Lowrance HDS LIVE Handleiding

Type
Handleiding
NEDRELANDS
HDS Live
Gebruikershandleiding
www.lowrance.com
Voorwoord
Disclaimer
Aangezien Navico dit product voortdurend verbetert, behouden wij
ons het recht voor om te allen tijde wijzigingen in het product aan
te brengen die mogelijk niet met deze versie van de handleiding
overeenkomen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde
distributeur als u eventueel hulp nodig hebt.
De eigenaar is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat de
apparatuur dusdanig wordt geïnstalleerd en gebruikt, dat er geen
ongevallen, persoonlijk letsel of schade aan eigendommen kan
worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk
verantwoordelijk voor het naleven van de regels voor veilig
zeemanschap.
NAVICO HOLDING EN HAAR DOCHTERMAATSCHAPPIJEN,
VESTIGINGEN EN FILIALEN WIJZEN ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF
VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT PRODUCT DAT KAN LEIDEN TOT
ONGEVALLEN, SCHADE OF TOT WETSOVERTREDING.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse
gaan. Navico Holding AS en haar dochtermaatschappijen,
vestigingen en filialen behouden zich het recht voor de specificaties
te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.
Rechtsgeldige taal
Deze verklaring, alle instructiehandleidingen,
gebruikershandleidingen en andere informatie met betrekking tot
het product (Documentatie) kunnen zijn vertaald in, of zijn vertaald
uit een andere taal (Vertaling). In het geval van enig conflict tussen
een Vertaling van de Documentatie, is de Engelstalige versie van de
Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
Handelsmerken
Navico
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS.
Lowrance
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding
AS.
Bluetooth
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
C-MAP
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS.
C-Monster
â„¢
is een handelsmerk van JL Marine Systems, Inc.
CZone
â„¢
is een handelsmerk van Power Products LLC.
Voorwoord | HDS Live Gebruikershandleiding
3
Evinrude
®
is een gedeponeerd handelsmerk van BRP US, Inc.
FUSION-Linkâ„¢ Marine Entertainment Standardâ„¢ is een gedeponeerd
handelsmerk van FUSION Electronics Ltd.
Mercury
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
Navionics® is een gedeponeerd handelsmerk van Navionics, Inc.
NMEA
®
en NMEA 2000
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van de
National Marine Electronics Association.
Power-Pole
®
is een gedeponeerd handelsmerk van JL Marine
Systems, Inc.
SD
â„¢
en microSD
â„¢
zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van SD-3C, LLC in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
SiriusXM
®
is een gedeponeerd handelsmerk van SiriusXM Radio, Inc.
SmartCraft VesselView
®
is een gedeponeerd handelsmerk van
Mercury.
Suzuki
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Suzuki.
Yamaha
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Yamaha.
Productreferenties Navico
Deze handleiding heeft betrekking op de volgende producten van
Navico:
• Active Imaging™ (Active Imaging)
• Broadband Radar™ (Broadband Radar)
• Broadband 3G™ (Broadband 3G Radar)
• Broadband 4G™ (Broadband 4G Radar)
• Broadband Sounder™ (Broadband Sounder)
• DownScan Imaging™ (DownScan)
• DownScan Overlay™ (Overlay)
• FishReveal™ (FishReveal)
• GoFree™ (GoFree)
• Genesis® (Genesis)
• Halo™ Pulse Compression Radar (Halo Radar)
• LiveSight™ (LiveSight)
• SmartSteer™ (SmartSteer)
• SonicHub® (SonicHub)
• StructureMap™ (StructureMap)
4
Voorwoord | HDS Live Gebruikershandleiding
Copyright
Copyright © 2018 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart wordt als separaat document verstrekt. Raadpleeg
bij eventuele vragen de website van uw unit of systeem:
www.lowrance.com
Complianceverklaringen
Europa
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat
het product voldoet aan de eisen van:
• CE volgens RED 2014/53/EU
De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de
betreffende productsectie op de volgende website:
• www.lowrance.com
Landen van beoogd gebruik in de EU
AT - Oostenrijk
BE - België
BG - Bulgarije
CY - Cyprus
CZ - Tsjechië
DK - Denemarken
EE - Estland
FI - Finland
FR - Frankrijk
DE - Duitsland
GR - Griekenland
HU - Hongarije
IS - IJsland
IE - Ierland
IT - Italië
LV - Letland
LI - Liechtenstein
LT - Litouwen
LU - Luxemburg
MT - Malta
NL - Nederland
NO - Noorwegen
PL - Polen
PT - Portugal
RO - Roemenië
SK - Slowakije
SI - Slovenië
ES - Spanje
SE - Zweden
CH - Zwitserland
TR - Turkije
UK - Verenigd Koninkrijk
Voorwoord | HDS Live Gebruikershandleiding
5
Verenigde Staten van Amerika
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat
het product voldoet aan de eisen van:
• Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de
volgende voorwaarden: (1) dit toestel mag geen schadelijke
interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle ontvangen
interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de
werking van het toestel
Waarschuwing: De gebruiker wordt gewaarschuwd
dat wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk
zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is
voor naleving ertoe kunnen leiden dat de bevoegdheid
van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken komt
te vervallen.
Ú
Notitie: Deze apparatuur genereert, gebruikt en veroorzaakt
mogelijke straling van radiofrequente energie en kan, indien
niet geïnstalleerd in overeenstemming met de instructies,
schadelijke interferentie veroorzaken aan radiocommunicatie. Er
is echter geen garantie dat er in een bepaalde installatie geen
interferentie zal optreden. Mocht deze apparatuur schadelijke
interferentie veroorzaken met radio- of televisieontvangst, wat
bepaald kan worden door de apparatuur in en uit te schakelen,
dan wordt de gebruiker aangeraden te proberen de
interferentie te corrigeren door één of meer van de volgende
maatregelen:
• Verplaats de ontvangstantenne of richt deze opnieuw
• Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger
• Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere
groep dan waarop de ontvanger is aangesloten
• Raadpleeg de dealer of een ervaren technicus voor hulp
Industrie Canada
Dit apparaat voldoet aan de vergunningsvrije RSS-norm(en) van
Industry Canada. Werking is onderhevig aan de volgende twee
voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken,
en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren,
ook als dat ten koste gaat van de werking van het apparaat.
6
Voorwoord | HDS Live Gebruikershandleiding
Le présent appareil est conforme aux CNR d’Industrie Canada
applicables aux appareils radio exempts de licence. L'exploitation
est autorisée aux deux voorwaarden suivantes: (1) l'appareil ne doit
pas produire de brouillage, enz. (2) l’utilisateur de l’appareil doit
accepter tout brouillage radioélectrique subi, même si le brouillage
est susceptible d’en compromettre le fonctionnemen.
Verklaring Industry Canada: volgens de regels van Industry Canada
mag deze radiozender alleen worden gebruikt met een
antennetype en met een maximale (of lagere) versterking voor de
zender waarvoor Industry Canada goedkeuring heeft gegeven. Om
de mogelijke radio-interferentie voor andere gebruikers te
verminderen, moeten het antennetype en de versterking zodanig
worden gekozen dat het equivalent isotropisch uitgestraald
vermogen (EIRP) niet meer is dan noodzakelijk is voor succesvolle
communicatie.
Conformément à la réglementation d’Industrie Canada, le présent
émetteur radio peut fonctionner avec une antenne d’un type et
d’un gain maximal (ou inférieur) approuvé pour l’émetteur par
Industrie Canada. Dans le but de réduire les risques de brouillage
radioélectrique à l’intention des autres utilisateurs, il faut choisir le
type d’antenne et son gain de sorte que la puissance isotrope
rayonnée quivalente (p.i.r.e.) ne dépassepas l’intensité nécessaire à
l’établissement d’une communication satisfaisante.
Australië en Nieuw Zeeland
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat
het product voldoet aan de eisen van:
• niveau 2-apparatuur van de Radiocommunicatienorm 2017
(elektromagnetische compatibiliteit)
• radiocommunicatienorm 2014 (korteafstandsapparatuur)
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding
nodig om gegevens te kunnen uploaden en downloaden. Bij
gebruik van een internetverbinding via een mobiele telefoon of een
verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te
houden dat het dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan
kosten in rekening brengen voor de hoeveelheid gegevens die u
overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw internetprovider
voor de geldende tarieven en beperkingen.
Voorwoord | HDS Live Gebruikershandleiding
7
Over deze handleiding
Deze handleiding is een naslaghandleiding voor het bedienen van
de unit. Er wordt vanuit gegaan dat alle apparatuur is geïnstalleerd
en geconfigureerd en dat het systeem gereed is voor gebruik.
Sommige functies zijn mogelijk niet geactiveerd of beschikbaar voor
schermafbeeldingen in de handleiding. Daarom komen screenshots
van menu's en dialoogvensters mogelijk niet overeen met uw unit.
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt
als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een
opmerking of belangrijke informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk
is personen te waarschuwen voorzichtig te werk te
gaan om letsel en/of schade aan personen/apparatuur
te voorkomen.
Handleidingversie
Deze handleiding is geschreven voor softwareversie 1.0. De
handleiding wordt voortdurend bijgewerkt en aangepast aan
nieuwe software-releases. De meest recente versie van de
handleiding kunt u downloaden in de relevante productsectie op
de volgende website:
• www.lowrance.com
De handleiding op het scherm weergeven
Met de PDF-viewer in de unit kunt u de handleidingen en andere
PDF-bestanden op het scherm lezen. Handleidingen kunt u
downloaden in de relevante productsectie op de volgende website:
• www.lowrance.com
De handleidingen kunnen gelezen worden vanaf een op de unit
aangesloten opslagapparaat of u kunt ze kopiëren naar het interne
geheugen van de unit.
8
Voorwoord | HDS Live Gebruikershandleiding
Voorwoord | HDS Live Gebruikershandleiding
9
10
Voorwoord | HDS Live Gebruikershandleiding
Inhoud
19 Inleiding
19
De knoppen van het voorpaneel
20 Kaartlezer
21 Functies ontgrendelen
21 Apparaat registreren
22 De gebruikersinterface
22 De Home pagina
23 Pagina's met meerdere panelen
24 Applicatiepagina's
25 Dialoogvenster Systeem regelingen
26 Basisbediening
26 De unit in- en uitschakelen
26 Displayverlichting
27 Pagina's en panelen
27 Menu's
28 MOB-waypoint
28 Het touchscreen vergrendelen
29 Schermafdruk
30 Aanpassen van uw systeem
30 Wallpaper van de Home pagina aanpassen
30 De splitsing aanpassen op pagina’s met meerdere panelen
31 Data-overlay
31 Favoriete pagina's
33 Het configureren van de sneltoegangstoetsen
34 Functies in- of uitschakelen
35 Kaarten
35 Het kaartpaneel
35 Kaartgegevens
36 Kaartbron selecteren
36 Vaartuigsymbool
36 Inzoomen op de kaart
37 De kaart verschuiven
37 Kaartoriëntatie
38 Vooruit kijken
Inhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
11
38 Informatie over kaartitems weergeven
38
De cursor gebruiken op het kaartpaneel
40 Panelen voor het zoeken van objecten op de kaart
40 Trails kleuren
40 3D kaarten
41 Kaartoverlay
44 C-MAP kaarten
48 Navionics-kaarten
53 Kaartinstellingen
56 Waypoints, routes en trails
56 De dialoogvensters Waypoints, Routes en Trails
56 Waypoints
59 Routes
63 Over trails
66 Navigeren
66 Over navigeren
66 Stuurpaneel
67 Navigeren naar cursorpositie
67 Een route navigeren
68 Navigeren met de stuurautomaat
69 Navigatie-instellingen
71 Sonar
71 Het beeld
72 Meerdere bronnen
72 Het beeld zoomen
72 Gebruik van de cursor op het beeld
73 Historie weergeven
73 Loggegevens opnemen
76 Het beeld instellen
78 Geavanceerde opties
80 Meer opties
83 Sonarinstellingen
86 SideScan
86 Over SideScan
86 Het paneel SideScan
86 Het beeld zoomen
12
Inhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
86 Gebruik van de cursor op het paneel
87
Historie weergeven
87 SideScan gegevens opnemen
87 Het beeld instellen
88 Geavanceerde opties
89 Meer opties
90 DownScan
90 Over DownScan
90 Het DownScan paneel
90 Het beeld zoomen
90 Gebruik van de cursor op het paneel
90 DownScan historie weergeven
91 DownScan gegevens opnemen
91 Instellen van het DownScan beeld
92 Geavanceerde opties
92 Meer opties
94 3D sonar
94 Over 3D Sonar
94 Het 3D paneel
95 Het beeld zoomen
95 De cursor gebruiken op een 3D beeld
95 Waypoints opslaan
96 Opties 3D modus
97 Weergave van vissen
97 Beeldgeschiedenis weergeven
97 Het beeld instellen
98 Geavanceerde opties
99 Meer opties
100 SpotlightScan
100 Het SpotlightScan beeld
101 Het beeld zoomen
101 SpotlightScan instellen
102 Het beeld instellen
103 Geavanceerde opties
104 Meer opties
104 Tips voor het gebruik van SpotlightScan
Inhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
13
105 StructureMap
105
Over StructureMap
105 Het StructureMap beeld
105 StructureMap bronnen
107 StructureMap tips
107 StructureMaps gebruiken met topografische kaarten
107 Structuuropties
109 Infopanelen
109 Infopanelen
109 Dashboards
109 Het paneel aanpassen
110 Video
110 Het videopaneel
110 Het videopaneel instellen
112 Stuurautomaat trollingmotor
112 Veilige bediening met de stuurautomaat
113 Actieve stuurautomaat selecteren
113 De stuurautomaatcontroller voor de trollingmotor
114 Inschakelen en uitschakelen van de stuurautomaat
114 Indicatie stuurautomaat
114 Stuurautomaatmodi
119 Snelheidsregeling trollingmotor
119 Een trail opnemen en opslaan
119 Stuurautomaat instellingen
122 Buitenboord stuurautomaat
122 Veilige bediening met de stuurautomaat
123 Actieve stuurautomaat selecteren
123 De stuurautomaatcontroller voor de buitenboordmotoren
124 Inschakelen en uitschakelen van de stuurautomaat
124 Indicatie stuurautomaat
125 Stuurautomaatmodi
131 Stuurautomaat instellen
14
Inhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
134 Simulator
134
Info over
134 Winkelmodus
134 Simulator bronbestanden
135 Geavanceerde simulatorinstellingen
136 Radar
136 Over radar
136 Het radarpaneel
137 Dubbele radar
137 Operationele modi radar
138 Radarsector onderdrukking
139 Radarbereik
139 Gebruik van de cursor op een radar paneel
140 Het radarbeeld aanpassen
144 Geavanceerde radaropties
145 Opties radar weergave
151 EBL/VRM markering
153 Een bewakingszone rond uw vaartuig instellen
154 MARPA doelen
156 Radargegevens opnemen
157 Radarinstellingen
159 Audio
159 Over de audiofunctie
159 De audiocontroller
160 Audiosysteem opzetten
160 Een audiobron selecteren
161 Een AM/FM-radio gebruiken
161 Sirius radio
162 DVD video bekijken
164 AIS
164 Over AIS
164 Selecteren van een AIS-doel
164 Zoeken naar AIS vaartuigen
165 Doelinformatie weergeven
166 Boot met AIS oproepen
166 AIS SART
Inhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
15
168 Vaartuigalarmen
168
Symbolen AIS doelen
169 Vaartuiginstellingen
171 SiriusXM weer
171 Over SiriusXM weather
171 Sirius statuspaneel
171 Sirius weerpaneel
172 Weerdetails tonen
173 Lokaal weer
173 Weeropties
177 Weeralarmen
178 Afstandsbediening van de MFD
178 Opties voor afstandsbediening
178 Smartphones en tablets
180 LR-1-afstandsbediening
182 Uw telefoon gebruiken met de MFD
182 Over telefoonintegratie
182 Een telefoon aansluiten en koppelen
183 Telefoonmeldingen
185 Problemen met de telefoon oplossen
186 Bluetooth-apparaten beheren
187 Tools en instellingen
187 De werkbalk
188 Instellingen
194 Menu Alarms (Alarmen)
194 Over het alarmsysteem
194 Typen meldingen
194 Alarmindicatie
195 Een melding bevestigen
195 Alarminstellingen
196 Dialoogvensters Alarmen
197 Onderhoud
197 Preventief onderhoud
16
Inhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
197 Controleren van de connectoren
197
Reinigen van de display-unit
198 Kalibratie touchscreen
198 Registratie van NMEA gegevens
199 Software updates
201 Servicerapport
202 Back-up maken van uw systeemgegevens
205 Integratie van apparaten van derden
205 Integratie SmartCraft VesselView
206 Suzuki motorintegratie
206 Yamaha Motor integratie
206 Evinrude motorintegratie
207 Integratie FUSION-Link
207 Integratie BEP CZone
208 Power-Pole-ankers
Inhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
17
18
Inhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
Inleiding
De knoppen van het voorpaneel
MOB
B
C
E
H
I
A
D
F
G
A Pagina's-toets
• Eén keer indrukken om de Home pagina te activeren.
Druk herhaaldelijk kort in om de favoriete knoppen te
doorlopen
• Ingedrukt houden is configureerbaar. Zie "Het configureren van
de sneltoegangstoetsen" op pagina 33
B Waypoint-toets
• Druk om het dialoogvenster Nieuw waypoint te openen
• Druk twee keer om een waypoint op te slaan
• Houd ingedrukt om het dialoogvenster Zoeken te
openen
C Pijltoetsen
• Druk op de pijltoetsen om de menu-items te doorlopen,
een waarde aan te passen en de cursor op een paneel te
plaatsen
1
Inleiding | HDS Live Gebruikershandleiding
19
D Toets Afsluiten (X)
• Indrukken op om een dialoogvenster af te sluiten, terug
te keren naar het vorige menuniveau, de cursor van het
paneel te verwijderen of de cursor terug te zetten op het
paneel
E Enter-toets
• Indrukken om uw instellingen te selecteren of op te slaan
F Zoomknoppen en MOB-knop
• Zoomknoppen voor panelen en beelden
• Door beide toetsen tegelijk ingedrukt te houden wordt
een Man Overboard (MOB) waypoint opgeslagen op de
huidige vaartuigpositie
G Menu-toets
• Indrukken om het menu voor het actieve paneel/overlay
weer te geven
• Druk twee keer om het dialoogvenster Instellingen te
openen
• Ingedrukt houden om het menu te verbergen of weer te
geven
H Aan/uit-toets
• Druk om de unit in te schakelen
• Houd ingedrukt om de unit uit te schakelen
• Druk één keer om het dialoogvenster Systeem regelingen
te openen (als unit is ingeschakeld). Druk herhaaldelijk
kort om de helderheid van de schermverlichting te
doorlopen
I Sneltoegangstoetsen (alleen HDS-12 Live en HDS-16
Live units)
• Configureerbare knoppen. Zie "Het configureren van de
sneltoegangstoetsen" op pagina 33.
Kaartlezer
U kunt een geheugenkaart gebruiken voor:
• Kaartgegevens
• Software updates
20
Inleiding | HDS Live Gebruikershandleiding
• Overdracht van gebruikersgegevens
• Systeemback-ups
Ú
Notitie: Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of
kopieert naar een kaart met cartografische producten. Dat kan
de cartografische informatie op de kaart beschadigen.
Het beschermende klepje moet altijd goed worden afgesloten na
het plaatsen of verwijderen van de kaart zodat er geen water kan
binnendringen.
Functies ontgrendelen
Een aantal extra functies wordt afzonderlijk verkocht. Deze functies
kunnen worden ontgrendeld door een ontgrendelingscode in te
voeren.
Selecteer de functie die u wilt ontgrendelden. Volg de instructies
voor het aanschaffen en invoeren van de functie-
ontgrendelingscode.
Nadat een functie-ontgrendelingscode is ingevoerd in de unit, is de
functie beschikbaar voor gebruik.
Ú
Notitie: De optie Functie ontgrendelen is alleen beschikbaar als
uw unit een vergrendelde functie ondersteunt.
Apparaat registreren
U wordt tijdens het opstarten gevraagd om uw apparaat te
registreren. U kunt zich ook registreren met de optie Registreren in
het dialoogvenster Systeeminstellingen. Registratie kan als volgt
worden uitgevoerd:
• Vanaf het apparaat als dat is verbonden met internet
• Via een smartphone met toegang tot internet
• Via de telefoon
Inleiding | HDS Live Gebruikershandleiding
21
De gebruikersinterface
De Home pagina
De Home pagina is op elk moment toegankelijk door kort op de
toets Home te drukken.
A Knop Instellingen
Hiermee opent u het dialoogvenster Instellingen. Gebruik
dit om het systeem te configureren.
B Applicaties
Selecteer een knop om de applicatie weer te geven als
paneel op volledig paginaformaat.
Houd een knop ingedrukt om vooraf geconfigureerde
snelsplits pagina's weer te geven voor de applicatie.
C Knop Sluiten
Selecteer deze knop om de Home pagina te verlaten en
terug te keren naar de vorige actieve pagina.
D Favorieten
Selecteer een knop om de paneelcombinatie weer te
geven.
Houd een favorietenknop ingedrukt om de
bewerkingsmodus voor het favorietenpaneel te openen.
2
22
De gebruikersinterface | HDS Live
Gebruikershandleiding
E Werkbalk
Selecteer een knop voor toegang tot dialoogvensters waar
u een taak kunt uitvoeren of waar u naar opgeslagen
informatie kunt bladeren.
Pagina's met meerdere panelen
Een pagina kan meerdere panelen bevatten. Het aantal panelen op
een pagina is afhankelijk van de grootte van uw unit.
Paneelformaten in een pagina met meerdere panelen kunnen
worden aangepast in het dialoogvenster Systeem regelingen. Zie
"De splitsing aanpassen op pagina’s met meerdere panelen" op pagina 30.
Op een pagina met meerdere panelen kan er slechts een paneel
tegelijk actief zijn. Het actieve paneel heeft een rand.
U hebt alleen toegang tot het paginamenu van het actieve paneel.
Een paneel activeren:
• Druk op toets Paneel om te wisselen tussen panelen
• Tik op het paneel dat u wilt activeren
Pagina met 2 panelen Pagina met 3 panelen
De gebruikersinterface | HDS Live Gebruikershandleiding
23
Applicatiepagina's
A Bedieningsbalk
B Applicatiepaneel
C Menu
Snelsplits pagina’s
Elke applicatie met volledig beeld beschikt over diverse vooraf
geconfigureerde snelsplits pagina's. Ze tonen de geselecteerde
applicatie in combinatie met een van de andere panelen.
Ú
Notitie: Het aantal snelsplits pagina's kan niet worden
gewijzigd. De pagina's kunnen ook niet worden aangepast of
verwijderd.
Open een snelsplits pagina door de applicatie-knop op de Home
pagina ingedrukt te houden.
24
De gebruikersinterface | HDS Live
Gebruikershandleiding
Favoriete pagina's
Het systeem wordt geleverd met vooraf geconfigureerde favoriete
pagina's. U kunt de vooraf geconfigureerde pagina's aanpassen en
uw eigen favoriete pagina's toevoegen. Zie "Nieuwe favoriete pagina's
toevoegen" op pagina 32.
De weergavegrootte van de unit bepaalt het aantal panelen dat kan
worden opgenomen op een favoriete pagina.
Dialoogvenster Systeem regelingen
Het dialoogvenster Systeem regelingen biedt snelle toegang tot
basisinstellingen van het systeem.
Welke pictogrammen in het dialoogvenster worden weergegeven
hangt af van de operationele modus en de aangesloten apparatuur.
Voor functies die in- en uitgeschakeld kunnen worden, geeft een
oranje balk langs de bovenzijde van het pictogram aan dat de
functie is geactiveerd.
Geef het dialoogvenster weer door:
• op de Aan/uit-knop te drukken
De gebruikersinterface | HDS Live Gebruikershandleiding
25
Basisbediening
De unit in- en uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld door op de aan/uit-knop te
drukken.
Houd de Aan/uit-knop ingedrukt om de unit uit te schakelen
U kunt de unit ook uitschakelen in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Als de Aan/uit-knop wordt losgelaten voordat de apparatuur is
uitgeschakeld, wordt de uitschakeling geannuleerd.
Voor de eerste keer opstarten
Wanneer de apparaat de eerste keer wordt opgestart, of na het
herstellen van de fabrieksinstellingen, worden verschillende
dialoogvensters op de unit weergegeven. Volg de aanwijzingen in
de dialoogvensters om de basisinstellingen in te voeren.
In het dialoogvenster Systeem regelingen kunt u verdere
instellingen invoeren en instellingen later wijzigen.
De modus Standby
In de standby-modus worden de sonar en het achtergrondlicht
voor het touchscreen en de toetsen uitgeschakeld om energie te
besparen. Het systeem blijft op de achtergrond actief.
U kunt de standby-modus selecteren in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Schakel vanuit de standby-modus naar normale werking door de
Aan/uit-knop kort in te drukken.
Displayverlichting
Helderheid
U kunt de vooraf ingestelde verlichtingsniveaus doorlopen door
telkens kort op de Aan/uit-knop te drukken.
De achtergrondverlichting van het display kan ook worden
ingesteld in het dialoogvenster Systeem regelingen.
3
26
Basisbediening | HDS Live Gebruikershandleiding
Nachtmodus
De nachtmodus kan worden geactiveerd in het dialoogvenster
Systeem regelingen.
De optie Nachtmodus zorgt voor een optimaal kleurpalet en
achtergrondverlichting in omstandigheden met weinig licht.
Pagina's en panelen
Pagina's worden geselecteerd op de startpagina.
Panelen op volledige pagina:
• Selecteer de relevante applicatieknop
Favoriete pagina's:
• Selecteer de relevante favorietenknop
Vooraf gedefinieerde snelsplits pagina's:
• Houd de betreffende applicatieknop ingedrukt
Op een pagina met meerdere panelen kan er slechts een paneel
tegelijk actief zijn. Het actieve paneel heeft een rand. U hebt alleen
toegang tot het paginamenu van het actieve paneel.
Zo activeert u een paneel op een pagina met meerdere panelen:
• Tik op het paneel
• Druk op de toets Paneel
Menu's
Een paneelmenu weergeven:
• Selecteer de Menu-knop
• Druk op de menutoets
Om terug te keren naar het vorige menuniveau:
• Selecteer de menuoptie Terug
• Druk op de Exit-toets
Een paneelmenu verbergen:
• Veeg het menu naar rechts
• Druk in menuniveau één op de Exit-toets
Basisbediening | HDS Live Gebruikershandleiding
27
MOB-waypoint
In een noodsituatie kunt u een Man Overboord (MOB)-waypoint
opslaan op de huidige positie van het vaartuig.
Een MOB aanmaken
Om een MOB-waypoint te maken:
• Druk de toets Inzoomen (+) en de toets Uitzoomen (-) tegelijk in
• Druk op de knop MOB op een externe bedieningsunit
Als u de MOB-functie activeert, wordt automatisch één van de
volgende acties uitgevoerd:
• Op de positie van het vaartuig wordt een MOB-waypoint
geplaatst
• Het display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel,
gecentreerd op de positie van het vaartuig
• Het systeem geeft informatie over terugnavigeren naar het MOB-
waypoint
Er kunnen meerdere MOB-waypoints worden gemaakt. Het vaartuig
blijft navigatie-informatie terug naar het initiële MOB-waypoint
tonen. De navigatie naar daaropvolgende MOB-waypoints dient
handmatig plaats te vinden.
Een MOB verwijderen
U kunt een MOB-waypoint uit het menu verwijderen als de MOB is
geactiveerd.
Stoppen met navigeren naar MOB
Het systeem blijft navigatiegegevens naar het MOB-waypoint
weergeven totdat de navigatie in het menu wordt geannuleerd.
Het touchscreen vergrendelen
U kunt een touchscreen tijdelijk vergrendelen om te voorkomen dat
het per ongeluk wordt bediend.
U vergrendelt het touchscreen in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Als de aanraakvergrendeling actief is, kunt u de unit nog wel via de
knoppen of de externe bedieningsunit bedienen.
28
Basisbediening | HDS Live Gebruikershandleiding
U heft de vergrendeling op door kort op de Aan/uit-knop te
drukken.
Schermafdruk
Het maken van een schermafdruk:
• Druk de knop Home en de Aan/uit-knop tegelijk in
Schermafdrukken worden in het interne geheugen opgeslagen.
Basisbediening | HDS Live Gebruikershandleiding
29
Aanpassen van uw systeem
Wallpaper van de Home pagina aanpassen
U kunt de wallpaper van de Home pagina aanpassen. U kunt een
foto uit het systeem selecteren of uw eigen foto in .jpg- of .png-
indeling gebruiken.
De beelden kunnen zich op elke gewenste locatie bevinden die
zichtbaar is in de bestandsbrowser. Als u een foto kiest als
wallpaper, wordt deze automatische gekopieerd naar de map
Wallpaper.
De splitsing aanpassen op pagina’s met
meerdere panelen
1. Open de pagina met meerdere panelen
2. Open het dialoogvenster Systeem regelingen
3. Selecteer de optie Splitsing aanpassen. Het
aanpassingspictogram wordt weergegeven op de pagina met
meerdere panelen.
4. Gebruik het aanpassingspictogram om de splitsing naar de
gewenste positie te verplaatsen
5. Gebruik de menuopties om uw wijzigingen op te slaan of te
annuleren.
4
30
Aanpassen van uw systeem | HDS Live
Gebruikershandleiding
Data-overlay
U kunt gegevens als overlay projecteren op een kaart en op
sonarpagina's. De data-overlay wordt afzonderlijk ingesteld voor
elke standaardpagina, favoriete pagina en voor de vooraf
gedefinieerde gesplitste pagina’s.
De informatie kan bestaan uit elk op het netwerk beschikbare
gegevensitem.
U kunt Data-overlay in- en uitschakelen in het dialoogvenster
Systeem regelingen.
Overlaygegevens wijzigen
Gebruik de knop Overlay wijzigen in het dialoogvenster Systeem
regelingen om de overlaygegevens te bewerken.
Selecteer in de bewerkingsmodus de dataoverlay die u wilt wijzigen,
en:
• gebruik de menuoptie om de gegevens te wijzigen of
configureren
• sleep het vak met de overlaygegevens om de positie van de
overlay te wijzigen
Favoriete pagina's
Aanpassen van uw systeem | HDS Live Gebruikershandleiding
31
Nieuwe favoriete pagina's toevoegen
1. Selecteer het pictogram Nieuw op het favorietenpaneel op de
Home pagina om het dialoogvenster Pagina editor te openen
2. U kunt paginapictogrammen slepen en neerzetten om een
nieuwe pagina op te zetten
3. (Optioneel) Paneelindeling wijzigen (alleen mogelijk bij 2 of
meer panelen)
4. Sla de pagina-layout op.
Het systeem toont de nieuwe favoriete pagina en de nieuwe pagina
wordt toegevoegd aan de lijst met favoriete pagina's op de Home
pagina.
Favoriete pagina's bewerken
1. Selecteer het pictogram Wijzigen in het favorietenpaneel:
-
Selecteer het pictogram X op een pictogram onder
Favorieten om de pagina te verwijderen
- Selecteer het toolpictogram op een van de pictogrammen
onder Favorieten om het dialoogvenster Pagina editor weer
te geven
2. Panelen toevoegen of verwijderen In het dialoogvenster Pagina
editor
3. Sla uw wijzigingen op of doe ze weg om de modus Favorieten
bewerken te verlaten.
32
Aanpassen van uw systeem | HDS Live
Gebruikershandleiding
Het configureren van de
sneltoegangstoetsen
De sneltoegangstoetsen en de knop Home kunnen worden
geconfigureerd.
Ú
Notitie: Het aantal configureerbare knoppen is afhankelijk van
de grootte van uw unit.
Selecteer een functie in de vervolgkeuzelijst voor elk van de
knoppen die u wilt configureren.
Aanpassen van uw systeem | HDS Live Gebruikershandleiding
33
Functies in- of uitschakelen
Een compatibel apparaat dat wordt verbonden met het NMEA 2000
netwerk wordt automatisch geïdentificeerd door het systeem. Als
dat niet het geval is, kunt u deze functie inschakelen in het
dialoogvenster Geavanceerde instellingen.
In dit dialoogvenster kunt u ook functies uitschakelen.
34
Aanpassen van uw systeem | HDS Live
Gebruikershandleiding
Kaarten
Het kaartpaneel
A Noordindicator
B Vaartuig
C Kaartschaal
D Rasterlijnen*
E Afstandsringen*
* Optionele kaartitems. Optionele kaartitems kunnen worden in- en
uitgeschakeld vanuit het dialoogvenster Kaartinstellingen.
Kaartgegevens
Het systeem kan worden geleverd met vooraf geïnstalleerde
kaarten.
Ga naar de website voor het volledige aanbod van ondersteunde
kaarten.
Ú
Notitie: De kaartopties hangen af van de kaart die u gebruikt.
Kaarten die op een elektronische kaart staan, worden gedeeld via
het Ethernet-netwerk. Er is dus meer een elektronische kaart per
vaartuig nodig.
5
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
35
Ú
Notitie: Als de elektronische kaart wordt verwijderd, schakelt
het systeem niet automatisch over naar vooraf geladen kaarten.
Een kaart met lage resolutie wordt weergegeven tot u de
elektronische kaart terugplaatst of handmatig terugschakelt
naar de vooraf geladen kaarten.
Kaartbron selecteren
De beschikbare kaartbronnen worden weergegeven in het menu.
Als u over identieke kaartbronnen beschikt selecteert het systeem
automatisch de kaart met de meeste kaartdetails voor uw
weergegeven regio.
Dubbele kaartbronnen tonen
Als u over verschillende kaartbronnen beschikt kunt u twee
verschillende kaartbronnen tegelijk op een pagina met twee
kaartpanelen weergeven.
Activeer iedere kaartpagina en selecteer de bron in het menu.
Vaartuigsymbool
Als het systeem over een geldige GPS-positievergrendeling
beschikt, geeft het vaartuigsymbool de vaartuigpositie aan. Als er
geen GPS-positie beschikbaar is, staat er een vraagteken in het
vaartuigsymbool.
Ú
Notitie: Zonder een vaarrichtingssensor op het netwerk,
oriënteert het vaartuigpictogram zich met behulp van de
grondkoers (COG).
Inzoomen op de kaart
Op het kaartpaneel worden bereikschalen en bereikringen getoond
(indien ingeschakeld). U kunt de schaal wijzigen door in en uit te
zoomen op de kaart.
U zoomt in op de kaart door:
• De zoomknoppen (+ of -) te selecteren
• Op de + en - knoppen te drukken
• Met uw vingers te knijpen of te spreiden op het scherm
36
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
De kaart verschuiven
U kunt de kaart in alle richtingen verschuiven door:
• Sleep met uw vinger over het scherm
• Met de cursortoetsen verplaatst u de cursor in de gewenste
richting naar de rand van het kaartpaneel
Kaartoriëntatie
U kunt opgeven hoe de kaart wordt geroteerd in het paneel. Het
kaartoriëntatiesymbool in de rechterbovenhoek van het paneel
geeft het noorden aan.
Noord boven Vaarrichting boven Koers boven
Noord boven
Toont de kaart met het noorden naar boven.
Vaarrichting boven
Toont de kaart met de vaarrichting van het vaartuig (A) naar boven.
Vaarrichtingsinformatie wordt ontvangen van een kompas. Als er
geen vaarrichting beschikbaar is, wordt de COG van de GPS
gebruikt.
Koers boven
De kaartrichting hangt af van of u al dan niet navigeert:
• Als u navigeert, is de gewenste koerslijn (B) naar boven gericht
• Als u niet navigeert, is de richting waarin het vaartuig vaart (COG)
naar boven gericht
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
37
Vooruit kijken
Verplaatst het vaartuigpictogram op het paneel om uw zicht vóór
het vaartuig te maximaliseren.
Informatie over kaartitems weergeven
Wanneer u een kaartitem, waypoint, route of doel selecteert, wordt
de basisinformatie voor het geselecteerde item getoond. Selecteer
het pop-upvenster van het kaartitem om alle beschikbare informatie
voor dat item weer te geven. U kunt het dialoogvenster met
gedetailleerde informatie ook vanuit het menu openen.
Ú
Notitie: Als u geschikte C-MAP kaarten bekijkt op uw systeem
kunt u objecten op zee selecteren en informatie over diensten
en multimedia (foto's) weergeven die beschikbaar zijn voor de
locatie van het object.
Ú
Notitie: Pop-upinformatie moet ingeschakeld zijn in de
kaartinstellingen om de basisinformatie van een item te kunnen
bekijken.
De cursor gebruiken op het kaartpaneel
De cursor wordt niet standaard getoond op het kaartpaneel.
Als u de cursor activeert, verschijnt een venster met de
cursorpositie. Als de cursor actief is, pant of roteert de kaart niet om
het vaartuig te volgen.
Druk op de Exit-toets of selecteer de menuoptie Cursor wissen om
de cursor en het cursorvenster van het paneel te verwijderen. Dit
centreert de kaart op de vaartuigpositie.
38
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
Selecteer de menuoptie Cursor herstellen om de cursor op de
vorige locatie weer te geven. De opties Cursor wissen en Cursor
herstellen zijn handige functies om te wisselen tussen de huidige
locatie van het vaartuig en de cursorpositie.
Ga naar cursor
U kunt navigeren naar een geselecteerde positie op het beeld door
de cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens in het menu de
optie Ga naar Cursor te gebruiken.
De functie Cursorondersteuning
Met de functie Cursorondersteuning kunt u de cursor nauwkeurig
gebruiken en plaatsen zonder gegevens met uw vinger te
bedekken.
Activeer de cursor op het paneel en houd uw vinger vervolgens
ingedrukt op het scherm om het cursorsymbool te veranderen in
een selectiecirkel, die boven uw vinger verschijnt.
Sleep de selectiecirkel zonder uw vinger van het scherm te halen
naar de gewenste positie.
Als u uw vinger van het scherm haalt, keert de cursor terug naar de
gewone cursorfunctie.
Afstand meten
De cursor kan worden gebruikt voor het meten van de afstand
tussen uw vaartuig en een geselecteerde positie, of tussen 2 punten
op het kaartpaneel.
1. Plaats de cursor op het punt van waaraf u de afstand wilt meten.
Start de meetfunctie in het menu
-
De meetsymbolen verschijnen met een lijn die loopt van het
midden van het vaartuig naar de cursorpositie. De afstand
wordt getoond in het cursorinformatievenster.
2. De meetpunten kunnen worden verplaatst door pictogrammen
te slepen terwijl de meetfunctie actief is.
Ú
Notitie: De vaarrichting wordt altijd gemeten
van het grijze
pictogram naar het blauwe pictogram.
De meetfunctie kan ook worden gestart zonder een actieve cursor.
Beide meetpictogrammen zijn dan in eerste instantie op de positie
van het vaartuig geplaatst. Het grijze pictogram volgt het vaartuig
als het in beweging is, en het blauwe pictogram blijft op de locatie
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
39
die u hebt opgegeven toen u de functie startte. De meetpunten
kunnen worden verplaatst door de pictogrammen te slepen.
U stopt de meetfunctie door de menuoptie Metenstoppen te
selecteren, of door op de Exit-toets te drukken.
Panelen voor het zoeken van objecten op
de kaart
Hier kunt u in een kaartpaneel zoeken naar andere vaartuigen en
verschillende items op de kaart.
Activeer de cursor in het paneel om vanaf de cursorpositie te
zoeken. Als de cursor niet actief is, zoekt het systeem naar items
vanaf de positie van het vaartuig.
Ú
Notitie: U dient een SiriusXM Marine abonnement te hebben
om tankstations te kunnen zoeken.
Ú
Notitie: U moet een AIS ontvanger aansluiten om naar
vaartuigen te kunnen zoeken.
Trails kleuren
Een trail kan worden gekleurd op basis van de brongegevens en de
instellingen voor hoog/laag-limieten. Zie "Trails kleuren op basis van
gegevens" op pagina 64.
3D kaarten
De 3D optie geeft een driedimensionale grafische weergave van
land- en zeecontouren.
Ú
Notitie: Alle kaarttypen werken in de 3D modus, maar zonder
3D cartografie voor het betreffende gebied lijkt de kaart vlak.
Als de optie voor 3D kaarten is geselecteerd verschijnen de
pictogrammen Pannen (A) en Roteren (B) in het kaartpaneel.
40
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
De weergavehoek bepalen
U kunt de weergavehoek bepalen door het pictogram Roteren te
selecteren en het kaartpaneel vervolgens te pannen.
• Om de weergegeven richting te wijzigen, pant u horizontaal
• Om de kantelingshoek van de weergave te wijzigen, pant u
verticaal
Ú
Notitie: Als op de vaartuigpositie gecentreerd is, kan alleen de
kantelingshoek aangepast worden. De weergaverichting wordt
bepaald via de instelling Kaartoriëntatie. Zie "Kaartoriëntatie" op
pagina 37.
De 3D kaart verschuiven
U kunt de kaart in een willekeurige richting bewegen door het
pictogram Pannen te selecteren en in de gewenste richting te
draaien.
De kaart op de vaartuigpositie positioneren:
• Druk op de Exit-toets
• Selecteer de menuoptie Terug naar vaartuig
Kaartoverlay
U kunt verschillende overlays op een kaartpaneel weergeven.
Wanneer een overlay is geselecteerd, wordt het kaartmenu
aangevuld met de basisfuncties voor de geselecteerde overlay.
Gedetailleerde informatie over de opties van het overlaymenu is te
vinden in afzonderlijke hoofdstukken in deze handleiding.
Warmte kaart overlay
Met de functie Warmte kaart overlay kunt u op de kaart een
geschiedenis weergeven van watertemperatuurkleuring. Een
watertemperatuurbron is vereist om de temperatuurgegevens voor
de overlay te leveren.
Het kleurbereik wordt automatisch aangepast op basis van de
gemeten minimale en maximale temperaturen.
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
41
Transparantie
Hiermee past u de transparantie van de overlay aan. Met minimale
transparantie zijn de paneeldetails vrijwel verborgen door de
overlay.
Palet
Specificeert de kleuren voor de weergave van de watertemperatuur.
Een legenda op het paneel geeft de kleuren aan die zijn gekoppeld
aan de gemeten temperaturen.
Geschiedenis verwijderen
Verwijdert alle warmtekaartgegevens die zijn verzameld tot het
moment waarop de optie wordt geselecteerd. Warmte kaart
gegevens worden automatisch verwijderd als de unit wordt
uitgeschakeld.
Genesis live
Ú
Notitie: Alleen beschikbaar bij het bekijken van Lowrance of C-
Map kaartbronnen.
Genesis live is een real-time functie waarmee de unit een overlay
maakt van dieptecontouren op basis van live sonarpeilingen. De
Genesis live sonarpeilingen worden vastgelegd op en weergeven
vanaf de geheugenkaart van de unit.
Als u de geheugenkaart verwijdert of als deze vol raakt, wordt de
functie uitgeschakeld en wordt de optie uitgeschakeld in het menu.
• Hoe meer doorgangen van een gebied zijn vastgelegd in het live
sonarlog, hoe beter uw Genesis live kaarten zullen zijn.
• Genesis live is nauwkeurig tot 20 knopen.
• Genesis live kan opnemen vanaf een netwerktransducer.
• De gegevensregistratie en -weergave vindt plaats op de unit met
de geheugenkaart. Genesis live kaarten worden niet gedeeld via
het netwerk.
Ú
Notitie: Genesis Live gegevens zijn niet gecorrigeerd voor
getijden-offsets.
Genesis live logbestanden kunnen worden geüpload naar uw
Genesis account. Raadpleeg: www.genesismaps.com.
42
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
Genesis live menuopties
Transparantie
Hiermee past u de transparantie van de overlay aan.
Contourinterval
Definieert de dichtheid van de weergegeven dieptecontouren.
Dieptepalet
Regelt het kleurenpalet dat wordt gebruikt voor het inkleuren van
dieptegebieden.
• Kaart synchroniseren - synchroniseert de Genesis live laag naar
hetzelfde palet als het kaartdieptepalet dat is gedefinieerd in het
kaartmenu (onder Kaartopties, Bekijken, Dieptepalet). Met deze
optie kunnen aangepaste paletten worden gedefinieerd in het
kaartmenu en toegepast op de Genesis laag.
• Navigatie - gebruikt het navigatiepalet.
• Dieptearcering - gebruikt het dieptearceringspalet.
• Papieren kaart - gebruikt het papieren kaart-palet.
• Veiligheidsarcering - gebruikt de veiligheidsdiepte-instelling om
de kleur te arceren van gebieden die ondieper zijn dan de
ingestelde veiligheidsdiepte. Schakelt ook de optie
Veiligheidsdiepte op het Genesis live menu in.
Veiligheidsdiepte
Stelt de veiligheidsdiepte in. Gebieden die ondieper zijn dan de
veilige minimale diepte worden gearceerd. Deze optie is alleen
beschikbaar als het palet voor veiligheidsarcering is geselecteerd.
Radar overlay
Een overlay van het radarbeeld kan worden geprojecteerd op de
kaart. Dit kan u helpen het radarbeeld eenvoudig te interpreteren
door de radardoelen op één lijn te brengen met de objecten op de
kaart.
Ú
Notitie: Voor radaroverlay moet het systeem zijn uitgerust met
een koerssensor.
Wanneer u kiest voor radar-overlay, zijn de basisradarfuncties
beschikbaar in het kaartpaneelmenu. Voor meer informatie over de
menuopties van StructureMap raadpleegt u "Radar" op pagina 136.
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
43
Bron radar-overlay selecteren op kaartpanelen
Voor het selecteren van de radarbron of de radaroverlay die wordt
weergegeven op het kaartpaneel gebruikt u de menuoptie Bron.
Deze optie is beschikbaar onder Radaropties als radar is
geselecteerd als overlay.
Voor kaartpagina's met meer dan een kaart met radar-overlay kunt u
verschillende radarbronnen instellen voor elk kaartpaneel. Activeer
een van de kaartpanelen en selecteer vervolgens een van de
beschikbare radars in de menuoptie Radar bron. Herhaal het proces
voor het tweede kaartpaneel met radar-overlay en selecteer een
andere radar voor dit paneel.
C-MAP kaarten
Hieronder worden alle mogelijk menuopties van C-MAP kaarten
beschreven. De beschikbare functies en menuopties kunnen per
gebruikte kaart verschillen. In dit hoofdstuk ziet u de menu's van
een C-MAP kaart.
Ú
Notitie: Menu-opties die niet beschikbaar zijn voor de
getoonde kaart worden in grijs weergegeven.
C-MAP getijden en stromingen
Het systeem kan getijden en stromingen van C-MAP weergeven.
Met deze informatie is het mogelijk om de tijd, het niveau, de
richting en de krachtvan stromingen en getijden te bepalen. Dit is
een belangrijk hulpmiddel bij de planning en navigatie van een trip.
Bij een groter zoombereik worden de getijden en stromingen
weergegeven als vierkante pictogrammen met de letter T (Tides/
getijden) of C (Current/stroming). Als u een van de pictogrammen
selecteert, wordt informatie over het getijde of de stroming
getoond.
Dynamische gegevens over de stroming kunt u bekijken door te
zoomen binnen een zoombereik van 1 nautische mijl. Bij dat bereik
veranderen de stromingspictogrammen in geanimeerde
dynamische pictogrammen die de snelheid en richting van de
stroming laten zien. Dynamische pictogrammen zijn zwart (meer
dan 6 knopen), rood (meer dan 2 knopen en minder of gelijk aan 6
knopen), geel (meer dan 1 knoop en minder of gelijk aan 2 knopen)
of groen (gelijk aan of minder dan 1 knoop), afhankelijk van de
stroming op die locatie.
44
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
Als er geen stroming is (0 knopen) wordt dit weergegeven als een
vierkant wit pictogram.
Statische stromings- en
getijdenpictogrammen
Dynamische stromingspictogrammen
Speciale kaartopties voor C-MAP
Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk
beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten.
Foto-overlay
Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay
weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is
beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
U kunt foto-overlays in 2D of 3D weergeven.
Geen foto-overlay Foto-overlay, alleen land Volledige foto-overlay
Fototransparantie
Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in.
Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen
door de foto.
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
45
Minimale transparantie Transparantie op 80
Rasterkaarten
Wijzigt de weergave in die van een traditionele papieren kaart.
Rastertransparantie
Regelt de transparantie van rasterbeelden.
Hoge res. bathymetrie
Bepaalt of een hogere of lagere concentratie van contourlijnen
wordt getoond.
Kaart detail
• Volledig - toont alle informatie die beschikbaar is voor de
gebruikte kaart.
• Gemiddeld - toont de minimale informatie die volstaat voor
navigatie.
• Laag - toont het primaire niveau van informatie die niet
verwijderd kan worden, en bevat informatie die in alle
geografische gebieden vereist is. Het is niet bedoeld als
informatie die volstaat voor veilige navigatie.
Kaartcategorieën
Er bestaan diverse categorieën en subcategorieën. U kunt deze
afzonderlijk in- en uitschakelen, afhankelijk van het soort informatie
dat u wilt weergeven.
De categorieën van het dialoogvenster zijn afhankelijk van de
gebruikte kaarten.
Reliëfweergave
Geeft de zeebodem in reliëf weer.
46
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
Geen contouren
Verwijdert de contourlijnen van de kaart.
Dieptepalet
Regelt het dieptepalet dat op de kaart wordt gebruikt.
Dieptefilter
Filtert dieptewaarden uit die minder diep zijn dan de geselecteerde
dieptefilterlimiet.
Veiligheidsdiepte
Kaarten maken gebruik van verschillende tinten blauw voor
onderscheid tussen ondiep water (lichtere tinten) en diep water
(donkerder tinten). Na inschakeling van Veiligheidsdiepte geeft u de
gewenste limiet voor de veiligheidsdiepte op. De Veiligheidsdiepte
bepaalt de limiet waarbij diepten niet meer blauw worden
weergegeven.
Arcering
Geeft verschillende delen van de zeebodem een andere kleurtint,
afhankelijk van de gekozen arceringscategorie.
Ú
Notitie: De arceringsopties Samenstelling en Begroeiing zijn
niet van toepassing op C-MAP-kaarten.
Diepte 1 en diepte 2
Vooraf ingestelde diepten die de verschillende diepten in
verschillende kleuren arceren.
Aangepast
U kunt de dieptedrempel, kleur en ondoorzichtigheid
(transparantie) van kleurarcering aanpassen voor diepte 1 en diepte
2.
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
47
3D vergroting
Deze grafische instellingen zijn alleen beschikbaar in de modus 3D.
Overdrijving kan worden toegepast op de getekende hoogte van
heuvels op het land en op troggen in het water om deze hoger of
dieper te laten lijken.
Ú
Notitie: Deze optie wordt in grijs weergegeven als deze
gegevens niet beschikbaar zijn voor de geplaatste kaart.
Genesis Layer
De Genesis Layer geeft contouren in hoge resolutie weer die zijn
bijgedragen door Genesis-gebruikers en die de kwaliteitscontrole
hebben doorstaan.
Deze optie schakelt de Genesis Layer in/uit op de kaartweergave.
Alleen beschikbaar als de C-MAP kaart Genesis Layer gegevens
bevat.
Navionics-kaarten
Voor sommige Navionics-functies zijn de recentste gegevens van
Navionics vereist. Voor deze functies wordt een bericht
weergegeven dat de functie niet beschikbaar is als niet de juiste
Navionics-kaart(en) of het juiste kaartgeheugen zijn geplaatst. Ga
voor meer informatie over de vereisten voor deze functies naar
www.navionics.com.
U kunt ook een bericht ontvangen als u probeert een beschermde
functie te gebruiken, terwijl de Navionics mediakaart niet is
geactiveerd. Neem contact op met Navionics om de kaart te
activeren.
48
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
Speciale kaartopties Navionics
Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk
beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten.
Foto-overlay
Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay
weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is
beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
U kunt foto-overlays in 2D of 3D weergeven.
Geen foto-overlay Foto-overlay, alleen land Volledige foto-overlay
Fototransparantie
Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in.
Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen
door de foto.
Minimale transparantie Maximale transparantie
Kaartarcering
Deze functie voegt terreininformatie toe aan de kaart.
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
49
Vis afstand
Selecteer het bereik van de diepten die Navionics met een andere
kleur moet vullen.
Zo kunt u een bepaald dieptebereik markeren als u wilt vissen. Dit
bereik is net zo nauwkeurig als de gegevens op de onderliggende
kaart. Dat betekent dat als de kaart een interval van 5 meter heeft
voor contourlijnen, ook de arcering wordt afgerond naar de
dichtstbijzijnde beschikbare contourlijn.
Geen dieptemarkering Bereik dieptemarkering: 6 tot 12 meter
Markering van ondiep water
Hiermee markeert u gebieden met ondiep water tussen 0 en de
geselecteerde diepte (max. 10 meter).
Geen ondiep water gemarkeerd Markering van ondiep water: 0 m - 3 m
Veiligheidsdiepte
De Navionics-kaarten gebruiken verschillende schakeringen blauw
om onderscheid te maken tussen ondiep en diep water.
Veiligheidsdiepte, op basis van een geselecteerde limiet, wordt
zonder blauwe schakeringen getekend.
Ú
Notitie: De ingebouwde Navionics-database bevat gegevens
tot een diepte van 20 m. Daarna is alles wit.
50
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
Community wijzigingen
Hiermee schakelt u de kaartlaag met de Navionics-wijzigingen in.
Dit zijn gebruikerswijzigingen of -informatie die door gebruikers zijn
geüpload naar Navionics Community en die op Navionics-kaarten
beschikbaar gemaakt worden.
Raadpleeg voor meer informatie de Navionics-informatie bij uw
kaart of ga naar de website van Navionics: www.navionics.com.
SonarChart
Het systeem biedt ondersteuning voor de functie Navionics
SonarChart.
SonarChart toont een bathymetrische kaart met contourdetails op
hoge resolutie en standaardnavigatiegegevens. Raadpleeg voor
meer informatie www.navionics.com.
SonarChart Live
SonarChart Live is een livefunctie waarbij het apparaat een overlay
maakt van dieptecontouren op basis van uw eigen sonargeluiden.
Wanneer u SonarChart Live overlay selecteert, wordt het menu
uitgevouwen en worden de opties van SonarChart Live
weergegeven.
Transparantie
De SonarChart Live-overlay wordt weergegeven boven op andere
kaartgegevens. Bij minimale transparantie zijn de kaartgegevens
volledig bedekt. Pas de transparantie aan zodat de kaartdetails
zichtbaar zijn.
Minimum diepte
Hiermee past u aan wat SonarChart Live beschouwt als
veiligheidsdiepte. Dit is van invloed op het kleurgebruik in het
SonarChart Live-gebied. Wanneer het vaartuig de veiligheidsdiepte
nadert, verandert het SonarChart Live-gebied geleidelijk van
eenvoudig grijs/wit in rood.
SCL geschiedenis
Ú
Notitie: Als er geen actief Navionics kaartabonnement wordt
gevonden, verandert de menuoptie SonarChart Live in SCL
geschiedenis.
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
51
Selecteer deze optie om eerder vastgelegde gegevens weer te
geven op de kaart-overlay.
SC Density
Hiermee beheert u de dichtheid van de contouren in SonarChart en
SonarChart Live.
Gekleurde zeebodem delen
Wordt gebruikt om verschillende dieptegebieden in verschillende
tinten blauw weer te geven.
Navionics dynamische pictogrammen voor getijden en
stromingen
Getijden en stromingen worden met een meter en een pijl
weergegeven in plaats van met de ruitvormige pictogrammen die
worden gebruikt voor statische informatie over getijden en
stromingen.
De gegevens over getijden en stromingen die beschikbaar zijn voor
Navionics-kaarten zijn gerelateerd aan een bepaalde datum en tijd.
Het systeem maakt een animatie van de pijlen en/of meters om de
ontwikkeling van getijden en stromingen over een bepaalde
tijdsperiode te laten zien.
Dynamische getijdeninformatie Dynamische stromingsinformatie
De volgende pictogrammen en symbolen worden gebruikt:
Huidige snelheid
De lengte van de pijl is afhankelijk van de snelheid, en het symbool
draait mee met de richting van de stroming. De stromingssnelheid
wordt in het pictogram getoond. Het rode pictogram wordt
gebruikt als de huidige stromingssnelheid toeneemt, en het blauwe
pictogram als deze afneemt.
52
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
Hoogte getij
De meter heeft 8 labels en is ingesteld op absolute minimale of
maximale waarde van de geëvalueerde dag. De rode pijl geeft aan
dat het getij opkomt en de blauwe pijl dat het getij afgaat.
Ú
Notitie: Alle numerieke waarden worden getoond in de door
de gebruiker ingestelde maateenheid.
Rotsfilter niveau
Hiermee wordt rotsherkenning beneden een bepaalde diepte
verborgen op de kaart.
Zo kunt u kaarten opschonen in gebieden waar rotsen liggen op
diepten ver onder de diepgang van uw vaartuig.
Contourdiepte
Bepaalt welke contouren u op de kaart ziet, tot aan de
geselecteerde dieptewaarde.
Presentatietype
Geeft maritieme kaartinformatie weer, zoals symbolen, kleuren van
de navigatiekaart en benamingen voor internationale of
Amerikaanse presentatietypen.
Annotatie
Bepaalt welke gebiedsinformatie, zoals namen van locaties en
aantekeningen over gebieden, voor weergave beschikbaar is.
Kaartdetails
Geeft u verschillende niveaus van informatie met betrekking tot
geografische lagen.
Eenvoudige weergave
Met deze functie vergroot u de weergave van kaartitems en tekst.
Ú
Notitie: Op de kaart kunt u niet zien of deze functie geactiveerd
is.
Kaartinstellingen
De opties in het dialoogvenster Kaartinstellingen zijn afhankelijk van
de kaartbron die is geselecteerd in het systeem.
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
53
3D bootselectie
Bepaalt welk pictogram wordt gebruikt op 3D kaarten.
Afstandsringen
De bereikringen kunnen worden gebruikt om de afstand weer te
geven tussen uw vaartuig en andere paneelobjecten.
De bereikschaal wordt automatisch door het systeem ingesteld
zodat deze overeenkomt met de paneelschaal.
Verlengingslijnen
Voorliggende koers verlenging en Koers verlenging
Selecteer deze optie om de koersverlengingslijnen voor uw vaartuig
te tonen of te verbergen.
Lengte verlenging
Stelt de lengte in van de koersverlengingslijnen voor uw vaartuig.
Voor het instellen van verlengingslijnen voor andere vaartuigen die
als AIS doelen worden getoond gaat u naar AIS "Koers verlenging" op
pagina 170.
A: Koers
B: Koers over de grond (COG)
De lengte van de verlengingslijnen wordt ingesteld als vaste
afstand, of als de afstand die het vaartuig binnen een geselecteerde
tijd aflegt. Als voor een vaartuig geen opties worden ingeschakeld,
dan worden er geen verlengingslijnen getoond voor uw vaartuig.
De koers van uw vaartuig wordt gebaseerd op informatie van de
actieve koerssensor, en de COG wordt gebaseerd op informatie van
de actieve GPS-sensor.
54
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
SonarChart Live getijde correctie
Wanneer deze functie geselecteerd is, gebruikt de getijdecorrectie
informatie van getijdestations in de buurt (indien beschikbaar) om
de diepte aan te passen die SonarChart Live gebruikt wanneer de
sonar wordt vastgelegd.
2D/3D kaart synchroniseren
Koppelt de positie die op de ene kaart getoond wordt aan de
positie op de andere kaart wanneer een 2D en 3D kaart naast elkaar
getoond worden.
Pop-upinformatie
Hiermee wordt bepaald of basisinformatie voor paneelitems wordt
getoond als u dat item selecteert.
Rasterlijnen
Schakelt de weergave van rasterlijnen voor lengte- en breedtegraad
op het paneel in of uit.
Waypoints
Hiermee wordt de weergave van waypoints op kaarten in- of
uitgeschakeld.
Routes
Hiermee wordt de weergave van routes op kaarten in- of
uitgeschakeld.
Trails
Hiermee wordt de weergave van trails op kaarten in- of
uitgeschakeld.
Waypoints, routes, trails
Opent het dialoogvenster Waypoints, routes en trails. Hier kunt u
deze items maken, bewerken, verwijderen en doorzoeken.
Kaarten | HDS Live Gebruikershandleiding
55
Waypoints, routes en trails
De dialoogvensters Waypoints, Routes en
Trails
De dialoogvensters Waypoints, Routes en Trails bieden toegang tot
geavanceerde bewerkingsfuncties en instellingen voor deze items.
Waypoints
Een waypoint is een door de gebruiker gegenereerde markering op
een kaart, radarbeeld of Sonar-beeld. Elk waypoint heeft een exacte
positie met lengte- en breedtecoördinaten. Een waypoint dat op
het Sonar-beeld is gepositioneerd, heeft naast positie-informatie
ook een dieptewaarde. Waypoints worden gebruikt om posities te
markeren waarnaar u later mogelijk wilt terugkeren. Twee of meer
waypoints kunnen ook worden gecombineerd om een route te
creëren.
6
56
Waypoints, routes en trails | HDS Live
Gebruikershandleiding
Waypoints opslaan
Een waypoint wordt opgeslagen op de cursorpositie als de cursor
actief is, of wordt opgeslagen op de positie van het vaartuig als de
cursor niet actief is op het paneel. Een waypoint opslaan:
• Selecteer de optie Nieuw waypoint in het menu
• Druk op de knop Waypoint
-
Druk eenmaal om het dialoogvenster Nieuw waypoint weer te
geven
- Druk tweemaal om snel een waypoint op te slaan.
Dialoogvenster Nieuw waypoint
Als u deze knop selecteert, wordt het dialoogvenster met de
verschillende waypointsymbolen weergegeven. Als u een
waypointsymbool selecteert, krijgt het waypoint bij de cursor- of
vaartuigpositie het geselecteerde symbool. Deze modus is
permanent. De volgende keer dat u een nieuw waypoint maakt,
wordt hetzelfde dialoogvenster geopend en als u een symbool
selecteert, wordt een waypoint gemaakt met dat symbool.
Als u wilt terugkeren naar het vorige dialoogvenster Nieuw
waypoint, selecteert u in plaats van een symbool de menuknop
rechtsonder. Deze selectie wordt de permanente modus. De
volgende keer dat u een nieuw waypoint maakt, wordt het
dialoogvenster Nieuw waypoint weergegeven.
Een waypoint verplaatsen
Waypoints, routes en trails | HDS Live Gebruikershandleiding
57
1. Selecteer de waypoint die u wilt verplaatsen. Het waypoint-
pictogram wordt uitgevouwen om aan te geven dat het actief
is.
2. Activeer het menu en selecteer de waypoint in het menu
3. Selecteer de optie Verplaatsen
4. Selecteer de nieuwe positie van de waypoint
5. Selecteer de menuoptie Verplaatsen beëindigen.
De waypoint wordt nu automatisch opgeslagen op de nieuwe
positie.
Waypoints wijzigen
U kunt alle informatie over een waypoint wijzigen in het
dialoogvenster Waypoints wijzigen .
U activeert dit dialoogvenster door het pop-upvenster van de
waypoint te selecteren of vanuit het menu als de waypoint
geactiveerd is.
Dit dialoogvenster is ook toegankelijk vanuit het hulpprogramma
voor Waypoints op de Home pagina.
Een waypoint verwijderen
U kunt een waypoint verwijderen in het dialoogvenster Waypoint
wijzigen, of door de menu-optie Verwijderen te selecteren
wanneer het waypoint is geactiveerd.
U kunt waypoints ook verwijderen met behulp van de tool
Waypoints op de Home pagina.
U kunt MOB-waypoints op dezelfde manier verwijderen.
58
Waypoints, routes en trails | HDS Live
Gebruikershandleiding
Waypoint alarminstellingen
U kunt voor elk individueel waypoint een alarmradius inestellen. U
kunt het alarm instellen in het dialoogvenster Waypoint wijzigen.
Ú
Notitie: De alarmradius voor het waypoint moet in het
alarmdialoogvenster op ON gezet worden om een alarm te
activeren op het moment dat uw vaartuig binnen de
gedefinieerde radius komt. Ga voor meer informatie naar
"Dialoogvensters Alarmen" op pagina 196.
Routes
Een route bestaat uit een serie routepunten die worden ingevoerd
in de volgorde waarin u wilt navigeren.
Als u ee n route selecteert op het kaartpaneel, wordt de route
groen, en wordt de naam van de route getoond.
Het systeem biedt ondersteuning voor Navionics Autorouting en C-
MAP Easy Routing. Deze functie maakt automatisch suggesties voor
routepunten tussen het eerste en het laatste routepunt van een
route of tussen geselecteerde routepunten in een complexe route.
U kunt de functie gebruiken om een nieuwe route aan te maken of
om reeds bestaande routes te wijzigen.
Een nieuwe route aanmaken op het kaartpaneel
1. Activeer de cursor op het kaartpaneel
2. Selecteer de optie Nieuwe route in het menu
3. Plaats het eerste waypoint op het kaartpaneel
4. Ga door met het plaatsen van nieuwe routepunten op het
kaartpaneel totdat de route af is
5. Sla de route op door de optie Opslaan te selecteren in het
menu.
Een route bewerken in het kaartpaneel
1. Selecteer de route om deze te activeren
2. Selecteer de optie Route bewerken in het menu
3. Plaats het nieuwe routepunt op het kaartpaneel:
-
Als u het nieuwe routepunt binnen een etappe plaatst, dan
wordt het nieuwe punt toegevoegd aan de bestaande
routepunten
Waypoints, routes en trails | HDS Live Gebruikershandleiding
59
- Als u het nieuwe routepunt buiten de route plaatst, dan
wordt het nieuwe punt achter het laatste punt in de route
geplaatst
4. U kunt routepunten naar een nieuwe positie slepen
5. Sla de route op door Opslaan te kiezen in het menu.
Ú
Notitie: De opties in het menu zijn afhankelijk van de
geselecteerde bewerkingsoptie. Alle bewerkingen kunnen in
het menu worden bevestigd of geannuleerd.
Een route verwijderen
U kunt een route verwijderen door de menu-optie Verwijderen te
selecteren wanneer de route is geactiveerd.
U kunt ook routes verwijderen in het dialoogvenster Routes
wijzigen. Zie "Het dialoogvenster Route wijzigen" op pagina 62.
Aanmaken van routes met behulp van bestaande
waypoints
U maakt een nieuwe route door bestaande waypoints te
combineren in het dialoogvenster Routes. U opent het
dialoogvenster met de tool Waypoints op de Home pagina.
Vervolgens drukt u op de tab Routes.
Trails omzetten in routes
U kunt een trail omzetten in een route in het dialoogvenster Trail
wijzigen. U kunt het dialoogvenster activeren door de trail te
activeren en vervolgens de pop-up van de trail of de menu-optie
Trail te selecteren.
Het dialoogvenster Trail wijzigen is ook toegankelijk door de tool
Waypoints te selecteren op de Home pagina.
60
Waypoints, routes en trails | HDS Live
Gebruikershandleiding
Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing
Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing doen suggesties voor
nieuwe routepuntposities, gebaseerd op informatie op de kaart en
de omvang van uw boot. Voor u deze functie kunt gebruiken
moeten de diepgang, hoogte en breedte van uw boot in het
systeem worden ingevoerd. Het dialoogvenster voor de instellingen
van uw boot verschijnt automatisch als deze informatie ontbreekt
bij het opstarten van de functie. Om naar Bootinstellingen te gaan,
zie "Systeeminstellingen" op pagina 188.
Ú
Notitie: U kunt Dock-to-dock Autorouting of Easy Routing niet
starten als een van de geselecteerde routepunten in een
onveilig gebied ligt. Er verschijnt een waarschuwingsvenster en
u moet de betreffende routepunt(en) naar een veilig gebied
verplaatsen voordat u kunt doorgaan.
Ú
Notitie: Als er geen compatibele kaarten zijn, is de menu-optie
Dock-to-dock Autorouting of Easy Routing niet beschikbaar.
Compatibele kaarten zijn onder meer C-MAP MAX-N+,
Navionics+ en Navionics Platinum. Ga naar
www.gofreemarine.com, www.c-map.com of
www.navionics.com voor de volledige selectie beschikbare
kaarten.
1. Plaats ten minste twee routepunten op een nieuwe route of
open een bestaande route en pas deze aan.
2. Selecteer de menuoptie Dock-to-dock Autorouting, gevolgd
door:
-
Gehele route - als u wilt dat het systeem nieuwe routepunten
toevoegt tussen het eerste en het laatst routepunt van een
open route.
- Selectie - als u met de hand de routepunten wilt selecteren
die het begin- en eindpunt voor Autorouting bepalen.
Selecteer de gewenste routepunten. De geselecteerde
routepunten zijn rood. U kunt maar twee routepunten
selecteren. Het systeem negeert eventuele routepunten
tussen uw begin- en eindpunt.
3. Selecteer de optie Accepteren om de automatische
routebepaling te starten.
- Als de automatische routebepaling is voltooid, wordt een
preview van de route weergegeven. De veilige en onveilige
gebieden van de etappes worden met verschillende kleuren
Waypoints, routes en trails | HDS Live Gebruikershandleiding
61
aangeduid. Navionics gebruikt rood (onveilig) en groen
(veilig), en C-MAP gebruikt rood (onveilig), geel (gevaarlijk) en
groen (veilig).
4. Als het nodig is, kunt u in de previewmodus de routepunten
verplaatsen.
5. Selecteer de optie Behouden om de positie van de routepunten
te accepteren.
6. Herhaal eventueel stap 2 (Selectie) en stap 3 als u wilt dat het
systeem automatisch routepunten plaatst voor andere delen
van de route.
7. Selecteer Opslaan om de automatische routebepaling te
voltooien en de route op te slaan.
Voorbeelden van Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing
• De optie Hele route is gebruikt nadat het eerste en laatste
routepunt zijn geselecteerd.
Eerste en laatste routepunt Resultaat na automatische routebepaling
• De optie Selectie is gebruikt voor automatische routebepaling
voor een deel van de route.
Twee routepunten zijn geselecteerd Resultaat na automatische routebepaling
Het dialoogvenster Route wijzigen
U kunt routepunten toevoegen en verwijderen en route-
eigenschappen wijzigen in het dialoogvenster Route wijzigen. U
kunt dit dialoogvenster activeren door de pop-up van een actieve
62
Waypoints, routes en trails | HDS Live
Gebruikershandleiding
route te selecteren, of door in het menu eerst de route en
vervolgens de optie Details te selecteren.
Het dialoogvenster is ook toegankelijk via de tool Waypoints op de
Home pagina.
Selecteer Weergeven om de route op de kaart weer te geven.
Over trails
Trails geven een grafische voorstelling van de eerder afgelegde
route van het vaartuig. Ze zorgen dat u kunt achterhalen welke
route de boot heeft afgelegd. Trails kunnen worden omgezet in
routes in het dialoogvenster Wijzigen.
Het systeem is in de fabriek zo ingesteld dat de beweging van het
vaartuig automatisch wordt gevolgd en getoond op het
kaartpaneel. Het systeem blijft de trails opnemen totdat het
maximum aantal punten wordt bereikt. Daarna worden de oudste
punten automatisch overschreven.
De automatisch volgfunctie kan uitgeschakeld worden in het
dialoogvenster Trails.
Aanmaken van een nieuwe trail
U kunt een nieuwe trail starten in het dialoogvenster Trails. U opent
het dialoogvenster met de tool Waypoints op de Home pagina.
Vervolgens selecteert u het tabblad Trails.
Waypoints, routes en trails | HDS Live Gebruikershandleiding
63
Trail instellingen
Trails worden samengesteld uit een serie punten die verbonden
worden door lijnsegmenten, afhankelijk van de frequentie van de
opname.
U kunt zelf trailpunten positioneren op basis van tijd of afstand, of
automatisch een trailpunt door het systeem laten positioneren als
er een koerswijziging geregistreerd wordt.
Ú
Notitie: De optie Trails moet zijn ingeschakeld in het
dialoogvenster Paneelinstellingen om zichtbaar te zijn.
De trail kan op twee manieren worden gekleurd:
• Selecteer de trail in het dialoogvenster Trails en stel in het
dialoogvenster Trail wijzigen de kleur voor de hele trail in.
• Schakel de optie in om het systeem de trail te laten kleuren op
basis van de brongegevens en hoog/laag-instellingen. Zie "Trails
kleuren op basis van gegevens" op pagina 64.
Trails kleuren op basis van gegevens
Een trail kan worden gekleurd op basis van de brongegevens en de
hoog/laag-limieten die u hebt ingesteld:
64
Waypoints, routes en trails | HDS Live
Gebruikershandleiding
• Specificeer de bron (gegevenstype) die moet worden gekleurd.
Om kleuring uit te schakelen selecteert u bron Geen.
• Selecteer de opties Hoog en Laag om hoge en lage waarden in
te stellen (nadat u de bron hebt opgeven).
Een gekleurde trail vertegenwoordigt slechts één bron tegelijk. Als u
van de ene bron naar de andere overschakelt, vertegenwoordigen
de kleuren de nieuwe geselecteerde bron.
De kleuren kunnen verschillende tinten groen, geel en rood zijn.
Groen staat voor de hoge limiet die u hebt ingesteld. Geel geeft het
gemiddelde tussen hoog en laag aan. Rood geeft de lage limiet aan.
Als de waarde ligt tussen hoog en gemiddeld, wordt deze
weergegeven met een groenachtig gele kleur. Als de waarde ligt
tussen gemiddeld en laag, wordt deze weergegeven met een
oranje kleur.
Ú
Notitie: Standaard zijn trails gekleurd volgens de kleurinstelling
in het dialoogvenster Trail wijzigen. Trails kleuren op basis van
brongegevens heeft voorrang boven de kleuring opgegeven in
het dialoogvenster Trail wijzigen.
Als er twee of meer kaarten worden weergegeven in een gesplitst
paneel en op één kaart de kleurbron of hoog/laag-waarden worden
gewijzigd, heeft dit geen effect op de andere kaarten.
Brongegevens in het cursorpositievenster weergeven
Door een punt te selecteren in een trail wordt het
cursorpositievenster weergegeven. Als er brongegevens zijn
opgeslagen voor het geselecteerde punt, wordt de waarde
weergegeven in het venster met de andere cursorinformatie.
Het systeem registreert gegevens volgens de instellingen die u hebt
ingevoerd in het dialoogvenster Trail wijzigen.
Brongegevenspunten worden geregistreerd bij elke koerswijziging.
Waypoints, routes en trails | HDS Live Gebruikershandleiding
65
Navigeren
Over navigeren
Met behulp van de navigatiefunctie van het systeem kunt u naar de
cursorpositie, een waypoint of langs een eerder opgegeven route
navigeren.
Als uw systeem over een stuurautomaat beschikt, kan deze worden
ingesteld om het vaartuig automatisch te besturen.
Raadpleeg "Waypoints, routes en trails" op pagina 56 voor meer informatie
over het plaatsen van waypoints en het uitzetten van routes.
Stuurpaneel
Het stuurpaneel kan worden gebruikt om informatie weer te geven
tijdens het navigeren.
A Datavelden
B Vaartuigrichting
C Peiling naar waypoint
D Bestemmingspunt
7
66
Navigeren | HDS Live Gebruikershandleiding
E Peilingslijn met toegestane limiet voor koersafwijking
Bij het volgen van een route toont de peilingslijn de
gewenste koers van het ene waypoint naar het volgende.
Tijdens het navigeren naar een waypoint (cursorpositie,
MOB of een ingevoerde lengte- en breedtegraadpositie),
toont de peilingslijn de gewenste koers vanaf het startpunt
van de navigatie naar het waypoint.
F Vaartuigsymbool
Geeft de afstand en peiling aan, relatief ten opzichte van de
gewenste koers. Als de XTE (koersafwijking) de
gedefinieerde XTE-limiet overschrijdt, wordt dit aangegeven
met een rode pijl en de afstand vanaf de tracklijn.
Raadpleeg "XTE-limiet" op pagina 69.
Navigeren naar cursorpositie
U kunt navigeren naar een cursorpositie op elk kaart, radar-, of
sonarpaneel.
Plaats de cursor op de geselecteerde bestemming op het paneel, en
selecteer vervolgens de menuoptie Ga naar cursor.
Ú
Notitie: De optie Ga naar cursor is niet beschikbaar als u al aan
het navigeren bent.
Een route navigeren
U kunt een route navigeren vanuit het kaartpaneel of vanuit het
dialoogvenster Route.
Wanneer een routenavigatie is gestart, wordt het menu
uitgevouwen en ziet u opties voor het annuleren van de navigatie,
het overslaan van een waypoint en het opnieuw starten van de
route vanaf de huidige positie van het vaartuig.
Een route starten op het kaartpaneel
Activeer een route op het paneel en selecteer vervolgens de optie
voor routenavigatie in het menu.
U kunt een routepunt selecteren om de navigatie vanaf een
geselecteerde positie te starten.
Navigeren | HDS Live Gebruikershandleiding
67
Een route starten op het stuurpaneel
Selecteer in het menu de optie Route starten en vervolgens de
details in de dialoogvensters.
Navigatie van een route starten in het dialoogvenster
Route wijzigen
U kunt beginnen met navigeren vanuit het dialoogvenster Route
wijzigen. Activeer het dialoogvenster door:
• De tool Waypoint te selecteren op de Home pagina en
vervolgens het tabblad Routes te kiezen
• De routedetails te selecteren in het menu
Navigeren met de stuurautomaat
Wanneer u begint met navigeren op een systeem met een
stuurautomaat, wordt u gevraagd om de stuurautomaat in de
navigatiemodus te zetten.
Als u ervoor kiest om de stuurautomaat niet te gebruiken, dan kan
deze later met de stuurautomaatcontroller in de navigatiemodus
worden gezet.
Voor meer informatie over de functionaliteit van de stuurautomaat,
afhankelijk van de gebruikte stuurautomaat, zie "Stuurautomaat
trollingmotor" op pagina 112 of "Buitenboord stuurautomaat" op pagina 122
68
Navigeren | HDS Live Gebruikershandleiding
Navigatie-instellingen
Aankomst radius
Stelt een onzichtbare cirkel rond het bestemming waypoint in.
Het vaartuig wordt beschouwd als aangekomen bij het waypoint
wanneer het zich binnen deze radius bevindt.
XTE limiet
Met deze instelling bepaalt u hoe ver de boot mag afwijken van de
geselecteerde route; als de boot voorbij deze limiet gaat, wordt er
een alarm geactiveerd.
XTE alarm (koersafwijking)
Hiermee zet u het XTE alarm aan/uit.
Trails
Opent de traildialoog waar de trailinstellingen kunnen worden
aangepast en trails kunnen worden omgezet in routes. Zie "Over trails"
op pagina 63.
Type loggen
U hebt de keuze om trail punten te plaatsen op basis van tijd,
afstand, of door het apparaat automatisch een punt te laten
plaatsen als er een koerswijziging is geregistreerd.
Selecteer een van de volgende typen loggen in het dialoogvenster
Navigatie instellingen:
Navigeren | HDS Live Gebruikershandleiding
69
• Auto - het apparaat plaatst automatisch een punt wanneer er
een koerswijziging is geregistreerd.
• Afstand - selecteer het veld Afstand en voer de afstand in
waarmee u wilt loggen.
• Tijd - selecteer het veld Tijd en voer de tijd in waarmee u wilt
loggen.
Fantoom Loran
Gebruik van het Fantoom Loran positionering systeem inschakelen.
Loran instellingen
Definieert Loran ketens (GRI) en voorkeursstation voor waypoint
invoer, cursorpositie en positiepaneel.
De afbeelding toont een cursorpositie venster met Loran positie
informatie.
Voor meer informatie raadpleegt u de documentatie van uw Loran
systeem.
70
Navigeren | HDS Live Gebruikershandleiding
Sonar
De Sonar-functie geeft een beeld van het water en de bodem onder
uw vaartuig, zodat u vis kunt opsporen en de structuur van de
bodem kunt zien.
Het beeld
A Visbogen
B Historie-overzicht*
C Temperatuurgrafiek*
D Diepte bij cursor
E Amplitudebereik*
F Zoom(bereik)-knoppen
G Waterdiepte en watertemperatuur op cursorlocatie
H Bereikschaal
I Bodem
* Optionele items die u individueel kunt in-/uitschakelen. Zie "Meer
opties" op pagina 80.
8
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
71
Meerdere bronnen
U kunt de bron van de voor het beeld opgeven in het actieve
paneel. U kunt meerdere bronnen tegelijk weergeven met behulp
van een gesplitst paneel. Voor meer informatie over het selecteren
van de bron voor een paneel raadpleegt u "Bron" op pagina 78.
Het beeld zoomen
U kunt het beeld zoomen door:
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
• de toetsen +/- te gebruiken
Het zoomniveau wordt linksonder op het beeld getoond.
Als u inzoomt, wordt de zeebodem onder aan het scherm
gehouden, ongeacht of dit binnen het auto-bereik of het
handmatig bereik valt.
Als het bereik aanmerkelijk lager is ingesteld dan de werkelijke
diepte, is de unit niet in staat tijdens het zoomen de bodem te
vinden.
Als de cursor actief is, zoomt het systeem in op de cursorpositie.
Zoombalk
De zoombalk wordt getoond als u het beeld zoomt.
Versleep de zoombalk verticaal om verschillende delen van de
waterkolom weer te geven.
Gebruik van de cursor op het beeld
Als u de cursor op het beeld plaatst, pauzeert het scherm, wordt de
diepte op de cursorpositie getoond en worden het
informatievenster en de historiebalk geactiveerd.
Afstand meten
De cursor kan worden gebruikt om de afstand te meten tussen de
positie van twee waarnemingen op het beeld.
1. Plaats de cursor op het punt van waaraf u de afstand wilt meten
2. Selecteer de menuoptie Meten
Ú
Notitie: De optie Meten is alleen beschikbaar in het menu als
de cursor op het beeld is geplaatst.
72
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
3. Plaats de cursor op het tweede meetpunt
-
Tussen de meetpunten wordt een lijn getrokken en de
afstand wordt weergegeven in het venster Cursorinformatie
4. Indien nodig kunt u nu meer meetpunten kiezen
Zolang de meetfunctie actief is, kunt u het start- en eindpunt steeds
opnieuw bepalen via het menu.
Selecteer de menuoptie Meten stoppen of druk op de Exit-toets om
het beeld weer op de normale manier te laten scrollen.
Historie weergeven
U kunt de sonarhistorie weergeven door het beeld te pannen. U
kunt ook de overzichtsfunctie gebruiken om de historie te pannen.
Raadpleeg "Overzicht" op pagina 82.
Om terug te gaan naar normaal scrollen, selecteert u Cursor wissen
of drukt u op de Exit-toets.
Loggegevens opnemen
Opname van loggegevens starten
U kunt de opname van loggegevens starten en het bestand intern
opslaan in de unit of op een op de unit aangesloten
opslagapparaat.
U kunt het dialoogvenster Sonar loggen activeren in het
dialoogvenster Systeem regelingen of het dialoogvenster
Sonarinstelingen.
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
73
Wanneer de gegevens worden opgenomen, knippert er in de
linkerbovenhoek een rood symbool en verschijnt er regelmatig een
bericht onder in het scherm.
Wanneer u Opname starten selecteert verschijnt het dialoogvenster
Sonar loggen. Hier kunt u opname-instellingen opgeven.
Bestandsnaam
Geef de opname (log) een naam.
Bestandsformaat
Selecteer een bestandsindeling in de vervolgkeuzelijst: slg (alleen
Sonar), xtf (alleen Structure*), sl2 (Sonar en Structure) of sl3 (inclusief
StructureScan 3D).
Ú
Notitie: Het xtf-formaat kan alleen gebruikt worden met
bepaalde Sonar-weergavehulpmiddelen van derden.
Opslaan in
Selecteer of de opname intern moet worden opgeslagen of op een
op de unit aangesloten opslagapparaat.
Bytes per peiling
Selecteer hoeveel bytes per peiling moeten worden gebruikt bij het
opslaan van het logbestand. Meer bytes geven een betere resolutie,
maar zorgen dat het bestand groter wordt in vergelijking met het
gebruik van een lagere byte-instelling.
74
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
StructureMap aanmaken
Als StructureScan beschikbaar is op het netwerk, kunt u de .sl2
of .sI3 logs converteren naar StructureMap indeling (.smf) als de
opname klaar is.
Als een StructureScan transducer verbonden is met de unit, kunt u
de .sl2 of .sI3 logs converteren naar de StructureMap indeling (.smf)
als de opname klaar is.
Het logbestand kan ook geconverteerd worden naar de
StructureMap indeling in het bestandsbeheer.
Uploaden naar C-Map Genesis
Als de opname klaar is, worden de bestanden verzonden naar C-
MAP Genesis als u bent verbonden met een draadloze hotspot.
Raadpleeg "Verbinden met draadloze hotspot" op pagina 191 voor
informatie over draadloze hotspots.
Privacy
Als uw geselecteerde C-MAP Genesis-account dit toestaat, kunt u
de opgenomen logbestanden instellen als Privé of Openbaar in C-
MAP Genesis.
Resterende tijd
Toont de resterende toegewezen tijd die beschikbaar is voor
opnamen.
Opname van loggegevens stoppen
Selecteer de optie Stop loggen in het dialoogvenster Systeem
regelingen en selecteer vervolgens Stoppen in het dialoogvenster
Sonar wordt gelogd om de opname van alle sonarloggegevens te
stoppen.
Ú
Notitie: Als u de optie Uploaden naar C-MAP Genesis hebt
geselecteerd en bent verbonden met een draadloze hotspot,
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
75
worden uw opgenomen bestanden verzonden naar C-MAP
Genesis als u Stop selecteert.
Opgenomen gegevens weergeven
U kunt zowel intern als extern opgeslagen echogegevens bekijken
als de optie Sonarlogs bekijken is geselecteerd in het dialoogvenster
Sonarinstellingen. Zie "Sonarinstellingen" op pagina 83.
Het logbestand wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt
het scrollen en de weergave vanuit de menu-optie Nogmaals
afspelen.
U kunt de cursor gebruiken op het beeld dat nogmaals wordt
afgespeeld, en het beeld pannen als een live beeld.
Als er meer dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde
bestand, kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
U kunt de modus Nogmaals afspelen afsluiten door op de knop X te
drukken of door het pictogram X te selecteren in de
rechterbovenhoek van het beeld dat nogmaals wordt afgespeeld.
Het beeld instellen
Met menuopties kunt u het beeld instellen.
Vismodus
Deze functie bestaat uit een vooraf ingesteld pakket
sonarinstellingen die ontworpen zijn voor specifieke viscondities.
Ú
Notitie: Het selecteren van de juiste vismodus is essentieel voor
optimale sonarprestaties.
Vismodus Diepte Palet
Algemeen gebruik ≤ 305 m (1.000
voet)
Witte achtergrond
Ondiep water ≤ 18 m (60 voet) Witte achtergrond
Zoetwater ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Diep water ≤ 1524 m (5.000
voet)t
Diep blauw
Langzaam trollen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Snel trollen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
76
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
Vismodus Diepte Palet
Helder water ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
IJsvissen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte die zichtbaar is op het
scherm.
Ú
Notitie: Als u een bereik voor diep water instelt in ondiep water
kan het systeem mogelijk de diepte niet goed bijhouden.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
Een handmatig vooraf ingesteld bereikniveau selecteren vanuit het
menu.
Auto bereik
Bij gebruik van Auto bereik geeft het systeem automatisch het
volledige bereik van het wateroppervlak tot de bodem weer.
Auto is de voorkeursinstelling wanneer u vis zoekt.
Selecteer de optie Bereik, en selecteer vervolgens optie Auto in het
menu.
Aangepast bereik
Met deze optie kunt u de boven- en ondergrens handmatig
instellen.
Stel een aangepast bereik in door de menuoptie Bereik te
selecteren. Kies vervolgens de optie Aangepast.
Ú
Notitie: Door het instellen van een aangepast bereik schakelt
het systeem over naar de handmatige modus.
Frequentie
De unit ondersteunt meerdere transducerfrequenties. Beschikbare
frequenties hangen af van het model van de transducer die is
geconfigureerd voor gebruik.
U kunt twee frequenties tegelijk bekijken door op de Home pagina
te kiezen voor dubbele Sonar-panelen.
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
77
Gevoeligheid
Door de gevoeligheid te verhogen, worden op het scherm meer
details weergegeven. Door de gevoeligheid te verlagen, worden
minder details weergegeven. Te veel details maken het scherm
onoverzichtelijk. Aan de andere kant worden gewenste doelen
mogelijk niet getoond als de gevoeligheid te laag staat.
Ú
Notitie: Auto-gevoeligheid is de voorkeursmodus voor de
meeste omstandigheden.
Auto-gevoeligheid
Deze functie past automatisch de sonarecho's aan aan de optimale
niveaus. Auto-gevoeligheid kan worden afgesteld (+/-) op uw
voorkeur met behoud van de auto-gevoeligheidsfunctionaliteit.
Kleurlijn
Hiermee kan de gebruiker de kleuren van het display aanpassen om
de zachtere doelen beter te kunnen onderscheiden van de hardere.
De kleurlijn aanpassen kan helpen om vis en belangrijke structuren
op of bij de bodem te onderscheiden van de werkelijke bodem.
Bron
Ú
Notitie: Alleen beschikbaar als er meerdere bronnen met
dezelfde mogelijkheden beschikbaar zijn.
Hiermee geeft u de bron voor het beeld in het geselecteerde
paneel op.
U kunt meerdere bronnen tegelijk weergeven met behulp van een
gesplitst paneel. De menu-opties voor elk paneel werken
onafhankelijk van elkaar.
Ú
Notitie: Het gebruik van meerdere transducers op hetzelfde
frequentiebereik kan interferentie veroorzaken.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de HDS Live voor
informatie over het instellen van bronnen.
Geavanceerde opties
De optie Geavanceerd is alleen beschikbaar als de cursor niet actief
is.
78
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
Ruisonderdrukking
Signaalinterferentie van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen
kunnen echo's veroorzaken op het beeld.
De optie ruisonderdrukking filtert de signaalstoring en vermindert
de echo's op het scherm.
Oppervlak helderheid
Golven, kielzog en temperatuurinversie kunnen dicht bij het
oppervlak ruis op het scherm veroorzaken. Met de optie Oppervlak
helderheid kunt u de hoeveelheid ruis verminderen, door de
gevoeligheid van de ontvanger dicht bij de oppervlakte lager te
zetten.
Verschuifsnelheid
U kunt de scrolsnelheid van het beeld op het scherm selecteren. Bij
een hoge scrolsnelheid wordt het beeld snel bijgewerkt, terwijl een
lage scrolsnelheid een langere historie presenteert.
Ú
Notitie: In bepaalde omstandigheden moet u de scrolsnelheid
wellicht aanpassen voor een bruikbaarder beeld. U kunt de
scrolsnelheid van het beeld bijvoorbeeld verhogen als u
verticaal vist zonder verplaatsing.
Pingsnelheid
De pingsnelheid bepaalt de snelheid waarmee de transducer het
signaal in het water verzendt. De pingsnelheid is standaard
ingesteld op max. Het kan nodig zijn de pingsnelheid aan te passen
om interferentie te beperken.
Handmatige modus
Handmatige modus is een geavanceerde gebruikersmodus die de
digitale dieptecapaciteit beperkt, zodat de unit alleen sonarsignalen
verwerkt in het geselecteerde bereik. Hierdoor zal het display soepel
blijven scrollen als de bodemdiepte buiten het transducer-bereik
valt. Als de unit in handmatige modus is, ontvangt u mogelijk geen
of onjuiste diepte-informatie.
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
79
Meer opties
Sonar stoppen
Wanneer deze optie is geselecteerd stopt de sonar met pingen. U
kunt de optie wanneer u wilt gebruiken om de sonar uit te
schakelen zonder de unit zelf uit te schakelen.
Opties voor gesplitst scherm
Zoomen
A Zoomniveau
B Zoombalken
De Zoom-modus presenteert aan de linkerkant van het paneel een
vergrote weergave van het echobeeld.
Standaard staat het zoomniveau op 2x. U kunt maximaal 8x
zoomen. U wijzigt het zoomniveau met:
• de +/- knoppen
• de zoomknoppen (+ of -)
De zoom-balken voor het bereik aan de rechterkant van het display
tonen het vergrote bereik. Als u de zoomfactor vergroot, wordt het
bereik verkleind. U ziet dit als een verkleinde afstand tussen de
zoombalken.
80
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
Bodemvergrendeling
De bodemvergrendelingsmodus is handig als u doelen dicht bij de
bodem wilt weergeven. In deze modus toont de linkerkant van het
paneel een beeld waar de bodem vlakker wordt. De bereikschaal
wordt veranderd zodat deze vanaf de zeebodem (0) naar boven
meet. De bodem en de nullijn worden altijd op het linkerpaneel
getoond, ongeacht de bereikschaal. De schaalfactor voor het beeld
aan de linkerkant van het paneel wordt ingesteld zoals beschreven
voor de zoom-optie.
Flitser
In Flitser-modus wordt in het linkerpaneel een flitser-echoloodbeeld
en in het rechterpaneel een gewoon echoloodbeeld weergegeven.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten.
DownScan Overlay
Als op uw systeem een DownScan-transducer is aangesloten, kunt u
DownScan-beelden weergeven als overlay op het normale Sonar
beeld.
Als DownScan Overlay is geactiveerd, wordt het Sonar paneelmenu
uitgebreid met DownScan basisopties.
Temperatuur grafiek
De temperatuur grafiek wordt gebruikt om veranderingen in de
watertemperatuur te illustreren.
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
81
Indien ingeschakeld, worden een gekleurde lijn en
temperatuurwaarden op het beeld van de Sonar weergegeven.
Dieptelijn
Er kan een dieptelijn op het bodemoppervlak worden
weergegeven, zodat de bodem gemakkelijker van vis en structuren
te onderscheiden is.
Amplitudebereik
Het amplitudebereik is een weergave van de realtime doelen die op
het paneel verschijnen. De sterkte van de werkelijke doelen wordt
aangegeven door de breedte en kleurintensiteit.
Voorbeeld
U kunt alle beschikbare sonar historie boven aan het fishfinder
scherm weergeven. De Voorbeeld balk toont een foto van de
beschikbare sonar historie. U kunt door de sonar historie bladeren
door de voorbeeld schuifbalk horizontaal te slepen. Standaard is
Voorbeeld ingeschakeld als de cursor actief is.
Vis ID
U kunt de manier selecteren waarop de visdoelen op het beeld
moeten verschijnen. U kunt bovendien aangeven of u een
waarschuwing wilt krijgen als er een visaanduiding verschijnt op het
paneel.
Traditionele visbogen Vissymbolen Vissymbolen en diepte-
indicatie
Ú
Notitie: Niet alle vissymbolen zijn ook echt vissen.
82
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
Sonarinstellingen
Interne sonar
Zorgt dat de interne sonar geselecteerd kan worden in het menu
van het sonarpaneel.
Wanneer de interne sonar is uitgeschakeld, wordt deze niet vermeld
als sonarbron voor de units op het netwerk.
Selecteer deze optie op een unit zonder aangesloten transducer.
Netwerk Sonar
U kunt de transducers van deze unit delen met andere units die zijn
verbonden met het Ethernet-netwerk. Bovendien moet deze
instelling worden geselecteerd om andere ingeschakelde
sonarapparaten op het netwerk te kunnen zien.
Wanneer deze niet geselecteerd is kunnen op deze unit
aangesloten transducers niet worden gedeeld met andere op het
netwerk aangesloten units, en ook andere bronnen op het netwerk
waarvoor deze functie ingeschakeld zijn niet zichtbaar.
Raadpleeg voor informatie over het instellen van Sonar de aparte
Installatiehandleiding van HDS Live.
Log sonar
Selecteer deze optie om het vastleggen van Sonar-gegevens te
starten of te stoppen. Ga voor meer informatie naar "Opname van
loggegevens starten" op pagina 73.
Deze optie is ook beschikbaar in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
83
Sonar-log weergeven
Wordt gebruikt om Sonar-opnamen weer te geven. Het logbestand
wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt het scrollen en
de weergave vanuit het menu.
U kunt de cursor op het beeld gebruiken, afstanden meten en
weergaveopties instellen zoals op een live Sonar-beeld. Als er meer
dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde Sonar-bestand,
kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
U kunt de weergavefunctie afsluiten door de X in de
rechterbovenhoek te selecteren of door op de knop X te drukken.
Structuur diepte offset
Instelling voor structuurtransducers.
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de
bodem. Daardoor zijn de gemeten waterdiepten exclusief de
afstand tussen de transducer en het laagste punt van de boot in het
water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
A
B
• Om de diepte vanaf het laagste punt van het vaartuig tot de
bodem weer te geven stelt u de offset in als de verticale afstand
tussen de transducer en het laagste punt van het vaartuig A
(negatieve waarde).
• Om de diepte vanaf het wateroppervlak tot de bodem weer te
geven stelt u de offset in als de verticale afstand tussen de
transducer en het wateroppervlak B (positieve waarde)
• Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
84
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
Diepte- en temperatuurgegevens gebruiken van bron
Hiermee wordt ingesteld uit welke bron de diepte- en
temperatuurgegevens worden gedeeld op het NMEA 2000 netwerk.
Installatie
Gebruikt voor het installeren en instellen van het systeem.
Raadpleeg de afzonderlijke installatiehandleiding.
Herstellen sonarstandaardinstellingen
Zet de instellingen van de sonar terug naar de standaardinstellingen
van de fabriek.
Sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
85
SideScan
Over SideScan
SideScan biedt een brede, zeer gedetailleerde dekking van de
zeebodem aan de zijkanten van uw boot.
Het SideScan paneel is beschikbaar wanneer een voor SideScan
geschikte transducer is aangesloten op de systeem.
Het paneel SideScan
A Bereikschaal
B Bereikpictogrammen
Het beeld zoomen
Gebruik de bereikpictogrammen of de menuopties voor het bereik
om de afstand tot de linker- en rechterzijde van het in het beeld
weergegeven midden aan te geven. Door een verandering in het
bereik zal het beeld in- of uitzoomen.
Gebruik van de cursor op het paneel
Als u de cursor op een paneel plaatst, pauzeert het scherm en wordt
het cursorinformatievenster geactiveerd. De afstand links/rechts van
het vaartuig tot de cursor wordt op de cursorpositie getoond.
9
86
SideScan | HDS Live Gebruikershandleiding
Historie weergeven
In de SideScan weergave kunt u het beeld pannen om de zijden en
historie te bekijken, door het beeld naar links, rechts en omhoog te
slepen.
Om terug te gaan naar normaal SideScan scrollen, selecteert u de
menuoptie Cursor wissen.
SideScan gegevens opnemen
SideScan gegevens kunnen worden opgenomen door het juiste
bestandsformaat te selecteren in het dialoogvenster Opnemen. Zie
"Opname van sonargegevens starten" op pagina 73.
Het beeld instellen
Gebruik het SideScan menu om het beeld in te stellen. Als de cursor
actief is, worden sommige opties in het menu vervangen door
functies in de cursormodus. Selecteer de optie Cursor wissen om
terug te gaan naar het normale menu.
Bron
Ú
Notitie: Alleen beschikbaar als er meerdere bronnen met
dezelfde mogelijkheden beschikbaar zijn.
Hiermee geeft u de bron voor het beeld in het geselecteerde
paneel op.
U kunt meerdere bronnen tegelijk weergeven met behulp van een
gesplitst paneel. De menu-opties voor elk paneel werken
onafhankelijk van elkaar.
Ú
Notitie: Het gebruik van meerdere transducers op hetzelfde
frequentiebereik kan interferentie veroorzaken.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de HDS Live voor
informatie over het instellen van bronnen.
SideScan | HDS Live Gebruikershandleiding
87
Bereik
De bereikinstellingen bepalen de afstand tot de linker- en
rechterzijde van het midden.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
Een handmatig vooraf ingesteld bereikniveau selecteren vanuit het
menu.
Auto bereik
Bij gebruik van Auto bereik geeft het systeem automatisch het
volledige bereik van het wateroppervlak tot de bodem weer.
Auto is de voorkeursinstelling wanneer u vis zoekt.
Selecteer de optie Bereik, en selecteer vervolgens optie Auto in het
menu.
Frequenties
Er worden twee frequenties ondersteund. 800 kHz biedt het
scherpste beeld zonder concessies aan bereik. 455 kHz kan worden
gebruikt in diepere wateren, of voor een groter bereik.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Ú
Notitie: We raden u aan om de optie Auto contrast te
gebruiken.
Paletten
Voor het instellen van het kleurenpalet van het beeld.
Geavanceerde opties
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken. Deze optie
reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van de
ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
88
SideScan | HDS Live Gebruikershandleiding
Het beeld links/rechts omkeren
Indien nodig kan de linker-/rechterkant van het beeld worden
omgekeerd om overeen te komen met de richting van de installatie
van de transducer.
Meer opties
Sonar stoppen
Wanneer deze optie is geselecteerd stopt de sonar met pingen. U
kunt de optie wanneer u wilt gebruiken om de sonar uit te
schakelen zonder de unit zelf uit te schakelen.
Weergave
Bepaalt of de SideScan pagina alleen de linkerzijde van het beeld
weergeeft, alleen de rechterzijde, of links en rechts tegelijkertijd.
Bereiklijnen
Aan het beeld kunnen bereiklijnen worden toegevoegd om afstand
gemakkelijker te kunnen schatten.
SideScan | HDS Live Gebruikershandleiding
89
DownScan
Over DownScan
DownScan levert gedetailleerde beelden van structuren en vis
direct onder uw boot. Het DownScan paneel is beschikbaar
wanneer een voor DownScan geschikte transducer is aangesloten
op de systeem.
Het DownScan paneel
Het beeld zoomen
U kunt het beeld zoomen door:
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
• de toetsen +/- te gebruiken
Het zoomniveau wordt linksonder op het beeld getoond.
Gebruik van de cursor op het paneel
Als u de cursor op een paneel plaatst, pauzeert het scherm en wordt
het cursorinformatievenster geactiveerd. De diepte van de cursor
weergegeven op de cursorpositie.
DownScan historie weergeven
U kunt de beeldgeschiedenis verschuiven door het beeld naar links
en rechts te slepen.
10
90
DownScan | HDS Live Gebruikershandleiding
Om terug te gaan naar normaal DownScan scrollen, selecteert u de
menuoptie Cursor wissen.
DownScan gegevens opnemen
DownScan gegevens kunnen worden opgenomen door het juiste
bestandsformaat te selecteren in het dialoogvenster Opnemen. Zie
"Opname van sonargegevens starten" op pagina 73.
Instellen van het DownScan beeld
Gebruik het DownScan menu om het beeld in te stellen. Als de
cursor actief is, worden sommige opties in het menu vervangen
door functies in de cursormodus. Selecteer de menuoptie Cursor
wissen om terug te gaan naar het normale menu.
Bron
Ú
Notitie: Alleen beschikbaar als er meerdere bronnen met
dezelfde mogelijkheden beschikbaar zijn.
Hiermee geeft u de bron voor het beeld in het geselecteerde
paneel op.
U kunt meerdere bronnen tegelijk weergeven met behulp van een
gesplitst paneel. De menu-opties voor elk paneel werken
onafhankelijk van elkaar.
Ú
Notitie: Het gebruik van meerdere transducers op hetzelfde
frequentiebereik kan interferentie veroorzaken.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de HDS Live voor
informatie over het instellen van bronnen.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte die zichtbaar is op het
beeld.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
Een handmatig vooraf ingesteld bereikniveau selecteren vanuit het
menu.
Auto bereik
Bij gebruik van Auto bereik geeft het systeem automatisch het
volledige bereik van het wateroppervlak tot de bodem weer.
DownScan | HDS Live Gebruikershandleiding
91
Auto is de voorkeursinstelling wanneer u vis zoekt.
Selecteer de optie Bereik, en selecteer vervolgens optie Auto in het
menu.
Frequentie
DownScan kan worden gebruikt op 800 kHz of 455 kHz. 800 kHz
geeft de hoogste resolutie met minder bereik. 455 kHz geeft het
beste bereik, maar met een lagere resolutie.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Ú
Notitie: We raden u aan om de optie Auto contrast te
gebruiken.
Paletten
Voor het instellen van het kleurenpalet van het beeld.
Geavanceerde opties
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken. Deze optie
reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van de
ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Meer opties
Sonar stoppen
Wanneer deze optie is geselecteerd stopt de sonar met pingen. U
kunt de optie wanneer u wilt gebruiken om de sonar uit te
schakelen zonder de unit zelf uit te schakelen.
VisOntdekking
Selecteer FishOntdekking om visbogen weer te geven in het beeld.
Als FishOntdekking is ingeschakeld, bevat het menu extra
Visontdekking opties.
92
DownScan | HDS Live Gebruikershandleiding
Gevoeligheid
Regelt de gevoeligheid van de FishReveal gegevens. Door de
gevoeligheid te verhogen, worden op het scherm meer details
weergegeven. Door de gevoeligheid te verlagen, worden minder
details weergegeven. Te veel details maken het scherm
onoverzichtelijk. Als de gevoeligheid te laag wordt ingesteld,
worden zwakke visbooggegevens mogelijk niet weergegeven.
Kleurlijn
Hiermee past u de kleuren van de visbooggegevens aan om de
gegevens te onderscheiden van andere doelen. De kleurlijn
aanpassen kan helpen om vis en belangrijke structuren op of bij de
bodem te onderscheiden van de echte bodem.
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken. Deze optie
reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van de
ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Palet
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn
geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Ú
Notitie: De keuze van een palet is vaak een gebruikersvoorkeur
en kan variëren afhankelijk van de viscondities. U kunt het beste
een palet kiezen dat een goed contrast geeft tussen
beelddetails en de VisOntdekking-bogen.
Bereiklijnen
Aan het beeld kunnen bereiklijnen worden toegevoegd om diepte
gemakkelijker te kunnen schatten.
Voorbeeld
U kunt alle beschikbare sonar historie boven aan het fishfinder
scherm weergeven. De Voorbeeld balk toont een foto van de
beschikbare sonar historie. U kunt door de sonar historie bladeren
door de voorbeeld schuifbalk horizontaal te slepen. Standaard is
Voorbeeld ingeschakeld als de cursor actief is.
DownScan | HDS Live Gebruikershandleiding
93
3D sonar
Over 3D Sonar
3D Sonar is een sonarsysteem met meerder bundels waarmee
vissers vissen, onderwaterstructuren en bodemcontouren kunnen
zien in instelbare, driedimensionale weergaven.
De pagina 3D Sonar is beschikbaar wanneer een voor 3D Sonar
geschikte transducer is aangesloten op het systeem.
Het 3D paneel
In 3D weergave wordt de afbeelding van de zeebodem direct onder
het vaartuig in real-time opgebouwd terwijl de boot zich verplaatst.
Als de boot niet in beweging is, blijft het beeld ongewijzigd. U kunt
ook andere onderwaterobjecten en scholen vis zien. De 3D
weergave toont zowel het linker als het rechter gegevenskanaal.
A Diepte en temperatuur
B Transducerbundel
C Bereik
D 3D paneelknoppen
E Diepte-indicatielijn
F Knoppen op het zoompaneel
11
94
3D sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
Het beeld zoomen
U kunt het beeld zoomen door:
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
• de toetsen +/- te gebruiken
De cursor gebruiken op een 3D beeld
De cursor wordt niet standaard getoond op het beeld.
Selecteer de paneelknop Cursor inschakelen op een 3D beeld om
de cursor te gebruiken.
Wanneer de cursor op het beeld wordt geplaatst, worden het
cursorinformatievenster en de geschiedenisbalk geactiveerd.
Het cursorinformatievenster toont beschikbare data op de
cursorpositie, waaronder de afstand en het bereik van het vaartuig
tot de cursorpositie.
De geschiedenisbalk wordt gebruikt om terug te gaan naar
opgeslagen gegevens. Het gemarkeerde deel van de
geschiedenisbalk toont het beeld dat u op dat moment bekijkt ten
opzichte van de gehele opgeslagen beeldgeschiedenis. Zie
"Beeldgeschiedenis weergeven" op pagina 97.
Ú
Notitie: De geschiedenisbalk kan worden uitgeschakeld. Zie
"Live historie wissen" op pagina 99.
Waypoints opslaan
Plaats de cursor op het scherm en selecteer vervolgens de
menuoptie Nieuw waypoint om een waypoint op te slaan.
3D sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
95
Als de cursor op een 3D beeld is geplaatst wordt er geen diepte-
informatie opgenomen voor de waypoint. Een waypoint op een 3D
beeld wordt weergegeven met een streep eronder om de positie
op de zeebodem aan te geven.
Opties 3D modus
Er zijn twee modi voor het 3D paneel:
• Vaartuigmodus
• Cursormodus
Wissel tussen de vaartuigmodus en de cursormodus door de 3D
paneelknoppen te selecteren. U kunt ook terugkeren van
cursormodus naar vaartuigmodus door de menuoptie Cursor
wissen te selecteren.
Modus 3D vaartuig
In deze modus wordt de weergave aan het vaartuig gekoppeld, en
beweegt het beeld mee met het vaartuig.
De camera kan worden gedraaid rond het vaartuig en de hoogte
van de camera kan worden gewijzigd om naar beneden te kijken of
wat meer zijwaarts van het vaartuig:
• Sleep horizontaal over het scherm om de draaiing van de camera
te wijzigen
• Sleep verticaal over het scherm om de hoogte en hoek van de
camera te wijzigen
Modus 3D cursor
Wanneer u de modus Cursor activeert is de camerapositie hetzelfde
als wanneer de modus Cursor werd ingeschakeld.
In de modus Cursor beweegt het beeld niet mee met het vaartuig.
U kunt op het beeld inzoomen en de camera in iedere richting
draaien door te slepen op het scherm.
De modus Cursor omvat de cursorfuncties beschreven in "De cursor
gebruiken op een 3D beeld" op pagina 95.
96
3D sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
Weergave van vissen
Wanneer objecten worden geïdentificeerd in de waterkolom,
worden ze weergegeven als clusters van stippen. De kleur
correspondeert met de dichtheid van het doel, en de kleuren van
de punten worden automatisch aangepast aan het gekozen palet.
Beeldgeschiedenis weergeven
Het gemarkeerde deel van de geschiedenisbalk toont het beeld dat
u op dat moment bekijkt ten opzichte van de gehele opgeslagen
beeldgeschiedenis.
De geschiedenisbalk wordt standaard weergegeven als de cursor
actief is. U kunt de geschiedenisbalk uitschakelen, deze altijd
bovenin het scherm laten staan of hem alleen laten verschijnen als
de cursor actief is. Zie "Live historie wissen" op pagina 99.
De geschiedenisbalk staat bovenin het scherm van 3D beelden.
U kunt de beeldgeschiedenis verschuiven door het beeld te slepen,
of door het gemarkeerde gebied in de geschiedenisbalk te slepen.
Om verder te scrollen door de huidige gegevens selecteert u optie
Cursor wissen of drukt u op de Exit-toets.
Het beeld instellen
Bron
Ú
Notitie: Alleen beschikbaar als er meerdere bronnen met
dezelfde mogelijkheden beschikbaar zijn.
Hiermee geeft u de bron voor het beeld in het geselecteerde
paneel op.
U kunt meerdere bronnen tegelijk weergeven met behulp van een
gesplitst paneel. De menu-opties voor elk paneel werken
onafhankelijk van elkaar.
Ú
Notitie: Het gebruik van meerdere transducers op hetzelfde
frequentiebereik kan interferentie veroorzaken.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de HDS Live voor
informatie over het instellen van bronnen.
3D sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
97
Bereik
De bereikinstellingen bepalen de afstand tot de linker- en
rechterzijde van het midden.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
Een handmatig vooraf ingesteld bereikniveau selecteren vanuit het
menu.
Auto bereik
Bij gebruik van Auto bereik geeft het systeem automatisch het
volledige bereik van het wateroppervlak tot de bodem weer.
Auto is de voorkeursinstelling wanneer u vis zoekt.
Selecteer de optie Bereik, en selecteer vervolgens optie Auto in het
menu.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Ú
Notitie: We raden u aan om de optie Auto contrast te
gebruiken.
Paletten
Voor het instellen van het kleurenpalet van het beeld.
Geavanceerde opties
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken. Deze optie
reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van de
ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Het beeld links/rechts omkeren
Indien nodig kan de linker-/rechterkant van het beeld worden
omgekeerd om overeen te komen met de richting van de installatie
van de transducer.
98
3D sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
Verticale verbetering
Deze optie rekt de gegevens uit, zodat de verschillen tussen diepten
groter worden op het paneel. Hierdoor ziet u de veranderingen in
diepte in relatief ondiepe gebieden.
Doelgevoeligheid
Met deze instelling kunt u de hoeveelheid en de intensiteit van de
punten die zijn opgenomen in de waterkolom aanpassen. Zet deze
instelling lager wanneer u minder ruis of ongewenste dingen wilt
zien, en zet deze hoger als u meer informatie wilt weergeven.
De optie Auto past automatisch de instellingen aan tot het optimale
niveau. Auto-gevoeligheid kan worden afgesteld (+/-) op uw
voorkeur met behoud van de auto-gevoeligheidsfunctionaliteit.
Meer opties
Sonar stoppen
Wanneer deze optie is geselecteerd stopt de sonar met pingen. U
kunt de optie wanneer u wilt gebruiken om de sonar uit te
schakelen zonder de unit zelf uit te schakelen.
Live historie wissen
Hiermee worden de bestaande live historiegegevens van het
scherm gewist en worden alleen de meest recent gegevens
getoond.
Beeld vergrendelen
Als deze optie is ingeschakeld behoud de camera de ingestelde
relatieve rotatie van het vaartuig. Als u bijvoorbeeld naar de
stuurboordzijde van het schip draait, blijft de camera draaien om
het beeld vanaf stuurboord te behouden wanneer het vaartuig
draait.
3D sonar | HDS Live Gebruikershandleiding
99
SpotlightScan
Om de functie SpotlightScan te kunnen gebruiken moet de
SpotlightScan transducer op uw trollingmotor zijn bevestigd, en
moet de bijbehorende positiesensor voor de trollingmotor zijn
bevestigd op het voetpedaal van de trollingmotor. De functie
SpotlightScan kan structuren en visdoelen voor en rond de boot
weergeven zonder deze plekken te verstoren voordat u de kans
hebt gehad om ze te bevissen. De positiesensor van de
trollingmotor zorgt ervoor dat de signalen van de SpotlightScan
overeenkomen met de richting van de trollingmotor. Raadpleeg
voor installatie-instructies de installatiehandleiding van de
SpotlightScan.
De SpotlightScan transducer kan worden gebruikt voor
SpotlightScan imaging, DownScan imaging, of als een
conventionele breedband/CHIRP-transducer.
De SpotlightScan transducer werkt samen met de meeste
MotorGuide- en Minn Kota trollingmotoren met kabelbesturing. De
scansnelheid wordt bepaald door de snelheid van de rotaties met
het voetpedaal van de trollingmotor.
Het SpotlightScan beeld
A Waterkolom
12
100
SpotlightScan | HDS Live Gebruikershandleiding
B Bodem
C Dubbele scanbundels
Het beeld zoomen
U kunt het beeld zoomen door:
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
• de toetsen +/- te gebruiken
Het zoomniveau wordt linksonder op het beeld getoond.
SpotlightScan instellen
De koerssensor van de trollingmotor kalibreren
U moet de koerssensor kalibreren met het voetpedaal van de
trollingmotor.
1. In het dialoogvenster Apparatenlijst selecteert u de koerssensor
(SLS-100)
2. Selecteer Kalibreren in het dialoogvenster Apparaatgegevens
3. Selecteer het voetpedaal van de trollingmotor
4. Selecteer Kalibreren
5. Selecteer OK in het bevestigingsvenster.
SpotlightScan | HDS Live Gebruikershandleiding
101
Het SpotlightScan beeld uitlijnen
U moet het SpotlightScan beeld uitlijnen met de richting waarin de
trollingmotor wijst. Als het beeld niet correct is uitgelijnd met de
trollingmotor, komt de oriëntatie van het beeld niet overeen met de
onderwateromgeving onder uw boot.
1. Plaats uw trollingmotor zo dat deze recht vooruit wijst
2. Selecteer de menuoptie Positie-aanpassing
3. Verschuif de schuifbalk voor Positie-aanpassing zo dat de
bovenkant van de V in het beeld in het midden bovenin het
paneel staat.
Ú
Notitie: De V in het beeld vertegenwoordigt de bundels van de
SpotlightScan transducer. Het brede uiteinde van de V dient te
worden uitgelijnd in de richting waarin de trollingmotor wijst.
Ú
Notitie: Gebruik de pijlindicator bovenop de trollingmotor niet
als richtingwijzer, want deze is mogelijk niet goed uitgelijnd
met de trollingmotor.
Het beeld instellen
Bron
Ú
Notitie: Alleen beschikbaar als er meerdere bronnen met
dezelfde mogelijkheden beschikbaar zijn.
Hiermee geeft u de bron voor het beeld in het geselecteerde
paneel op.
U kunt meerdere bronnen tegelijk weergeven met behulp van een
gesplitst paneel. De menu-opties voor elk paneel werken
onafhankelijk van elkaar.
Ú
Notitie: Het gebruik van meerdere transducers op hetzelfde
frequentiebereik kan interferentie veroorzaken.
102
SpotlightScan | HDS Live Gebruikershandleiding
Raadpleeg de installatiehandleiding van de HDS Live voor
informatie over het instellen van bronnen.
Bereik
U kunt instellen hoeveel van het gebied rond uw boot op het
scherm wordt weergegeven, door het bereik groter of kleiner te
maken.
Frequentie
SpotlightScan kan met 800 kHz of 455 kHz worden gebruikt. 800 kHz
geeft de hoogste resolutie en een kleiner bereik. 455 kHz geeft het
grootste bereik, maar met een lagere resolutie.
Contrast
Het contrast bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en
donkere gebieden van het scherm. Dit maakt het gemakkelijker om
onderwerpen te onderscheiden van de achtergrond.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten.
Bekijken
U kunt kiezen tussen SpotlightScan en DownScan.
Geavanceerde opties
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken. Deze optie
reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van de
ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Positie-aanpassing
Hiermee lijnt u het SpotlightScan beeld uit met de richting waarin
de trollingmotor wijst. Zie "Het SpotlightScan beeld uitlijnen" op pagina 102.
SpotlightScan | HDS Live Gebruikershandleiding
103
Meer opties
Sonar stoppen
Wanneer deze optie is geselecteerd stopt de sonar met pingen. U
kunt de optie wanneer u wilt gebruiken om de sonar uit te
schakelen zonder de unit zelf uit te schakelen.
Vooruit kijken
Selecteer deze optie om de bovenste helft van het beeld groot te
maken op het display, voor een beter zicht op wat zich voor u
bevindt.
Tips voor het gebruik van SpotlightScan
• Zorg dat de trollingmotor kabel zonder kronkels of lussen loopt,
om vervorming van het beeld te voorkomen.
• Laat de trollingmotor met een langzame, constante snelheid
draaien om de beste resultaten te bereiken.
• Door het bereik kleiner te maken, wordt de waterkolom groter,
wat het beste zicht geeft op visactiviteit onder de boot.
104
SpotlightScan | HDS Live Gebruikershandleiding
StructureMap
Over StructureMap
Met de functie StructureMap kunnen SideScan beelden uit een
SideScan bron op de kaart worden geprojecteerd. Dit maakt het
gemakkelijker om de onderwateromgeving ten opzichte van uw
positie te visualiseren en SideScan beelden te duiden.
Het StructureMap beeld
StructureMap kan als overlay op uw kaartpaneel worden
weergegeven. Als de StructureMap overlay geselecteerd is, wordt
het kaartmenu uitgebreid met de StructureMap opties.
In het onderstaande voorbeeld ziet u een kaartpaneel met een
structuuroverlay, gecombineerd met een traditioneel SideScan
paneel.
StructureMap bronnen
Er kunnen twee bronnen gebruikt worden om Structure-logs als
overlay op de kaarten weer te geven, maar er kan slechts een
tegelijk bekeken worden:
• Live gegevens: wordt gebruikt wanneer SideScan gegevens
beschikbaar zijn
13
StructureMap | HDS Live Gebruikershandleiding
105
• Opgeslagen bestanden: opgenomen StructureScan gegevens
(*.sl2 of *.sl3) die zijn geconverteerd naar StructureMap indeling
(*.smf)
Live gegevens
Als live data zijn geselecteerd, wordt de SideScan beeldhistorie
getoond als een spoor achter het vaartuigpictogram. De lengte van
dit spoor hangt af van het beschikbare geheugen in de unit en de
bereikinstellingen. Als het geheugen vol raakt, worden de oudste
gegevens automatisch verwijderd en nieuwe gegevens
toegevoegd. Als u het zoekbereik vergroot, wordt de pingsnelheid
van de SideScan transducer verlaagd, maar worden de breedte en
lengte van de beeldhistorie verhoogd.
Ú
Notitie: In Live-modus worden geen gegevens opgeslagen. Als
de unit wordt uitgeschakeld, worden alle recente gegevens
gewist.
Opgeslagen bestanden
De modus Opgeslagen wordt gebruikt om StructureMap bestanden
te bekijken en te controleren, en om het vaartuig op specifieke
interessante locaties op een eerder gescand gebied te positioneren.
Als er geen SideScan bronnen beschikbaar zijn, kunnen opgeslagen
bestanden worden gebruikt.
Als deze modus geselecteerd is, wordt het StructureMap bestand
als overlay op de kaart getoond, op basis van de positie-informatie
in het bestand.
Als de kaartschaal groot is, wordt het StructureMap gebied
afgebakend aangegeven totdat het bereik groot genoeg is om
structuurgegevens weer te geven.
Ú
Notitie: Als opgeslagen bestanden worden gebruikt als bron,
worden alle StructureMap bestanden weergegeven die zich op
het opslagapparaat en in het interne systeemgeheugen
bevinden. Als er meer dan een StructureMap van hetzelfde
gebied bestaat, overlappen de beelden elkaar en is de kaart
minder overzichtelijk. Als er meerdere logs van hetzelfde gebied
nodig zijn, moeten de kaarten op aparte opslagapparaten
worden geplaatst.
106
StructureMap | HDS Live Gebruikershandleiding
StructureMap tips
• Als u langere structuren (zoals een wrak e.d.) in kaart wilt
brengen, vaar er dan niet overheen, maar stuur de boot zo dat de
structuur aan de linker- of rechterkant van uw vaartuig ligt.
• Voorkom overlapping van geschiedenissporen bij het maken van
een zij-aan-zij scan van een gebied.
StructureMaps gebruiken met
topografische kaarten
Met StructureMap kunt u de volledige kaartcapaciteit behouden.
Het kan zowel gebruikt worden met vooraf geladen cartografie als
met elektronische kaarten van Navionics, Insight en mediakaarten
van andere merken die compatibel zijn met het systeem.
Wanneer u StructureMap gebruikt met mediakaarten, kopieert u de
StructureMap (.smf )-bestanden naar het interne geheugen van de
unit. Wij raden u aan om kopieën van StructureMap-bestanden op
externe mediakaarten te bewaren.
Structuuropties
U kunt de StructureMap instellingen aanpassen in het menu
Structuuropties. Het menu is beschikbaar als Structuuroverlay is
ingeschakeld.
Niet alle opties zijn beschikbaar als opgeslagen StructureMap
bestanden worden gebruikt als bron. Niet-beschikbare opties
worden grijs weergegeven.
Bereik
Hiermee stelt u het zoekbereik in.
Transparantie
Hiermee stelt u de doorzichtigheid van de structuuroverlay in. Met
minimale transparantie zullen de kaartdetails vrijwel verborgen zijn
door de StructureMap-overlay.
Paletten
Voor het instellen van het kleurenpalet van het beeld.
StructureMap | HDS Live Gebruikershandleiding
107
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Waterkolom
Toont/verbergt de waterkolom in de Live-modus.
Indien uitgeschakeld, zijn scholen aasvissen mogelijk niet zichtbaar
op het SideScan-beeld.
Indien ingeschakeld, kan de nauwkeurigheid van het SideScan-
beeld op de kaart beïnvloed worden door de waterdiepte.
Frequentie
Stelt de transducerfrequentie in die wordt gebruikt door de unit.
800 kHz geeft de beste resolutie, maar 455 kHz heeft meer
dieptewerking en een groter bereik.
Live historie wissen
Hiermee worden de bestaande live historiegegevens van het
scherm gewist en worden alleen de meest recent gegevens
getoond.
Sonargegevens loggen
Geeft het dialoogvenster Sonar loggen weer.
Bron
Selecteert de StructureMap-bron.
108
StructureMap | HDS Live Gebruikershandleiding
Infopanelen
Infopanelen
Deze panelen bestaan uit meerdere meters – analoog, digitaal en
balk – die zijn gerangschikt op dashboards.
Dashboards
U kunt maximaal tien dashboards definiëren. Een aantal
dashboardstijlen zijn vooraf gedefinieerd.
U kunt wisselen tussen de dashboards door de pijlknoppen naar
links en naar rechts te selecteren op het paneel. U kunt het
dashboard ook selecteren in het menu.
Vaartuig dashboard
Navigatie dashboard
Visser dashboard
Ú
Notitie: U kunt aanvullende dashboards activeren in het menu
als er andere systemen op het netwerk aanwezig zijn.
Het paneel aanpassen
U kunt het paneel aanpassen door:
• De gegevens voor elk van de meters in het dashboard te
wijzigen
• De lay-out van het dashboard te wijzigen
• Nieuwe dashboards toe te voegen en te verwijderen
U kunt ook limieten voor de analoge meters instellen.
Alle bewerkingsopties zijn beschikbaar in het paneelmenu.
Beschikbare bewerkingsopties zijn afhankelijk van de
gegevensbronnen die op het systeem aangesloten zijn.
14
Infopanelen | HDS Live Gebruikershandleiding
109
Video
Met de videofunctie kunt u video's of camerabronnen op het
scherm van uw systeem weergeven.
Ú
Notitie: De videobeelden worden niet gedeeld vanaf het
Ethernet-netwerk. U kunt de videobeelden alleen weergeven
op de unit waarop de videobron is aangesloten.
Het videopaneel
U kunt een videopaneel instellen als een enkelvoudig paneel of als
een van de panelen op een pagina met meerdere panelen.
Het videobeeld wordt proportioneel aangepast zodat het in het
videopaneel past. Gebieden die niet worden bedekt door het beeld
zijn zwart.
Het videopaneel instellen
Videobron
De unit ondersteunt twee video-ingangskanalen.
U kunt selecteren of u één videokanaal wilt zien, of dat u het beeld
tussen beschikbare videocamera's wilt laten rondgaan.
Videobron
Deze unit ondersteunt NTSC en PAL video. Ga na wat de plaatselijke
videostandaard of de standaard van uw camera's is.
Aanpassen van het videobeeld
U kunt het videobeeld optimaliseren door het aanpassen van de
videoinstellingen. De instellingen worden afzonderlijk aangepast
voor elke videobron.
15
110
Video | HDS Live Gebruikershandleiding
Spiegelen van het videobeeld
Videoinvoer kan worden ingesteld voor het tonen van een
spiegelbeeld. Deze instelling kan handig zijn voor achterwaarts
gerichte camera's die gebruikt worden voor het achteruitvaren van
het vaartuig.
Video | HDS Live Gebruikershandleiding
111
Stuurautomaat trollingmotor
Veilige bediening met de stuurautomaat
Waarschuwing: Een stuurautomaat is een handig
hulpmiddel bij het navigeren, maar kan een menselijke
navigator NIET vervangen.
Waarschuwing: Zorg dat de stuurautomaat voor
gebruik correct geïnstalleerd, in bedrijf gesteld en
gekalibreerd is.
Ú
Notitie: Om veiligheidsredenen moet een fysieke standby-knop
beschikbaar zijn.
Gebruik geen automatische besturing:
• Bij druk verkeer of in smalle wateren
• Bij slecht zicht of extreme zeecondities
• Wanneer in het gebied een verbod op het gebruik van
stuurautomaten van kracht is
Bij gebruik van een stuurautomaat:
• Laat het roer niet onbeheerd achter
• Plaats geen magnetisch materiaal of apparatuur in de buurt van
de koerssensor die door het stuurautomaatsysteem wordt
gebruikt
• Controleer met regelmatige tussenpozen de koers en positie van
het vaartuig
• Schakel de stuurautomaat altijd naar standby en verminder tijdig
de snelheid om gevaarlijke situaties te vermijden
Stuurautomaatalarmen
Om veiligheidsredenen is het raadzaam om alle
stuurautomaatalarmen in te schakelen bij het gebruik van de
stuurautomaat.
Ga voor meer informatie naar "Menu Alarms (Alarmen)" op pagina 194.
16
112
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live
Gebruikershandleiding
Actieve stuurautomaat selecteren
Als zowel een stuurautomaat-computer als een trollingmotor is
geconfigureerd voor MFD-bediening, kan slechts een van de units
tegelijk actief zijn.
Knoppen voor beide stuurautomaten worden weergegeven in de
systeembalk.
Activeer een stuurautomaat door de betreffende knop te selecteren
op de menubalk en selecteer vervolgens de schakelknop in de
stuurautomaatcontroller.
De stuurautomaatcontroller voor de
trollingmotor
A Bedieningsbalk
B Stuurautomaatcontroller, uitgeschakeld
C Stuurautomaatcontroller, ingeschakeld
D Modusindicatie
E Lijst met beschikbare modi
F Knop Opnemen/opslaan
G Modusafhankelijke informatie
H Modusafhankelijke knoppen
I Knop Inschakelen/Standby
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live Gebruikershandleiding
113
Wanneer de stuurautomaat-controller het actieve paneel is, ziet u
een rand rond het paneel.
Ú
Notitie: De stuurautomaatcontroller kan ook worden
geactiveerd via het dialoogvenster Systeem regelingen.
Inschakelen en uitschakelen van de
stuurautomaat
De stuurautomaat inschakelen
• Selecteer de gewenste modus met de knop
De stuurautomaat wordt ingeschakeld in de geselecteerde modus
en de stuurautomaatcontroller geeft de opties voor de actieve
modus weer.
De stuurautomaat uitschakelen.
• Selecteer de knop Standby
Wanneer de stuurautomaat in standby staat, moet u de boot
handmatig sturen.
Indicatie stuurautomaat
De stuurautomaat-informatiebalk toont informatie van de
stuurautomaat. De balk wordt weergegeven op alle pagina’s, als de
stuurautomaat in een actieve modus staat. In het instellingsvenster
Stuurautomaat kunt u instellen dat de balk is uitgeschakeld als de
stuurautomaat in de modus Standby staat.
Stuurautomaatmodi
De stuurautomaat heeft verschillende stuurmodi.
114
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live
Gebruikershandleiding
Ankermodi
In deze modi houdt de trollingmotor het vaartuig op de
geselecteerde locatie.
Ú
Notitie: In de ankermodus kan de oriëntatie van uw vaartuig
worden beïnvloed door wind of stromingen.
De volgende ankeropties zijn beschikbaar:
Cursor
Navigeert naar de cursorpositie en houdt het vaartuig op die positie.
Waypoint
Navigeert naar het geselecteerde waypoint en houdt het vaartuig
op die positie.
Hier
Houdt het vaartuig op de huidige positie.
Positie wijzigen in ankermodus
Gebruik de pijlknoppen om de positie van het vaartuig te wijzigen
wanneer u in de ankermodus bent. Met elke druk op de knop wordt
de ankerpositie 1,5 m (5 ft) in de gekozen richting verplaatst.
Koers vastzetten-modus
In deze modus wordt de boot automatisch volgens een ingestelde
koers gestuurd door de stuurautomaat.
Wanneer de modus wordt geactiveerd, selecteert de stuurautomaat
de huidige kompaskoers als ingestelde koers.
Ú
Notitie: In deze modus wordt eventuele drift veroorzaakt door
stroming en/of wind (W) niet door de stuurautomaat
gecompenseerd.
De ingestelde koers wijzigen
• Selecteer een bakboord- of stuurboordknop
Er vindt direct een koerswijziging plaats. De koers wordt
aangehouden totdat er een nieuwe koers wordt ingesteld.
W
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live Gebruikershandleiding
115
De modus NAV
Waarschuwing: De NAV-modus mag alleen in open
water gebruikt worden.
Voordat u de modus NAV inschakelt, moet u een route navigeren of
in de richting van een waypoint navigeren.
In de NAV-modus kunt u het vaartuig met de stuurautomaat
automatisch naar een bepaalde waypoint-locatie of langs een
vooraf gedefinieerde route sturen. De positie-informatie wordt
gebruikt voor het wijzigen van de te varen koers om de boot op de
track-lijn te houden en naar het bestemmingswaypoint te leiden.
Bij aankomst op de bestemming schakelt de stuurautomaat over
naar de geselecteerde aankomstmodus. Het is belangrijk om een
aankomstmodus te kiezen die past bij uw navigatiebehoeften
voordat NAV-modus wordt geactiveerd. Zie "Aankomstmodus" op
pagina 120.
Opties NAV-modus
In de NAV-modus zijn de volgende knoppen beschikbaar in de
stuurautomaat-controller:
Opnieuw starten
Start de navigatie opnieuw vanaf de huidige locatie van het
vaartuig.
Overslaan
Het actieve waypoint wordt overgeslagen en er wordt koers gezet
naar het volgende waypoint. Deze optie is alleen beschikbaar
tijdens het navigeren van een route met meer dan één waypoint
tussen de positie van het vaartuig en het einde van de route.
116
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live
Gebruikershandleiding
Sturen met wendpatroon
Het systeem bevat een aantal automatische wendpatronen.
Als u een wendpatroon activeert, maakt het systeem tijdelijke
waypoints voor de wending.
Het laatste waypoint van de wending is het eindwaypoint. Als het
vaartuig het eindwaypoint heeft bereikt, wordt het in
aankomstmodus geschakeld. Zie "Aankomstmodus" op pagina 120.
Een wending starten
• Selecteer de bakboord- of stuurboordknop
Wendvariabelen
De wendpatronen hebben instellingen die u kunt aanpassen
voordat u een wending start, of op elk gewenst moment wanneer
de boot aan het wenden is.
U-bocht
Wijzigt de huidige ingestelde koers met 180°.
Wendvariabele:
• Wendradius
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live Gebruikershandleiding
117
C-bocht
Met deze optie gaat de boot in een cirkel varen.
Wendvariabele:
• Wendradius
• Aantal graden om te draaien
Spiraal
Hiermee maakt het vaartuig een spiraalbeweging in een steeds
groter of kleiner wordende radius.
Wendvariabelen:
• Initiële radius
• Radiusverandering per lus
• Aantal lussen
Zigzag
Met deze optie zorgt u ervoor dat de boot in een zigzagpatroon
gaat varen.
Wendvariabelen:
• Koersverandering per etappe
• Etappeafstand
• Aantal etappes
Vierkant
Stuurt het vaartuig in een vierkant patroon, waarbij koerswendingen
van 90° worden gemaakt.
Wendvariabele:
• Etappeafstand
• Aantal etappes
S-bocht
Met deze optie giert het vaartuig langs de hoofdkoers.
Wendvariabelen:
• Wendradius
• Koerswijziging
• Aantal etappes
118
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live
Gebruikershandleiding
Snelheidsregeling trollingmotor
De stuurautomaat kan in de Koers vastzetten-modus, in de NAV-
modus en tijdens het sturen in wendpatronen de snelheid van de
trollingmotor regelen.
De ingestelde doelsnelheid wordt weergegeven in de
stuurautomaatcontroller.
Er zijn twee manieren om de doelsnelheid van de trollingmotor te
regelen:
• Propellorsnelheid, ingesteld als een percentage van het
vermogen (A)
• Kruissnelheid (B)
U kunt wisselen tussen de opties door het snelheidspictogram te
selecteren.
De snelheid wordt in vooraf ingestelde stappen verhoogd/verlaagd
met de plus- en minknoppen. De snelheid kan ook handmatig
worden ingesteld door het veld snelheid (C) te selecteren.
Een trail opnemen en opslaan
Een trail kan vanuit de stuurautomaatcontroller worden opgeslagen
als een route. Als Trail opnemen is uitgeschakeld, kan de functie
worden ingeschakeld vanaf de stuurautomaatcontroller.
Raadpleeg "Waypoints, routes en trails" op pagina 56 voor meer
informatie.
Stuurautomaat instellingen
Het instellingsvenster Stuurautomaat is afhankelijk van welke
stuurautomaatcomputer op het systeem is aangesloten. Als er meer
dan één stuurautomaat is aangesloten, toont het instellingsvenster
Stuurautomaat de opties voor de actieve stuurautomaat.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live Gebruikershandleiding
119
Kaartkompas
Selecteer om een kompassymbool rond uw boot weer te geven op
het kaartpaneel. Het kompassymbool staat uit als de cursor actief is
op het paneel.
Actieve stuurautomaat selecteren
Hiermee selecteert u of de stuurautomaatcontroller de
trollingmotor of de buitenboordmotor(en) bedient.
Stuurautomaatbalk automatisch verbergen
Bepaalt of de gegevensbalk van de stuurautomaat wordt getoond
wanneer de stuurautomaat is ingesteld op Standby.
Aankomstmodus
De stuurautomaat schakelt van de navigatiemodus naar de
geselecteerde aankomstmodus wanneer het vaartuig de
bestemming bereikt.
Standby
De stuurautomaat wordt uitgeschakeld. De trollingmotor wordt
bediend met een handheld afstandsbediening of met een
voetpedaal.
Koers vastzetten
In deze modus wordt de laatste koers van het vaartuig vergrendeld
en aangehouden.
Anker
Ankert het vaartuig op de plaats van bestemming.
120
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live
Gebruikershandleiding
Ankerpunten instellen
De trollingmotor kan een aantal ankerpunten opslaan, gemarkeerd
met het voorvoegsel MTG. Ankerpunten in de trollingmotor worden
weergegeven in het dialoogvenster Ankerpunt.
Deze MTG-ankerpunten worden als waypoint opgeslagen in het
MFD-systeem. De positie van een MTG-ankerpunt kan opnieuw
worden ingesteld op een bestaand waypoint of op de huidige
positie van het vaartuig.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Live Gebruikershandleiding
121
Buitenboord stuurautomaat
Veilige bediening met de stuurautomaat
Waarschuwing: Een stuurautomaat is een handig
hulpmiddel bij het navigeren, maar kan een menselijke
navigator NIET vervangen.
Waarschuwing: Zorg dat de stuurautomaat voor
gebruik correct geïnstalleerd, in bedrijf gesteld en
gekalibreerd is.
Ú
Notitie: Om veiligheidsredenen moet een fysieke standby-knop
beschikbaar zijn.
Gebruik geen automatische besturing:
• Bij druk verkeer of in smalle wateren
• Bij slecht zicht of extreme zeecondities
• Wanneer in het gebied een verbod op het gebruik van
stuurautomaten van kracht is
Bij gebruik van een stuurautomaat:
• Laat het roer niet onbeheerd achter
• Plaats geen magnetisch materiaal of apparatuur in de buurt van
de koerssensor die door het stuurautomaatsysteem wordt
gebruikt
• Controleer met regelmatige tussenpozen de koers en positie van
het vaartuig
• Schakel de stuurautomaat altijd naar standby en verminder tijdig
de snelheid om gevaarlijke situaties te vermijden
Stuurautomaatalarmen
Om veiligheidsredenen is het raadzaam om alle
stuurautomaatalarmen in te schakelen bij het gebruik van de
stuurautomaat.
Ga voor meer informatie naar "Menu Alarms (Alarmen)" op pagina 194.
17
122
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live
Gebruikershandleiding
Actieve stuurautomaat selecteren
Als zowel een stuurautomaat-computer als een trollingmotor is
geconfigureerd voor MFD-bediening, kan slechts een van de units
tegelijk actief zijn.
Knoppen voor beide stuurautomaten worden weergegeven in de
systeembalk.
Activeer een stuurautomaat door de betreffende knop te selecteren
op de menubalk en selecteer vervolgens de schakelknop in de
stuurautomaatcontroller.
De stuurautomaatcontroller voor de
buitenboordmotoren
A Bedieningsbalk
B Stuurautomaatcontroller, uitgeschakeld
C Stuurautomaatcontroller, ingeschakeld
D Modusindicatie
E Modusknoppen
F Knop Bochten
G Modusafhankelijke knoppen
H Knop Standby
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live Gebruikershandleiding
123
Wanneer de stuurautomaat-controller het actieve paneel is, ziet u
een rand rond het paneel.
Ú
Notitie: De stuurautomaatcontroller kan ook worden
geactiveerd via het dialoogvenster Systeem regelingen.
Inschakelen en uitschakelen van de
stuurautomaat
De stuurautomaat inschakelen
• Selecteer de gewenste modus met de knop
De stuurautomaat wordt ingeschakeld in de geselecteerde modus
en de stuurautomaatcontroller geeft de opties voor de actieve
modus weer.
De stuurautomaat uitschakelen.
• Selecteer de knop Standby
Wanneer de stuurautomaat in standby staat, moet u de boot
handmatig sturen.
Indicatie stuurautomaat
De stuurautomaat-informatiebalk toont informatie van de
stuurautomaat. De balk wordt weergegeven op alle pagina’s, als de
stuurautomaat in een actieve modus staat. In het instellingsvenster
Stuurautomaat kunt u instellen dat de balk is uitgeschakeld als de
stuurautomaat in de modus Standby staat.
124
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live
Gebruikershandleiding
Stuurautomaatmodi
De stuurautomaat heeft verschillende stuurmodi. Het aantal modi
en functies binnen een bepaalde modus is afhankelijk van de
stuurautomaatcomputer, het boottype en de beschikbare
ingangen.
Modus Non-Follow-Up (NFU)
In deze modus worden de bakboord- en stuurboordknoppen
gebruikt om het roer te bedienen.
Selecteer de NFU-modus door op de bakboord- of stuurboordknop
te drukken wanneer de stuurautomaat zich in standby bevindt.
De roerstand wijzigen
• Selecteer een bakboord- of stuurboord-knop.
Het roer beweegt zolang u de knop ingedrukt houdt.
Modus Koers vasthouden (A)
In deze modus wordt de boot automatisch volgens een ingestelde
koers gestuurd door de stuurautomaat.
Wanneer de modus wordt geactiveerd, selecteert de stuurautomaat
de huidige kompaskoers als ingestelde koers.
Ú
Notitie: In deze modus wordt eventuele drift veroorzaakt door
stroming en/of wind (W) niet door de stuurautomaat
gecompenseerd.
De ingestelde koers wijzigen
• Selecteer een bakboord- of stuurboordknop
Er vindt direct een koerswijziging plaats. De koers wordt
aangehouden totdat er een nieuwe koers wordt ingesteld.
W
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live Gebruikershandleiding
125
De modus Geen drift
In de modus Geen drift wordt de boot langs een berekende tracklijn
vanaf de huidige positie in een door de gebruiker ingestelde
vaarrichting gestuurd.
Wanneer de modus Geen drift is geactiveerd, tekent de
stuurautomaat een onzichtbare track-lijn op basis van de huidige
vaarrichting vanuit de positie van het vaartuig. De stuurautomaat
berekent aan de hand van de positiegegevens de
koersafwijkingsafstand en houdt automatisch de berekende track
aan.
Ú
Notitie: Als de boot van de oorspronkelijke tracklijn afdrijft door
stroming en/of wind (W), volgt het vaartuig de lijn als een krab.
De ingestelde track-lijn wijzigen
• Selecteer een bakboord- of stuurboordknop
De modus NAV
Waarschuwing: De NAV-modus mag alleen in open
water gebruikt worden.
Voordat u de modus NAV inschakelt, moet u een route navigeren of
in de richting van een waypoint navigeren.
In de NAV-modus kunt u het vaartuig met de stuurautomaat
automatisch naar een bepaalde waypoint-locatie of langs een
vooraf gedefinieerde route sturen. De positie-informatie wordt
gebruikt voor het wijzigen van de te varen koers om de boot op de
track-lijn naar het bestemmingswaypoint te houden.
Ú
Notitie: Zie "Navigeren" op pagina 66 voor meer informatie over
navigatie.
W
126
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live
Gebruikershandleiding
Opties NAV-modus
In de NAV-modus zijn de volgende knoppen beschikbaar in de
stuurautomaat-controller:
Opnieuw starten
Start de navigatie opnieuw vanaf de huidige locatie van het
vaartuig.
Overslaan
Het actieve waypoint wordt overgeslagen en er wordt koers gezet
naar het volgende waypoint. Deze optie is alleen beschikbaar
tijdens het navigeren van een route met meer dan één waypoint
tussen de positie van het vaartuig en het einde van de route.
Annuleren
Annuleert de actieve navigatie en deselecteert de huidige route of
waypoint-navigatie. De stuurautomaat is overgeschakeld naar de
modus Koers vasthouden, waardoor het vaartuig naar de koers
wordt gestuurd die actief was toen de knop Annuleren werd
gekozen.
Ú
Notitie: Dit wijkt af van het selecteren van Standby, waarbij de
huidige navigatie niet wordt gestopt.
Wenden in de modus NAV
Zodra de boot een waypoint bereikt, geeft de stuurautomaat een
geluidssignaal en verschijnt er een dialoogvenster met de nieuwe
koersgegevens.
Er is een limiet voor de maximaal toegestane automatische
koerswijziging op de route naar het volgende waypoint:
• Als de vereiste koerswijziging naar het volgende waypoint kleiner
is dan de limiet van de koerswijziging, wijzigt de stuurautomaat
de koers automatisch
• Als de vereiste koerswijziging naar het volgende waypoint groter
is dan de ingestelde limiet, wordt u gevraagd te controleren of
de nieuwe koerswijziging acceptabel is. Als de draai niet wordt
geaccepteerd, blijft het vaartuig de ingestelde vaarrichting
volgen.
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live Gebruikershandleiding
127
De limietinstelling voor de koerswijziging is afhankelijk van de
stuurautomaatcomputer. Raadpleeg de documentatie van de
stuurautomaatcomputer.
Wendpatronen
Het systeem beschikt over een aantal automatische wendpatronen
wanneer de stuurautomaat in de automatische modus staat. Het
aantal wendpatronen hangt af van stuurautomaatcomputer.
Ú
Notitie: Wendpatronen zijn niet beschikbaar als het boottype is
ingesteld op Zeilboot.
Een wending starten
• Selecteer de bakboord- of stuurboordknop
Wendvariabelen
Alle wendpatronen, behalve de U-bocht, kunnen worden aangepast
voordat u een wending start of op ieder gewenst moment tijdens
het wenden.
U-bocht
Wijzigt de huidige ingestelde koers met 180°.
De draaisnelheid is gelijk aan de instelling Draaisnelheid.
C-bocht
Met deze optie gaat de boot in een cirkel varen.
Wendvariabele:
128
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live
Gebruikershandleiding
• Stuur snelheid. Door de waarde te verhogen maakt het vaartuig
een kleinere cirkel.
Spiraal
Hiermee maakt het vaartuig een spiraalbeweging in een steeds
groter of kleiner wordende radius.
Wendvariabelen:
• Initiële radius
• Wijziging/wending. Als deze waarde is ingesteld op nul, draait de
boot in een cirkel. Negatieve waarden geven een afnemende
radius aan; positieve waarden geven een toenemende radius aan
Zigzag
Met deze optie zorgt u ervoor dat de boot in een zigzagpatroon
gaat varen.
Wendvariabelen:
• Koerswijziging
• Etappeafstand
Vierkant
Stuurt het vaartuig in een vierkant patroon, waarbij koerswendingen
van 90° worden gemaakt.
Wendvariabele:
• Etappeafstand
S-bocht
Met deze optie giert het vaartuig langs de hoofdkoers.
Wendvariabelen:
• Koerswijziging
• Wendradius
Dieptecontouren volgen
Zorgt dat de stuurautomaat een dieptecontour volgt.
Ú
Notitie: DCT wendpatroon is alleen beschikbaar als het systeem
een geldige diepte-invoer heeft.
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live Gebruikershandleiding
129
Waarschuwing: Gebruik het DCT wendpatroon
alleen als de zeebodem daarvoor geschikt is. Gebruik
de functie niet in onrustig water waarbij de diepte
binnen een klein gebied sterk verschilt.
Ú
Notitie: Als er tijdens DCT dieptegegevens verloren gaan,
schakelt de stuurautomaat automatisch over naar de modus
Auto.
Aanbevolen wordt om bij gebruik van DCT het alarm AP
dieptegegevens ontbreken in te schakelen. Als dit alarm is
geactiveerd, gaat een alarm af als de dieptepeiling tijdens DCT
wegvalt.
DCT-wending starten
• Stuur de boot naar de diepte die u wilt volgen en in de richting
van het dieptecontour
• Activeer de automatische modus en selecteer vervolgens Depth
Contour Tracking, terwijl u de dieptepeiling controleert
• Selecteer Bakboord of Stuurboord om het DCT-patroon te starten
en de helling van de bodem aan stuurboordzijde of
bakboordzijde te volgen
130
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live
Gebruikershandleiding
Bakboordoptie
(diepte neemt af aan bakboordzijde)
Stuurboordoptie
(diepte neemt af aan stuurboordzijde)
Wendvariabelen
• Ref. diepte: dit is de referentiediepte voor de DCT-functie. Als
DCT is gestart, leest de stuurautomaat de huidige diepte en
wordt deze diepte ingesteld als de referentiediepte. De
referentiediepte kan worden gewijzigd als de functie actief is
• Diepte gain: deze parameter bepaalt de ratio tussen ingesteld
roer en de afwijking van de geselecteerde dieptecontour. Hoe
hoger de Depth gain-waarde, hoe meer roer er gegeven wordt.
Als de waarde te klein is, zal het lang duren voordat het afdrijven
van de ingestelde dieptecontour gecompenseerd wordt, en zal
de stuurautomaat de boot niet op de geselecteerde diepte
kunnen houden. Als de waarde te groot is, neemt de
overschrijding toe en wordt de sturing instabiel.
• CCA: de CCA is de hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken
van de ingestelde koers. Met deze parameter kunt u de boot met
S-bewegingen rond de referentiediepte laten gieren. Hoe groter
de CCA, hoe meer er gegierd mag worden. Als de CCA is
ingesteld op nul, mag er niet gegierd worden.
Stuurautomaat instellen
Het instellingsvenster Stuurautomaat is afhankelijk van welke
stuurautomaatcomputer op het systeem is aangesloten. Als er meer
dan één stuurautomaat is aangesloten, toont het instellingsvenster
Stuurautomaat de opties voor de actieve stuurautomaat.
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live Gebruikershandleiding
131
Kaartkompas
Selecteer om een kompassymbool rond uw boot weer te geven op
het kaartpaneel. Het kompassymbool staat uit als de cursor actief is
op het paneel.
Actieve stuurautomaat selecteren
Hiermee selecteert u of de stuurautomaatcontroller de
trollingmotor of de buitenboordmotor(en) bedient.
Gegevensbronnen van de stuurautomaat
Zorgt voor automatische en handmatige selectie van
gegevensbronnen voor de stuurautomaat voor de
buitenboordmotor.
Stuurautomaatbalk automatisch verbergen
Bepaalt of de gegevensbalk van de stuurautomaat wordt getoond
wanneer de stuurautomaat is ingesteld op Standby.
Inbedrijfstelling
Deze functie wordt gebruikt om de stuurinrichting van uw boot
(kabelstuurinrichting of hydraulisch stuursysteem) te kalibreren met
de NAC-1.
Ú
Notitie: De stuurautomaat moet in bedrijf worden gesteld voor
eerste gebruik en elke keer nadat de stuurautomaat is
teruggezet op de standaardinstellingen.
Stuurreactie
Hiermee verhoogt of verlaagt u de stuurgevoeligheid. Een laag
responsniveau vermindert de roeractiviteit en geeft een wat lossere
132
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live
Gebruikershandleiding
sturing. Een hoog responsniveau verhoogt de roeractiviteit en geeft
een wat stevigere sturing. Een te hoog reactieniveau zorgt dat de
boot S-bewegingen gaat maken.
Buitenboord stuurautomaat | HDS Live Gebruikershandleiding
133
Simulator
Info over
Met de simulatiefunctie kunt u zien hoe de unit werkt zonder
verbonden te zijn met sensoren of andere apparaten.
Winkelmodus
In deze modus wordt een winkeldemonstratie voor het
geselecteerde gebied weergegeven.
Als u in de winkelmodus op het touchscreen tikt of een toets
indrukt wordt de demonstratie gepauzeerd.
Na een korte pauze wordt de winkelmodus hervat.
Ú
Notitie: De winkelmodus is bedoeld voor demonstraties in de
winkel of showroom.
Simulator bronbestanden
U kunt selecteren welke databestanden de simulator gebruikt. Dit
kunnen vooraf opgenomen gegevensbestanden van uw apparaat
zijn, uw eigen opgenomen logbestanden, of logbestanden op een
op de unit aangesloten opslagapparaat.
18
134
Simulator | HDS Live Gebruikershandleiding
Geavanceerde simulatorinstellingen
Via de instellingen voor de geavanceerde simulator kunt u de
simulator handmatig bedienen.
GPS-bron
Selecteert van waaruit de GPS-gegevens gegenereerd worden.
Snelheid en koers
Wordt gebruikt voor het handmatig invoeren van waarden als de
GPS-bron is ingesteld op Gesimuleerde koers. Anders worden GPS-
gegevens, waaronder snelheid en koers, opgehaald uit het
geselecteerde bronbestand.
Startpositie instellen
Verplaatst uw gesimuleerde vaartuigpositie naar de huidige
cursorpositie.
Ú
Notitie: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de GPS-bron
is ingesteld op Gesimuleerde koers.
Simulator | HDS Live Gebruikershandleiding
135
Radar
Over radar
Er worden verschillende radarsensoren ondersteund.
Welke menuopties beschikbaar zijn hangt af van de radarsensor(en)
die zijn aangesloten op het systeem.
Het radarpaneel
A Oriëntatie
B Bereik
C Vaarrichtingslijn*
D Cursor
E Kompas*
F Afstandsmarkeringen*
G Afstandsringen*
H Cursorpositievenster
* Optionele radarsymbolen
19
136
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
Radarsymbolen kunnen in het radarmenu collectief in-/
uitgeschakeld worden, of individueel zoals beschreven in Paneel
Radarinstellingen.
Dubbele radar
U kunt verbinding maken met twee willekeurige ondersteunde
radars en beide radarbeelden tegelijkertijd bekijken.
Ú
Notitie: Op Broadband Radar zal bij de meeste bereiken
interferentie te zien zijn als een puls- of Halo radar en een
Broadband radar tegelijkertijd uitzenden vanaf dezelfde boot.
We raden u aan om met één radar tegelijk uit te zenden. Zend
bijvoorbeeld met Broadband radar uit voor navigatiegebruik, en
met een puls- of Halo radar om buien en bepaalde kustlijnen op
afstand te lokaliseren en Racons te activeren.
U selecteert de optie voor dubbele radarpanelen door de knop van
de radarapplicatie ingedrukt te houden op de Home pagina, of door
onder favorieten een pagina met twee radarpanelen aan te maken.
De radarbron selecteren
U kunt de radar op het radarpaneel opgeven door een van de
beschikbaar radars te selecteren in de menuoptie Radar bron. Als u
een paneel met meerdere radars hebt, wordt de radar individueel
ingesteld voor elk radarpaneel. Activeer een van de radarpanelen en
selecteer vervolgens een van de beschikbare radars in de
menuoptie Radar bron. Herhaal het proces voor het tweede
radarpaneel en selecteer een andere radar voor dit paneel.
Ú
Notitie: Het 3-cijferige radarbronnummer bestaat uit de laatste
3 cijfers van het serienummer van de radar.
Operationele modi radar
U bedient de operationele modi van de radar vanuit het menu
Radar. De volgende modi zijn beschikbaar:
Uit
De voeding voor de radarscanner is uitgeschakeld. Uitschakelen is
alleen beschikbaar wanneer de radar in de standby-modus staat.
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
137
Standby
De spanning naar de radarscanner is aan, maar de radar zendt niet.
Ú
Notitie: U kunt de radar ook in de standby-modus zetten vanuit
het dialoogvenster Systeem regelingen.
Halo-licht
Bepaalt het niveau van de blauwe accentverlichting van de Halo
Radar. De accentverlichting kan alleen worden aangepast als de
radar in de stand-bymodus staat.
Ú
Notitie: De blauwe accentverlichting van de pedestal is
mogelijk niet in alle jachthavens toegestaan. Raadpleeg het
reglement van de lokale jachthaven voordat u de
accentverlichting inschakelt.
Zenden
De scanner is aan en zendt. Ontdekte doelen worden op de PPI
(Plan Position Indicator) van de radar getekend.
Ú
Notitie: U kunt de radar ook in de verzendmodus zetten vanuit
het dialoogvenster Systeem regelingen.
Radarsector onderdrukking
(alleen Halo radar)
U kunt maximaal vier sectoren op de PPI definiëren waarin geen
radargegevens worden verzonden. Zo kunt u storing voorkomen
die veroorzaakt wordt door functies op uw boot of door een
secundaire radar. De lege sectoren verschijnen op het beeld van de
hoofdradar en op de radaroverlay op een kaart. Een ingeschakelde
sector heeft een magenta rand met 3 bogen over het leeggelaten
gebied. Raadpleeg de installatiehandleiding van de HDS Live voor
het instellen van radarsector onderdrukking.
138
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
Hoofdradar-PPI Radaroverlay op een kaart
Radarbereik
U past het radarbereik aan door:
• de zoomknoppen (+ of -) te selecteren
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
Dubbel bereik
(Alleen Broadband 4G en Halo radar)
Wanneer het apparaat is aangesloten op een Broadband 4G of Halo
radar kunt u de radar in de modus Dubbel bereik gebruiken.
De radar verschijnt in het radarbronnenmenu als twee virtuele
radarbronnen, A en B. Het bereik en de bediening van iedere
virtuele radarbron is volledig onafhankelijk. De bron voor dubbele
radar kan op dezelfde manier worden geselecteerd voor een
bepaalde kaart of een bepaald radarpaneel zoals wordt beschreven
in "De radarbron selecteren" op pagina 137.
Ú
Notitie: Sommige bedieningselementen die verband houden
met de fysieke eigenschappen van de radar zelf zijn niet
onafhankelijk van de bron. Het gaat daarbij om Fast scan,
Antennehoogte en Peilingsuitlijning.
MARPA is volledig onafhankelijk en er kunnen tot 10 doelen worden
gevolgd door iedere virtuele radarbron.
Voor iedere individuele radarbron kunnen tot twee onafhankelijke
bewakingszones worden gedefinieerd.
Gebruik van de cursor op een radar paneel
De cursor wordt standaard niet in een radar paneel weergegeven.
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
139
Wanneer u de cursor op het radar paneel plaatst, wordt het
cursorpositie venster geactiveerd en worden de opties van het
cursor menu weergegeven.
Om de cursor en cursor elementen uit het paneel te verwijderen,
selecteert u Cursor wissen, of drukt u op de X toets.
De functie Cursorondersteuning
Met de functie Cursorondersteuning kunt u de cursor nauwkeurig
gebruiken en plaatsen zonder gegevens met uw vinger te
bedekken.
Activeer de cursor op het paneel en houd uw vinger vervolgens
ingedrukt op het scherm om het cursorsymbool te veranderen in
een selectiecirkel, die boven uw vinger verschijnt.
Sleep de selectiecirkel zonder uw vinger van het scherm te halen
naar de gewenste positie.
Als u uw vinger van het scherm haalt, keert de cursor terug naar de
gewone cursorfunctie.
Ga naar cursor
U kunt navigeren naar een geselecteerde positie op het beeld door
de cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens in het menu de
optie Ga naar Cursor te gebruiken.
Het radarbeeld aanpassen
U kunt eventueel het radarbeeld verbeteren door de gevoeligheid
van de radar aan te passen en door achtergrondecho's van zee-en
weercondities te filteren.
U kunt de beeldinstellingen aanpassen in het radarmenu.
Gebruiksmodi radar
Radarmodi zijn beschikbaar met standaard optimale
besturingsinstellingen voor verschillende omgevingen. De
volgende modi zijn beschikbaar:
• Aangepast - in deze modus kunnen alle radarinstellingen
worden aangepast en blijven deze bewaard nadat een modus is
gewijzigd of de radar opnieuw is ingeschakeld. De
standaardinstellingen van de radar zijn ingesteld voor algemeen
gebruik.
140
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
• Haven - in deze modus worden de radarinstellingen aangepast
aan gebieden zoals drukke waterwegen en grote kunstmatige
structuren, waar een goed onderscheid tussen doelen en tevens
snelle beeldbijwerking nodig zijn.
• Offshore - in deze modus worden de radarinstellingen
geoptimaliseerd voor offshore zeecondities en zijn geïsoleerde
doelen groter en beter zichtbaar.
• Weer - in deze modus worden de radarinstellingen
geoptimaliseerd voor de beste detectie en weergave van
regenecho. Het beeld wordt minder snel bijgewerkt en de
kleurdiepte is verhoogd.
• Vogel - in deze modus worden de radarinstellingen
geoptimaliseerd voor de beste detectie van vogels. De radar is
ingesteld op maximale gevoeligheid. Het gebruik van deze
modus wordt afgeraden in drukke havenomgevingen.
Niet alle besturingselementen zijn aanpasbaar in elke modus. In de
volgende lijst staan de vooraf ingestelde besturingselementen en
de aanpasbaarheid van elk besturingselement.
Bereik
Aangepast: aanpasbaar
Haven: volledig*
Offshore: volledig*
Weer: volledig*
Vogel: tot 24nm
Drempel
Aangepast: aanpasbaar
Haven: 30%
Offshore: 30%
Weer: 0%
Vogel: 0%
Gain
Aangepast: aanpasbaar
Haven: aanpasbaar
Offshore: aanpasbaar
Weer: aanpasbaar
Vogel: aanpasbaar
Target Expansion
Aangepast: aanpasbaar
Haven: laag
Offshore: medium
Weer: UIT
Vogel: UIT
Zee
Aangepast: aanpasbaar
Haven: aanpasbaar
Offshore: aanpasbaar
Weer: aanpasbaar
Vogel: aanpasbaar
Storing onderdrukken
Aangepast: aanpasbaar
Haven: aanpasbaar
Offshore: aanpasbaar
Weer: aanpasbaar
Vogel: aanpasbaar
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
141
Regen
Aangepast: aanpasbaar
Haven: aanpasbaar
Offshore: aanpasbaar
Weer: aanpasbaar
Vogel: aanpasbaar
Target separation
Aangepast: aanpasbaar
Haven: medium
Offshore: UIT
Weer: UIT
Vogel: UIT
Ruisonderdrukking
Aangepast: aanpasbaar
Haven: medium
Offshore: hoog
Weer: medium
Vogel: hoog
Snelle scan
Aangepast: aanpasbaar
Haven: hoog
Offshore: hoog
Weer: UIT
Vogel: UIT
* Het maximale bereik hangt af van de lengte van de antenne.
Modi bij dubbel bereik
(Alleen voor Halo-radar)
De modi kunnen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld voor
ieder bereik. U kunt bijvoorbeeld de modus Zee instellen voor
bereik A en de modus Weer voor bereik B. In sommige gevallen kan
interactie tussen beide bereiken ontstaan:
• Wanneer u voor beide bereiken de modus Vogel gebruikt, dan is
het maximale bereik beperkt tot 24 NM en wordt de resolutie van
het bereik beperkt.
• Fast scan - De rotatiesnelheid van de antenne wordt ingesteld
voor de traagste van beide modi. Fast scan wordt bijvoorbeeld
uitgeschakeld als u de modi Haven en Weer gebruikt, omdat Fast
scan uitstaat in de modus Weer.
• De instellingen voor interferentieonderdrukking kunnen invloed
hebben op de interferentie die in beide bereiken wordt
waargenomen en verwijderd.
Directionele echo-onderdrukking
(alleen Broadband 4G-radar)
Deze modus is automatisch actief als GAIN = AUTO en SEA =
HARBOR of OFFSHORE. Het doel is om kleinere vaartuigen zichtbaar
te maken in de benedenwindse richting van de zee-echo. De GAIN
(versterking) van de radarontvanger wordt dynamische in
benedenwindse richting vergroot tijdens de sweep, voor
verhoogde doelgevoeligheid in zwaardere zeecondities.
142
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
Als GAIN of SEA = MANUAL, staat de modus Directionele echo-
onderdrukking UIT (niet-directioneel).
Daarnaast zijn de curve-instellingen CALM, MODERATE of ROUGH
STC beschikbaar in het menu Radaropties om het radarbeeld nog
beter naar uw wensen te optimaliseren.
Gain
De versterking regelt de gevoeligheid van de radarontvanger.
Door een hogere versterking wordt de radar gevoeliger voor
radarecho's, zodat er zwakkere doelen getoond worden. Als de
versterking te hoog staat, kan het beeld vollopen met
achtergrondruis.
De versterking heeft een handmatige en een automatische modus.
U wisselt tussen de automatische en de handmatige modus met de
schuifbalk.
Sea clutter
Wordt gebruikt om het effect van achtergrondecho van golfslag of
ruwe zee rond het vaartuig te filteren.
Als u de filtering van zeeruis verhoogt, wordt ruis op het scherm ten
gevolge van de echo's van de golfslag verminderd.
Het systeem beschikt over vooraf gedefinieerde instellingen voor
Sea clutter in havens en offshore voor alle radarsystemen behalve
Halo. Daarnaast is er een handmatige modus waarin u de
instellingen kunt aanpassen.
Voor alle radarsystemen behalve Halo, kunnen modi voor Sea clutter
worden geselecteerd in het menu.
Automatische offset voor zee
(alleen Halo-radar)
Om de instelling Zee aan te passen in de modus Auto (Auto maakt
gebruikt van aanpasbare directionele echo-onderdrukking), kan een
offset worden ingesteld voor Auto.
Zeeconditie
Pas de instelling voor Zeeconditie aan de huidige zeecondities aan
voor de beste onderdrukking van zee-echo.
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
143
Rain clutter
Rain clutter wordt gebruikt om de effecten van regen, sneeuw of
andere weersomstandigheden op het radarbeeld te verminderen.
Deze waarde moet niet te hoog worden gezet, omdat echte doelen
dan mogelijk ook worden uitgefilterd.
Geavanceerde radaropties
Ruisonderdrukking
(Alleen voor Broadband 4G en Halo radar)
Hiermee bepaalt u hoeveel ruis wordt gefilterd door de radar. De
doelgevoeligheid voor de lange afstand wordt groter wanneer deze
instelling op Laag of Hoog staat, maar dit veroorzaakt wat verlies in
doelonderscheiding.
Tip: Voor een maximaal bereik laat u de Broadband 4G radar op één
bereik uitzenden, stelt u Ruisonderdrukking in op Hoog en kiest u
voor een zo laag mogelijke drempel. De standaardwaarde is 30%
voor minder ruis op het scherm. Als UIT is geselecteerd voor de unit,
is het bereik ongeveer gelijk aan dat van 3G radar. In sommige
gebieden met ongewoon veel interferentie levert UIT mogelijk het
beste radarbeeld op.
Radar drempel
Met de drempelwaarde stelt u de vereiste signaalsterkte voor de
zwakste radarsignalen in. Radar echo's onder deze limiet worden
uitgefilterd en niet weergegeven.
Standaard waarde: 30%.
Doelvergroting
Met Doelvergroting wordt de lengte van doelen in het bereik
vergroot, zodat ze beter te zien zijn.
Radarstoring onderdrukken
Storing kan veroorzaakt worden door radarsignalalen van andere
radarunits die op dezelfde frequentieband opereren.
Een hoge instelling vermindert de storing door andere radars.
144
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
Om geen zwakke doelen te missen, dient de storingsonderdrukking
laag gezet te worden als er geen storing is.
Doelonderscheiding
(Alleen Broadband 4G- en Halo-radar)
Regelt de doelonderscheiding van de radar (de afstand tussen
objecten is opvallender).
Snelle scan
(Alleen voor Broadband- en Halo-radar.)
Stelt de rotatiesnelheid van de antenne in. Met deze optie krijgt u
sneller een update van doelen.
Ú
Notitie: Of de maximale snelheid wordt bereikt is afhankelijk
van de instellingen, de modus en het bereik die voor de radar
zijn geselecteerd. De radar draait zo snel als de huidige
bedieningsinstellingen toelaten.
Target boost
(alleen 3G- en 4G-breedband en pulsradar)
De functie Target boost vergroot de pulslengte en verkleint de
bandbreedte van de radar, zodat doelen groter lijken in het bereik
en de radargevoeligheid wordt vergroot.
Opties radar weergave
Weergavemenuopties kunnen variëren, afhankelijk van uw
radarantenne.
VelocityTrack
Deze optie is beschikbaar voor radarantennes met Doppler-
kleuringsfuncties.
Ú
Notitie: Als VelocityTrack is ingeschakeld, kan de
rotatiesnelheid van de antenne lager zijn.
Ú
Notitie: Wanneer u de radar in de modus Dubbel bereik
gebruikt en een van de bereiken hebt ingesteld op 36 nm of
meer, kan er meer VelocityTrack kleurruis te zien zijn op de
landdelen.
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
145
Doppler-kleuring is een navigatiehulpmiddel om bewegende
doelen die uw schip naderen of ervan afwijken te onderscheiden.
De radar geeft aan of een doel uw schip nadert of ervan afwijkt
wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan:
• De relatieve snelheid van het doel is hoger dan de maximum
VelocityTrack-snelheid.
• Het doel is niet geostationair (bijv. land of een baken).
De volgende opties zijn beschikbaar:
• Uit - schakelt Doppler-kleuring uit
• Normaal - naderende of afwijkende doelen worden gekleurd.
• Naderende doelen - alleen naderende doelen worden gekleurd
De kleur van naderende en afwijkende doelen hangt af van het
gebruikte palet:
Radarbeeldpaletten
• Afwijkende doelen zijn blauw gekleurd op alle
radarbeeldpaletten.
• Naderende doelen hebben de volgende kleuren op
radarbeeldpaletten:
- Zwart/rood palet - geel
- Wit/rood palet - geel
- Zwart/groen palet - rood
- Zwart/geel palet - rood
Radar-overlaypaletten op kaarten
• Afwijkende doelen zijn donkergrijs.
• Naderende doelen zijn geel.
VelocityTrack instellingen
Gebruik dit dialoogvenster om de maximumsnelheid van te kleuren
doelen in te stellen.
De maximumsnelheid kan worden ingesteld voor alleen de
radarbron van het geselecteerde radarpaneel of voor alle met het
systeem verbonden radarbronnen. De instelling wordt alleen
toegepast op radars die op het moment dat de instelling wordt
geëffectueerd, zijn ingeschakeld en verbonden met het systeem. Als
de optie Alle radarbronnen is geselecteerd, gebruiken later
aangesloten radars automatisch de ingestelde waarden.
146
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
VelocityTrack voorbeelden
Naderende en afwijkende bewegende doelen kunnen in sommige
omstandigheden als neutraal (niet gekleurd) worden aangegeven.
De navigator dient dergelijke situaties te kunnen herkennen om
veilig gebruik te kunnen maken van de functie VelocityTrack als
hulpmiddel om botsingen te vermijden.
Hieronder wordt geïllustreerd hoe VelocityTrack zich gedraagt in 2
verschillende navigatiescenario's. De illustraties tonen een doel (A)
dat het pad van het eigen schip (B) kruist.
C
A
B
D
123
0°
45 1
2
3
4
5
0°
In de voorbeelden is de beweging van het doel (1-5) te zien in 5
radarscans, waarbij de radar in relatieve bewegingsmodus staat.
In voorbeeld C is de grondkoers (COG) van het eigen schip 0° en de
snelheid 0 knopen.
In voorbeeld D is de grondkoers van het eigen schip 0° en de
snelheid 10 knopen.
In beide voorbeelden is de grondkoers van het doel 270° en de
snelheid 20 knopen.
De kleuren in de voorbeelden zijn conform de kleuren die worden
gebruikt voor zwart/groene en zwart/gele radarpaletten:
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
147
• Rood (C1/C2 en D1/D2) geeft aan dat het doel een pad volgt
dat het eigen schip nadert. De relatieve snelheid van het doel op
dat moment is hoger dan de maximum VelocityTrack-snelheid.
• Niet gekleurd (C3 en D3/D4) geeft aan dat het doel tijdelijk
neutraal is omdat de relatieve snelheid op dat moment lager is
dan de maximum VelocityTrack-snelheid.
• Blauw (C4/C5 en D5) geeft aan dat het doel zich verwijdert van
het eigen schip en dat de relatieve snelheid ervan op dat
moment hoger is dan de maximum VelocityTrack-snelheid.
Radar symbolen
Radarsymbolen gedefinieerd in het Radar instellingen paneel
kunnen allemaal aan/uit worden gezet. Zie de afbeelding van het
radar paneel met optionele radar items.
Doel sporen
U kunt instellen hoe lang de sporen gegenereerd vanaf elk doel op
het radar paneel blijven. U kunt de doel sporen ook UIT zetten.
Ú
Notitie: Ware beweging wordt aanbevolen bij gebruik van Doel
sporen.
Doel sporen uit het paneel verwijderen
Als er doel sporen op het paneel worden weergegeven, wordt het
radar menu uitgebreid met een optie waarmee u de doel sporen op
het paneel tijdelijk kunt wissen. De sporen beginnen daarna weer te
verschijnen, tenzij u ze uitschakelt zoals hierboven beschreven.
Het radar palet
U kunt verschillende kleuren (paletten) gebruiken om details op het
radar paneel aan te duiden.
Radaroriëntatie
De radaroriëntatie wordt aangegeven in de linker bovenhoek van
het radarpaneel als VB (Vaarrichting boven), NB (Noord boven) en KB
(Koers boven).
Head-up
In de modus Head-up is de koerslijn op de PPI gericht op de 0° op
de peilingschaal en naar de bovenkant van het scherm. Het
148
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
radarbeeld wordt weergegeven ten opzichte van het eigen schip en
als het schip keert, draait het radarbeeld.
Ú
Notitie: Head-up is alleen beschikbaar in de modus Relatieve
beweging en het is de enige oriëntatiemodus die beschikbaar is
als de radar niet aangesloten op een koersbron.
Noord boven
In de modus Noord boven geeft de 0°-indicatie op de PPI het
noorden aan. De koerslijn op de PPI volgt de koers van het schip,
zoals verkregen van het gyrokompas. Als het schip keert, volgt de
koerslijn de wending van het schip, terwijl het radarbeeld stabiel
blijft.
De Noord boven oriëntatie is niet beschikbaar als er geen koersbron
is verbonden met de radar. Als er koersinformatie verloren is
gegaan, schakelt het systeem automatisch over op Head-up
(Vaarrichting boven) oriëntatie.
Koers boven
In de modus Koers boven wordt bovenaan de peilingschaal de ware
koers van het schip aangegeven, gemeten vanaf het noorden op
het moment dat Koers boven werd geactiveerd. Als het schip keert,
blijft de peilingschaal constant, terwijl de koerslijn meedraait met de
koerswijziging van het schip.
De Koers boven oriëntatie wordt gereset door de modus Koers
boven opnieuw te selecteren.
Het PPI-midden verplaatsen
U kunt de beginpositie van de antenne instellen op een andere
locatie op de PPI van de radar. De in de volgende paragrafen
beschreven opties zijn beschikbaar.
Ú
Notitie: Het PPI-midden verplaatsen is alleen toegestaan bij
Relatieve beweging.
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
149
PPI-midden: Midden
PPI-midden Vooruit kijken
PPI-midden: Offset
U kunt het midden van de antenne terugplaatsen op het PPI-
midden met de optie Verstelling in het menu Weergave.
Ú
Notitie: De peilingschaal volgens het Consistent Common
Reference Point (CCRP) wordt aangehouden, terwijl de
verstelling de radarantennepositie instelt op de PPI. De
maximale toegestane verplaatsing is 75% van de straal bij het
huidige bereik. Dit kan tot gevolg hebben dat het CCRP buiten
het peilingschaal valt. In dergelijke gevallen worden de
metingen nog steeds verricht door het CCRP en wordt de
peilingschaal overeenkomstig gecomprimeerd.
Midden
Met de optie Midden wordt de antenne opnieuw in het midden van
de PPI gepositioneerd.
Vooruit kijken
De optie Vooruit kijken wordt gebruikt om het zicht vóór het schip
te optimaliseren. Als de optie is geselecteerd, wordt het PPI-midden
geplaatst op 70% van de straal van de PPI, 180° tegenover de
bovenkant van het scherm.
Ú
Notitie: De optie Vooruit kijken is alleen beschikbaar voor
Vaarrichting boven radaroriëntatie.
Plaatsen op cursorpositie
Met deze optie kunt u de cursor gebruiken om het midden van de
antenne te selecteren.
Wanneer de optie is geselecteerd wordt de cursor wordt
weergegeven op de PPI.
150
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
• Verplaats de cursor naar de gewenste offsetpositie en houd de
Enter-toets of de linkermuisknop ingedrukt om de cursor naar
het PPI-midden te verplaatsen.
Ware beweging
In Ware beweging bewegen uw vaartuig en alle bewegende doelen
over het radarscherm PPI tijdens het varen. Alle stilstaande objecten
blijven op een vaste positie. Wanneer het vaartuigsymbool 75% van
de PPI radius (A) bereikt, wordt het radarbeeld vernieuwd met het
vaartuigsymbool geherpositioneerd (B) op 180° tegenover de
huidige koerspeiling.
A
B
Als Ware beweging is geselecteerd, is de optie True motion resetten
beschikbaar in het menu. Hiermee kunt u het radarbeeld handmatig
resetten en het vaartuigsymbool terugplaatsen in de beginpositie.
Ú
Notitie: Ware beweging is alleen beschikbaar als de PPI in de
oriëntatiemodus Noord boven of Koers boven staat.
EBL/VRM markering
Met de elektronische peillijn (EBL) en de variabele
afstandsmarkering (VRM) kunnen snel afstandsmetingen en
peilingen worden gedaan naar vaartuigen en landmassa's binnen
radarbereik. Op het radarbeeld kunnen twee verschillende EBL/
VRM's geplaatst worden.
De EBL/VRM's worden standaard gepositioneerd vanuit het midden
van het vaartuig. Het is echter mogelijk het referentiepunt te
verschuiven naar een andere geselecteerde positie op het
radarbeeld.
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
151
Definiëren van een EBL/VRM markering
1. Zorg dat de cursor niet actief is
2. Activeer het menu, druk op EBL/VRM en vervolgens op EBL/VRM
1 of EBL/VRM 2
-
De EBL/VRM bevindt zich nu op het radarbeeld
3. Selecteer de aanpassingsoptie in het menu als u de positie van
de markering wilt wijzigen
- Pas de markering aan door deze naar de gewenste positie te
slepen
4. Sla uw instellingen op.
EBL/VRM markeringen in- en uitschakelen
Wanneer een EBL/VRM markering is geplaatst, kunt u de EBL/VRM
in- en uitschakelen door:
• de markering te deselecteren in het menu
EBL/VRM markeringen plaatsen m.b.v. de cursor
1. Plaats de cursor op het het radarbeeld.
2. Activeer het menu.
3. Selecteer een van de EBL/VRM markeringen.
- De EBL lijn en de VRM cirkel worden aan de hand van de
cursorpositie gepositioneerd.
EBL-/VRM-markering verplaatsen
1. Zorg dat de cursor niet actief is
2. Activeer het menu, druk op EBL/VRM en selecteer vervolgens
de markering die u wilt verplaatsen
3. Druk op Offset instellen
4. Plaats de cursor in het radarpaneel om de offsetpositie in te
stellen
5. Kies Opslaan om uw instellingen op te slaan.
U kunt het EBL/VRM-middelpunt ten opzichte van de
vaartuigpositie opnieuw instellen in het menu.
Databox
Toont de ELB/VRM dataoverlay op het paneel.
152
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
Een bewakingszone rond uw vaartuig
instellen
Een bewakingszone is een gebied (een cirkel of een sector) die u op
het radarbeeld kunt definiëren. Indien geactiveerd, wordt u door
een alarm gewaarschuwd wanneer een radardoel de zone
binnenkomt of verlaat.
Een veiligheidszone definiëren
1. Zorg dat de cursor niet actief is
2. Activeer het menu, selecteer Veiligheidszones en selecteer
vervolgens een van de veiligheidszones
3. Selecteer de vorm van de zone
-
De aanpassingsopties hangen af van de vorm van de
veiligheidszone
4. Selecteer Aanpassen om de instellingen voor de
veiligheidszone te definiëren. De waarden kunnen ingesteld
worden in het menu of door te slepen op het radarpaneel.
- A: Peiling, relatief ten opzichte van de vaarrichting van het
vaartuig
- B: Diepte
- C: Bereik, relatief ten opzichte van het midden van het
vaartuig
- D: Breedte
5. Kies Opslaan om uw instellingen op te slaan.
C
B
A
D
Vorm: sector
B
C
Vorm: cirkel
Veiligheidszones in- en uitschakelen
Wanneer een veiligheidszone is gedefinieerd, kunt u deze in- en
uitschakelen door:
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
153
• de veiligheidszone te deselecteren in het menu
Alarm instellingen
Er wordt een alarm geactiveerd wanneer een radar doel de grens
van het veiligheidsgebied overschrijdt. U kunt selecteren of het
alarm wordt geactiveerd wanneer het doel de zone binnengaat of
verlaat.
Gevoeligheid
De gevoeligheid van de veiligheidszone kan worden ingesteld, om
alarmen voor kleine doelen te voorkomen.
MARPA doelen
Als het systeem een koerssensor heeft, kan de MARPA functie (Mini
Automatic Radar Plotting Aid) gebruikt worden om radardoelen te
volgen.
U kunt alarmen instellen om te melden wanneer een doel te
dichtbij komt. Zie tot "Radarinstellingen" op pagina 157.
MARPA is een belangrijk hulpmiddel voor het voorkomen van
aanvaringen.
Ú
Notitie: Voor MARPA zijn koersgegevens nodig voor zowel de
radar als de unit.
MARPA-doelsymbolen
Het systeem maakt gebruik van de volgende symbolen voor doelen:
Verkrijgen MARPA-doel. In het algemeen duurt het
maximaal 10 volledige rotaties van de scanner.
Volgen van MARPA-doel, niet bewegend of voor anker.
Volgen van een veilig MARPA-doel met extensielijnen.
Gevaarlijk MARPA-doel
Een doel wordt als gevaarlijk gezien wanneer het de
bewakingszone binnengaat die op het radarpaneel is
aangegeven.
154
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
Als er binnen een tijdslimiet geen signalen zijn ontvangen,
wordt een doel gedefinieerd als verloren.
Het doelsymbool vertegenwoordigt de laatste geldige
positie van het doel voordat de gegevensontvangst
verloren ging.
Geselecteerd MARPA-doel, geactiveerd door de cursor op
het doelpictogram te plaatsen.
Zodra de cursor wordt verwijderd, keert het doel terug
naar het standaarddoelsymbool.
MARPA-doelen volgen
1. Plaats de cursor op het doel op het radarbeeld
2. Selecteer Doelen verkrijgen in het menu
3. Herhaal het proces als u nog meer doelen wilt volgen
Als uw doelen geïdentificeerd zijn, kunnen er tot 10 radar-sweeps
nodig zijn om het doel te verkrijgen en dan te volgen.
Volgen van MARPA-doelen annuleren
Als doelen gevolgd worden, wordt het radarmenu uitgebreid met
opties voor het annuleren van individuele doelen of het stoppen
van de volgfunctie.
Stop het volgen van individuele doelen door het doelpictogram te
selecteren en vervolgens Doel annuleren te selecteren in het
menu.
MARPA-doelinformatie weergeven
Er kan gedetailleerde informatie over MARPA-doelen worden
getoond. Selecteer het gewenste doel en selecteer vervolgens de
doelpop-up of selecteer Doel details in het menu.
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
155
MARPA-alarminstellingen
U kunt de volgende MARPA-alarmen instellen:
• MARPA-doel verloren
Bepaalt of er een alarm geactiveerd zal worden als een MARPA-
doel verloren is.
• MARPA niet beschikbaar
Bepaalt of er een alarm geactiveerd is als u niet de vereiste invoer
hebt om MARPA te laten werken (geldige GPS-positie en
koerssensor aangesloten op de radarserver).
Bovendien kunt u een bewakingszone rondom uw vaartuig
instellen. Als een doel binnen deze zone komt, kunt u een alarm
laten afgaan. Ga voor meer informatie naar Marpa-instellingen
onder "Radarinstellingen" op pagina 157.
Radargegevens opnemen
U kunt de radargegevens opnemen en het bestand opslaan in de
unit of op een op de unit aangesloten opslagapparaat.
Een opgenomen radarbestand kan gebruikt worden om een
voorval of een operationele fout te documenteren. Een gelogd
radarbestand kan ook gebruikt worden door de simulator.
Ú
Notitie: De menuoptie Opnemen is beschikbaar als Opnemen
is ingeschakeld in de Geavanceerde systeeminstellingen.
Als er meer dan één radar beschikbaar is, kunt u selecteren welke
bron u wilt opnemen.
156
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
Radarinstellingen
Radarsymbolen
U kunt selecteren welke optionele radaronderdelen u collectief wilt
in-/uitschakelen in het radarmenu. Raadpleeg de afbeelding van het
radarpaneel.
Peilingen
Hiermee kunt u selecteren of de radarpeiling gemeten moet
worden in verhouding tot waar/magnetisch noorden (°T/°M) of tot
uw relatieve vaarrichting (°R).
MARPA
U kunt de lengte van het MARPA-spoor definiëren. Dit maakt het
makkelijker om de beweging van het doel te volgen.
Er kan een afstandscirkel worden getrokken rondom het vaartuig
om een gevarenzone aan te duiden. De radius van de cirkel komt
overeen met het dichtstbijzijnde naderingspunt dat is ingesteld in
het dialoogvenster Gevaarlijke vaartuigen. Zie "Definiëren van gevaarlijke
vaartuigen" op pagina 170. Als een vaartuig uw veilige zone
binnengaat, gaat er een alarm af.
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
157
Installatie
De optie Installatie wordt gebruikt voor de radarinstallatie. Dit wordt
in de afzonderlijke radar- of HDS Live-installatiehandleiding
beschreven.
158
Radar | HDS Live Gebruikershandleiding
Audio
Over de audiofunctie
Als een compatibel NMEA 2000 of Ethernet audiosysteem is
aangesloten op het netwerk, kunt u de unit gebruiken om het
audiosysteem op uw vaartuig te bedienen en af te stellen.
Voordat u uw audioapparatuur kunt gebruiken, moet deze
geïnstalleerd worden volgens de installatiehandleiding bij de unit
en de documentatie die bij het audioapparaat is geleverd.
De audiocontroller
De bedieningsknoppen, tools en opties verschillen per audiobron.
A Bedieningsbalk
B Audiocontroller, kleine en grote displays
C Bron en broninformatie
D Bedieningsknoppen
E Aan/uit-knop
Ú
Notitie: De Uit-knop bevindt zich op kleine displays in de
bronnenlijst.
20
Audio | HDS Live Gebruikershandleiding
159
Audiosysteem opzetten
Audioserver
Als er meerdere audiobronnen zijn verbonden met hetzelfde
netwerk, moet een van de apparaten worden geselecteerd als de
audioserver. Als slechts één apparaat aanwezig is, is dit standaard de
geselecteerde audioserver.
De luidsprekers instellen
Ú
Notitie: Het aantal mixeropties hangt af van de actieve
audioserver.
Luidsprekerzones
Dit apparaat kan worden ingesteld voor het regelen van
verschillende audiozones. Het aantal zones hangt af van de
audioserver die met uw systeem is verbonden.
U kunt balans, volume en volumebegrenzing voor elke zone
afzonderlijk instellen. Aanpassingen voor bas en toonhoogte gelden
voor alle zones.
Hoofdregeling volume
Als u het volume aanpast, wordt het volume voor alle
luidsprekerzones standaard aangepast.
U kunt elke luidsprekerzone afzonderlijk aanpassen. U kunt
bovendien definiëren welke zones worden aangepast als u het
volume aanpast.
Een audiobron selecteren
Gebruik de knop Bron om de lijst van audiobronnen weer te geven.
Het aantal bronnen is afhankelijk van de actieve audioserver.
Bluetooth-apparaten
Als uw audioserver Bluetooth ondersteunt, wordt Bluetooth
vermeld als bron.
Via het pictogram Bluetooth-apparaten in de audiocontroller kunt u
de audioserver koppelen met Bluetooth-audioapparaten zoals een
smartphone of tablet.
160
Audio | HDS Live Gebruikershandleiding
Een AM/FM-radio gebruiken
Tunerregio selecteren
Voordat u FM- of AM- of VHF-radio kunt gebruiken, moet u de juiste
regio voor uw locatie selecteren.
Radiokanalen
Afstemmen op een AM/FM-radiokanaal:
• houd de linker- of en rechter audiobedieningsknop ingedrukt
Een kanaal opslaan onder favorieten:
• selecteer de menuoptie Favorieten
Door favoriete kanalen bladeren:
• selecteer de audiobedieningsknop omhoog of omlaag
Lijst met favoriete kanalen
De lijst met favorieten kan worden gebruikt voor het selecteren van
een kanaal, en voor het verwijderen van de opgeslagen kanalen uit
de lijst.
Sirius radio
Ú
Notitie: Sirius radio is alleen beschikbaar in Noord-Amerika.
U kunt een compatibele satellietmodule verbinden met uw
audioserver om SiriusXM radio op uw systeem te ontvangen.
Sirius service dekt de binnenlandse wateren van de Verenigde
Staten en de Atlantische en Stille Oceaan, de Golf van Mexico en de
Caribische Zee. De SiriusXM producten die u ontvangt hangen af
van het pakket waarop u bent geabonneerd. Raadpleeg voor meer
Audio | HDS Live Gebruikershandleiding
161
informatie de website www.siriusXM.com en de
serverdocumentatie.
Lijsten van Sirius kanalen
Er zijn verschillende opties beschikbaar voor het weergeven van de
Sirius kanalen.
Sirius favoriete kanalen
U kunt uw favoriete kanalen kiezen uit de lijst van alle kanalen en de
lijst met kanalen waarop u geabonneerd bent.
Een Sirius kanaal selecteren
Een kanaal selecteren:
• selecteer de linker of en rechter audiobedieningsknop
Door favoriete kanalen bladeren:
• selecteer de audiobedieningsknop omhoog of omlaag
Vergrendelen van kanalen
U kunt geselecteerde Sirius-kanalen vergrendelen, zodat ze niet
worden uitgezonden. U moet een door uzelf ingestelde 4-cijferige
code invoeren om kanalen te vergrendelen en ontgrendelen.
DVD video bekijken
U kunt DVD beelden bekijken met een FUSION-Link apparaat op
units met een videoadapterkabel (000-11010-001, wordt apart
verkocht). De DVD wordt weergegeven op een videopaneel.
Wanneer de audiobron is ingesteld op DVD kunt u de video
bedienen met de audiocontroller.
162
Audio | HDS Live Gebruikershandleiding
Videostandaard
Deze unit ondersteunt NTSC en PAL video. Ga na wat de plaatselijke
videostandaard of de standaard van uw camera's is.
Audio | HDS Live Gebruikershandleiding
163
AIS
Over AIS
Als er een compatibele AIS (automatisch identificatiesysteem) is
aangesloten op het MFD-systeem, kunnen doelen die deze
apparaten detecteren worden weergegeven en gevolgd. U kunt
ook meldingen en posities zien voor DSC-uitzendende apparatuur
binnen bereik.
AIS-doelen kunnen worden weergegeven als een overlay op
kaarten en radarbeelden.
De AIS is een belangrijke tool voor veilige navigatie en het
voorkomen van aanvaringen. U kunt alarmen zo instellen dat deze u
waarschuwen als een AIS-doel te dichtbij komt of verloren raakt.
Selecteren van een AIS-doel
Wanneer u een AIS-symbool selecteert, verandert het symbool in
het geselecteerde doelsymbool. Er kan slechts één doel tegelijk
worden geselecteerd.
Ú
Notitie: Pop-upinformatie moeten ingeschakeld zijn om de
naam van het vaartuig te kunnen zien. Zie "Kaartinstellingen" op
pagina 53.
Zoeken naar AIS vaartuigen
U kunt naar AIS doelen zoeken met behulp van de optie Zoeken in
het menu. Als de cursor actief is, zoekt het systeem naar vaartuigen
21
164
AIS | HDS Live Gebruikershandleiding
nabij de cursorpositie. Als de cursor niet actief is, zoekt het systeem
naar vaartuigen nabij de positie van uw vaartuig.
Doelinformatie weergeven
Dialoogvenster Vaartuigen
Het dialoogvenster Vaartuigen toont een lijst van alle AIS en MARPA
doelen.
Standaard worden de doelen in het dialoogvenster weergegeven
op volgorde van afstand tot het eigen vaartuig. U kunt de
weergavevolgorde wijzigen, of alleen een bepaald type doel laten
weergeven.
Het dialoogvenster Vaartuigen toont ook ontvangen AIS berichten.
Om het dialoogvenster Vaartuigen weer te geven:
• selecteert u de optie Gegevens in het menu
AIS-vaartuig details
Gedetailleerde informatie over een AIS-doel is verkrijgbaar via het
dialoogvenster AIS-vaartuigen.
Om het dialoogvenster weer te geven:
• selecteer de pop-up AIS
• selecteer de optie Info in het menu
AIS | HDS Live Gebruikershandleiding
165
Boot met AIS oproepen
Als het systeem over een VHF-radio beschikt met ondersteuning
voor DSC-oproepen (Digital Select Calling) via NMEA 2000 of NMEA
0183, kunt u met de unit een DSC-oproep doen aan andere
vaartuigen .
De oproepoptie is beschikbaar in het dialoogvenster AIS Vaartuig
Details en in het statusdialoogvenster Vaartuig. Zie "Doelinformatie
weergeven" op pagina 165.
AIS SART
Als een AIS SART (Search and Rescue Beacon) wordt geactiveerd,
verzendt deze zijn positie- en identificatiegegevens. Deze gegevens
worden ontvangen door uw AIS-apparaat.
Als uw AIS-ontvanger niet compatibel is met AIS SART, interpreteert
deze de ontvangen AIS SART-gegevens als signaal van een
standaard AIS-zender. Er verschijnt een pictogram op de kaart, maar
dit pictogram is een AIS-vaartuigpictogram.
Als uw AIS-ontvanger compatibel is met AIS SART, gebeurt bij het
ontvangen van AIS SART-gegevens het volgende:
• Er verschijnt een AIS SART-pictogram op de kaart op de positie
die van de AIS SART is ontvangen
• Er wordt een alarmmelding getoond
Als u de sirene hebt geactiveerd, wordt de alarmmelding gevolgd
door een geluidsalarm.
Ú
Notitie: Als de ontvangen AIS SART-gegevens deel uitmaken
van een test en niet van een actieve melding, is het pictogram
groen.
166
AIS | HDS Live Gebruikershandleiding
AIS SART alarmbericht
Wanneer gegevens worden ontvangen van een AIS SART wordt een
alarmbericht getoond. Dit bericht bevat het unieke MMSI-nummer
van de AIS SART, en de positie, afstand en vaarrichting van de AIS
SART ten opzichte van uw vaartuig.
U hebt de volgende opties:
• Het alarm negeren
-
Het alarm wordt gedempt en het bericht gesloten. Het alarm
verschijnt niet opnieuw
Ú
Notitie: Als u het alarm negeert blijft het AIS SART pictogram
zichtbaar op uw kaart, en de AIS SART blijft in de lijst met
vaartuigen staan.
• De waypoint opslaan
-
De waypoint wordt opgeslagen in uw lijst met waypoints. De
naam van deze waypoint wordt voorafgegaan door MOB AIS
SART - gevolgd door het unieke MMSI-nummer van de SART.
Bijvoorbeeld: MOB AIS SART - 12345678.
• De MOB-functie activeren
- De display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel,
gecentreerd op de positie van de AIS SART
- Het systeem maakt een actieve route naar de positie van de
AIS SART
Ú
Notitie: Als de MOB-functie al actief is, wordt deze beëindigd
en vervangen door de nieuwe route naar de positie van de AIS
SART.
Ú
Notitie: Als de AIS stopt met het ontvangen van het AIS SART
bericht blijft de AIS SART nog 10 minuten nadat het laatste
signaal is ontvangen in de lijst met vaartuigen staan.
AIS | HDS Live Gebruikershandleiding
167
Vaartuigalarmen
U kunt verschillende alarmen instellen om u te waarschuwen als er
een doel binnen vooraf gedefinieerde limieten komt, of als een
eerder gedefinieerd doel verloren is gegaan.
Symbolen AIS doelen
De volgende pictogrammen worden gebruikt voor AIS doelen in
het systeem:
Symbool Beschrijving
Slapend AIS doel, uitgelijnd met ontvangen
koersinformatie of met COG-informatie als de
koers niet beschikbaar is
AIS doel met koerslijn en SOG/COG (stippellijn)
en de aangegeven draairichting
AIS doel met eerdere track
Geselecteerde AIS doel, aangeduid met een
vierkant (stippellijn) rond het doelsymbool
168
AIS | HDS Live Gebruikershandleiding
Symbool Beschrijving
Gevaarlijk AIS doel aangegeven met vette lijn
en met een rode kleur. Het symbool knippert
totdat het doelalarm wordt bevestigd door de
gebruiker
Verloren AIS doel, aangegeven door een lijn op
het doelsymbool. Het symbool bevindt zich op
de laatst ontvangen positie van het doel
AIS SART (AIS Search And Rescue Transmitter)
AtoN (navigatiehulpmiddelen)
Vaartuiginstellingen
MMSI
Gebruik deze optie voor het invoeren van uw eigen MMSI-nummer
(Maritime Mobile Service Identity) in het systeem. Dit nummer moet
ingevoerd zijn om gericht meldingen van AIS- en DSC-vaartuigen te
kunnen ontvangen. U moet er ook voor zorgen dat uw MMSI-
nummer is ingevoerd om te voorkomen dat u uw eigen vaartuig als
AIS-doel ziet.
AIS | HDS Live Gebruikershandleiding
169
Symboolfilters
Alle doelen worden standaard weergegeven op het paneel als er
een AIS apparaat op het systeem is aangesloten.
U kunt ervoor kiezen om geen enkel doel te tonen, of om de
symbolen te filteren op basis van veiligheidsinstellingen, afstand en
vaartuigsnelheid.
Koers verlenging
U kunt de lengte van de COG (koers over de grond) verlengingslijn
instellen voor AIS vaartuigen. De lengte van de verlengingslijn
wordt ingesteld als vaste afstand, of om de afstand aan te geven die
het vaartuig zal afleggen binnen een aangegeven tijd.
Raadpleeg "Verlengingslijnen" op pagina 54 voor informatie over
verlengingslijnen voor uw vaartuig.
Definiëren van gevaarlijke vaartuigen
U kunt CPA (Dichtstbijzijnde naderingspunt) en TCPA (Tijd tot
dichtstbijzijnde naderingspunt) waarden gebruiken om te bepalen
of een doel als gevaarlijk moet worden beschouwd. Wanneer een
doel binnen de afstand voor het CPA of binnen de tijdslimiet voor
de TCPA komt, verandert het symbool in het symbool voor een de
gevaarlijk doel.
170
AIS | HDS Live Gebruikershandleiding
SiriusXM weer
Over SiriusXM weather
Ú
Notitie: SiriusXM weather is alleen beschikbaar voor Noord-
Amerika.
Als u aangesloten bent op een Navico weermodule, kunt u zich
abonneren op Sirius Marine Weather Service op uw systeem.
Afhankelijk van het abonnement dat u hebt geselecteerd, beslaat
weerservice van Sirius diverse binnenwateren en kustgebieden van
Noord-Amerika. Zie www.siriusxm.com/sxmmarine voor meer
informatie.
Sirius statuspaneel
Als de weermodule op het systeem is aangesloten, krijgt u toegang
tot het Sirius statuspaneel.
Op het statuspaneel wordt de signaalsterkte aangeduid met 1/3
(zwak), 2/3 (goed) of 3/3 (voorkeur). Hierin staan ook de
antennestatus, het serviceniveau en het elektronische serienummer
voor de weermodule.
Sirius weerpaneel
Het Sirius weerdisplay kan als overlay op uw kaartpaneel worden
weergegeven.
22
SiriusXM weer | HDS Live Gebruikershandleiding
171
Als de weer-overlay geselecteerd is, wordt het kaartmenu uitgebreid
met de beschikbare weeropties.
A Kleurnuances voor neerslag
B Stadsverwachtingssymbool
C Windveer
D Stormpictogram
E SST-kleurenbalk
F SST-kleurnuances
Weerdetails tonen
Als Pop-up is ingeschakeld, kunt u een weerpictogram selecteren
om de bron van de observatie weer te geven.
Als u het pop-upvenster selecteert, wordt gedetailleerde informatie
over de waarneming getoond. U kunt de gedetailleerde informatie
ook weergeven in het menu wanneer het weerpictogram is
geselecteerd.
172
SiriusXM weer | HDS Live Gebruikershandleiding
Lokaal weer
Het dialoogvenster Lokaal weer toont de huidige
weersomstandigheden en de weersverwachting voor uw huidige
locatie.
Weeropties
Weergaveopties
Neerslag
Kleurnuances worden gebruikt om het type en de intensiteit van de
neerslag te tonen. Hoe donkerder de kleur, hoe hoger de intensiteit.
Regen Van lichtgroen (lichte regen) - geel - oranje - tot
donkerrood (zware regen)
Sneeuw Blauw
Gemengd Roze
SiriusXM weer | HDS Live Gebruikershandleiding
173
Temperatuur zeeoppervlak (SST)
U kunt de oppervlaktetemperatuur van de zee weergeven met
kleurschakeringen of als tekst.
Als kleurcodering is geselecteerd, wordt aan de linkerkant van het
display de SST-kleurenbalk getoond.
U bepaalt hoe de kleurcodes worden gebruikt om de
oppervlaktetemperatuur van de zee weer te geven. Zie "Kleurcodes
aanpassen" op pagina 176.
Voorspelling verwachte golfhoogte
U kunt kleuren gebruiken om de verwachte golfhoogte aan te
geven. De hoogste golven zijn donkerrood en de laagste zijn blauw.
U kunt aangeven welke kleurcodes worden gebruikt om de
golfhoogte aan te geven. Zie "Kleurcodes aanpassen" op pagina 176.
Voorspelling windveren
De voorspelling van windveren kan worden weergegeven of
verborgen op het weerpaneel.
Windveren
De draaiing van de windveren geeft de relatieve windrichting aan.
De staart laat zien uit welke richting de wind komt. In de tekening
hieronder komt de wind uit het noordwesten.
De windsnelheid wordt aangegeven door een combinatie van korte
en lange strepen aan het eind van de windbalk.
Nul knopen / Onbepaalde windrichting
Korte windveer = 5 knopen
Lange windveer = 10 knopen
Pijlvormige windveer = 50 knopen
Als de staart een combinatie van windveren van 5 en 10 knopen laat
zien, telt u deze bij elkaar op voor de totale windsnelheid. In het
voorbeeld hieronder ziet u 3 x grote windveer + 1 x keer kleine
174
SiriusXM weer | HDS Live Gebruikershandleiding
windveer = 35 knopen, en is 60 knopen aangegeven met 1 x
pijlvormige windveer + 1 x grote windveer.
Windsnelheid: 35 knopen
Windsnelheid: 60 knopen
Weersymbolen
Er zijn verschillende weersymbolen beschikbaar om de huidige of
verwachte weersomstandigheden te tonen.
Selecteer een pictogram om gedetailleerde weerinformatie te
tonen.
Stadsverwachting
Oppervlakteobservatie
Volgen van tropische storm: verleden (grijs) - heden
(rood) - toekomst (geel)
Volgen van orkaan (categorie 1-5): verleden (grijs) -
heden (rood) - toekomst (geel)
Volgen van tropische storing/depressie: verleden
(grijs) - heden (rood) - toekomst (geel)
Stormeigenschappen
Bliksem
Plaats en waarschuwing watchbox
Locatie maritieme zone
Zeegebied
Afhankelijk van uw geselecteerde abonnement bevat SiriusXM
services toegang tot weerrapporten voor zeegebieden in de
Verenigde Staten en Canada, met uitzondering van de gebieden op
volle zee.
U kunt een zeegebied selecteren en vervolgens de
weersverwachting bekijken. U kunt ook een zeegebied selecteren
SiriusXM weer | HDS Live Gebruikershandleiding
175
als uw huidige favoriete zone. U wordt dan geïnformeerd over
weerswaarschuwingen in dat gebied.
Tropische berichten
U kunt tropische berichten lezen inclusief informatie over tropische
weersomstandigheden. Deze informatie is beschikbaar voor de
gehele Atlantische Oceaan en de oostelijke Stille Oceaan.
Kleurcodes aanpassen
U kunt de kleurcodes voor de temperatuur van het zeeoppervlak en
de golfhoogte definiëren.
De temperaturen boven de warmte- en onder de koudewaarden
worden getoond als toenemend donkerder rood en blauw.
Golven hoger dan de maximumwaarde worden getoond als steeds
donkerder rood. Golven lager dan de minimumwaarde hebben
geen kleurcodering.
Animeren van weergrafieken
De weersinformatie die u hebt ingeschakeld wordt opgenomen.
Deze informatie kan worden gebruikt om animaties te maken van
eerdere of toekomstige weersomstandigheden. De hoeveelheid
informatie die in het systeem beschikbaar is, hangt af van de
weeractiviteit. Hoe complexer deze is, hoe minder tijd er is voor
animatie.
U kunt het verleden of de toekomst animeren, afhankelijk van de
weergave die is ingeschakeld:
176
SiriusXM weer | HDS Live Gebruikershandleiding
• met de neerslag-overlay kunt u het verleden animeren.
Weersomstandigheden in de onmiddellijke toekomst kunt u
alleen voorspellen.
• met de gekleurde golfhoogte-overlay kunt u de toekomst
animeren (de verwachtingen).
Wanneer deze optie geactiveerd is, wordt de tijd voor het huidige
grafische animatie weergegeven in het paneel.
Transparantie
Hiermee past u de transparantie van de overlay aan.
Weeralarmen
U kunt de onweer- of stormalarmen instellen wanneer deze
omstandigheden zich voordoen binnen een bepaald bereik van uw
vaartuig.
U kunt ook een alarm instellen als er een waarschuwing voor zwaar
weer wordt afgegeven voor het door u ingestelde zeegebied.
De National Weather Service heeft een watchbox gedefinieerd.
Wanneer het alarm voor watchbox is ingeschakeld, gaat er een
alarm af wanneer uw vaartuig een watchbox binnengaat of zich
hierin bevindt.
SiriusXM weer | HDS Live Gebruikershandleiding
177
Afstandsbediening van de MFD
Opties voor afstandsbediening
De volgende opties zijn beschikbaar voor het op afstand bedienen
van uw MFD:
• een smartphone of tablet, aangesloten op dezelfde WiFi-hotspot
als de MFD('s)
• een smartphone of tablet, verbonden met een MFD die dienst
doet als WiFi-toegangspunt
• een optionele afstandsbediening, verbonden via Bluetooth
Ú
Notitie: Om veiligheidsredenen kunnen de stuurautomaat en
CZone functies niet met een afstandsbediening worden
bediend.
Smartphones en tablets
De Link app
Met de Link app verbindt u een telefoon of tablet met de MFD.
Na verbinding kan de Link app op de telefoon of tablet worden
gebruikt voor:
• Op afstand weergeven en bedienen van het systeem
• Back-up maken en terugzetten van instellingen
• Back-up maken en terugzetten van waypoints, routes en trails
De Link app kan worden gedownload in de relevante app store voor
de telefoon/tablet.
Verbinden via een hotspot
Als u een telefoon of tablet en de MFD('s) verbindt met dezelfde
hotspot kunt u uw telefoon of tablet gebruiken om alle MFD's in
hetzelfde netwerk te bedienen.
23
178
Afstandsbediening van de MFD | HDS Live
Gebruikershandleiding
Verbinden met een MFD die fungeert als access point
Als u geen toegang hebt tot een draadloos netwerk, kunt u uw
telefoon/tablet direct met de MFD verbinden wanneer deze is
opgezet ingesteld als access point.
De MFD moet in access point-modus staan om uit te kunnen
zenden. Wanneer de MFD nog niet in access point-modus staat,
wordt u gevraagd om over te schakelen naar deze modus wanneer
u de optie Verbinden selecteert in het dialoogvenster.
De netwerknaam van de MFD (SSID) wordt weergegeven als een
beschikbaar netwerk op de telefoon/tablet.
Afstandsbediening van de MFD | HDS Live Gebruikershandleiding
179
De Link app gebruiken
Open de Link app om de MFD('s) weer te geven die beschikbaar zijn
voor afstandsbediening. De lijst omvat zowel verbonden als niet
verbonden MDF's.
Selecteer de MFD die u wilt bedienen. Als de MFD niet verbonden
is, volgt u de instructies op de MFD en de tablet of telefoon om
verbinding te maken.
Beheer van via Wi-Fi verbonden externe
bedieningsunits
U kunt het toegangsniveau wijzigen en de via Wi-Fi verbonden
externe bedieningsunits verwijderen.
LR-1-afstandsbediening
180
Afstandsbediening van de MFD | HDS Live
Gebruikershandleiding
Het configureren van de knoppen op de LR-1
U moet de knoppen voor de optionele draadloze afstandsbediening
configureren voordat de unit kunt gebruiken.
De knoppen kunnen later worden geconfigureerd in
overeenstemming met de voorkeuren van de gebruiker.
Ú
Notitie: Er moeten batterijen worden geplaatst in de
afstandsbediening, en de unit moet zich op een afstand van
minder dan 30 m bevinden om de afstandsbediening te
kunnen configureren.
Selecteer een knopfunctie in de vervolgkeuzelijst voor elk van de
knoppen die u wilt configureren.
Gebruik van de LR-1
Druk op de speciale knop op de LR-1 om de MFD op afstand te
bedienen.
Een groene LED op de afstandsbediening knippert elke keer
wanneer u een knop indrukt om aan te geven dat de
afstandsbediening is aangesloten en werkt.
Afstandsbediening van de MFD | HDS Live Gebruikershandleiding
181
Uw telefoon gebruiken met de MFD
Over telefoonintegratie
De volgende functies zijn beschikbaar bij het aansluiten van een
telefoon op de HDS Live:
• tekstberichten lezen en verzenden
• nummerherkenning tonen voor inkomende gesprekken
Ú
Notitie: Het is mogelijk om een smartphone te gebruiken voor
het op afstand bedienen van de MFD. Zie "Afstandsbediening van de
MFD" op pagina 178.
Beperkingen iPhone:
• Wanneer de telefoon is aangesloten op de MFD worden alleen
inkomende oproepen en berichten ontvangen
• Vanaf de MFD kunnen geen berichten worden verzonden . De
iPhone ondersteunt geen berichtenverzending vanaf verbonden
Bluetooth-apparaten.
Een telefoon aansluiten en koppelen
Ú
Notitie: Voordat u verbinding kunt maken met de MFD moet
Bluetooth worden ingeschakeld op uw telefoon.
Ú
Notitie: Zie "Bluetooth-apparaten beheren" op pagina 186 als u een
telefoon wilt koppelen terwijl een andere telefoon is
aangesloten op de MFD.
Ú
Notitie: U moet altijd verbinding maken met een telefoon
vanaf de MFD, niet andersom.
Gebruik het telefoonpictogram om uw telefoon te verbinden met
de MFD. Wanneer het pictogram is geselecteerd gebeurt het
volgende:
• Bluetooth wordt ingeschakeld op de MFD
• het dialoogvenster Bluetooth-apparaten wordt geopend, met
een lijst van alle Bluetooth-apparaten binnen bereik
24
182
Uw telefoon gebruiken met de MFD | HDS Live
Gebruikershandleiding
Een telefoon koppelen die vermeld staat onder andere apparaten
in het apparaatdialoogvenster:
• selecteer de telefoon die u wilt koppelen, en volg de instructies
op de telefoon en op de MFD
Eenmaal gekoppeld wordt de telefoon verplaatst naar het gedeelte
Gekoppelde apparaten in het dialoogvenster.
Voor het verbinden van een gekoppelde telefoon:
• selecteer de telefoon die u wilt verbinden
Wanneer de telefoon en de unit zijn verbonden, wordt een
telefoonpictogram weergegeven op de Home pagina.
Inkomende berichten en telefoonmeldingen zullen nu in een pop-
upvenster op de MFD verschijnen.
Telefoonmeldingen
Nadat de telefoon en de unit zijn gekoppeld en verbonden,
gebruikt u het telefoonpictogram om de lijst met berichten en de
belgeschiedenis weer te geven.
Uw telefoon gebruiken met de MFD | HDS Live
Gebruikershandleiding
183
Standaard wordt alle berichten getoond in de berichtenlijst. Deze
lijst kan worden gefilterd zodat alleen verzonden of ontvangen
berichten worden getoond.
Tekstberichten maken
Ú
Notitie: Deze optie is niet beschikbaar voor iPhones.
Zo maakt u een nieuw tekstbericht:
• selecteer de optie Nieuw bericht in het dialoogvenster Bericht
Zo reageert u op een tekstbericht of een telefoongesprek:
• selecteer het bericht of de oproep die u wilt beantwoorden
Alle opties worden getoond in het dialoogvenster Nieuw bericht.
Het beantwoorden van een inkomend gesprek
Een gesprek moet worden beantwoord of afgewezen vanaf de
telefoon.
184
Uw telefoon gebruiken met de MFD | HDS Live
Gebruikershandleiding
U kunt met een tekstbericht reageren op een binnenkomend
gesprek (niet beschikbaar voor iPhones).
Berichtinstellingen
U kunt berichtsjablonen definiëren en instellen hoe u wilt dat de
melding wordt weergegeven in het dialoogvenster Instellingen.
Problemen met de telefoon oplossen
Het is niet mogelijk om een iPhone aan te sluiten
De eerste keer dat een MFD verbinding probeert te maken met een
iPhone, kan de volgende foutmelding verschijnen:
• verbinden mislukt, met een bericht dat de telefoon is niet
beschikbaar voor verbindingen
• de telefoon geeft niet de juiste naam voor de MFD
Als dit gebeurt, kunt u het volgende proberen:
• herstart de MFD en de telefoon
• controleer of de telefoon niet verbonden is met andere
Bluetooth-apparaten
• stel de iPhone handmatig in om meldingen van de MFD te
ontvangen:
Uw telefoon gebruiken met de MFD | HDS Live
Gebruikershandleiding
185
Ontbrekende meldingen
Standaard is het verbindingsprofiel voor de telefoon ingesteld op
auto.
Het verbindingsprofiel moet worden gewijzigd naar alternatief als
een van de volgende problemen zich voordoet:
• de telefoon is aangesloten en het type waarschuwing is
ingesteld als pop-upvenster of melding, maar er is geen
waarschuwing of de waarschuwing is zeer vertraagd
• de telefoon is verbonden, maar heeft geen geluid tijdens een
gesprek
Zie "Bluetooth-apparaten beheren" op pagina 186 voor het weergeven van
apparaatdetails.
Zie "Berichtinstellingen" op pagina 185 om de waarschuwingsinstelling
voor telefoonmeldingen te wijzigen.
Tekstberichten verschijnen op de iPhone, maar niet op
de MFD
Controleer of de berichten-app niet open en actief is op de iPhone.
Bluetooth-apparaten beheren
Bluetooth-apparaten binnen bereik worden getoond in het
dialoogvenster Bluetooth-apparaten. Zie "Bluetooth-apparaten" op
pagina 193.
186
Uw telefoon gebruiken met de MFD | HDS Live
Gebruikershandleiding
Tools en instellingen
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de tools en de instellingen
die niet specifiek bij een applicatiepaneel horen.
Raadpleeg voor applicatie-instellingen het hoofdstuk van de
betreffende applicatie.
Tools en instellingen zijn beschikbaar op de Home pagina.
De werkbalk
Waypoints
Bevat de dialoogvensters Waypoints, Routes en Trails die worden
gebruikt voor het beheren van deze door de gebruiker
gedefinieerde items.
Alarmen
Dialoogvensters voor actieve en eerdere alarmen. Hier vindt u ook
het dialoogvenster Alarminstellingen met de opties voor alle
beschikbare systeemalarmen.
Vaartuigen
De statuslijst toont de status en beschikbare gegevens voor de
volgende vaartuigtypen:
• AIS
• DSC
Zie "AIS" op pagina 164 voor meer informatie.
Info
Bevat getijdeinformatie voor beschikbaar getijdestations, een
tripcalculator die reis- en motorinformatie weergeeft, en een
dialoogvenster met informatie over de zon en maan voor
geselecteerde datums en posities.
Opslagtemperatuur
Toegang tot het bestandsbeheersysteem. Hiermee kunt u de
inhoud van het interne geheugen van de unit en op de unit
aangesloten opslagapparaten bekijken en beheren.
25
Tools en instellingen | HDS Live Gebruikershandleiding
187
Telefoon
Voor de aansluiting van een telefoon op de MFD. Zie "Uw telefoon
gebruiken met de MFD" op pagina 182.
Store
Maakt verbinding met de internetwinkel van Navico. In deze winkel
kunt u producten bekijken en aanschaffen, ontgrendelcodes voor
functies verkrijgen, compatibele kaarten voor uw systeem
downloaden en nog veel meer.
Ú
Notitie: Het apparaat moet verbonden zijn met internet om
deze functie te gebruiken.
Instellingen
Systeeminstellingen
Taal
Bepaalt de taal die op het apparaat wordt gebruikt voor panelen,
menu's en dialoogvensters. Bij veranderen van de taal wordt het
apparaat opnieuw opgestart.
Bootinstellingen
Deze optie wordt gebruikt om de fysieke kenmerken van de boot te
specificeren.
188
Tools en instellingen | HDS Live Gebruikershandleiding
Tekst grootte
Gebruikt voor het instellen van de grootte van tekst in menu's en
dialoogvensters.
Standaard instelling: Normaal
Toetstonen
Bepaalt hoe hard de toon klinkt als er op een toets wordt gedrukt.
Tijd
Configureer de tijdsinstellingen voor de locatie van het vaartuig en
de weergave van datum en tijd.
Sneltoegangstoetsen
Stelt de functie van de configureerbare knoppen in.
Sneltoegangstoetsen op de draadloze afstandsbediening
Stelt de functie van de configureerbare toetsen van de draadloze
afstandsbediening in.
Referentievlak
De meeste papieren kaarten worden gemaakt in het WGS84-
formaat, dat ook door HDS Live gebruikt wordt.
Als uw papieren kaarten een ander formaat hebben, kunt u de
instellingen voor het referentievlak zo wijzigen dat deze
overeenkomen met uw papieren kaarten.
Coördinatensysteem
Er kunnen verschillende coördinatensystemen worden gebruikt
voor de indeling van breedte-/hoogtegraadcoördinaten.
Magnetische variatie
Magnetische variatie is het verschil tussen ware en magnetische
peilingen, veroorzaakt door verschillende locaties van de
geografische en de magnetische Noordpool. Lokale verschillen
zoals ijzerafzettingen kunnen de magnetische peilingen ook
beïnvloeden.
Indien op Auto ingesteld, converteert het systeem automatisch het
magnetische noorden naar het ware noorden. Selecteer de
Tools en instellingen | HDS Live Gebruikershandleiding
189
handmatige modus wanneer u zelf een lokale magnetische variatie
moet invoeren.
Satellieten
Statuspagina voor actieve satellieten.
EGNOS (en WAAS) differentiële positie correctie kan AAN of UIT
worden gezet.
Standaardinstellingen herstellen
Biedt de mogelijkheid te selecteren welke instellingen op de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen moeten worden teruggezet.
Waarschuwing: Als waypoints, routes en trails
worden geselecteerd, worden die permanent
verwijderd.
Geavanceerd
Wordt gebruikt voor het configureren van geavanceerde
instellingen. Hier kunt u bovendien instellen op welke manier uw
systeem verschillende gebruikersinterfacegegevens weergeeft.
Registratie
Richtlijnen voor online registratie van het apparaat.
Info over
Hier worden de copyrightgegevens, de softwareversie en de
technische informatie van dit apparaat weergegeven.
Via de optie Support hebt u toegang tot de ingebouwde Service
Assistant. Raadpleeg "Servicerapport" op pagina 201.
Services
Voor toegang tot websites die functies voor services leveren.
Navigatie
Voor het definiëren van navigatie-instellingen. Zie "Navigeren" op
pagina 66.
190
Tools en instellingen | HDS Live Gebruikershandleiding
Draadloze instellingen
Biedt configuratie- en instellingsopties voor de draadloze
functionaliteit.
Verbinden met draadloze hotspot
Hiermee maakt u verbinding met een hotspot.
Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, wordt de naam van
de hotspot (SSID) getoond.
Omwisselen naar een access point
Hiermee wijzigt u de unit terug naar een access point en ontkoppelt
u de unit van de draadloze hotspot.
Deze optie is alleen beschikbaar als de unit is verbonden met een
hotspot.
Uw telefoon/tablet verbinden
Voor het verbinden van een telefoon of tablet met de MFD. Zie
"Afstandsbediening van de MFD" op pagina 178.
Externe bedieningsunits
Als een draadloos apparaat (smartphone of tablet) is verbonden,
verschijnt deze in de lijst Externe bedieningsunits. Als u de optie
Altijd toestaan selecteert, kan het apparaat automatisch verbinding
maken zonder dat u een wachtwoord moet invoeren. In dit
dialoogvenster kunt u ook de verbinding verbreken met apparaten
die geen toegang meer nodig hebben.
Tools en instellingen | HDS Live Gebruikershandleiding
191
Draadloze apparaten
Dit dialoogvenster toont de beschikbare draadloze apparaten.
Selecteer een apparaat om aanvullende details weer te geven.
Onthouden hotspots
Hier vindt u hotspots waarmee de unit in het verleden verbinding
heeft gehad.
Geavanceerd
Binnen de software zijn hulpmiddelen beschikbaar voor het
opsporen van fouten en het instellen van het draadloze netwerk.
DHCP Probe
De draadloze module bevat een DHCP-server die IP-adressen
toewijst voor alle MFD's en Sonar-units in het netwerk. Bij integratie
met andere apparaten, zoals een 3G-modem of satelliettelefoon,
kunnen andere apparaten in het netwerk ook fungeren als DHCP-
server. Om gemakkelijk alle DHCP-servers op het netwerk te vinden,
kunt u dhcp_probe uitvoeren vanaf de HDS Live. Op het netwerk
kan slechts één DHCP-apparaat tegelijk actief zijn. Schakel de DHCP-
functie van het tweede apparaat uit, als dat wordt gevonden.
Raadpleeg de instructies van dat apparaat voor meer informatie.
Ú
Notitie: Iperf en DHCP Probe zijn hulpmiddelen voor
diagnostische doeleinden, bedoeld voor gebruikers die bekend
zijn met de terminologie en configuratie van netwerken. Navico
is niet de ontwikkelaar van deze hulpmiddelen en kan geen
ondersteuning verlenen bij het gebruik.
Iperf
Iperf is een veelgebruikt hulpprogramma voor netwerkprestaties.
Het wordt meegeleverd om de prestaties van het draadloze
netwerk rondom het vaartuig te testen, zodat zwakke plekken of
probleemgebieden kunnen worden geïdentificeerd. De applicatie
moet worden geïnstalleerd en uitgevoerd op een tablet.
Er moet een Iperf-server worden uitgevoerd op de unit voordat de
test vanaf de tablet wordt gestart. Na het verlaten van de pagina
wordt Iperf automatisch gestopt.
192
Tools en instellingen | HDS Live Gebruikershandleiding
Bluetooth
Schakelt de ingebouwde Bluetooth-functie in.
Bluetooth-apparaten
Geeft het dialoogvenster Bluetooth weer. Gebruik dit
dialoogvenster om Bluetooth-apparaten te koppelen of te
ontkoppelen.
Selecteer een apparaat om:
• details van het apparaat weer te geven
• het apparaat te verbinden of te ontkoppelen, of het uit de
apparatenlijst te verwijderen
Interne draadloze verbinding
Selecteer deze optie om de interne draadloze functie in of uit te
schakelen.
Het uitschakelen van de draadloze functie vermindert het
stroomverbruik van de unit.
Tools en instellingen | HDS Live Gebruikershandleiding
193
Menu Alarms (Alarmen)
Over het alarmsysteem
Als het systeem is ingeschakeld, wordt er voortdurend
gecontroleerd op gevaarlijke situaties en systeemfouten.
Het alarm wordt opgenomen in het alarmoverzicht zodat u de
details kunt zien en de juiste corrigerende actie kunt ondernemen.
Typen meldingen
De meldingen worden geclassificeerd naar gelang de gevolgen die
de gerapporteerde situatie voor uw vaartuig heeft. De volgende
kleurcodes worden gebruikt:
Kleur Betekenis
Rood Kritiek alarm
Oranje Belangrijk alarm
Geel Standaardalarm
Blauw Waarschuwing
Groen Lite-waarschuwing
Alarmindicatie
Een alarmsituatie wordt aangegeven met:
• een pop-up met een alarmmelding
• een knipperend alarmpictogram
Als u de sirene hebt geactiveerd, wordt de alarmmelding gevolgd
door een geluidsalarm.
Een enkelvoudig alarm wordt getoond met de naam van het alarm
als de titel, en details voor het alarm.
Als er meer dan één alarm tegelijk wordt geactiveerd, kunnen in de
alarmpop-up 3 alarmmeldingen worden weergegeven. De alarmen
26
194
Menu Alarms (Alarmen) | HDS Live
Gebruikershandleiding
staan op volgorde van gebeurtenis, met bovenaan het alarm dat
het laatst geactiveerd is. De andere alarmen worden weergegeven
in het dialoogvenster Alarmen.
Een melding bevestigen
Het dialoogvenster Alarmen heeft één of twee opties om een
melding te bevestigen:
• Sluiten
Zet de alarmstatus op bevestigd, wat betekent dat u weet dat er
een alarmtoestand is. De sirene/zoemer stopt en het
dialoogvenster Alarmen wordt verwijderd.
Het alarm blijft echter actief in het alarmoverzicht totdat de
reden voor het alarm is verdwenen.
• Uitschakelen
Deactiveert de huidige alarminstelling. Het alarm wordt niet
meer getoond tenzij u dit weer inschakelt in het dialoogvenster
Alarminstellingen.
Er is geen time-out voor de alarmmelding of sirene. Deze blijven
actief totdat u het alarm bevestigt of totdat de reden voor het alarm
is verdwenen.
Alarminstellingen
U kunt de alarmsirene in- of uitschakelen in het dialoogvenster
Alarminstellingen.
Via dit dialoogvenster kunt u ook naar het dialoogvenster
Instellingen, waar u alle systeemalarmen kunt in- of uitschakelen.
Menu Alarms (Alarmen) | HDS Live Gebruikershandleiding
195
Dialoogvensters Alarmen
De dialoogvensters Alarmen worden geactiveerd vanuit het
dialoogvenster Instellingen of op de werkbalk.
• Instellingen: overzicht van beschikbare alarmopties in het
systeem. In dit dialoogvenster kunt u de alarmgrens instellen, en
een alarm in- en uitschakelen
• Actief: overzicht van alle actieve alarmen met details
• Geschiedenis: overzicht van de alarmgeschiedenis met
tijdstempel. De alarmen blijven in de lijst totdat deze handmatig
worden gewist
196
Menu Alarms (Alarmen) | HDS Live
Gebruikershandleiding
Onderhoud
Preventief onderhoud
De unit bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen
worden onderhouden. De gebruiker hoeft daarom slechts in zeer
beperkte mate preventief onderhoud uit te voeren.
Breng, indien beschikbaar, altijd een zonnescherm aan als de unit
niet wordt gebruikt.
Controleren van de connectoren
De connectoren mogen alleen visueel gecontroleerd worden.
Duw de stekkers in de connector. Als de connectoren zijn voorzien
van een vergrendeling of een positieknop , moet u ervoor zorgen
dat deze in de juiste stand staat.
Reinigen van de display-unit
Het scherm reinigen:
• Gebruik een microvezeldoekje of een zacht katoenen doekje om
het scherm te reinigen. Gebruik voldoende water om
achtergebleven zoutresten op te lossen en weg te spoelen.
Gekristalliseerd zout, zand, vuil etc. kan de beschermende
coating beschadigen als er een vochtige doek wordt gebruikt.
Besproei de unit met schoon water en droog de unit vervolgens
met een microvezeldoekje of zacht katoenen doekje. Oefen geen
druk uit met de doek.
Behuizing reinigen:
• Gebruik warm water met een beetje vloeibaar afwasmiddel of
reinigingsmiddel.
Gebruik geen reinigingsmiddelen die schuurmiddelen of
oplosmiddelen (aceton, minerale terpentine, etc.), zuur, ammoniak
of alcohol bevatten, omdat het display en de plastic behuizing
daardoor beschadigd kunnen raken.
Gebruik geen hogedrukspuit. Reinig uw unit niet in een
autowasstraat.
27
Onderhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
197
Kalibratie touchscreen
Ú
Notitie: Zorg dat het scherm schoon en droog is alvorens de
kalibratie uit te voeren. Raak het scherm niet aan, behalve als dit
wordt gevraagd.
In sommige gevallen kan het nodig zijn om het touchscreen
opnieuw te kalibreren. U kunt uw touchscreen als volgt opnieuw
kalibreren:
1. Schakel de unit uit
2. Houd de Waypoint-knop ingedrukt en schakel de unit in
3. Blijf de Waypoint-knop ingedrukt houden tijdens het opstarten,
tot het kalibratiescherm verschijnt
4. Volg de instructies op het scherm om de kalibratie uit te voeren.
Als de kalibratie is voltooid, keert de unit terug naar het
applicatiescherm.
Registratie van NMEA gegevens
Alle seriële uitvoerzinnen die worden verzonden via de NMEA TCP-
verbinding worden vastgelegd in een intern bestand. U kunt dit
bestand exporteren en bekijken voor onderhoud en het zoeken van
storingen.
De maximale bestandsgrootte is vooraf gedefinieerd. Als u diverse
andere bestanden hebt toegevoegd aan het systeem (bestanden
met opnamen, muziek, foto's, PDF-bestanden), kan hierdoor de
maximale bestandsgrootte van het logbestand kleiner zijn.
Het systeem registreert zo veel mogelijk gegevens tot de maximale
bestandsgrootte is bereikt, en gaat vervolgens de oudste gegevens
overschrijven.
NMEA logbestanden exporteren
U kunt het NMEA logbestand exporteren vanuit het dialoogvenster
Opslag.
Wanneer u de logdatabase selecteert, wordt u gevraagd een
doelmap en een bestandsnaam op te geven. Na acceptatie wordt
het logbestand naar de gekozen locatie geschreven.
198
Onderhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
Software updates
Zorg dat u eerst een back-up maakt van mogelijk waardevolle
gebruikersgegevens voordat u een update op de unit uitvoert. Zie
"Back-up maken van uw systeemgegevens" op pagina 202.
Geïnstalleerde software en software-updates
Het dialoogvenster toont de softwareversie die op dit moment is
geïnstalleerd op deze unit (A).
Als de unit is verbonden met internet toont het dialoogvenster
tevens beschikbare software-updates (B).
De software updaten met een apparaat dat is
verbonden met internet
Als de unit is verbonden met internet, zal het systeem automatisch
controleren of er software-updates zijn. U ontvangt een bericht
wanneer er nieuwe software-updates beschikbaar zijn.
Ú
Notitie: Voor sommige software-updatebestanden kan meer
beschikbare ruimte op de unit nodig zijn. In dat geval krijgt u de
vraag om een geheugenkaart in het toestel te plaatsen.
Ú
Notitie: Plaats geen software-updatebestanden op
geheugenkaarten met kaarten.
Ú
Notitie: Schakel de unit of het apparaat op afstand niet uit tot
de update is voltooid of tot u wordt gevraagd de unit opnieuw
op te starten.
Onderhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
199
U start het updateproces vanuit het dialoogvenster Updates.
De software updaten vanaf een opslagapparaat
U kunt de software-update downloaden van www.lowrance.com.
Breng de update-bestanden over naar een compatibel
opslagapparaat en plaats het opslagapparaat in de unit.
Ú
Notitie: Plaats geen software-updatebestanden op
geheugenkaarten met kaarten.
Updaten van alleen deze unit:
• start de unit opnieuw op om deze te laten opstarten vanaf het
opslagapparaat
Updaten van deze unit of een apparaat op het NMEA 2000 netwerk:
• selecteer het updatebestand in het dialoogvenster
Opslagapparaat
Ú
Notitie: Schakel de unit of het apparaat op afstand niet uit tot
de update is voltooid of tot u wordt gevraagd de unit opnieuw
op te starten.
200
Onderhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
Servicerapport
Het systeem heeft een ingebouwde Service Assistant die een
rapport opstelt van apparaten die zijn verbonden met de
netwerk(en). Dit rapport omvat informatie over de softwareversie en
het serienummer, en informatie uit het instellingenbestand. Het
servicerapport wordt gebruikt bij verzoeken om technische
ondersteuning.
U kunt screenshots en logbestanden aan het rapport toevoegen.
Ú
Notitie: De bijlagen van het rapport mogen maximaal 20 MB
groot zijn.
U kunt het rapport opslaan op een opslagapparaat en het e-mailen
naar ondersteuning, of het direct uploaden als u over een
internetverbinding beschikt. Als u eerst de technische
ondersteuning belt voordat u het rapport hebt gemaakt, kunt u een
incidentnummer invoeren om het incident te volgen.
Onderhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
201
Back-up maken van uw systeemgegevens
Het wordt aanbevolen gebruikersgegevens en uw
instellingendatabase regelmatig te kopiëren, als onderdeel van uw
back-upprocedure.
Waypoints
Met de optie Waypoints in het dialoogvenster Opslag kunt u
waypoint opslaan en beheren.
Alle waypoints exporteren
De optie Exporteren wordt gebruikt voor het exporteren van alle
waypoints, routes, trails en trips.
Regio exporteren
Met de optie Regio exporteren kunt u het gebied selecteren
waarvan u de gegevens wilt exporteren.
1. Selecteer de optie Regio exporteren
2. Markeer het gebied dat u wilt exporteren door het kader te
slepen
202
Onderhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
3. Selecteer de optie Exporteren in het menu
4. Selecteer het juiste bestandsformaat
Gebruikersgegevens definitief verwijderen
Verwijderde gebruikersgegevens blijven bewaard in het geheugen
van de unit totdat de gegevens definitief worden verwijderd. Als u
veel verwijderde, niet definitief verwijderde gebruikersgegevens
hebt, kunt u de systeemprestaties verbeteren door deze te definitief
te verwijderen.
Ú
Notitie: Gebruikersgegevens die uit het geheugen zijn gewist
of verwijderd, kunnen niet worden hersteld.
Exportformaat waypoints
De volgende formaten zijn beschikbaar om waypoints te
exporteren:
• Gebruikersgegevensbestand versie 6
Voor het exporteren van waypoints, routes en gekleurde tracks/
trails.
• Gebruikersgegevensbestand versie 5
Dit wordt gebruikt voor het exporteren van waypoints en routes
met een gestandaardiseerde, universeel unieke identificatie
(UUID). Dit is een zeer betrouwbare en gebruiksvriendelijke
methode. De gegevens bestaan onder meer uit informatie over
de tijd en datum waarop een route is aangemaakt.
• Gebruikersgegevensbestand versie 4
Dit kan het beste gebruikt worden bij de overdracht van
gegevens van het ene naar het andere systeem, omdat hierin alle
extra gegevens staan die deze systemen vastleggen.
Onderhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
203
• Gebruikersgegevensbestand 3 (zonder diepte)
Dient gebruikt te worden bij de overdracht van
gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd
product (Lowrance LMS, LCX)
• Gebruikersgegevensbestand 2 (zonder diepte)
Kan gebruikt worden bij de overdracht van gebruikersgegevens
van het ene systeem naar een verouderd product (Lowrance
LMS, LCX)
• GPX (GPS Exchange, zonder diepte)
Dit is het meest gebruikte formaat op het web en wordt
wereldwijd door de meeste GPS-systemen gebruikt. Gebruik dit
formaat als u gegevens overzet naar de unit van een concurrent.
De instellingendatabase exporteren
Met de optie Instellingendatabase in het dialoogvenster Opslag
exporteert u uw gebruikersinstellingen.
204
Onderhoud | HDS Live Gebruikershandleiding
Integratie van apparaten van
derden
Apparaten die met het NMEA 2000-netwerk worden verbonden,
worden automatisch geïdentificeerd door het systeem. Als dat niet
het geval is, kunt u deze functie inschakelen onder geavanceerde
opties in het dialoogvenster Systeeminstellingen.
U kunt een apparaat van derden bedienen via menu's en
dialoogvensters, net zoals op de ander panelen.
Deze handleiding geeft geen specifieke bedieningsinstructies voor
apparaten van derden. Raadpleeg de documentatie van het
apparaat voor informatie over functies en functionaliteit.
Integratie SmartCraft VesselView
Wanneer een compatibel Mercury Marine VesselView product of
VesselView Link aanwezig is op het NMEA 2000 netwerk, kunnen de
motoren worden bewaakt en bediend vanaf de unit.
Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen:
• Er wordt een Mercury pictogram toegevoegd aan de home
pagina - selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de
motor weer te geven.
U kunt aanpassen welke gegevens worden weergegeven op het
informatiescherm. Zie "Infopanelen" op pagina 109.
• Er wordt een dialoogvenster met Mercury instellingen
toegevoegd - gebruik dit dialoogvenster om de instellingen van
de motor te wijzigen.
• Er worden ook Mercury en Vaartuigregeling knoppen
toegevoegd aan de bedieningsbalk.
-
Door het selecteren van de Mercury knop worden de motor-
en vaartuiggegevens weergegeven.
- Door het selecteren van de Vaartuig knop wordt de
motorbedieningsunit geopend.
Wanneer de functies zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker mogelijk
gevraagd om informatie over basisinstellingen op te geven.
Raadpleeg voor meer informatie de VesselView handleiding of de
motorleverancier.
28
Integratie van apparaten van derden | HDS Live
Gebruikershandleiding
205
Suzuki motorintegratie
Indien een Suzuki C-10 meter beschikbaar is op het NMEA 2000
netwerk, kunnen de motoren vanuit de unit worden bewaakt.
Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen:
• Er wordt een Suzuki pictogram toegevoegd aan de home pagina
- selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de motor
weer te geven.
U kunt aanpassen welke gegevens worden weergegeven op het
informatiescherm. Zie "Infopanelen" op pagina 109.
Raadpleeg voor meer informatie de motorhandleiding of de
motorleverancier.
Yamaha Motor integratie
Als een compatibele Yamaha gateway is verbonden met het NMEA
2000 netwerk, kunnen de motoren vanuit de unit worden bewaakt.
Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen:
• Er wordt een Yamaha pictogram toegevoegd aan de home
pagina - selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de
motor weer te geven.
U kunt aanpassen welke gegevens worden weergegeven op het
informatiescherm. Zie "Infopanelen" op pagina 109.
• Als het Yamaha systeem Troll Control ondersteunt, is een Troll-
knop toegevoegd aan de bedieningsbalk. Selecteer deze knop
om Troll Control in of uit te schakelen en de trollingsnelheid te
regelen.
Raadpleeg voor meer informatie de motorhandleiding of de
motorleverancier.
Evinrude motorintegratie
Indien een Evinrude motorbedieningsunit beschikbaar is op het
NMEA 2000 netwerk, kunnen de Evinrude motoren worden
bewaakt en bestuurd vanuit de unit.
Als de functie ook is ingeschakeld in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen:
206
Integratie van apparaten van derden | HDS Live
Gebruikershandleiding
• Er wordt een Evinrude pictogram toegevoegd aan de home
pagina - selecteer deze optie om het instrumentenpaneel van de
motor weer te geven.
U kunt aanpassen welke gegevens worden weergegeven op het
informatiescherm. Zie "Infopanelen" op pagina 109.
• Er wordt een dialoogvenster met Evinrude instellingen
toegevoegd - gebruik dit dialoogvenster om de instellingen van
de motor te wijzigen.
• Er wordt een Evinrude knop toegevoegd aan de bedieningsbalk -
als u deze knop selecteert, wordt de motorbedieningsunit
geopend. Gebruik de motorbedieningsunit om de motoren te
bedienen.
Er worden maximaal twee bedieningsunits en vier motoren
ondersteund.
Raadpleeg voor meer informatie de motorhandleiding of de
motorleverancier.
Integratie FUSION-Link
FUSION-Link apparaten die zijn aangesloten op het NMEA 2000
netwerk kunnen worden bediend vanaf het systeem.
De FUSION-Link apparaten verschijnen als aanvullende bronnen
wanneer de audiofunctie wordt gebruikt. Er zijn geen aanvullende
pictogrammen beschikbaar.
Zie "Audio" op pagina 159 voor meer informatie.
Integratie BEP CZone
De unit kan worden geïntegreerd met het CZone-systeem van BEP
waarmee een gedistribueerd elektriciteitssysteem op uw vaartuig
wordt beheerd en gecontroleerd.
Het CZone-pictogram is beschikbaar op de werkbalk op de Home
pagina wanneer een CZone-systeem beschikbaar is op het netwerk.
Bij uw CZone-systeem wordt een afzonderlijke handleiding
geleverd. Raadpleeg deze documentatie en de
installatiehandleiding van de unit voor het installeren en
configureren van het CZone-systeem.
CZone dashboard
Als de CZone is geïnstalleerd en geconfigureerd, wordt een CZone-
dashboard aan de Infopanelen toegevoegd.
Integratie van apparaten van derden | HDS Live
Gebruikershandleiding
207
U schakelt tussen de dashboards van een paneel door de
pijlsymbolen naar links en rechts te selecteren, of door het
dashboard in het menu te selecteren.
Een CZone dashboard wijzigen
U kunt een CZone dashboard aan uw wensen aanpassen door de
gegevens voor elk van de meters te wijzigen. Beschikbare
bewerkingsopties zijn afhankelijk van het type meter en de
gegevensbronnen die op het systeem aangesloten zijn.
Ga voor meer informatie naar "Infopanelen" op pagina 109.
Power-Pole-ankers
Power-Pole-ankers, die kunnen worden aangestuurd door het op
uw boot geïnstalleerde C-Monster Control System, kunnen worden
bediend via de unit. Om de Power-Poles te kunnen bedienen dient
u deze te koppelen met de unit via de op beide producten
beschikbare draadloze Bluetooth-technologie.
Power-Pole bedieningsknoppen
Als Bluetooth is ingeschakeld, wordt de knop Power-Pole
weergegeven in de bedieningsbalk. Selecteer deze knop om de
Power-Pole controller weer te geven.
Raadpleeg "Bluetooth-apparaten" op pagina 193 voor het koppelen van
Bluetooth-apparaten. Zie ook "Koppelen met twee Power-Poles" op pagina
210 als u twee Power-Poles wilt koppelen.
Als de Power-Pole controller is geopend, maakt het systeem
verbinding met gekoppelde Power-Poles. Als de verbinding wordt
bevestigd, worden de bedieningsknoppen ingeschakeld.
De Power-Pole-controller geeft bedieningsknoppen weer voor elke
Power-Pole die is gekoppeld met de unit.
Druk één keer op de AUTO-knoppen om de Power-Poles
automatisch helemaal omhoog en omlaag te bewegen. Met de
handmatige knoppen Omhoog en Omlaag kunt u de poles zo ver
omhoog of omlaag brengen als u wilt.
208
Integratie van apparaten van derden | HDS Live
Gebruikershandleiding
Enkele Power-Pole controller Dubbele Power-Poles controller
Met een dubbele controller kunt u de Power-Poles afzonderlijk
omhoog en omlaag brengen, of u kunt de sync (links) knop
indrukken om beide te kunnen bedienen door één keer de auto-
knoppen in te drukken of met de handmatige knoppen Omhoog en
Omlaag.
Blijf verbonden
Selecteer de knop Instellingen op de Power-Pole controller om het
dialoogvenster Power-Pole instellingen te openen waar u kunt
instellen dat u verbonden wilt blijven met alle gekoppelde Power-
Pole ankers.
Ú
Notitie: Door Blijf verbonden te selecteren hebt u sneller
toegang tot de bedieningsfuncties, maar u kunt de ankers dan
niet bedienen vanaf een andere unit. Schakel deze optie uit als
u verbinding wilt kunnen maken vanaf andere units.
Het dialoogvenster Power-Pole instellingen bevat ook de optie om
Power-Poles toe te voegen of te verwijderen. Deze optie opent
hetzelfde dialoogvenster Bluetooth-apparaten dat u opent vanuit
het dialoogvenster Draadloze instellingen. Zie "Bluetooth-apparaten" op
pagina 193.
Integratie van apparaten van derden | HDS Live
Gebruikershandleiding
209
Koppelen met twee Power-Poles
Als twee Power-Poles zijn geïnstalleerd op uw boot, wordt de eerste
gekoppelde Power-Pole automatisch ingesteld als Bakboord en de
tweede als Stuurboord in de Power-Pole bediening.
Om ze om te wisselen, moet u de verbonden Power-Poles
ontkoppelen. Schakel vervolgens Bluetooth uit en weer in via het
dialoogvenster met draadloze instellingen om het Bluetooth-
geheugen te resetten. Zodra Bluetooth weer is ingeschakeld, gaat u
verder met het koppelen van de Power-Poles in de juiste volgorde.
210
Integratie van apparaten van derden | HDS Live
Gebruikershandleiding
214
Index | HDS Live Gebruikershandleiding
*988-12069-001*
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212

Lowrance HDS LIVE Handleiding

Type
Handleiding