15
Gebruiksaanwijzing
Voor ingebruikname die-
nen eerst de gebruiksaan-
wijzing en de „belangrijke
bedieningsvoorschriften“
te worden doorgenomen!
De voertuigbezitter is ervoor
verantwoordelijk dat het ap-
paraat op correcte wijze kan
worden bediend.
De boiler vullen
1. Controleer of de koudwa-
tertoevoerleiding van de vei-
ligheids-/aftapkraan gesloten
is: zet de hendel horizontaal,
stand (e).
e = hendelstand „gesloten“
f = hendelstand „aftappen“
2. Draai de warmwaterkraan
in bad of keuken open;
mengkranen of kranen met
één hefboom zet u op de
stand „warm“.
3. Schakel de stroomtoevoer
naar de waterpomp in (via de
hoofdschakelaar of de pomp-
schakelaar).
Laat de kranen open staan tot
alle lucht in de boiler door
water verdrongen is en water
uit de kranen stroomt.
Bij vorst kan het vullen worden
verhinderd door bevroren wa-
terresten. Door de boiler kort
aan te zetten (max. 2 minuten)
kunt u het bevroren water
ontdooien. Bevroren leidingen
ontdooit u door de ruimte in
zijn geheel te verwarmen.
De boiler aftappen
Wordt de caravan tij-
dens de vorstperiode
niet gebruikt, dan moet de
boiler beslist afgetapt wor-
den!
1. Schakel de stroomtoevoer
naar de waterpomp uit (via
de hoofdschakelaar of de
pompschakelaar).
2. Draai de warmwaterkranen
in keuken en badkamer open.
4. Generatorgastoestellen
mogen bij het tanken, in
parkeergarages, garages of
op veerboten niet gebruikt
worden.
5. Bij de eerste ingebruikna-
me van een fabrieknieuw ap-
paraat (en na een langere stil-
stand) kan zich kort een lichte
rook - en geurontwikkeling
voordoen. Het is raadzaam
het apparaat direct met de
hoogste temperatuurinstel-
ling te laten branden en voor
een goede beluchting van de
ruimte te zorgen.
6. Een ongewoon branderge-
raas of een afblazende vlam
wijst op een defect aan de
regelaar, die in dat geval na-
gekeken dient te worden.
7. Warmtegevoelige voorwer-
pen (b.v. spuitbussen) mogen
niet in de inbouwruimte van
de boiler worden bewaard,
omdat het hier eventueel tot
hogere temperaturen kan
komen.
8. Voor de gasinstallatie mo-
gen uitsluitend drukregelaars
conform EN 12864 (in voer-
tuigen) met een vaste uit-
gangsdruk van 30 mbar (of
50 mbar in oudere installa-
ties) gebruikt worden. De
doorstromingssnelheid van
de drukregelaar moet ten
minste overeenstemmen met
het maximum verbruik van al-
le door de installatiefabrikant
ingebouwde toestellen.
Voor voertuigen adviseren wij
de Truma-caravanregelaar
resp. voor de gasinstallatie
met twee flessen de gasdruk-
regelaarset Duomatic Plus.
De Truma-regelaars werden
speciaal ontwikkeld voor ge-
bruik onder zware omstan-
digheden in caravans en
voertuigen. Deze hebben be-
halve de veiligheidsklep te-
gen overdruk een manometer
waarmee de dichtheid van de
gasinstallatie gecontroleerd
kan worden. Bij temperaturen
rond 0°C en lager moeten de
drukregelinrichtingen ge-
bruikt worden met ijsbestrij-
dingsinstallatie (Eis-Ex).
Er mogen uitsluitend voor het
land van gebruik geschikte
regelaar-aansluitslangen die
voldoen aan de eisen van het
land, gebruikt worden. Deze
moeten regelmatig gecontro-
leerd worden op broosheid.
Voor gebruik in de winter mo-
gen uitsluitend winterharde
speciale slangen gebruikt
worden.
3. Open de veiligheids-/aftap-
kraan: zet de hendel rechtop,
stand (f).
4. De boiler wordt nu via de
veiligheids-/aftapkraan naar
buiten toe afgetapt. Contro-
leer of het water volledig af-
getapt is (10 of 14 liter).
Ingebruikname
a = rood controlelampje
„storing“
b = Boiler „aan“
50°C of 70°C
c = Boiler „uit“
Zet de boiler nooit aan
als er geen water in
aanwezig is!
1. Verwijder de schoorsteen-
afdekkap.
2. Open de gasfles en de
snelsluitkraan van de gastoe-
voerleiding.
3. Zet de boiler met de scha-
kelaar op het bedieningspa-
neel (b) aan.
Zie bij gebruik van voertuig-
specifieke schakelaars de ge-
bruiksaanwijzing van de pro-
ducent van het voertuig.
4. Als de gasleiding met luht
gevuld is, kan het tot een mi-
nuut duren voor er gas voor
verbranding beschikbaar is.
Als het apparaat tijdens deze
wachttijd een storing krijgt,
moet u de aanzetprocedure
herhalen door eerst het appa-
raat uit te zetten, vijf minuten
te wachten en dan het appa-
raat weer aan te zetten.
Uitzetten
Zet de boiler uit (c). Plaats de
schoorsteenafdekkap. Tap de
boiler bij vorstgevaar af. Als
de boiler gedurende lange tijd
niet wordt gebruikt, moet u
de snelsluitkraan in de gaslei-
ding en op de gasfles sluiten.
Rode controlelampje
„storing“
In geval van storing gaat het
rode controlelampje (a) bran-
den. Oorzaken hiervoor zijn
bijv. te weinig gas, lucht in de
gasleiding, de oververhit-
tingsbeveiliging is geacti-
veerd, enz. Het opheffen van
de storing gebeurt door uit-
zetten van het apparaat, vijf
minuten wachten en op-
nieuw aanzetten.
Algemene
veiligheidsinstructies
Bij lekken in de gasinstallatie
of als u gas ruikt:
- alle open vlammen blussen!
- niet roken!
- de apparate uitschakelen!
- sluit de gasfles!
- ramen en deuren openen!
- zet geen elektrische
apparaten aan!
- laat de hele installatie
door een vakbekwaam
monteur controlen!
Reparaties mogen al-
leen door vakbekwame
monteurs worden uitgevoerd!
1. Elke verandering aan het
apparaat (incl. de rookgasaf-
voerbuis en de schoorsteen)
of het gebruik van niet-origi-
nele Truma-reserveonderde-
len of accessoires die belang-
rijk zijn voor het functioneren
van het apparaat evenals het
niet in acht nemen van de in-
structies in de Inbouwhand-
leiding en de Gebruiksaanwij-
zing maken de garantie on-
geldig en hebben tot gevolg
dat aansprakelijkheidseisen
komen te vervallen. Boven-
dien vervalt hierdoor de ge-
bruikstoelating voor het ap-
paraat en in sommige landen
ook voor het voertuig.
2. De bedrijfsdruk voor de
gastoevoer, 30 mbar (resp.
28 mbar butaan/37 mbar pro-
paan) of 50 mbar, moet gelijk
zijn aan de bedrijfsdruk van
het apparaat (zie fabrieks-
plaatje).
3. Generatorgasinstallaties
moeten voldoen aan de tech-
nische en administratieve
voorschriften van het be-
treffende land van gebruik
(b.v. EN 1949 voor voertui-
gen). Nationale voorschriften
en regelingen (in Duitsland
b.v. het DVGW-werkblad
G 607) moeten in acht geno-
men worden.
De gasinstallatie moet elke
twee jaar door een vloei-
baar-gasexpert (DVFG, TÜV,
DEKRA) worden gecontro-
leerd. Deze controle moet op
het controleattest conform
DVGW-werkblad G 607 wor-
den genoteerd.
De bezitter van het voer-
tuig is verantwoordelijk
voor het laten uitvoeren
van de controle.