Toro 2000 Series HDX SD 132cm Riding Mower Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding
FormNo.3441-207RevB
2000SeriesHDXSD132cmRidingMower
77292TE
132cmAufsitzrasenmäher2000derSerie
HDXSD
77292TE
TondeuseautoportéeHDXSDsérie2000de
132cm
77292TE
HDXSD2000seriezitmaaiervan132cm
77292TE
www.T oro.com.
*3441-207*
FormNo.3441-202RevB
HDXSD2000seriezitmaaiervan
132cm
Modelnr.:77292TE—Serienr.:400000000enhoger
Registreeruwproductopwww.T oro.com.
Vertalingvandeoorspronkelijketekst(NL)
*3441-202*
DitproductvoldoetaanallerelevanteEuropese
richtlijnen;zievoordetailsdeaparteproductspecieke
conformiteitsverklaring.
Raadpleegdemeegeleverdedocumentatievande
motorfabrikant.
Bruto-ennettokoppel:Hetbruto-ennettokoppel
vandezemotorisdoordemotorfabrikantin
laboratoriumomstandighedengemetenvolgens
standaardJ1940ofJ2723vandeSocietyof
AutomotiveEngineers(SAE).Omdatbijde
conguratierekeningisgehoudenmetdeveiligheids-,
emissie-engebruiksvoorschriften,zaldemotorvan
dittypemaaiersindepraktijkveelminderkoppel
hebben.Raadpleegdemeegeleverdedocumentatie
vandemotorfabrikant.
Inleiding
Dezemaaitractormetdraaiendemessenis
bedoeldvoorprofessioneelgebruik.Demachineis
voornamelijkontworpenvoorhetmaaienvangras
opgoedonderhoudenparticuliereofcommerciële
gazons.Ditproductgebruikenvooranderedoeleinden
danhetbedoeldegebruikkangevaarlijkzijnvooru
ofvooromstanders.
Leesdezeinformatiezorgvuldigdoor,zodatuweet
hoeudemachineopdejuistewijzemoetgebruiken
enonderhoudenenomschadeaandemachineen
letseltevoorkomen.Ubentverantwoordelijkvoorhet
juisteenveiligegebruikvandemachine.
Ganaarwww.Toro.comvoordocumentatieover
productveiligheidenbedieningsinstructies,informatie
overaccessoires,hulpbijhetvindenvaneendealer
ofomuwproductteregistreren.
Alsuservice,origineleToroonderdelenofaanvullende
informatienodighebt,kuntucontactopnemenmet
eenerkendeservicedealerofmetdeklantenservice
vanT oro.Udienthierbijaltijdhetmodelnummeren
hetserienummervanhetproducttevermelden.De
locatievanhetplaatjemethetmodelnummeren
hetserienummervanhetproductisaangegevenop
Figuur1.Ukuntdenummersnotereninderuimte
hieronder.
Belangrijk:Ukuntmetuwmobielapparaat
deQR-code(indienaanwezig)ophetplaatje
methetserienummerscannenomtoegangte
krijgentotdegarantie,onderdelenenandere
productinformatie.
g233855
Figuur1
Modelnr.:
Serienr.:
Erwordenindezehandleidingtweewoordengebruikt
omuwaandachtopbijzondereinformatietevestigen.
Belangrijkattendeertuopbijzonderetechnische
informatieenOpmerkingduidtalgemeneinformatie
aandiebijzondereaandachtverdient.
Hetveiligheidssymbool(Figuur2)komtzowel
indezehandleidingalsopdemachinevoorom
belangrijkeveiligheidsberichtenteidenticerendie
umoetopvolgenomongevallentevoorkomen.Het
symboolzalverschijnenmethetwoordGevaarof
Waarschuwing.
Gevaar:eendirectgevaarlijkesituatiedie,als
dezenietwordtvoorkomen,altijdzalleidentot
dedoodofernstigletsel.
Waarschuwing:eenmogelijkgevaarlijkesituatie
die,alsdezenietwordtvoorkomen,kanleidentot
dedoodofernstigletsel.
Waarschuwing:eenmogelijkgevaarlijkesituatie
die,alsdezenietwordtvoorkomen,kanleidentot
lichtofmiddelmatigletsel.
sa-black
Figuur2
Veiligheidssymbool
©2020—TheToro®Company
8111LyndaleAvenueSouth
Bloomington,MN55420
2
Ukuntcontactmetonsopnemenopwww.Toro.com.
GedruktindeVS
Allerechtenvoorbehouden
Inhoud
Veiligheid..................................................................4
Algemeneveiligheid...........................................4
Hellingsindicator................................................5
Veiligheids-eninstructiestickers........................6
Algemeenoverzichtvandemachine.......................13
Bedieningsorganen..........................................13
Specicaties....................................................15
Werktuigen/accessoires...................................15
Voorgebruik........................................................16
Veiligheidsinstructiesvoorafgaandaanhet
werk..............................................................16
Brandstofbijvullen............................................17
Dagelijksonderhouduitvoeren.........................18
Eennieuwemachineinrijden............................18
Deomkantelbeveiliging(rolbeugel)
gebruiken......................................................18
Hetveiligheidssysteemgebruiken....................19
Bestuurdersstoelinstellen................................20
Deachtersteschokdempersinstellen...............20
Werktuigenenaccessoiresgebruiken..............21
Tijdensgebruik....................................................21
Veiligheidtijdenshetwerk.................................21
Plaatsnemenindebestuurderspositie..............24
Parkeerremgebruiken......................................24
Demesschakelaar(aftakas)bedienen..............24
Degashendelbedienen....................................25
Dechokebedienen..........................................25
Startenvandemotor........................................25
Demotorafzetten.............................................26
Derijhendelsgebruiken....................................27
Metdemachinerijden.......................................27
Zijafvoergebruiken...........................................28
Demaaihoogteinstellen...................................28
Antiscalpeerrollenafstellen...............................29
Tipsvoorbedieningengebruik.........................30
Nagebruik...........................................................30
Veiligheidnahetwerk.......................................30
Debrandstofafsluitklepgebruiken.....................31
Devrijgavehendelsvandeaandrijfwielen
gebruiken......................................................31
Demachinetransporteren................................32
Onderhoud..............................................................35
Veiligheidbijonderhoud....................................35
Aanbevolenonderhoudsschema.........................35
Proceduresvoorafgaandeaanonderhoud...........36
Deafdekkingvanhetmaaidek
losmaken......................................................36
Hetplaatmetaalschermverwijderen..................37
Smering...............................................................37
Demachinesmeren..........................................37
Onderhoudmotor................................................38
Veiligheidvandemotor.....................................38
Onderhoudvanhetluchtlter............................38
Motorolieverversen..........................................39
Onderhoudvandebougie(s)............................42
Hetkoelsysteemreinigen.................................43
Hetmotorschermreinigen................................43
Vonkenvangercontroleren................................43
Hetemissie-luchtinlaatltervervangen.............43
Onderhoudbrandstofsysteem.............................44
Brandstofltervervangen..................................44
Onderhoudvandebrandstoftank......................44
Onderhoudelektrischsysteem............................45
Veiligheidvanhetelektrischsysteem................45
Onderhoudvandeaccu....................................45
Onderhoudvandezekeringen..........................47
Onderhoudaandrijfsysteem................................47
Veiligheidsgordelcontroleren...........................47
Deknoppenvanderolbeugel
controleren....................................................47
Desporingafstellen..........................................48
Debandenspanningcontroleren.......................49
Dewielmoerencontroleren...............................49
Onderhoudenremmen........................................49
Parkeerremafstellen........................................49
Onderhoudriemen..............................................51
Riemencontroleren..........................................51
Drijfriemvanmaaidekvervangen.....................51
Dedrijfriemvandehydraulischepomp
vervangen.....................................................52
Onderhoudbedieningsysteem............................53
Destandvandebedieningshendel
afstellen........................................................53
Rijhendelmechanismeafstellen........................53
Onderhoudhydraulischsysteem.........................55
Veiligheidvanhethydraulischesysteem...........55
Specicatieshydraulischevloeistof..................55
Hetpeilvandehydraulischevloeistof
controleren....................................................55
Hydraulischevloeistofverversenenlters
vervangen.....................................................55
Hydraulischesysteemontluchten.....................57
Onderhoudvanhetmaaidek................................58
Veiligheidvandemessen.................................58
Onderhoudvandemaaimessen.......................58
Schuinstandvanhetmaaidek
(breedterichting)endemesstand
instellen.........................................................61
Maaidekverwijderen.........................................62
Grasgeleidervervangen...................................63
Reiniging.............................................................64
Deonderkantvanhetmaaidekreinigen............64
Deveringreinigen............................................64
Afvalafvoeren..................................................64
Stalling....................................................................65
Veiligheidtijdensopslag...................................65
Reinigenenopslaan.........................................65
Problemen,oorzaakenremedie.............................67
Schema's................................................................70
3
Veiligheid
Dezemachineisontworpenvolgensnorm
ENISO5395.
Algemeneveiligheid
Ditproductkanhandenofvoetenafsnijden
envoorwerpenuitwerpen.Volgaltijdalle
veiligheidsinstructiesopomernstigletselte
voorkomen.
LeesdezeGebruikershandleidingenzorgervoor
datudezebegrijptvoordatudemotorstart.
Houdomstandersenkinderenuitdebuurt.
Laatkinderenofpersonendiegeeninstructie
hebbenontvangendemachinenietgebruikenofer
onderhoudswerkzaamhedenaanverrichten.Laat
enkelmensendieverantwoordelijkengetraindzijn
endiebovendienvertrouwdzijnmetdeinstructies
enfysiekertoeinstaatzijndemachinebedienen
oferonderhoudswerkzaamhedenaanverrichten.
Houdderolbeugelaltijdindevolledigomhoog
geklapteenvergrendeldestandendoede
veiligheidsgordelom.
Gebruikdemachinenietindebuurtvansteile
hellingen,greppels,oevers,waterofandere
gevaren,ofophellingensteilerdan15°.
Houdhandenenvoetenuitdebuurtvande
bewegendeonderdelenvandemachine.
Gebruikdemachinenietalserschermen,veilig-
heidsschakelaarsofanderebeveiligingsmiddelen
ontbrekenofalsdezenietnaarbehorenwerken.
Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,vultmetbrandstof,
reinigt,staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
4
Hellingsindicator
g011841
Figuur3
Umagdezepaginakopiërenvoorpersoonlijkgebruik.
1.Demaximalehellingshoekwaarbijudemachinemaggebruikenis15graden.Gebruikhethellingsschemaomdehellingshoek
tebepalenvoordatudemachinebedient.Gebruikdemachinenietophellingenvanmeerdan15graden.Langsde
betreffendelijnvandeaanbevolenhellingshoekvouwen.
2.Lijndezeranduitmeteenverticaaloppervlak,bijvoorbeeldeenboom,gebouwofhek.
3.Voorbeeldvanhetvergelijkenvandehellingshoekmetdegevouwenrand
5
Veiligheids-eninstructiestickers
Veiligheidsstickersenveiligheidsinstructieszijngemakkelijkzichtbaarvoordebestuurderen
bevindenzichbijplaatsenwaargevaarkanontstaan.Vervangallebeschadigdeofverdwenen
stickers.
decaloemmarkt
Merktekenvanfabrikant
1.GeeftaandathetmesonderdeelvaneenorigineleToro
maaimachineis.
decalbatterysymbols
Symbolenopaccu
Sommigeofallesymbolenstaanopdeaccu.
1.Risicovanexplosie6.Houdomstandersuitde
buurtvandeaccu.
2.Nietroken.Geenopen
vuurofvonken
7.Draagoogbescherming;
explosievegassenkunnen
blindheidenanderletsel
veroorzaken.
3.Risicovanbijtende
vloeistof/chemische
brandwonden
8.Accuzuurkanblindheid
ofernstigebrandwonden
veroorzaken.
4.Draagoogbescherming.
9.Ogendirectmetwater
spoelenensnelarts
raadplegen.
5.Leesde
Gebruikershandleiding.
10.Bevatlood;niet
weggooien
decal93-7818
93-7818
1.WaarschuwingLeesdeGebruikershandleidingvoor
instructiesomdemesbout/moervasttezettenmeteen
torsievan115tot149N·m.
decal106-5517
106-5517
1.WaarschuwingRaakhetheteoppervlaknietaan.
decal107-3069
107-3069
1.WaarschuwingErisgeenomkantelbeveiligingalsde
rolbeugelomlaagisgeklapt.
2.Omlichamelijkofdodelijkletseltevoorkomenals
demachineomkantelt,moetuderolbeugelinde
omhooggeklapteenvergrendeldepositiehoudenende
veiligheidsgordelomdoen.Klapderolbeugeluitsluitend
omlaagalsditabsoluutnoodzakelijkis;alsderolbeugel
omlaagisgeklapt,magudeveiligheidsgordelnietomdoen.
3.LeesdeGebruikershandleiding;rijlangzaamenvoorzichtig.
6
decal112-3858
112-3858
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
3.Verwijderhetsleuteltje
voordatudemaaihoogte
afstelt.
2.LeesdeGebruikers-
handleidingvoordatu
onderhoudswerkzaamhe-
denuitvoert.
4.Maaihoogte-instellingen
decal112-9028
112-9028
1.WaarschuwingBlijfopafstandvanbewegendedelen;
zorgdatallebeschermendedelenophunplaatszijn.
decal116-5610
116-5610
1.Urenteller4.Neutraalstand
2.Aftakasschakelaar
5.Dodemansknop
3.Parkeerrem6.Accu
decal116-8588
116-8588
1.LeesdeGebruikershandleiding.
2.Draaidevrijgaveknoplos,verschuifdeknopenzetdeze
vast.
3.Duwdemachine.
decal109-6014
109-6014
1.Geleidingvandrijfriem
7
decal117-1194
117-1194
1.Geleidingvandrijfriem
2.Motor
decal117-3848
117-3848
1.GevaaropweggeslingerdeobjectenHoudomstanders
opeenafstand.
2.Machinekanvoorwerpenuitwerpen,omhooggebrachte
grasgeleiderGebruikdemachinenooitzonderdat
degrasgeleider,deafsluitervandeafvoerofhet
grasopvangsysteemisgemonteerd.
3.Handenofvoetenkunnenwordengesneden/geamputeerd,
maaimesBlijfuitdebuurtvanbewegendedelen;houd
allebeschermendedelenophunplaats.
decal126-4363
126-4363
1.Ledematenkunnenwordengesneden/geamputeerd
enwordengegrepen,ventilator,riem.Zetdemotor
afenverwijderhetsleuteltjevoordatuafstellingen
uitvoert,servicewerkzaamhedenverrichtofdemachine
schoonmaakt.
decal126-7816
126-7816
1.Maaihoogte
8
decal126-8172
126-8172
1.Handremvrijgesteld2.Handremingeschakeld
decal126-9939
126-9939
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
2.Vullentotdeonderkant
vandevulbuis;
waarschuwing:detank
niettevolgieten.
decal136-9024
136-9024
1.LeesdeGebruikershand-
leidingalvorensonder-
houdswerkzaamhedenuit
tevoeren.
4.Smeerpunt
2.Bedrijfsuren
5.Peilvandehydraulische
vloeistof
3.Oliepeil
6.Bandenspanning
decal136-8992
136-8992
1.Brandstofvol3.Brandstofleeg
2.Brandstof50%
9
decalptosymbols
Symbolenaftakasschakelaar
1.Aftakasuitschakelen2.Aftakasinschakelen
decaltransportlock
Transportvergrendeling
1.Maaihoogte
2.Omhoogtrekkenomde
transportvergrendelingte
ontgrendelen.
decal126-6194
126-6194
1.Tractiebediening4.Neutraalstand
2.Snel
5.Achteruit
3.Langzaam
decal126-6183
126-6183
1.Tractiebediening4.Neutraalstand
2.Snel
5.Achteruit
3.Langzaam
10
decal136-1305
136-1305
1.Snel4.Choke
2.Continusnelheidsregeling5.Werkverlichting(optioneel)
3.Langzaam6.Aansluitpunt
decal136-1720
136-1720
1.Vergrendeld
2.Ontgrendeld
11
decal132-0871
132-0871
Opmerking:Dezemachinevoldoetaandetestsdiedestatischebreedte-enlengtestabiliteitmetenendiestandaardzijninde
sector.Demaximaleaanbevolenhellingshoekwordtvermeldopdesticker.Raadpleegdeinstructiesvoorgebruikvandemachineop
hellingenindeGebruikershandleidingendeomstandighedenwaarinudemachinezougebruikenomnategaanofudemachine
opeenbepaaldedagenophetterreininkwestiekuntgebruiken.Veranderingeninhetterreinkunnentotgevolghebbendatde
machineandersreageertophellingen.
1.WaarschuwingLeesdeGebruikershandleiding;alle
bestuurdersmoeteninstructiehebbenontvangenvoordatzij
demachinegebruikeñ;draaggehoorbescherming.
4.KantelgevaarGebruikgeendubbeleoprijplaatbijhetladen
opeenaanhanger;gebruikéénenkeleoprijplaatdiebreed
genoegisvoordemachineendieeenhellingshoekheeft
vanminderdan15graden;rijachteruitdeoprijplaatopenrij
vooruitdeoprijplaataf.
2.Gevaar:handenkunnenwordengesneden/geamputeerd
Blijfuitdebuurtvanbewegendedelen;houdalle
beschermendedelenophunplaats.
5.GevaaromoverredentewordenVervoergeenpassagiers;
kijkachteromalsuachteruitrijdt.
3.GevaaropweggeslingerdeobjectenHoudomstandersop
eenafstand.
6.KantelgevaarGebruikdemachinenietindebuurtvansteile
hellingenofhellingenvanmeerdan15°;gebruikdemachine
enkelophellingenvanminderdan15°.
12
Algemeenoverzicht
vandemachine
g227688
Figuur4
1.Hefpedaalmaaihoogtedek7.Schokbreker
2.Maaihoogtestanden8.Veiligheidsgordel
3.Transportvergrendeling
9.Brandstoftankdop
4.Bedieningsorganen
10.Parkeerremhendel
5.Rijhendels
11.Maaidek
6.Rolbeugel
12.Zwenkwiel
Bedieningsorganen
Zorgdatuvertrouwdbentmetallebedieningsorganen
voordatudemotorstartendemachinegebruikt.
Bedieningspaneel
g271171
Figuur5
1.Plaatsvooroptioneel
aansluitpunt
5.Aftakasschakelaar
2.Chokeknop6.Contactschakelaar
3.Gashendel
7.Locatievanschakelaar
vooroptionele
verlichtingsset
4.Urenteller
Contactschakelaar
Decontactschakelaar,waarmeeudemotorstarten
afzet,heeft3standen:UIT,LOPENenSTART.Zie
Startenvandemotor(bladz.25).
Chokeknop
Gebruikdechokeknopomeenkoudemotortestarten.
Gashendel
Degashendelregelthetmotortoerentalenzorgtvoor
eencontinuverstelbareregelingvanLANGZAAMtot
SNEL(Figuur5).
Maaimesschakelaar(aftakas,PTO)
Metdemaaimesschakelaar,aangeduidmethet
aftakassymbool(PTO),schakeltudeaandrijvingnaar
demaaimessenaanofuit(Figuur5).
Urenteller
Deurentellerregistreerthetaantalurendatde
motorinbedrijfisgeweest.Deurentellerwerktals
demotorloopt.Gebruikdezetijdenomregelmatig
onderhoudswerkzaamhedenteplannen(Figuur6).
13
g187133
Figuur6
1.Symbolen
veiligheidssysteem
3.Acculampje
2.Urenteller
Indicatorsveiligheidssysteem
Erstaansymbolenopdeurentellerdiemeteen
zwartedriehoekaangevendathetveiligheidssysteem
juistaangebrachtis(Figuur6).
Accu-indicatielampje
Alsuhetcontactsleuteltjegedurendeeenpaar
secondenindestandAANzet,wordtdeaccuspanning
weergeveninhetgebiedwaarnormaaldeuren
wordenweergegeven.
Hetacculampjewordtingeschakeldwanneerde
contactschakelaarisingeschakeldenwanneerde
ladingzichonderhetjuistebedrijfsniveaubevindt
(Figuur6).
Rijhendels
Derijhendelswordengebruiktomdemotorvooruiten
achteruittelatenrijdenenombochtennaarlinksof
naarrechtstemaken(Figuur4).
Vergrendeldeneutraalstand
Zetderijhendelsvanuithetmiddennaarbuitennaar
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDwanneerude
machineverlaat(Figuur25).Zetderijhendelsaltijdin
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDalsudemachine
stoptofonbeheerdachterlaat.
Parkeerremhendel
Alsudemotorafzet,moetudeparkeerreminwerking
stellenomtevoorkomendatdemachineperongeluk
inbewegingkomt.
Brandstofklep
Sluitdebrandstofafsluitklepwanneerudemachine
transporteertofstalt;zieDebrandstofafsluitklep
gebruiken(bladz.31).
14
Specicaties
Opmerking:Specicatiesenontwerpkunnenzondervoorafgaandekennisgevingwordengewijzigd.
Breedte:
Zondermaaidek124cm
Geleideromhoog
144cm
Geleideromlaag
171cm
Lengte:
Lengte208cm
Hoogte:
Rolbeugel-omhoogRolbeugel-omlaag
179cm125cm
Gewicht:
Gewicht
391tot434kg
Werktuigen/accessoires
EenselectievandoorT orogoedgekeurdewerktuigenenaccessoiresisverkrijgbaarvoorgebruikmetde
machineomdemogelijkhedendaarvanteverbeterenenuittebreiden.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealerofeenerkendeTorodistributeur,ofbezoekwww.Toro.comvooreenlijstvanallegoedgekeurde
werktuigenenaccessoires.
Omdebesteprestatiesteverkrijgenenerzekervantezijndatdemachinealtijdveiligkanwordengebruikt,
moetutervervanginguitsluitendorigineleToroonderdelenenaccessoiresgebruiken.Gebruiktervervanging
nooitonderdelenenaccessoiresvananderefabrikanten,omdatditgevaarlijkkanzijn.Ditkanertoeleiden
datdegarantieophetproductkomttevervallen.
15
Gebruiksaanwijzing
Opmerking:Bepaalvanuitdenormale
bedieningspositiedelinker-enrechterzijdevande
machine.
Voorgebruik
Veiligheidsinstructies
voorafgaandaanhetwerk
Algemeneveiligheid
Laatkinderenofpersonendiegeeninstructie
hebbenontvangendemachinenietgebruikenof
eronderhoudswerkzaamhedenaanverrichten.
Plaatselijkevoorschriftenkunnennadereeisen
stellenaandeleeftijdvandegenediemetde
machinewerkt.Deeigenaarisverantwoordelijk
voordeinstructievanallebestuurdersentechnici.
Controleerdeomgevingwaarudemachinegaat
gebruiken.Verwijderallevoorwerpendiede
werkingvandemachinekunnenbeïnvloedenof
diedoordemachinekunnenwordenuitgeworpen.
Zorgervoordatuvertrouwdraaktmetde
bedieningsorganenendeveiligheidssymbolen,en
weethoeudemachineveiligkuntgebruiken.
Controleerdeaanwezigheidengoedewerkingvan
dedodemansinrichtingen,veiligheidsschakelaars
enschermen.Gebruikdemachineuitsluitendals
dezenaarbehorenwerkt.
Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,vultmetbrandstof,
reinigt,staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
Controleervoordatubeginttemaaiendemachine
omzekertezijndatdemaai-eenhedengoed
werken.
Inspecteerhetterreinomnategaanwelke
accessoiresenwerktuigennodigzijnomde
machineveiligengoedtegebruiken.
Draaggeschiktekledingenuitrusting,
zoalsoogbescherming,eenlangebroek,
stevigeschoenenmeteengripvastezoolen
gehoorbescherming.Draaglanghaarnietlosen
draaggeenlossekledingofjuwelen.
Vervoergeenpassagiersopdemachine.
Houomstandersenhuisdierentijdenshetwerkuit
debuurtvandemachine.Schakeldemachine
enhet/dewerktuig(en)uitindieniemandhet
werkgebiedbetreedt.
Gebruikdemachineniettenzijalleschermenen
veiligheidsvoorzieningenzoalsdegeleidersende
volledigegrasvangerophunplaatszittenengoed
werken.Vervangversletenofkapotteonderdelen
indiennodig.
Brandstofveiligheid
Brandstofisuiterstontvlambaarenzeerexplosief.
Brandofexplosievanbrandstofkanbrandwonden
bijuofanderenenmateriëleschadeveroorzaken.
Omtevoorkomendateenstatischeladingde
brandstoftotontbrandingkanbrengen,moet
uhetbenzinevaten/ofdemachinevoordatu
detankvultopdegrondplaatsen,nietopeen
voertuigofeenanderobject.
Vuldebrandstoftankopeenhorizontaal
oppervlakenindeopenluchtwanneerde
motorkoudis.Eventueelgemorstebrandstof
opnemen.
Rooknietalsuomgaatmetbrandstof,en
houdbrandstofuitdebuurtvanopenvuuren
vonken.
Alsdemotordraaitofheetis,magde
brandstoftankdopnietwordenverwijderd
enmagdetanknietmetbrandstofworden
bijgevuld.
Probeerdemotorniettestartenalsu
brandstofmorst.Zorgervoordatergeen
ontstekingsbronnenindebuurtzijntotdatde
brandstofdampenvolledigzijnverdwenen.
Brandstofineengoedgekeurdvatofbliken
buitenbereikvankinderenbewaren.
Brandstofisschadelijkofdodelijkbijinname.
Langdurigeblootstellingaandampenkanleiden
toternstigletselenziekte.
Voorkomdatudampenlangetijdinademt.
Houduwhandenengezichtuitdebuurtvanhet
vulpistoolendeopeningvandebrandstoftank.
Houdbrandstofuitdebuurtvanogenenhuid.
Slademachineendebrandstofhoudernietop
opplaatsenwaaropenvlammen,vonkenof
waakvlammen(b.v.vaneenboilerofandere
toestellen)aanwezigkunnenzijn.
Vulbrandstofvatennietineenvoertuig,
vrachtwagenofopeenaanhangermetkunststof
beplating.Zetbrandstofvatenaltijdopdegrond
enuitdebuurtvanhetvoertuigvoordatudetank
bijvult.
Laaddemachineuitdevrachtwagenofaanhanger
envuldezebijmetbrandstofwanneerzeop
16
degrondstaat.Alsditnietmogelijkis,vuldan
brandstofbijuiteendraagbaarvatinplaatsvan
meteenbrandstofpistool.
Gebruikdemachineuitsluitendalshetcomplete
uitlaatsysteemisgemonteerdennaarbehoren
werkt.
Houdhetvulpistoolincontactmetderandvande
benzinetankofhetvattothettankenvoltooidis.
Gebruikgeenvergrendelingvoorhetvulpistool.
Alsubrandstofmorstopuwkledingdientuzich
onmiddellijkomtekleden.
Gietdebrandstoftankniettevol.Plaatsde
brandstofdopterugenmaakhemstevigvast.
Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
geluiddemper,deaandrijvingen,degrasvangeren
demotorombrandtevoorkomen.Veeggemorste
olieenbrandstofop.
Brandstofbijvullen
Aanbevolenbrandstof
Gebruikvoordebesteresultatenuitsluitend
schone,verse(minderdan30dagenoud),
loodvrijebenzinemeteenoctaangetalvan87of
hoger(indelingsmethode(R+M)/2).
Ethanol:benzinemetmaximaal10vol.%ethanol
of15vol.%MTBE(methyltertiairebutylether)is
geschikt.EthanolenMTBEzijnverschillende
stoffen.Benzinemet15%ethanol(E15)per
volumeisnietgoedgekeurdvoorgebruik.Gebruik
nooitbenzinediemeerdan10%ethanolper
volumebevat,zoalsE15(bevat15%ethanol),
E20(bevat20%ethanol),ofE85(bevattot85%
ethanol).Hetgebruikvanniet-goedgekeurde
benzinekanleidentotverminderdeprestaties
en/ofmotorschadediemogelijknietgedektwordt
doordegarantie.
Geenbenzinegebruikendiemethanolbevat.
Tijdensdewintergeenbrandstofbewaren
indebrandstoftankofinvaten,tenzijueen
brandstofstabilisatorgebruikt.
Mengnooitoliedoorbenzine.
Gebruikvanstabilizer/conditioner
Gebruikvanstabilizer/conditionerindemachinebiedt
devolgendevoordelen:
Houdtbrandstoflangerverswanneerdezewordt
gebruiktvolgensdevoorschriftenvandefabrikant
vandestabilisator.
Houdtdemotortijdenshetgebruikschoon.
Voorkomtharsachtigeafzettingeninhet
brandstofsysteem,dietotstartproblemenkunnen
leiden
Belangrijk:Gebruiknooitbrandstofadditieven
diemethanolofethanolbevatten.
Voegdejuistehoeveelheidstabilizer/conditioner
aandebrandstoftoe.
Opmerking:Stabilizer/conditionerwerkt
hetbestalsdezemetversebenzinewordt
gemengd.Gebruikaltijdstabilizer/conditioner
omhetrisicovanharsachtigeafzettingeninhet
brandstofsysteemzokleinmogelijktehouden.
Brandstoftankvullen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
2.Steldeparkeerreminwerking.
3.Zetdemotorafenverwijderhetsleuteltje.
4.Reinighetgebiedronddedopvande
brandstoftank.
5.Vuldetanktotaandeonderkantvandevulbuis
(Figuur7).
Opmerking:Vuldebrandstoftankniet
helemaalvol.Ditgeeftdebrandstofindetank
ruimteomuittezetten.
g036751
Figuur7
17
Dagelijksonderhoud
uitvoeren
Voerelkedag,voordatudemachinestart,de
dagelijkseproceduresuitbeschreveninOnderhoud
(bladz.35).
Eennieuwemachine
inrijden
Eennieuwemotorheefttijdnodigomvolvermogen
teontwikkelen.Maai-eenhedenenaandrijfsystemen
hebbenmeerwrijvingalszijnieuwzijn,waardoor
demotorextrawordtbelast.Houderrekeningmee
dateennieuwemachineeeninrijperiodevan40
tot50bedrijfsurennodigheeftomvolvermogente
ontwikkelenvoordebesteprestaties.
Deomkantelbeveiliging
(rolbeugel)gebruiken
WAARSCHUWING
Omlichamelijkofdodelijkletseltevoorkomen
alsdemachineomkantelt:laatderolbeugel
volledigomhooggeklaptenvergrendeld,en
doedeveiligheidsgordelom.
Controleerofdestoelgoedopdemachine
isbevestigd.
WAARSCHUWING
Erisgeenomkantelbeveiligingalsde
rolbeugelomlaagisgeklapt.
Klapderolbeugeluitsluitendomlaagals
ditabsoluutnoodzakelijkis.
Doedeveiligheidsgordelnietomalsde
rolbeugelomlaagisgeklapt.
Rijlangzaamenvoorzichtig.
Klapderolbeugelomhoogzodraderuimte
dittoelaat.
Letgoedopdatervoldoenderuimte
bovendemachineis(denkaantakken,
deuropeningen,elektrischekabels)
voordatuondereenobjectrijdtenzorg
ervoordatuditnietraakt.
Derolbeugelomlaagklappen
Belangrijk:Klapderolbeugeluitsluitendomlaag
alsditabsoluutnoodzakelijkis.
1.Omderolbeugelomlaagtebrengen,moetu
voorwaartsedrukuitoefenenophetbovenste
gedeeltevanderolbeugel.
2.Trekdebeideknoppenuitendraaize90°zodat
zenietmeeringeschakeldzijn(Figuur8).
3.Klapderolbeugelomlaag(Figuur8).
g036746
Figuur8
1.Rolbeugelomhoog4.Draaideknopvande
rolbeugel90graden.
2.Knopvanderolbeugel
vergrendeld
5.Knopvanderolbeugel
ontgrendeld
3.Trekdeknopvande
rolbeugelnaarbuiten.
6.Rolbeugelingeklapt
Derolbeugelomhoogklappen
Belangrijk:Doealtijddeveiligheidsgordelomals
derolbeugelomhoogisgeklapt.
1.Klapderolbeugeluitnaardebedrijfsstanden
draaiaandeknoppentotzegedeeltelijkinde
groevengaan(Figuur8).
2.Brengderolbeugelvolledigomhoogterwijlu
tegenhetbovenstegedeeltevanderolbeugel
duwt.Hierdoorklikkendepennenophun
plaatszodradeopeningenmetdepennenzijn
uitgelijnd(Figuur8).
3.Drukopderolbeugelencontroleerofbeide
pennenopdehunplaatszitten.
18
Hetveiligheidssysteem
gebruiken
WAARSCHUWING
Niet-aangeslotenofbeschadigde
interlockschakelaarskunnenonverwachte
gevolgenhebbenopdewerkingvan
demachine.Ditkanlichamelijkletsel
veroorzaken.
Laatdeinterlockschakelaarsongemoeid.
Controleerelkedagdewerkingvan
deinterlockschakelaarsenvervang
beschadigdeschakelaarsvoordatude
machineweeringebruikneemt.
Werkingvanhetveiligheidssys-
teem
Hetveiligheidssysteemisbedoeldomstartenvande
motoralleenmogelijktemakenwanneer:
deparkeerreminwerkingisgesteld;
demesschakelaar(aftakas)isuitgeschakeld;
derijhendelsindevergrendeldeNEUTRAALSTAND
staan;
Hetveiligheidssysteemzorgtervoordatdemotor
wordtuitgeschakeldwanneerderijhendelsuit
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDwordengezet
alsdeparkeerreminwerkingisgesteldofalsu
debestuurdersstoelverlaatterwijldeaftakasis
ingeschakeld.
Deurentellerisvoorzienvanindicatorenom
degebruikersopdehoogtetestellenalshet
veiligheidssysteemindejuistestandstaat.Alshet
veiligheidssysteemindejuistestandstaat,wordteen
indicatorweergegevenophetscherm.
g187670
Figuur9
1.Indicatorenverschijnenalshetveiligheidssysteemzichin
dejuistestandbevindt.
Hetveiligheidssysteemtesten
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Controleerdewerkingvanhetveiligheidssysteem
telkensvoordatudemachineingebruikneemt.Als
hetveiligheidssysteemnietwerktzoalshieronder
wordtbeschreven,moetuhetdirectlatenrepareren
dooreenerkendeservicedealer.
1.Neemplaatsopdestoel,steldeparkeerremin
werkingenschakeldemesschakelaar(aftakas)
IN.Probeerdemotortestarten;demotormag
nunietgaandraaien.
2.Neemplaatsopdestoel,steldeparkeerremin
werkingenschakeldemesschakelaar(aftakas)
UIT.Beweegeenvanbeiderijhendelsuitde
VERGRENDELDENEUTRAALSTAND.Probeerde
motortestarten;demotormagnunietgaan
draaien.Herhaalvoordeandererijhendel.
3.Neemplaatsopdestoel,steldeparkeerremin
werking,schakeldemesschakelaarUITenzetde
rijhendelsindevergrendeldeNEUTRAALSTAND.
Startnudemotor.Laatdemotorlopenenzet
deparkeerremvrij,schakeldemesschakelaar
(aftakas)inenkomietsovereinduitde
bestuurdersstoel.Demotormoetafslaan.
4.Neemplaatsopdestoel,steldeparkeerremin
werking,schakeldemesschakelaar(aftakas)
UITenzetderijhendelsindeVERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND.Startnudemotor.Alsdemotor
loopt,centreertueenvanbeiderijhendelsen
beweegtudeze(vooruitofachteruit).Demotor
moetnustoppen.Herhaaldezeprocedurebijde
andererijhendel.
5.Neemplaatsopdestoel,schakeldeparkeerrem
uit,schakeldemesschakelaar(aftakas)UIT
enzetderijhendelsindeVERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND.Probeerdemotortestarten;de
motormagnunietgaandraaien.
19
Bestuurdersstoelinstellen
Ukuntdestoelnaarvorenennaarachteren
verschuiven.Destandvandestoelmoetzozijn
datudemachinehetbestkuntbedienenendatu
comfortabelzit(Figuur10).
g027632
Figuur10
Deachtersteschokdem-
persinstellen
UkuntdeMyRide™veringnaaruwvoorkeurinstellen
zodatuprettigencomfortabelkuntrijden.Ukuntde
2achtersteschokbrekersverstellenenzodevering
sneleneenvoudiginstellen.Steldeveringinzodat
dievooruhetmeestcomfortabelis.
Desleuvenvoordeachtersteschokdempershebben
inklikpuntenomdeinstellingaantegeven.Ukunt
deachtersteschokdempersechteroveralinde
sleuvenzetten,nietalleenindeinklikpunten.De
onderstaandetekeningtoontdepositiesvooreen
hardeofzachteveringinstelling,endebijbehorende
inklikpuntenFiguur11
g227753
Figuur11
1.Hardstevering3.Inklikpuntenindesleuven
2.Zachtsevering
Opmerking:Zorgervoordatdeachterste
schokdemperslinksenrechtsaltijdhetzelfdezijn
ingesteld.
Steldeachtersteschokdempersin(Figuur12).
20
g227752
g227751
Figuur12
Werktuigenenaccessoires
gebruiken
GebruikuitsluitenddoorTorogoedgekeurde
werktuigenenaccessoires.
Indienermeerdanéénmontagesetvooraccessoires
(d.w.z.emmersetofuniverselemontageset)wordt
gemonteerdopeenvande4positiesinFiguur13
moeteenvoorballastsetgemonteerdworden.Neem
contactopmetuwservicedealeroverdevoorballast
set.
g037417
Figuur13
1.Monteereenvoorballastsetindien2ofmeermontagesets
vooraccessoiresopdezepositieszijngemonteerd.
Tijdensgebruik
Veiligheidtijdenshetwerk
Algemeneveiligheid
Deeigenaar/gebruikerisverantwoordelijkvoor
ongelukkendiepersoonlijkletselofmateriële
schadekunnenveroorzaken,enhijdientzulke
ongelukkentevoorkomen.
Geefuwvolledigeaandachtalsudemachine
gebruikt.Zorgervoordatumetnietsandersbezig
bentwaardoorukuntwordenafgeleid,anders
kunnenerletselsontstaanofkaneigendom
wordenbeschadigd.
Gebruikdemachinenietalsuziek,moeofonder
deinvloedvanalcoholofdrugsbent.
Contactmethetmeskanleidentoternstig
lichamelijkletsel.Zetdemotoraf,verwijderhet
contactsleuteltjeenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Wanneerudesleutel
naarUITdraait,moetdemotorafslaanenmoet
hetmesstoppen.Alsditniethetgevalis,mag
21
udemachinenietverdergebruikenenmoetu
contactopnemenmeteenerkendeservicedealer.
Gebruikdemachineuitsluitendalshetzichtgoed
isenbijgeschikteweersomstandigheden.Gebruik
demachinenietalserkansopbliksemis.
Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvan
demaai-eenheden.Blijfuitdebuurtvande
afvoeropening.
Maainietalsdeklepvandeuitworpindegeheven
standstaat,verwijderdisofgewijzigdis,tenzijeen
grasvangerofmulchsetgemonteerdisengoed
werkt.
Maaiuitsluitendindeachteruitstand,alsdat
striktnoodzakelijkis.Kijkaltijdnaarbenedenen
achteromvoordatuachteruitrijdt.
Weesuiterstvoorzichtigbijhetnaderenvanblinde
hoeken,struiken,bomenenandereobjectendie
hetzichtkunnenbelemmeren.
Stopdemaaimessenalsunietdaadwerkelijk
maait.
Alsdemaaimachinetocheenvoorwerpraakten
beginttetrillen,moetumeteendemotorafzetten,
decontactsleutelverwijderen(indiendemachine
hiermeeisuitgerust)enwachtentotdatalle
bewegendeonderdelentotstilstandzijngekomen
voordatudemachineopbeschadigingcontroleert.
Voerallenoodzakelijkereparatiesuitvoordatude
machineweeringebruikneemt.
Verminderuwsnelheidenweesvoorzichtig
alsueenbochtmaaktofwegenenvoetpaden
oversteektmetdemachine.Verleenaltijd
voorrang.
Doehetvolgendevoordatudebestuurdersstoel
verlaat:
Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
Schakeldeaftakasuitenlaatdewerktuigen
zakken.
Steldeparkeerreminwerking.
demotoraftezettenenhetsleuteltjete
verwijderen;
tewachtentotallebewegendeonderdelentot
stilstandzijngekomen.
Laatdemotorenkeldraaieningoed
verluchteomgevingen.Uitlaatgassenbevatten
koolstofmonoxide,datdodelijkisbijinademing.
Alsudemachineverlaat,laatdezedanniet
draaien.
Bevestigmateriaaldatwordtgesleeptuitsluitend
aanhetsleeppuntaandemachine.
Gebruikdemachineniettenzijalleschermenen
veiligheidsvoorzieningenzoalsdegeleidersende
volledigegrasvangerophunplaatszittenengoed
werken.Vervangversletenofkapotteonderdelen
indiennodig.
GebruikalleendoorTorogoedgekeurde
accessoiresenwerktuigen.
Dezemachinesteltdegebruikerblootaan
geluidsniveausvanmeerdan85dBA.Bij
langdurigeblootstellingkanditleidentot
gehoorbeschadiging.
g229846
Figuur14
1.Draaggehoorbescherming.
Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
aandrijvingen,degeluiddemperendemotorom
brandtevoorkomen.
Startdemotorenzorgerhierbijvoordatuw
voetenuitdebuurtvandemessenzijn.
Hefhetmaaideknooitopalsdemaaimessen
bewegen.
Letopdeuitworpvandemaaierenrichtdezeuit
debuurtvanmensen.Zorgtdathetafgevoerde
materiaalniettegeneenmuurofobstakelkomt
omdathetmateriaalnaaruterugkanketsen.
Stopdemessen,verminderdesnelheidvande
machineenweesvoorzichtigwanneerueen
oppervlakzondergrasoversteektofwanneerude
machinetransporteertvanennaarhetwerkgebied.
Veranderdesnelheidvandetoerenregelaarniet
enlaatdemotorhetmaximaletoerentalniet
overschrijden.
Kinderenkomenvaaknaardemachineenhet
maaienkijken.Gaernooitvanuitdatkinderenop
deplaatsblijvenwaaruzevoorlaatstzag.
Houdkinderenuitdebuurtvanhetwerkgebied
enplaatszeondertoezichtvaneenandere
verantwoordelijkevolwassenedandebediener
vandemaaier.
Weesalertenschakeldemachineuitalskinderen
hetwerkgebiedbetreden.
Voordatudemachineachteruitrijdtofdraait,moet
unaarbenedenenrondukijkenofergeenkleine
kinderenindebuurtzijn.
Vervoergeenkinderenopdemachine,zelfs
wanneerdemessennietbewegen.Kinderen
kunnenvandemachinevallenenkunnenernstig
letseloplopenofuverhindereninhetveilig
gebruikenvandemachine.Alseenkindin
hetverledenopeenmaaierheeftmeegereden,
22
kanhetinhetmaaigebiedverschijnenzonder
waarschuwing,enkandanoverredenwordendoor
demaaier,bijhetvooruit-ofachteruitrijden.
Beschermingvanderolbeugel
Derolbeugeliseenintegraleveiligheidsvoorzie-
ning.Verwijdergeenonderdelenvanderolbeugel
vandemachine.
Zorgdatudeveiligheidsgordeldraagtendezein
eennoodgevalsnelkuntlosmaken.
Houdderolbeugelindevolledigomhooggeklapte
envergrendeldestandendoealtijdde
veiligheidsgordeomwanneerderolbeugel
omhooggeklaptis.
Controleerzorgvuldigopobjectenbovenhethoofd
voordatuhieronderrijdt,enraakdezeniet.
Vervangbeschadigdeonderdelenvande
rolbeugel.Umagdezenietreparerenof
aanpassen.
Erisgeenomkantelbeveiligingalsderolbeugel
omlaagisgeklapt.
Wielendieoverrandenofoversteileoeversheen
komenofinwaterkomen,kunnentotgevolg
hebbendatdemachineomkantelt,hetgeenernstig
ofdodelijkletselkanveroorzaken.
Doedeveiligheidsgordelnietomalsderolbeugel
omlaagisgeklapt.
Klapderolbeugeluitsluitendomlaagalsdit
absoluutnoodzakelijkis;klaphemomhoogzodra
deruimtedittoelaat.
Indiendemachineomkantelt,moetudemachine
naareenerkendeservicedealerbrengenomde
rolbeugeltelateninspecteren.
GebruikuitsluitenddoorTorogoedgekeurde
accessoiresenwerktuigenvoorderolbeugel.
Demachineveiliggebruikenop
hellingen
Hetmaaienophellingeniseenbelangrijke
factorbijongelukkenwaarbijdecontroleoverde
machinewordtverlorenofdezeomkantelt.Dit
kanernstigofdodelijkletselveroorzaken.De
bestuurderisverantwoordelijkvooreenveilig
gebruikvandemachineophellingen.Gebruik
vandemachineophellingenvereistaltijdextra
voorzichtigheid.Doehetvolgendevoordatude
machineopeenhellinggaatgebruiken:
Leesdeinstructiesvoorgebruikopeenhelling
indehandleidingenopdemachine,enzorg
datudezeinstructiesbegrijpt.
Gebruikeenhellingsindicatoromde
hellingshoekbijbenaderingtebepalen.
Gebruikdemaaimachinenooitophellingen
vanmeerdan15°.
Onderzoekdetoestandvanhetwerkgebied
opdiedagomtebepalenofdemachine
veiligkanwordengebruiktopdehelling.
Gebruikuwgezondverstandenuw
beoordelingsvermogenwanneerudit
onderzoekuitvoert.Veranderingeninhet
terrein,zoalsdevochtigheidsgraad,kunnen
snelvaninvloedzijnopdemanierwaaropde
machinereageertopeenhelling.
Spoorgevarenonderaandehellingop.Gebruik
demachinenietindebuurtvansteilehellingen,
greppels,oevers,waterofanderegevaren.
Demachinekanplotselingomslaanalseen
wieloverderandkomtofalsderandinstort.
Houdeenveiligeafstand(tweemaaldebreedte
vandemachine)tussendemachineen
landschapselementendiegevaarlijkkunnenzijn.
Gebruikeenloopmaaierofeenhandtrimmerom
grastemaaienopdezeplaatsen.
Vermijdstarten,stoppenofbochtenmakenop
hellingen.Vermijdplotseveranderingenvan
snelheidofrichting;verandertraagengeleidelijk
vanrichting.
Gebruikeenmachinenooitinomstandigheden
waarbijutwijfeltovertractie,sturenofstabiliteit.
Denkeraandatdemachinetractiekanverliezen
doordatubergafwaarts,opnatgrasofdwarsop
eenhellingmaait.Alsdeaandrijfwielentractie
verliezen,kunnenzegaanslippenenkuntu
nietmeerremmenofsturen.Demachinekan
schuiven,zelfsalsdeaandrijfwielennietdraaien.
Verwijderofletopobstakelsalssloten,gaten,
geulen,hobbels,stenenofandereverborgen
gevaren.Inhooggraszijnobstakelsniet
altijdzichtbaar.Demachinekanomslaanop
oneffenhedeninhetterrein.
Weesextravoorzichtigwanneerudemachine
gebruiktmetaccessoiresofwerktuigenzoals
grasopvangsystemen.Dezekunnendemachine
minderstabielmaken,waardoorudecontroleover
demachinekuntverliezen.Volgdeinstructies
voorgebruikvancontragewichtenop.
Laathetmaaidekindienmogelijkneeropdegrond
wanneerudemachineopeenhellinggebruikt.
Alsuhetmaaidekomhoogbrengtophellingen,
kandemachineonstabielworden.
23
g221745
Figuur15
1.VeiligezoneGebruikde
machineindezezoneop
hellingenvanminderdan
15°ofvlakkegebieden.
4.W=breedtevande
machine
2.GevarenzoneGebruik
eenloopmaaieren/ofeen
handtrimmerophellingen
vanmeerdan15°eninde
buurtvansteilehellingen
ofwater.
5.Houdeenveiligeafstand
(tweemaaldebreedte
vandemachine)
tussendemachineen
landschapselementendie
gevaarlijkkunnenzijn.
3.Water
Plaatsnemeninde
bestuurderspositie
Gebruikhetmaaidekalsopstapjeomde
bestuurderspositietebereiken(Figuur16).
g029797
Figuur16
1.Staphier.
Parkeerremgebruiken
Steldeparkeerremaltijdinwerkingwanneerude
machinestoptofdezeonbeheerdachterlaat.
Dehandreminschakelen
Parkeerdemachineopeenhorizontaaloppervlak.
g036754
Figuur17
Dehandremuitschakelen
g192635
Figuur18
Demesschakelaar(aftakas)
bedienen
Demesschakelaar(aftakas)startenstoptde
maaimesseneneventuelebekrachtigdewerktuigen.
24
Messchakelaar(aftakas)
inschakelen
Opmerking:Demesschakelaar(aftakas)
inschakelenmethalfgasofminderzorgtvoor
overmatigeslijtageaandeaandrijfriemen.
g008945
Figuur19
Messchakelaar(aftakas)
uitschakelen
g009174
Figuur20
Degashendelbedienen
Degashendelheefttweestanden:SNELenLANGZAAM
(Figuur21).
GebruikaltijddestandSNELwanneerudeaftakas
inschakelt.
g008946
Figuur21
Dechokebedienen
Gebruikdechokeomeenkoudemotortestarten.
1.Trekdeknopvandechokeomhoogomdeze
inteschakelenvoordatudecontactschakelaar
inschakelt(Figuur22).
2.Drukdeknopvandechokeomlaagomdeze
weeruitteschakelennadatdemotorisgestart
(Figuur22).
g008959
Figuur22
1.AAN2.UIT
Startenvandemotor
Opmerking:Alsdemotorwarmofheetis,hoeftu
dechokeniettegebruiken.
25
Belangrijk:Steldestartmotortelkensnietlanger
dan5secondeninwerking.Alsudestartmotor
langerdan5secondeninwerkingstelt,kan
dezewordenbeschadigd.Alsdemotornietwil
starten,moetu10secondenwachtenvoordatu
destartmotoropnieuwinwerkingstelt.
g227548
Figuur23
Demotorafzetten
VOORZICHTIG
Kinderenofomstanderskunnenletsel
oplopenalszijdemachineverplaatsenof
proberentebedienenterwijldezeonbeheerd
staat.
Verwijderaltijdhetsleuteltjeenstelde
parkeerreminwerkingwanneerudemachine
onbeheerdachterlaat.
g036839
Figuur24
Belangrijk:Zorgervoordatdebrandstofaf-
sluitklepisgeslotenvoordatudemachine
transporteertofstaltomdaterbrandstofkan
lekkenuitdemachine.Steldeparkeerremin
werkingvoordatudemachinetransporteert.Zorg
ervoordatuhetsleuteltjeverwijdertomdatde
kansbestaatdatdebrandstofpompinwerking
blijftwaardoordeaccukanontladen.
26
Derijhendelsgebruiken
c:\data\documentum\checkout\g004532
Figuur25
1.Rijhendelvergrendelde
NEUTRAALSTAND
4.Achteruit
2.Centraleontgrendelde
stand
5.Voorkantvandemachine
3.Vooruit
Metdemachinerijden
Deaandrijfwielendraaienonafhankelijkenworden
aangedrevendoorhydraulischemotorenopelkeas.U
kuntdewielenaandeenezijdeachteruitlatendraaien
entegelijkdieaandeanderezijdevooruit,waardoor
demachineomzijnasdraaitinplaatsvaneenbocht
temaken.Zoisdemachineveelwendbaarder,maar
hetkanwattijdvergeneerugewendbentaande
manierwaaropdemachinebeweegt.
Metdegashendelregeltudesnelheidvandemotor,
oftewelhettoerental(inomwentelingenperminuut).
ZetdegashendelopSNELomdebesteprestatieste
verkrijgen.Laatdemotortijdenshetmaaienaltijdvol
gasdraaien.
WAARSCHUWING
Demachinekanzeersnelronddraaien.De
bestuurderkandecontroleoverdemachine
verliezen.Ditkanleidentotlichamelijkletsel
enschadeaandemachine.
Weesvoorzichtigalsueenbochtmaakt.
Verminderdesnelheidvandemachine
voordatueenscherpebochtmaakt.
Vooruitrijden
Opmerking:Demotorslaatafalsude
tractiebedieningbeweegtterwijldeparkeerremin
werkingisgesteld.
Omdemachinetestoppen,duwtuderijhendelsnaar
deNEUTRAAL-stand.
1.Schakeldeparkeerremuit;zieDehandrem
uitschakelen(bladz.24).
2.Zetdehendelsindemiddelste,ontgrendelde
stand.
3.Omvooruitterijden,duwtuderijhendels
langzaamnaarvoren(Figuur26).
g008952
Figuur26
Achteruitrijden
1.Zetdehendelsindemiddelste,ontgrendelde
stand.
2.Omachteruitterijden,trektuderijhendels
langzaamnaarachteren(Figuur27).
27
g008953
Figuur27
Zijafvoergebruiken
Hetmaaidekisuitgerustmeteenscharnierende
grasgeleider,diehetmaaiselzijwaartsenomlaag
naarhetgazonafvoert.
GEVAAR
Alsdegrasgeleider,afsluitervandeafvoer
ofdegrasvangernietopdejuisteplaats
zijngemonteerd,kunnenuofanderen
inaanrakingkomenmethetmaaimesof
uitgeworpenvoorwerpen.Contactmet
hetdraaiendemaaimesenuitgeworpen
voorwerpenkanlichamelijkofdodelijkletsel
veroorzaken.
Verwijderdegrasgeleidernooitvanhet
maaidekomdathiermeehetmaaisel
wordtafgevoerdnaarhetgazon.Een
beschadigdegrasgeleidermoetdirect
wordenvervangen.
Steeknooituwhandenofvoetenonderhet
maaidek.
Probeernooithetafvoersysteemofde
maaimessentereinigenzondereerstde
messchakelaar(aftakas)UITteschakelen,
hetcontactsleuteltjeopUITtedraaienen
hetsleuteltjeuithetcontacttenemen.
Controleerofdegrasgeleideromlaagstaat.
Demaaihoogteinstellen
Detransportvergrendeling
gebruiken
Detransportvergrendelingheeft2standenenwordt
gebruiktincombinatiemethetmaaidekpedaal.Er
iseenVERGRENDELDEeneenONTGRENDELDEstand
voordetransportstandvanhetmaaidek(Figuur28).
g037050
Figuur28
Standentransportvergrendeling
1.Knopvan
transportvergrendeling
3.ONTGRENDELDEstand
Hetmaaidekis
nietvergrendeldinde
transportstand.
2.VERGRENDELDEstand
Hetmaaidekis
vergrendeldinde
transportstand.
28
Depenvoordemaaihoogte
instellen
Steldemaaihoogteinvan38tot127mminstappen
van6mmdoordemaaihoogtepeninverschillende
openingenteplaatsen.
1.Zetdetransportvergrendelinginde
VERGRENDELDEstand.
2.Traphetmaaidekpedaalinenbrenghet
maaidekomhoogtotdeTRANSPORTSTAND(ditis
tevensdemaaihoogtestandvan127mm),zie
Figuur29.
3.Verwijderdepenuitdemaaihoogtebeugel
(Figuur29).
4.Kiesdeopeningindemaaihoogtebeugel
dieovereenkomtmetdegewenste
maaihoogtestand,ensteekdependaarin
(Figuur29).
5.Traphetmaaidekpedaalin,trekdeknopvan
detransportvergrendelingomhoogenlaathet
maaideklangzaamzakken.
g036745
Figuur29
1.Maaidekpedaal3.Penvoordemaaihoogte
2.Maaihoogte-openingen4.Knopvan
transportvergrendeling
Antiscalpeerrollenafstellen
Alsudemaaihoogtewijzigt,steldandehoogtevan
deantiscalpeerrollenin.
Opmerking:Steldeantiscalpeerrollenzoafdatze
degrondnietrakenopnormale,vlakkemaaiterreinen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Steldeantiscalpeerrollenafzoalswordtgetoond
inFiguur30.
g192815
Figuur30
1.Antiscalpeerrol4.Flensmoer
2.Afstandsstuk
5.Bout
3.Lagerbus
g036848
Figuur31
1.Flensmoer4.Antiscalpeerrol
2.Bout
5.Afstandsstuk
3.Lagerbus
29
Tipsvoorbedieningen
gebruik
Gebruikvandesnel-standvande
gashendel
Vooreenoptimaalmaairesultaateneenmaximale
luchtcirculatiemoetudegashendelopSNELzetten.
Omhetgrasgoedtemaaienisluchtnodig;zet
demaaihoogtedusniettelaagenzorgervoordat
hetmaaidekniethelemaaldoorongemaaidgrasis
omgeven.Probeeraltijdéénzijkantvanhetmaaidek
vrijvanongemaaidgrastehouden,zodatluchtinhet
maaidekkanwordengezogen.
Wanneerueengazonvoorde
eerstekeermaait
Laathetgrasietslangerdannormaalomte
voorkomendatoneffenhedeninhetgrasvolledig
wordenweggemaaid.Inhetalgemeenkanhetbest
devoorheengebruiktemaaihoogtewordengekozen.
Alsugrasvanmeerdan15cmlanggaatmaaien,
kuntuhetbestintweekeermaaienomeengoed
maairesultaatteverkrijgen.
Eénderdevandelengtevanhet
grasafmaaien
Aanbevolenwordtnietmeerdanongeveeréénderde
vandelengtevanhetgrasaftemaaien.Meer
afmaaienwordtafgeraden,tenzijhetgrasdunis,ofin
delateherfst,wanneerhetgraslangzamergroeit.
Maairichtingafwisselen
Maaiafwisselendinverschillenderichtingen,zodat
hetgrasrechtopblijftstaan.Ditzorgtookvooreen
betereverspreidingvanhetmaaisel,watdevertering
enbemestingtengoedekomt.
Metdejuisteregelmaatmaaien
Hettempowaarmeehetgrasgroeit,varieertper
jaargetijde.Omdezelfdemaaihoogtetebehouden,
moetuinhetvroegevoorjaarvakermaaien.Alsde
groeisnelheidindezomerafneemt,maaituminder
vaak.Alsulangeretijdniethebtkunnenmaaien,
maaitueerstopeenhogemaaihoogte.Maai2dagen
lateropeenlageremaaihoogte.
Eenlageremaaisnelheid
gebruiken
Omdemaairesultatenteverbeteren,moetuin
bepaaldeomstandighedenbijeenlagererijsnelheid
maaien.
Grasniettekortafmaaien
Wanneeruoponeffenhedenmaait,moetude
maaihoogtehogerzettenomeengolvendgazonte
voorkomen.
Demachinestoppen
Alsudemachinetijdenshetmaaienmoetstoppen,
kanereenkluitmaaiselopuwgazonachterblijven.
Omdittevoorkomenkuntunaareenreedsgemaaid
oppervlakgaanmetdemesseningeschakeld,ofu
kunthetmaaidekuitschakelenterwijluvooruitgaat.
Onderkantvanhetmaaidek
schoonhouden
Verwijdernaelkgebruikmaaiselenvuilvande
onderkantvanhetmaaidek.Alszichgrasenvuilin
hetmaaidekophopen,leidtdatuiteindelijktoteen
onbevredigendmaairesultaat.
Onderhoudvandemaaimessen
Zorggedurendehethelemaaiseizoenvooreen
scherpmaaimes.Eenscherpmessnijdthetgras
goedafzonderhettescheurenoftekwetsen.
Doorscheurenenkwetsenwordthetgrasbruin
aanderanden,waardoorhetlangzamergroeiten
gevoeligerisvoorziekten.Controleernaelkgebruik
ofdemaaimessenscherpzijnenofzeversletenof
beschadigdzijn.Vijlregelmatigkerveneninkepingen
wegenslijpdemessenindienditnodigis.Alseen
mesbeschadigdofversletenis,moetuditonmiddellijk
vervangendooreenorigineelT oromes.
Nagebruik
Veiligheidnahetwerk
Algemeneveiligheid
Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,vultmetbrandstof,
reinigt,staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
30
Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
geluiddemper,deaandrijvingen,degrasvangeren
demotorombrandtevoorkomen.Veeggemorste
olieenbrandstofop.
Sluitdebrandstoftoevoerafenverwijder
hetsleuteltjevoordatudemachinestaltof
transporteert.
Debrandstofafsluitklep
gebruiken
Sluitdebrandstofafsluitkleptijdenstransport,
onderhoudenopslag(Figuur32).
Controleerofdebrandstofafsluitklepgeopendisalsu
demotorstart.
g036849
g008948
Figuur32
1.AAN2.UIT
Devrijgavehendelsvande
aandrijfwielengebruiken
WAARSCHUWING
Handenkunnenklemrakenindedraaiende
onderdelenonderhetmaaidek.Ditkantot
ernstigletselleiden.
Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltje
enlaatallebewegendedelentotstilstand
komenvoordatudevrijgaveventielenvande
aandrijfwielenaanraakt.
WAARSCHUWING
Deaandrijfeenhedenvandemotorende
hydrauliekkunnenzeerheetworden.Een
hetemotorofhydraulischeaandrijfeenheid
aanrakenkanernstigebrandwonden
veroorzaken.
Laatdemotorendehydraulische
aandrijfeenhedenvolledigafkoelenvoordat
udevrijgaveventielenvandeaandrijfwielen
aanraakt.
Devrijgavehendelsvandeaandrijfwielenbevinden
zichlinksenrechtsonderhetmaaidek.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Ganaardeomloophendelsachterdestoel,
benedenaandelinker-enrechterkantvanhet
frame.
4.Omdemachineteduwen,moetubeide
omloophendelsnaarachterenbrengenen
vergrendelen(Figuur33).
5.Zetdeparkeerremvrijvoordatudemachine
gaatduwen.
31
g035062
Figuur33
1.Voorzijdevandemachine
2.Draaideomloop-vrijgaveknoplinksomomdezeloste
zetten.
3.Standvanhendelvoorhetgebruikvanmachine
4.Trekdehendelindezerichtingomdemachineteduwen.
5.Standvanhendelvoorhetduwenvanmachine
6.Draaideomloop-vrijgaveknoprechtsomomdezevastte
zetten.
7.Motor
8.Vrijgavehendel
6.Omdemachineinteschakelen,moetude
omloophendelsnaardeVOORSTEstandbrengen
envergrendelen(Figuur33).
Demachinetransporteren
Gebruikeenaanhangerofvrachtwagenvoorzwaar
vervoeromdemachinetetransporteren.Gebruik
altijdeenoprijplaatoverdevolledigebreedte.
Zorgervoordatdeaanhangerofvrachtwagenis
voorzienvanallebenodigderemmen,verlichting
enaanduidingendiewettelijkvereistzijn.Lees
aandachtigalleveiligheidsinstructies.Metbehulpvan
dezeinformatiekuntuvoorkomendatomstandersof
uzelfletseloplopen.Raadpleegdelokalevereisten
inzakeaanhangwagensendebevestigingvan
machines.
WAARSCHUWING
Rijdenopdewegzonderrichtingaanwijzers,
verlichting,reectorenofeenbordmetde
aanduiding'Langzaamrijdendvoertuig'is
gevaarlijkenkanleidentotongelukkendie
lichamelijkletselveroorzaken.
Rijdnietmetdemachineopdeopenbareweg.
Eenaanhangerkiezen
WAARSCHUWING
Alseenmachinewordtgeladenopeen
aanhangerofeenvrachtwagen,wordtde
kansvergrootdatdemachinekantelt.Dit
kanernstiglichamelijkletselofdedood
veroorzaken(Figuur34).
Gebruikéénoprijplaatoverdevolledige
breedte.Gebruikgeenafzonderlijke
oprijplatenvoorelkekantvandemachine.
Zorgervoordatdehoekvandeoprijplaat
endegrondofvandeoprijplaatende
aanhangerofvrachtwagennietgroteris
dan15graden.
Zorgervoordatdeoprijplaatminstens
4keerzolangisalsdeafstandvande
laadbakvandevrachtwagenofaanhanger
totdegrond.Hierdoorisdehoekdiede
oprijplaatmaaktnietgroterdan15graden
opeenvlakkeondergrond.
32
g027996
Figuur34
1.Oprijplaatovervolledige
breedteinopslagstand.
4.Dehellingbaanisminstens
4keerzolangals
deafstandvande
aanhangwagenofde
laadbaktotdegrond
2.Zijaanzichtvanoprijplaat
overvolledigebreedtein
laadstand
5.H=Afstandvan
delaadbakvande
vrachtwagenofaanhanger
totdegrond.
3.Nietgroterdan15graden6.Aanhanger
Demachineladen
WAARSCHUWING
Alseenmachinewordtgeladenopeen
aanhangerofeenvrachtwagen,wordtde
kansvergrootdatdemachinekantelt.Dit
kanernstiglichamelijkletselofdedood
veroorzaken.
Gazeervoorzichtigtewerkalsueen
machineeenhellingbaanop-/afrijdt.
Rijdemachineachteruitopdeoprijplaat
enrijervooruitaf.
Umagnietabruptversnellenofvertragen
alsudemachineeenhellingbaanop-
ofafrijdt,omdatandersdemachinekan
kantelenofudecontroleoverdemachine
kuntverliezen.
1.Alsueenaanhangergebruikt,bevestig
dezedanaanhetsleepvoertuigensluitde
veiligheidskettingenaan.
2.Sluitindienvantoepassingderemmenen
verlichtingvandeaanhangeraan.
3.Laatdeoprijplaatzakken;zorgdatde
hellingshoekvandeoprijplaattenopzichtevan
degrondnietgroterisdan15graden(Figuur
34).
4.Rijdemachineachteruitopdeoprijplaat(Figuur
35).
g028043
Figuur35
1.Rijdemachineachteruit
opdeoprijplaat.
2.Rijdemachinevooruitde
oprijplaataf.
5.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenstel
deparkeerreminwerking.
6.Zetdemachinevastbijdevoorstezwenkwielen
endeachterbumper;gebruikhierbij
spanbanden,kettingen,kabelsoftouwen
(Figuur36).Raadpleegdelokalevereisten
inzakedebevestigingvanmachines.
33
g227761
Figuur36
1.Bindogen
Demachinevandeaanhanger
rijden
1.Laatdeoprijplaatzakken;zorgdatde
hellingshoekvandeoprijplaattenopzichtevan
degrondnietgroterisdan15graden(Figuur
34).
2.Rijdemachinevooruitdeoprijplaataf(Figuur
35).
34
Onderhoud
Veiligheidbijonderhoud
Alsuhetsleuteltjeinhetcontactlaat,bestaat
dekansdatiemanddemotorperongelukstart
waardooruenandereomstandersernstigletsel
kunnenoplopen.Verwijderhetsleuteltjeuithet
contactvoordatuonderhoudswerkzaamheden
uitvoertaandemachine.
Doehetvolgendevoordatudebestuurdersstoel
verlaat:
Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
Schakeldeaandrijvingenuit.
Steldeparkeerreminwerking.
Zetdemotorafenverwijderhetsleuteltje.
Laatdeonderdelenvandemachineafkoelen
voordatuonderhoudswerkzaamhedenuitvoert.
Laatpersoneeldatnietbekendismetde
instructies,nooitonderhoudswerkzaamhedenaan
demachineuitvoeren.
Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvan
bewegendeonderdelenofheteoppervlakken.
Stelindienmogelijkdemachinenietafterwijlde
motorloopt.
Haalvoorzichtigdedrukvanonderdelenmet
opgeslagenenergie.
Controleerdewerkingvandeparkeerrem
regelmatig.Indiennodigmoetudezeafstellenen
eenonderhoudsbeurtgeven.
Knoeinooitmetdeveiligheidsvoorzieningen.
Controleerregelmatigofzegoedwerken.
Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
geluiddemper,deaandrijvingen,degrasvangeren
demotorombrandtevoorkomen.
Verwijdergemorsteolieofbrandstofenmet
brandstofdoortrokkenrommel.
Vertrouwnietopeenhydraulischsysteemof
mechanischekrikomdemachineteondersteunen;
ondersteundemachinealtijdmetkriksteunen.
Zorgervoordatalleonderdeleningoede
staatverkerenenallebevestigingselementen
stevigvastzitten,inhetbijzonderhet
bevestigingsmateriaalvandemaaimessen.
Vervangversletenofbeschadigdestickers.
Koppeldeaccuafvoordatureparatiesaande
machineverricht.Maakeerstdeminpoolvande
acculosendaarnadepluspool.Bevestigeerstde
pluspoolvandeaccuendaarnademinpool.
Omveiligeenoptimaleprestatiesteverkrijgen,
moetutervervangingalleenorigineleT oro
onderdelenenaccessoiresgebruiken.Gebruikter
vervangingnooitonderdelenenaccessoiresvan
anderefabrikanten,omdatditgevaarlijkkanzijn.
Ditkanertoeleidendatdegarantieophetproduct
komttevervallen.
Aanbevolenonderhoudsschema
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Nadeeerste75uren
Filtersenvloeistofvanhethydraulischesysteemvervangen.
Bijelkgebruikofdagelijks
Controleerhetveiligheidssysteem(interlock).
VoorKawasakimotorencontroleerhetmotoroliepeil.
Luchtinlaatroosterreinigen.
Reinighetmotorschermendeomgevingvandemotor.
Reinighetgebiedrondhetuitlaatsysteemvandemotor.
Controleerdeveiligheidsgordel
Deknoppenvanderolbeugelcontroleren.
Hetpeilvandehydraulischevloeistofindeexpansietankcontroleren.
Controleerdemaaimessen.
Hetmaaidekreinigen.
Omde25bedrijfsuren
Smeerdeassenvandevoorstezwenkwielen.(ditmoetvakergebeurenalsde
machinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Omde50bedrijfsuren
Smeerhetdraaipuntvandespanpoelievandepompmetvet.
Controleerdevonkenvanger(indienaanwezig).
Debandenspanningcontroleren.
Alleriemenopslijtageenscheurtjescontroleren.
Omde100bedrijfsuren
VoorKawasakimotoren-verversdemotorolie(ditmoetvakergebeurenalsde
machinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
VoorKawasakimotoren-debougievervangen,reinigenenafstellen.
35
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Omde200bedrijfsuren
VoorKawasakimotorenHetmotorolieltervervangen(ditmoetvakergebeuren
alsdemachinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Omde250bedrijfsuren
VoorKawasakimotoren-vervanghetprimaireluchtlter(ditmoetvakergebeuren
alsdemachinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
VoorKawasakimotoren-controleerhetveiligheidslter(ditmoetvakergebeurenals
demachinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Nadeeerstevervangbeurtvervangdeltersenvloeistofvanhethydraulische
systeemwanneeruMobil115W50vloeistofgebruikt.(Vakervervangenalsde
machinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden)
Omde500bedrijfsuren
VoorKawasakimotoren-vervanghetveiligheidslter(ditmoetvakergebeurenals
demachinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Hetemissie-luchtinlaatltervervangen.
Brandstofltervervangen(vakerinstofge,vuileomstandigheden).
Controleerdeafstellingvandeparkeerrem.
Nadeeerstevervangbeurtvervangdeltersendevloeistofvanhethydraulische
systeemalsuT oro®HYPR-OIL™500vloeistofgebruikt.(Vakervervangenalsde
machinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden)
Maandelijks
Controleerofdeaccuopgeladenis.
Jaarlijksofvóórstalling
Werkbeschadigdeoppervlakkenbij.
Controleerallebovenstaandeonderhoudsproceduresvoordatudemachineopslaat.
Belangrijk:RaadpleegdeGebruikershandleidingvandemotorvoorverdereonderhoudsprocedures.
VOORZICHTIG
Alsuhetsleuteltjeinhetcontactlaat,bestaatdekansdatiemanddemotorperongelukstart
waardooruenandereomstandersernstigletselkunnenoplopen.
Zetdemotorafenhaalhetsleuteltjeuithetcontactvoordatuonderhouduitvoert.
Procedures
voorafgaandeaan
onderhoud
Deafdekkingvanhet
maaideklosmaken
Zetdebovensteboutvandeafdekkinglosomde
afdekkingvanhetmaaideklostemakenentoegang
tekrijgentotdebovenkantvanhetmaaidek(Figuur
37).Draainadeonderhoudswerkzaamhedendebout
vastomdeafdekkingopnieuwtemonteren.
g193016
Figuur37
1.Bout
2.Afdekking
36
Hetplaatmetaalscherm
verwijderen
Zetde2voorsteboutenlosenverwijderhet
plaatmetaalschermombijdemaaierriemenende
spilassentekomen(Figuur38).Bevestignade
onderhoudswerkzaamhedenhetplaatmetaalscherm
weerterugendraaideboutenweervast.
g192921
Figuur38
1.Plaatmetaalscherm2.Bout
Smering
Demachinesmeren
Onderhoudsinterval:Omde25bedrijfsuren—Smeer
deassenvandevoorste
zwenkwielen.(ditmoetvaker
gebeurenalsdemachinewordt
gebruiktinstofgeofvuile
omstandigheden).
Omde50bedrijfsuren—Smeerhetdraaipunt
vandespanpoelievandepompmetvet.
Smeerdemachinevakeralszewordtgebruiktin
stofgeofvuileomstandigheden.
Typevet:nr.2vetoplithium-ofmolybdeenbasis
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldemesschakelaaruiten
steldeparkeerreminwerking;zieDehandrem
inschakelen(bladz.24).
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Reinigdesmeernippelsmeteendoek.
Opmerking:Verwijderindiennodigverfvan
devoorkantvandetting(s).
4.Smeer1of2pompslagenvetinhetdraaipunt
vandespanpoelievandepomp(Figuur39).
5.Smeerdeassenvandevoorstezwenkwielen
(Figuur39).
g188563
Figuur39
1.Draaipuntvanspanpoelie
vanpomp
2.Asvanzwenkwiel
6.Veegovertolligvetweg.
37
Onderhoudmotor
Veiligheidvandemotor
Houduwkleding,gezicht,handen,voeten
enanderelichaamsdelenuitdebuurtvande
geluiddemperenandereheteoppervlakken.Laat
deonderdelenvandemotorafkoelenvoordatu
onderhoudswerkzaamhedenuitvoert.
Veranderdesnelheidvandetoerenregelaarniet
enlaatdemotorhetmaximaletoerentalniet
overschrijden.
Onderhoudvanhet
luchtlter
Onderhoudsinterval:Omde250bedrijfsuren—Voor
Kawasakimotoren-vervang
hetprimaireluchtlter(ditmoet
vakergebeurenalsdemachine
wordtgebruiktinstofgeofvuile
omstandigheden).
Omde250bedrijfsuren—VoorKawasaki
motoren-controleerhetveiligheidslter(dit
moetvakergebeurenalsdemachinewordt
gebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Omde500bedrijfsuren—VoorKawasaki
motoren-vervanghetveiligheidslter(ditmoet
vakergebeurenalsdemachinewordtgebruikt
instofgeofvuileomstandigheden).
Opmerking:Hetluchtltermoetvakereen
onderhoudsbeurtkrijgenalsdemachinewordt
gebruiktinbuitengewoonvuileofstofge
omstandigheden.
Filtersverwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakdesluitingenophetluchtlterlosentrek
hetluchtlterdekselvandeluchtlterbehuizing
(Figuur40).
g001883
Figuur40
1.Luchtlterbehuizing4.Luchtlterdeksel
2.Voorlter5.Veiligheidslter
3.Vergrendeling
4.Reinigdebinnenkantvanhetluchtlterdeksel
metperslucht.
5.Schuifhetvoorltervoorzichtiguitde
luchtlterbehuizing(Figuur40).
Opmerking:Zorgervoordatunietmethet
ltertegendezijkantvandeluchtlterbehuizing
stoot.
6.Verwijderhetveiligheidslteruitsluitendalsudit
gaatvervangen.
Delterscontroleren
1.Controleerhetveiligheidslter.Alshetvuilis,
vervangtuhetveiligheids-enhetvoorlter.
Belangrijk:Probeerhetveiligheidslterniet
tereinigen.Alshetveiligheidsltervuilis,
betekentditdathetvoorlterisbeschadigd.
2.Inspecteerhetlterelementopbeschadiging
dooreenfellelichtbronopdebuitenkantvanhet
lterterichtenenerdoorheentekijken.Alshet
voorltervuil,verbogenofbeschadigdis,moet
uhetvervangen.
Opmerking:Gateninhetlterzijnherkenbaar
alslichteplekken.Umaghetvoorlterniet
reinigen.
Filtersmonteren
Belangrijk:Umagdemotornooitlatenlopen
zonderdatbeideluchtltersenhetdekselzijn
gemonteerdombeschadigingvandemotorte
voorkomen.
1.Alsunieuweltersplaatst,moetuelklter
controlerenoptransportschade.
38
Opmerking:Eenbeschadigdltermagniet
wordengebruikt.
2.Alsuhetbinnensteltervervangt,schuifhet
danvoorzichtigindelterbehuizing(Figuur40).
3.Schuifhetvoorlterophetveiligheidslter
(Figuur40).
Opmerking:Zorgervoordathetvoorlter
volledigopzijnplaatszitdooropdebuitenrand
teduwentijdensdemontage.
Belangrijk:Druknietophetzachtemidden
vanhetlter.
4.Plaatshetluchtlterdekselenmaakdesluitingen
vast(Figuur40).
Motorolieverversen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Omde100bedrijfsuren(ditmoetvaker
gebeurenalsdemachinewordtgebruiktin
stofgeofvuileomstandigheden).
Omde200bedrijfsuren—VoorKawasaki
motorenHetmotorolieltervervangen(dit
moetvakergebeurenalsdemachinewordt
gebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Motorolietype
Typeolie:Reinigingsolie(APIonderhoudsclassicatie
SF,SG,SH,SJofSL)
Carterinhoud:1,8literzonderhetolielter;2,1liter
methetolielter
Viscositeit:zieonderstaandetabel.
g037096
Figuur41
Opmerking:Hoewel10W-40motorolieaanbevolen
isvoordemeesteomstandigheden,moetumisschien
deolieviscositeitveranderenomaantepasenaande
atmosferischeomstandigheden.20W-50motorolie
gebruikeninhogereomgevingstemperaturenkanhet
olieverbruikverminderen.
Hetmotoroliepeilcontroleren
Opmerking:Controleerhetoliepeilalsdemotor
koudis.
Belangrijk:Alserteveelofteweinigoliezitin
hetcartervandemotorenulaatdemotortoch
draaien,kuntudezebeschadigen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
Opmerking:Zorgdatdemotoruitgeschakeld
iszodatdeolietijdheeftgekregenomwegte
lopennaardeopvangbak.
3.Omtevoorkomendatervuil,maaisel,enz.in
demotorterechtkomt,moetudeomgeving
vandevuldop/peilstokreinigenvoordatudeze
verwijdert(Figuur42).
39
g036856
g311705
Figuur42
Motorolieverversen
Opmerking:Geefdeafgewerkteolieafbijeen
inzamelcentrum.
1.Startdemotorenlaatdezevijfminutenlopen.
Opmerking:Warmeoliekanbeterafgetapt
worden.
2.Parkeerdemachinezodatdeaftapkantiets
lagerstaatdandeanderekantzodatalleolie
kanweglopen.
3.Schakeldemesschakelaar(aftakas)uitenstel
deparkeerreminwerking.
4.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
5.Laatdeolieuitdemotorlopen(Figuur43).
g036856
g027734
Figuur43
40
6.Gietlangzaamongeveer80%vande
gespeciceerdeolieindevulbuisenvoeg
langzaamderestvandeolietoetothetpeilde
markeringVolbereikt(Figuur44).
g235264
Figuur44
7.Startdemotorenrijdnaareenvlakgebied.
8.Controleerhetoliepeilopnieuw.
Motorolieltervervangen
1.Laatdeolieuitdemotorlopen;raadpleeg
Motorolieverversen(bladz.40).
2.Vervanghetmotorolielter(Figuur45).
g036856
g027477
Figuur45
Opmerking:Controleerofdepakkingvanhet
olieltercontactmaaktmetdemotorendraai
hetolielternog¾slagextravast.
3.Vulhetcartermethetjuistetypenieuweolie;zie
Motorolietype(bladz.39).
41
Onderhoudvande
bougie(s)
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
Controleerofdeelektrodenafstandtussendecentrale
elektrode-endemassa-elektrodecorrectisvoordatu
debougiemonteert.Gebruikeenbougiesleutelvoor
het(de)monterenvandebougieeneenvoelermaat
omdeelektrodenafstandtemetenenaftestellen.
Monteereennieuwebougieindienditnodigis.
Typebougie:NGK
®
BPR4ESofgelijkwaardig
Elektrodenafstand:0,75mm
Bougieverwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakdeomgevingvandeonderkantvande
bougieschoonomtevoorkomendatervuilen
rommelindemotorterechtkomt.
4.Zoekenverwijderdebougie(s)zoalswordt
getoondinFiguur46.
g036857
g027478
Figuur46
Debougie(s)controleren
Belangrijk:Maakdebougie(s)nietschoon.
Verwijdereenbougiealtijdalsdeze:eenzwarte
laagheeft,alsdeelektrodenversletenzijn,alser
eenvettigelaagopligtofalsdebougiescheuren
vertoont.
Alsdeisolatorlichtbruinofgrijsis,werktdemotor
naarbehoren.Eenzwartelaagopdeisolatorduidt
meestalopeenvuilluchtlter.
Steldeafstandinop0,75mm.
g206628
Figuur47
Bougie(s)monteren.
g027661
Figuur48
42
Hetkoelsysteemreinigen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetluchtltervandemotor.
4.Verwijderhetmotorscherm.
5.Omtevoorkomendatvuilindeluchtinlaatkomt,
plaatsdeluchtlteropdelterbasis.
6.Verwijdervuilengrasvandeonderdelen.
7.Verwijderdeluchtlterenplaatshet
motorscherm.
8.Deluchtltermonteren.
Hetmotorschermreinigen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Bijelkgebruikofdagelijks
Verwijdervoorelkgebruikeventuelegrasresten,vuil
ofandereverontreinigingvanhetmotorscherm,de
uitlaatvandemotorendeomgevingvandemotor.
Ditdraagtbijtoteenadequatekoelingeneencorrect
motortoerentalenverkleintdekansdatdemotor
oververhitraaktenmechanischeschadeoploopt.
Vonkenvangercontroleren
Voormachinesmeteen
vonkenvanger
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsuren
WAARSCHUWING
Heteonderdelenvanhetuitlaatsysteem
kunnenbrandstofdampenontsteken,zelfs
nadatudemotorhebtafgezet.Hetedeeltjes
dietijdenshetgebruikvandemotoruitde
uitlaatkomen,kunnenontvlambaarmateriaal
ontsteken,waardoorlichamelijkletselof
materiëleschadekanontstaan.
Vulgeenbrandstofbijenlaatdemotorniet
lopentotdatdevonkenvangerisgeplaatst.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Wachttotdegeluiddemperisafgekoeld.
4.Alsuscheurenzietinhetschermofindelassen
moetudevonkenvangervervangen.
5.Alshetschermverstoptraakt,verwijderdan
devonkenvangerenschuddedeeltjeseruit.
Reinighetschermmeteenstaalborstel(laathet
schermindiennodigwekeninoplosmiddel).
6.Plaatsdevonkenvangerterugopdeuitlaat.
Hetemissie-luchtinlaatlter
vervangen
Onderhoudsinterval:Omde500bedrijfsuren
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetltervandeontluchtingsslang.
4.Brengeennieuwlteraaninhetuiteindevan
deontluchtingsslang.
43
Onderhoud
brandstofsysteem
GEVAAR
Inbepaaldeomstandighedenisbrandstof
uiterstontvlambaarenzeerexplosief.Brand
ofexplosievanbrandstofkanbrandwonden
bijuofanderenenmateriëleschade
veroorzaken.
ZieBrandstofveiligheid(bladz.16)vooreen
volledigelijstvanvoorzorgsmaatregelenmet
betrekkingtotbrandstof.
Brandstofltervervangen
Onderhoudsinterval:Omde500bedrijfsuren/Jaar-
lijks(houdhierbijdekortsteperiode
aan)(vakerinstofge,vuileom-
standigheden).
Belangrijk:Plaatsdebrandstoeidingenen
bevestigzemetplastickabelbinders.Volghierbij
defabrieksmontageomervoortezorgendat
debrandstoeidinggeencontactkanmaken
metonderdelendiedezemogelijkkunnen
beschadigen.
Hetbrandstoflterbevindtzichbijdemotor,links
vooraanaandemotor.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Laatdemotorafkoelen.
4.Sluitdebrandstofafsluitkleponderdestoel.
5.Brandstofltervervangen(Figuur49).
Opmerking:Zorgervoordatdemarkeringen
ophetlterderichtingvandebrandstofstroom
volgen.
g033082
Figuur49
6.Opendebrandstofafsluitklep.
Onderhoudvande
brandstoftank
Probeerdebrandstoftanknietzelfaftetappen.
Laateenerkendeservicedealerdebrandstoftank
aftappenenonderdelenvanhetbrandstofsysteem
eenonderhoudsbeurtgeven.
44
Onderhoudelektrisch
systeem
Veiligheidvanhet
elektrischsysteem
Koppeldeaccuafvoordatureparatiesaande
machineverricht.Maakeerstdeminpoolvande
acculosendaarnadepluspool.Bevestigeerstde
pluspoolvandeaccuendaarnademinpool.
Laaddeaccuopineenopen,goedgeventileerde
ruimte,uitdebuurtvanvonkenenopenvuur.Haal
deopladeruithetstopcontactvoordatudeaccu
aan-ofloskoppelt.Draagbeschermendekleding
engebruikgeïsoleerdgereedschap.
Onderhoudvandeaccu
Onderhoudsinterval:Maandelijks
Accuverwijderen
WAARSCHUWING
Accupolenofmetalengereedschappen
kunnenkortsluitingmakenmetmetalen
onderdelenvandemachine,waardoor
vonkenkunnenontstaan.Hierdoorkunnen
accugassentotontplofngkomenen
lichamelijkletselveroorzaken.
Zorgervoordatbijhetverwijderenof
installerenvandeaccudeaccupolen
nietinaanrakingkomenmetmetalen
onderdelenvandemachine.
Voorkomdatmetalengereedschappen
kortsluitingveroorzakentussende
accupolenenmetalenonderdelenvande
machine.
WAARSCHUWING
Deaccukabelsonjuistafkoppelenkanschade
aandemachineendekabelstotgevolg
hebbenenvonkenveroorzaken.Hierdoor
kunnenaccugassentotontplofngkomenen
lichamelijkletselveroorzaken.
Maakaltijddeminkabel(zwart)vandeaccu
losvoordatudepluskabel(rood)losmaakt.
Sluitaltijddepluskabel(rood)vandeaccu
aanvoordatudeminkabel(zwart)aansluit.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.VerwijderdeaccuzoalsgetoondinFiguur50.
g036853
g036855
Figuur50
Accuopladen
WAARSCHUWING
Bijhetopladenproduceertdeaccugassen
dietotontplofngkunnenkomen.
Rooknooitindebuurtvandeaccuenzorg
ervoordatergeenvonkenofvlammenvlakbij
deaccukomen.
Belangrijk:Zorgervoordatdeaccualtijd
vollediggeladenis(soortelijkgewicht1,265).Dit
isvooralbelangrijkombeschadigingvandeaccu
tevoorkomenbijtemperaturenbeneden0°C.
1.Verwijderdeaccuvanhetchassis;raadpleeg
Accuverwijderen(bladz.45).
2.Laaddeaccu10tot15minutenopbij25tot
30Aof30minutenbij10A.
45
Opmerking:Deaccunietteveropladen.
3.Zodradeaccuvolledigisopgeladen,haalt
udeacculaderuithetstopcontactenmaakt
uvervolgensdeoplaadkabelslosvande
accuklemmen(Figuur51).
4.Monteerdeaccuindemachineensluitde
accukabelsaan;zieDeaccuplaatsen(bladz.
46).
Opmerking:Gebruikdemachinenooit
wanneerdeaccuislosgekoppeld;ditkan
beschadigingenaanhetelektrischesysteemtot
gevolghebben.
g000960
Figuur51
1.Pluspool(+)vandeaccu3.Rode(+)oplaadkabel
2.Minpool(–)vandeaccu4.Zwarte(–)oplaadkabel
Deaccuplaatsen
1.Plaatsdeaccuineenbakmetdeaccupolenvan
dehydraulischetankweg(Figuur50).
2.Bevestigdepluskabel(rood)aandepluspool
(+)vandeaccu.
3.Bevestigdeminkabel(zwart)enaardingsdraad
aandeminpool(-)vandeaccu.
Opmerking:VoorMyRidemachines:zorgdat
deaardingskabelniettegendebalansarmof
deondersteschokdemperbevestigingschuurt
(Figuur53).
g236732
Figuur52
1.Zorgdatdeaardingskabel
niettegendeonderste
schokdemperbevestiging
schuurt.
3.Aardingskabel
2.Zorgdatdeaardingskabel
niettegendebalansarm
schuurt.
4.Bevestigdekabelsmet2bouten,2ringenen
2borgmoeren(Figuur50).
5.Schuifhetrodestofkapjevoordeaccupoolop
depluspool(+)vandeaccu.
6.Zetdeaccuvastmetderubberenband(Figuur
50).
46
Onderhoudvande
zekeringen
Deelektrischeinstallatieisbeveiligddoormiddelvan
zekeringen.Hetbehoeftgeenonderhoud.Alser
echtereenzekeringdoorbrandt;controleerdanhet
onderdeelenhetcircuitopeenstoringofkortsluiting.
Dezekeringenbevindenzichopderechter
bedieningseenheidnaastdestoel(Figuur53).
1.Omeenzekeringtevervangen,trektude
zekeringeruitomdezeteverwijderen.
2.Monteereennieuwezekering(Figuur53).
g036858
Figuur53
1.Zekeringdeksel
3.Brandstofklep
2.Zekeringhouder
Onderhoud
aandrijfsysteem
Veiligheidsgordel
controleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Controleerdeveiligheidsgordelopslijtageen
snedenencontroleerdejuistewerkingvanhet
terugtreksysteemendesluiting.Vervangde
veiligheidsgordelalsdezeisbeschadigd.
Deknoppenvande
rolbeugelcontroleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
WAARSCHUWING
Omlichamelijkofdodelijkletseltevoorkomen
alsdemachineomkantelt:laatderolbeugel
volledigomhooggeklaptenvergrendeld,en
doedeveiligheidsgordelom.
Controleerofdestoelgoedopdemachine
isbevestigd.
Controleerofzoweldemontagematerialenalsde
knoppeningoedestaatverkeren.
Zorgervoordatdeknoppenvolledigophunplaats
zittenenderolbeugelomhoogisgeklapt.
Opmerking:Debovenstelusvanderolbeugel
moetmogelijknaarvorenwordengeduwdofnaar
achterenwordengetrokkenomervoortezorgen
datbeideknoppenindejuistestandklikken
(Figuur54enFiguur55).
47
g036746
Figuur54
1.Rolbeugelomhoog4.Draaiderolbeugelknop
90graden.
2.Knopvanderolbeugel
vergrendeld
5.Rolbeugelknop
ontgrendeld
3.Trekderolbeugelknopuit
endraaideze90graden.
6.Rolbeugelingeklapt
g034593
Figuur55
1.Ingeschakeld2.Deelsuitgetrokken
gebruikdemachineniet
metderolbeugelindeze
stand.
Desporingafstellen
1.Schakeldemesschakelaar(aftakas)uit.
2.Rijdnaareenopen,vlakgebiedenzetde
rijhendelsindeVERGRENDELDENEUTRAALSTAND.
3.ZetdegashendelhalverwegetussenLANGZAAM
enSNEL.
4.Zetbeiderijhendelsvooruittotaandeaanslag
indeT-sleuf.
5.Controleerdesporingvandemachine.
6.Alsdemachinenaarrechtsspoort,steekdan
eeninbussleutelvan3/16"doordeopening
indeafdekplaatrechtsvooraanendraaide
stelschroefvandesporinglinks-ofrechtsomom
hetbereikvandehendelaftestellen(Figuur56).
7.Alsdemachinenaarlinksspoort,steekdan
eeninbussleutelvan3/16"doordeopening
indeafdekplaatrechtsvooraanendraaide
stelschroefvandesporinglinks-ofrechtsomom
hetbereikvandehendelaftestellen(Figuur56).
8.Rijmetdemachineencontroleerofzerecht
spoort.
9.Stelnetzolangaftotdatudegewenstesporing
verkrijgt.
g035859
Figuur56
Rechterrijhendelafgebeeld
1.T oegangsgatinvoorste
afdekplaat
2.Stelschroefvoorsporing
48
Debandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsuren/Maan-
delijks(houdhierbijdekortste
periodeaan)
Dejuistebandenspanningindevoor-enachterbanden
is0,9bar.Eenongelijkebandenspanningkan
leidentotonregelmatigemaairesultaten.De
bandenspanningkanhetbestbijkoudebanden
wordengecontroleerd.
g001055
Figuur57
Dewielmoerencontroleren
Controleerdewielmoerenendraaizevastmeteen
torsievan122tot136N∙m.
Onderhoudenremmen
Parkeerremafstellen
Onderhoudsinterval:Omde500bedrijfsuren
Opmerking:Voerdezeprocedureuitwanneeru
eenonderdeelvanderemverwijdertofvervangt.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Steldemachinezoindatzemetdehandkan
wordenvoortgeduwd.ZieDevrijgavehendels
vandeaandrijfwielengebruiken(bladz.31).
4.Brengdeachterzijdevandemachineomhoog
enondersteundemachinemetassteunen.
WAARSCHUWING
Ondersteuneenmachinemethetoogop
service-ofonderhoudswerkzaamheden
nietalleenmeteenmechanischeof
hydraulischekrik.Ditkangevaarlijkzijn
omdateenmechanischeofhydraulische
krikeenmachinemogelijknietvoldoende
ondersteuntofslechtfunctioneert,
waardoordemachinekanvallen.Ditkan
ernstigletselveroorzaken.
Vertrouwnooituitsluitendopeen
mechanischeofhydraulischekrikom
hetmaaidekopteheffen.Gebruikgoede
assteunenofgelijkwaardigemiddelen
omdemachineteondersteunen.
5.Schakeldeparkeerreminenuitencontroleer
dewielenomnategaanofderemmenin-en
uitgeschakeldworden.
6.Indienafstellingnodigis,moetudeparkeerrem
uitschakelen.Verwijderdegaffelpenuitdeas
vanderemkoppeling(Figuur58).
49
g036752
Figuur58
1.Borgpen3.Asvanremkoppeling
2.Parkeerrem
7.Controleerdelengtevandebeideverenzoals
wordtgetoondinFiguur59.Alsafstellingnodig
is,draaidebovenstemoerdanrechtsomomde
veerkortertemakenennaarlinksomdeveer
langertemaken.
g036100
Figuur59
1.Bovenstemoer3.44mm
2.Veer
8.Duwdeparkeerremhendelhelemaalnaarvoren
ennaarbeneden.
9.Draaideasvanderemkoppelingtothetuiteinde
opéénlijnligtmetdeopeningindehendel.
Kortdekoppelingindoorrechtsomte
draaien.
Verlengdekoppelingdoorlinksomte
draaien.
10.Brengdeasvanderemkoppelingaaninde
openingindeparkeerremenbevestigmetde
gaffelpen.Herhaalstap5enstelafindiennodig.
11.Alsdeafstellingvoltooidis,verwijdert
udekriksteunofhetsoortgelijke
ondersteuningsmechanismeomdemachinete
latenzakken.
12.ZetdemaaimachineindeBEDRIJFSSTAND.
ZieDevrijgavehendelsvandeaandrijfwielen
gebruiken(bladz.31).
50
Onderhoudriemen
Riemencontroleren
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsuren
Vervangderiemalsdezeversletenis.Eenaantal
indicatiesvaneenversletenriem:eengierend
geluidtijdenshetdraaienvanderiem,demessen
dieslippentijdenshetmaaien,gerafelderandenen
schroeiplekkenenscheurenopderiem.
Drijfriemvanmaaidek
vervangen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brenghetmaaidekomlaagnaareenmaaihoogte
van7,6cm.
4.Draaideboutopelkvanderiemkappenlos.
5.Draaideondersteboutloswaarmeede
afdekkingvanhetmaaidekisbevestigdaanhet
maaidek;zieDeafdekkingvanhetmaaidek
losmaken(bladz.36).
6.Verwijderhetplaatmetaalscherm,zieHet
plaatmetaalschermverwijderen(bladz.37).
7.Verwijderdeaandrijfriemkappenende
bijbehorendebouten(Figuur60).
g027729
Figuur60
8.Haaldeveerspanningvandeveerbelaste
spanpoelie.ZieFiguur62.
Opmerking:Gebruikdeveerverwijderaar
(Toroonderdeelnr.92-5771)omdeveervande
maaidekstangteverwijderen(Figuur62).
9.Verwijderderiemvandemaaidekpoeliesende
koppelingspoelie.
10.Bevestigdenieuweriemronddepoeliesvan
hetmaaidekendekoppelingspoelieonderde
motor(Figuur61).
g036861
Figuur61
1.Koppelingspoelie3.Veerbelastespanpoelie
2.Aandrijfriemvanmaaidek
4.Veer
g028279
Figuur62
1.Veerverwijderaar(T oro
onderdeelnummer
92-5771)
4.Armvanspanpoelie
2.Spanpoelieveer5.Aandrijfriemvanmaaidek
3.Maaidekstang
51
11.Monteerdespanpoelieveer(Figuur62).
Opmerking:Steekdeuiteindenvandeveerin
deankergroeven.
12.Plaatsdedrijfriemkappenendebijbehorende
bouten(Figuur63).
g027730
Figuur63
13.Monteerhetplaatmetaalscherm,zieHet
plaatmetaalschermverwijderen(bladz.37).
14.Draaideondersteboutvastwaarmeede
afdekkingvanhetmaaidekisbevestigdaanhet
maaidek;zieDeafdekkingvanhetmaaidek
losmaken(bladz.36).
Dedrijfriemvande
hydraulischepomp
vervangen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderderiemvanhetmaaidek;zieDrijfriem
vanmaaidekvervangen(bladz.51).
4.Hefdemachineopenplaatsdezeop
kriksteunen.
5.Verwijderdeaanslagvandekoppeling(Figuur
64).
g036860
Figuur64
1.Aanslagvankoppeling
6.Haaldespanpoelieveervandestang(Figuur
65).
7.Verwijderdeouderiemvandeaandrijfpoelies
vandehydraulischepompendemotorpoelie.
8.Bevestigdenieuweriemronddemotorpoelieen
de2poeliesvandehydraulischepomp(Figuur
65).
g036859
Figuur65
1.Spanpoelie4.Aandrijfriemvanpomp
2.Stangvanspanpoelieveer
5.Rechterpoelievan
hydraulischepomp
3.Motorpoelie6.Linkerpoelievan
hydraulischepomp
9.Monteerdeaanslagvandekoppeling(Figuur
64).
10.Plaatsdedrijfriemvanhetmaaidek;zie
Onderhoudriemen(bladz.51).
52
Onderhoud
bedieningsysteem
Destandvande
bedieningshendelafstellen
Alsdeuiteindenvandehendelselkaarraken,
raadpleegdanRijhendelmechanismeafstellen(bladz.
53).
Dehoogteinstellen
Ukuntderijhendelshogeroflagerafstellen,voor
meercomfort.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetbevestigingsmateriaalwaarmee
derijhendelisbevestigdaandeschachtvande
bedieningsarm.
g035858
Figuur66
1.Bouten3.Rijhendel
2.Sleufopening4.Schachtvande
bedieningsarm
4.Zetderijhendelsindevolgendegroep
openingen.Zetdehendelvastmethet
bevestigingsmateriaal.
5.Stelvervolgensookdeandererijhendelaf.
Hoekvanrijhendelsverstellen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderdebovensteboutwaarmeede
rijhendelsisbevestigdaandeschachtvande
bedieningsarm.
4.Draaideondersteboutlostotdatuderijhendels
naarvorenofnaarachterenkuntbewegen.
Draaidemoerenaanomderijhendelvastte
zettenindenieuwestand.
5.Stelvervolgensookdeandererijhendelaf.
g009195
Figuur67
Rijhendelmechanisme
afstellen
Demechanismenvandepompbedieningbevinden
zichaanbeidezijdenvandemachineonderde
stoel.Draaiaandeeindmoermeteendopsleutelvan
½"omdemachinenauwkeurigaftestellenzodat
dezenietbeweegtindeneutraalstand.Eventuele
aanpassingenmoetalleenvoordeneutraalstand
wordenuitgevoerd.
53
WAARSCHUWING
Demotormoetlopenendeaandrijfwielen
draaienopdatudezeafstellingkuntuitvoeren.
Contactmetbewegendeonderdelenof
heteoppervlakkenkanlichamelijkletsel
veroorzaken.
Houduwvingers,handenenkledinguitde
buurtvandraaiendeonderdelenenhete
oppervlakken.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Drukhetmaaidekpedaalin,verwijderde
maaihoogtepenenlaathetmaaidekneerop
degrond.
4.Brengdeachterkantvandemachineomhoogen
plaatsdezeopassteunen(ofeengelijkwaardige
ondersteuning),nethooggenoegomde
aandrijfwielenvrijtelatenronddraaien.
5.Verwijderdeelektrischeaansluitingvande
veiligheidsschakelaardiezichonderhet
onderstekussenvandestoelbevindt.
Opmerking:Deschakelaarmaaktonderdeel
uitvandestoelconstructie.
6.Koppeltijdelijkeenstartkabelaanopdepolen
vandeconnectorvandehoofdkabelboom.
7.Startdemotor,laatdezeopvolgaslopenen
schakeldeparkeerremuit.
Opmerking:Zorgdatdeparkeerremin
werkingisgesteldenderijhendelsnaarbuiten
staanvoordatudemotorstart.Uhoeftnietop
destoeltezitten.
8.Laatdemachineminimaal5minutendraaien
metderijhendelsopvolledigesnelheid
vooruitomdehydraulischevloeistofop
bedrijfstemperatuurtebrengen.
Opmerking:Derijhendelsmoeteninde
neutraalstandstaanalsuafstellingswerkzaam-
hedenuitvoert.
9.ZetderijhendelsindeNEUTRAALSTAND.
10.Zorgdatdelipjesvandebedieningsplaatde
aanslagplaatjesvandeneutraalstandvande
hydraulischeeenhedenraken.
11.Pasdelengtevandepompbedieningsstang
aandoordemoerindejuisterichtingte
draaientotdewielenlichtjesgaankruipeninde
achteruitstand(Figuur68).
g036753
Figuur68
1.Moer4.Aanslagplaatjevan
neutraalstand
2.Vasteplaat5.Lipjesrakenhet
aanslagplaatjevande
neutraalstand
3.Bedieningsplaat
12.ZetderijhendelsindeACHTERUITSTANDenoefen
lichtedrukuitopdehendelzodatdeverende
hendelsterugduwenindeneutraalstand.
Opmerking:Dewielenmoetenophouden
metdraaienoflangzaamkruipeninde
achteruitstand.
Opmerking:Mogelijkmoetudekapvan
hetrijhendelmechanismeverwijderenomde
toegangtevergemakkelijken.
13.Schakeldemachineuit.
14.Maakdeverbindingsdraadlosvandestekker
vandekabelboomensluitdestekkeraanop
destoelschakelaar.
15.Haaldeassteunenweg.
16.Brenghetmaaidekomhoogenplaatsde
maaihoogtepen.
17.Controleerenzorgdatdemachinenietkruiptin
deneutraalstandalsdeparkeerremvrijisgezet.
54
Onderhoudhydraulisch
systeem
Veiligheidvanhet
hydraulischesysteem
Waarschuwonmiddellijkeenartsalser
hydraulischevloeistofisgeïnjecteerdindehuid.
Geïnjecteerdevloeistofmoetbinnenenkeleuren
operatiefwordenverwijderddooreenarts.
Controleerofallehydraulischeslangenen
leidingeningoedestaatverkerenenalle
hydraulischeaansluitingenenttingsstevig
vastzittenvoordatudrukzetophethydraulische
systeem.
Houdlichaamenhandenuitdebuurtvankleine
lekgatenofspuitmondenwaaruitonderhogedruk
hydraulischevloeistofontsnapt.
Ukuntlekkeninhethydraulischesysteem
opsporenmetbehulpvankartonofpapier.
Hefalledrukinhethydraulischesysteemop
veiligewijzeop,voordatuwerkzaamhedengaat
verrichtenaanhethydraulischesysteem.
Specicatieshydraulische
vloeistof
Hydraulischevloeistof:Toro
®
HYPR-OIL
500
hydraulischevloeistofofMobil115W-50olie.
Belangrijk:Gebruikdeaanbevolenvloeistof.
Anderevloeistoffenkunnenhethydraulische
systeembeschadigen.
Inhoudvanhethydraulischesysteem(metlters
verwijderd):4,45liter
Hetpeilvande
hydraulischevloeistof
controleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Laatdehydraulischevloeistofafkoelen.
Controleerhetoliepeilterwijldevloeistofkoudis.
2.Controleerdeexpansietankenvulindiennodig
bijmetT oro
®
HYPR-OIL
500hydraulische
vloeistoftotdemarkeringFULLCOLD.
g037051
Figuur69
1.Motor2.Expansietank
Hydraulischevloeistof
verversenenlters
vervangen
Onderhoudsinterval:Nadeeerste75uren—Filters
envloeistofvanhethydraulische
systeemvervangen.
Omde250bedrijfsuren—Nadeeerste
vervangbeurtvervangdeltersenvloeistof
vanhethydraulischesysteemwanneeruMobil
115W50vloeistofgebruikt.(Vakervervangen
alsdemachinewordtgebruiktinstofgeofvuile
omstandigheden)
Omde500bedrijfsuren—Nadeeerste
vervangbeurtvervangdeltersendevloeistof
vanhethydraulischesysteemalsuT oro
®
HYPR-OIL
500vloeistofgebruikt.(Vaker
vervangenalsdemachinewordtgebruiktin
stofgeofvuileomstandigheden)
Omdehydraulischevloeistoftevervangenmoetende
lterswordenverwijderd.Vervangbeidetegelijkertijd;
zieSpecicatieshydraulischevloeistof(bladz.55)
voordeaanbevolenvloeistof.
Laatalleluchtuithetsysteemnadatudenieuwe
ltershebtgemonteerdendenieuwevloeistofhebt
toegevoegd.ZieHydraulischesysteemontluchten
(bladz.57).Herhaalhetontluchtingsprocestotde
vloeistofnahetontluchtenopdeFULLCOLD-streep
blijft.Alsdezeprocedurenietgoedwordt
uitgevoerd,kanditleidentotonherstelbare
schadeaanhettransaxle-aandrijfsysteem.
55
Filtersvanhethydraulische
systeemverwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Laatdemotorafkoelen.
4.Zoekhetlterendebeschermingenopelk
transaxle-aandrijfsysteem(Figuur70).
5.Verwijderde3schroevenwaarmeede
lterbeschermingenzijnbevestigd(Figuur70).
g017444
Figuur70
Rechterkantgetoond
1.Transaxle-aandrijving
4.Schroeven
2.Filter
5.Ontluchtingsplug
3.Filterbescherming
6.Maakdeomgevingvandelterszorgvuldig
schoon.
Belangrijk:Zorgervoordatergeenvuilin
hethydraulischesysteemterechtkomtom
verontreinigingtevoorkomen.
7.Plaatseenopvangbakonderhetlteromde
vloeistofdieweglooptoptevangenzodra
hetlterendeontluchtingspluggenworden
verwijderd.
8.Verwijderdeontluchtingsplugopelke
transmissie
9.Schroefhetlterlosomhetteverwijderenen
laatdevloeistofuithetaandrijfsysteemlopen.
10.Herhaaldezeprocedurevoorbeidelters.
Filtersvanhethydraulische
systeemmonteren
1.Brengeendunlaagjehydraulischevloeistofaan
opderubberenpakkingvanelklter.
2.Draaihetlterrechtsomtotdatderubberen
pakkingcontactmaaktmethetltertussenstuk
enzethetltervervolgensnogeenextra¾tot
volledigeslagvast.
3.Herhaalvoorhetanderelter.
4.Monteerdelterbeschermingenterugopde
plaatswaarudezeeerderhebtverwijderd.
5.Gebruikdedrieschroevenomde
lterbeschermingentemonteren.
6.Controleerofdeontluchtingspluggenzijn
verwijderdvoordatuvloeistofgaatbijvullen.
7.Gietlangzaamdegespeciceerdevloeistofin
deexpansietanktotdatervloeistofuit1vande
openingenvoordeontluchtingspluggenkomt.
8.Monteerdeontluchtingsplug.
9.Draaideplugvastmeteentorsievan20N·m.
10.Gaverdermethetvullenvandeexpansietank
totervloeistofuitdeandereontluchtingsplug
vandetweedetransmissiekomt.
11.Monteerdetegenoverliggendeontluchtingsplug.
12.Draaideplugvastmeteentorsievan20N·m.
13.Gaverdermethetvullenvandeexpansietank
totdevloeistofdemarkeringFULLCOLDbereikt
indeexpansietank.
14.GanaarHydraulischesysteemontluchten
(bladz.57).
Belangrijk:AlsudeprocedureHydraulisch
systeemontluchtennietuitvoertnadatde
lterszijnvervangenendevloeistofis
ververst,kanditleidentotonherstelbare
schadeaanhettransaxlesysteem.
56
g027477
Figuur71
Hydraulischesysteem
ontluchten
1.Brengdeachterkantvandemachineomhoogen
plaatsdezeopassteunen(ofeengelijkwaardige
ondersteuning)totdatdeaandrijfwielenvrij
kunnenronddraaien.
g017625
Figuur72
1.Opkrikpunten
2.Startdemotor,zetdegashendelophalfgasen
zetdeparkeerremvrij.
A.Zetdeomloophendelsindestandomde
machineteduwen.Zetdeomloopkleppen
openenlaatdemotorlopen;beweegde
rijhendelslangzaam5of6keernaarvoren
ennaarachteren.
B.Zetdeomloophendelsindestandomde
machinetebedienen.
C.Zetdeomloopklepdichtenlaatdemotor
lopen;beweegderijhendel5of6keer
langzaamnaarvorenennaarachteren.
D.Zetdemotorafencontroleerhet
vloeistofpeilindeexpansietank.Voegde
aanbevolenvloeistoftoetothetpeilde
markeringFULLCOLDvandeexpansietank
bereikt.
3.Herhaalstap2totdatalleluchtuithetsysteem
isverwijderd.
Opmerking:Alsdetransaxlezonder
abnormalegeluidenwerktenbijeennormaal
toerentalsoepelnaarvorenennaarachteren
kanbewegen,zitergeenluchtmeerin.
57
4.Controleervoordelaatstekeerhetvloeistofpeilin
deexpansietank.Vulbijmetdegespeciceerde
vloeistoftotdathetpeildeFULLCOLD-streepop
deexpansietankbereikt.
Onderhoudvanhet
maaidek
Veiligheidvandemessen
Controleeropgezettetijdendemaaimessenop
slijtageofbeschadigingen.
Weesvoorzichtigalsudemessencontroleert.
Omwikkeldemaaimessenofdraag
handschoenenenweesvoorzichtigalsu
onderhoudswerkzaamhedenaandemaaimessen
verricht.Demaaimessenmogenalleenworden
vervangenofgeslepen,probeerzenooitrechtte
makenoferaantelassen.
Letopdatbijmachinesmetmeerderemaaimessen
anderemessenkunnengaandraaiendoordatu
éénmesdraait.
Vervangversletenofbeschadigdemessenen
boutenaltijdalscompletesetomeengoede
balanstebehouden.
Onderhoudvande
maaimessen
Vóórcontroleenonderhoudvan
demaaimessen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenmaak
debougiekabelslos.
Demaaimessencontroleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Controleerdesnijranden(Figuur73).
2.Alsderandennietscherpzijnofbramen
vertonen,moetuhetmaaimesverwijderenen
slijpen;zieDemaaimessenslijpen(bladz.60).
3.Controleerdemessen,inhetbijzonderhet
gebogendeel.
4.Alsuscheuren,slijtageofgroefvormingindit
deelconstateert,moetudirecteennieuwmes
monteren(Figuur73).
58
g006530
Figuur73
1.Snijrand3.Slijtage/groefvorming
2.Gebogendeel4.Scheur
Controleopkrommemessen
Opmerking:Demachinemoetopeenegaal
oppervlakstaanvoordevolgendeprocedure.
1.Zethetmaaidekopdehoogstemaaipositie.
2.Trekdikkehandschoenenofandereadequate
handbeschermingaanendraailangzaamhet
mesineenstanddiemetingmogelijkmaaktvan
deafstandtussendemaairandenhetegale
oppervlakwaaropdemachinestaat(Figuur74).
g014972
Figuur74
1.Maaidek3.Mes
2.Asbehuizing
3.Meetdeafstandtussenhetuiteindevanhetmes
endevlakkeondergrond(Figuur75).
g014973
Figuur75
1.Mes,inmeetstand
2.Vlakkeondergrond
3.Gemetenafstandtussenmesendeondergrond(A)
4.Draaihetzelfdemes180graden,zodatde
maairandaandeanderekantnuindezelfde
standstaat(Figuur76).
g014974
Figuur76
1.Mes,eerdergemetenkant
2.Eerdergebruiktemeetstand
3.Anderekantvanmesdieinmeetstandwordtgebracht
5.Meetdeafstandtussenhetuiteindevanhetmes
endevlakkeondergrond(Figuur77).
Opmerking:Despelingmagnietmeerdan
3mmbedragen.
59
g014973
Figuur77
1.Mesaananderezijde,inmeetstand
2.Vlakkeondergrond
3.Tweedegemetenafstandtussenmesenoppervlak(B)
A.AlshetverschiltussenAenBgroterisdan
3mm,vervangdanhetmesdooreennieuw
mes;zieMaaimessenverwijderen(bladz.
60)enMaaimessenmonteren(bladz.61).
Opmerking:Alseenkrommesis
vervangendooreennieuwmesende
afstandnogaltijdgroterisdan3mm,dan
ishetmogelijkdatdemesasverbogen
is.Neemcontactopmeteenerkende
onderhoudsdealervoorservice.
B.Gaalshetverschilbinnendegrenzenligt
doormethetvolgendemes.
6.Herhaaldezeprocedureopelkmes.
Maaimessenverwijderen
Vervangmessendieeenvastvoorwerphebben
geraaktofuitbalansofkromzijn.
1.Houddespilasvastmeteensleutel.
2.Verwijderdemesbout,deklemringenhetmes
vandespilas(Figuur78).
g017443
Figuur78
1.Vleugelvanhetmes4.Mesbout
2.Mes5.Maai-as
3.Klemring
Demaaimessenslijpen
1.Gebruikeenvijlomdesnijrandenaanbeide
uiteindenvanhetmesteslijpen(Figuur79).
Opmerking:Houddaarbijdeoorspronkelijke
hoekinstand.
Opmerking:Hetmesblijftinbalansalsuvan
beidesnijrandendezelfdehoeveelheidmateriaal
verwijdert.
g000552
Figuur79
1.Onderoorspronkelijkehoekslijpen.
2.Controleerdebalansvanhetmesmeteen
mesbalans(Figuur80).
Opmerking:Alshetmeshorizontaalblijft,is
hetinbalansengeschiktvoorgebruik.
Opmerking:Alshetmesnietinbalansis,
moetuwatmetaalafvijlenvanhetuiteindevan
devleugel(Figuur79).
60
g000553
Figuur80
1.Mes2.Mesbalans
3.Herhaalditindiennodigtotdathetmesinbalans
is.
Maaimessenmonteren
1.Monteerhetmesopdeas(Figuur78).
Belangrijk:Hetgebogendeelvanhetmes
moetnaardebinnenzijdevandemaaikast
wijzenomeengoedemaaikwaliteitte
garanderen.
2.Monteerdeklemringendemesbout(Figuur78).
Opmerking:Monteerdekegelvandeklemring
zodatdezenaardekopvandeboutwijst.
3.Draaidemesboutvastmeteentorsievan115
tot150N·m.
Schuinstandvanhet
maaidek(breedterichting)
endemesstandinstellen
Controleerofhetmaaidekhorizontaalstaattelkens
wanneerudemaaierinstalleertofwanneerueen
ongelijkemaaiplekinuwgrasziet.
Voordatuhetmaaidekhorizontaalafsteltmoetu
eerstcontrolerenoferverbogenmaaimessenzijn,
eneventueelverbogenmaaimessenverwijderenen
vervangen;leesControleopkrommemessen(bladz.
59)voordatuditdoet.
Stelhetmaaidekeerstlinks/rechtshorizontaal,endan
kuntuvoor/achterafstellen.
Eisen:
Demachinemoetopeenegaalvlakstaan.
Allebandenmoetendejuistespanninghebben,
zieDebandenspanningcontroleren(bladz.49).
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Controleerdebandenspanningvande
aandrijfbanden.ZieDebandenspanning
controleren(bladz.49).
4.Zethetmaaidekindevergrendelde
transportstand.
5.Draaidemessenvoorzichtigheenenweer.
6.Meetdeafstandtussendemespuntenhet
vlakkeoppervlak(Figuur81).Alsdeafstanden
meerdan5mmverschillen,steldande
schuinstandaf;gadoormetdezeprocedure.
g229303
g229305
Figuur81
1.Maaimessenevenwijdig
3.Meetvanafhetuiteinde
vanhetmestothetplatte
oppervlakhier.
2.Uiteindevanmes
7.Controleerdeschuinstandvandemaaimessen
indelengterichting(Figuur82).Zorgdatde
voorstemespuntlagerzitdandeachterste;
ziedetabelmetblokhoogteenschuinte.Als
instellingvereistis,gaatuverdermetdeze
procedure.
61
g229304
Figuur82
1.Messeninlengterichting
3.Meetvanafhetuiteinde
vanhetmestothetplatte
oppervlakhier.
2.Uiteindevanmes
8.Zetdeantiscalpeerrollenindebovenste
openingofverwijderzegeheelvoordeze
afstelprocedure.
9.Plaats2blokjes(zieonderstaandetabel)onder
deachtersterandvandemaaikast;1blokjeaan
elkekantvanhetmaaidek(Figuur83).
10.Zetdemaaihoogtehendelinstandvan76mm.
11.Plaats2blokjesonderelkekantvande
voorsterandvanhetmaaidek,maarnietonder
debeugelsvandeantiscalpeerrollenofde
lasnaden.
g038090
Figuur83
Onderaanzicht
1.Blokjes7,3cm2.Lasnaden
Tabelblokhoogteenschuinte
Maaidek-
maat
Blokhoogte
Schuinte
Allemaai-
dekken
7,3cm4,8tot6,4mm
12.Draaihetmaaimesvoorzichtigindwarsrichting
horizontaal(Figuur81).
13.Draaideborgmoeren(Figuur84)inde4hoeken
losencontroleerofhetmaaidekstevigopalle
4blokjesrust.
14.Trekdemaaidekhangersstrakenzorgdathet
maaidekpedaalnaarachterenisgedrukttegen
deaanslag.
15.Draaide4borgmoerenvast.
g035851
Figuur84
1.Borgmoeren3.Maaidekdrager
2.Hefarmvanmaaidek
4.Ketting
16.Zorgervoordatdeblokjesstevigonder
derandvanhetmaaidekzittenendatalle
bevestigingsboutenvastgedraaidzijn.
17.Gaverdermethetafstellenvanhetmaaidek
doordeschuinstandvanhetmaaimesinde
lengterichtingtecontroleren.
18.Controleerdehorizontalestandvandemessen
enherhaalindiennodigdeprocedureomhet
maaidekhorizontaaltestellen.
Maaidekverwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenmaak
debougiekabelslos.
3.Plaatsdemaaihoogtepenindemaaihoogtestand
van7,6cm.
4.Verwijderdedrijfriemkappen.
5.Zetdespanpoelievanhetmaaideklosen
verwijderdemaaidekriem;zieOnderhoud
riemen(bladz.51).
62
6.Verwijderdeboutenenmoerenvandevoorkant
vandeplaatonderdevoetsteun.
7.Verwijderenbewaardeboutenenmoerenaan
beidezijdenvandemachine(Figuur85).
g036866
Figuur85
1.Verwijderdezemoerenenbouten.
2.Verwijderdezemoerenenbouten.
8.Schuifhetmaaideknaarrechtsuitdemachine.
Grasgeleidervervangen
WAARSCHUWING
Alsdeuitworpopeningnietafgedektis,kan
demachinevoorwerpenuitwerpennaaru
ofnaaromstanders;ditkanernstigletsel
veroorzaken.Daarnaastkuntuookincontact
komenmethetmes.
Gebruikdemachinenooitzondermulchplaat,
grasgeleiderofgrasvanger.
1.Verwijderdeborgmoer,bout,veeren
afstandsstukwaarmeedegrasgeleidervastzit
opdedraaibeugels(Figuur86).
2.Verwijdereenbeschadigdeofversleten
grasgeleider(Figuur86).
g015594
Figuur86
1.Bout
5.Gemonteerdeveer
2.Afstandsstuk6.Grasgeleider
3.Borgmoer7.J-vormighaakuiteindevan
veer
4.Veer
3.Plaatshetafstandsstukendeveeropde
grasgeleider.
4.Plaats1J-vormighaakuiteindevandeveer
achterderandvanhetmaaidek.
Opmerking:Zorgervoordat1J-vormig
haakuiteindevandeveerisgemonteerdachter
derandvanhetmaaidekvoordatudebout
monteertzoalswordtaangegeveninFiguur86.
5.Monteerdeboutendemoer.
6.Plaats1J-vormighaakuiteindevandeveerom
degrasgeleider(Figuur86).
Belangrijk:Degrasgeleidermoetkunnen
draaien.Klapdegeleiderhelemaalomhoog
encontroleerofdezevolledigomlaagdraait.
63
Reiniging
Deonderkantvanhet
maaidekreinigen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brenghetmaaidekomhooginde
TRANSPORTSTAND.
Deveringreinigen
Reinigdeveringmetperslucht.
Opmerking:Maakdeschokdempersnietschoon
metwateronderdruk(Figuur87).
g195820
Figuur87
Afvalafvoeren
Motorolie,accu's,hydraulischevloeistofen
motorkoelvloeistofverontreinigenhetmilieu.Verwijder
dezestoffenvolgensdeplaatselijkevoorschriften.
64
Stalling
Veiligheidtijdensopslag
Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,reinigt,staltofer
onderhoudswerkzaamhedenaanverricht.
Umagdemachineofdebrandstofnietbewarenin
denabijheidvaneenopenvuur,nochdebrandstof
binnenshuisofineenafgeslotenaanhanger
aftappen.
Slademachineendebrandstofhoudernietop
opplaatsenwaaropenvlammen,vonkenof
waakvlammen(b.v.vaneenboilerofandere
toestellen)aanwezigkunnenzijn.
Reinigenenopslaan
1.Schakeldemesschakelaar(aftakas)uitenstel
deparkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijdermaaisel,vuilenvetvandebuitenkant
vandegehelemachine,metnamevandemotor
enhethydraulischesysteem.Vuilenkafvan
debuitenkantvandecilinder,dekoelribben
vandecilinderkopenhetventilatorbehuizing
verwijderen.
Belangrijk:Ukuntdemachinemeteenmild
reinigingsmiddelenwaterwassen.Wasde
machinenooitmeteenhogedrukreiniger.
Gebruiknietteveelwater,vooralnietinde
buurtvanhetbedieningspaneel,demotor,
dehydraulischepompenendeaccu.
4.Controleerdewerkingvandeparkeerrem;zie
Parkeerremafstellen(bladz.49).
5.Geefhetluchtltereenonderhoudsbeurt;zie
Onderhoudvanhetluchtlter(bladz.38).
6.Smeerdemachine;zieSmering(bladz.37).
7.Verversdeolieinhetcarter;zieMotorolie
verversen(bladz.39).
8.Controleerdebandenspanning;zieDe
bandenspanningcontroleren(bladz.49).
9.Vervanghethydraulischelter;zieHydraulische
vloeistofverversenenltersvervangen(bladz.
55).
10.Laaddeaccuop;zieAccuopladen(bladz.45).
11.Schraapdikaangekoektgrasenvuilvan
deonderkantvandemaaimachine.Spoel
vervolgensdemachineschoonmeteen
tuinslang.
Opmerking:Laatdemachinelopenmetde
aftakasingeschakeldendemotorophoog
stationairgedurende2tot5minutennahet
wassen.
12.Controleerdestaatvandemaaimessen;
raadpleegOnderhoudvandemaaimessen
(bladz.58).
13.Wanneerdemachinelangerdan30dagenniet
wordtgebruikt,moetdezewordenvoorbereidop
stalling.Demachinewordtalsvolgtvoorbereid
opstalling:
A.Voegeenstabilizer/conditionerop
aardoliebasistoeaandebrandstofinde
tank.Volgdemengvoorschriftenvande
fabrikantvandestabilizerop.Gebruik
geenstabilizeropalcoholbasis(ethanolof
methanol).
Opmerking:Stabilizer/conditionerwerkt
hetbestalshetmetversebrandstofwordt
gemengdenaltijdwordtgebruikt.
B.Laatdemotorvijfminutenlopen
omdestabilizer/conditionerdoorhet
brandstofsysteemteverspreiden.
C.Zetdemotoraf,laatdezeafkoelenenlaat
debrandstoftankleeglopen.
D.Motoropnieuwstartenenlatenlopentotdat
dezeafslaat.
E.Umoetbrandstofopdejuistewijze
afvoeren.Voerdebrandstofafvolgensde
plaatselijkgeldendevoorschriften.
Belangrijk:Bewaarbrandstofdie
stabilizer/conditionerbevatnietlanger
danaanbevolendoordefabrikantvan
destabilizer.
14.Verwijderdebougie(s)encontroleerdestaat
ervan;zieOnderhoudvandebougie(s)(bladz.
42).Nadatdebougie(s)uitdecilinderis(zijn)
verwijderd,gietu30ml(2eetlepels)motorolie
indebougie-opening.Gebruikdestartmotor
omdemotortelatendraaienenzodeolieover
decilinderwandteverspreiden.Monteerde
bougie(s).Debougiekabelnietopdebougie(s)
drukken.
15.Controleerallebouten,schroevenenmoeren
endraaidezevast.Repareerofvervang
beschadigdedelen.
16.Werkallekrassenenbeschadigingenvandelak
bij.Bijwerklakisverkrijgbaarbijeenerkende
servicedealer.
65
17.Staldemachineineenschone,drogegarage
ofopslagruimte.Verwijderhetsleuteltjeuithet
contactenbewaarhetbuitenhetbereikvan
kinderenenonbevoegdepersonen.Dekde
machineafomdezetebeschermenenschoon
tehouden.
66
Problemen,oorzaakenremedie
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Demotoristezwaarbelast.1.Derijsnelheidverminderen.
2.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.2.Hetcarterbijvullenmetolie.
3.Dekoelribbenenluchtkanalenonder
deventilatorbehuizingvandemotor
zijnverstopt.
3.Dekoelribbenenluchtkanalen
ontstoppen.
4.Hetluchtlterisvuil.4.Hetluchtlterelementreinigenof
vervangen.
Demotorraaktoververhit.
5.Vuil,waterofoudebrandstofinhet
brandstofsysteem.
5.Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealer.
1.Deaftakasisingeschakeld.1.Schakeldeaftakasuit.
2.Deparkeerremisuitgeschakeld.
2.Steldeparkeerreminwerking.
3.Derijhendelsstaannietinde
VERGRENDELDENEUTRAALSTAND.
3.Zetderijhendelsnaarbuiteninde
vergrendeldeNEUTRAALSTAND.
4.Uzitnietopdebestuurdersstoel.
4.Gaopdebestuurdersstoelzitten.
5.Deaccuisleeg.5.Accuopladen.
6.Deelektrischeaansluitingenzijn
gecorrodeerdofzittenlos.
6.Controleerofdeelektrische
aansluitingengoedcontactmaken.
7.Eenvandezekeringenisdoorgebrand.7.Dezekeringvervangen.
Destartmotorslaatnietaan.
8.Eenvanderelaisofschakelaarsis
defect.
8.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Debrandstoftankisleeg.1.Debrandstoftankvullen.
2.Debrandstofafsluitklepisgesloten.2.Opendebrandstofafsluitklep.
3.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.3.Hetcarterbijvullenmetolie.
4.Degashendelstaatnietindejuiste
stand.
4.Steldegashendelinhalverwegede
LANGZAMEendeSNELLEstand.
5.Erzitvuilinhetbrandstoflter.5.Brandstofltervervangen.
6.Erbevindtzichvuil,waterofoude
brandstofinhetbrandstofsysteem.
6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
7.Hetluchtlterisvuil.
7.Reinigofvervanghet
luchtlterelement.
8.Destoelschakelaarwerktnietgoed.
8.Controleerdeindicatorvoorde
stoelschakelaar.Vervangdestoel
indienditnodigis.
9.Deelektrischeverbindingenzijn
gecorrodeerd,zittenlosofzijndefect.
9.Controleerofdeelektrische
aansluitingengoedcontactmaken.
Reinigdeaansluitpolengrondigmet
eenspeciaalreinigingsmiddel,breng
speciaalsmeermiddelaanensluitde
connectorenweeropdejuistewijze
aan.
1
0.
Relaisofschakelaarisbeschadigd.
1
0.
Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1
1.
Debougieisvuilofde
elektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
1
1.
Bougieafstellenofvervangen.
Demotorstartniet,startmoeilijkofslaat
af.
1
2.
Debougiekabelisnietaangesloten.
1
2.
Controleerdeaansluitingvande
bougiekabel.
67
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Demotoristezwaarbelast.1.Derijsnelheidverminderen.
2.Hetluchtlterisvuil.2.Reinighetluchtlterelement.
3.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.3.Hetcarterbijvullenmetolie.
4.Dekoelribbenenluchtkanalenboven
demotorzijnverstopt.
4.Dekoelribbenendeluchtkanalen
ontstoppen.
5.Deventilatieopeninginde
brandstoftankdopisverstopt.
5.Brandstoftankdopreinigenof
vervangen.
6.Erzitvuilinhetbrandstoflter.6.Brandstofltervervangen.
Demotorverliestvermogen.
7.Erbevindtzichvuil,waterofoude
brandstofinhetbrandstofsysteem.
7.Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealer.
1.Desporingmoetafgesteldworden1.Steldesporingaf Demachinetrektnaarlinksofnaarrechts
(metbeiderijhendelsvolledigvooruit).
2.Debandenvandeaandrijfwielen
hebbennietdejuistespanning.
2.Brengdeaandrijfbandenopdejuiste
spanning.
1.Deomloopkleppenzijnnietgoed
gesloten.
1.Sluitdeomloopkleppen.
2.Depompriemisversleten,losofstuk.
2.Riemvervangen.
3.Deaandrijfriemvandepompisvande
poelieaf.
3.Riemvervangen.
4.Deveervandespanpoelieiskapotof
ontbreekt.
4.Veervervangen.
Demachinerijdtniet.
5.Hetpeilvandehydraulischevloeistof
staattelaagofdehydraulische
vloeistofisteheet.
5.Dereservoirsbijvullenmet
hydraulischevloeistofofde
hydraulischevloeistoflatenafkoelen.
1.Hetmaaimes(demaaimessen)is(zijn)
verbogenofnietinbalans.
1.Nieuwemaaimes(sen)monteren.
2.Debevestigingsboutvanhetmaaimes
zitlos.
2.Debevestigingsboutvanhetmaaimes
vastdraaien.
3.Debevestigingsboutenvandemotor
zittenlos.
3.Debevestigingsboutenvandemotor
vastdraaien.
4.Demotorpoelie,spanpoelieof
mespoeliezitlos.
4.Desbetreffendepoelievastzetten.
5.Demotorpoelieisbeschadigd.5.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
6.Mesasverbogen.6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Demachinetriltabnormaal.
7.Demotorophangplaatzitlosofis
versleten.
7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Maaimes(sen)bot.1.Mes(sen)slijpen.
2.Maaimes(sen)verbogenofnietin
balans.
2.Nieuwemaaimes(sen)monteren.
3.Hetmaaidekstaatniethorizontaal.3.Maaidekhorizontaalstelleneninde
correcteschuinstandstellen.
4.Eenantiscalpeerwiel(indienaanwezig)
isnietcorrectafgesteld.
4.Hoogtevanantiscalpeerwielafstellen.
5.Deonderkantvanhetmaaidekisvuil.5.Reinigdeonderkantvanhetmaaidek.
6.Debandenspanningisnietcorrect.6.Bandenopjuistespanningbrengen.
Demaaihoogteisongelijk.
7.Mesasverbogen.7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Detractieriemisversleten,losofstuk.1.Eennieuwedrijfriemmonteren.
2.Dedrijfriemzitnietopdepoelie.2.Drijfriemmonterenenassenen
riemgeleidersopjuistestand
controleren.
3.
Deschakelaarvandeaftakas(PTO)of
deaftakkoppelingisdefect.
3.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Messendraaienniet.
4.Dedrijfriemvanhetmaaidekis
versleten,losofstuk.
4.Eennieuwedrijfriemmonteren.
68
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Eenzekeringisdoorgebrand.
1.Vervangdezekering.Controleerde
weerstandvandespoelen,ofdeaccu
isopgeladen,hetoplaadsysteemen
deaansluitingenvandebedradingen
vervangindiennodig.
2.Lagespanningbijdekoppeling.
2.Controleerdeweerstandvande
spoelen,ofdeaccuisopgeladen,het
oplaadsysteemendeaansluitingen
vandebedradingenvervang
onderdelenindiennodig.
3.Despoelisbeschadigd.3.Vervangdekoppeling.
4.Onvoldoendestroom4.Repareerofvervangdebedrading
vandekoppelingofhetelektrische
systeem.Reinigdecontactpuntenvan
deaansluitingen.
Dekoppelinggrijptnietaan.
5.Openingtussenrotor/armatuurte
groot.
5.Verwijderhetopvulstukofvervangde
koppeling.
69
PrivacyverklaringEEA/VK
Toro’sgebruikvanuwpersoonlijkegegevens
TheT oroCompany(“T oro”)respecteertuwrechtopprivacy.Wanneeruonzeproductenkoopt,kunnenwebepaaldepersoonlijkeinformatieoveru
verzamelen,ofwelrechtstreeksviauofwelviauwplaatselijkT orobedrijfofdealer.Torogebruiktdezeinformatieomtevoldoenaancontractuele
verplichtingenzoalshetregistrerenvanuwgarantie,hetbehandelenvanuwgarantieclaimofomcontactmetuoptenemeninhetgevalvan
terugroepactiesenvoorlegitiemezakelijkedoeleindenzoalsklanttevredenheidmeten,onzeproductenverbeterenofuproductinformatieverschaffen
dievanbelangkanzijn.T orokanuwinformatiedelenmetonzedochterondernemingen,verdelersofanderezakenpartnersinverbandmetdeze
activiteiten.Wekunnenookpersoonlijkeinformatievrijgevenvanrechtswegeofinverbandmetdeverkoop,aankoopoffusievaneenbedrijf.We
verkopenuwpersoonsgegevensnooitaananderebedrijvenvoormarketingdoeleinden.
Behoudvanuwpersoonlijkegegevens
Torobewaartuwpersoonlijkeinformatiezolangdezerelevantisvoordebovengenoemdedoeleindeneninovereenstemmingismetdewettelijke
vereisten.Gelievecontactoptenemenvia[email protected]voormeerinformatieoverdebewaarperiodesdievantoepassingzijn.
Toro’sengagementinzakeveiligheid
UwpersoonlijkeinformatiekanbehandeldwordenindeVSofeenanderlanddatmogelijksoepeleredatabeschermingswettenheeftdanhetlandwaar
uverblijft.Indienweuwinformatieoverdragennaareenanderlanddanhetlandwaaruverblijft,nemenwijdewettelijkverplichtemaatregelenom
ervoortezorgendatdeinformatieopgepastewijzewordtbeschermdenveiligwordtbehandeld.
Toegangencorrectie
Uhebthetrechtomuwpersoonlijkegegevenstecorrigerenofteraadplegen,ofzichteverzettentegendeverwerkingvanuwgegevensofdezete
beperken.Omdezerechtenuitteoefenen,gelieveeene-mailtesturennaar[email protected].AlsuzichzorgenmaaktoverdemanierwaaropTorouw
informatieheeftbehandeld,vragenwijuomdezedirecttenaanzienvanonsteuiten.Europeseburgershebbenhetrechtomeenklachtintedienen
bijhungegevensbeschermingsautoriteit.
374-0282RevC

Documenttranscriptie

Form No. 3441-207 Rev B 2000 Series HDX SD 132cm Riding Mower 77292TE 132 cm Aufsitzrasenmäher 2000 der Serie HDX SD 77292TE Tondeuse autoportée HDX SD série 2000 de 132cm 77292TE HDX SD 2000 serie zitmaaier van 132 cm 77292TE www.Toro.com. *3441-207* Form No. 3441-202 Rev B HDX SD 2000 serie zitmaaier van 132 cm Modelnr.: 77292TE—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) *3441-202* Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. Bruto- en nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids-, emissie- en gebruiksvoorschriften, zal de motor van dit type maaiers in de praktijk veel minder koppel hebben. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. g233855 Figuur 1 Modelnr.: Inleiding Serienr.: Deze maaitractor met draaiende messen is bedoeld voor professioneel gebruik. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders. Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. Het veiligheidssymbool (Figuur 2) komt zowel in deze handleiding als op de machine voor om belangrijke veiligheidsberichten te identificeren die u moet opvolgen om ongevallen te voorkomen. Het symbool zal verschijnen met het woord Gevaar of Waarschuwing . Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. • Gevaar: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel. Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren. • Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel. Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. • Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel. sa-black Figuur 2 Veiligheidssymbool Belangrijk: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie. © 2020—The Toro® Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420 2 U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com. Gedrukt in de VS Alle rechten voorbehouden Inhoud Het motorscherm reinigen ................................ 43 Vonkenvanger controleren................................ 43 Het emissie-luchtinlaatfilter vervangen ............. 43 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 44 Brandstoffilter vervangen.................................. 44 Onderhoud van de brandstoftank...................... 44 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 45 Veiligheid van het elektrisch systeem................ 45 Onderhoud van de accu.................................... 45 Onderhoud van de zekeringen.......................... 47 Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 47 Veiligheidsgordel controleren ........................... 47 De knoppen van de rolbeugel controleren.................................................... 47 De sporing afstellen .......................................... 48 De bandenspanning controleren....................... 49 De wielmoeren controleren............................... 49 Onderhouden remmen ........................................ 49 Parkeerrem afstellen ........................................ 49 Onderhoud riemen .............................................. 51 Riemen controleren .......................................... 51 Drijfriem van maaidek vervangen ..................... 51 De drijfriem van de hydraulische pomp vervangen ..................................................... 52 Onderhoud bedieningsysteem ............................ 53 De stand van de bedieningshendel afstellen ........................................................ 53 Rijhendelmechanisme afstellen........................ 53 Onderhoud hydraulisch systeem ......................... 55 Veiligheid van het hydraulische systeem........... 55 Specificaties hydraulische vloeistof .................. 55 Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.................................................... 55 Hydraulische vloeistof verversen en filters vervangen ..................................................... 55 Hydraulische systeem ontluchten ..................... 57 Onderhoud van het maaidek ................................ 58 Veiligheid van de messen ................................. 58 Onderhoud van de maaimessen ....................... 58 Schuinstand van het maaidek (breedterichting) en de messtand instellen......................................................... 61 Maaidek verwijderen......................................... 62 Grasgeleider vervangen ................................... 63 Reiniging ............................................................. 64 De onderkant van het maaidek reinigen ............ 64 De vering reinigen ............................................ 64 Afval afvoeren .................................................. 64 Stalling .................................................................... 65 Veiligheid tijdens opslag ................................... 65 Reinigen en opslaan ......................................... 65 Problemen, oorzaak en remedie ............................. 67 Schema's ................................................................ 70 Veiligheid .................................................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 4 Hellingsindicator ................................................ 5 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 6 Algemeen overzicht van de machine ....................... 13 Bedieningsorganen .......................................... 13 Specificaties .................................................... 15 Werktuigen/accessoires ................................... 15 Voor gebruik ........................................................ 16 Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk .............................................................. 16 Brandstof bijvullen ............................................ 17 Dagelijks onderhoud uitvoeren ......................... 18 Een nieuwe machine inrijden ............................ 18 De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken ...................................................... 18 Het veiligheidssysteem gebruiken .................... 19 Bestuurdersstoel instellen ................................ 20 De achterste schokdempers instellen ............... 20 Werktuigen en accessoires gebruiken .............. 21 Tijdens gebruik .................................................... 21 Veiligheid tijdens het werk................................. 21 Plaatsnemen in de bestuurderspositie .............. 24 Parkeerrem gebruiken ...................................... 24 De messchakelaar (aftakas) bedienen.............. 24 De gashendel bedienen.................................... 25 De choke bedienen .......................................... 25 Starten van de motor ........................................ 25 De motor afzetten ............................................. 26 De rijhendels gebruiken .................................... 27 Met de machine rijden....................................... 27 Zijafvoer gebruiken ........................................... 28 De maaihoogte instellen ................................... 28 Antiscalpeerrollen afstellen............................... 29 Tips voor bediening en gebruik ......................... 30 Na gebruik ........................................................... 30 Veiligheid na het werk ....................................... 30 De brandstofafsluitklep gebruiken..................... 31 De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken ...................................................... 31 De machine transporteren ................................ 32 Onderhoud .............................................................. 35 Veiligheid bij onderhoud.................................... 35 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 35 Procedures voorafgaande aan onderhoud ........... 36 De afdekking van het maaidek losmaken ...................................................... 36 Het plaatmetaalscherm verwijderen.................. 37 Smering ............................................................... 37 De machine smeren.......................................... 37 Onderhoud motor ................................................ 38 Veiligheid van de motor..................................... 38 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 38 Motorolie verversen .......................................... 39 Onderhoud van de bougie(s) ............................ 42 Het koelsysteem reinigen ................................. 43 3 Veiligheid Deze machine is ontworpen volgens norm EN ISO 5395. Algemene veiligheid Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen. • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. • Houd omstanders en kinderen uit de buurt. • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine niet gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Laat enkel mensen die verantwoordelijk en getraind zijn en die bovendien vertrouwd zijn met de instructies en fysiek ertoe in staat zijn de machine bedienen of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. • Houd de rolbeugel altijd in de volledig omhoog geklapte en vergrendelde stand en doe de veiligheidsgordel om. • Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren, of op hellingen steiler dan 15°. • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine. • Gebruik de machine niet als er schermen, veiligheidsschakelaars of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, vult met brandstof, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. 4 Hellingsindicator g011841 Figuur 3 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3. Voorbeeld van het vergelijken van de hellingshoek met de gevouwen rand 5 Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decaloemmarkt Merkteken van fabrikant decal106-5517 1. Geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro maaimachine is. 106-5517 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders uit de buurt van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10. Bevat lood; niet weggooien decal107-3069 107-3069 1. Waarschuwing – Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. decal93-7818 2. Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt, moet u de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie houden en de veiligheidsgordel omdoen. Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is; als de rolbeugel omlaag is geklapt, mag u de veiligheidsgordel niet omdoen. 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115 tot 149 N·m. 3. Lees de Gebruikershandleiding; rij langzaam en voorzichtig. 6 decal112-3858 112-3858 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 3. Verwijder het sleuteltje voordat u de maaihoogte afstelt. 4. Maaihoogte-instellingen decal116-8588 116-8588 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de vrijgaveknop los, verschuif de knop en zet deze vast. 3. Duw de machine. decal112-9028 112-9028 1. Waarschuwing – Blijf op afstand van bewegende delen; zorg dat alle beschermende delen op hun plaats zijn. decal109-6014 109-6014 1. Geleiding van drijfriem decal116-5610 116-5610 1. Urenteller 2. Aftakasschakelaar 4. Neutraalstand 5. Dodemansknop 3. Parkeerrem 6. Accu 7 decal126-4363 126-4363 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u afstellingen uitvoert, servicewerkzaamheden verricht of de machine schoonmaakt. decal117-1194 117-1194 1. Geleiding van drijfriem 2. Motor decal117-3848 117-3848 1. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen, omhooggebrachte grasgeleider – Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, de afsluiter van de afvoer of het grasopvangsysteem is gemonteerd. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal126-7816 126-7816 1. Maaihoogte 8 decal136-9024 136-9024 1. Lees de Gebruikershandleiding alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2. Bedrijfsuren decal126-8172 126-8172 1. Handrem vrijgesteld 2. Handrem ingeschakeld 3. Oliepeil 4. Smeerpunt 5. Peil van de hydraulische vloeistof 6. Bandenspanning decal126-9939 126-9939 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Vullen tot de onderkant van de vulbuis; waarschuwing: de tank niet te vol gieten. decal136-8992 136-8992 1. Brandstof – vol 2. Brandstof – 50% 9 3. Brandstof – leeg decalptosymbols Symbolen aftakasschakelaar 1. Aftakas – uitschakelen 2. Aftakas – inschakelen decal126-6183 126-6183 decaltransportlock Transportvergrendeling 1. Maaihoogte 2. Omhoog trekken om de transportvergrendeling te ontgrendelen. decal126-6194 126-6194 1. Tractiebediening 4. Neutraalstand 2. Snel 3. Langzaam 5. Achteruit 10 1. Tractiebediening 4. Neutraalstand 2. Snel 3. Langzaam 5. Achteruit decal136-1305 136-1305 1. Snel 2. Continu snelheidsregeling 4. Choke 5. Werkverlichting (optioneel) 3. Langzaam 6. Aansluitpunt decal136-1720 136-1720 1. Vergrendeld 2. Ontgrendeld 11 decal132-0871 132-0871 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine gebruikeñ; draag gehoorbescherming. 4. Kantelgevaar – Gebruik geen dubbele oprijplaat bij het laden op een aanhanger; gebruik één enkele oprijplaat die breed genoeg is voor de machine en die een hellingshoek heeft van minder dan 15 graden; rij achteruit de oprijplaat op en rij vooruit de oprijplaat af. 2. Gevaar: handen kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 5. Gevaar om overreden te worden – Vervoer geen passagiers; kijk achterom als u achteruitrijdt. 3. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 6. Kantelgevaar – Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen of hellingen van meer dan 15°; gebruik de machine enkel op hellingen van minder dan 15°. 12 Algemeen overzicht van de machine Bedieningspaneel g271171 Figuur 5 1. Plaats voor optioneel aansluitpunt 5. Aftakasschakelaar 2. Chokeknop 6. Contactschakelaar 3. Gashendel 7. Locatie van schakelaar voor optionele verlichtingsset g227688 Figuur 4 4. Urenteller 1. Hefpedaal maaihoogtedek 7. Schokbreker 2. Maaihoogtestanden 8. Veiligheidsgordel 3. Transportvergrendeling 9. Brandstoftankdop 4. Bedieningsorganen 10. Parkeerremhendel 5. Rijhendels 11. Maaidek 6. Rolbeugel 12. Zwenkwiel Contactschakelaar De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START . Zie Starten van de motor (bladz. 25). Chokeknop Bedieningsorganen Gebruik de chokeknop om een koude motor te starten. Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Gashendel De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van LANGZAAM tot SNEL (Figuur 5). Maaimesschakelaar (aftakas, PTO) Met de maaimesschakelaar, aangeduid met het aftakassymbool (PTO), schakelt u de aandrijving naar de maaimessen aan of uit (Figuur 5). Urenteller De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 6). 13 Brandstofklep Sluit de brandstofafsluitklep wanneer u de machine transporteert of stalt; zie De brandstofafsluitklep gebruiken (bladz. 31). g187133 Figuur 6 1. Symbolen veiligheidssysteem 3. Acculampje 2. Urenteller Indicators veiligheidssysteem Er staan symbolen op de urenteller die met een zwarte driehoek aangeven dat het veiligheidssysteem juist aangebracht is (Figuur 6). Accu-indicatielampje Als u het contactsleuteltje gedurende een paar seconden in de stand AAN zet, wordt de accuspanning weergeven in het gebied waar normaal de uren worden weergegeven. Het acculampje wordt ingeschakeld wanneer de contactschakelaar is ingeschakeld en wanneer de lading zich onder het juiste bedrijfsniveau bevindt (Figuur 6). Rijhendels De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en achteruit te laten rijden en om bochten naar links of naar rechts te maken (Figuur 4). Vergrendelde neutraalstand Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten naar de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND wanneer u de machine verlaat (Figuur 25). Zet de rijhendels altijd in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Parkeerremhendel Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. 14 Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Breedte: Zonder maaidek 124 cm Geleider omhoog 144 cm Geleider omlaag 171 cm Lengte: Lengte 208 cm Hoogte: Rolbeugel - omhoog Rolbeugel - omlaag 179 cm 125 cm Gewicht: Gewicht 391 tot 434 kg Werktuigen/accessoires Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires. Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. 15 Gebruiksaanwijzing en het/de werktuig(en) uit indien iemand het werkgebied betreedt. • Gebruik de machine niet tenzij alle schermen en Opmerking: Bepaal vanuit de normale veiligheidsvoorzieningen zoals de geleiders en de volledige grasvanger op hun plaats zitten en goed werken. Vervang versleten of kapotte onderdelen indien nodig. bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voor gebruik Brandstofveiligheid Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk • Brandstof is uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. – Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof tot ontbranding kan brengen, moet u het benzinevat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object. Algemene veiligheid • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine niet gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici. – Vul de brandstoftank op een horizontaal oppervlak en in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. – Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd brandstof uit de buurt van open vuur en vonken. • Controleer de omgeving waar u de machine gaat gebruiken. Verwijder alle voorwerpen die de werking van de machine kunnen beïnvloeden of die door de machine kunnen worden uitgeworpen. – Als de motor draait of heet is, mag de brandstoftankdop niet worden verwijderd en mag de tank niet met brandstof worden bijgevuld. • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken. – Probeer de motor niet te starten als u brandstof morst. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt zijn totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. • Controleer de aanwezigheid en goede werking van de dodemansinrichtingen, veiligheidsschakelaars en schermen. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. – Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, vult met brandstof, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. – Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. – Houd uw handen en gezicht uit de buurt van het vulpistool en de opening van de brandstoftank. • Controleer voordat u begint te maaien de machine om zeker te zijn dat de maai-eenheden goed werken. – Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid. • Inspecteer het terrein om na te gaan welke • Sla de machine en de brandstofhouder niet op accessoires en werktuigen nodig zijn om de machine veilig en goed te gebruiken. op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn. • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen. • Vul brandstofvaten niet in een voertuig, vrachtwagen of op een aanhanger met kunststof beplating. Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult. • Vervoer geen passagiers op de machine. • Hou omstanders en huisdieren tijdens het werk uit • Laad de machine uit de vrachtwagen of aanhanger de buurt van de machine. Schakel de machine en vul deze bij met brandstof wanneer ze op 16 • • • • • Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven de grond staat. Als dit niet mogelijk is, vul dan brandstof bij uit een draagbaar vat in plaats van met een brandstofpistool. Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt. Houd het vulpistool in contact met de rand van de benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool. Als u brandstof morst op uw kleding dient u zich onmiddellijk om te kleden. Giet de brandstoftank niet te vol. Plaats de brandstofdop terug en maak hem stevig vast. Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de geluiddemper, de aandrijvingen,de grasvanger en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op. die methanol of ethanol bevatten. Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de brandstof toe. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden. Brandstoftank vullen Brandstof bijvullen Aanbevolen brandstof • • • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 4. Reinig het gebied rond de dop van de brandstoftank. 5. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis (Figuur 7). Opmerking: Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend • 1. schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). Ethanol: benzine met maximaal 10 vol.% ethanol of 15 vol.% MTBE (methyl tertiaire butylether) is geschikt. Ethanol en MTBE zijn verschillende stoffen. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet goedgekeurd voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie. Geen benzine gebruiken die methanol bevat. Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. Meng nooit olie door benzine. Gebruik van stabilizer/conditioner Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen: • Houdt brandstof langer vers wanneer deze wordt gebruikt volgens de voorschriften van de fabrikant van de stabilisator. • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon. • Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden g036751 Figuur 7 17 Dagelijks onderhoud uitvoeren 1. Om de rolbeugel omlaag te brengen, moet u voorwaartse druk uitoefenen op het bovenste gedeelte van de rolbeugel. Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit beschreven in Onderhoud (bladz. 35). 2. Trek de beide knoppen uit en draai ze 90° zodat ze niet meer ingeschakeld zijn (Figuur 8). 3. Klap de rolbeugel omlaag (Figuur 8). Een nieuwe machine inrijden Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor de motor extra wordt belast. Houd er rekening mee dat een nieuwe machine een inrijperiode van 40 tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te ontwikkelen voor de beste prestaties. De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: laat de rolbeugel volledig omhoog geklapt en vergrendeld, en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of de stoel goed op de machine is bevestigd. g036746 Figuur 8 WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat. • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt en zorg ervoor dat u dit niet raakt. 1. Rolbeugel omhoog 4. Draai de knop van de rolbeugel 90 graden. 2. Knop van de rolbeugel vergrendeld 5. Knop van de rolbeugel ontgrendeld 3. Trek de knop van de rolbeugel naar buiten. 6. Rolbeugel ingeklapt De rolbeugel omhoog klappen Belangrijk: Doe altijd de veiligheidsgordel om als de rolbeugel omhoog is geklapt. 1. Klap de rolbeugel uit naar de bedrijfsstand en draai aan de knoppen tot ze gedeeltelijk in de groeven gaan (Figuur 8). 2. Breng de rolbeugel volledig omhoog terwijl u tegen het bovenste gedeelte van de rolbeugel duwt. Hierdoor klikken de pennen op hun plaats zodra de openingen met de pennen zijn uitgelijnd (Figuur 8). 3. Druk op de rolbeugel en controleer of beide pennen op de hun plaats zitten. De rolbeugel omlaag klappen Belangrijk: Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. 18 Het veiligheidssysteem gebruiken Het veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer. WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. 1. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de messchakelaar (aftakas) IN. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. 2. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de messchakelaar (aftakas) UIT. Beweeg een van beide rijhendels uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Herhaal voor de andere rijhendel. 3. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de messchakelaar UIT en zet de rijhendels in de vergrendelde NEUTRAALSTAND . Start nu de motor. Laat de motor lopen en zet de parkeerrem vrij, schakel de messchakelaar (aftakas) in en kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet afslaan. 4. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de messchakelaar (aftakas) UIT en zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . Start nu de motor. Als de motor loopt, centreert u een van beide rijhendels en beweegt u deze (vooruit of achteruit). De motor moet nu stoppen. Herhaal deze procedure bij de andere rijhendel. 5. Neem plaats op de stoel, schakel de parkeerrem uit, schakel de messchakelaar (aftakas) UIT en zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt. Werking van het veiligheidssysteem Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: • de parkeerrem in werking is gesteld; • de messchakelaar (aftakas) is uitgeschakeld; • de rijhendels in de vergrendelde NEUTRAALSTAND staan; Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor wordt uitgeschakeld wanneer de rijhendels uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND worden gezet als de parkeerrem in werking is gesteld of als u de bestuurdersstoel verlaat terwijl de aftakas is ingeschakeld. De urenteller is voorzien van indicatoren om de gebruikers op de hoogte te stellen als het veiligheidssysteem in de juiste stand staat. Als het veiligheidssysteem in de juiste stand staat, wordt een indicator weergegeven op het scherm. g187670 Figuur 9 1. Indicatoren verschijnen als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt. 19 Bestuurdersstoel instellen De achterste schokdempers instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit (Figuur 10). U kunt de MyRide™ vering naar uw voorkeur instellen zodat u prettig en comfortabel kunt rijden. U kunt de 2 achterste schokbrekers verstellen en zo de vering snel en eenvoudig instellen. Stel de vering in zodat die voor u het meest comfortabel is. De sleuven voor de achterste schokdempers hebben inklikpunten om de instelling aan te geven. U kunt de achterste schokdempers echter overal in de sleuven zetten, niet alleen in de inklikpunten. De onderstaande tekening toont de posities voor een harde of zachte veringinstelling, en de bijbehorende inklikpunten Figuur 11 g027632 Figuur 10 g227753 Figuur 11 1. Hardste vering 3. Inklikpunten in de sleuven 2. Zachtse vering Opmerking: Zorg ervoor dat de achterste schokdempers links en rechts altijd hetzelfde zijn ingesteld. Stel de achterste schokdempers in (Figuur 12). 20 Werktuigen en accessoires gebruiken Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires. Indien er meer dan één montageset voor accessoires (d.w.z. emmerset of universele montageset) wordt gemonteerd op een van de 4 posities in Figuur 13 moet een voorballastset gemonteerd worden. Neem contact op met uw servicedealer over de voorballast set. g227752 g037417 Figuur 13 1. Monteer een voorballast set indien 2 of meer montagesets voor accessoires op deze posities zijn gemonteerd. Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • g227751 Figuur 12 • • 21 ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen. Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd. Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent. Contact met het mes kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Wanneer u de sleutel naar UIT draait, moet de motor afslaan en moet het mes stoppen. Als dit niet het geval is, mag • • • • • • • • • • • • • u de machine niet verder gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer. Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is. Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheden. Blijf uit de buurt van de afvoeropening. Maai niet als de klep van de uitworp in de geheven stand staat, verwijderd is of gewijzigd is, tenzij een grasvanger of mulchset gemonteerd is en goed werkt. Maai uitsluitend in de achteruitstand, als dat strikt noodzakelijk is. Kijk altijd naar beneden en achterom voordat u achteruitrijdt. Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren. Stop de maaimessen als u niet daadwerkelijk maait. Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de contactsleutel verwijderen (indien de machine hiermee is uitgerust) en wachten totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine op beschadiging controleert. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang. Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken. – Stel de parkeerrem in werking. – de motor af te zetten en het sleuteltje te verwijderen; – te wachten tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing. Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien. Bevestig materiaal dat wordt gesleept uitsluitend aan het sleeppunt aan de machine. Gebruik de machine niet tenzij alle schermen en veiligheidsvoorzieningen zoals de geleiders en de volledige grasvanger op hun plaats zitten en goed • • werken. Vervang versleten of kapotte onderdelen indien nodig. Gebruik alleen door Toro goedgekeurde accessoires en werktuigen. Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. g229846 Figuur 14 1. Draag gehoorbescherming. • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de • • • • • • • • • • 22 aandrijvingen, de geluiddemper en de motor om brand te voorkomen. Start de motor en zorg er hierbij voor dat uw voeten uit de buurt van de messen zijn. Hef het maaidek nooit op als de maaimessen bewegen. Let op de uitworp van de maaier en richt deze uit de buurt van mensen. Zorgt dat het afgevoerde materiaal niet tegen een muur of obstakel komt omdat het materiaal naar u terug kan ketsen. Stop de messen, verminder de snelheid van de machine en wees voorzichtig wanneer u een oppervlak zonder gras oversteekt of wanneer u de machine transporteert van en naar het werkgebied. Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. Kinderen komen vaak naar de machine en het maaien kijken. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze voor laatst zag. Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied en plaats ze onder toezicht van een andere verantwoordelijke volwassene dan de bediener van de maaier. Wees alert en schakel de machine uit als kinderen het werkgebied betreden. Voordat u de machine achteruitrijdt of draait, moet u naar beneden en rond u kijken of er geen kleine kinderen in de buurt zijn. Vervoer geen kinderen op de machine, zelfs wanneer de messen niet bewegen. Kinderen kunnen van de machine vallen en kunnen ernstig letsel oplopen of u verhinderen in het veilig gebruiken van de machine. Als een kind in het verleden op een maaier heeft meegereden, – Gebruik de maaimachine nooit op hellingen van meer dan 15°. kan het in het maaigebied verschijnen zonder waarschuwing, en kan dan overreden worden door de maaier, bij het vooruit- of achteruitrijden. – Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling. Bescherming van de rolbeugel • De rolbeugel is een integrale veiligheidsvoorziening. Verwijder geen onderdelen van de rolbeugel van de machine. • Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in een noodgeval snel kunt losmaken. • Houd de rolbeugel in de volledig omhooggeklapte • Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik en vergrendelde stand en doe altijd de veiligheidsgorde om wanneer de rolbeugel omhooggeklapt is. de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik een loopmaaier of een handtrimmer om gras te maaien op deze plaatsen. • Controleer zorgvuldig op objecten boven het hoofd voordat u hieronder rijdt, en raak deze niet. • Vervang beschadigde onderdelen van de rolbeugel. U mag deze niet repareren of aanpassen. • Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op omlaag is geklapt. hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting. • Wielen die over randen of over steile oevers heen komen of in water komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel kan veroorzaken. • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is; klap hem omhoog zodra de ruimte dit toelaat. • Indien de machine omkantelt, moet u de machine naar een erkende servicedealer brengen om de rolbeugel te laten inspecteren. • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde accessoires en werktuigen voor de rolbeugel. • Wees extra voorzichtig wanneer u de machine De machine veilig gebruiken op hellingen gebruikt met accessoires of werktuigen zoals grasopvangsystemen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Volg de instructies voor gebruik van contragewichten op. • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken: • Laat het maaidek indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u het maaidek omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden. – Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt. – Gebruik een hellingsindicator om de hellingshoek bij benadering te bepalen. 23 Parkeerrem gebruiken Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. De handrem inschakelen Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. g221745 Figuur 15 1. Veilige zone – Gebruik de machine in deze zone op hellingen van minder dan 15° of vlakke gebieden. 4. W = breedte van de machine 2. Gevarenzone – Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer op hellingen van meer dan 15° en in de buurt van steile hellingen of water. 5. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. g036754 Figuur 17 De handrem uitschakelen 3. Water Plaatsnemen in de bestuurderspositie Gebruik het maaidek als opstapje om de bestuurderspositie te bereiken (Figuur 16). g192635 Figuur 18 De messchakelaar (aftakas) bedienen g029797 Figuur 16 De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. 1. Stap hier. 24 De gashendel bedienen Messchakelaar (aftakas) inschakelen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 21). Opmerking: De messchakelaar (aftakas) inschakelen met half gas of minder zorgt voor overmatige slijtage aan de aandrijfriemen. Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. g008946 g008945 Figuur 21 Figuur 19 De choke bedienen Messchakelaar (aftakas) uitschakelen Gebruik de choke om een koude motor te starten. 1. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 22). 2. Druk de knop van de choke omlaag om deze weer uit te schakelen nadat de motor is gestart (Figuur 22). g009174 Figuur 20 g008959 Figuur 22 1. AAN 2. UIT Starten van de motor Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. 25 De motor afzetten Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor langer dan 5 seconden in werking stelt, kan deze worden beschadigd. Als de motor niet wil starten, moet u 10 seconden wachten voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat. g227548 Figuur 23 g036839 Figuur 24 Belangrijk: Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten voordat u de machine transporteert of stalt omdat er brandstof kan lekken uit de machine. Stel de parkeerrem in werking voordat u de machine transporteert. Zorg ervoor dat u het sleuteltje verwijdert omdat de kans bestaat dat de brandstofpomp in werking blijft waardoor de accu kan ontladen. 26 De rijhendels gebruiken WAARSCHUWING De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. Vooruitrijden Opmerking: De motor slaat af als u de tractiebediening beweegt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld. Om de machine te stoppen, duwt u de rijhendels naar de NEUTRAAL-stand. 1. Schakel de parkeerrem uit; zie De handrem uitschakelen (bladz. 24). 2. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 3. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam naar voren (Figuur 26). c:\data\documentum\checkout\g004532 Figuur 25 1. Rijhendel – vergrendelde NEUTRAALSTAND 2. Centrale ontgrendelde stand 3. Vooruit 4. Achteruit 5. Voorkant van de machine Met de machine rijden De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken. Zo is de machine veel wendbaarder, maar het kan wat tijd vergen eer u gewend bent aan de manier waarop de machine beweegt. Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de beste prestaties te verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol gas draaien. g008952 Figuur 26 Achteruitrijden 27 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 27). De maaihoogte instellen De transportvergrendeling gebruiken De transportvergrendeling heeft 2 standen en wordt gebruikt in combinatie met het maaidekpedaal. Er is een VERGRENDELDE en een ONTGRENDELDE stand voor de transportstand van het maaidek (Figuur 28). g008953 Figuur 27 Zijafvoer gebruiken Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. GEVAAR Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn gemonteerd, kunnen u of anderen in aanraking komen met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen. g037050 Figuur 28 Standen transportvergrendeling • Steek nooit uw handen of voeten onder het maaidek. 1. Knop van transportvergrendeling • Probeer nooit het afvoersysteem of de maaimessen te reinigen zonder eerst de messchakelaar (aftakas) UIT te schakelen, het contactsleuteltje op UIT te draaien en het sleuteltje uit het contact te nemen. 2. VERGRENDELDE stand – Het maaidek is vergrendeld in de transportstand. • Controleer of de grasgeleider omlaag staat. 28 3. ONTGRENDELDE stand – Het maaidek is niet vergrendeld in de transportstand. De pen voor de maaihoogte instellen Antiscalpeerrollen afstellen Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. Stel de maaihoogte in van 38 tot 127 mm in stappen van 6 mm door de maaihoogtepen in verschillende openingen te plaatsen. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. 1. Zet de transportvergrendeling in de VERGRENDELDE stand. 1. 2. Trap het maaidekpedaal in en breng het maaidek omhoog tot de TRANSPORTSTAND (dit is tevens de maaihoogtestand van 127 mm), zie Figuur 29. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de antiscalpeerrollen af zoals wordt getoond in Figuur 30. 3. Verwijder de pen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 29). 4. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die overeenkomt met de gewenste maaihoogtestand, en steek de pen daarin (Figuur 29). 5. Trap het maaidekpedaal in, trek de knop van de transportvergrendeling omhoog en laat het maaidek langzaam zakken. g192815 Figuur 30 1. Antiscalpeerrol 4. Flensmoer 2. Afstandsstuk 3. Lagerbus 5. Bout g036745 Figuur 29 1. Maaidekpedaal 3. Pen voor de maaihoogte 2. Maaihoogte-openingen 4. Knop van transportvergrendeling g036848 Figuur 31 29 1. Flensmoer 4. Antiscalpeerrol 2. Bout 3. Lagerbus 5. Afstandsstuk Tips voor bediening en gebruik Een lagere maaisnelheid gebruiken Om de maairesultaten te verbeteren, moet u in bepaalde omstandigheden bij een lagere rijsnelheid maaien. Gebruik van de snel-stand van de gashendel Gras niet te kort afmaaien Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten. Om het gras goed te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van het maaidek vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht in het maaidek kan worden gezogen. Wanneer u op oneffenheden maait, moet u de maaihoogte hoger zetten om een golvend gazon te voorkomen. De machine stoppen Als u de machine tijdens het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op uw gazon achterblijven. Om dit te voorkomen kunt u naar een reeds gemaaid oppervlak gaan met de messen ingeschakeld, of u kunt het maaidek uitschakelen terwijl u vooruitgaat. Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait Laat het gras iets langer dan normaal om te voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In het algemeen kan het best de voorheen gebruikte maaihoogte worden gekozen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. Onderkant van het maaidek schoonhouden Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek ophopen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat. Eén derde van de lengte van het gras afmaaien Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer na elk gebruik of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer één derde van de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit. Maairichting afwisselen Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Na gebruik Met de juiste regelmaat maaien Veiligheid na het werk Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Om dezelfde maaihoogte te behouden, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later op een lagere maaihoogte. Algemene veiligheid • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, vult met brandstof, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. 30 De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de geluiddemper, de aandrijvingen,de grasvanger en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op. • Sluit de brandstoftoevoer af en verwijder WAARSCHUWING het sleuteltje voordat u de machine stalt of transporteert. Handen kunnen klem raken in de draaiende onderdelen onder het maaidek. Dit kan tot ernstig letsel leiden. De brandstofafsluitklep gebruiken Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat alle bewegende delen tot stilstand komen voordat u de vrijgaveventielen van de aandrijfwielen aanraakt. Sluit de brandstofafsluitklep tijdens transport, onderhoud en opslag (Figuur 32). Controleer of de brandstofafsluitklep geopend is als u de motor start. WAARSCHUWING De aandrijfeenheden van de motor en de hydrauliek kunnen zeer heet worden. Een hete motor of hydraulische aandrijfeenheid aanraken kan ernstige brandwonden veroorzaken. Laat de motor en de hydraulische aandrijfeenheden volledig afkoelen voordat u de vrijgaveventielen van de aandrijfwielen aanraakt. g036849 De vrijgavehendels van de aandrijfwielen bevinden zich links en rechts onder het maaidek. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Ga naar de omloophendels achter de stoel, beneden aan de linker- en rechterkant van het frame. 4. Om de machine te duwen, moet u beide omloophendels naar achteren brengen en vergrendelen (Figuur 33). 5. Zet de parkeerrem vrij voordat u de machine gaat duwen. g008948 Figuur 32 1. AAN 2. UIT 31 De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Raadpleeg de lokale vereisten inzake aanhangwagens en de bevestiging van machines. WAARSCHUWING Rijden op de weg zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig' is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken. g035062 Rijd niet met de machine op de openbare weg. Figuur 33 1. Voorzijde van de machine Een aanhanger kiezen 2. Draai de omloop-vrijgaveknop linksom om deze los te zetten. 3. Stand van hendel voor het gebruik van machine WAARSCHUWING 4. Trek de hendel in deze richting om de machine te duwen. Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken (Figuur 34). 5. Stand van hendel voor het duwen van machine 6. Draai de omloop-vrijgaveknop rechtsom om deze vast te zetten. 7. Motor 8. Vrijgavehendel 6. • Gebruik één oprijplaat over de volledige breedte. Gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine. Om de machine in te schakelen, moet u de omloophendels naar de VOORSTE stand brengen en vergrendelen (Figuur 33). • Zorg ervoor dat de hoek van de oprijplaat en de grond of van de oprijplaat en de aanhanger of vrachtwagen niet groter is dan 15 graden. • Zorg ervoor dat de oprijplaat minstens 4 keer zo lang is als de afstand van de laadbak van de vrachtwagen of aanhanger tot de grond. Hierdoor is de hoek die de oprijplaat maakt niet groter dan 15 graden op een vlakke ondergrond. 32 De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af. • U mag niet abrupt versnellen of vertragen als u de machine een hellingbaan opof afrijdt, omdat anders de machine kan kantelen of u de controle over de machine kunt verliezen. 1. Als u een aanhanger gebruikt, bevestig deze dan aan het sleepvoertuig en sluit de veiligheidskettingen aan. 2. Sluit indien van toepassing de remmen en verlichting van de aanhanger aan. 3. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek van de oprijplaat ten opzichte van de grond niet groter is dan 15 graden (Figuur 34). 4. Rij de machine achteruit op de oprijplaat (Figuur 35). g027996 Figuur 34 1. Oprijplaat over volledige breedte in opslagstand. 4. De hellingbaan is minstens 4 keer zo lang als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond 2. Zijaanzicht van oprijplaat over volledige breedte in laadstand 5. H = Afstand van de laadbak van de vrachtwagen of aanhanger tot de grond. 3. Niet groter dan 15 graden 6. Aanhanger g028043 Figuur 35 1. Rij de machine achteruit op de oprijplaat. 33 2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af. 5. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking. 6. Zet de machine vast bij de voorste zwenkwielen en de achterbumper; gebruik hierbij spanbanden, kettingen, kabels of touwen (Figuur 36). Raadpleeg de lokale vereisten inzake de bevestiging van machines. g227761 Figuur 36 1. Bindogen De machine van de aanhanger rijden 1. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek van de oprijplaat ten opzichte van de grond niet groter is dan 15 graden (Figuur 34). 2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af (Figuur 35). 34 Onderhoud • Controleer de werking van de parkeerrem Veiligheid bij onderhoud • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. regelmatig. Indien nodig moet u deze afstellen en een onderhoudsbeurt geven. Controleer regelmatig of ze goed werken. • Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de geluiddemper, de aandrijvingen, de grasvanger en de motor om brand te voorkomen. • Verwijder gemorste olie of brandstof en met brandstof doortrokken rommel. • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel • Vertrouw niet op een hydraulisch systeem of verlaat: mechanische krik om de machine te ondersteunen; ondersteun de machine altijd met kriksteunen. – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede – Schakel de aandrijvingen uit. staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten, in het bijzonder het bevestigingsmateriaal van de maaimessen. Vervang versleten of beschadigde stickers. – Stel de parkeerrem in werking. – Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. – Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren. • Om veilige en optimale prestaties te verkrijgen, • Houd uw handen en voeten uit de buurt van moet u ter vervanging alleen originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. bewegende onderdelen of hete oppervlakken. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt. • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 75 uren • Filters en vloeistof van het hydraulische systeem vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • • • • • Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Voor Kawasaki motoren – controleer het motoroliepeil. Luchtinlaatrooster reinigen. Reinig het motorscherm en de omgeving van de motor. Reinig het gebied rond het uitlaatsysteem van de motor. Controleer de veiligheidsgordel De knoppen van de rolbeugel controleren. Het peil van de hydraulische vloeistof in de expansietank controleren. Controleer de maaimessen. Het maaidek reinigen. Om de 25 bedrijfsuren • Smeer de assen van de voorste zwenkwielen. (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 50 bedrijfsuren • • • • Om de 100 bedrijfsuren • Voor Kawasaki motoren - ververs de motorolie (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Voor Kawasaki motoren - de bougie vervangen, reinigen en afstellen. Smeer het draaipunt van de spanpoelie van de pomp met vet. Controleer de vonkenvanger (indien aanwezig). De bandenspanning controleren. Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. 35 Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 200 bedrijfsuren • Voor Kawasaki motoren — Het motoroliefilter vervangen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 250 bedrijfsuren • Voor Kawasaki motoren - vervang het primaire luchtfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Voor Kawasaki motoren - controleer het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Na de eerste vervangbeurt – vervang de filters en vloeistof van het hydraulische systeem wanneer u Mobil 1 15W50 vloeistof gebruikt. (Vaker vervangen als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden) Om de 500 bedrijfsuren • Voor Kawasaki motoren - vervang het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Het emissie-luchtinlaatfilter vervangen. • Brandstoffilter vervangen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). • Controleer de afstelling van de parkeerrem. • Na de eerste vervangbeurt – vervang de filters en de vloeistof van het hydraulische systeem als u Toro® HYPR-OIL™ 500 vloeistof gebruikt. (Vaker vervangen als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden) Maandelijks Jaarlijks of vóór stalling • Controleer of de accu opgeladen is. • Werk beschadigde oppervlakken bij. • Controleer alle bovenstaande onderhoudsprocedures voordat u de machine opslaat. Belangrijk: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoud uitvoert. Procedures voorafgaande aan onderhoud De afdekking van het maaidek losmaken g193016 Zet de bovenste bout van de afdekking los om de afdekking van het maaidek los te maken en toegang te krijgen tot de bovenkant van het maaidek (Figuur 37). Draai na de onderhoudswerkzaamheden de bout vast om de afdekking opnieuw te monteren. Figuur 37 1. Bout 36 2. Afdekking Het plaatmetaalscherm verwijderen Smering De machine smeren Zet de 2 voorste bouten los en verwijder het plaatmetaalscherm om bij de maaierriemen en de spilassen te komen (Figuur 38). Bevestig na de onderhoudswerkzaamheden het plaatmetaalscherm weer terug en draai de bouten weer vast. Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de assen van de voorste zwenkwielen. (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 50 bedrijfsuren—Smeer het draaipunt van de spanpoelie van de pomp met vet. Smeer de machine vaker als ze wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden. Type vet: nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en stel de parkeerrem in werking; zie De handrem inschakelen (bladz. 24). 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Reinig de smeernippels met een doek. Opmerking: Verwijder indien nodig verf van de voorkant van de fitting(s). g192921 Figuur 38 1. Plaatmetaalscherm 2. Bout 4. Smeer 1 of 2 pompslagen vet in het draaipunt van de spanpoelie van de pomp (Figuur 39). 5. Smeer de assen van de voorste zwenkwielen (Figuur 39). g188563 Figuur 39 1. Draaipunt van spanpoelie van pomp 6. 37 2. As van zwenkwiel Veeg overtollig vet weg. Onderhoud motor Veiligheid van de motor • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Laat de onderdelen van de motor afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. g001883 Figuur 40 Onderhoud van het luchtfilter 1. Luchtfilterbehuizing 4. Luchtfilterdeksel 2. Voorfilter 5. Veiligheidsfilter 3. Vergrendeling Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren—Voor Kawasaki motoren - vervang het primaire luchtfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 4. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met perslucht. 5. Schuif het voorfilter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figuur 40). Om de 250 bedrijfsuren—Voor Kawasaki motoren - controleer het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Opmerking: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot. 6. Om de 500 bedrijfsuren—Voor Kawasaki motoren - vervang het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). De filters controleren Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een 1. onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon vuile of stoffige omstandigheden. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Controleer het veiligheidsfilter. Als het vuil is, vervangt u het veiligheids- en het voorfilter. Belangrijk: Probeer het veiligheidsfilter niet te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is beschadigd. Filters verwijderen 1. Verwijder het veiligheidsfilter uitsluitend als u dit gaat vervangen. 2. Inspecteer het filterelement op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken. Als het voorfilter vuil, verbogen of beschadigd is, moet u het vervangen. Opmerking: Gaten in het filter zijn herkenbaar als lichte plekken. U mag het voorfilter niet reinigen. Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het luchtfilterdeksel van de luchtfilterbehuizing (Figuur 40). Filters monteren Belangrijk: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat beide luchtfilters en het deksel zijn gemonteerd om beschadiging van de motor te voorkomen. 1. 38 Als u nieuwe filters plaatst, moet u elk filter controleren op transportschade. Opmerking: Een beschadigd filter mag niet 2. Als u het binnenste filter vervangt, schuif het dan voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 40). de olieviscositeit veranderen om aan te pasen aan de atmosferische omstandigheden. 20W-50 motorolie gebruiken in hogere omgevingstemperaturen kan het olieverbruik verminderen. 3. Schuif het voorfilter op het veiligheidsfilter (Figuur 40). Het motoroliepeil controleren worden gebruikt. Opmerking: Zorg ervoor dat het voorfilter Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen tijdens de montage. koud is. Belangrijk: Als er te veel of te weinig olie zit in het carter van de motor en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. Belangrijk: Druk niet op het zachte midden van het filter. 4. Plaats het luchtfilterdeksel en maak de sluitingen vast (Figuur 40). Motorolie verversen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 100 bedrijfsuren (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Opmerking: Zorg dat de motor uitgeschakeld is zodat de olie tijd heeft gekregen om weg te lopen naar de opvangbak. Om de 200 bedrijfsuren—Voor Kawasaki motoren — Het motoroliefilter vervangen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 3. Motorolietype Type olie:Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of SL) Carterinhoud: 1,8 liter zonder het oliefilter; 2,1 liter met het oliefilter Viscositeit: zie onderstaande tabel. g037096 Figuur 41 Opmerking: Hoewel 10W-40 motorolie aanbevolen is voor de meeste omstandigheden, moet u misschien 39 Om te voorkomen dat er vuil, maaisel, enz. in de motor terechtkomt, moet u de omgeving van de vuldop/peilstok reinigen voordat u deze verwijdert (Figuur 42). 3. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit en stel de parkeerrem in werking. 4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 5. Laat de olie uit de motor lopen (Figuur 43). g036856 g036856 g311705 Figuur 42 g027734 Motorolie verversen Figuur 43 Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Opmerking: Warme olie kan beter afgetapt worden. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 40 6. Motoroliefilter vervangen Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 44). 1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen (bladz. 40). 2. Vervang het motoroliefilter (Figuur 45). g036856 g235264 Figuur 44 7. Start de motor en rijd naar een vlak gebied. 8. Controleer het oliepeil opnieuw. g027477 Figuur 45 Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai het oliefilter nog ¾ slag extra vast. 3. 41 Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Motorolietype (bladz. 39). De bougie(s) controleren Onderhoud van de bougie(s) Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is. Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Stel de afstand in op 0,75 mm. Type bougie: NGK® BPR4ES of gelijkwaardig Elektrodenafstand: 0,75 mm Bougie verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Maak de omgeving van de onderkant van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil en rommel in de motor terechtkomt. 4. Zoek en verwijder de bougie(s) zoals wordt getoond in Figuur 46. g206628 Figuur 47 Bougie(s) monteren. g036857 g027661 Figuur 48 g027478 Figuur 46 42 Het koelsysteem reinigen Vonkenvanger controleren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Voor machines met een vonkenvanger 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren 3. Verwijder het luchtfilter van de motor. 4. Verwijder het motorscherm. 5. Om te voorkomen dat vuil in de luchtinlaat komt, plaats de luchtfilter op de filterbasis. 6. Verwijder vuil en gras van de onderdelen. 7. Verwijder de luchtfilter en plaats het motorscherm. 8. De luchtfilter monteren. WAARSCHUWING Hete onderdelen van het uitlaatsysteem kunnen brandstofdampen ontsteken, zelfs nadat u de motor hebt afgezet. Hete deeltjes die tijdens het gebruik van de motor uit de uitlaat komen, kunnen ontvlambaar materiaal ontsteken, waardoor lichamelijk letsel of materiële schade kan ontstaan. Vul geen brandstof bij en laat de motor niet lopen totdat de vonkenvanger is geplaatst. 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Wacht tot de geluiddemper is afgekoeld. 4. Als u scheuren ziet in het scherm of in de lassen moet u de vonkenvanger vervangen. 5. Als het scherm verstopt raakt, verwijder dan de vonkenvanger en schud de deeltjes eruit. Reinig het scherm met een staalborstel (laat het scherm indien nodig weken in oplosmiddel). 6. Plaats de vonkenvanger terug op de uitlaat. Het motorscherm reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder voor elk gebruik eventuele grasresten, vuil of andere verontreiniging van het motorscherm, de uitlaat van de motor en de omgeving van de motor. Dit draagt bij tot een adequate koeling en een correct motortoerental en verkleint de kans dat de motor oververhit raakt en mechanische schade oploopt. Het emissie-luchtinlaatfilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren 43 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het filter van de ontluchtingsslang. 4. Breng een nieuw filter aan in het uiteinde van de ontluchtingsslang. Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Zie Brandstofveiligheid (bladz. 16) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof. Brandstoffilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Belangrijk: Plaats de brandstofleidingen en bevestig ze met plastic kabelbinders. Volg hierbij de fabrieksmontage om ervoor te zorgen dat de brandstofleiding geen contact kan maken met onderdelen die deze mogelijk kunnen beschadigen. g033082 Figuur 49 6. Het brandstoffilter bevindt zich bij de motor, links vooraan aan de motor. Open de brandstofafsluitklep. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Onderhoud van de brandstoftank 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Probeer de brandstoftank niet zelf af te tappen. Laat een erkende servicedealer de brandstoftank aftappen en onderdelen van het brandstofsysteem een onderhoudsbeurt geven. 3. Laat de motor afkoelen. 4. Sluit de brandstofafsluitklep onder de stoel. 5. Brandstoffilter vervangen (Figuur 49). Opmerking: Zorg ervoor dat de markeringen op het filter de richting van de brandstofstroom volgen. 44 Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de accu zoals getoond in Figuur 50. • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap. g036853 Onderhoud van de accu Onderhoudsinterval: Maandelijks Accu verwijderen WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. g036855 Figuur 50 • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. Accu opladen • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine. WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 °C. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. 1. Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Accu verwijderen (bladz. 45). • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 2. Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30 minuten bij 10 A. 45 De accu plaatsen Opmerking: De accu niet te ver opladen. 3. 4. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 51). Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan; zie De accu plaatsen (bladz. 46). 1. Plaats de accu in een bak met de accupolen van de hydraulische tank weg (Figuur 50). 2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu. 3. Bevestig de minkabel (zwart) en aardingsdraad aan de minpool (-) van de accu. Opmerking: Voor MyRide machines: zorg dat Opmerking: Gebruik de machine nooit de aardingskabel niet tegen de balansarm of de onderste schokdemperbevestiging schuurt (Figuur 53). wanneer de accu is losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het elektrische systeem tot gevolg hebben. g000960 g236732 Figuur 51 1. Pluspool (+) van de accu 3. Rode (+) oplaadkabel 2. Minpool (–) van de accu 4. Zwarte (–) oplaadkabel Figuur 52 1. Zorg dat de aardingskabel niet tegen de onderste schokdemperbevestiging schuurt. 2. Zorg dat de aardingskabel niet tegen de balansarm schuurt. 46 3. Aardingskabel 4. Bevestig de kabels met 2 bouten, 2 ringen en 2 borgmoeren (Figuur 50). 5. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool (+) van de accu. 6. Zet de accu vast met de rubberen band (Figuur 50). Onderhoud van de zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Het behoeft geen onderhoud. Als er echter een zekering doorbrandt; controleer dan het onderdeel en het circuit op een storing of kortsluiting. Veiligheidsgordel controleren De zekeringen bevinden zich op de rechter bedieningseenheid naast de stoel (Figuur 53). 1. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering eruit om deze te verwijderen. 2. Monteer een nieuwe zekering (Figuur 53). Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de veiligheidsgordel op slijtage en sneden en controleer de juiste werking van het terugtreksysteem en de sluiting. Vervang de veiligheidsgordel als deze is beschadigd. De knoppen van de rolbeugel controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: laat de rolbeugel volledig omhoog geklapt en vergrendeld, en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of de stoel goed op de machine is bevestigd. g036858 Figuur 53 1. Zekeringdeksel 3. Brandstofklep • Controleer of zowel de montagematerialen als de 2. Zekeringhouder knoppen in goede staat verkeren. • Zorg ervoor dat de knoppen volledig op hun plaats zitten en de rolbeugel omhoog is geklapt. Opmerking: De bovenste lus van de rolbeugel moet mogelijk naar voren worden geduwd of naar achteren worden getrokken om ervoor te zorgen dat beide knoppen in de juiste stand klikken (Figuur 54 en Figuur 55). 47 De sporing afstellen g036746 Figuur 54 1. Rolbeugel omhoog 4. Draai de rolbeugelknop 90 graden. 2. Knop van de rolbeugel vergrendeld 5. Rolbeugelknop ontgrendeld 3. Trek de rolbeugelknop uit en draai deze 90 graden. 6. Rolbeugel ingeklapt 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit. 2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 3. Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM en SNEL. 4. Zet beide rijhendels vooruit tot aan de aanslag in de T-sleuf. 5. Controleer de sporing van de machine. 6. Als de machine naar rechts spoort, steek dan een inbussleutel van 3/16" door de opening in de afdekplaat rechts vooraan en draai de stelschroef van de sporing links- of rechtsom om het bereik van de hendel af te stellen (Figuur 56). 7. Als de machine naar links spoort, steek dan een inbussleutel van 3/16" door de opening in de afdekplaat rechts vooraan en draai de stelschroef van de sporing links- of rechtsom om het bereik van de hendel af te stellen (Figuur 56). 8. Rij met de machine en controleer of ze recht spoort. 9. Stel net zo lang af totdat u de gewenste sporing verkrijgt. g035859 Figuur 56 Rechter rijhendel afgebeeld g034593 Figuur 55 1. Ingeschakeld 1. Toegangsgat in voorste afdekplaat 2. Deels uitgetrokken – gebruik de machine niet met de rolbeugel in deze stand. 48 2. Stelschroef voor sporing De bandenspanning controleren Onderhouden remmen Parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan) Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren Opmerking: Voer deze procedure uit wanneer u De juiste bandenspanning in de voor- en achterbanden is 0,9 bar. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd. een onderdeel van de rem verwijdert of vervangt. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de machine zo in dat ze met de hand kan worden voortgeduwd. Zie De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken (bladz. 31). 4. Breng de achterzijde van de machine omhoog en ondersteun de machine met assteunen. WAARSCHUWING g001055 Figuur 57 Ondersteun een machine met het oog op service- of onderhoudswerkzaamheden niet alleen met een mechanische of hydraulische krik. Dit kan gevaarlijk zijn omdat een mechanische of hydraulische krik een machine mogelijk niet voldoende ondersteunt of slecht functioneert, waardoor de machine kan vallen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. De wielmoeren controleren Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een torsie van 122 tot 136 N∙m. Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om het maaidek op te heffen. Gebruik goede assteunen of gelijkwaardige middelen om de machine te ondersteunen. 49 5. Schakel de parkeerrem in en uit en controleer de wielen om na te gaan of de remmen in- en uitgeschakeld worden. 6. Indien afstelling nodig is, moet u de parkeerrem uitschakelen. Verwijder de gaffelpen uit de as van de remkoppeling (Figuur 58). 9. Draai de as van de remkoppeling tot het uiteinde op één lijn ligt met de opening in de hendel. • Kort de koppeling in door rechtsom te draaien. • Verleng de koppeling door linksom te draaien. g036752 Figuur 58 1. Borgpen 3. As van remkoppeling 2. Parkeerrem 7. Controleer de lengte van de beide veren zoals wordt getoond in Figuur 59. Als afstelling nodig is, draai de bovenste moer dan rechtsom om de veer korter te maken en naar links om de veer langer te maken. g036100 Figuur 59 1. Bovenste moer 2. Veer 8. 3. 44 mm Duw de parkeerremhendel helemaal naar voren en naar beneden. 50 10. Breng de as van de remkoppeling aan in de opening in de parkeerrem en bevestig met de gaffelpen. Herhaal stap 5 en stel af indien nodig. 11. Als de afstelling voltooid is, verwijdert u de kriksteun of het soortgelijke ondersteuningsmechanisme om de machine te laten zakken. 12. Zet de maaimachine in de BEDRIJFSSTAND . Zie De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken (bladz. 31). Onderhoud riemen 10. Bevestig de nieuwe riem rond de poelies van het maaidek en de koppelingspoelie onder de motor (Figuur 61). Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Vervang de riem als deze versleten is. Een aantal indicaties van een versleten riem: een gierend geluid tijdens het draaien van de riem, de messen die slippen tijdens het maaien, gerafelde randen en schroeiplekken en scheuren op de riem. Drijfriem van maaidek vervangen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng het maaidek omlaag naar een maaihoogte van 7,6 cm. 4. Draai de bout op elk van de riemkappen los. 5. Draai de onderste bout los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 36). 6. Verwijder het plaatmetaalscherm, zie Het plaatmetaalscherm verwijderen (bladz. 37). 7. Verwijder de aandrijfriemkappen en de bijbehorende bouten (Figuur 60). g036861 Figuur 61 1. Koppelingspoelie 3. Veerbelaste spanpoelie 2. Aandrijfriem van maaidek 4. Veer g027729 Figuur 60 g028279 8. Haal de veerspanning van de veerbelaste spanpoelie. Zie Figuur 62. Figuur 62 Opmerking: Gebruik de veerverwijderaar (Toro onderdeelnr. 92-5771) om de veer van de maaidekstang te verwijderen (Figuur 62). 9. 1. Veerverwijderaar (Toro onderdeelnummer 92-5771) 4. Arm van spanpoelie 2. Spanpoelieveer 5. Aandrijfriem van maaidek 3. Maaidekstang Verwijder de riem van de maaidekpoelies en de koppelingspoelie. 51 11. Monteer de spanpoelieveer (Figuur 62). Opmerking: Steek de uiteinden van de veer in de ankergroeven. 12. Plaats de drijfriemkappen en de bijbehorende bouten (Figuur 63). g036860 Figuur 64 1. Aanslag van koppeling g027730 Figuur 63 13. Monteer het plaatmetaalscherm, zie Het plaatmetaalscherm verwijderen (bladz. 37). 14. Draai de onderste bout vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 36). 6. Haal de spanpoelieveer van de stang (Figuur 65). 7. Verwijder de oude riem van de aandrijfpoelies van de hydraulische pomp en de motorpoelie. 8. Bevestig de nieuwe riem rond de motorpoelie en de 2 poelies van de hydraulische pomp (Figuur 65). De drijfriem van de hydraulische pomp vervangen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de riem van het maaidek; zie Drijfriem van maaidek vervangen (bladz. 51). 4. Hef de machine op en plaats deze op kriksteunen. 5. g036859 Figuur 65 1. Spanpoelie 4. Aandrijfriem van pomp 2. Stang van spanpoelieveer 5. Rechter poelie van hydraulische pomp 3. Motorpoelie 6. Linker poelie van hydraulische pomp 9. Verwijder de aanslag van de koppeling (Figuur 64). 10. 52 Monteer de aanslag van de koppeling (Figuur 64). Plaats de drijfriem van het maaidek; zie Onderhoud riemen (bladz. 51). Hoek van rijhendels verstellen Onderhoud bedieningsysteem De stand van de bedieningshendel afstellen Als de uiteinden van de hendels elkaar raken, raadpleeg dan Rijhendelmechanisme afstellen (bladz. 53). De hoogte instellen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de bovenste bout waarmee de rijhendels is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm. 4. Draai de onderste bout los totdat u de rijhendels naar voren of naar achteren kunt bewegen. Draai de moeren aan om de rijhendel vast te zetten in de nieuwe stand. 5. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af. U kunt de rijhendels hoger of lager afstellen, voor meer comfort. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee de rijhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm. g009195 Figuur 67 Rijhendelmechanisme afstellen De mechanismen van de pompbediening bevinden zich aan beide zijden van de machine onder de stoel. Draai aan de eindmoer met een dopsleutel van ½" om de machine nauwkeurig af te stellen zodat deze niet beweegt in de neutraalstand. Eventuele aanpassingen moet alleen voor de neutraalstand worden uitgevoerd. g035858 Figuur 66 1. Bouten 3. Rijhendel 2. Sleufopening 4. Schacht van de bedieningsarm 4. Zet de rijhendels in de volgende groep openingen. Zet de hendel vast met het bevestigingsmateriaal. 5. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af. 53 draaien tot de wielen lichtjes gaan kruipen in de achteruitstand (Figuur 68). WAARSCHUWING De motor moet lopen en de aandrijfwielen draaien opdat u deze afstelling kunt uitvoeren. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Druk het maaidekpedaal in, verwijder de maaihoogtepen en laat het maaidek neer op de grond. 4. Breng de achterkant van de machine omhoog en plaats deze op assteunen (of een gelijkwaardige ondersteuning), net hoog genoeg om de aandrijfwielen vrij te laten ronddraaien. 5. g036753 Figuur 68 1. Moer 2. Vaste plaat Verwijder de elektrische aansluiting van de veiligheidsschakelaar die zich onder het onderste kussen van de stoel bevindt. 3. Bedieningsplaat Opmerking: De schakelaar maakt onderdeel uit van de stoelconstructie. 6. Koppel tijdelijk een startkabel aan op de polen van de connector van de hoofdkabelboom. 7. Start de motor, laat deze op vol gas lopen en schakel de parkeerrem uit. 12. met draaien of langzaam kruipen in de achteruitstand. werking is gesteld en de rijhendels naar buiten staan voordat u de motor start. U hoeft niet op de stoel te zitten. Opmerking: Mogelijk moet u de kap van het rijhendelmechanisme verwijderen om de toegang te vergemakkelijken. Laat de machine minimaal 5 minuten draaien met de rijhendels op volledige snelheid vooruit om de hydraulische vloeistof op bedrijfstemperatuur te brengen. Opmerking: De rijhendels moeten in de neutraalstand staan als u afstellingswerkzaamheden uitvoert. 9. 13. Schakel de machine uit. 14. Maak de verbindingsdraad los van de stekker van de kabelboom en sluit de stekker aan op de stoelschakelaar. 15. Haal de assteunen weg. 16. Breng het maaidek omhoog en plaats de maaihoogtepen. 17. Controleer en zorg dat de machine niet kruipt in de neutraalstand als de parkeerrem vrij is gezet. Zet de rijhendels in de NEUTRAALSTAND . 10. Zorg dat de lipjes van de bedieningsplaat de aanslagplaatjes van de neutraalstand van de hydraulische eenheden raken. 11. Pas de lengte van de pompbedieningsstang aan door de moer in de juiste richting te Zet de rijhendels in de ACHTERUITSTAND en oefen lichte druk uit op de hendel zodat de veren de hendels terugduwen in de neutraalstand. Opmerking: De wielen moeten ophouden Opmerking: Zorg dat de parkeerrem in 8. 4. Aanslagplaatje van neutraalstand 5. Lipjes raken het aanslagplaatje van de neutraalstand 54 Onderhoud hydraulisch systeem Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. g037051 Figuur 69 1. Motor • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine 2. Expansietank lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. Hydraulische vloeistof verversen en filters vervangen • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier. • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem. Onderhoudsinterval: Na de eerste 75 uren—Filters en vloeistof van het hydraulische systeem vervangen. Specificaties hydraulische vloeistof Om de 250 bedrijfsuren—Na de eerste vervangbeurt – vervang de filters en vloeistof van het hydraulische systeem wanneer u Mobil 1 15W50 vloeistof gebruikt. (Vaker vervangen als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden) Hydraulische vloeistof: Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof of Mobil 1 15W-50 olie. Belangrijk: Gebruik de aanbevolen vloeistof. Andere vloeistoffen kunnen het hydraulische systeem beschadigen. Om de 500 bedrijfsuren—Na de eerste vervangbeurt – vervang de filters en de vloeistof van het hydraulische systeem als u Toro® HYPR-OIL™ 500 vloeistof gebruikt. (Vaker vervangen als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden) Inhoud van het hydraulische systeem (met filters verwijderd): 4,45 liter Het peil van de hydraulische vloeistof controleren Om de hydraulische vloeistof te vervangen moeten de filters worden verwijderd. Vervang beide tegelijkertijd; zie Specificaties hydraulische vloeistof (bladz. 55) voor de aanbevolen vloeistof. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Laat de hydraulische vloeistof afkoelen. Controleer het oliepeil terwijl de vloeistof koud is. 2. Controleer de expansietank en vul indien nodig bij met Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof tot de markering FULL COLD. Laat alle lucht uit het systeem nadat u de nieuwe filters hebt gemonteerd en de nieuwe vloeistof hebt toegevoegd. Zie Hydraulische systeem ontluchten (bladz. 57). Herhaal het ontluchtingsproces tot de vloeistof na het ontluchten op de FULL COLD-streep blijft. Als deze procedure niet goed wordt uitgevoerd, kan dit leiden tot onherstelbare schade aan het transaxle-aandrijfsysteem. 55 Filters van het hydraulische systeem monteren Filters van het hydraulische systeem verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Laat de motor afkoelen. 4. Zoek het filter en de beschermingen op elk transaxle-aandrijfsysteem (Figuur 70). 5. Verwijder de 3 schroeven waarmee de filterbeschermingen zijn bevestigd (Figuur 70). g017444 1. Breng een dun laagje hydraulische vloeistof aan op de rubberen pakking van elk filter. 2. Draai het filter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk en zet het filter vervolgens nog een extra ¾ tot volledige slag vast. 3. Herhaal voor het andere filter. 4. Monteer de filterbeschermingen terug op de plaats waar u deze eerder hebt verwijderd. 5. Gebruik de drie schroeven om de filterbeschermingen te monteren. 6. Controleer of de ontluchtingspluggen zijn verwijderd voordat u vloeistof gaat bijvullen. 7. Giet langzaam de gespecificeerde vloeistof in de expansietank totdat er vloeistof uit 1 van de openingen voor de ontluchtingspluggen komt. 8. Monteer de ontluchtingsplug. 9. Draai de plug vast met een torsie van 20 N·m. 10. Ga verder met het vullen van de expansietank tot er vloeistof uit de andere ontluchtingsplug van de tweede transmissie komt. 11. Monteer de tegenoverliggende ontluchtingsplug. 12. Draai de plug vast met een torsie van 20 N·m. 13. Ga verder met het vullen van de expansietank tot de vloeistof de markering FULL COLD bereikt in de expansietank. 14. Ga naar Hydraulische systeem ontluchten (bladz. 57). Figuur 70 Rechterkant getoond 1. Transaxle-aandrijving 4. Schroeven 2. Filter 5. Ontluchtingsplug Belangrijk: Als u de procedure Hydraulisch systeem ontluchten niet uitvoert nadat de filters zijn vervangen en de vloeistof is ververst, kan dit leiden tot onherstelbare schade aan het transaxlesysteem. 3. Filterbescherming 6. Maak de omgeving van de filters zorgvuldig schoon. Belangrijk: Zorg ervoor dat er geen vuil in het hydraulische systeem terechtkomt om verontreiniging te voorkomen. 7. Plaats een opvangbak onder het filter om de vloeistof die wegloopt op te vangen zodra het filter en de ontluchtingspluggen worden verwijderd. 8. Verwijder de ontluchtingsplug op elke transmissie 9. Schroef het filter los om het te verwijderen en laat de vloeistof uit het aandrijfsysteem lopen. 10. Herhaal deze procedure voor beide filters. 56 Hydraulische systeem ontluchten 1. Breng de achterkant van de machine omhoog en plaats deze op assteunen (of een gelijkwaardige ondersteuning) totdat de aandrijfwielen vrij kunnen ronddraaien. g017625 Figuur 72 1. Opkrikpunten 2. g027477 Figuur 71 3. Start de motor, zet de gashendel op halfgas en zet de parkeerrem vrij. A. Zet de omloophendels in de stand om de machine te duwen. Zet de omloopkleppen open en laat de motor lopen; beweeg de rijhendels langzaam 5 of 6 keer naar voren en naar achteren. B. Zet de omloophendels in de stand om de machine te bedienen. C. Zet de omloopklep dicht en laat de motor lopen; beweeg de rijhendel 5 of 6 keer langzaam naar voren en naar achteren. D. Zet de motor af en controleer het vloeistofpeil in de expansietank. Voeg de aanbevolen vloeistof toe tot het peil de markering FULL COLD van de expansietank bereikt. Herhaal stap 2 totdat alle lucht uit het systeem is verwijderd. Opmerking: Als de transaxle zonder abnormale geluiden werkt en bij een normaal toerental soepel naar voren en naar achteren kan bewegen, zit er geen lucht meer in. 57 4. Onderhoud van het maaidek Controleer voor de laatste keer het vloeistofpeil in de expansietank. Vul bij met de gespecificeerde vloeistof totdat het peil de FULL COLD-streep op de expansietank bereikt. Veiligheid van de messen • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen. • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u één mes draait. • Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. Onderhoud van de maaimessen Vóór controle en onderhoud van de maaimessen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los. De maaimessen controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 58 1. Controleer de snijranden (Figuur 73). 2. Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u het maaimes verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen (bladz. 60). 3. Controleer de messen, in het bijzonder het gebogen deel. 4. Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 73). g006530 Figuur 73 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur g014973 Figuur 75 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond Controle op kromme messen 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) Opmerking: De machine moet op een egaal 4. oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2. Trek dikke handschoenen of andere adequate handbescherming aan en draai langzaam het mes in een stand die meting mogelijk maakt van de afstand tussen de maairand en het egale oppervlak waarop de machine staat (Figuur 74). Draai hetzelfde mes 180 graden, zodat de maairand aan de andere kant nu in dezelfde stand staat (Figuur 76). g014974 Figuur 76 1. Mes, eerder gemeten kant 2. Eerder gebruikte meetstand 3. Andere kant van mes die in meetstand wordt gebracht g014972 Figuur 74 1. Maaidek 2. Asbehuizing 5. 3. Mes Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 77). Opmerking: De speling mag niet meer dan 3. 3 mm bedragen. Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 75). 59 g014973 Figuur 77 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) A. g017443 Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 60) en Maaimessen monteren (bladz. 61). Figuur 78 Opmerking: Als een krom mes is vervangen door een nieuw mes en de afstand nog altijd groter is dan 3 mm, dan is het mogelijk dat de mesas verbogen is. Neem contact op met een erkende onderhoudsdealer voor service. B. 6. 1. Vleugel van het mes 4. Mesbout 2. Mes 3. Klemring 5. Maai-as De maaimessen slijpen 1. Ga als het verschil binnen de grenzen ligt door met het volgende mes. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 79). Opmerking: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Herhaal deze procedure op elk mes. Opmerking: Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. Maaimessen verwijderen Vervang messen die een vast voorwerp hebben geraakt of uit balans of krom zijn. 1. Houd de spilas vast met een sleutel. 2. Verwijder de mesbout, de klemring en het mes van de spilas (Figuur 78). g000552 Figuur 79 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 80). Opmerking: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Opmerking: Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 79). 60 g000553 Figuur 80 1. Mes 3. 4. Zet het maaidek in de vergrendelde transportstand. 5. Draai de messen voorzichtig heen en weer. 6. Meet de afstand tussen de mespunt en het vlakke oppervlak (Figuur 81). Als de afstanden meer dan 5 mm verschillen, stel dan de schuinstand af; ga door met deze procedure. 2. Mesbalans Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Maaimessen monteren 1. Monteer het mes op de as (Figuur 78). Belangrijk: Het gebogen deel van het mes 2. moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. Monteer de klemring en de mesbout (Figuur 78). Opmerking: Monteer de kegel van de klemring 3. g229303 zodat deze naar de kop van de bout wijst. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 150 N·m. Schuinstand van het maaidek (breedterichting) en de messtand instellen Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. g229305 Figuur 81 Voordat u het maaidek horizontaal afstelt moet u eerst controleren of er verbogen maaimessen zijn, en eventueel verbogen maaimessen verwijderen en vervangen; lees Controle op kromme messen (bladz. 59) voordat u dit doet. 1. Maaimessen evenwijdig 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Uiteinde van mes Stel het maaidek eerst links/rechts horizontaal, en dan kunt u voor/achter afstellen. 7. Eisen: • De machine moet op een egaal vlak staan. • Alle banden moeten de juiste spanning hebben, zie De bandenspanning controleren (bladz. 49). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Controleer de bandenspanning van de aandrijfbanden. Zie De bandenspanning controleren (bladz. 49). 61 Controleer de schuinstand van de maaimessen in de lengterichting (Figuur 82). Zorg dat de voorste mespunt lager zit dan de achterste; zie de tabel met blokhoogte en schuinte. Als instelling vereist is, gaat u verder met deze procedure. 12. 13. 14. 15. Draai het maaimes voorzichtig in dwarsrichting horizontaal (Figuur 81). Draai de borgmoeren (Figuur 84) in de 4 hoeken los en controleer of het maaidek stevig op alle 4 blokjes rust. Trek de maaidekhangers strak en zorg dat het maaidekpedaal naar achteren is gedrukt tegen de aanslag. Draai de 4 borgmoeren vast. g229304 Figuur 82 1. Messen in lengterichting 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Uiteinde van mes 8. Zet de antiscalpeerrollen in de bovenste opening of verwijder ze geheel voor deze afstelprocedure. 9. Plaats 2 blokjes (zie onderstaande tabel) onder de achterste rand van de maaikast; 1 blokje aan elke kant van het maaidek (Figuur 83). 10. Zet de maaihoogtehendel in stand van 76 mm. 11. Plaats 2 blokjes onder elke kant van de voorste rand van het maaidek, maar niet onder de beugels van de antiscalpeerrollen of de lasnaden. g035851 Figuur 84 1. Borgmoeren 3. Maaidekdrager 2. Hefarm van maaidek 4. Ketting 16. 17. 18. Maaidek verwijderen g038090 Figuur 83 Onderaanzicht 1. Blokjes – 7,3 cm 1. 2. Lasnaden 2. Tabel blokhoogte en schuinte Maaidekmaat Blokhoogte Schuinte Alle maaidekken 7,3 cm 4,8 tot 6,4 mm Zorg ervoor dat de blokjes stevig onder de rand van het maaidek zitten en dat alle bevestigingsbouten vastgedraaid zijn. Ga verder met het afstellen van het maaidek door de schuinstand van het maaimes in de lengterichting te controleren. Controleer de horizontale stand van de messen en herhaal indien nodig de procedure om het maaidek horizontaal te stellen. 3. 4. 5. 62 Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los. Plaats de maaihoogtepen in de maaihoogtestand van 7,6 cm. Verwijder de drijfriemkappen. Zet de spanpoelie van het maaidek los en verwijder de maaidekriem; zie Onderhoud riemen (bladz. 51). 6. Verwijder de bouten en moeren van de voorkant van de plaat onder de voetsteun. 7. Verwijder en bewaar de bouten en moeren aan beide zijden van de machine (Figuur 85). g015594 Figuur 86 g036866 Figuur 85 1. Verwijder deze moeren en bouten. 2. Verwijder deze moeren en bouten. 8. 1. Bout 2. Afstandsstuk 5. Gemonteerde veer 6. Grasgeleider 3. Borgmoer 7. J-vormig haakuiteinde van veer 4. Veer Schuif het maaidek naar rechts uit de machine. Grasgeleider vervangen 3. Plaats het afstandsstuk en de veer op de grasgeleider. 4. Plaats 1 J-vormig haakuiteinde van de veer achter de rand van het maaidek. Opmerking: Zorg ervoor dat 1 J-vormig WAARSCHUWING haakuiteinde van de veer is gemonteerd achter de rand van het maaidek voordat u de bout monteert zoals wordt aangegeven in Figuur 86. Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Gebruik de machine nooit zonder mulchplaat, grasgeleider of grasvanger. 1. Verwijder de borgmoer, bout, veer en afstandsstuk waarmee de grasgeleider vastzit op de draaibeugels (Figuur 86). 2. Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider (Figuur 86). 5. Monteer de bout en de moer. 6. Plaats 1 J-vormig haakuiteinde van de veer om de grasgeleider (Figuur 86). Belangrijk: De grasgeleider moet kunnen draaien. Klap de geleider helemaal omhoog en controleer of deze volledig omlaag draait. 63 Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng het maaidek omhoog in de TRANSPORTSTAND . De vering reinigen Reinig de vering met perslucht. Opmerking: Maak de schokdempers niet schoon met water onder druk (Figuur 87). g195820 Figuur 87 Afval afvoeren Motorolie, accu's, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften. 64 Stalling 11. Veiligheid tijdens opslag Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant van de maaimachine. Spoel vervolgens de machine schoon met een tuinslang. Opmerking: Laat de machine lopen met de • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje aftakas ingeschakeld en de motor op hoog stationair gedurende 2 tot 5 minuten na het wassen. en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. 12. Controleer de staat van de maaimessen; raadpleeg Onderhoud van de maaimessen (bladz. 58). 13. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: • U mag de machine of de brandstof niet bewaren in de nabijheid van een open vuur, noch de brandstof binnenshuis of in een afgesloten aanhanger aftappen. • Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn. A. Reinigen en opslaan 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor en het hydraulische systeem. Vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorbehuizing verwijderen. Belangrijk: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, de motor, de hydraulische pompen en de accu. B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C. Zet de motor af, laat deze afkoelen en laat de brandstoftank leeglopen. D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. E. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Voer de brandstof af volgens de plaatselijk geldende voorschriften. Belangrijk: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer. 14. Verwijder de bougie(s) en controleer de staat ervan; zie Onderhoud van de bougie(s) (bladz. 42). Nadat de bougie(s) uit de cilinder is (zijn) verwijderd, giet u 30 ml (2 eetlepels) motorolie in de bougie-opening. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s). De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken. Controleer de bandenspanning; zie De bandenspanning controleren (bladz. 49). 15. Vervang het hydraulische filter; zie Hydraulische vloeistof verversen en filters vervangen (bladz. 55). Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen. 16. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer. 4. Controleer de werking van de parkeerrem; zie Parkeerrem afstellen (bladz. 49). 5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter (bladz. 38). 6. Smeer de machine; zie Smering (bladz. 37). 7. Ververs de olie in het carter; zie Motorolie verversen (bladz. 39). 8. 9. 10. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). Laad de accu op; zie Accu opladen (bladz. 45). 65 17. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar het buiten het bereik van kinderen en onbevoegde personen. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden. 66 Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. Remedie 5. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 4. Het luchtfilterelement reinigen of vervangen. 5. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Schakel de aftakas uit. 2. De parkeerrem is uitgeschakeld. 3. De rijhendels staan niet in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 4. U zit niet op de bestuurdersstoel. 5. De accu is leeg. 6. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 7. Een van de zekeringen is doorgebrand. 8. Een van de relais of schakelaars is defect. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de rijhendels naar buiten in de vergrendelde NEUTRAALSTAND . 4. Ga op de bestuurdersstoel zitten. 5. Accu opladen. 6. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 7. De zekering vervangen. 8. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. De brandstoftank is leeg. 1. De brandstoftank vullen. 2. De brandstofafsluitklep is gesloten. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De gashendel staat niet in de juiste stand. 5. Er zit vuil in het brandstoffilter. 6. Er bevindt zich vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 7. Het luchtfilter is vuil. 2. Open de brandstofafsluitklep. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. Stel de gashendel in halverwege de LANGZAME en de SNELLE stand. 5. Brandstoffilter vervangen. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7. Reinig of vervang het luchtfilterelement. 8. Controleer de indicator voor de stoelschakelaar. Vervang de stoel indien dit nodig is. 9. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken. Reinig de aansluitpolen grondig met een speciaal reinigingsmiddel, breng speciaal smeermiddel aan en sluit de connectoren weer op de juiste wijze aan. 1 Neem contact op met een erkende 0. servicedealer. 1 Bougie afstellen of vervangen. 1. 8. De stoelschakelaar werkt niet goed. 9. De elektrische verbindingen zijn gecorrodeerd, zitten los of zijn defect. 1 Relais of schakelaar is beschadigd. 0. 1 De bougie is vuil of de 1. elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 1 De bougiekabel is niet aangesloten. 2. 67 1 Controleer de aansluiting van de 2. bougiekabel. Probleem De motor verliest vermogen. De machine trekt naar links of naar rechts (met beide rijhendels volledig vooruit). De machine rijdt niet. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De koelribben en luchtkanalen boven de motor zijn verstopt. 5. De ventilatieopening in de brandstoftankdop is verstopt. 6. Er zit vuil in het brandstoffilter. 7. Er bevindt zich vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Reinig het luchtfilterelement. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en de luchtkanalen ontstoppen. 5. Brandstoftankdop reinigen of vervangen. 6. Brandstoffilter vervangen. 7. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De sporing moet afgesteld worden 1. Stel de sporing af 2. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning. 2. Breng de aandrijfbanden op de juiste spanning. 1. De omloopkleppen zijn niet goed gesloten. 1. Sluit de omloopkleppen. 2. De pompriem is versleten, los of stuk. 3. De aandrijfriem van de pomp is van de poelie af. 4. De veer van de spanpoelie is kapot of ontbreekt. 5. Het peil van de hydraulische vloeistof staat te laag of de hydraulische vloeistof is te heet. 2. Riem vervangen. 3. Riem vervangen. 5. De reservoirs bijvullen met hydraulische vloeistof of de hydraulische vloeistof laten afkoelen. 1. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 2. De bevestigingsbout van het maaimes zit los. 3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 4. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 5. De motorpoelie is beschadigd. 2. De bevestigingsbout van het maaimes vastdraaien. 3. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 4. Desbetreffende poelie vastzetten. 7. De motorophangplaat zit los of is versleten. 5. Neem contact op met een erkende servicedealer. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. Een antiscalpeerwiel (indien aanwezig) is niet correct afgesteld. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. Messen draaien niet. 4. Veer vervangen. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 6. Mesas verbogen. De maaihoogte is ongelijk. Remedie 3. Maaidek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen. 4. Hoogte van antiscalpeerwiel afstellen. 5. Reinig de onderkant van het maaidek. 6. Banden op juiste spanning brengen. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. De tractieriem is versleten, los of stuk. 1. Een nieuwe drijfriem monteren. 2. De drijfriem zit niet op de poelie. 2. Drijfriem monteren en assen en riemgeleiders op juiste stand controleren. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Een nieuwe drijfriem monteren. 3. De schakelaar van de aftakas (PTO) of de aftakkoppeling is defect. 4. De drijfriem van het maaidek is versleten, los of stuk. 68 Probleem De koppeling grijpt niet aan. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Een zekering is doorgebrand. 1. Vervang de zekering. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang indien nodig. 2. Lage spanning bij de koppeling. 2. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang onderdelen indien nodig. 3. Vervang de koppeling. 4. Repareer of vervang de bedrading van de koppeling of het elektrische systeem. Reinig de contactpunten van de aansluitingen. 5. Verwijder het opvulstuk of vervang de koppeling. 3. De spoel is beschadigd. 4. Onvoldoende stroom 5. Opening tussen rotor/armatuur te groot. 69 Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer. Toro gebruikt deze informatie om te voldoen aan contractuele verplichtingen – zoals het registreren van uw garantie, het behandelen van uw garantieclaim of om contact met u op te nemen in het geval van terugroepacties – en voor legitieme zakelijke doeleinden – zoals klanttevredenheid meten, onze producten verbeteren of u productinformatie verschaffen die van belang kan zijn. Toro kan uw informatie delen met onze dochterondernemingen, verdelers of andere zakenpartners in verband met deze activiteiten. We kunnen ook persoonlijke informatie vrijgeven van rechtswege of in verband met de verkoop, aankoop of fusie van een bedrijf. We verkopen uw persoonsgegevens nooit aan andere bedrijven voor marketingdoeleinden. Behoud van uw persoonlijke gegevens Toro bewaart uw persoonlijke informatie zolang deze relevant is voor de bovengenoemde doeleinden en in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. Gelieve contact op te nemen via [email protected] voor meer informatie over de bewaarperiodes die van toepassing zijn. Toro’s engagement inzake veiligheid Uw persoonlijke informatie kan behandeld worden in de VS of een ander land dat mogelijk soepelere databeschermingswetten heeft dan het land waar u verblijft. Indien we uw informatie overdragen naar een ander land dan het land waar u verblijft, nemen wij de wettelijk verplichte maatregelen om ervoor te zorgen dat de informatie op gepaste wijze wordt beschermd en veilig wordt behandeld. Toegang en correctie U hebt het recht om uw persoonlijke gegevens te corrigeren of te raadplegen, of zich te verzetten tegen de verwerking van uw gegevens of deze te beperken. Om deze rechten uit te oefenen, gelieve een e-mail te sturen naar [email protected]. Als u zich zorgen maakt over de manier waarop Toro uw informatie heeft behandeld, vragen wij u om deze direct ten aanzien van ons te uiten. Europese burgers hebben het recht om een klacht in te dienen bij hun gegevensbeschermingsautoriteit. 374-0282 Rev C
1 / 1

Toro 2000 Series HDX SD 132cm Riding Mower Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding