motor visueel voordat u op OK drukt om de fysieke positie uit te lijnen met de waarde in
het dialoogvenster.
Wanneer het kalibratieproces is voltooid, selecteert u de roertestoptie om de kalibratie te
bevestigen.
Als de kalibratie de roertest niet doorstaat, doet u het volgende:
• controleer of de motor beweegt.
• controleer of de roerstandterugmelding meebeweegt in de draairichting van de motor
• controleer de NAC-1 aandrijfkabel.
• controleer of de motor handmatig gemakkelijk is te sturen in beide richtingen.
• controleer of er andere mechanische problemen zijn.
• controleer de aansluiting van de bedrading.
• herhaal de roerkalibratie.
Kalibratie hydraulisch systeem
Kalibratie van de virtuele roerstandterugmelder (VRF) is van toepassing op vaartuigen met
een hydraulisch stuursysteem, als roerstandterugmelding niet beschikbaar is.
Ú
Notitie: De roerbron moet zijn ingesteld op VRF om deze kalibratie te kunnen uitvoeren.
Start het kalibratieproces door de VRF-kalibratieoptie te selecteren en volg de instructies op
het scherm.
Ú
Notitie: Als de stuurautomaat tijdens het kalibratieproces de motor probeert te draaien,
controleer dan of de motor in beweging komt en in de juiste richting draait voordat u Ja
selecteert in het dialoogvenster. Als Nee wordt geselecteerd, keert de NAC-1 de
stuurrichting om en wordt de volgende keer dat de motor wordt gedraaid tijdens het
kalibratieproces het vermogen verhoogd.
Ú
Notitie: Mogelijk moet u meer dan één keer Nee selecteren om te zorgen dat de pomp
genoeg vermogen levert om de motor te draaien bij hoge vaarsnelheid.
Stuurreactie
Hiermee verhoogt of verlaagt u de stuurgevoeligheid. Een laag responsniveau vermindert de
roeractiviteit en geeft een wat lossere sturing. Een hoog responsniveau verhoogt de
roeractiviteit en geeft een wat stevigere sturing. Een te hoog reactieniveau zorgt dat de boot
S-bewegingen gaat maken.
NAC-2/NAC-3-specifieke installatie-instellingen
Voor het instellen en in bedrijf stellen van de NAC-2 of NAC-3 raadpleegt u de bij de
stuurautomaatcomputer geleverde handleiding voor ingebruikname.
AC70/AC80 specifieke installatie-instellingen
De AC70-/AC80-computers hebben geen specifieke installatie-instellingen op het MFD.
Ú
Notitie: U kunt met het MFD geen AP70-/AP80-systeem configureren of activeren.
Raadpleeg de documentatie van de stuurautomaatcomputer voor meer informatie.
Fuel Settings
Het hulpprogramma Brandstof bewaakt het brandstofverbruik. Het brandstofverbruik wordt
per trip en per seizoen bijgehouden en gebruikt voor het berekenen van de
brandstofzuinigheid. Deze informatie wordt getoond in de gegevensbalk op de
instrumentenpagina.
Om het hulpprogramma te kunnen gebruiken, moet een Navico brandstofstroomsensor of
een NMEA 2000-motoradapterkabel/gateway met Navico-
brandstofgegevensopslagapparaat in de boot worden geplaatst. Voor de Navico-
brandstofstroomsensor is het gebruik van een afzonderlijk brandstofopslagapparaat niet
nodig. Vraag de fabrikant van de motor of uw dealer of uw motor de juiste gegevensuitvoer
heeft en welke adapter beschikbaar is voor de verbinding met de NMEA 2000.
Als de fysieke aansluiting is gemaakt, controleert u of de bronselectie is voltooid. Bij
meerdere motorinstallaties met brandstofstroomsensoren of
32
Software installeren | NSO evo3S MPU Installatiehandleiding