSD Gegevens van eigen vaartuig *x
Ú
Notitie: *x - alleen uitzenden wanneer het radarpaneel wordt weergegeven.
TX/RX - MISC
Naam Beschrijving RX TX
MOB MOB-melding (man overboord) x
VBW Dubbele bodem-/watersnelheid x
XDR Transducermeting x x
Bijlage | NSS evo3S Installatiehandleiding
51
*988-12581-001*
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53

Simrad NSSevo3S Installatie gids

Categorie
Navigators
Type
Installatie gids
Deze handleiding is ook geschikt voor