ONDERHOUD
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontste-
kingsbronnen.
2. Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
benzine te bevatten.
3. Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof
bij terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen vóór u
benzine bijvult.
4. Vul de machine nooit binnenshuis bij.
5. Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals in de buurt
van een watergeiser of ander toestel.
6. Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en
uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
7. Haal toestellen die op benzine werken van de vrachtwa-
gen of aanhangwagen en vul ze op de grond bij. Als dat
niet mogelijk is, vult u de toestellen op een aanhangwa-
gen bij met een draagbare houder in plaats van met een
benzinepomppistool.
8. Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van de
brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid. Ge-
bruik geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf open
houden.
9. Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trek dan on-
middellijk iets anders aan.
10. Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer
aan en draai ze stevig vast.
11. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en
andere brandstoen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen
zijn ontplofbaar.
12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet probe-
ren te starten maar verplaatst u de machine weg van de
plaats waar u hebt gemorst en vermijdt u het creëren van
elke mogelijke ontstekingsbron tot de brandstofdampen
zijn vervlogen.
13. Breng de dop van de brandstoftank en van de brandstof-
houder weer stevig aan.
Onderhoud
1. Laat het toestel nooit draaien in een gesloten ruimte waar
zich koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.
2. Zorg ervoor dat alle moeren en bouten, in het bijzonder
de bevestigingsbouten van de maaibladen, goed vastzit-
ten en houd het toestel in een goede toestand.
3. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren
functioneren en voer de nodige herstellingen uit als ze
niet naar behoren werken.
4. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en ander af-
valmateriaal opstapelen of afzetten in en op het toestel.
Neem gemorste olie of brandstof op en verwijder alle met
brandstof doordrenkte afval. Laat de machine afkoelen
voor u ze opbergt.
5. Als u een voorwerp raakt, stopt u en inspecteert u de ma-
chine. Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
6. Voer nooit aanpassingen of herstellingen uit terwijl de
motor draait.
7. Inspecteer veelvuldig de onderdelen van de grasopvang-
zak en afvoerbescherming en vervang waar nodig door
onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen.
8. Maaibladen zijn scherp. Omwikkel de bladen of draag
handschoenen en wees extra voorzichtig wanneer u aan
de maaibladen werkt.
9. Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en her-
stel waar nodig.
10. Houd de veiligheids- en instructielabels in goede staat of
vervang ze waar nodig.
11. Verwijder de brandstolter niet wanneer de motor warm
is want gemorste brandstof kan ontbranden. Spreid de
klemmen van de brandstoeiding niet verder dan nood-
zakelijk. Zorg ervoor dat de klemmen de leidingen stevig
op de lter geklemd houden na de installatie.
12. Gebruik geen benzine die METHANOL bevat, geen
gasohol met meer dan 10% ETHANOL en ook geen
benzine-additieven of superbenzine want daardoor kan
de motor of het brandstofsysteem beschadigd worden.
13. Als u de brandstoftank leeg moet laten lopen, moet u dat
in de open lucht doen.
14. Vervang defecte knaldempers/knalpotten.
15. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten reserve-
onderdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
16. Houd u altijd aan de specicaties van de fabrikant voor
instellingen en bijregelingen.
17. Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen uit-
sluitend een beroep op erkende servicepunten.
18. Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel uit te
voeren tenzij u daarvoor de nodige opleiding hebt ge-
noten. Onjuiste onderhouds- en herstellingsprocedures
kunnen leiden tot gevaar tijdens het gebruik, beschadi-
ging van het toestel en het vervallen van de fabrieksga-
rantie.
19. Bij maaiers met meerdere bladen moet u goed oppassen
want als u een blad laat draaien kan dat andere bladen
doen draaien.
20. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de
motor evenmin op. De motor gebruiken met een te grote
snelheid kan het risico op persoonlijke letsels doen toe-
nemen.
21. Schakel de aandrijfappendages uit, zet de motor
uit, haal de sleutel uit het contact en maak de
ontstekingsbougiekabel(s) los: alvorens blokkeringen
van de appendages en de afvoertrechter te verwijderen,
onderhoud of reparaties uit te voeren, een voorwerp te
raken of wanneer de machine abnormaal trilt Wanneer u
een voorwerp hebt geraakt, inspecteert u de machine op
schade voor u ze opnieuw start en ze gebruikt.
22. Blijf met uw handen altijd uit de buurt van bewegende
onderdelen, zoals de koelventilator van de hydropomp,
wanneer de zitmaaier draait. (De koelventilator van de
hydropomp bevindt zich normaal op de bovenkant van de
aandrijfas).
23. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en moto-
ren: WAARSCHUWING: Hydraulische vloeistof die onder
druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben om door de
huid te dringen en ernstige verwondingen te veroorzaken.
Als lichaamsvreemde vloeistof onder de huid terecht
is gekomen, moet ze binnen de paar uren chirurgisch
worden verwijderd door een arts die vertrouwd is met dit
soort letsels. Anders kan gangreen (koudvuur) optreden.
Blijf met uw lichaam en handen uit de buurt van de pen-
gaten of vulopeningen die hydraulische vloeistof onder
hoge druk uitstoten. Gebruik papier en karton in plaats
van uw handen om lekken op te sporen. Controleer of
alle hydraulische vloeistofaansluitingen goed dicht zijn
en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat
verkeren voor u het systeem onder druk zet. Als er lek-
ken optreden, laat u uw machine onmiddellijk door een
erkend verdeler herstellen.
24. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
De foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige licha-
melijke verwondingen leiden. Veren moeten door een
bevoegd technicus worden verwijderd.
25. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
Om ernstig lichamelijk letsel door warme koelvloeistof of
ontsnappende stoom te voorkomen, mag u de dop van
de radiator nooit proberen verwijderen terwijl de motor
draait. Leg de motor stil en wacht tot hij is afgekoeld.
Zelfs dan moet u nog erg voorzichtig zijn wanneer u de
dop verwijdert.
13
nl