Toro GrandStand 122 cm Stand-on Mower 72542TE Handleiding

Type
Handleiding
FormNo.3443-227RevA
GrandStand
®
MowerWith122cmRearDischarge
TURBOFORCE
®
CuttingUnit
72542TE
GrandStand
®
RasenmäherMit122cmHeckauswurf
TURBOFORCE
®
Mähwerk
72542TE
TondeuseGrandStand
®
avecunitédecoupeTURBO
FORCE
®
de122cmàéjectionarrière
72542TE
GrandStand
®
maaierMeteenTURBOFORCE
®
maai-eenheidvan122cmmetachteruitworp
72542TE
www.T oro.com.
*3443-227*
FormNo.3443-222RevA
GrandStand
®
maaier
MeteenTURBOFORCE
®
maai-eenheidvan
122cmmetachteruitworp
Modelnr.:72542TE—Serienr.:400000000enhoger
Registreeruwproductopwww.T oro.com.
Vertalingvandeoorspronkelijketekst(NL)
*3443-222*
DitproductvoldoetaanallerelevanteEuropese
richtlijnen;zievoordetailsdeaparteproductspecieke
conformiteitsverklaring.
Raadpleegdemeegeleverdedocumentatievande
motorfabrikant.
Inleiding
Dezestand-ongrasmaaiermetdraaiendemessen
isbedoeldvoorprofessioneelgebruik.Demachine
isvoornamelijkontworpenvoorhetmaaienvangras
opgoedonderhoudenparticuliereofcommerciële
gazons.Ditproductgebruikenvooranderedoeleinden
danhetbedoeldegebruikkangevaarlijkzijnvooru
ofvooromstanders.
Leesdezeinformatiezorgvuldigdoor,zodatuweet
hoeudemachineopdejuistewijzemoetgebruiken
enonderhoudenenomschadeaandemachineen
letseltevoorkomen.Ubentverantwoordelijkvoorhet
juisteenveiligegebruikvandemachine.
Ganaarwww.Toro.comvoormeerinformatie,inclusief
veiligheidstips,instructiemateriaal,informatieover
accessoires,hulpbijhetvindenvaneendealerofom
uwproductteregistreren.
Alsuservice,origineleToroonderdelenofaanvullende
informatienodighebt,kuntucontactopnemenmet
eenerkendeservicedealerofmetdeklantenservice
vanT oro.Udienthierbijaltijdhetmodelnummeren
hetserienummervanhetproducttevermelden.De
locatievanhetplaatjemethetmodelnummeren
hetserienummervanhetproductisaangegevenop
Figuur1.Ukuntdenummersnotereninderuimte
hieronder.
Belangrijk:Ukuntmetuwmobielapparaatde
QR-codeophetplaatjemethetserienummer
(indienaanwezig)scannenomtoegangte
krijgentotdegarantie,onderdelenenandere
productinformatie.
g235457
Figuur1
1.Locatievanhetmodelnummerenhetserienummer.
Modelnr.:
Serienr.:
Dezehandleidingwijstuopmogelijkegevaren
enbevatveiligheidswaarschuwingendieukunt
herkennenaanhetwaarschuwingspictogram(Figuur
2),datwijstopeengevaardaternstigletselofdedood
kanveroorzakenindienunalaatdevoorgeschreven
maatregelentetreffen.
g000502
Figuur2
1.Waarschuwingspictogram
Erwordenindezehandleidingtweewoordengebruikt
omuwaandachtopbijzondereinformatietevestigen.
Belangrijkattendeertuopbijzonderetechnische
informatieenOpmerkingduidtalgemeneinformatie
aandiebijzondereaandachtverdient.
©2020—TheToro®Company
8111LyndaleAvenueSouth
Bloomington,MN55420
2
Ukuntcontactmetonsopnemenopwww.Toro.com.
GedruktindeVS
Allerechtenvoorbehouden
Inhoud
Veiligheid..................................................................4
Algemeneveiligheid...........................................4
Veiligheids-eninstructiestickers........................4
Algemeenoverzichtvandemachine.........................9
Bedieningsorganen...........................................9
Specicaties....................................................10
Werktuigen/accessoires...................................10
Voorgebruik.........................................................11
Veiligheidsinstructiesvoorafgaandaanhet
werk...............................................................11
Brandstofbijvullen.............................................11
Dagelijksonderhouduitvoeren.........................12
Eennieuwemachineinrijden............................12
Hetveiligheidssysteemgebruiken....................12
Tijdensgebruik....................................................13
Veiligheidtijdenshetwerk.................................13
Parkeerremgebruiken......................................15
Deaftakasschakelaarbedienen.......................16
Degashendelbedienen....................................17
Dechokebedienen..........................................17
Decontactschakelaarbedienen.......................18
Motorstarten....................................................19
Demotorafzetten.............................................19
Hetplatformbedienen......................................20
Vooruit-enachteruitrijden.................................20
Maaihoogteinstellen.........................................22
Gewichtengebruiken........................................22
Nagebruik...........................................................23
Veiligheidnahetwerk.......................................23
Debrandstofafsluitklepgebruiken.....................23
Machinemetdehandduwen............................24
Demachinetransporteren................................24
Onderhoud..............................................................26
Veiligheidbijonderhoud....................................26
Aanbevolenonderhoudsschema.........................26
Proceduresvoorafgaandeaanonderhoud...........28
Hetkussenlosmakenomtoegangtekrijgen
totdeachterzijde...........................................28
Hetmotorschermenhetschermaanhangsel
openmaken...................................................28
Hetmotorschermenhetschermaanhangsel
sluiten...........................................................29
Delinkerdrijfriemkapverwijderen.....................30
Derechterdrijfriemkapverwijderen..................31
Derechterdrijfriemkapmonteren......................32
Delinkerdrijfriemkapmonteren........................33
Smering...............................................................34
Demachinesmeren..........................................34
Despanpoelievoordetorsiesmeren................34
Draaipuntenvandevoorstezwenkwielen
smeren..........................................................35
Dezwenkwielnavensmeren.............................35
Rijhendelssmerenmetvet...............................36
Onderhoudmotor................................................37
Veiligheidvandemotor.....................................37
Onderhoudvanhetluchtlter............................37
Motorolieverversen..........................................38
Onderhoudvandebougie................................40
Vonkenvangercontroleren................................41
Onderhoudbrandstofsysteem.............................42
Brandstofaftappenuitdebrandstoftank............42
Brandstoftankverwijderen................................42
Brandstofltervervangen..................................43
Onderhoudelektrischsysteem............................43
Veiligheidvanhetelektrischsysteem................43
Onderhoudvandeaccu....................................43
Onderhoudvandezekeringen..........................45
Onderhoudaandrijfsysteem................................46
Desporingafstellen..........................................46
Debandenspanningcontroleren.......................46
Lagervandraaipuntvanzwenkwiel
afstellen........................................................47
Onderhoudvanzwenkwielenenlagers.............48
Opvulstukvandekoppelingverwijderen...........49
Dewielmoerencontroleren...............................51
Onderhoudkoelsysteem.....................................51
Luchtinlaatroosterreinigen...............................51
Hetkoelsysteemreinigen.................................51
Onderhoudenremmen........................................52
Deparkeerremtesten.......................................52
Remmenafstellen.............................................52
Onderhoudriemen..............................................52
Deriemencontroleren......................................52
Drijfriemvanmaaidekvervangen......................52
Detransmissieriemvervangen.........................54
Onderhoudbedieningsysteem............................55
Rijhendelsafstellen..........................................55
Onderhoudhydraulischsysteem.........................56
Veiligheidvanhethydraulischesysteem...........56
Specicatiesvanhethydraulische
systeem........................................................56
Hydraulischevloeistofcontroleren....................56
Dehydraulischevloeistofenlters
vervangen.....................................................56
Hydraulischesysteemontluchten.....................58
Onderhoudvanhetmaaidek................................58
Veiligheidvandemessen.................................58
Onderhoudvandemaaimessen.......................58
Maaidekhorizontaalstellen..............................60
Dehefveervanhetmaaidekafstellen...............63
Reiniging.............................................................63
Deonderkantvanhetmaaidekreinigen............63
Deachterwielmotorenreinigen.........................63
Afvalafvoeren..................................................63
Stalling....................................................................64
Veiligheidtijdensopslag...................................64
Reinigenenopslaan.........................................64
Problemen,oorzaakenremedie.............................65
Schema's................................................................67
3
Veiligheid
Dezemachineisontworpenmetinachtnemingvan
ENISO5395.
Algemeneveiligheid
Ditproductkanhandenofvoetenafsnijden
envoorwerpenuitwerpen.Volgaltijdalle
veiligheidsinstructiesopomernstigletselte
voorkomen.
LeesdezeGebruikershandleidingenzorgervoor
datudezebegrijptvoordatudemotorstart.
Houdhandenenvoetenuitdebuurtvande
bewegendeonderdelenvandemachine.
Gebruikdemachinenietalserschermenof
anderebeveiligingsmiddelenontbrekenofals
dezenietnaarbehorenwerken.
Blijfuitdebuurtvandeafvoeropening.
Houomstandersenkinderenuitdebuurtvan
hetwerkgebied.Laatkinderennooitdemachine
bedienen.Laatenkelmensendieverantwoordelijk
engetraindzijnendiebovendienvertrouwdzijn
metdeinstructiesenfysiekertoeinstaatzijnde
machinebedienen.
Stopdemachine,schakeldemotoruiten
verwijderhetcontactsleuteltjevoordatu
onderhoudswerkzaamhedenuitvoertaande
machine,brandstofbijvultofverstoppingen
verwijdert.
Onjuistgebruikofonderhoudvandezemachine
kanletseltotgevolghebben.Omhetrisicoop
letselteverkleinen,dientuzichaandevolgende
veiligheidsinstructiestehoudenenaltijdophet
veiligheidssymbool
teletten,datbetekent
Voorzichtig,WaarschuwingofGevaarinstructie
voorpersoonlijkeveiligheid.Niet-nalevingvandeze
instructieskanleidentotlichamelijkofdodelijkletsel.
Veiligheids-eninstructiestickers
Veiligheidsstickersenveiligheidsinstructieszijngemakkelijkzichtbaarenbevindenzichbij
plaatsenwaargevaarkanontstaan.Vervangbeschadigdeenontbrekendestickers.
decalbatterysymbols
Symbolenopaccu
Sommigeofallesymbolenstaanopdeaccu.
1.Risicovanexplosie6.Houdomstandersopeen
afstand.
2.Geenvonkenofvuuren
nietroken.
7.Draagoogbescherming
explosievegassenkunnen
blindheidenanderletsel
veroorzaken.
3.Risicovanbijtende
vloeistof/chemische
brandwonden
8.Accuzuurkan
ernstigebrandwonden
veroorzaken.
4.Draagoogbescherming.
9.Ogendirectmetwater
spoelenensnelarts
raadplegen.
5.Leesde
Gebruikershandleiding.
10.Bevatlood;niet
weggooien.
decaloemmarkt
Merktekenvanfabrikant
1.Ditmerktekengeeftaandathetmesonderdeelvaneen
origineleT oromaaimachineis.
decal106-5517
106-5517
1.WaarschuwingRaakhetheteoppervlaknietaan.
4
decal116-8283
116-8283
1.WaarschuwingLeesdeGebruikershandleidingvoor
instructiesomdemesbout/moervasttezettenmeteen
torsievan75tot81N·m.
decal116-8775
116-8775
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
2.WaarschuwingVullen
totdeonderkantvande
vulbuis;detankniettevol
gieten.
decal131-3507
131-3507
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
2.Riemspanner
decal131-3521
131-3521
1.Maaihoogte
decal131-3524
131-3524
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
3.Peilkoudevloeistof
2.Transmissievloeistof
131-3528
15A 15A 10A
7.5A
decal131-3528
131-3528
1.Contactschakelaar15A3.Aftakas10A
2.Aansluitpuntaccessoire
15A
4.Infocenter7,5A
5
decal131-3536
131-3536
1.Accu4.Parkeerrem
2.Tijd
5.MotorStarten
3.Aftakasschakelaar6.Schakelderijhendelsin.
decal133-4641
133-4641
1.WaarschuwingHetisniettoegestaanpassagierste
vervoeren.
decal133-4665
133-4665
1.KantelgevaarGebruikdemachinenietophellingenvan
meerdan10°;gebruikdemachinenietdwarsophellingen
vanmeerdan15°.
decal139-5557
139-5557
1.Gevaarop
weggeslingerdeobjecten
Houdomstandersop
eenafstand.
3.Risicoomgegrepen
teworden,riemBlijf
uitdebuurtvanvan
bewegendedelen;houd
allebeschermendedelen
ophunplaats.
2.Handenofvoeten
kunnenworden
gesneden/geamputeerd,
maaimesBlijfuitde
buurtvanbewegende
onderdelen.
6
decal139-5571
139-5571
1.Luchtltervanmotor
Omde50bedrijfsuren
controleren;omde
200bedrijfsuren
vervangen
4.Olieltervanmotor
Omde8bedrijfsuren
controleren;omde
100bedrijfsuren
vervangen
2.BandendrukOmde
50bedrijfsurencontroleren
5.LeesdeGebruikershand-
leidingalvorensonder-
houdswerkzaamhedenuit
tevoeren.
3.Transmissievloeistof
Omde50bedrijfsuren
controleren;omde
500bedrijfsuren
vervangen
decal131-3526
131-3526
1.Aftakasuitgeschakeld
5.Achteruit
2.Snel
6.Tractie-aandrijving
3.Langzaam
7.Schakelderijhendelsin.
4.Neutraalstand
7
decal139-5556
139-5556
1.WaarschuwingLeesdeGebruikershandleiding.5.GevaaropweggeslingerdeobjectenHoudomstandersop
eenafstand.
2.Waarschuwing—Gebruikdemachineuitsluitendalsuhiervoor
instructiehebtontvangen.
6.WaarschuwingSteldeparkeerreminwerking,zetdemotor
afenverwijderhetsleuteltjevoordatudemachineverlaatof
onderhoudswerkzaamhedenuitvoert.
3.WaarschuwingDraaggehoorbescherming.
7.KantelgevaarGebruikgeendubbeleoprijplaatbijhetladen
opeenaanhanger.Gebruikeenenkeleoprijplaatdiebreed
genoegisvoordemachine.Rijachteruitdeoprijplaatopen
rijvooruitdeoprijplaataf.
4.Handenofvoetenkunnenwordengesneden/geamputeerd,
maaimesBlijfuitdebuurtvanbewegendedelen;houdalle
beschermendedelenophunplaats.
8.KantelgevaarGebruikdemachinenietindebuurtvansteile
hellingenofwater;blijfuitdebuurtvansteilehellingen.
decal140-4258
140-4258
1.Parkeerremvrijgesteld4.Uit
2.Parkeerremingeschakeld5.Motorsnelheidsnel
3.Aan6.Motorsnelheidlangzaam
8
Algemeenoverzicht
vandemachine
g273599
Figuur3
1.Voorstezwenkwiel
6.Stootkussenvoor
bestuurder
2.Motor
7.Brandstoftank
3.Bedieningspaneel
8.Platform(omlaaggeklapt)
4.Rijhendels
9.Accu
5.Hydraulischetank
10.Maaidek
Bedieningsorganen
Zorgdatuvertrouwdbentmetallebedieningsorganen
voordatudemotorstartendemachinegebruikt.
Bedieningspaneel
g301785
Figuur4
1.Brandstoftankdop7.Contactschakelaar
2.Chokeklep8.Gashendel
3.Parkeerremhendel9.Maaihoogtehendel
4.Dopvanhydraulischetank10.Penvoordemaaihoogte
5.Urenteller
11.Rijhendel
6.Aftakasschakelaar12.Referentiebalk
Aftakasschakelaar
Gebruikdeaftakasschakelaaromdemaaimessenin
enuitteschakelenofomaangedrevenwerktuigen
testartenentestoppen(Figuur4);zieDe
aftakasschakelaarbedienen(bladz.16).
9
Urenteller
Deurentellerregistreerthetaantalurendatde
motorinbedrijfisgeweest.Deurentellerwerktals
demotorloopt.Gebruikdezetijdenomregelmatig
onderhoudswerkzaamhedenteplannen(Figuur5).
g216020
Figuur5
1.Symbolen
veiligheidssysteem
3.Urenteller
2.Acculampje
Indicatorsveiligheidssysteem
Desymbolenopdeurentellergevenmeteenzwarte
driehoekaandathetveiligheidssysteemzichinde
juistestandbevindt(Figuur5).
Accu-indicatielampje
Alsuhetsleuteltjegedurendeeenpaarseconden
indestandAANzet,wordtdeaccuspanning
weergegeveninhetgebiedwaarnormaaldeuren
wordenweergegeven.
Hetacculampjewordtingeschakeldwanneeruhet
sleuteltjenaardestandAANdraaitenwanneerde
ladingzichonderhetjuistebedrijfsniveaubevindt
(Figuur5).
Gashendel
Degashendelregelthetmotortoerentalenzorgtvoor
eencontinuverstelbareregelingvanLANGZAAMtot
SNEL(Figuur4).
Chokeknop
Gebruikdechokeknopomeenkoudemotortestarten.
Trekdechokeknopomhoogomdezeinteschakelen.
Drukdechokeknopomlaagomdezeuitteschakelen.
Contactschakelaar
Decontactschakelaar,waarmeeudemotorstarten
afzet,heeft3standen:UIT,LOPENenSTART.Zie
Motorstarten(bladz.19).
Rijhendels
Derijhendelswordengebruiktomdemotorvooruiten
achteruittelatenrijdenenombochtennaarlinksof
naarrechtstemaken(Figuur4).
Brandstofklep
Sluitdebrandstofafsluitklepwanneerudemachine
transporteertofstalt;zieDebrandstofafsluitklep
gebruiken(bladz.23).
Specicaties
Opmerking:Specicatiesenontwerpkunnen
zondervoorafgaandekennisgevingwordengewijzigd.
Maaibreedte122cm
Breedte127cm
Lengtemetplatformomlaag
191cm
Lengtemetplatformomhoog
155cm
Hoogte122cm
Gewicht
415kg
Werktuigen/accessoires
EenselectievandoorTorogoedgekeurdewerktuigen
enaccessoiresisverkrijgbaarvoorgebruikmetde
machineomdemogelijkhedendaarvanteverbeteren
enuittebreiden.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealerofeenerkendeT orodistributeur,
ofbezoekwww.Toro.comvooreenlijstvanalle
goedgekeurdewerktuigenenaccessoires.
Omdebesteprestatiesteverkrijgenenerzeker
vantezijndatdemachinealtijdveiligkanworden
gebruikt,moetutervervanginguitsluitendoriginele
Toroonderdelenenaccessoiresgebruiken.Gebruik
tervervangingnooitonderdelenenaccessoiresvan
anderefabrikanten,omdatditgevaarlijkkanzijn.Dit
kanertoeleidendatdegarantieophetproductkomt
tevervallen.
10
Gebruiksaanwijzing
Voorgebruik
Veiligheidsinstructies
voorafgaandaanhetwerk
Algemeneveiligheid
Laatkinderenofpersonendiegeeninstructie
hebbenontvangendemachinenooitgebruiken.
Plaatselijkevoorschriftenkunnennadereeisen
stellenaandeleeftijdvandegenediemetde
machinewerkt.Deeigenaarisverantwoordelijk
voordeinstructievanallebestuurdersentechnici.
Zorgervoordatuvertrouwdraaktmetde
bedieningsorganenendeveiligheidssymbolen,en
weethoeudemachineveiligkuntgebruiken.
Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,vultmetbrandstof,
reinigt,staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
Zorgervoordatuweethoeudemachineende
motorsnelkuntstoppen.
Controleerdeaanwezigheidengoedewerkingvan
dedodemansinrichtingen,veiligheidsschakelaars
enafschermingen.Gebruikdemachineuitsluitend
alsdezenaarbehorenwerkt.
Controleervoordatubeginttemaaienaltijdde
machineomzekertezijndatdemessen,de
mesboutenenhetmaaimechanismeingoede
staatzijn.
Inspecteerhetterreinwaaropudemachine
gaatgebruikenenverwijdervoorwerpendiede
machinekanuitwerpen.
Inspecteerhetterreinomnategaanwelke
accessoiresenwerktuigennodigzijnomde
machineveiligengoedtegebruiken.
Brandstofveiligheid
Brandstofisuiterstontvlambaarenzeerexplosief.
Brandofexplosievanbrandstofkanbrandwonden
bijuofanderenenmateriëleschadeveroorzaken.
Omtevoorkomendateenstatischeladingde
brandstoftotontbrandingkanbrengen,moet
uhetbenzinevaten/ofdemachinevoordatu
detankvultopdegrondplaatsen,nietopeen
voertuigofeenanderobject.
Vuldebrandstoftankindeopenluchtwanneer
demotorkoudis.Eventueelgemorste
brandstofopnemen.
Rooknietalsuomgaatmetbrandstof,en
houdbrandstofuitdebuurtvanopenvuuren
vonken.
Alsdemotordraaitofheetis,magde
brandstoftankdopnietwordenverwijderd
enmagdetanknietmetbrandstofworden
bijgevuld.
Probeerdemotorniettestartenalsu
brandstofmorst.Zorgervoordatergeen
ontstekingsbronnenindebuurtzijntotdatde
brandstofdampenvolledigzijnverdwenen.
Brandstofineengoedgekeurdvatofbliken
buitenbereikvankinderenbewaren.
Brandstofisschadelijkofdodelijkbijinname.
Langdurigeblootstellingaandampenkanleiden
toternstigletselenziekte.
Voorkomdatudampenlangetijdinademt.
Houduwhandenengezichtuitdebuurtvanhet
vulpistoolendeopeningvandebrandstoftank.
Houdbrandstofuitdebuurtvanogenenhuid.
Slademachineendebrandstofhoudernietop
opplaatsenwaaropenvlammen,vonkenof
waakvlammen(b.v.vaneenboilerofandere
toestellen)aanwezigkunnenzijn.
Vulbrandstofvatennietineenvoertuig,
vrachtwagenofopeenaanhangermetkunststof
beplating.Plaatsvatendieuwiltvullenaltijdopde
grond,uitdebuurtvanuwvoertuig.
Laaddemachineuitdevrachtwagenofaanhanger
envuldezebijmetbrandstofwanneerzeop
degrondstaat.Alsditnietmogelijkis,vuldan
brandstofbijmeteendraagbaarvatinplaatsvan
meteenvulpistoolvaneenpomp.
Gebruikdemachineuitsluitendalshetcomplete
uitlaatsysteemisgemonteerdennaarbehoren
werkt.
Houdhetvulpistoolincontactmetderandvande
benzinetankofhetvattothettankenvoltooidis.
Gebruikgeenvergrendelingvoorhetvulpistool.
Alsubrandstofmorstopuwkledingdientuzich
onmiddellijkomtekleden.Eventueelgemorste
brandstofopnemen.
Doedebrandstoftanknooittevol.Plaatsde
brandstofdopterugenmaakhemstevigvast.
Brandstofbijvullen
Aanbevolenbrandstof
Gebruikvoordebesteresultatenuitsluitend
schone,verse(minderdan30dagenoud),
11
loodvrijebenzinemeteenoctaangetalvan87of
hoger(indelingsmethode(R+M)/2).
Ethanol:benzinemetmaximaal10vol.%ethanol
of15vol.%MTBE(methyltertiairebutylether)is
geschikt.EthanolenMTBEzijnverschillende
stoffen.Benzinemet15%ethanol(E15)per
volumeisnietgoedgekeurdvoorgebruik.Gebruik
nooitbenzinediemeerdan10%ethanolper
volumebevat,zoalsE15(bevat15%ethanol),
E20(bevat20%ethanol),ofE85(bevattot85%
ethanol).Hetgebruikvanniet-goedgekeurde
benzinekanleidentotverminderdeprestaties
en/ofmotorschadediemogelijknietgedektwordt
doordegarantie.
Geenbenzinegebruikendiemethanolbevat.
Tijdensdewintergeenbrandstofbewaren
indebrandstoftankofinvaten,tenzijueen
brandstofstabilisatorgebruikt.
Mengnooitoliedoorbenzine.
Gebruikvanstabilizer/conditioner
Gebruikstabilizer/conditionerindemachineom
debrandstoflangerverstehouden;volgde
aanbevelingenvandefabrikantvandestabilizerop.
Belangrijk:Gebruiknooitbrandstofadditieven
diemethanolofethanolbevatten.
Voegdehoeveelheidstabilizer/conditionertoeaan
deversebrandstofvolgensdevoorschriftenvande
fabrikantvandestabilizer.
Brandstoftankvullen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuit,zetde
rijhendelsindeVERGRENDELDENEUTRAALSTAND
ensteldeparkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Reinigdeomgevingvandetankdopenverwijder
detankdop.
4.Vuldetanktotaandeonderkantvandevulbuis.
Opmerking:Vuldebrandstoftankniet
helemaalvol.Ditgeeftdebrandstofindetank
ruimteomuittezetten.
5.Draaidetankdopstevigvast.Neemeventueel
gemorstebrandstofop.
g038312
Figuur6
Dagelijksonderhoud
uitvoeren
Voerelkedag,voordatudemachinestart,de
dagelijkseproceduresuitbeschreveninOnderhoud
(bladz.26).
Eennieuwemachine
inrijden
Eennieuwemotorheefttijdnodigomvolvermogen
teontwikkelen.Maai-eenhedenenaandrijfsystemen
hebbenmeerwrijvingalszijnieuwzijn,waardoor
demotorextrawordtbelast.Houderrekeningmee
dateennieuwemachineeeninrijperiodevan40
tot50bedrijfsurennodigheeftomvolvermogente
ontwikkelenvoordebesteprestaties.
Hetveiligheidssysteem
gebruiken
WAARSCHUWING
Niet-aangeslotenofbeschadigde
interlockschakelaarskunnenonverwachte
gevolgenhebbenvoordewerkingvan
demachine.Ditkanlichamelijkletsel
veroorzaken.
Laatdeinterlockschakelaarsongemoeid.
Controleerelkedagdewerkingvan
deinterlockschakelaarsenvervang
beschadigdeschakelaarsvoordatude
machineweeringebruikneemt.
12
Werkingvanhetveiligheidssys-
teem
Hetveiligheidssysteemisbedoeldomhetinschakelen
vandeaftakasalleenmogelijktemakenwanneeru
1vandevolgendedoet:
Zetéénvanderijhendelsindemiddelste,
onvergrendeldestand.
DrukopdestandAANopdeaftakasschakelaar.
Hetveiligheidssysteemzorgtervoordatde
maaimessen/hetwerktuigwordenuitgeschakeld
alsuderijhendelsbeweegtofvrijzetinde
VERGRENDELDENEUTRAALSTAND.
Deurentellerisvoorzienvansymbolenom
degebruikersopdehoogtetestellendatde
onderdelenvanhetveiligheidssysteemindejuiste
standstaan.Alshetveiligheidssysteemzichin
dejuistestandbevindt,wordtereendriehoekje
verlichtinhetbetreffendehokje(Figuur7).
g031282
Figuur7
1.Dedriehoekjeswordenverlichtalshetveiligheidssysteem
zichindejuistestandbevindt.
Hetveiligheidssysteemtesten
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Controleerdewerkingvanhetveiligheidssysteem
telkensvoordatudemachinegebruikt.
Opmerking:Alshetveiligheidssysteemnietwerkt
zoalshieronderwordtbeschreven,moetuhetdirect
latenreparerendooreenerkendeservicedealer.
1.Startdemotor;zieMotorstarten(bladz.19).
2.Zetderijhendelsindemiddelste,ontgrendelde
stand.
Opmerking:Demessen/hetwerktuigende
motormoetentotstilstandkomen.
3.Startdemotorenzetdeparkeerremvrij.
4.Zetéénvanderijhendelsindemiddelste,
onvergrendeldestand.
5.Blijfderijhendelindemiddelste,onvergrendelde
standhoudenendrukopdestandAANopde
aftakasschakelaar.
Opmerking:Dekoppelingende
maaimessen/hetwerktuigmoeteningeschakeld
worden.
6.Beweegofzetderijhendelsvrijinde
VERGRENDELDENEUTRAALSTAND.
Opmerking:Demessen/hetwerktuigmoeten
totstilstandkomenendemotormoetblijven
draaien.
7.DrukopdestandUITopdeaftakasschakelaaren
beweegeenvanderijhendelsindemiddelste,
onvergrendeldestand.
8.Blijfderijhendelindemiddelste,onvergrendelde
standhoudenendrukopdestandAANopde
aftakasschakelaar.
Opmerking:Dekoppelingende
maaimessen/hetwerktuigmoeteningeschakeld
worden.
9.DrukopdestandUITopdeaftakasschakelaar.
Opmerking:Demessen/hetwerktuigmoeten
totstilstandkomen.
10.DrukterwijldemotorlooptopdestandAAN
opdeaftakasschakelaarzondereenvande
rijhendelsindemiddelste,onvergrendeldestand
tehouden.
Opmerking:Demessen/hetwerktuigmogen
nietingeschakeldworden.
Tijdensgebruik
Veiligheidtijdenshetwerk
Algemeneveiligheid
Deeigenaar/gebruikerisverantwoordelijkvoor
ongelukkendiepersoonlijkletselofmateriële
schadekunnenveroorzaken,enhijdientzulke
ongelukkentevoorkomen.
Draaggeschiktekledingenuitrusting,
zoalsoogbescherming,eenlangebroek,
stevigeschoenenmeteengripvastezoolen
gehoorbescherming.Draaglanghaarnietlosen
draaggeenlossekledingofjuwelen.
Geefuwvolledigeaandachtalsudemachine
gebruikt.Zorgervoordatumetnietsandersbezig
bentwaardoorukuntwordenafgeleid,anders
kunnenerletselsontstaanofkaneigendom
wordenbeschadigd.
13
Gebruikdemachinenietalsuziek,moeofonder
deinvloedvanalcoholofdrugsbent.
Vervoernooitpassagiersopdemachineenhoud
omstandersenhuisdierenwegvandemachine
terwijldezewordtgebruikt.
Gebruikdemachineuitsluitendalshetzichtgoed
isenbijgeschikteweersomstandigheden.Gebruik
demachinenietalserkansopbliksemis.
Alsunatgrasennattebladerenmaait,kuntu
uitglijden,inaanrakingkomenmethetmesen
ernstigletseloplopen.Gebruikdemachinenietin
vochtigeomstandigheden.
Voordatudemotorstart:zorgdatalle
aandrijvingenindeneutraalstandstaan,de
parkeerreminwerkingisgesteldenuzichinde
bestuurderspositiebevindt.
Zorgervoordatustevigstaatwanneeru
dezemachinegebruikt,inhetbijzonderalsu
achteruitrijdt.
Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvande
maai-eenheden.Blijfaltijduitdebuurtvande
afvoeropening.
Kijkachteromenomlaagvoordatuachteruitrijdt
omerzekervantezijndatdewegvrijis.
Weesuiterstvoorzichtigbijhetnaderenvanblinde
hoeken,struiken,bomenenandereobjectendie
hetzichtkunnenbelemmeren.
Stopdemaaimessenalsunietdaadwerkelijk
maait.
Stopdemachine,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelentot
stilstandzijngekomenvoordatuhetmaaidekof
hetwerktuigcontroleertnadatueenvoorwerp
hebtgeraaktofwanneerdemachineabnormaal
beginttetrillen.Voerallenoodzakelijkereparaties
uitvoordatudemachineweeringebruikneemt.
Verminderuwsnelheidenweesvoorzichtig
alsueenbochtmaaktofwegenenvoetpaden
oversteektmetdemachine.Verleenaltijd
voorrang.
Schakeldemaai-eenheiduitenstopdemotor
voordatudemaaihoogtewijzigt(tenzijudezekunt
aanpassenvanuitdebestuurderspositie).
Laatdemotorenkeldraaieningoed
verluchteomgevingen.Uitlaatgassenbevatten
koolstofmonoxide,datdodelijkisbijinademing.
Alsudemachineverlaat,laatdezedanniet
draaien.
Doehetvolgendevoordatudebestuurderspositie
verlaat(inclusiefhetlegenvandegrasvangersof
deblokkerenvanhetkanaal):
Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
Schakeldevermogenaftakasuit.
Steldeparkeerreminwerking.
Zetdemotorafenverwijderhet
contactsleuteltje.
Wachttotdatallebewegendeonderdelentot
stilstandzijngekomen.
Indevolgendegevallenmoetudemachineende
aandrijvingvandemaai-eenheiduitschakelen:
voordatubrandstofgaatbijvullen
voordatuverstoppingenverwijdert
voordatudemaai-eenheidcontroleert,
schoonmaaktoferonderhoudaanverricht
alsueenvreemdvoorwerpheeftgeraaktofde
machineabnormaalbeginttetrillen.Controleer
demaai-eenheidopbeschadigingenrepareer
dezeindiennodigvoordatudemachinestart
engebruikt
Voordatudebedieningsplekverlaat
Demachinenietgebruikenalssleepvoertuig.
GebruikalleendoorTheToro®Company
goedgekeurdeaccessoiresenwerktuigen.
Demachineveiliggebruikenop
hellingen
Hetmaaienophellingeniseenbelangrijke
factorbijongelukkenwaarbijdecontroleoverde
machinewordtverlorenofdezeomkantelt.Dit
kanernstigofdodelijkletselveroorzaken.Ubent
verantwoordelijkvooreenveiliggebruikvande
machineophellingen.Gebruikvandemachineop
hellingenvereistaltijdextravoorzichtigheid.Doe
hetvolgendevoordatudemachineopeenhelling
gaatgebruiken:
Leesdeinstructiesvoorgebruikopeenhelling
indehandleidingenopdemachine,enzorg
datudezeinstructiesbegrijpt.
Onderzoekdetoestandvanhetwerkgebied
opdiedagomtebepalenofdemachine
veiligkanwordengebruiktopdehelling.
Gebruikuwgezondverstandenuw
beoordelingsvermogenwanneerudit
onderzoekuitvoert.Veranderingeninhet
terrein,zoalsdevochtigheidsgraad,kunnen
snelvaninvloedzijnopdemanierwaaropde
machinereageertopeenhelling.
Werkzijdelingsophellingen,nooitdehellingopen
neer.Werknietoptesteileofnattehellingen.
Spoorgevarenonderaandehellingop.Gebruik
demachinenietindebuurtvansteilehellingen,
greppels,oevers,waterofanderegevaren.
Demachinekanplotselingomslaanalseen
wieloverderandkomtofalsderandinstort.
Houdeenveiligeafstand(tweemaaldebreedte
vandemachine)tussendemachineen
14
landschapselementendiegevaarlijkkunnen
zijn.Gebruikopdielocatieseenloopmaaierof
handgedragengereedschap.
Vermijdstarten,stoppenofbochtenmakenop
hellingen.Vermijdplotseveranderingenvan
snelheidofrichting;verandertraagengeleidelijk
vanrichting.
Gebruikeenmachinenietinomstandigheden
waarbijutwijfeltovertractie,sturenofstabiliteit.
Denkeraandatdemachinetractiekanverliezen
doordatubergafwaarts,opnatgrasofdwarsop
eenhellingmaait.Alsdeaandrijfwielentractie
verliezen,kunnenzegaanslippenenkuntu
nietmeerremmenofsturen.Demachinekan
schuiven,zelfsalsdeaandrijfwielennietdraaien.
Verwijderofletopobstakelsalssloten,gaten,
geulen,hobbels,stenenofandereverborgen
gevaren.Inhooggraszijnobstakelsniet
altijdzichtbaar.Demachinekanomslaanop
oneffenhedeninhetterrein.
Weesextravoorzichtigbijhetgebruikvan
accessoiresofhulpstukken.Dezekunnende
machineminderstabielmaken,waardoorude
controleoverdemachinekuntverliezen.Volgde
instructiesvoorgebruikvancontragewichtenop.
Alsudebeheersingoverdemachineverliest,stap
erdanafenloopwegindetegenovergestelde
richtingvanderijrichtingvandemachine.
Parkeerremgebruiken
Steldeparkeerremaltijdinwerkingwanneeru
demachinestoptofdezeonbeheerdachterlaat.
Voorelkegebruikmoetudejuistewerkingvande
parkeerremcontroleren.
Alsdeparkeerremnietgoedwerkt,moetudeze
afstellen;zieRemmenafstellen(bladz.52).
Trekdehendelvandeparkeerremnaarachterenin
omdezeinteschakelen(Figuur8).
Duwdeparkeerremhendelnaarvorenomdezeuitte
schakelen.
g009465
Figuur8
1.Parkeerrem:ingeschakeld2.Parkeerrem:vrijgesteld
15
Deaftakasschakelaar
bedienen
Gebruikdeaftakasschakelaarincombinatiemetde
rijhendelsomdemaaimesseninenuitteschakelen.
Demaaimesseninschakelen
(aftakas)
g301277
Figuur9
Demaaimessenuitschakelen
(aftakas)
Figuur10enFiguur11tonen2manierenomde
maaimessenuitteschakelen.
g301401
Figuur10
g031593
Figuur11
Opmerking:Alsudemaaimessenuitschakeltdoor
derijhendelslostelaten,kuntudemessenopnieuw
inschakelendooropdestandAANvandeschakelaar
tedrukken(Figuur9)zondereerstopdestandUIT
tedrukken.
16
Degashendelbedienen
Degashendelheefttweestanden:SNELenLANGZAAM
(Figuur12).
GebruikaltijddestandSNELwanneerudeaftakas
inschakelt.
g008946
Figuur12
Dechokebedienen
Gebruikdechokeomeenkoudemotortestarten.
1.Trekdeknopvandechokeomhoogomdeze
inteschakelenvoordatudecontactschakelaar
inschakelt(Figuur13).
2.Drukdeknopvandechokeomlaagomdeze
weeruitteschakelennadatdemotorisgestart
(Figuur13).
17
g008959
Figuur13
1.AAN2.UIT
Decontactschakelaar
bedienen
Belangrijk:Steldestartmotortelkensnietlanger
dan5secondeninwerking.Alsdemotorniet
wilstarten,moetunaelkepoging15seconden
wachten.Indienudezeinstructiesnietopvolgt,
kandestartmotordoorbranden.
Opmerking:Mogelijkmoetuverschillendekeren
proberenomdemotortestartenalsudemotorvoor
heteerststartnadathetbrandstofsysteemhelemaal
zonderbrandstofheeftgezeten.
g031239
Figuur14
g031281
Figuur15
18
Motorstarten
Belangrijk:Steldestartmotortelkensnietlanger
dan5secondeninwerking.Alsdemotorniet
wilstarten,moetunaelkepoging15seconden
wachten.Indienudezeinstructiesnietopvolgt,
kandestartmotordoorbranden.
Opmerking:Mogelijkmoetuverschillendekeren
proberenomdemotortestartenalsudemotorvoor
heteerststartnadathetbrandstofsysteemhelemaal
zonderbrandstofheeftgezeten.
g339443
Figuur16
Demotorafzetten
VOORZICHTIG
Kinderenofomstanderskunnenletsel
oplopenalszijdemachineverplaatsenof
proberentebedienenterwijldezeonbeheerd
staat.
Verwijderaltijdhetsleuteltjeenstelde
parkeerreminwerkingwanneerude
bestuurderspositieverlaat.
Laatdemotor60secondenstationairdraaienmeteen
lagesnelheid(schildpad)voordatudecontactsleutel
naarUITdraait.
g301288
Figuur17
Belangrijk:Zorgervoordatdebrandstofaf-
sluitklepisgeslotenvoordatudemachine
transporteertofstaltomeenbrandstoekte
voorkomen.Voordatudemachinestalt,moetude
bougie(s)losmakenomtevoorkomendatiemand
perongelukdemachinestart.
19
Hetplatformbedienen
Ukuntdemachinegebruikenmethetplatform
omhoogofomlaag.Ukuntzelfbeslissenwelkestand
uverkiest.
WAARSCHUWING
Hetbestuurdersplatformiszwaarenkanletsel
veroorzakenwanneeruhetomhoogofomlaag
brengt.Brenghetbestuurdersplatform
voorzichtigomhoogofomlaag:ukunt
gewondrakenalsuhetplotslaatvallen.
Houdvingersenhandenuitdebuurt
vanhetscharnierendegedeeltevanhet
platformalshetplatformomhoogof
omlaagwordtbewogen.
Zorgervoordathetplatformwordt
ondersteundalsudevergrendelpeneruit
trekt.
Zorgervoordatdevergrendelinghet
platformhoudtalsuhetinklapt.Drukhet
platformgoedaanzodatdevergrendelpen
opdejuisteplaatsvastklikt.
Houdomstandersopafstandvande
machinealsuhetplatformomhoogof
omlaagbrengt.
demachinebedienenmethet
platformomhoog
Gebruikdemachinemethetplatformomhooginde
volgendegevallen:
alsudemachinegebruiktindebuurtvansteile
randen
alsudemachinegebruiktoptekleineoppervlakten
alsudemachinegebruiktopplaatsenmetlaag
overhangendetakkenofobstakels
alsudemachinelaadtvoortransport
alsueenhellingoprijdt
Omhetplatformomhoogtebrengen,moetude
achterzijdevanhetplatformomhoogtrekkenzodatde
vergrendelpenen-knopophunplaatsvastklikken.
Drukhetplatformgoedaanzodatdevergrendelpen
opdejuisteplaatsvastklikt.
Demachinebedienenmethet
platformomlaag
Gebruikdemachinemethetplatformomlaaginde
volgendegevallen:
bijgebruikvandemachineindemeeste
omgevingen
hetmaaienophellingen
hetafrijdenvaneenhelling
Omhetplatformomlaagtebrengen,druktuhet
platformnaarvorentegenhetkussenzodatde
spanningopdevergrendelpenafneemtentrektu
vervolgensaandeknopomhetplatformomlaagte
brengen(Figuur18).
g031026
Figuur18
1.Platformomhoog
3.Deknopuittrekkenomhet
platformvrijtezetten.
2.Platformomlaag
Vooruit-enachteruitrijden
Metdegashendelregeltudesnelheidvandemotor,
oftewelhettoerental(inomwentelingenperminuut).
ZetdegashendelopSNELomdebesteprestatieste
verkrijgen.
Belangrijk:Rijddemachineachterwaartsover
stoepenmetenkeléénwiel.Voorwaartsover
stoepenrijden,kandemachinebeschadigen.
VOORZICHTIG
Demachinekanergsneldraaien.Ukunt
daarbijdecontroleoverdemachineverliezen,
watkanleidentotlichamelijkletselenschade
aandemachine.
Verminderdesnelheidvandemachine
voordatueenscherpebochtmaakt.
20
Vooruitrijden
1.Schakeldeparkeerremuit;zieParkeerrem
gebruiken(bladz.15).
2.Zetderijhendelsindemiddelste,ontgrendelde
stand.
g030983
Figuur19
1.Voorstereferentiebalk
4.Rechterrijhendel
2.Linkerrijhendel5.Rechterrijhendelin
deVERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND
3.Rechterreferentiebalk
6.Linkerrijhendelin
deVERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND
3.Beweegderijhendelslangzaamnaarvoren
(Figuur20).
Opmerking:Demotorslaatafalsueen
rijhendelbeweegtterwijldeparkeerremin
werkingisgesteld.
Opmerking:Hoeverderuderijhendelsineen
vanbeiderichtingenbeweegt,destesnellerde
machineindegewensterichtingrijdt.
Opmerking:Omtestoppen,zetubeide
rijhendelsterugindeNEUTRAALSTAND.
g273674
Figuur20
Achteruitrijden
1.Zetdebeiderijhendelsindemiddelste,
ontgrendeldestand.
2.Beweegderijhendelslangzaamnaarachteren
(Figuur21).
g273673
Figuur21
21
Maaihoogteinstellen
Ukuntdemaaihoogteinstellenvan38tot127mm,in
stappenvan6mm.
Opmerking:Alsueenmaaihoogtevanminderdan
51mmgebruikt,verslijtderiemvanhetmaaidek
sneller.Kiesindienmogelijksteedseenmaaihoogte
vanmeerdan51mm.
g267253
Figuur22
Gewichtengebruiken
Bevestiggewichtenomdebalansteverbeteren.
Ukuntgewichtentoevoegenofverwijderennaar
uwvoorkeurofomoptimaleprestatiestebereiken
bijverschillendewerkomstandigheden.
1gewichttoevoegenofverwijderentotude
gewenstehanteringenbalansvindt.
RaadpleegdeGebruikershandleidingvan
werktuigenvoordeaanbevolengewichten.
Opmerking:Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealeromeensetgewichtentebestellen.
WAARSCHUWING
Overmatigegewichtsveranderingenkunnen
dehanteringendebedieningvandemachine
beïnvloeden.Ditkanernstigletselbijuof
omstanderstotgevolghebben.
Voergewichtsveranderingenslechtsin
kleinestappenuit.
Controleerdemachinenaelke
gewichtsveranderingomerzeker
vantezijndatudemachineveiligkan
bedienen.
22
Nagebruik
Veiligheidnahetwerk
Algemeneveiligheid
Schakelaltijddemachineuit,verwijder
hetcontactsleuteltje,wachttotdatalle
bewegendeonderdelentotstilstandzijn
gekomenenlaatdemachineafkoelen
voordatuzeafstelt,schoonmaakt,staltofer
onderhoudswerkzaamhedenaanverricht.
Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheden,
degeluiddempersenhetmotorcompartiment
ombrandtevoorkomen.Veeggemorsteolieen
brandstofop.
Zorgervoordatdebrandstofafsluitklepisgesloten
voordatudemachinestaltoftransporteert.
Schakeldeaftakasuitwanneerudemachine
transporteertofnietgebruikt.
Staldemachineofhetbrandstofvatnooitinde
buurtvaneenopenvuur,vonkenofeenwaakvlam
zoalsdievaneenboilerofeenanderapparaat.
Gebruikeenoprijplaatvanvolledigebreedtebij
hetladenvandemachineopeenaanhangerof
vrachtwagen.
Zetdemachinegoedvastmetspanbanden,
kettingen,kabelsoftouwen.Zoweldevoorsteals
deachterstespanbandmoetnaarbenedenen
naardebuitenkantvandemachinelopen.
Debrandstofafsluitklep
gebruiken
Sluitdebrandstofafsluitkleptijdenstransport,
onderhoudenopslag(Figuur23).
Controleerofdebrandstofafsluitklepgeopendisalsu
demotorstart.
g273676
g031238
Figuur23
1.AAN2.UIT
23
Machinemetdehand
duwen
Dankzijdeomloopventielenkuntudemachinemetde
handduwenzonderdatdemotorloopt.
Belangrijk:Umoetdemachinealtijdmetdehand
duwen.Sleepdemachineniet:ditkanschadeaan
hethydraulischesysteemveroorzaken.
Belangrijk:Startofbediendemachinenietterwijl
deomloopkleppengeopendzijn.Ditkanschade
aanhetsysteemveroorzaken.
g301290
Figuur24
Demachinetransporteren
Gebruikeenaanhangerofvrachtwagenvoorzwaar
vervoeromdemachinetetransporteren.Gebruik
altijdeenoprijplaatoverdevolledigebreedte.
Zorgervoordatdeaanhangerofvrachtwagenis
voorzienvanallebenodigderemmen,verlichting
enaanduidingendiewettelijkvereistzijn.Lees
aandachtigalleveiligheidsinstructies.Metbehulpvan
dezeinformatiekuntuvoorkomendatomstandersof
uzelfletseloplopen.Raadpleegdelokalevereisten
inzakeaanhangwagensendebevestigingvan
machines.
WAARSCHUWING
Rijdenopdewegzonderrichtingaanwijzers,
verlichting,reectorenofeenbordmetde
aanduiding'Langzaamrijdendvoertuig'is
gevaarlijkenkanleidentotongelukkendie
lichamelijkletselveroorzaken.
Rijdnietmetdemachineopdeopenbareweg.
Eenaanhangerkiezen
WAARSCHUWING
Alseenmachinewordtgeladenopeen
aanhangerofeenvrachtwagen,wordtde
kansvergrootdatdemachinekantelt.Dit
kanernstiglichamelijkletselofdedood
veroorzaken(Figuur25).
Gebruikéénoprijplaatoverdevolledige
breedte.Gebruikgeenafzonderlijke
oprijplatenvoorelkekantvandemachine.
Zorgervoordatdeoprijplaatminstens
4keerzolangisalsdeafstandvande
laadbakvandevrachtwagenofaanhanger
totdegrond.
24
g229507
Figuur25
1.Oprijplaatovervolledige
breedteinopslagstand.
3.H=Afstandvan
delaadbakvande
vrachtwagenofaanhanger
totdegrond.
2.Dehellingbaanisminstens
4keerzolangals
deafstandvande
aanhangwagenofde
laadbaktotdegrond
4.Aanhanger
Demachineladen
WAARSCHUWING
Alseenmachinewordtgeladenopeen
aanhangerofeenvrachtwagen,wordtde
kansvergrootdatdemachinekantelt.Dit
kanernstiglichamelijkletselofdedood
veroorzaken.
Gazeervoorzichtigtewerkalsueen
machineeenhellingbaanop-/afrijdt.
Rijdemachineachteruitopdeoprijplaat
enstapervooruitaf.
Umagnietabruptversnellenofvertragen
alsudemachineeenhellingbaanop-
ofafrijdt,omdatandersdemachinekan
kantelenofudecontroleoverdemachine
kuntverliezen.
1.Alsueenaanhangergebruikt,bevestig
dezedanaanhetsleepvoertuigensluitde
veiligheidskettingenaan.
2.Sluitindienvantoepassingderemmenen
verlichtingvandeaanhangeraan.
3.Brengdeoprijplaatnaarbeneden(Figuur25).
4.Brenghetplatformomhoog.
Belangrijk:Laathetplatformaltijdomhoog
wanneerudemachinevanofopeen
aanhangerrijdt.
5.Rijdemachineachteruitopdeoprijplaat(Figuur
26).
g031405
Figuur26
1.Rijdemachineachteruit
opdeoprijplaat.
2.Stapmetdemachine
vooruitvandeoprijplaat.
6.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenstel
deparkeerreminwerking.
7.Zetdemachinevastbijdevoorstezwenkwielen
endeachterbumper;gebruikhierbij
spanbanden,kettingen,kabelsoftouwen
(Figuur27).Raadpleegdelokalevereisten
inzakedebevestigingvanmachines.
g273707
Figuur27
1.Bindogen
25
Onderhoud
Opmerking:Bepaalvanuitdenormalebedieningspositiedelinker-enrechterzijdevandemachine.
VOORZICHTIG
Alsuhetcontactsleuteltjeinhetcontactlaat,bestaatdekansdatiemanddemotorperongeluk
startwaardooruenandereomstandersernstigletselkunnenoplopen.
Verwijderhetcontactsleuteltjeuithetcontactvoordatuonderhoudswerkzaamhedenuitvoert
aandemachine.
Veiligheidbijonderhoud
Doehetvolgendevoordatudemachine
afstelt,schoonmaakt,verlaatofer
onderhoudswerkzaamhedenaanverricht:
Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
Schakeldeaandrijvingenuit.
Steldeparkeerreminwerking.
Zetdemotorafenverwijderhet
contactsleuteltje.
Wachttotdatallebewegendeonderdelentot
stilstandzijngekomen.
Laatdeonderdelenvandemachineafkoelen
voordatuonderhoudswerkzaamhedenuitvoert.
Laatpersoneeldatnietbekendismetde
instructies,nooitonderhoudswerkzaamhedenaan
demachineuitvoeren.
Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvan
bewegendeonderdelen.Stelindienmogelijkde
machinenietafterwijldemotorloopt.
Haalvoorzichtigdedrukvanonderdelenmet
opgeslagenenergie.
Controleerdewerkingvandeparkeerrem
regelmatig.Indiennodigmoetuderemafstellen
eneenonderhoudsbeurtgeven.
Knoeinooitmetdeveiligheidsvoorzieningen.
Controleerregelmatigofzegoedwerken.
Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
aandrijvingen,degeluiddemperendemotorom
brandtevoorkomen.Veeggemorsteolieen
brandstofop.
Controleerregelmatigdeonderdelenvande
grasvangerenvervangzewanneerzeversleten
ofbeschadigdzijn.
Vertrouwnietopeenhydraulischsysteemomde
machineteondersteunen;ondersteundemachine
altijdmetkriksteunen.
Zorgervoordatalleonderdeleningoedestaat
verkerenenallehydraulischeaansluitingenstevig
vastzitten.Vervangversleten,beschadigdeen
ontbrekendeonderdelenenstickers.Zorgdat
allebevestigingsmiddelengoedvastzittenomte
verzekerendatdemachineveiligkanworden
gebruikt.
Omdebesteprestatiesteverkrijgenener
zekervantezijndatdemachinealtijdveilig
kanwordengebruikt,moetutervervanging
uitsluitendorigineleToroonderdelenen
accessoiresgebruiken.Gebruiktervervanging
nooitonderdelenenaccessoiresvanandere
fabrikanten,omdatditgevaarlijkkanzijn.Ditkan
ertoeleidendatdegarantieophetproductkomt
tevervallen.
Aanbevolenonderhoudsschema
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Nadeeerste8bedrijfsuren
Demotorolieverversen.
Controleerhetpeilvandehydraulischevloeistof.
Nadeeerste50bedrijfsuren
Dehydraulischeltersenvloeistofvervangen.
Nadeeerste100
bedrijfsuren
Dewielmoerencontroleren.
26
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bijelkgebruikofdagelijks
Controleerhetveiligheidssysteem.
Oliepeilcontroleren.
Maakhetluchtinlaatroosterschoon(vakeralsdemachinewordtgebruiktinstofge
ofvuileomstandigheden).
Reinigdekoelventilatorenenschermenvandetransmissie.
Deparkeerremtesten.
Controleerdemaaimessen.
Deonderkantvanhetmaaidekreinigen.
Verwijdervuilvandeachterwielmotoren.
Omde50bedrijfsuren
Controleerdevonkenvanger(indienaanwezig).
Debandenspanningcontroleren.
Controleerhetpeilvandehydraulischevloeistof.
Omde100bedrijfsuren
Demotorolieverversen.
Debougiescontroleren,reinigenenafstellen.
Controleerdeaccu.
Controleerdekoppeling.
Controleerenreinigdekoelribbenendeuitlaatringenvandemotor(vakerinvuile
ofstofgeomstandigheden).
Controleerdedrijfriem(en)vanhetmaaidek.
Omde200bedrijfsuren
Hetmotorolieltervervangen.
Omde250bedrijfsuren
Vervanghetvoorlter(vakeralsdemachinewordtgebruiktinstofgeofvuile
omstandigheden).
Controleerhetbinnensteluchtlter(vakeralsdemachinewordtgebruiktinstofge
ofvuileomstandigheden).
Omde300bedrijfsuren
Klepspelingcontrolerenenafstellen.NeemcontactopmeteenerkendeService
Dealer.
Omde500bedrijfsuren
Vervanghetbinnensteluchtlter(vakeralsdemachinewordtgebruiktinstofgeof
vuileomstandigheden).
Steldelagervanhetdraaipuntvanhetzwenkwielaf.
Dehydraulischeltersenvloeistofvervangen.
Omde800bedrijfsuren
Brandstofltervervangen.
Omde1000bedrijfsuren
Detransmissieriemvervangen.
Vóórdestalling
Werkbeschadigdeoppervlakkenbij.
Allebovengenoemdeonderhoudsproceduresmoetenwordenuitgevoerdvoordat
demachinewordtopgeslagen.
Werkbeschadigdeoppervlakkenbij.
Allebovengenoemdeonderhoudsproceduresmoetenwordenuitgevoerdvoordat
demachinewordtopgeslagen.
Jaarlijks
Dedraaipuntenvandevoorstezwenkwielensmeren(ditmoetvakergebeurenals
demachinewordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Dezwenkwielnavensmeren.
Rijhendelssmerenmetvet.
Brenganti-seizesmeermiddelaanopdeknoppenvanhetkussen.
Belangrijk:Raadpleegdegebruikershandleidingvandemotorvoorverdereonderhoudsprocedures.
27
Procedures
voorafgaandeaan
onderhoud
Hetkussenlosmakenom
toegangtekrijgentotde
achterzijde
Hetstootkussenkanwordenlosgemaaktomtoegang
tekrijgentotdeachterzijdevandemachineen
onderhouds-ofafstelwerkzaamhedenuittevoeren.
1.Brenghetplatformomlaag.
2.Zetdedraaiknoppenaanweerszijdenvande
machinelos(Figuur28).
g032556
Figuur28
1.Draaiknop2.Kussen
3.Verwijderhetstoorkussenenlaathetzakkenop
hetplatform.
4.Voerdeonderhoudswerkzaamhedenuitopde
machineofpasdeinstellingenaan.
5.Brenghetkussenomhoogenschuifhetopde
pennenaanbeidezijdenvandemachine.
6.Draaideknoppenvast.
Hetmotorschermen
hetschermaanhangsel
openmaken
1.Verwijderdeboutendeborstmoerwaarmee
hetmotorschermisbevestigdaanhet
schermaanhangsel(Figuur29).
g279539
Figuur29
1.Boutenborstmoer2.Motorscherm
2.Kantelhetmotorschermnaarvorenzoals
afgebeeldinFiguur30.
g279542
Figuur30
28
3.Verwijderde2bouten(5/16"x1")enderiemkap
(Figuur31).
g279540
Figuur31
1.Bout5/16"x1"(2)
2.Riemkap
4.Verwijderdezeskantigemoer(5/16")ende
moer(5/16")waarmeehetschermaanhangsel
isbevestigdaandeslotbouten(Figuur32).
Verwijderhetschermaanhangsel.
g279541
Figuur32
1.Zeskantigemoer(5/16")3.Moer(5/16")
2.Schermaanhangsel4.Slotbout(5/16"x4")
Hetmotorschermenhet
schermaanhangselsluiten
1.Monteerhetschermaanhangselzoalsgetoond
inFiguur32.Draaidemoerenvastmeteen
torsievan20tot25N·m.
2.MonteerderiemkapzoalsgetoondinFiguur31.
Draaideboutenvastmeteentorsievan20tot
26N·m.
3.Kantelhetmotorschermnaarachterenzoals
afgebeeldinFiguur33.
g279543
Figuur33
4.Bevestighetmotorschermaanhet
schermaanhangselmetdeboutenborstmoer
zoalsgetoondinFiguur29.
29
Delinkerdrijfriemkap
verwijderen
1.Verwijderde2enskopschroevenwaarmeede
kapvanderiemspannerisbevestigdaande
linkerdrijfriemkapenverwijderdekapvande
riemspanner(Figuur34).
g270487
Figuur34
1.Flenskopschroef(¼"x⅝")3.Linkerdrijfriemkap
2.Kapvanriemspanner
2.Verwijderdeboutwaarmeedeenzenvande
drijfriemkapbevestigdzijnzoalsgetoondin
Figuur35.
g270486
Figuur35
1.Rechterdrijfriemkap3.Flenskopschroef(linkeren
rechterdrijfriemkap)
2.Flens(Linkerdrijfriemkap)
3.Verwijderde2slotboutenende2borgmoeren
waarmeedelinkerCE-kapzijnbevestigdaande
linkerdrijfriemkap(Figuur36).
g270474
Figuur36
1.Slotbout3.Linkerdrijfriemkap
2.LinkerCE-kap
4.Flensborgmoer
4.Verwijderde3boutenwaarmeedelinker
drijfriemkapisbevestigdaanhetmaaideken
verwijderdekap(Figuur37).
g270488
Figuur37
1.Bouten
2.Linkerdrijfriemkap
30
Derechterdrijfriemkap
verwijderen
1.Verwijderde2slotboutenende2borgmoeren
waarmeederechterCE-kapisbevestigdaande
rechterdrijfriemkap(Figuur38).
g270475
Figuur38
1.Flensborgmoer
3.RechterCE-kap
2.Rechterdrijfriemkap
4.Slotbout
2.Verwijderde2boutenendeenskopschroef
waarmeederechterdrijfriemkapisbevestigd
aanhetmaaidekenverwijderdekap(Figuur
39).
g270489
Figuur39
1.Rechterdrijfriemkap
3.Maaidek
2.Bout
4.Flenskopschroef
31
Derechterdrijfriemkap
monteren
1.Monteerderechterdrijfriemkapaanhetmaaidek
(Figuur40)metde2boutendieuhebtverwijderd
inDelinkerdrijfriemkapverwijderen(bladz.30).
g270504
Figuur40
1.Rechterdrijfriemkap
3.Maaidek
2.Bout
4.Flenskopschroef
2.MonteerderechterCE-kapaanderechter
drijfriemkap(Figuur41)metde2slotboutenen
2borgmoerendieuhebtverwijderdinDelinker
drijfriemkapverwijderen(bladz.30).
g270475
Figuur41
1.Flensborgmoer
3.RechterCE-kap
2.Rechterdrijfriemkap4.Slotbout
32
Delinkerdrijfriemkap
monteren
1.Monteerdelinkerdrijfriemkapaanhetmaaidek
(Figuur42)metde3boutendieuhebtverwijderd
inDelinkerdrijfriemkapverwijderen(bladz.30).
g270503
Figuur42
1.Bouten
2.Linkerdrijfriemkap
2.MonteerdelinkerCE-kapaandelinker
drijfriemkap(Figuur43)metde2slotboutenen
2borgmoerendieuhebtverwijderdinDelinker
drijfriemkapverwijderen(bladz.30).
g270474
Figuur43
1.Slotbout3.Linkerdrijfriemkap
2.LinkerCE-kap
4.Flensborgmoer
3.Bevestigdeenzenvandedrijfriemkapmetde
enskopschroef(Figuur44)dieuhebtverwijderd
inDelinkerdrijfriemkapverwijderen(bladz.30).
g270486
Figuur44
1.Rechterdrijfriemkap3.Flenskopschroef(linkeren
rechterdrijfriemkap)
2.Flens(Linkerdrijfriemkap)
4.Monteerdekapvanderiemspanneraande
linkerdrijfriemkapmetde2enskopschroeven
diehebtverwijderdinDelinkerdrijfriemkap
verwijderen(bladz.30),zoalsgetoondinFiguur
45.
33
g270487
Figuur45
1.Flenskopschroef(¼"x⅝")3.Linkerdrijfriemkap
2.Kapvanriemspanner
Smering
Demachinesmeren
Smeermetnr.2vetoplithium-ofmolybdeenbasis.
1.Schakeldeaftakasuitensteldeparkeerrem
inwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Reinigdesmeernippelsmeteendoek.
Opmerking:Indiennodigverfvandevoorkant
vandenippel(s)afkrabben.
4.Zeteensmeerpistoolopdenippel.
5.Spuitvetindenippelstotdaternieuwvetbijde
lagersnaarbuitenkomt.
6.Overtolligvetwegvegen.
Despanpoelievoorde
torsiesmeren
Belangrijk:Gebruikuitsluitendsmeervetdat
geschiktisvoorhogetemperaturen.Gebruikgeen
universeelsmeervet.
1.Maakhetmotorschermopen;zieHet
motorschermenhetschermaanhangsel
openmaken(bladz.28).
2.Verwijderdelinkerdrijfriemkap,zieDelinker
drijfriemkapverwijderen(bladz.30).
3.Smeerdespanpoelievoordetorsievan
hetmaaidek;brenghiervoorsmeervetdat
geschiktisvoorhogetemperaturenaanopde
smeernippelafgebeeldinFiguur46.
34
g273838
Figuur46
1.Smeernippel
4.Monteerdelinkerdrijfriemkap;zieDelinker
drijfriemkapmonteren(bladz.33).
5.Sluithetmotorscherm;zieHetmotorschermen
hetschermaanhangselsluiten(bladz.29).
Draaipuntenvandevoorste
zwenkwielensmeren
Onderhoudsinterval:Jaarlijks
Typevet:vetoplithium-ofmolybdeenbasis
1.Verwijderdestofkapensteldedraaipuntenvan
dezwenkwielenbij;zieLagervandraaipuntvan
zwenkwielafstellen(bladz.47).
Opmerking:Plaatsdestofkappasterugalsu
klaarbentmethetsmerenvandedraaipunten
vandezwenkwielen.
2.Verwijderdezeskantigeplug.
3.Schroefeensmeernippel(¼"-28tapse
schroefdraad)indeopening.
4.Pompsmeervetindesmeernippeltotdatervet
bijhetbovenstelagernaarbuitenkomt.
5.Trekdesmeernippeluitdeopening.
6.Plaatsdezeskantigeplugendestofkap.
Dezwenkwielnavensmeren
Onderhoudsinterval:Jaarlijks
Typevet:vetoplithium-ofmolybdeenbasis
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetzwenkwieluitdezwenkwielvorken.
4.Verwijderdeafdichtinghoudersuitdewielnaaf
(Figuur47).
g006115
Figuur47
1.Afdichtinghouder2.Afstandsmoer
5.Verwijder1afstandsmoervandeasvanhet
zwenkwiel.
Opmerking:Erisafdichtkitaangebracht
tussendeafstandsmoerenendeas.Verwijder
deas(terwijldeandereafstandsmoerernog
aanbevestigdis)vandewielconstructie.
6.Wrikdeafdichtingenlos,inspecteerdelagers
opslijtageofbeschadigingenenvervangdeze
indiennodig.
7.Smeerdelagersmetsmeervetvooralgemene
doeleinden.
8.Plaats1lageren1nieuweafdichtinginhetwiel.
Opmerking:Vervangdepakkingen.
9.Alsbeideafstandsmoerenvandeaszijn
verwijderd(ofafgebroken),brengdanafdichtkit
aanop1vandeafstandsmoerenendraaideze
opdeasmetdeafgeplattekantenaande
buitenzijde.
Opmerking:Draaideafstandsmoerniet
volledigtotheteindevandeas.Laateen
afstandvanongeveer3mmvrijtussenhet
buitensteoppervlakvandeafstandsmoerenhet
eindevandeasbinnendemoer.
10.Plaatsdeasmetdemoerinhetwielaande
zijdevanhetwielmetdenieuweafdichtingen
hetnieuwelager.
11.Laathetopenuiteindevanhetwielomhoog
wijzenenvulhetgebiedronddeasaande
binnenzijdevanhetwielmetsmeervetvoor
algemenedoeleinden.
35
12.Plaatshettweedelagereneennieuwe
afdichtinginhetwiel.
13.Brengafdichtkitaanopdetweedeafstandsmoer
endraaidezeopdeasmetdeafgeplattekanten
aandebuitenzijde.
14.Draaidemoeraanmeteentorsievan8-9N·m,
draaidemoerlosendraaidezeopnieuwvast
meteentorsievan2-3N·m.
Opmerking:Zorgervoordatdeasnietbuiten
demoerensteekt.
15.Plaatsdeafdichtinghoudersopdewielnaafen
steekhetwielindezwenkwielvork.
16.Monteerdezwenkwielboutendraaidemoer
volledigvast.
Belangrijk:Controleerdeafstellingvanhetlager
regelmatigomschadeaandeafdichtingenhet
lagertevoorkomen.Laathierbijhetzwenkwiel
draaien.Hetwielmagniet(meerdan1of2
omwentelingen)vrijronddraaienofzijspeling
hebben.Alshetwielblijftdoordraaien,moetude
torsievandeafstandsmoerafstellentotdathet
wiellichteweerstandondervindt,enafdichtkit
voorschroefdraadaanbrengen.
Rijhendelssmerenmetvet
Onderhoudsinterval:Jaarlijks
Smeerdekogelverbindingvandedodemanshendel
endelagersvandebeiderijhendels.
Opmerking:Brengeendruppelolieaantussende
beugelsvandehendelomdedraaibusindedraaibuis
tesmeren.
g228034
Figuur48
1.Kogelverbindingvan
dodemanshendel
2.Draaibuis
36
Onderhoudmotor
Veiligheidvandemotor
Umoetdemotorafzettenvoordatuhetoliepeil
controleertofhetcarterbijvultmetolie.
Houduwkleding,gezicht,handen,voeten
enanderelichaamsdelenuitdebuurtvande
geluiddemperenandereheteoppervlakken.
Onderhoudvanhet
luchtlter
Omde250bedrijfsuren—Vervanghetvoorlter
(vakeralsdemachinewordtgebruiktinstofge
ofvuileomstandigheden).
Omde250bedrijfsuren—Controleerhet
binnensteluchtlter(vakeralsdemachinewordt
gebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Omde500bedrijfsuren—Vervanghetbinnenste
luchtlter(vakeralsdemachinewordtgebruikt
instofgeofvuileomstandigheden).
Filtersverwijderen
1.Schakeldeaftakasuit,zetderijhendelsin
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakhetmotorschermopen;zieHet
motorschermenhetschermaanhangsel
openmaken(bladz.28).
4.Maakdeklemmenophetluchtlterlosentrek
hetluchtlterdekselvandeluchtlterbehuizing
(Figuur49).
g026970
Figuur49
1.Klemmenvanluchtlter3.Voorlter
2.Luchtlterdeksel4.Binnenstelter
5.Reinigdebinnenkantvanhetluchtlterdeksel
metperslucht.
6.Schuifhetvoorltervoorzichtiguitde
luchtlterbehuizing(Figuur49).
Opmerking:Zorgervoordatunietmethet
ltertegendezijkantvandeluchtlterbehuizing
stoot.
7.Verwijderhetbinnenstelteruitsluitendalsudit
gaatvervangen.
Delterscontroleren
1.Controleerhetveiligheidslter.Alshetvuilis,
vervangtuhetveiligheids-enhetvoorlter.
Belangrijk:Probeerhetveiligheidslterniet
tereinigen.Alshetveiligheidsltervuilis,
betekentditdathetvoorlterisbeschadigd.
2.Inspecteerhetlterelementopbeschadiging
dooreenfellelichtbronopdebuitenkantvanhet
lterterichtenenerdoorheentekijken.Alshet
voorltervuil,verbogenofbeschadigdis,moet
uhetvervangen.
Opmerking:Gateninhetlterzijnherkenbaar
alslichteplekken.Umaghetvoorlterniet
reinigen.
Filtersmonteren
Belangrijk:Umagdemotornooitlatenlopen
zonderdatbeideluchtltersenhetdekselzijn
gemonteerdombeschadigingvandemotorte
voorkomen.
1.Alsunieuweltersplaatst,moetuelklter
controlerenoptransportschade.
Opmerking:Eenbeschadigdltermagniet
wordengebruikt.
37
2.Alsuhetbinnensteltervervangt,schuifhet
danvoorzichtigindelterbehuizing(Figuur49).
3.Schuifhetvoorlterophetveiligheidslter
(Figuur49).
Opmerking:Zorgervoordathetvoorlter
volledigopzijnplaatszitdooropdebuitenrand
teduwentijdensdemontage.
Belangrijk:Druknietophetzachtemidden
vanhetlter.
4.Plaatshetluchtlterdekselmethet
ontluchtingsventielomlaagendraaihet
zodatdebevestigingsklemmenhetdekselop
dejuisteplaatsvergrendelen(Figuur49).
5.Sluithetmotorscherm;zieHetmotorschermen
hetschermaanhangselsluiten(bladz.29).
Motorolieverversen
Motorolietype
Olie:detergent-olie(APIserviceSJofhoger)
Motoroliecapaciteit:2,1litermetlter;1,8literzonder
lter
Viscositeit:zieonderstaandetabel.
g004216
Figuur50
Hetmotoroliepeilcontroleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Opmerking:Controleerhetoliepeilalsdemotor
koudis.
WAARSCHUWING
Contactmetheteoppervlakkenkanlichamelijk
letselveroorzaken.
Houduwkleding,gezicht,handen,voeten
enanderelichaamsdelenuitdebuurtvande
geluiddemperenandereheteoppervlakken.
Belangrijk:Hetcarternooitovervullenmetolie.
Hierdoorkandemotorbeschadigdraken.Laat
demotornooitlopenalsdeolielagerstaatdan
deonderstemarkering,omdatdemotordaardoor
beschadigdkanraken.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Controleerhetoliepeilzoalswordtgetoondin
(Figuur51).
38
g273859
g307458
Figuur51
Motorolieverversen
Onderhoudsinterval:Nadeeerste8bedrijfsuren
Omde100bedrijfsuren
Opmerking:Geefdeafgewerkteolieafbijeen
inzamelcentrum.
1.Parkeerdemachinezodatdeaftapkantiets
lagerstaatdandeanderekantzodatalleolie
kanweglopen.
2.Schakeldeaftakasuit,zetderijhendelsin
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDenstelde
parkeerreminwerking.
3.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
4.Verversdemotoroliezoalswordtgetoondin
Figuur52.
g273859
g031447
Figuur52
5.Gietlangzaamongeveer80%vande
gespeciceerdeolieindevulbuisenvoeg
langzaamderestvandeolietoetothetpeilde
markeringVolbereikt(Figuur53).
39
g027477
Figuur53
6.Startdemotorenrijdnaareenvlakgebied.
7.Controleerhetoliepeilopnieuw.
Hetmotorolieltervervangen
Onderhoudsinterval:Omde200bedrijfsuren
Opmerking:Vervanghetolieltervandemotor
vakeralsdemachinewordtgebruiktinzeerstofgeof
zanderigeomstandigheden.
1.Laatdeolieuitdemotorlopen;raadpleeg
Motorolieverversen(bladz.39).
2.Vervanghetmotorolielter(Figuur54).
g273859
g027477
Figuur54
Opmerking:Controleerofdepakkingvanhet
olieltercontactmaaktmetdemotorendraai
hetlternog¾slagextravast.
3.Vulhetcartermethetjuistetypenieuweolie;zie
Motorolietype(bladz.38).
Onderhoudvandebougie
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
Controleerofdeelektrodenafstandtussendecentrale
elektrode-endemassa-elektrodecorrectisvoordatu
debougiemonteert.
Gebruikeenbougiesleutelvoorhet(de)monterenvan
debougie(s)eneenvoelermaatvoorhetmetenen
afstellenvandeelektrodenafstand.Monteerindien
nodignieuwebougies.
Type:NGK®BPR4ESofeenequivalenttype
40
Elektrodenafstand:0,75mm
Bougieverwijderen
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderdebougiezoalswordtgetoondin
Figuur55.
g273860
g027478
Figuur55
Bougiecontroleren
Belangrijk:Maakdebougie(s)nietschoon.
Verwijdereenbougiealtijdalsdeze:eenzwarte
laagheeft,alsdeelektrodenversletenzijn,alser
eenvettigelaagopligtofalsdebougiescheuren
vertoont.
Alsdeisolatorlichtbruinofgrijsis,werktdemotor
naarbehoren.Eenzwartelaagopdeisolatorduidt
meestalopeenvuilluchtlter.
Steldeafstandinop0,75mm.
g206628
Figuur56
Bougiemonteren
g027661
Figuur57
Vonkenvangercontroleren
Voormachinesmeteen
vonkenvanger
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsuren
WAARSCHUWING
Heteonderdelenvanhetuitlaatsysteem
kunnenbrandstofdampenontsteken,zelfs
nadatudemotorhebtafgezet.Hetedeeltjes
dietijdenshetgebruikvandemotoruitde
uitlaatkomen,kunnenontvlambaarmateriaal
ontsteken,waardoorlichamelijkletselof
materiëleschadekanontstaan.
Vulgeenbrandstofbijenlaatdemotorniet
lopentotdatdevonkenvangerisgeplaatst.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Wachttotdegeluiddemperisafgekoeld.
4.Alsuscheurenzietinhetschermofindelassen
moetudevonkenvangervervangen.
5.Alshetschermverstoptraakt,verwijderdan
devonkenvangerenschuddedeeltjeseruit.
Reinighetschermmeteenstaalborstel(laathet
schermindiennodigwekeninoplosmiddel).
6.Plaatsdevonkenvangerterugopdeuitlaat.
41
Onderhoud
brandstofsysteem
Brandstofaftappenuitde
brandstoftank
Ukuntdebrandstoftankaftappendoordetankte
verwijderenendebrandstofuitdevulbuistegieten;
zieBrandstoftankverwijderen(bladz.42).Ukuntde
brandstoftankookaftappenmeteenhevel.Gadante
werkzoalsbeschrevenindeonderstaandeprocedure.
GEVAAR
Inbepaaldeomstandighedenisbrandstof
uiterstontvlambaarenzeerexplosief.Brand
ofexplosievanbrandstofkanbrandwonden
bijuofanderenenmateriëleschade
veroorzaken.
Tapdebrandstofafuitdebrandstoftank
wanneerdemotorkoudis.Doeditbuiten
opeenopenterrein.Eventueelgemorste
brandstofopnemen.
Rooknooitalsubenzineaftaptenblijf
uitdebuurtvanopenvuurofalsdekans
bestaatdatbenzinedampendooreenvonk
kunnenontbranden.
1.Schakeldeaftakasuit,zetderijhendelsin
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Reinighetgebiedronddedopvande
brandstoftankomtevoorkomendatde
brandstoftankverontreinigdraakt(Figuur58).
4.Verwijderdedopvandebrandstoftank.
5.Steekeensifonpompindebrandstoftank.
6.Tapmetbehulpvandesifonpompdebrandstof
ineenbrandstofvat.
7.Neemeventueelgemorstebrandstofop.
g273861
Figuur58
1.Brandstoftankdop
Brandstoftankverwijderen
1.Brenghetplatformomlaag.
2.Zethetkussenlos;zieHetkussenlosmakenom
toegangtekrijgentotdeachterzijde(bladz.28).
3.Verwijderdedwarsbeugel.
g031413
Figuur59
1.Brandstoftank
2.Dwarsbeugel
4.Verwijderdebrandstoftankenzetdezeophet
bestuurdersplatform.
Opmerking:Alsudebrandstoftankvande
machinewiltnemen,maakdandebrandstof-en
ontluchtingsleidingenbovenaandetanklos.
42
Brandstofltervervangen
Onderhoudsinterval:Omde800bedrijfsuren/Jaar-
lijks(houdhierbijdekortsteperiode
aan)
Naverwijderingmagueenvuillternietopnieuwaan
debrandstofslangmonteren.
Opmerking:Neemeventueelgemorstebrandstof
op.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Sluitdebrandstofafsluitklep;zieDe
brandstofafsluitklepgebruiken(bladz.23)
4.Vervanghetbrandstoflterzoalswordtgetoond
inFiguur60.
g027518
Figuur60
Onderhoudelektrisch
systeem
Veiligheidvanhet
elektrischsysteem
Maakdeaccukabellosofverwijderdebougiekabel
voordatureparatiewerkzaamhedengaat
verrichtenMaakeerstdeminpoolvandeacculos
endaarnadepluspool.Sluiteerstdepluspoolvan
deaccuaanendaarnademinpool.
Laaddeaccuopineenopen,goedgeventileerde
ruimte,uitdebuurtvanvonkenenopenvuur.Haal
deopladeruithetstopcontactvoordatudeaccu
aan-ofloskoppelt.Draagbeschermendekleding
engebruikgeïsoleerdgereedschap.
Onderhoudvandeaccu
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
Houddeaccualtijdschoonenvollediggeladen.Veeg
deaccubehuizingschoonmeteentissue.Alsde
accupolenzijngeoxideerd,moetudezeschoonmaken
meteenoplossingvanvierdelenwateren1deel
zuiveringszout.Brengeenlaagjevetopdeaccupolen
aanomcorrosietevoorkomen.
Spanning:12V
Verwijderenvandeaccu
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.VerwijderdeaccuzoalsgetoondinFiguur61.
43
g030988
Figuur61
Accuopladen
WAARSCHUWING
Bijhetopladenproduceertdeaccugassen
dietotontplofngkunnenkomen.
Rooknooitindebuurtvandeaccuenzorg
ervoordatergeenvonkenofvlammenvlakbij
deaccukomen.
Belangrijk:Zorgervoordatdeaccualtijd
vollediggeladenis(soortelijkgewicht1,265)om
tevoorkomendatdeaccubeschadigdwordtbij
temperaturenonder0°C.
1.Verwijderdeaccuvanhetchassis;raadpleeg
Verwijderenvandeaccu(bladz.43).
2.Zuurpeilcontroleren.
3.Zorgervoordatdevuldoppenopdeaccuzijn
geplaatst.
4.Laaddeaccuéénuuropbij25–30Aof6uur
bij4–6A.
5.Zodradeaccuvolledigisopgeladen,haaltu
deacculaderuithetstopcontactenmaaktude
oplaadkabelslosvandeaccuklemmen(Figuur
62).
6.Monteerdeaccuindemachineensluitde
accukabelsaan;zieDeaccuplaatsen(bladz.
45).
Opmerking:Gebruikdemachinenooit
wanneerdeaccuislosgekoppeld;ditkan
beschadigingenaanhetelektrischesysteemtot
gevolghebben.
g000538
Figuur62
1.Pluspoolvandeaccu
3.Rode(+)oplaadkabel
2.Minpoolvandeaccu
4.Zwarte(–)oplaadkabel
44
Deaccuplaatsen
PlaatsdeaccuzoalswordtgetoondinFiguur63.
g030989
Figuur63
Onderhoudvande
zekeringen
Deelektrischeinstallatieisbeveiligddoormiddelvan
zekeringen.Erisgeenonderhoudnodig.Alsereen
zekeringisdoorgebrand,moetuhetonderdeelof
circuitcontrolerenopdefectenofkortsluiting.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakhetstootkussenvoordebestuurderlos
vandeachterzijdevandemachine.
4.Verwijderdebrandstoftankalsutoegang
nodigheefttotdezekeringvandelader;zie
Brandstoftankverwijderen(bladz.42).
5.Trekdezekeringeruitenvervangdeze(Figuur
64).
g031414
Figuur64
1.Zekeringvan
contactschakelaar(15A)
4.Urenteller(7,5A)
2.Aansluitpuntaccessoire
(15A)
5.Zekeringlader(30A)
3.Zekeringaftakas(10A)
6.Monteerdebrandstoftankindiendezeverwijderd
is;zieBrandstoftankverwijderen(bladz.42).
7.Plaatshetstootkussenvoordebestuurder.
45
Onderhoud
aandrijfsysteem
Desporingafstellen
Alsudebeiderijhendelsevenvernaarvorenduwten
demachinetrektnaar1kant,danmoetudesporing
alsvolgtafstellen.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakhetkussenlosvandeachterzijdevande
machine;zieHetkussenlosmakenomtoegang
tekrijgentotdeachterzijde(bladz.28).
Opmerking:Omerbeterbijtekunnen,kuntu
debrandstoftankverwijderen;zieBrandstoftank
verwijderen(bladz.42).
4.Draaidelinkerregelstangtelkenseenkwart
draaitotdemachinerechtspoort(Figuur65).
Opmerking:Alsdemachinenaarrechtstrekt,
kortdanderegelstangindoordezenaarrechts
tedraaien.Alsdemachinenaarlinkstrekt,
maakderegelstangdanlangerdoordezenaar
linkstedraaien.
Opmerking:Draaialleenaandelinker
regelstangomdesnelheidvanhetlinkerwielte
latenovereenkomenmetdesnelheidvanhet
rechterwiel.Steldesnelheidvanhetrechterwiel
nietin,omdathierdoorderechterrijhendel
nietmeerinhetmiddenvandesleufvoorde
neutraalstandinhetbedieningspaneelstaat.
Belangrijk:Draaideregelstangniette
ver,omdatdemachinehierdoorkangaan
kruipenindeneutraalstand.
g031531
Figuur65
1.Draainaarlinksomde
stanglangertemaken.
3.Draainaarrechtsomde
stangkortertemaken.
2.Linkerregelstang
5.Controleerofdemachinerechtspoortenstel
destangafzoalsnodig.
Opmerking:Alsuernietinslaagtdemachine
rechttelatensporendoormiddelvandelinker
regelstang,neemdancontactopmetuw
erkendeservicedealer.
6.Controleerofdemachinenietkruiptin
deneutraalstandwanneerdeparkeerrem
uitgeschakeldis.
7.Plaatsdebrandstoftankterugalsudezehebt
verwijderd.
8.Plaatshetkussen.
Debandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsuren/Maan-
delijks(houdhierbijdekortste
periodeaan)
Dejuistebandenspanningvoordeachterbandenis
0,83tot0,97bar.
Belangrijk:Eenongelijkebandenspanningkan
leidentotonregelmatigemaairesultaten.
Opmerking:Devoorbandenzijnsemi-pneumatisch
enhoevennietopspanningtewordengehouden.
46
g001055
Figuur66
Lagervandraaipuntvan
zwenkwielafstellen
Onderhoudsinterval:Omde500bedrijfsuren/Jaar-
lijks(houdhierbijdekortsteperiode
aan)
1.Schakeldemesschakelaar(aftakas)uit,zetde
rijhendelsindeVERGRENDELDENEUTRAALSTAND
ensteldeparkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderdestofkapvanhetzwenkwielendraai
deborgmoeraan(Figuur67).
4.Draaideborgmoeraantotdatdeveerringenvlak
liggen,endraaidezevervolgenseen¼slag
terugomdevoorspanningopdelagerscorrect
aftestellen(Figuur67).
Belangrijk:Zorgervoordatdeveerringen
goedzijngeplaatst,zoalsgetoondinFiguur
67.
5.Plaatsdestofkap(Figuur67).
47
g001297
Figuur67
1.Schotelveren3.Stofkap
2.Borgmoer
Onderhoudvan
zwenkwielenenlagers
Dezwenkwielendraaienopeenrollagerondersteund
dooreenspanbus.Alshetlagersteedsgoed
gesmeerdblijft,isdeslijtageminimaal.Alsunalaat
hetlagergoedtesmeren,zaldezesnelgaanslijten.
Alseenzwenkwielgaatwiebelenisermeestaleen
lagerversleten.
1.Verwijderdemoerendeboutwaarmeehet
zwenkwielisbevestigdaandezwenkwielvork
(Figuur68).
g009453
Figuur68
1.Borgmoer4.Rollager
2.Lagerbus5.Zwenkwiel
3.Spanbus
6.Wielbout
2.Verwijder1lagerbus.Trekvervolgensde
spanbusenderollageruitdewielnaaf(Figuur
68).
3.Verwijderdeanderebusuitdewielnaafen
verwijdereventueelvetenvuiluitdewielnaaf
(Figuur68).
4.Inspecteerhetrollager,debussen,spanbussen
endebinnenzijdevandewielnaafopslijtage.
Opmerking:Vervangbeschadigdeof
versletenonderdelen(Figuur68).
5.Plaats1busindewielnaaf(Figuur68).
6.Smeerhetrollagerendespanbusenschuif
dezeindewielnaaf(Figuur68).
7.Schuifdetweedebusindewielnaaf(Figuur68).
8.Plaatshetzwenkwielindezwenkwielvorken
bevestighetwielmetdewielboutenborgmoer
(Figuur68).
48
9.Draaideborgmoervasttotdespanbustegende
binnenzijdevandezwenkwielvorkrust(Figuur
68).
10.Smeerdenippelophetzwenkwiel.
Opvulstukvandekoppeling
verwijderen
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
Alsdekoppelingsremisversletentothetpuntwaarop
dekoppelingnietmeerconsistentaangrijpt,kuntu
hetopvulstukverwijderenomdelevensduurvande
koppelingteverlengen(Figuur69).
g302539
Figuur69
1.Armatuur
5.Afstandsstukvanrem
2.Veldafdekking6.Opvulstuk.
3.Rotor7.Remstang
4.Montageboutvanrem
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Blaasmetpersluchtalhetvuilonderde
remstangenronddeafstandsstukkenvande
remweg.
g302534
Figuur70
4.Controleerdestaatvandebedradingvande
kabelboom,deaansluitingenendepolen.
Reinigofrepareerdezeindiennodig.
5.Controleerdater12Vopdekoppelingsconnec-
torstaatalsudeaftakasschakelaarinschakelt.
6.Meetdeopeningtussenderotorendearmatuur.
Alsdeopeninggroterisdan1mm,gadanals
volgttewerk:
A.Draaibeidemontagebouteneenhalvetot
eenheleslagloszoalswordtgetoondin
Figuur71.
Opmerking:Verwijderderemstang
nietvandeveldafdekking/armatuur.De
remstangisversletenronddearmatuuren
moetblijvenpassennadatuhetopvulstuk
hebtverwijderdomvoldoenderemkoppelte
garanderen.
g302537
Figuur71
1.Montageboutvanrem
B.Verwijderhetopvulstukmeteenpunttang
ofmetdehand.
Opmerking:Gooihetopvulstuknietweg
totdatuzekerweetdatdekoppelingnaar
behorenwerkt.
49
g302538
Figuur72
1.Opvulstuk
C.Blaasmetpersluchtalhetvuilonderde
remstangenronddeafstandsstukkenvan
deremweg.
D.Haalelkebout(M6x1)aanmeteentorsie
van12,8tot14,2N·m.
E.Gebruikeenvoelermaatvan0,254mm
dikomaanbeidezijdenvanderemstang
tecontrolerenofereenopeningistussen
derotorendearmatuur,zoalsgetoondin
Figuur73enFiguur74.
Opmerking:Vanwegedemanierwaarop
derotorenarmatuurslijten,metpiekenen
dalen,ishetsomsmoeilijkomdewerkelijke
openingtemeten.
g302536
Figuur73
1.Voelermaat
g302535
Figuur74
1.Voelermaat
Alsdeopeningkleinerisdan0,254mm,
plaatsdanhetopvulstukterugen
raadpleeghethoofdstukProblemen,
oorzaakenremedie(bladz.65).
Alsdeopeninggrootgenoegis,gadan
verdermetdeveiligheidscontrolein
stapF.
50
F.Voerdevolgendeveiligheidscontroleuit:
i.Startdemotorvanafde
bestuurderspositie.
ii.Controleerofdemessenniet
ingeschakeldwordenalsde
aftakasschakelaarindestand
UITstaatendekoppelingis
uitgeschakeld.
Opmerking:Alsdekoppelingniet
wordtuitgeschakeld,plaatsdan
hetopvulstukterug,enraadpleeg
hoofdstukProblemen,oorzaaken
remedie(bladz.65).
iii.Schakeldeaftakasschakelaar10
keerachterelkaarinenuitomte
controlerenofdekoppelingjuist
functioneert.
Opmerking:Alsdekoppelingniet
goedkanwordeningeschakeld,
raadpleegdanhethoofdstuk
Problemen,oorzaakenremedie
(bladz.65).
Dewielmoerencontroleren
Onderhoudsinterval:Nadeeerste100
bedrijfsuren—Dewielmoeren
controleren.
Controleerdewielmoerenendraaizevastmeteen
torsievan115tot142N·m.
Onderhoudkoelsysteem
Luchtinlaatroosterreinigen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Verwijdervóórelkgebruikaangekoektgras,vuilof
andererommelvandecilinderendekoelribbenvan
decilinderkop,hetluchtinlaatroosterophetuiteinde
vanhetvliegwielenderegelhendelsendekoppeling
vandecarburateur.Ditdraagtbijtoteenadequate
koelingvandemotoreneencorrectmotortoerental
enverkleintdekansdatdemotoroververhitraaktof
mechanischeschadeoploopt.
Hetkoelsysteemreinigen
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsu-
ren—Controleerenreinigde
koelribbenendeuitlaatringenvan
demotor(vakerinvuileofstofge
omstandigheden).
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetluchtinlaatroosterende
ventilatorbehuizing(Figuur75).
4.Verwijdervuilengrasvandemachineonderde-
len.
5.Monteerhetluchtinlaatroosterende
ventilatorbehuizing(Figuur75).
g031343
Figuur75
1.Schermen
luchtinlaatrooster
2.Ventilatorbehuizing
51
Onderhoudenremmen
Deparkeerremtesten
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Voorelkgebruikmoetudeparkeerremcontrolerenop
eenhorizontaaloppervlakeneenhelling.
Steldeparkeerremaltijdinwerkingwanneerude
machinestoptofdezeonbeheerdachterlaat.Alsde
parkeerremnietgoedwerkt,moetudezeafstellen.
1.Schakeldeaftakasuitensteldeparkeerrem
inwerking
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Zetdeparkeerremvrij.
4.Schakelderemhendelinencontroleerofde
machinebeweegt.
5.Stelderemafindienditnodigis.
Remmenafstellen
1.Verwijderdebrandstoftank;zieBrandstoftank
verwijderen(bladz.42).
2.Zetdeboutopdekabelklemaandelinkerzijde
vandemachinelos.
g031396
Figuur76
1.Kabel3.Boutenmoer
2.Kabelklem
3.Trekdekabelsstrak.
4.Draaidemoervast.
5.Monteerdebrandstoftank,dedwarsbeugelen
hetkussen.
Onderhoudriemen
Deriemencontroleren
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsu-
ren—Controleerdedrijfriem(en)van
hetmaaidek.
Controleerderiemenopscheuren,gerafelderanden,
schroeiplekken,slijtage,tekenenvanoververhitting
enandereschade.
Tekenendateenriemaanhetslijtenis,zijn:gieren
tijdenshetdraaienvanderiem,slippenvande
messentijdenshetmaaien,gerafelderanden,
schroeiplekkenenscheuren.Vervangderiemalsu
eenvandezetekenengewaarwordt.
Drijfriemvanmaaidek
vervangen
Debandverwijderen
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Openhetmotorschermenhetschermaan-
hangsel;zieHetmotorschermenhet
schermaanhangselopenmaken(bladz.28).
4.Verwijderdelinkerdrijfriemkap,zieDelinker
drijfriemkapverwijderen(bladz.30).
5.Verwijderderechterdrijfriemkap,zieDerechter
drijfriemkapverwijderen(bladz.31).
6.Trekdespanpoelieendekapvandespanpoelie
naardemotortoeenschuifderiemvande
poelies(Figuur77).
52
g270501
Figuur77
1.Spanpoelie
2.Kapvanspanpoelie
7.Verwijderderiemvandemachine.
Deriemmonteren
1.Monteerderieminhetmaaidek(Figuur78).
g270502
Figuur78
2.LeidderiemzoalswordtgetoondinFiguur79.
g270500
Figuur79
3.Monteerderechterdrijfriemkap,zieDerechter
drijfriemkapmonteren(bladz.32).
4.Monteerdelinkerdrijfriemkap;zieDelinker
drijfriemkapmonteren(bladz.33).
5.Sluithetmotorschermenhetschermaanhangsel;
zieHetmotorschermenhetschermaanhangsel
sluiten(bladz.29).
53
Detransmissieriem
vervangen
Onderhoudsinterval:Omde1000bedrijfsuren—De
transmissieriemvervangen.
1.Verwijderdebrandstoftank;zieBrandstoftank
verwijderen(bladz.42).
2.Verwijderdedopvanhethydraulischereservoir.
3.Zoekdeaftappluggenonderaandetransmissie
enplaatseenopvangbakonderdeplug(Figuur
80).
g267274
Figuur80
1.Aftapplug
4.Laatdehydraulischevloeistofuitdemachine
lopen.
5.Verwijderdeonderstehydraulischeslang
(Figuur81).
g031345
Figuur81
1.Onderstehydraulische
slang
3.Spanveer
2.Transmissieriem
6.Verwijderdespanveer(Figuur81).
VOORZICHTIG
Deveerisonderspanninggemonteerd
enkanlichamelijkletselveroorzaken.
Zeteenveiligheidsbrilopenwees
voorzichtigalsudeveerverwijdert.
7.Verwijderdetransmissieriemvandekoppeling
endeaanslagvandekoppeling(Figuur81).
8.Plaatsdenieuweriem.
9.Plaatsdespanveerendeonderstehydraulische
slang.
10.Monteerdeaftappluggenendraaidezevast
meteentorsievan22tot27N·m.
11.Vulhydraulischevloeistofbijtotde
bijvul-markering.
12.Plaatsdedopvanhethydraulischereservoir.
13.Laatdemachine10minutenlopenencontroleer
ofdehydraulischevloeistofhetjuistepeilheeft.
54
Onderhoud
bedieningsysteem
Rijhendelsafstellen
Alsderijhendelsnietopéénhorizontalelijnstaan,
moetuderijhendelsafstellen.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.DuwderijhendelsomlaaguitdeVERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND(Figuur82).
4.Controleerofderechterrijhendelhorizontaal
uitgelijndismetdelinkerrijhendel(Figuur82).
g009436
Figuur82
1.Rijhendellinks
3.Controleerhierde
horizontaleuitlijning
2.Derechterrijhendel
indevergrendelde
neutraalstand
4.Rijhendelrechts
Opmerking:Omderechterrijhendel
horizontaalteverstellen,versteltudenok.
5.Maakhetkussenlosvandeachterzijdevande
machine.
6.Draaidemoerloswaarmeedenokisbevestigd
(Figuur83).
g031538
Figuur83
1.Nok2.Moer
7.Versteldenoktotdatdezeisuitgelijndmetde
linkerrijhendelendraaidemoervandenok
vast.
Opmerking:Beweegdenokrechtsom(inde
verticalestand)omdehendeltelatenzakken,
enlinksom(indeverticalestand)omdehendel
omhoogtebrengen.
Belangrijk:Zorgervoordathetvlakke
gedeeltevandenoknietboveneenverticale
standgaat(linksnochrechts);anderskuntu
deschakelaarbeschadigen.
8.Herhaalstappen3totenmet7voordelinker
rijhendel.
55
Onderhoudhydraulisch
systeem
Veiligheidvanhet
hydraulischesysteem
Waarschuwonmiddellijkeenartsalser
hydraulischevloeistofisgeïnjecteerdindehuid.
Geïnjecteerdevloeistofmoetbinnenenkeleuren
operatiefwordenverwijderddooreenarts.
Controleerofallehydraulischeslangenen
leidingeningoedestaatverkerenenalle
hydraulischeaansluitingenenttingsstevig
vastzittenvoordatudrukzetophethydraulische
systeem.
Houdlichaamenhandenuitdebuurtvankleine
lekgatenofspuitmondenwaaruitonderhogedruk
hydraulischevloeistofontsnapt.
Ukuntlekkeninhethydraulischesysteem
opsporenmetbehulpvankartonofpapier.
Hefalledrukinhethydraulischesysteemop
veiligewijzeop,voordatuwerkzaamhedengaat
verrichtenaanhethydraulischesysteem.
Specicatiesvanhet
hydraulischesysteem
Typehydraulischevloeistof:T oro
®
HYPR-OIL
500
hydraulischevloeistof
Inhoudvanhethydraulischesysteem:4,7liter
Belangrijk:Gebruikdevoorgeschreven
vloeistof.Anderevloeistoffenkunnenhetsysteem
beschadigen.
Hydraulischevloeistof
controleren
Onderhoudsinterval:Nadeeerste8bedrijfsuren
Omde50bedrijfsuren
Opmerking:Controleerhetpeilvandehydraulische
vloeistofterwijldevloeistofkoudis.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Wachttotdemachineisafgekoeld.
4.Reinighetgebiedronddevulbuisendedopvan
dehydraulischetank(Figuur84).
g031401
Figuur84
1.Dopvanhydraulischetank
2.Peilkoudevloeistof
5.Verwijderdedopvandevulbuis(Figuur84).
Opmerking:Kijkindevulbuisomhet
vloeistofpeilinhetreservoirtecontroleren.
6.Gietvloeistofinhetreservoirtotdezede
markeringvoorhetbijvullenvankoudevloeistof
bereikt.
7.Plaatsdedopterugopdevulbuis.
Dehydraulischevloeistof
enltersvervangen
Onderhoudsinterval:Nadeeerste50bedrijfsuren
Omde500bedrijfsuren/Jaarlijks(houdhierbij
dekortsteperiodeaan)—Dehydraulischelters
envloeistofvervangen.
Vervangdehydraulischevloeistofvakerinzware
omstandighedenofineenwarmewerkomgeving.
Neemcontactopmeteenerkendeservicedealer
omeenhydraulischesettebestellenwaarmeeude
hydraulischelterskuntvervangen.
WAARSCHUWING
Warmehydraulischevloeistofkanernstige
brandwondenveroorzaken.
Laatdehydraulischevloeistofafkoelen
voordatuonderhoudswerkzaamheden
verrichtaanhethydraulischesysteem.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
56
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderdebrandstoftank;zieBrandstoftank
verwijderen(bladz.42).
4.Verwijderdedopvanhethydraulischereservoir.
5.Zoekdeaftapplugonderaandetransmissiesen
plaatseenopvangbakonderdepluggen(Figuur
85).
g268090
Figuur85
1.Aftapplug2.Hydraulischlter
6.Verwijderdeaftappluggen.
7.Laataldehydraulischevloeistofuitdemachine
lopen.
8.Verwijderdedopvanhethydraulischelteren
hetltervandetransmissies.
9.Monteernieuwehydraulischelters;richtde
veerzijdenaarbuitenenplaatsdelterdoppen.
10.Monteerdeaftappluggenendraaidezevast
meteentorsievan22tot27N·m.
11.Zetdeontluchtingspluggenindetransmissies
loszodatzeloszittenenwiebelen(Figuur86).
Opmerking:Hierdoorkanhethydraulische
systeemontluchtenterwijluhydraulische
vloeistofbijvult.
g031544
Figuur86
Linkertransmissiegetoond
1.Ontluchtingsplug
12.Voeglangzaamvloeistoftoeaandehydraulische
tanktotzeuit1vandeontluchtingspluggen
beginttestromen.
Belangrijk:GebruikdeinSpecicaties
vanhethydraulischesysteem(bladz.
56)voorgeschrevenvloeistofofeen
gelijkwaardigproduct.Anderevloeistoffen
kunnenschadeaanhetsysteemveroorzaken.
Belangrijk:Houhetvloeistofpeilinde
hydraulischetankindegatenengietdetank
niettevol.
13.Zetdeontluchtingspluggenvast.
14.Plaatsdedopopdehydraulischetank.
15.Monteerdebrandstoftank.
16.Startdemotorenlaatdezeongeveer2minuten
lopenomluchtuithetsysteemteverwijderen.
17.Zetdemotorafencontroleeroplekkages.
Opmerking:Alseenofbeidewielennietwillen
draaien,raadpleegdanHydraulischesysteem
ontluchten(bladz.58).
57
Hydraulischesysteem
ontluchten
Hettractiesysteemontluchtzichzelf,maarhetkan
noodzakelijkzijnhetsysteemteontluchtenalsde
vloeistofwordtververstofnadaterwerkzaamheden
zijnverrichtaanhetsysteem.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brengdeachterzijdevandemachineomhoog
opassteunentotdeaandrijfwielenvandegrond
komen.
4.Startdemotorenzetdegashendelopstationair.
Opmerking:Alshetwielnietdraait,kuntuhet
systeemontluchtendoordebandvoorzichtig
naarvorentedraaien.
5.Controleerhetpeilvandehydraulischevloeistof
engietindiennodigvloeistofbijomhetcorrecte
peiltehandhaven.
6.Herhaalditbijhetanderewiel.
Onderhoudvanhet
maaidek
Veiligheidvandemessen
Eenversletenofbeschadigdmeskanbrekeneneen
stukvanhetmeskannaaruofnaaromstanders
wordenuitgeworpenenernstiglichamelijkofdodelijk
letseltoebrengen.
Controleeropgezettetijdendemaaimessenop
slijtageofbeschadigingen.
Weesvoorzichtigalsudemessencontroleert.
Omwikkeldemaaimessenofdraag
handschoenenenweesvoorzichtigalsu
onderhoudswerkzaamhedenaandemaaimessen
verricht.Demaaimessenmogenalleenworden
vervangenofgeslepen,probeerzenooitrechtte
makenoferaantelassen.
Controleeraltijddemachineomzekertezijndat
demessenendemesboutenvrijzijnvanslijtageof
beschadiging.Vervangversletenofbeschadigde
messenenboutenaltijdalscompletesetomeen
goedebalanstebehouden.
Letopdatbijmachinesmetmeerderemaaimessen
anderemessenkunnengaandraaiendoordatu
1mesdraait.
Onderhoudvande
maaimessen
Omeengoedmaairesultaatteverkrijgen,moetu
demaaimessenscherphouden.Omhetslijpenen
vervangentevergemakkelijken,ishethandigextra
messeninvoorraadtehebben.
Vóórcontroleenonderhoudvan
demaaimessen
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenmaak
debougiekabelslos.
Demaaimessencontroleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Controleerdesnijranden(Figuur87).
2.Alsderandennietscherpzijnofbramen
vertonen,moetuhetmaaimesverwijderenen
slijpen;zieDemaaimessenslijpen(bladz.59).
3.Controleerdemessen,inhetbijzonderhet
gebogendeel.
58
4.Alsuscheuren,slijtageofgroefvormingindit
deelconstateert,moetudirecteennieuwmes
monteren(Figuur87).
g006530
Figuur87
1.Snijrand3.Slijtage/groefvorming
2.Gebogendeel4.Scheur
Controleopkrommemessen
1.Draaidemessentotdatdeuiteindeninde
lengterichtingliggen.
2.Meetdeafstandtusseneenhorizontaal
oppervlakendesnijrand,standA,vande
messen(Figuur88).
g000975
Figuur88
1.Meethierdeafstandvan
hetmestothetharde
oppervlak
2.StandA
3.Draaidetegenovergesteldeuiteindenvande
messennaarvoren.
4.Meetdeafstandtusseneenhorizontaal
oppervlakendesnijrandvandemessenop
dezelfdeplaatsalsinbovengenoemdestap2.
Opmerking:Hetverschiltussendeafstanden
diezijngemetenbijstap2enstap3magniet
meerdan3mmzijn.
Opmerking:Alsditverschilmeerdan3mm
bedraagt,moetuhetmesvervangen.
WAARSCHUWING
Eenkromofbeschadigdmeskan
brekenenuofomstandersernstigletsel
toebrengen.
Vervangaltijdeenkromofbeschadigd
mesdooreennieuwmes.
Vijldesnijrandenofhetoppervlakvan
hetmesnietenmaakergeenscherpe
inkepingenin.
Maaimessenverwijderen
Vervangmessendieeenvastvoorwerphebben
geraaktofuitbalansofkromzijn.
1.Zeteenmomentsleutelopdeplattekantvande
spilasofpakhetuiteindevanhetmesvastmet
eendoekofeendikkehandschoen.
2.Verwijderdemesbout,delagerbusenhetmes
vandespilas(Figuur89).
g295816
Figuur89
1.Vleugelvanhetmes4.Lagerbus
2.Mes5.Mesbout
3.Plattekantvandespilas
Demaaimessenslijpen
1.Gebruikeenvijlomdesnijrandenaanbeide
uiteindenvanhetmesteslijpen(Figuur90).
Opmerking:Houddaarbijdeoorspronkelijke
hoekinstand.
59
Opmerking:Hetmesblijftinbalansalsuvan
beidesnijrandendezelfdehoeveelheidmateriaal
verwijdert.
g000552
Figuur90
1.Onderoorspronkelijkehoekslijpen.
2.Controleerdebalansvanhetmesmeteen
mesbalans(Figuur91).
Opmerking:Alshetmeshorizontaalblijft,is
hetinbalansengeschiktvoorgebruik.
Opmerking:Alshetmesnietinbalansis,
moetuwatmetaalafvijlenvanhetuiteindevan
devleugel(Figuur90).
g000553
Figuur91
1.Mes2.Mesbalans
3.Herhaalditindiennodigtotdathetmesinbalans
is.
Maaimessenmonteren
1.Monteerdelagerbusdoorhetmesmetdeens
vandelagerbusopdeonderstekantvanhet
mes(Figuur92).
g255205
Figuur92
1.Lagerbus
2.Monteerdelagerbusenhetmesindespilas
(Figuur93).
g298850
Figuur93
1.Bovenstemoervanspil3.Mesbout
2.Plattekantvandespilas
3.Brengindiennodigsmeermiddelopbasisvan
koperofvetaanopdeschroefdradenvande
mesboutomtevoorkomendatdezevastkomt
tezitten.Draaidemesboutmetdehandvast.
4.Plaatseenmomentsleutelopdeplattekantvan
despilasendraaidemesboutvastmeteen
torsievan75tot81N·m.
Maaidekhorizontaalstellen
Demachinegebruiksklaarmaken
Controleerofhetmaaidekhorizontaalstaattelkens
wanneeruhetmaaidekinstalleertofwanneerueen
ongelijkemaaiplekinuwgrasziet.
Stelhetmaaidekeerstlinks/rechtshorizontaal,en
danvoor/achter.
1.Parkeerdemaaimachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenmaak
debougiekabelslos.
3.Controleerdebandenspanningvanbeide
aandrijfbanden;zieDebandenspanning
controleren(bladz.46).
4.Controleeroferverbogenmaaimessenzijn;
verwijderenvervangeventueelverbogen
maaimessen;zieControleopkrommemessen
(bladz.59).
5.Laathetmaaidekzakkentoteenmaaihoogte
van76mm.
60
Horizontalemaaidekhoogte
controleren
1.Brengdeachterbandenopdejuistespanning.
2.Controleerofdebladennietzijnverbogen;zie
Controleopkrommemessen(bladz.59).
3.Zetdemaaimessenhorizontaal.
4.MeetbijdepuntenBenC.Meetdeafstand
tusseneenhorizontaaloppervlakendesnijrand
vanhetmaaimes(Figuur94).
g006888
Figuur94
1.Meetvanafeen
horizontaaloppervlak
2.MeetbijdepuntenBenC.
5.HetverschiltussendemetingvanpuntBen
puntCmagnietmeerdan6mmbedragen.
Opmerking:Alsditniethetgevalis,raadpleeg
danHetmaaidekzijdelingshorizontaalstellen
(bladz.61).
Hetmaaidekzijdelingshorizontaal
stellen
1.Draaidezijmoerendecontramoerlosinde
gaffelsdieuwiltafstellen(Figuur95).
g273882
Figuur95
1.Bovenstebout4.Zijmoer
2.Contramoer5.Steldezegaffelsafom
derechterkantvanhet
maaidekaftestellen.
3.Gaffel6.Steldezegaffelsafomde
linkerkantvanhetmaaidek
aftestellen.
2.Draaiaandebovensteboutvandegaffelsom
dehoogtevanhetmaaidekaftestellen(Figuur
95).
Opmerking:Draaideboutenrechtsomom
hetmaaidekhogerintestellen;draaidebout
linksomomhetteverlagen.
3.Draaidecontramoerenendezijboutenvast.
4.Controleerdezijdelingsehoogte;zieHorizontale
maaidekhoogtecontroleren(bladz.61).
Schuinstandvanhetmaaidek
controleren.
1.Pompdeachterbandenopdevoorgeschreven
spanning.
2.Zet1maaimesindeschuinstand.Meetbijde
puntenAenB.Meetdeafstandtusseneen
horizontaaloppervlakendesnijrandenvande
maaimessen(Figuur96).
Opmerking:Hetmaaimesmoetaande
voorkantbijA6mmlagerstaandanaande
achterkantbijB.
3.Draaidemessenenherhaaldeproceduremet
deanderemessen.
61
g001041
Figuur96
1.MeetbijdepuntenAenB.
2.Meetvanafeen
horizontaaloppervlak
4.Alsdeschuinstandnietjuistis,raadpleegdan
Hetmaaidekindelengterichtinghorizontaal
stellen(bladz.62).
Hetmaaidekindelengterichting
horizontaalstellen
1.Draaidecontramoerendezijboutlosinde
gaffelsdieuwiltafstellen(Figuur97).
g273883
Figuur97
1.Bovenstebout4.Zijmoer
2.Contramoer5.Steldezegaffelsafomde
voorkantvanhetmaaidek
aftestellen.
3.Gaffel6.Steldezegaffelsafom
deachterkantvanhet
maaidekaftestellen.
2.Draaiaandebovensteboutvandegaffelsom
dehoogtevanhetmaaidekaftestellen(Figuur
97).
Opmerking:Draaideboutrechtsomom
hetmaaidekhogerintestellen;draaidebout
linksomomhetteverlagen.
3.Draaidecontramoerenendezijboutenvast.
4.Controleerdeschuinstandindelengterichting;
zieSchuinstandvanhetmaaidekcontroleren.
(bladz.61).
Demaaihoogteafstellen
1.Controleerdebandenspanningvande
achterbanden.
2.Zetdemaaihoogtehendelindestandvan
76mm;zieMaaihoogteinstellen(bladz.22).
3.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlakenzet1mesindelengterichting.
4.MeetbijpuntAenmeetdeafstandtusseneen
horizontaaloppervlakendesnijrandenvande
maaimessen(Figuur98).
Opmerking:Deafstandmoet76mm
bedragen.
g000975
Figuur98
1.Meetvanafeen
horizontaaloppervlak
2.MeethetmesbijpuntA
5.Alsdemetingnietcorrectis,gadannaarde2
voorstegaffelsvandemachine(Figuur97).
6.Draaidezijmoerendecontramoervande
gaffelslos.
7.Steldebovensteboutvandegaffelsafzodatde
mespuntenovereenkomenmet76mm.
8.Draaidecontramoerenendezijboutenvast.
62
Dehefveervanhetmaaidek
afstellen
Opmerking:Afstellenvandedrukveerverandert
inhoeverrehetmaaidekzweeftenhoeveelmoeite
hetkostomhetmaaidekomhoogtebrengenmetde
maaihoogtehendel.
Alsdeveermeeruitveert,moetuminderkracht
uitoefenenopdehendelenzalhetmaaidekmeer
zweven.
Alsdedrukveerminderuitveert,moetumeer
krachtuitoefenenopdehendelenzalhetmaaidek
minderzweven.
1.Brengdemaaihoogtehendelomhoogen
vergrendeldezeindetransportstand.
2.Controleerdeafstandtussendeveermoeren
deachterkantvandegelastemontagebeugel
(Figuur99).
3.Zorgervoordatdeafstand47tot50mm
bedraagt,zoalsgetoondinFiguur99.
4.Wijzigindiennodigdeafstanddoordeboutaan
devoorzijdevandemontagebeugelaftestellen
(Figuur99).
g273894
Figuur99
1.Hefveervanmaaidek4.Stelbout
2.Veermoer
5.Afstand47tot50mm.
3.Achterzijdevande
montagebeugel
5.Herhaaldezeprocedureaandehefveervanhet
tegenoverliggendemaaidek.
Reiniging
Deonderkantvanhet
maaidekreinigen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Verwijderelkedaghetaangekoektegrasaande
onderkantvanhetmaaidek.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuit,zetde
rijhendelsindeVERGRENDELDENEUTRAALSTAND
ensteldeparkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brengdevoorkantvandemachineomhoogen
plaatsdezeopassteunen.
Deachterwielmotoren
reinigen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuit,zetde
rijhendelsindeVERGRENDELDENEUTRAALSTAND
ensteldeparkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brenghetbestuurdersplatformomhoogombij
deachterwielmotorentekomen.
Afvalafvoeren
Motorolie,accu's,hydraulischevloeistofen
motorkoelvloeistofverontreinigenhetmilieu.Verwijder
dezestoffenvolgensdeplaatselijkevoorschriften.
63
Stalling
Veiligheidtijdensopslag
Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,vultmetbrandstof,
staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
Laatdemotorafkoelenvoordatudemachine
opslaat.
Umagdemachineofbrandstofnietopslaanin
denabijheidvaneenopenvuurofbinnenshuis
brandstofaftappen.
Reinigenenopslaan
Onderhoudsinterval:Vóórdestalling
Vóórdestalling
1.Schakeldeaftakasuit,steldeparkeerrem
inwerking,zetdemotorafenverwijderhet
contactsleuteltje.
2.Maaisel,vuilenvetvandebuitenkantvande
gehelemachineverwijderen,metnamevande
motor.
Belangrijk:Ukunthetvoertuigmeteen
mildreinigingsmiddelenwaterwassen.
Maakdemachinenietschoonmeteen
hogedrukreiniger.Gebruiknietteveelwater,
zekernietindebuurtvanhetaandrijfsysteem
endemotor.Gebruikgeenhogedrukreiniger.
Hierdoorkunnenvuilenwateressentiële
onderdelenbinnendringen,zoalslagersen
elektrischeschakelaars.
3.Verwijdervuilenkafvandebuitenkantvan
dekoelribbenvandecilinderkopende
ventilatorbehuizing.
4.Controleerderem;zieDeparkeerremtesten
(bladz.52).
5.Geefhetluchtltereenonderhoudsbeurt;zie
Onderhoudvanhetluchtlter(bladz.37).
6.Smeerdemachine;zieDemachinesmeren
(bladz.34).
7.Verversdemotorolie;zieMotorolieverversen
(bladz.39).
8.Controleerdebandenspanning;zieDe
bandenspanningcontroleren(bladz.46).
9.Voorlangerestallingdientualsvolgttewerk
tegaan:
A.Voegstabilizer/conditionertoeaande
brandstofindetank;volghierbijde
aanbevelingenvandefabrikantvande
brandstofstabilizer.
B.Laatdemotor5minutenlopenom
destabilizer/conditionerdoorhet
brandstofsysteemteverspreiden.
C.Zetdemotoraf,laatdezeafkoelen,enlaat
debrandstoftankleeglopen;zieBrandstof
aftappenuitdebrandstoftank(bladz.42),of
laatdemotorlopentotdatdezeafslaat.
D.Startdemotorenlaathemlopentotdat
hijafslaat.Herhaaldeproceduremetde
chokeingeschakeld(indienvantoepassing)
totdatdemotornietmeerstart.
E.Voerbrandstofopdejuistemanieraf;
recyclenvolgensdelokalevoorschriften.
Belangrijk:Bewaarbrandstofdie
stabilizer/conditionerbevatnietlanger
danaanbevolendoordefabrikantvan
destabilizer.
10.Verwijderdebougie(s)encontroleerdetoestand
daarvan,zieBougieverwijderen(bladz.41).
11.Laatdebougie(s)uitdemotorengiet15ml
(2eetlepels)motorolieinhetbougiegat;gebruik
destartmotoromdemotortelatendraaienen
deolieindecilinderteverspreiden.
12.Monteerdebougie(s)maarsluitdekabelniet
aanopdebougie(s).
13.Controleerallebevestigingenenzetzevast.
Repareerofvervangversletenofontbrekende
delen.
14.Werkallekrassenofafgebladderde
metaaloppervlakkenbijmetlakvaneenerkende
servicedealer.
15.Staldemachineineenschone,drogegarage
ofopslagruimte.Verwijderhetsleuteltjeuit
hetcontactenbewaarhetopeenplaatsdieu
makkelijkkuntonthouden.Dekdemachineaf
omdezetebeschermenenschoontehouden.
64
Problemen,oorzaakenremedie
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Debrandstoftankisleegofde
brandstofafsluitklepgesloten.
1.Vuldebrandstoftankmetbrandstofen
opendeklep
2.Dechokehendelisnietingeschakeld.
2.Schakeldechokehendelin.
3.Eenbougiekabelzitlosofisniet
aangesloten.
3.Kabelopbougieaansluiten.
4.Debougieisaangetast,vuil,ofde
elektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
4.Plaatseennieuwebougiemeteen
correctafgesteldeelektrodenafstand.
5.Hetluchtlterisvuil.5.Voeronderhouduitophetluchtlter.
6.Erzitvuilinhetbrandstoflter.6.Brandstofltervervangen.
7.Vuil,waterofoudebrandstofinhet
brandstofsysteem.
7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Demotorstartniet,startmoeilijkofslaat
af.
8.Deafstandtussendeschakelaarsvan
hetveiligheidssysteemisnietjuist.
8.Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealer.
1.Demotoristezwaarbelast.1.Derijsnelheidverminderen.
2.Hetluchtlterisvuil.2.Voeronderhouduitophetluchtlter.
3.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.3.Hetcarterbijvullenmetolie.
4.Dekoelribbenenluchtkanalenonder
deventilatorbehuizingvandemotor
zijnverstopt.
4.Dekoelribbenenluchtkanalen
ontstoppen.
5.Debougieisaangetast,vuil,ofde
elektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
5.Plaatseennieuwebougiemeteen
correctafgesteldeelektrodenafstand.
6.Deventilatieopeninginde
brandstoftankdopisverstopt.
6.Brandstoftankdopreinigenof
vervangen.
7.Erzitvuilinhetbrandstoflter.7.Brandstofltervervangen.
Demotorverliestvermogen.
8.Vuil,waterofoudebrandstofinhet
brandstofsysteem.
8.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Demotoristezwaarbelast.1.Derijsnelheidverminderen.
2.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.2.Hetcarterbijvullenmetolie.
Demotorraaktoververhit.
3.Dekoelribbenenluchtkanalenonder
deventilatorbehuizingvandemotor
zijnverstopt.
3.Dekoelribbenenluchtkanalen
ontstoppen.
1.Hetpeilinhethydraulische
vloeistofreservoiristelaag.
1.Hydraulischevloeistofbijvulleninhet
reservoir.
2.Luchtinhethydraulischesysteem.
2.Ontluchthethydraulischesysteem.
3.Eenslippendepompaandrijfriem.3.Vervangdeaandrijfriemvandepomp.
4.Erontbreekteenveervande
spanpoelieopdeaandrijfriem.
4.Plaatseennieuweveervoorde
spanpoelievandeaandrijfriem.
Demachinedrijftnietaan.
5.Deomloopkleppenvandepompzijn
open.
5.Sluitdeomloopkleppen.Vastdraaien
meteentorsievan12tot15N·m.
1.Hetmaaimes(demaaimessen)is(zijn)
verbogenofnietinbalans.
1.Nieuwemaaimes(sen)monteren.
2.Eenbevestigingsboutvanhetmaaimes
zitlos.
2.Debevestigingsboutvanhetmaaimes
vastdraaien.
3.Debevestigingsboutenvandemotor
zittenlos.
3.Draaidemontageboutenvast.
4.Erziteenmotorpoelie,spanpoelieof
mespoelielos.
4.Desbetreffendepoelievastzetten.
5.Eriseenmotorpoeliebeschadigd.5.Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealer.
Demachinetriltabnormaal.
6.
Mesasverbogen.
6.
Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
65
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Maaimes(sen)is/zijnbot.1.Mes(sen)slijpen.
2.Maaimes(sen)verbogenofnietin
balans.
2.Nieuwemaaimes(sen)monteren.
3.Hetmaaidekstaatniethorizontaal.
3.Stelhetmaaidekhorizontaalin.
4.Deschuinstandvanhetmaaidekis
verkeerd.
4.Pasdeschuinstandaan.
5.Deonderkantvanhetmaaidekisvuil.5.Reinigdeonderkantvanhetmaaidek.
6.Debandenspanningisnietcorrect.6.Bandenopjuistespanningbrengen.
Demaaihoogteisongelijk.
7.Mesasverbogen.7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Eenaandrijfriemvandepompis
versleten,losofstuk.
1.Controleerdespanningvande
drijfriem.
2.Eenaandrijfriemvandepompisvan
depoelieaf.
2.Drijfriemmonterenenassenen
riemgeleidersopjuistestand
controleren.
3.Eenmaaidekriemisversleten,losof
stuk.
3.Plaatseennieuwedrijfriem.
4.Eenmaaidekriemisvandepoelie
afgelopen.
4.Poelievanmaaidekmonterenen
controlerenofdespanpoelie,dearm
vandespanpoelieendeveercorrect
zijngeplaatstengoedfunctioneren.
5.Eenveervandespanpoelieiskapotof
ontbreekt.
5.Veervervangen.
6.Deelektrischekoppelingisnietgoed
afgesteld.
6.Pasdeopeningvandekoppelingaan.
7.Destekkerofkabelvandekoppeling
isbeschadigd.
7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
8.Deelektrischekoppelingis
beschadigd.
8.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
9.Demessendraaiennietdoorhet
veiligheidssysteem.
9.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Messendraaienniet.
1
0.
Deaftakasschakelaarwerktnietgoed.
1
0.
Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealer.
1.Eenzekeringisdoorgebrand.
1.Vervangdezekering.Controleerde
weerstandvandespoelen,ofdeaccu
isopgeladen,hetoplaadsysteemen
deaansluitingenvandebedradingen
vervangindiennodig.
2.Lagespanningbijdekoppeling.
2.Controleerdeweerstandvande
spoelen,ofdeaccuisopgeladen,het
oplaadsysteemendeaansluitingen
vandebedradingenvervang
onderdelenindiennodig.
3.Despoelisbeschadigd.3.Vervangdekoppeling.
4.Onvoldoendestroom
4.Repareerofvervangdebedrading
vandekoppelingofhetelektrische
systeem.Reinigdecontactpuntenvan
deaansluitingen.
Dekoppelinggrijptnietaan.
5.Openingtussenrotor/armatuurte
groot.
5.Verwijderhetopvulstukofvervangde
koppeling.
66
PrivacyverklaringEEA/VK
Toro’sgebruikvanuwpersoonlijkegegevens
TheT oroCompany(“T oro”)respecteertuwrechtopprivacy.Wanneeruonzeproductenkoopt,kunnenwebepaaldepersoonlijkeinformatieoveru
verzamelen,ofwelrechtstreeksviauofwelviauwplaatselijkT orobedrijfofdealer.Torogebruiktdezeinformatieomtevoldoenaancontractuele
verplichtingenzoalshetregistrerenvanuwgarantie,hetbehandelenvanuwgarantieclaimofomcontactmetuoptenemeninhetgevalvan
terugroepactiesenvoorlegitiemezakelijkedoeleindenzoalsklanttevredenheidmeten,onzeproductenverbeterenofuproductinformatieverschaffen
dievanbelangkanzijn.T orokanuwinformatiedelenmetonzedochterondernemingen,verdelersofanderezakenpartnersinverbandmetdeze
activiteiten.Wekunnenookpersoonlijkeinformatievrijgevenvanrechtswegeofinverbandmetdeverkoop,aankoopoffusievaneenbedrijf.We
verkopenuwpersoonsgegevensnooitaananderebedrijvenvoormarketingdoeleinden.
Behoudvanuwpersoonlijkegegevens
Torobewaartuwpersoonlijkeinformatiezolangdezerelevantisvoordebovengenoemdedoeleindeneninovereenstemmingismetdewettelijke
vereisten.Gelievecontactoptenemenvia[email protected]voormeerinformatieoverdebewaarperiodesdievantoepassingzijn.
Toro’sengagementinzakeveiligheid
UwpersoonlijkeinformatiekanbehandeldwordenindeVSofeenanderlanddatmogelijksoepeleredatabeschermingswettenheeftdanhetlandwaar
uverblijft.Indienweuwinformatieoverdragennaareenanderlanddanhetlandwaaruverblijft,nemenwijdewettelijkverplichtemaatregelenom
ervoortezorgendatdeinformatieopgepastewijzewordtbeschermdenveiligwordtbehandeld.
Toegangencorrectie
Uhebthetrechtomuwpersoonlijkegegevenstecorrigerenofteraadplegen,ofzichteverzettentegendeverwerkingvanuwgegevensofdezete
beperken.Omdezerechtenuitteoefenen,gelieveeene-mailtesturennaar[email protected].AlsuzichzorgenmaaktoverdemanierwaaropTorouw
informatieheeftbehandeld,vragenwijuomdezedirecttenaanzienvanonsteuiten.Europeseburgershebbenhetrechtomeenklachtintedienen
bijhungegevensbeschermingsautoriteit.
374-0282RevC

Documenttranscriptie

Form No. 3443-227 Rev A GrandStand® Mower With 122cm Rear Discharge TURBO FORCE® Cutting Unit 72542TE GrandStand® Rasenmäher Mit 122cm Heckauswurf TURBO FORCE® Mähwerk 72542TE Tondeuse GrandStand® avec unité de coupe TURBO FORCE® de 122 cm à éjection arrière 72542TE GrandStand® maaier Met een TURBO FORCE® maai-eenheid van 122 cm met achteruitworp 72542TE www.Toro.com. *3443-227* Form No. 3443-222 Rev A GrandStand® maaier Met een TURBO FORCE® maai-eenheid van 122 cm met achteruitworp Modelnr.: 72542TE—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) *3443-222* Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. Inleiding Deze stand-on grasmaaier met draaiende messen is bedoeld voor professioneel gebruik. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders. g235457 Figuur 1 1. Locatie van het modelnummer en het serienummer. Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Modelnr.: Serienr.: Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen. Ga naar www.Toro.com voor meer informatie, inclusief veiligheidstips, instructiemateriaal, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren. Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. g000502 Figuur 2 1. Waarschuwingspictogram Belangrijk: U kunt met uw mobiel apparaat de Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie. © 2020—The Toro® Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420 2 U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com. Gedrukt in de VS Alle rechten voorbehouden Inhoud Motorolie verversen .......................................... 38 Onderhoud van de bougie ................................ 40 Vonkenvanger controleren................................ 41 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 42 Brandstof aftappen uit de brandstoftank............ 42 Brandstoftank verwijderen ................................ 42 Brandstoffilter vervangen.................................. 43 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 43 Veiligheid van het elektrisch systeem................ 43 Onderhoud van de accu.................................... 43 Onderhoud van de zekeringen.......................... 45 Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 46 De sporing afstellen .......................................... 46 De bandenspanning controleren....................... 46 Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen ........................................................ 47 Onderhoud van zwenkwielen en lagers............. 48 Opvulstuk van de koppeling verwijderen ........... 49 De wielmoeren controleren............................... 51 Onderhoud koelsysteem ..................................... 51 Luchtinlaatrooster reinigen ............................... 51 Het koelsysteem reinigen ................................. 51 Onderhouden remmen ........................................ 52 De parkeerrem testen ....................................... 52 Remmen afstellen............................................. 52 Onderhoud riemen .............................................. 52 De riemen controleren ...................................... 52 Drijfriem van maaidek vervangen...................... 52 De transmissieriem vervangen ......................... 54 Onderhoud bedieningsysteem ............................ 55 Rijhendels afstellen .......................................... 55 Onderhoud hydraulisch systeem ......................... 56 Veiligheid van het hydraulische systeem........... 56 Specificaties van het hydraulische systeem ........................................................ 56 Hydraulische vloeistof controleren .................... 56 De hydraulische vloeistof en filters vervangen ..................................................... 56 Hydraulische systeem ontluchten ..................... 58 Onderhoud van het maaidek ................................ 58 Veiligheid van de messen ................................. 58 Onderhoud van de maaimessen ....................... 58 Maaidek horizontaal stellen .............................. 60 De hefveer van het maaidek afstellen ............... 63 Reiniging ............................................................. 63 De onderkant van het maaidek reinigen ............ 63 De achterwielmotoren reinigen ......................... 63 Afval afvoeren .................................................. 63 Stalling .................................................................... 64 Veiligheid tijdens opslag ................................... 64 Reinigen en opslaan ......................................... 64 Problemen, oorzaak en remedie ............................. 65 Schema's ................................................................ 67 Veiligheid .................................................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 4 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 4 Algemeen overzicht van de machine ......................... 9 Bedieningsorganen ........................................... 9 Specificaties .................................................... 10 Werktuigen/accessoires ................................... 10 Voor gebruik .........................................................11 Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk ...............................................................11 Brandstof bijvullen .............................................11 Dagelijks onderhoud uitvoeren ......................... 12 Een nieuwe machine inrijden ............................ 12 Het veiligheidssysteem gebruiken .................... 12 Tijdens gebruik .................................................... 13 Veiligheid tijdens het werk................................. 13 Parkeerrem gebruiken ...................................... 15 De aftakasschakelaar bedienen ....................... 16 De gashendel bedienen.................................... 17 De choke bedienen .......................................... 17 De contactschakelaar bedienen ....................... 18 Motor starten .................................................... 19 De motor afzetten ............................................. 19 Het platform bedienen ...................................... 20 Vooruit- en achteruitrijden................................. 20 Maaihoogte instellen......................................... 22 Gewichten gebruiken........................................ 22 Na gebruik ........................................................... 23 Veiligheid na het werk ....................................... 23 De brandstofafsluitklep gebruiken..................... 23 Machine met de hand duwen ............................ 24 De machine transporteren ................................ 24 Onderhoud .............................................................. 26 Veiligheid bij onderhoud.................................... 26 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 26 Procedures voorafgaande aan onderhoud ........... 28 Het kussen losmaken om toegang te krijgen tot de achterzijde........................................... 28 Het motorscherm en het schermaanhangsel openmaken ................................................... 28 Het motorscherm en het schermaanhangsel sluiten ........................................................... 29 De linker drijfriemkap verwijderen ..................... 30 De rechter drijfriemkap verwijderen .................. 31 De rechter drijfriemkap monteren...................... 32 De linker drijfriemkap monteren ........................ 33 Smering ............................................................... 34 De machine smeren.......................................... 34 De spanpoelie voor de torsie smeren ................ 34 Draaipunten van de voorste zwenkwielen smeren.......................................................... 35 De zwenkwielnaven smeren ............................. 35 Rijhendels smeren met vet ............................... 36 Onderhoud motor ................................................ 37 Veiligheid van de motor..................................... 37 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 37 3 Veiligheid • Hou omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen. Laat enkel mensen die verantwoordelijk en getraind zijn en die bovendien vertrouwd zijn met de instructies en fysiek ertoe in staat zijn de machine bedienen. Deze machine is ontworpen met inachtneming van EN ISO 5395. Algemene veiligheid • Stop de machine, schakel de motor uit en verwijder het contactsleuteltje voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine, brandstof bijvult of verstoppingen verwijdert. Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen. Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel. • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine. • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken. • Blijf uit de buurt van de afvoeropening. Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang beschadigde en ontbrekende stickers. decaloemmarkt Merkteken van fabrikant 1. Dit merkteken geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro maaimachine is. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op een afstand. 7. Draag oogbescherming – explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 8. Accuzuur kan ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. decal106-5517 106-5517 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 10. Bevat lood; niet weggooien. 4 decal116-8283 116-8283 decal131-3521 131-3521 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 75 tot 81 N·m. 1. Maaihoogte decal116-8775 116-8775 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Vullen tot de onderkant van de vulbuis; de tank niet te vol gieten. decal131-3524 131-3524 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Peil koude vloeistof 131-3528 2. Transmissievloeistof decal131-3507 131-3507 1. Lees de Gebruikershandleiding. 15A 2. Riemspanner 15A 10A 7.5A decal131-3528 131-3528 1. Contactschakelaar – 15 A 2. Aansluitpunt accessoire – 15 A 5 3. Aftakas – 10 A 4. Infocenter – 7,5 A decal139-5557 139-5557 decal131-3536 131-3536 1. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 1. Accu 2. Tijd 4. Parkeerrem 5. Motor – Starten 3. Aftakasschakelaar 6. Schakel de rijhendels in. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal133-4641 133-4641 1. Waarschuwing – Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. decal133-4665 133-4665 1. Kantelgevaar – Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 10°; gebruik de machine niet dwars op hellingen van meer dan 15°. 6 3. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal139-5571 139-5571 1. Luchtfilter van motor – Om de 50 bedrijfsuren controleren; om de 200 bedrijfsuren vervangen 4. Oliefilter van motor – Om de 8 bedrijfsuren controleren; om de 100 bedrijfsuren vervangen 2. Bandendruk – Om de 5. Lees de Gebruikershand50 bedrijfsuren controleren leiding alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 3. Transmissievloeistof – Om de 50 bedrijfsuren controleren; om de 500 bedrijfsuren vervangen decal131-3526 131-3526 5. Achteruit 1. Aftakas – uitgeschakeld 2. Snel 6. Tractie-aandrijving 3. Langzaam 7. Schakel de rijhendels in. 4. Neutraalstand 7 decal139-5556 139-5556 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 5. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 2. Waarschuwing—Gebruik de machine uitsluitend als u hiervoor 6. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor instructie hebt ontvangen. af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine verlaat of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 3. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 7. Kantelgevaar – Gebruik geen dubbele oprijplaat bij het laden op een aanhanger. Gebruik een enkele oprijplaat die breed genoeg is voor de machine. Rij achteruit de oprijplaat op en rij vooruit de oprijplaat af. 4. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 8. Kantelgevaar – Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen of water; blijf uit de buurt van steile hellingen. decal140-4258 140-4258 1. Parkeerrem – vrijgesteld 4. Uit 2. Parkeerrem – ingeschakeld 5. Motorsnelheid – snel 3. Aan 6. Motorsnelheid – langzaam 8 Algemeen overzicht van de machine Bedieningspaneel g301785 Figuur 4 g273599 Figuur 3 1. Voorste zwenkwiel 2. Motor 3. Bedieningspaneel 4. Rijhendels 5. Hydraulische tank 1. Brandstoftankdop 7. Contactschakelaar 2. Chokeklep 8. Gashendel 3. Parkeerremhendel 9. Maaihoogtehendel 4. Dop van hydraulische tank 10. Pen voor de maaihoogte 6. Stootkussen voor bestuurder 7. Brandstoftank 8. Platform (omlaag geklapt) 9. Accu 5. Urenteller 11. Rijhendel 6. Aftakasschakelaar 12. Referentiebalk Aftakasschakelaar 10. Maaidek Gebruik de aftakasschakelaar om de maaimessen in en uit te schakelen of om aangedreven werktuigen te starten en te stoppen (Figuur 4); zie De aftakasschakelaar bedienen (bladz. 16). Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. 9 Urenteller Rijhendels De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 5). De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en achteruit te laten rijden en om bochten naar links of naar rechts te maken (Figuur 4). Brandstofklep Sluit de brandstofafsluitklep wanneer u de machine transporteert of stalt; zie De brandstofafsluitklep gebruiken (bladz. 23). Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. g216020 Figuur 5 1. Symbolen veiligheidssysteem Maaibreedte 122 cm Breedte 127 cm Lengte met platform omlaag 191 cm Lengte met platform omhoog 155 cm Hoogte 122 cm Gewicht 415 kg 3. Urenteller 2. Acculampje Indicators veiligheidssysteem De symbolen op de urenteller geven met een zwarte driehoek aan dat het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt (Figuur 5). Accu-indicatielampje Werktuigen/accessoires Als u het sleuteltje gedurende een paar seconden in de stand AAN zet, wordt de accuspanning weergegeven in het gebied waar normaal de uren worden weergegeven. Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires. Het acculampje wordt ingeschakeld wanneer u het sleuteltje naar de stand AAN draait en wanneer de lading zich onder het juiste bedrijfsniveau bevindt (Figuur 5). Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. Gashendel De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van LANGZAAM tot SNEL (Figuur 4). Chokeknop Gebruik de chokeknop om een koude motor te starten. Trek de chokeknop omhoog om deze in te schakelen. Druk de chokeknop omlaag om deze uit te schakelen. Contactschakelaar De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START . Zie Motor starten (bladz. 19). 10 Gebruiksaanwijzing Voor gebruik Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk Algemene veiligheid • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine nooit gebruiken. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici. • • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, vult met brandstof, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de • motor snel kunt stoppen. • Controleer de aanwezigheid en goede werking van de dodemansinrichtingen, veiligheidsschakelaars en afschermingen. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. • • Controleer voordat u begint te maaien altijd de machine om zeker te zijn dat de messen, de mesbouten en het maaimechanisme in goede staat zijn. • • Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die de machine kan uitwerpen. • • Inspecteer het terrein om na te gaan welke accessoires en werktuigen nodig zijn om de machine veilig en goed te gebruiken. • Brandstofveiligheid • • Brandstof is uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. – Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. – Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd brandstof uit de buurt van open vuur en vonken. – Als de motor draait of heet is, mag de brandstoftankdop niet worden verwijderd en mag de tank niet met brandstof worden bijgevuld. – Probeer de motor niet te starten als u brandstof morst. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt zijn totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. – Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. – Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. – Houd uw handen en gezicht uit de buurt van het vulpistool en de opening van de brandstoftank. – Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid. Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn. Vul brandstofvaten niet in een voertuig, vrachtwagen of op een aanhanger met kunststof beplating. Plaats vaten die u wilt vullen altijd op de grond, uit de buurt van uw voertuig. Laad de machine uit de vrachtwagen of aanhanger en vul deze bij met brandstof wanneer ze op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, vul dan brandstof bij met een draagbaar vat in plaats van met een vulpistool van een pomp. Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt. Houd het vulpistool in contact met de rand van de benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool. Als u brandstof morst op uw kleding dient u zich onmiddellijk om te kleden. Eventueel gemorste brandstof opnemen. Doe de brandstoftank nooit te vol. Plaats de brandstofdop terug en maak hem stevig vast. Brandstof bijvullen – Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof tot ontbranding kan brengen, moet u het benzinevat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object. Aanbevolen brandstof • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), 11 loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). • Ethanol: benzine met maximaal 10 vol.% ethanol of 15 vol.% MTBE (methyl tertiaire butylether) is geschikt. Ethanol en MTBE zijn verschillende stoffen. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet goedgekeurd voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie. • Geen benzine gebruiken die methanol bevat. g038312 • Tijdens de winter geen brandstof bewaren Figuur 6 in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. • Meng nooit olie door benzine. Gebruik van stabilizer/conditioner Dagelijks onderhoud uitvoeren Gebruik stabilizer/conditioner in de machine om de brandstof langer vers te houden; volg de aanbevelingen van de fabrikant van de stabilizer op. Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit beschreven in Onderhoud (bladz. 26). Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven Een nieuwe machine inrijden die methanol of ethanol bevatten. Voeg de hoeveelheid stabilizer/conditioner toe aan de verse brandstof volgens de voorschriften van de fabrikant van de stabilizer. Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor de motor extra wordt belast. Houd er rekening mee dat een nieuwe machine een inrijperiode van 40 tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te ontwikkelen voor de beste prestaties. Brandstoftank vullen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de tankdop. 4. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis. Het veiligheidssysteem gebruiken WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben voor de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt. Opmerking: Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. 5. Draai de tankdop stevig vast. Neem eventueel gemorste brandstof op. 12 Werking van het veiligheidssysteem 5. Het veiligheidssysteem is bedoeld om het inschakelen van de aftakas alleen mogelijk te maken wanneer u 1 van de volgende doet: Blijf de rijhendel in de middelste, onvergrendelde stand houden en druk op de stand AAN op de aftakasschakelaar. Opmerking: De koppeling en de maaimessen/het werktuig moeten ingeschakeld worden. • Zet één van de rijhendels in de middelste, 6. onvergrendelde stand. Beweeg of zet de rijhendels vrij in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . • Druk op de stand AAN op de aftakasschakelaar. Opmerking: De messen/het werktuig moeten Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de maaimessen/het werktuig worden uitgeschakeld als u de rijhendels beweegt of vrijzet in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . tot stilstand komen en de motor moet blijven draaien. De urenteller is voorzien van symbolen om de gebruikers op de hoogte te stellen dat de onderdelen van het veiligheidssysteem in de juiste stand staan. Als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt, wordt er een driehoekje verlicht in het betreffende hokje (Figuur 7). 7. Druk op de stand UIT op de aftakasschakelaar en beweeg een van de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand. 8. Blijf de rijhendel in de middelste, onvergrendelde stand houden en druk op de stand AAN op de aftakasschakelaar. Opmerking: De koppeling en de maaimessen/het werktuig moeten ingeschakeld worden. 9. Druk op de stand UIT op de aftakasschakelaar. Opmerking: De messen/het werktuig moeten tot stilstand komen. 10. Druk terwijl de motor loopt op de stand AAN op de aftakasschakelaar zonder een van de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand te houden. Opmerking: De messen/het werktuig mogen niet ingeschakeld worden. g031282 Figuur 7 1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt. Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Het veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Algemene veiligheid Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine gebruikt. • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen. Opmerking: Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer. 1. Start de motor; zie Motor starten (bladz. 19). 2. Zet de rijhendels in de middelste, ontgrendelde stand. • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen. Opmerking: De messen/het werktuig en de • Geef uw volledige aandacht als u de machine motor moeten tot stilstand komen. 3. Start de motor en zet de parkeerrem vrij. 4. Zet één van de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand. gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd. 13 • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder • • • • • • • • • • • • • • • de invloed van alcohol of drugs bent. Vervoer nooit passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren weg van de machine terwijl deze wordt gebruikt. Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is. Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met het mes en ernstig letsel oplopen. Gebruik de machine niet in vochtige omstandigheden. Voordat u de motor start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt. Zorg ervoor dat u stevig staat wanneer u deze machine gebruikt, in het bijzonder als u achteruitrijdt. Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheden. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening. Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is. Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren. Stop de maaimessen als u niet daadwerkelijk maait. Stop de machine, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het maaidek of het werktuig controleert nadat u een voorwerp hebt geraakt of wanneer de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang. Schakel de maai-eenheid uit en stop de motor voordat u de maaihoogte wijzigt (tenzij u deze kunt aanpassen vanuit de bestuurderspositie). Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing. Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien. Doe het volgende voordat u de bestuurderspositie verlaat (inclusief het legen van de grasvangers of deblokkeren van het kanaal): – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Schakel de vermogenaftakas uit. • • • – Stel de parkeerrem in werking. – Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. – Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. In de volgende gevallen moet u de machine en de aandrijving van de maai-eenheid uitschakelen: – voordat u brandstof gaat bijvullen – voordat u verstoppingen verwijdert – voordat u de maai-eenheid controleert, schoonmaakt of er onderhoud aan verricht – als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maai-eenheid op beschadiging en repareer deze indien nodig voordat u de machine start en gebruikt – Voordat u de bedieningsplek verlaat De machine niet gebruiken als sleepvoertuig. Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires en werktuigen. De machine veilig gebruiken op hellingen • Het maaien op hellingen is een belangrijke • • 14 factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken: – Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt. – Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling. Werk zijdelings op hellingen, nooit de helling op en neer. Werk niet op te steile of natte hellingen. Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en Parkeerrem gebruiken landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik op die locaties een loopmaaier of handgedragen gereedschap. Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. Voor elke gebruik moet u de juiste werking van de parkeerrem controleren. • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting. Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen; zie Remmen afstellen (bladz. 52). • Gebruik een machine niet in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien. Trek de hendel van de parkeerrem naar achteren in om deze in te schakelen (Figuur 8). Duw de parkeerremhendel naar voren om deze uit te schakelen. • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. • Wees extra voorzichtig bij het gebruik van accessoires of hulpstukken. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Volg de instructies voor gebruik van contragewichten op. g009465 Figuur 8 1. Parkeerrem: ingeschakeld • Als u de beheersing over de machine verliest, stap er dan af en loop weg in de tegenovergestelde richting van de rijrichting van de machine. 15 2. Parkeerrem: vrijgesteld De maaimessen uitschakelen (aftakas) De aftakasschakelaar bedienen Figuur 10 en Figuur 11 tonen 2 manieren om de maaimessen uit te schakelen. Gebruik de aftakasschakelaar in combinatie met de rijhendels om de maaimessen in en uit te schakelen. De maaimessen inschakelen (aftakas) g301401 Figuur 10 g031593 Figuur 11 g301277 Figuur 9 Opmerking: Als u de maaimessen uitschakelt door de rijhendels los te laten, kunt u de messen opnieuw inschakelen door op de stand AAN van de schakelaar te drukken (Figuur 9) zonder eerst op de stand UIT te drukken. 16 De gashendel bedienen De choke bedienen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 12). Gebruik de choke om een koude motor te starten. 1. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 13). 2. Druk de knop van de choke omlaag om deze weer uit te schakelen nadat de motor is gestart (Figuur 13). Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. g008946 Figuur 12 17 De contactschakelaar bedienen Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging 15 seconden wachten. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. Opmerking: Mogelijk moet u verschillende keren proberen om de motor te starten als u de motor voor het eerst start nadat het brandstofsysteem helemaal zonder brandstof heeft gezeten. g008959 Figuur 13 1. AAN g031239 2. UIT Figuur 14 g031281 Figuur 15 18 Motor starten De motor afzetten Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer VOORZICHTIG dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging 15 seconden wachten. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Opmerking: Mogelijk moet u verschillende keren proberen om de motor te starten als u de motor voor het eerst start nadat het brandstofsysteem helemaal zonder brandstof heeft gezeten. Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de bestuurderspositie verlaat. Laat de motor 60 seconden stationair draaien met een lage snelheid (schildpad) voordat u de contactsleutel naar UIT draait. g339443 g301288 Figuur 16 Figuur 17 Belangrijk: Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten voordat u de machine transporteert of stalt om een brandstoflek te voorkomen. Voordat u de machine stalt, moet u de bougie(s) losmaken om te voorkomen dat iemand per ongeluk de machine start. 19 Het platform bedienen • bij gebruik van de machine in de meeste U kunt de machine gebruiken met het platform omhoog of omlaag. U kunt zelf beslissen welke stand u verkiest. • het maaien op hellingen • het afrijden van een helling omgevingen Om het platform omlaag te brengen, drukt u het platform naar voren tegen het kussen zodat de spanning op de vergrendelpen afneemt en trekt u vervolgens aan de knop om het platform omlaag te brengen (Figuur 18). WAARSCHUWING Het bestuurdersplatform is zwaar en kan letsel veroorzaken wanneer u het omhoog of omlaag brengt. Breng het bestuurdersplatform voorzichtig omhoog of omlaag: u kunt gewond raken als u het plots laat vallen. • Houd vingers en handen uit de buurt van het scharnierende gedeelte van het platform als het platform omhoog of omlaag wordt bewogen. • Zorg ervoor dat het platform wordt ondersteund als u de vergrendelpen eruit trekt. • Zorg ervoor dat de vergrendeling het platform houdt als u het inklapt. Druk het platform goed aan zodat de vergrendelpen op de juiste plaats vastklikt. • Houd omstanders op afstand van de machine als u het platform omhoog of omlaag brengt. g031026 de machine bedienen met het platform omhoog Figuur 18 1. Platform omhoog Gebruik de machine met het platform omhoog in de volgende gevallen: 3. De knop uittrekken om het platform vrij te zetten. 2. Platform omlaag • als u de machine gebruikt in de buurt van steile randen Vooruit- en achteruitrijden • als u de machine gebruikt op te kleine oppervlakten • als u de machine gebruikt op plaatsen met laag Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de beste prestaties te verkrijgen. overhangende takken of obstakels • als u de machine laadt voor transport • als u een helling oprijdt Belangrijk: Rijd de machine achterwaarts over Om het platform omhoog te brengen, moet u de achterzijde van het platform omhoog trekken zodat de vergrendelpen en -knop op hun plaats vastklikken. Druk het platform goed aan zodat de vergrendelpen op de juiste plaats vastklikt. stoepen met enkel één wiel. Voorwaarts over stoepen rijden, kan de machine beschadigen. VOORZICHTIG De machine bedienen met het platform omlaag De machine kan erg snel draaien. U kunt daarbij de controle over de machine verliezen, wat kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. Gebruik de machine met het platform omlaag in de volgende gevallen: Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. 20 Vooruitrijden 1. Schakel de parkeerrem uit; zie Parkeerrem gebruiken (bladz. 15). 2. Zet de rijhendels in de middelste, ontgrendelde stand. g273674 Figuur 20 Achteruitrijden g030983 Figuur 19 1. Voorste referentiebalk 4. Rechter rijhendel 1. 2. Linker rijhendel 5. Rechter rijhendel in de VERGRENDELDE Zet de beide rijhendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Beweeg de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 21). NEUTRAALSTAND 3. Rechterreferentiebalk 6. Linker rijhendel in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND 3. Beweeg de rijhendels langzaam naar voren (Figuur 20). Opmerking: De motor slaat af als u een rijhendel beweegt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld. Opmerking: Hoe verder u de rijhendels in een van beide richtingen beweegt, des te sneller de machine in de gewenste richting rijdt. Opmerking: Om te stoppen, zet u beide rijhendels terug in de NEUTRAALSTAND . g273673 Figuur 21 21 Maaihoogte instellen Gewichten gebruiken U kunt de maaihoogte instellen van 38 tot 127 mm, in stappen van 6 mm. • Bevestig gewichten om de balans te verbeteren. U kunt gewichten toevoegen of verwijderen naar uw voorkeur of om optimale prestaties te bereiken bij verschillende werkomstandigheden. Opmerking: Als u een maaihoogte van minder dan 51 mm gebruikt, verslijt de riem van het maaidek sneller. Kies indien mogelijk steeds een maaihoogte van meer dan 51 mm. • 1 gewicht toevoegen of verwijderen tot u de gewenste hantering en balans vindt. • Raadpleeg de Gebruikershandleiding van werktuigen voor de aanbevolen gewichten. Opmerking: Neem contact op met een erkende Service Dealer om een set gewichten te bestellen. WAARSCHUWING Overmatige gewichtsveranderingen kunnen de hantering en de bediening van de machine beïnvloeden. Dit kan ernstig letsel bij u of omstanders tot gevolg hebben. • Voer gewichtsveranderingen slechts in kleine stappen uit. • Controleer de machine na elke gewichtsverandering om er zeker van te zijn dat u de machine veilig kan bedienen. g267253 Figuur 22 22 Na gebruik De brandstofafsluitklep gebruiken Veiligheid na het werk Sluit de brandstofafsluitklep tijdens transport, onderhoud en opslag (Figuur 23). Algemene veiligheid Controleer of de brandstofafsluitklep geopend is als u de motor start. • Schakel altijd de machine uit, verwijder het contactsleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze afstelt, schoonmaakt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheden, de geluiddempers en het motorcompartiment om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op. g273676 • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten voordat u de machine stalt of transporteert. • Schakel de aftakas uit wanneer u de machine transporteert of niet gebruikt. • Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat. • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. • Zet de machine goed vast met spanbanden, g031238 Figuur 23 kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen. 1. AAN 23 2. UIT Machine met de hand duwen De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Raadpleeg de lokale vereisten inzake aanhangwagens en de bevestiging van machines. Dankzij de omloopventielen kunt u de machine met de hand duwen zonder dat de motor loopt. Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Sleep de machine niet: dit kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. Belangrijk: Start of bedien de machine niet terwijl de omloopkleppen geopend zijn. Dit kan schade aan het systeem veroorzaken. WAARSCHUWING Rijden op de weg zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig' is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken. Rijd niet met de machine op de openbare weg. Een aanhanger kiezen WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken (Figuur 25). • Gebruik één oprijplaat over de volledige breedte. Gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine. • Zorg ervoor dat de oprijplaat minstens 4 keer zo lang is als de afstand van de laadbak van de vrachtwagen of aanhanger tot de grond. g301290 Figuur 24 24 3. Breng de oprijplaat naar beneden (Figuur 25). 4. Breng het platform omhoog. Belangrijk: Laat het platform altijd omhoog wanneer u de machine van of op een aanhanger rijdt. 5. Rij de machine achteruit op de oprijplaat (Figuur 26). g031405 Figuur 26 1. Rij de machine achteruit op de oprijplaat. g229507 Figuur 25 1. Oprijplaat over volledige breedte in opslagstand. 3. H = Afstand van de laadbak van de vrachtwagen of aanhanger tot de grond. 2. De hellingbaan is minstens 4. Aanhanger 4 keer zo lang als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond 2. Stap met de machine vooruit van de oprijplaat. 6. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking. 7. Zet de machine vast bij de voorste zwenkwielen en de achterbumper; gebruik hierbij spanbanden, kettingen, kabels of touwen (Figuur 27). Raadpleeg de lokale vereisten inzake de bevestiging van machines. De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en stap er vooruit af. g273707 Figuur 27 1. Bindogen • U mag niet abrupt versnellen of vertragen als u de machine een hellingbaan opof afrijdt, omdat anders de machine kan kantelen of u de controle over de machine kunt verliezen. 1. Als u een aanhanger gebruikt, bevestig deze dan aan het sleepvoertuig en sluit de veiligheidskettingen aan. 2. Sluit indien van toepassing de remmen en verlichting van de aanhanger aan. 25 Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het contactsleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het contactsleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Veiligheid bij onderhoud • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de aandrijvingen, de geluiddemper en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op. • Doe het volgende voordat u de machine afstelt, schoonmaakt, verlaat of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht: • Controleer regelmatig de onderdelen van de – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. grasvanger en vervang ze wanneer ze versleten of beschadigd zijn. – Schakel de aandrijvingen uit. • Vertrouw niet op een hydraulisch systeem om de – Stel de parkeerrem in werking. machine te ondersteunen; ondersteun de machine altijd met kriksteunen. – Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen stevig vastzitten. Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende onderdelen en stickers. Zorg dat alle bevestigingsmiddelen goed vastzitten om te verzekeren dat de machine veilig kan worden gebruikt. – Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. – Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. • Laat personeel dat niet bekend is met de • Om de beste prestaties te verkrijgen en er instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren. zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt. • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. • Controleer de werking van de parkeerrem regelmatig. Indien nodig moet u de rem afstellen en een onderhoudsbeurt geven. • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of ze goed werken. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. Na de eerste 50 bedrijfsuren • De hydraulische filters en vloeistof vervangen. Na de eerste 100 bedrijfsuren • De wielmoeren controleren. 26 Onderhoudsinterval Bij elk gebruik of dagelijks Om de 50 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Controleer het veiligheidssysteem. • Oliepeil controleren. • Maak het luchtinlaatrooster schoon (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Reinig de koelventilatoren en schermen van de transmissie. • De parkeerrem testen. • Controleer de maaimessen. • De onderkant van het maaidek reinigen. • Verwijder vuil van de achterwielmotoren. • Controleer de vonkenvanger (indien aanwezig). • De bandenspanning controleren. • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. • • • • • Om de 100 bedrijfsuren De motorolie verversen. De bougies controleren, reinigen en afstellen. Controleer de accu. Controleer de koppeling. Controleer en reinig de koelribben en de uitlaatringen van de motor (vaker in vuile of stoffige omstandigheden). • Controleer de drijfriem(en) van het maaidek. Om de 200 bedrijfsuren • Het motoroliefilter vervangen. Om de 250 bedrijfsuren • Vervang het voorfilter (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Controleer het binnenste luchtfilter (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 300 bedrijfsuren • Klepspeling controleren en afstellen. Neem contact op met een erkende Service Dealer. Om de 500 bedrijfsuren • Vervang het binnenste luchtfilter (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Stel de lager van het draaipunt van het zwenkwiel af. • De hydraulische filters en vloeistof vervangen. Om de 800 bedrijfsuren • Brandstoffilter vervangen. Om de 1000 bedrijfsuren • De transmissieriem vervangen. Vóór de stalling • Werk beschadigde oppervlakken bij. • Alle bovengenoemde onderhoudsprocedures moeten worden uitgevoerd voordat de machine wordt opgeslagen. • Werk beschadigde oppervlakken bij. • Alle bovengenoemde onderhoudsprocedures moeten worden uitgevoerd voordat de machine wordt opgeslagen. Jaarlijks • De draaipunten van de voorste zwenkwielen smeren (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • De zwenkwielnaven smeren. • Rijhendels smeren met vet. • Breng anti-seize smeermiddel aan op de knoppen van het kussen. Belangrijk: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. 27 Procedures voorafgaande aan onderhoud Het motorscherm en het schermaanhangsel openmaken 1. Het kussen losmaken om toegang te krijgen tot de achterzijde Verwijder de bout en de borstmoer waarmee het motorscherm is bevestigd aan het schermaanhangsel (Figuur 29). Het stootkussen kan worden losgemaakt om toegang te krijgen tot de achterzijde van de machine en onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren. 1. Breng het platform omlaag. 2. Zet de draaiknoppen aan weerszijden van de machine los (Figuur 28). g279539 Figuur 29 1. Bout en borstmoer g032556 2. Motorscherm Figuur 28 1. Draaiknop 2. 2. Kussen 3. Verwijder het stoorkussen en laat het zakken op het platform. 4. Voer de onderhoudswerkzaamheden uit op de machine of pas de instellingen aan. 5. Breng het kussen omhoog en schuif het op de pennen aan beide zijden van de machine. 6. Draai de knoppen vast. Kantel het motorscherm naar voren zoals afgebeeld in Figuur 30. g279542 Figuur 30 28 3. Het motorscherm en het schermaanhangsel sluiten Verwijder de 2 bouten (5/16" x 1") en de riemkap (Figuur 31). 1. Monteer het schermaanhangsel zoals getoond in Figuur 32. Draai de moeren vast met een torsie van 20 tot 25 N·m. 2. Monteer de riemkap zoals getoond in Figuur 31. Draai de bouten vast met een torsie van 20 tot 26 N·m. 3. Kantel het motorscherm naar achteren zoals afgebeeld in Figuur 33. g279540 Figuur 31 2. Riemkap 1. Bout – 5/16" x 1" (2) 4. Verwijder de zeskantige moer (5/16") en de moer (5/16") waarmee het schermaanhangsel is bevestigd aan de slotbouten (Figuur 32). Verwijder het schermaanhangsel. g279543 Figuur 33 4. g279541 Figuur 32 1. Zeskantige moer (5/16") 3. Moer (5/16") 2. Schermaanhangsel 4. Slotbout (5/16" x 4") 29 Bevestig het motorscherm aan het schermaanhangsel met de bout en borstmoer zoals getoond in Figuur 29. De linker drijfriemkap verwijderen 1. Verwijder de 2 flenskopschroeven waarmee de kap van de riemspanner is bevestigd aan de linker drijfriemkap en verwijder de kap van de riemspanner (Figuur 34). g270474 Figuur 36 1. Slotbout 3. Linker drijfriemkap 2. Linker CE-kap 4. Flensborgmoer 4. Verwijder de 3 bouten waarmee de linker drijfriemkap is bevestigd aan het maaidek en verwijder de kap (Figuur 37). g270487 Figuur 34 1. Flenskopschroef (¼" x ⅝") 3. Linker drijfriemkap 2. Kap van riemspanner 2. Verwijder de bout waarmee de flenzen van de drijfriemkap bevestigd zijn zoals getoond in Figuur 35. g270486 Figuur 35 1. Rechter drijfriemkap 3. Flenskopschroef (linker en rechter drijfriemkap) g270488 Figuur 37 2. Flens (Linker drijfriemkap) 3. 1. Bouten Verwijder de 2 slotbouten en de 2 borgmoeren waarmee de linker CE-kap zijn bevestigd aan de linker drijfriemkap (Figuur 36). 30 2. Linker drijfriemkap De rechter drijfriemkap verwijderen 1. Verwijder de 2 slotbouten en de 2 borgmoeren waarmee de rechter CE-kap is bevestigd aan de rechter drijfriemkap (Figuur 38). g270475 Figuur 38 1. Flensborgmoer 3. Rechter CE-kap 2. Rechter drijfriemkap 4. Slotbout g270489 2. Figuur 39 Verwijder de 2 bouten en de flenskopschroef waarmee de rechter drijfriemkap is bevestigd aan het maaidek en verwijder de kap (Figuur 39). 31 1. Rechter drijfriemkap 3. Maaidek 2. Bout 4. Flenskopschroef De rechter drijfriemkap monteren 1. 2. Monteer de rechter drijfriemkap aan het maaidek (Figuur 40) met de 2 bouten die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 30). Monteer de rechter CE-kap aan de rechter drijfriemkap (Figuur 41) met de 2 slotbouten en 2 borgmoeren die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 30). g270475 Figuur 41 g270504 Figuur 40 1. Rechter drijfriemkap 3. Maaidek 2. Bout 4. Flenskopschroef 32 1. Flensborgmoer 3. Rechter CE-kap 2. Rechter drijfriemkap 4. Slotbout De linker drijfriemkap monteren 1. Monteer de linker drijfriemkap aan het maaidek (Figuur 42) met de 3 bouten die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 30). g270474 Figuur 43 1. Slotbout 3. Linker drijfriemkap 2. Linker CE-kap 4. Flensborgmoer 3. Bevestig de flenzen van de drijfriemkap met de flenskopschroef (Figuur 44) die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 30). g270503 Figuur 42 1. Bouten 2. Linker drijfriemkap g270486 Figuur 44 2. Monteer de linker CE-kap aan de linker drijfriemkap (Figuur 43) met de 2 slotbouten en 2 borgmoeren die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 30). 1. Rechter drijfriemkap 3. Flenskopschroef (linker en rechter drijfriemkap) 2. Flens (Linker drijfriemkap) 4. 33 Monteer de kap van de riemspanner aan de linker drijfriemkap met de 2 flenskopschroeven die hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 30), zoals getoond in Figuur 45. Smering De machine smeren Smeer met nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis. g270487 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Reinig de smeernippels met een doek. Figuur 45 1. Flenskopschroef (¼" x ⅝") Opmerking: Indien nodig verf van de voorkant 3. Linker drijfriemkap van de nippel(s) afkrabben. 2. Kap van riemspanner 4. Zet een smeerpistool op de nippel. 5. Spuit vet in de nippels totdat er nieuw vet bij de lagers naar buiten komt. 6. Overtollig vet wegvegen. De spanpoelie voor de torsie smeren Belangrijk: Gebruik uitsluitend smeervet dat geschikt is voor hoge temperaturen. Gebruik geen universeel smeervet. 34 1. Maak het motorscherm open; zie Het motorscherm en het schermaanhangsel openmaken (bladz. 28). 2. Verwijder de linker drijfriemkap, zie De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 30). 3. Smeer de spanpoelie voor de torsie van het maaidek; breng hiervoor smeervet dat geschikt is voor hoge temperaturen aan op de smeernippel afgebeeld in Figuur 46. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het zwenkwiel uit de zwenkwielvorken. 4. Verwijder de afdichtinghouders uit de wielnaaf (Figuur 47). g273838 Figuur 46 1. Smeernippel g006115 Figuur 47 4. Monteer de linker drijfriemkap; zie De linker drijfriemkap monteren (bladz. 33). 1. Afdichtinghouder 5. Sluit het motorscherm; zie Het motorscherm en het schermaanhangsel sluiten (bladz. 29). 5. tussen de afstandsmoeren en de as. Verwijder de as (terwijl de andere afstandsmoer er nog aan bevestigd is) van de wielconstructie. Onderhoudsinterval: Jaarlijks 6. Verwijder de stofkap en stel de draaipunten van de zwenkwielen bij; zie Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen (bladz. 47). Wrik de afdichtingen los, inspecteer de lagers op slijtage of beschadigingen en vervang deze indien nodig. 7. Smeer de lagers met smeervet voor algemene doeleinden. Opmerking: Plaats de stofkap pas terug als u 8. Plaats 1 lager en 1 nieuwe afdichting in het wiel. Type vet: vet op lithium- of molybdeenbasis klaar bent met het smeren van de draaipunten van de zwenkwielen. 2. Verwijder de zeskantige plug. 3. Schroef een smeernippel (¼" - 28 tapse schroefdraad) in de opening. 4. Pomp smeervet in de smeernippel totdat er vet bij het bovenste lager naar buiten komt. 5. Trek de smeernippel uit de opening. 6. Plaats de zeskantige plug en de stofkap. Opmerking: Vervang de pakkingen. 9. Als beide afstandsmoeren van de as zijn verwijderd (of afgebroken), breng dan afdichtkit aan op 1 van de afstandsmoeren en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. Opmerking: Draai de afstandsmoer niet volledig tot het einde van de as. Laat een afstand van ongeveer 3 mm vrij tussen het buitenste oppervlak van de afstandsmoer en het einde van de as binnen de moer. De zwenkwielnaven smeren 10. Plaats de as met de moer in het wiel aan de zijde van het wiel met de nieuwe afdichting en het nieuwe lager. 11. Laat het open uiteinde van het wiel omhoog wijzen en vul het gebied rond de as aan de binnenzijde van het wiel met smeervet voor algemene doeleinden. Onderhoudsinterval: Jaarlijks Type vet: vet op lithium- of molybdeenbasis 1. Verwijder 1 afstandsmoer van de as van het zwenkwiel. Opmerking: Er is afdichtkit aangebracht Draaipunten van de voorste zwenkwielen smeren 1. 2. Afstandsmoer Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 35 12. Plaats het tweede lager en een nieuwe afdichting in het wiel. 13. Breng afdichtkit aan op de tweede afstandsmoer en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. 14. Rijhendels smeren met vet Onderhoudsinterval: Jaarlijks Smeer de kogelverbinding van de dodemanshendel en de lagers van de beide rijhendels. Draai de moer aan met een torsie van 8-9 N·m, draai de moer los en draai deze opnieuw vast met een torsie van 2-3 N·m. Opmerking: Breng een druppel olie aan tussen de beugels van de hendel om de draaibus in de draaibuis te smeren. Opmerking: Zorg ervoor dat de as niet buiten de moeren steekt. 15. Plaats de afdichtinghouders op de wielnaaf en steek het wiel in de zwenkwielvork. 16. Monteer de zwenkwielbout en draai de moer volledig vast. Belangrijk: Controleer de afstelling van het lager regelmatig om schade aan de afdichting en het lager te voorkomen. Laat hierbij het zwenkwiel draaien. Het wiel mag niet (meer dan 1 of 2 omwentelingen) vrij ronddraaien of zijspeling hebben. Als het wiel blijft doordraaien, moet u de torsie van de afstandsmoer afstellen totdat het wiel lichte weerstand ondervindt, en afdichtkit voor schroefdraad aanbrengen. g228034 Figuur 48 1. Kogelverbinding van dodemanshendel 36 2. Draaibuis Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Onderhoud van het luchtfilter g026970 Figuur 49 1. Klemmen van luchtfilter 2. Luchtfilterdeksel Om de 250 bedrijfsuren—Vervang het voorfilter (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 250 bedrijfsuren—Controleer het binnenste luchtfilter (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 5. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met perslucht. 6. Schuif het voorfilter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figuur 49). Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het binnenste luchtfilter (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Opmerking: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot. 7. Filters verwijderen 1. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. Maak het motorscherm open; zie Het motorscherm en het schermaanhangsel openmaken (bladz. 28). 4. Maak de klemmen op het luchtfilter los en trek het luchtfilterdeksel van de luchtfilterbehuizing (Figuur 49). Verwijder het binnenste filter uitsluitend als u dit gaat vervangen. De filters controleren 1. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. 3. Voorfilter 4. Binnenste filter Controleer het veiligheidsfilter. Als het vuil is, vervangt u het veiligheids- en het voorfilter. Belangrijk: Probeer het veiligheidsfilter niet te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is beschadigd. 2. Inspecteer het filterelement op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken. Als het voorfilter vuil, verbogen of beschadigd is, moet u het vervangen. Opmerking: Gaten in het filter zijn herkenbaar als lichte plekken. U mag het voorfilter niet reinigen. Filters monteren Belangrijk: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat beide luchtfilters en het deksel zijn gemonteerd om beschadiging van de motor te voorkomen. 1. Als u nieuwe filters plaatst, moet u elk filter controleren op transportschade. Opmerking: Een beschadigd filter mag niet worden gebruikt. 37 2. Als u het binnenste filter vervangt, schuif het dan voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 49). Motorolie verversen 3. Schuif het voorfilter op het veiligheidsfilter (Figuur 49). Motorolietype Olie: detergent-olie (API service SJ of hoger) Opmerking: Zorg ervoor dat het voorfilter volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen tijdens de montage. Motoroliecapaciteit:2,1 liter met filter; 1,8 liter zonder filter Belangrijk: Druk niet op het zachte midden van het filter. Viscositeit: zie onderstaande tabel. 4. Plaats het luchtfilterdeksel met het ontluchtingsventiel omlaag en draai het zo dat de bevestigingsklemmen het deksel op de juiste plaats vergrendelen (Figuur 49). 5. Sluit het motorscherm; zie Het motorscherm en het schermaanhangsel sluiten (bladz. 29). g004216 Figuur 50 Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. WAARSCHUWING Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Belangrijk: Het carter nooit overvullen met olie. Hierdoor kan de motor beschadigd raken. Laat de motor nooit lopen als de olie lager staat dan de onderste markering, omdat de motor daardoor beschadigd kan raken. 38 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Controleer het oliepeil zoals wordt getoond in (Figuur 51). Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. g273859 1. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 4. Ververs de motorolie zoals wordt getoond in Figuur 52. g273859 g307458 Figuur 51 g031447 Figuur 52 5. 39 Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 53). g273859 g027477 Figuur 53 6. Start de motor en rijd naar een vlak gebied. 7. Controleer het oliepeil opnieuw. Het motoroliefilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Opmerking: Vervang het oliefilter van de motor g027477 Figuur 54 vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen (bladz. 39). 2. Vervang het motoroliefilter (Figuur 54). Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai het filter nog ¾ slag extra vast. 3. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Motorolietype (bladz. 38). Onderhoud van de bougie Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie(s) en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer indien nodig nieuwe bougies. Type: NGK® BPR4ES of een equivalent type 40 Bougie monteren Elektrodenafstand: 0,75 mm Bougie verwijderen 1. 2. 3. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Verwijder de bougie zoals wordt getoond in Figuur 55. g027661 Figuur 57 g273860 Vonkenvanger controleren Voor machines met een vonkenvanger Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren WAARSCHUWING g027478 Hete onderdelen van het uitlaatsysteem kunnen brandstofdampen ontsteken, zelfs nadat u de motor hebt afgezet. Hete deeltjes die tijdens het gebruik van de motor uit de uitlaat komen, kunnen ontvlambaar materiaal ontsteken, waardoor lichamelijk letsel of materiële schade kan ontstaan. Figuur 55 Bougie controleren Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. Vul geen brandstof bij en laat de motor niet lopen totdat de vonkenvanger is geplaatst. Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. 1. Stel de afstand in op 0,75 mm. 2. 3. 4. 5. g206628 Figuur 56 6. 41 Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Wacht tot de geluiddemper is afgekoeld. Als u scheuren ziet in het scherm of in de lassen moet u de vonkenvanger vervangen. Als het scherm verstopt raakt, verwijder dan de vonkenvanger en schud de deeltjes eruit. Reinig het scherm met een staalborstel (laat het scherm indien nodig weken in oplosmiddel). Plaats de vonkenvanger terug op de uitlaat. Onderhoud brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank U kunt de brandstoftank aftappen door de tank te verwijderen en de brandstof uit de vulbuis te gieten; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 42). U kunt de brandstoftank ook aftappen met een hevel. Ga dan te werk zoals beschreven in de onderstaande procedure. g273861 Figuur 58 1. Brandstoftankdop GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Brandstoftank verwijderen • Tap de brandstof af uit de brandstoftank wanneer de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste brandstof opnemen. 1. Breng het platform omlaag. 2. Zet het kussen los; zie Het kussen losmaken om toegang te krijgen tot de achterzijde (bladz. 28). 3. Verwijder de dwarsbeugel. • Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de buurt van open vuur of als de kans bestaat dat benzinedampen door een vonk kunnen ontbranden. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. g031413 Figuur 59 1. Brandstoftank Reinig het gebied rond de dop van de brandstoftank om te voorkomen dat de brandstoftank verontreinigd raakt (Figuur 58). 4. Verwijder de dop van de brandstoftank. 5. Steek een sifonpomp in de brandstoftank. 6. Tap met behulp van de sifonpomp de brandstof in een brandstofvat. 7. Neem eventueel gemorste brandstof op. 4. 2. Dwarsbeugel Verwijder de brandstoftank en zet deze op het bestuurdersplatform. Opmerking: Als u de brandstoftank van de machine wilt nemen, maak dan de brandstof- en ontluchtingsleidingen bovenaan de tank los. 42 Brandstoffilter vervangen Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Veiligheid van het elektrisch systeem Na verwijdering mag u een vuil filter niet opnieuw aan de brandstofslang monteren. Opmerking: Neem eventueel gemorste brandstof • Maak de accukabel los of verwijder de bougiekabel op. 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Sluit de brandstofafsluitklep; zie De brandstofafsluitklep gebruiken (bladz. 23) 4. Vervang het brandstoffilter zoals wordt getoond in Figuur 60. voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap. Onderhoud van de accu Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en 1 deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. Spanning: 12 V Verwijderen van de accu g027518 Figuur 60 43 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de accu zoals getoond in Figuur 61. Accu opladen WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265) om te voorkomen dat de accu beschadigd wordt bij temperaturen onder 0 °C. g030988 Figuur 61 1. Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Verwijderen van de accu (bladz. 43). 2. Zuurpeil controleren. 3. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst. 4. Laad de accu één uur op bij 25–30 A of 6 uur bij 4–6 A. 5. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 62). 6. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan; zie De accu plaatsen (bladz. 45). Opmerking: Gebruik de machine nooit wanneer de accu is losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het elektrische systeem tot gevolg hebben. g000538 Figuur 62 44 1. Pluspool van de accu 3. Rode (+) oplaadkabel 2. Minpool van de accu 4. Zwarte (–) oplaadkabel De accu plaatsen Onderhoud van de zekeringen Plaats de accu zoals wordt getoond in Figuur 63. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Er is geen onderhoud nodig. Als er een zekering is doorgebrand, moet u het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Maak het stootkussen voor de bestuurder los van de achterzijde van de machine. 4. Verwijder de brandstoftank als u toegang nodig heeft tot de zekering van de lader; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 42). 5. Trek de zekering eruit en vervang deze (Figuur 64). g030989 Figuur 63 g031414 Figuur 64 1. Zekering van contactschakelaar (15 A) 4. Urenteller (7,5 A) 2. Aansluitpunt accessoire (15 A) 5. Zekering lader (30 A) 3. Zekering aftakas (10 A) 45 6. Monteer de brandstoftank indien deze verwijderd is; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 42). 7. Plaats het stootkussen voor de bestuurder. Onderhoud aandrijfsysteem De sporing afstellen Als u de beide rijhendels even ver naar voren duwt en de machine trekt naar 1 kant, dan moet u de sporing als volgt afstellen. 1. 2. 3. g031531 Figuur 65 Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 1. Draai naar links om de stang langer te maken. 2. Linker regelstang Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 5. Maak het kussen los van de achterzijde van de machine; zie Het kussen losmaken om toegang te krijgen tot de achterzijde (bladz. 28). Controleer of de machine recht spoort en stel de stang af zoals nodig. Opmerking: Als u er niet in slaagt de machine recht te laten sporen door middel van de linker regelstang, neem dan contact op met uw erkende servicedealer. Opmerking: Om er beter bij te kunnen, kunt u de brandstoftank verwijderen; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 42). 4. 3. Draai naar rechts om de stang korter te maken. Draai de linker regelstang telkens een kwart draai tot de machine recht spoort (Figuur 65). 6. Controleer of de machine niet kruipt in de neutraalstand wanneer de parkeerrem uitgeschakeld is. 7. Plaats de brandstoftank terug als u deze hebt verwijderd. 8. Plaats het kussen. Opmerking: Als de machine naar rechts trekt, kort dan de regelstang in door deze naar rechts te draaien. Als de machine naar links trekt, maak de regelstang dan langer door deze naar links te draaien. De bandenspanning controleren Opmerking: Draai alleen aan de linker regelstang om de snelheid van het linkerwiel te laten overeenkomen met de snelheid van het rechterwiel. Stel de snelheid van het rechterwiel niet in, omdat hierdoor de rechter rijhendel niet meer in het midden van de sleuf voor de neutraalstand in het bedieningspaneel staat. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan) De juiste bandenspanning voor de achterbanden is 0,83 tot 0,97 bar. Belangrijk: Draai de regelstang niet te Belangrijk: Een ongelijke bandenspanning kan ver, omdat de machine hierdoor kan gaan kruipen in de neutraalstand. leiden tot onregelmatige maairesultaten. Opmerking: De voorbanden zijn semi-pneumatisch en hoeven niet op spanning te worden gehouden. 46 Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de stofkap van het zwenkwiel en draai de borgmoer aan (Figuur 67). 4. Draai de borgmoer aan totdat de veerringen vlak liggen, en draai deze vervolgens een ¼ slag terug om de voorspanning op de lagers correct af te stellen (Figuur 67). g001055 Figuur 66 Belangrijk: Zorg ervoor dat de veerringen goed zijn geplaatst, zoals getoond in Figuur 67. 5. 47 Plaats de stofkap (Figuur 67). Onderhoud van zwenkwielen en lagers De zwenkwielen draaien op een rollager ondersteund door een spanbus. Als het lager steeds goed gesmeerd blijft, is de slijtage minimaal. Als u nalaat het lager goed te smeren, zal deze snel gaan slijten. Als een zwenkwiel gaat wiebelen is er meestal een lager versleten. 1. Verwijder de moer en de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 68). g001297 Figuur 67 1. Schotelveren 3. Stofkap 2. Borgmoer g009453 Figuur 68 1. Borgmoer 4. Rollager 2. Lagerbus 5. Zwenkwiel 3. Spanbus 6. Wielbout 2. Verwijder 1 lagerbus. Trek vervolgens de spanbus en de rollager uit de wielnaaf (Figuur 68). 3. Verwijder de andere bus uit de wielnaaf en verwijder eventueel vet en vuil uit de wielnaaf (Figuur 68). 4. Inspecteer het rollager, de bussen, spanbussen en de binnenzijde van de wielnaaf op slijtage. Opmerking: Vervang beschadigde of versleten onderdelen (Figuur 68). 48 5. Plaats 1 bus in de wielnaaf (Figuur 68). 6. Smeer het rollager en de spanbus en schuif deze in de wielnaaf (Figuur 68). 7. Schuif de tweede bus in de wielnaaf (Figuur 68). 8. Plaats het zwenkwiel in de zwenkwielvork en bevestig het wiel met de wielbout en borgmoer (Figuur 68). 9. 10. Draai de borgmoer vast tot de spanbus tegen de binnenzijde van de zwenkwielvork rust (Figuur 68). Smeer de nippel op het zwenkwiel. Opvulstuk van de koppeling verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Als de koppelingsrem is versleten tot het punt waarop de koppeling niet meer consistent aangrijpt, kunt u het opvulstuk verwijderen om de levensduur van de koppeling te verlengen (Figuur 69). g302534 Figuur 70 4. Controleer de staat van de bedrading van de kabelboom, de aansluitingen en de polen. Reinig of repareer deze indien nodig. 5. Controleer dat er 12 V op de koppelingsconnector staat als u de aftakasschakelaar inschakelt. 6. Meet de opening tussen de rotor en de armatuur. Als de opening groter is dan 1 mm, ga dan als volgt te werk: A. g302539 Figuur 69 1. Armatuur 2. Veldafdekking 5. Afstandsstuk van rem 6. Opvulstuk. 3. Rotor 7. Remstang Opmerking: Verwijder de remstang niet van de veldafdekking/armatuur. De remstang is versleten rond de armatuur en moet blijven passen nadat u het opvulstuk hebt verwijderd om voldoende remkoppel te garanderen. 4. Montagebout van rem 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Blaas met perslucht al het vuil onder de remstang en rond de afstandsstukken van de rem weg. Draai beide montagebouten een halve tot een hele slag los zoals wordt getoond in Figuur 71. g302537 Figuur 71 1. Montagebout van rem B. Verwijder het opvulstuk met een punttang of met de hand. Opmerking: Gooi het opvulstuk niet weg totdat u zeker weet dat de koppeling naar behoren werkt. 49 g302538 Figuur 72 g302535 Figuur 74 1. Opvulstuk C. 1. Voelermaat Blaas met perslucht al het vuil onder de remstang en rond de afstandsstukken van de rem weg. D. Haal elke bout (M6 x 1) aan met een torsie van 12,8 tot 14,2 N·m. E. Gebruik een voelermaat van 0,254 mm dik om aan beide zijden van de remstang te controleren of er een opening is tussen de rotor en de armatuur, zoals getoond in Figuur 73 en Figuur 74. • Als de opening kleiner is dan 0,254 mm, plaats dan het opvulstuk terug en raadpleeg het hoofdstuk Problemen, oorzaak en remedie (bladz. 65). • Als de opening groot genoeg is, ga dan verder met de veiligheidscontrole in stap F. Opmerking: Vanwege de manier waarop de rotor en armatuur slijten, met pieken en dalen, is het soms moeilijk om de werkelijke opening te meten. g302536 Figuur 73 1. Voelermaat 50 F. Onderhoud koelsysteem Voer de volgende veiligheidscontrole uit: i. Start de motor vanaf de bestuurderspositie. ii. Controleer of de messen niet ingeschakeld worden als de aftakasschakelaar in de stand UIT staat en de koppeling is uitgeschakeld. Luchtinlaatrooster reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder vóór elk gebruik aangekoekt gras, vuil of andere rommel van de cilinder en de koelribben van de cilinderkop, het luchtinlaatrooster op het uiteinde van het vliegwiel en de regelhendels en de koppeling van de carburateur. Dit draagt bij tot een adequate koeling van de motor en een correct motortoerental en verkleint de kans dat de motor oververhit raakt of mechanische schade oploopt. Opmerking: Als de koppeling niet wordt uitgeschakeld, plaats dan het opvulstuk terug, en raadpleeg hoofdstuk Problemen, oorzaak en remedie (bladz. 65). iii. Schakel de aftakasschakelaar 10 keer achter elkaar in en uit om te controleren of de koppeling juist functioneert. Het koelsysteem reinigen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer en reinig de koelribben en de uitlaatringen van de motor (vaker in vuile of stoffige omstandigheden). Opmerking: Als de koppeling niet goed kan worden ingeschakeld, raadpleeg dan het hoofdstuk Problemen, oorzaak en remedie (bladz. 65). De wielmoeren controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren—De wielmoeren controleren. Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een torsie van 115 tot 142 N·m. 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het luchtinlaatrooster en de ventilatorbehuizing (Figuur 75). 4. Verwijder vuil en gras van de machineonderdelen. 5. Monteer het luchtinlaatrooster en de ventilatorbehuizing (Figuur 75). g031343 Figuur 75 1. Scherm en luchtinlaatrooster 51 2. Ventilatorbehuizing Onderhouden remmen Onderhoud riemen De parkeerrem testen De riemen controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de drijfriem(en) van het maaidek. Voor elk gebruik moet u de parkeerrem controleren op een horizontaal oppervlak en een helling. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken, slijtage, tekenen van oververhitting en andere schade. Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen. 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Zet de parkeerrem vrij. 4. Schakel de remhendel in en controleer of de machine beweegt. 5. Stel de rem af indien dit nodig is. Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u een van deze tekenen gewaar wordt. Drijfriem van maaidek vervangen De band verwijderen Remmen afstellen 1. Verwijder de brandstoftank; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 42). 2. Zet de bout op de kabelklem aan de linkerzijde van de machine los. g031396 Figuur 76 1. Kabel 2. Kabelklem 3. Bout en moer 3. Trek de kabels strak. 4. Draai de moer vast. 5. Monteer de brandstoftank, de dwarsbeugel en het kussen. 52 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Open het motorscherm en het schermaanhangsel; zie Het motorscherm en het schermaanhangsel openmaken (bladz. 28). 4. Verwijder de linker drijfriemkap, zie De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 30). 5. Verwijder de rechter drijfriemkap, zie De rechter drijfriemkap verwijderen (bladz. 31). 6. Trek de spanpoelie en de kap van de spanpoelie naar de motor toe en schuif de riem van de poelies (Figuur 77). 5. g270501 Figuur 77 2. Kap van spanpoelie 1. Spanpoelie 7. Verwijder de riem van de machine. De riem monteren 1. Monteer de riem in het maaidek (Figuur 78). g270502 Figuur 78 2. Leid de riem zoals wordt getoond in Figuur 79. g270500 Figuur 79 3. Monteer de rechter drijfriemkap, zie De rechter drijfriemkap monteren (bladz. 32). 4. Monteer de linker drijfriemkap; zie De linker drijfriemkap monteren (bladz. 33). 53 Sluit het motorscherm en het schermaanhangsel; zie Het motorscherm en het schermaanhangsel sluiten (bladz. 29). De transmissieriem vervangen VOORZICHTIG De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—De transmissieriem vervangen. 1. Verwijder de brandstoftank; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 42). 2. Verwijder de dop van het hydraulische reservoir. 3. Zoek de aftappluggen onderaan de transmissie en plaats een opvangbak onder de plug (Figuur 80). Zet een veiligheidsbril op en wees voorzichtig als u de veer verwijdert. g267274 Figuur 80 1. Aftapplug 4. Laat de hydraulische vloeistof uit de machine lopen. 5. Verwijder de onderste hydraulische slang (Figuur 81). g031345 Figuur 81 1. Onderste hydraulische slang 3. Spanveer 2. Transmissieriem 6. Verwijder de spanveer (Figuur 81). 54 7. Verwijder de transmissieriem van de koppeling en de aanslag van de koppeling (Figuur 81). 8. Plaats de nieuwe riem. 9. Plaats de spanveer en de onderste hydraulische slang. 10. Monteer de aftappluggen en draai deze vast met een torsie van 22 tot 27 N·m. 11. Vul hydraulische vloeistof bij tot de bijvul-markering. 12. Plaats de dop van het hydraulische reservoir. 13. Laat de machine 10 minuten lopen en controleer of de hydraulische vloeistof het juiste peil heeft. Onderhoud bedieningsysteem Rijhendels afstellen Als de rijhendels niet op één horizontale lijn staan, moet u de rijhendels afstellen. 1. 2. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. g031538 Figuur 83 Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Duw de rijhendels omlaag uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND (Figuur 82). 4. Controleer of de rechter rijhendel horizontaal uitgelijnd is met de linker rijhendel (Figuur 82). 1. Nok 7. 2. Moer Verstel de nok totdat deze is uitgelijnd met de linker rijhendel en draai de moer van de nok vast. Opmerking: Beweeg de nok rechtsom (in de verticale stand) om de hendel te laten zakken, en linksom (in de verticale stand) om de hendel omhoog te brengen. Belangrijk: Zorg ervoor dat het vlakke gedeelte van de nok niet boven een verticale stand gaat (links noch rechts); anders kunt u de schakelaar beschadigen. 8. g009436 Figuur 82 1. Rijhendel links 3. Controleer hier de horizontale uitlijning 2. De rechter rijhendel in de vergrendelde neutraalstand 4. Rijhendel rechts Opmerking: Om de rechter rijhendel horizontaal te verstellen, verstelt u de nok. 5. Maak het kussen los van de achterzijde van de machine. 6. Draai de moer los waarmee de nok is bevestigd (Figuur 83). 55 Herhaal stappen 3 tot en met 7 voor de linker rijhendel. Onderhoud hydraulisch systeem 4. Reinig het gebied rond de vulbuis en de dop van de hydraulische tank (Figuur 84). Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts. Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier. Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem. • • • • g031401 Figuur 84 1. Dop van hydraulische tank 2. Peil koude vloeistof 5. Opmerking: Kijk in de vulbuis om het 6. Specificaties van het hydraulische systeem 7. Type hydraulische vloeistof: Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof Belangrijk: Gebruik de voorgeschreven Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—De hydraulische filters en vloeistof vervangen. vloeistof. Andere vloeistoffen kunnen het systeem beschadigen. Hydraulische vloeistof controleren Vervang de hydraulische vloeistof vaker in zware omstandigheden of in een warme werkomgeving. Neem contact op met een erkende servicedealer om een hydraulische set te bestellen waarmee u de hydraulische filters kunt vervangen. Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 50 bedrijfsuren Opmerking: Controleer het peil van de hydraulische vloeistof terwijl de vloeistof koud is. 2. 3. vloeistofpeil in het reservoir te controleren. Giet vloeistof in het reservoir tot deze de markering voor het bijvullen van koude vloeistof bereikt. Plaats de dop terug op de vulbuis. De hydraulische vloeistof en filters vervangen Inhoud van het hydraulische systeem: 4,7 liter 1. Verwijder de dop van de vulbuis (Figuur 84). WAARSCHUWING Warme hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht aan het hydraulische systeem. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 1. Wacht tot de machine is afgekoeld. 56 Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de brandstoftank; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 42). 4. Verwijder de dop van het hydraulische reservoir. 5. Zoek de aftapplug onderaan de transmissies en plaats een opvangbak onder de pluggen (Figuur 85). g031544 Figuur 86 Linker transmissie getoond 1. Ontluchtingsplug 12. Voeg langzaam vloeistof toe aan de hydraulische tank tot ze uit 1 van de ontluchtingspluggen begint te stromen. Belangrijk: Gebruik de in Specificaties van het hydraulische systeem (bladz. 56) voorgeschreven vloeistof of een gelijkwaardig product. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. g268090 Figuur 85 1. Aftapplug 2. Hydraulisch filter 6. Verwijder de aftappluggen. 7. Laat al de hydraulische vloeistof uit de machine lopen. 8. Verwijder de dop van het hydraulische filter en het filter van de transmissies. 9. Monteer nieuwe hydraulische filters; richt de veerzijde naar buiten en plaats de filterdoppen. 10. 11. Belangrijk: Hou het vloeistofpeil in de hydraulische tank in de gaten en giet de tank niet te vol. Monteer de aftappluggen en draai deze vast met een torsie van 22 tot 27 N·m. 13. Zet de ontluchtingspluggen vast. 14. Plaats de dop op de hydraulische tank. 15. Monteer de brandstoftank. 16. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. 17. Zet de motor af en controleer op lekkages. Opmerking: Als een of beide wielen niet willen draaien, raadpleeg dan Hydraulische systeem ontluchten (bladz. 58). Zet de ontluchtingspluggen in de transmissies los zodat ze loszitten en wiebelen (Figuur 86). Opmerking: Hierdoor kan het hydraulische systeem ontluchten terwijl u hydraulische vloeistof bijvult. 57 Hydraulische systeem ontluchten Onderhoud van het maaidek Het tractiesysteem ontlucht zichzelf, maar het kan noodzakelijk zijn het systeem te ontluchten als de vloeistof wordt ververst of nadat er werkzaamheden zijn verricht aan het systeem. Veiligheid van de messen 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng de achterzijde van de machine omhoog op assteunen tot de aandrijfwielen van de grond komen. 4. Start de motor en zet de gashendel op stationair. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen. • Controleer altijd de machine om zeker te zijn dat de messen en de mesbouten vrij zijn van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait. Opmerking: Als het wiel niet draait, kunt u het systeem ontluchten door de band voorzichtig naar voren te draaien. 5. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en giet indien nodig vloeistof bij om het correcte peil te handhaven. 6. Herhaal dit bij het andere wiel. Onderhoud van de maaimessen Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben. Vóór controle en onderhoud van de maaimessen 1. 2. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los. De maaimessen controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Controleer de snijranden (Figuur 87). 2. Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u het maaimes verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen (bladz. 59). 3. Controleer de messen, in het bijzonder het gebogen deel. 58 4. Opmerking: Als dit verschil meer dan 3 mm Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 87). bedraagt, moet u het mes vervangen. WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. • Vijl de snijranden of het oppervlak van het mes niet en maak er geen scherpe inkepingen in. g006530 Figuur 87 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur Maaimessen verwijderen Vervang messen die een vast voorwerp hebben geraakt of uit balans of krom zijn. 1. Zet een momentsleutel op de platte kant van de spilas of pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. 2. Verwijder de mesbout, de lagerbus en het mes van de spilas (Figuur 89). Controle op kromme messen 1. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. 2. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, stand A, van de messen (Figuur 88). g000975 Figuur 88 g295816 1. Meet hier de afstand van het mes tot het harde oppervlak 2. Stand A 3. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen naar voren. 4. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen op dezelfde plaats als in bovengenoemde stap 2. Figuur 89 1. Vleugel van het mes 4. Lagerbus 2. Mes 3. Platte kant van de spilas 5. Mesbout De maaimessen slijpen 1. Opmerking: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 2 en stap 3 mag niet meer dan 3 mm zijn. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 90). Opmerking: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. 59 Opmerking: Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. g000552 Figuur 90 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 91). Opmerking: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. g298850 Opmerking: Als het mes niet in balans is, Figuur 93 moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 90). 1. Bovenste moer van spil 3. Mesbout 2. Platte kant van de spilas 3. Breng indien nodig smeermiddel op basis van koper of vet aan op de schroefdraden van de mesbout om te voorkomen dat deze vast komt te zitten. Draai de mesbout met de hand vast. 4. Plaats een momentsleutel op de platte kant van de spilas en draai de mesbout vast met een torsie van 75 tot 81 N·m. g000553 Figuur 91 1. Mes 3. 2. Mesbalans Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Maaidek horizontaal stellen Maaimessen monteren 1. De machine gebruiksklaar maken Monteer de lagerbus door het mes met de flens van de lagerbus op de onderste kant van het mes (Figuur 92). Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u het maaidek installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. Stel het maaidek eerst links/rechts horizontaal, en dan voor/achter. g255205 Figuur 92 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los. 3. Controleer de bandenspanning van beide aandrijfbanden; zie De bandenspanning controleren (bladz. 46). 4. Controleer of er verbogen maaimessen zijn; verwijder en vervang eventueel verbogen maaimessen; zie Controle op kromme messen (bladz. 59). 5. Laat het maaidek zakken tot een maaihoogte van 76 mm. 1. Lagerbus 2. Monteer de lagerbus en het mes in de spilas (Figuur 93). 60 Horizontale maaidekhoogte controleren 1. Breng de achterbanden op de juiste spanning. 2. Controleer of de bladen niet zijn verbogen; zie Controle op kromme messen (bladz. 59). 3. Zet de maaimessen horizontaal. 4. Meet bij de punten B en C. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 94). g273882 Figuur 95 1. Bovenste bout 4. Zijmoer 2. Contramoer 5. Stel deze gaffels af om de rechterkant van het maaidek af te stellen. 6. Stel deze gaffels af om de linkerkant van het maaidek af te stellen. 3. Gaffel 2. Opmerking: Draai de bouten rechtsom om het maaidek hoger in te stellen; draai de bout linksom om het te verlagen. g006888 Figuur 94 1. Meet vanaf een horizontaal oppervlak 5. 2. Meet bij de punten B en C. 3. Draai de contramoeren en de zijbouten vast. 4. Controleer de zijdelingse hoogte; zie Horizontale maaidekhoogte controleren (bladz. 61). Het verschil tussen de meting van punt B en punt C mag niet meer dan 6 mm bedragen. Schuinstand van het maaidek controleren. Opmerking: Als dit niet het geval is, raadpleeg dan Het maaidek zijdelings horizontaal stellen (bladz. 61). Het maaidek zijdelings horizontaal stellen 1. Draai aan de bovenste bout van de gaffels om de hoogte van het maaidek af te stellen (Figuur 95). 1. Pomp de achterbanden op de voorgeschreven spanning. 2. Zet 1 maaimes in de schuinstand. Meet bij de punten A en B. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijranden van de maaimessen (Figuur 96). Draai de zijmoer en de contramoer los in de gaffels die u wilt afstellen (Figuur 95). Opmerking: Het maaimes moet aan de voorkant bij A 6 mm lager staan dan aan de achterkant bij B. 3. 61 Draai de messen en herhaal de procedure met de andere messen. Opmerking: Draai de bout rechtsom om het maaidek hoger in te stellen; draai de bout linksom om het te verlagen. 3. Draai de contramoeren en de zijbouten vast. 4. Controleer de schuinstand in de lengterichting; zie Schuinstand van het maaidek controleren. (bladz. 61). De maaihoogte afstellen 1. Controleer de bandenspanning van de achterbanden. 2. Zet de maaihoogtehendel in de stand van 76 mm; zie Maaihoogte instellen (bladz. 22). 3. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en zet 1 mes in de lengterichting. 4. Meet bij punt A en meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijranden van de maaimessen (Figuur 98). g001041 Figuur 96 1. Meet bij de punten A en B. 2. Meet vanaf een horizontaal oppervlak 4. Als de schuinstand niet juist is, raadpleeg dan Het maaidek in de lengterichting horizontaal stellen (bladz. 62). Opmerking: De afstand moet 76 mm bedragen. Het maaidek in de lengterichting horizontaal stellen 1. Draai de contramoer en de zijbout los in de gaffels die u wilt afstellen (Figuur 97). g000975 Figuur 98 1. Meet vanaf een horizontaal oppervlak g273883 Figuur 97 1. Bovenste bout 4. Zijmoer 2. Contramoer 5. Stel deze gaffels af om de voorkant van het maaidek af te stellen. 6. Stel deze gaffels af om de achterkant van het maaidek af te stellen. 3. Gaffel 2. Draai aan de bovenste bout van de gaffels om de hoogte van het maaidek af te stellen (Figuur 97). 62 2. Meet het mes bij punt A 5. Als de meting niet correct is, ga dan naar de 2 voorste gaffels van de machine (Figuur 97). 6. Draai de zijmoer en de contramoer van de gaffels los. 7. Stel de bovenste bout van de gaffels af zodat de mespunten overeenkomen met 76 mm. 8. Draai de contramoeren en de zijbouten vast. De hefveer van het maaidek Reiniging afstellen De onderkant van het Opmerking: Afstellen van de drukveer verandert in hoeverre het maaidek zweeft en hoeveel moeite maaidek reinigen het kost om het maaidek omhoog te brengen met de maaihoogtehendel. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks • Als de veer meer uitveert, moet u minder kracht Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. uitoefenen op de hendel en zal het maaidek meer zweven. • Als de drukveer minder uitveert, moet u meer 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng de voorkant van de machine omhoog en plaats deze op assteunen. kracht uitoefenen op de hendel en zal het maaidek minder zweven. 1. Breng de maaihoogtehendel omhoog en vergrendel deze in de transportstand. 2. Controleer de afstand tussen de veermoer en de achterkant van de gelaste montagebeugel (Figuur 99). 3. Zorg ervoor dat de afstand 47 tot 50 mm bedraagt, zoals getoond in Figuur 99. 4. Wijzig indien nodig de afstand door de bout aan de voorzijde van de montagebeugel af te stellen (Figuur 99). De achterwielmotoren reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks g273894 5. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng het bestuurdersplatform omhoog om bij de achterwielmotoren te komen. Afval afvoeren Figuur 99 1. Hefveer van maaidek 2. Veermoer 3. Achterzijde van de montagebeugel 1. 4. Stelbout 5. Afstand 47 tot 50 mm. Motorolie, accu's, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften. Herhaal deze procedure aan de hefveer van het tegenoverliggende maaidek. 63 Stalling A. Voeg stabilizer/conditioner toe aan de brandstof in de tank; volg hierbij de aanbevelingen van de fabrikant van de brandstofstabilizer. B. Laat de motor 5 minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen; zie Brandstof aftappen uit de brandstoftank (bladz. 42), of laat de motor lopen totdat deze afslaat. D. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Herhaal de procedure met de choke ingeschakeld (indien van toepassing) totdat de motor niet meer start. E. Voer brandstof op de juiste manier af; recyclen volgens de lokale voorschriften. Veiligheid tijdens opslag • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, vult met brandstof, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine opslaat. • U mag de machine of brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis brandstof aftappen. Reinigen en opslaan Belangrijk: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer. Onderhoudsinterval: Vóór de stalling Vóór de stalling 1. 2. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 10. Verwijder de bougie(s) en controleer de toestand daarvan, zie Bougie verwijderen (bladz. 41). 11. Laat de bougie(s) uit de motor en giet 15 ml (2 eetlepels) motorolie in het bougiegat; gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en de olie in de cilinder te verspreiden. 12. Monteer de bougie(s) maar sluit de kabel niet aan op de bougie(s). 13. Controleer alle bevestigingen en zet ze vast. Repareer of vervang versleten of ontbrekende delen. 14. Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak van een erkende servicedealer. 15. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar het op een plaats die u makkelijk kunt onthouden. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor. Belangrijk: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Maak de machine niet schoon met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van het aandrijfsysteem en de motor. Gebruik geen hogedrukreiniger. Hierdoor kunnen vuil en water essentiële onderdelen binnendringen, zoals lagers en elektrische schakelaars. 3. Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing. 4. Controleer de rem; zie De parkeerrem testen (bladz. 52). 5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter (bladz. 37). 6. Smeer de machine; zie De machine smeren (bladz. 34). 7. Ververs de motorolie; zie Motorolie verversen (bladz. 39). 8. Controleer de bandenspanning; zie De bandenspanning controleren (bladz. 46). 9. Voor langere stalling dient u als volgt te werk te gaan: 64 Problemen, oorzaak en remedie Probleem De motor start niet, start moeilijk of slaat af. De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De brandstoftank is leeg of de brandstofafsluitklep gesloten. 1. Vul de brandstoftank met brandstof en open de klep 2. De chokehendel is niet ingeschakeld. 3. Een bougiekabel zit los of is niet aangesloten. 4. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 5. Het luchtfilter is vuil. 6. Er zit vuil in het brandstoffilter. 7. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 8. De afstand tussen de schakelaars van het veiligheidssysteem is niet juist. 2. Schakel de chokehendel in. 3. Kabel op bougie aansluiten. 5. Voer onderhoud uit op het luchtfilter. 6. Brandstoffilter vervangen. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 8. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 5. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 6. De ventilatieopening in de brandstoftankdop is verstopt. 7. Er zit vuil in het brandstoffilter. 8. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Voer onderhoud uit op het luchtfilter. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 4. Plaats een nieuwe bougie met een correct afgestelde elektrodenafstand. 5. Plaats een nieuwe bougie met een correct afgestelde elektrodenafstand. 6. Brandstoftankdop reinigen of vervangen. 7. Brandstoffilter vervangen. 8. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 1. Het peil in het hydraulische vloeistofreservoir is te laag. 1. Hydraulische vloeistof bijvullen in het reservoir. 2. Lucht in het hydraulische systeem. 3. Een slippende pompaandrijfriem. 4. Er ontbreekt een veer van de spanpoelie op de aandrijfriem. 5. De omloopkleppen van de pomp zijn open. 2. Ontlucht het hydraulische systeem. 3. Vervang de aandrijfriem van de pomp. 4. Plaats een nieuwe veer voor de spanpoelie van de aandrijfriem. 5. Sluit de omloopkleppen. Vastdraaien met een torsie van 12 tot 15 N·m. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 2. Een bevestigingsbout van het maaimes zit los. 3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 4. Er zit een motorpoelie, spanpoelie of mespoelie los. 5. Er is een motorpoelie beschadigd. 2. De bevestigingsbout van het maaimes vastdraaien. 3. Draai de montagebouten vast. 6. Mesas verbogen. 65 4. Desbetreffende poelie vastzetten. 5. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. Probleem De maaihoogte is ongelijk. Messen draaien niet. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) is/zijn bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 4. De schuinstand van het maaidek is verkeerd. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 3. Stel het maaidek horizontaal in. 4. Pas de schuinstand aan. 5. Reinig de onderkant van het maaidek. 6. Banden op juiste spanning brengen. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Een aandrijfriem van de pomp is versleten, los of stuk. 1. Controleer de spanning van de drijfriem. 2. Een aandrijfriem van de pomp is van de poelie af. 2. Drijfriem monteren en assen en riemgeleiders op juiste stand controleren. 3. Plaats een nieuwe drijfriem. 3. Een maaidekriem is versleten, los of stuk. 4. Een maaidekriem is van de poelie afgelopen. 5. Een veer van de spanpoelie is kapot of ontbreekt. 6. De elektrische koppeling is niet goed afgesteld. 7. De stekker of kabel van de koppeling is beschadigd. 8. De elektrische koppeling is beschadigd. 9. De messen draaien niet door het veiligheidssysteem. 1 De aftakasschakelaar werkt niet goed. 0. De koppeling grijpt niet aan. Remedie 4. Poelie van maaidek monteren en controleren of de spanpoelie, de arm van de spanpoelie en de veer correct zijn geplaatst en goed functioneren. 5. Veer vervangen. 6. Pas de opening van de koppeling aan. 7. Neem contact op servicedealer. 8. Neem contact op servicedealer. 9. Neem contact op servicedealer. 1 Neem contact op 0. Service Dealer. met een erkende met een erkende met een erkende met een erkende 1. Een zekering is doorgebrand. 1. Vervang de zekering. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang indien nodig. 2. Lage spanning bij de koppeling. 2. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang onderdelen indien nodig. 3. Vervang de koppeling. 4. Repareer of vervang de bedrading van de koppeling of het elektrische systeem. Reinig de contactpunten van de aansluitingen. 5. Verwijder het opvulstuk of vervang de koppeling. 3. De spoel is beschadigd. 4. Onvoldoende stroom 5. Opening tussen rotor/armatuur te groot. 66 Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer. Toro gebruikt deze informatie om te voldoen aan contractuele verplichtingen – zoals het registreren van uw garantie, het behandelen van uw garantieclaim of om contact met u op te nemen in het geval van terugroepacties – en voor legitieme zakelijke doeleinden – zoals klanttevredenheid meten, onze producten verbeteren of u productinformatie verschaffen die van belang kan zijn. Toro kan uw informatie delen met onze dochterondernemingen, verdelers of andere zakenpartners in verband met deze activiteiten. We kunnen ook persoonlijke informatie vrijgeven van rechtswege of in verband met de verkoop, aankoop of fusie van een bedrijf. We verkopen uw persoonsgegevens nooit aan andere bedrijven voor marketingdoeleinden. Behoud van uw persoonlijke gegevens Toro bewaart uw persoonlijke informatie zolang deze relevant is voor de bovengenoemde doeleinden en in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. Gelieve contact op te nemen via [email protected] voor meer informatie over de bewaarperiodes die van toepassing zijn. Toro’s engagement inzake veiligheid Uw persoonlijke informatie kan behandeld worden in de VS of een ander land dat mogelijk soepelere databeschermingswetten heeft dan het land waar u verblijft. Indien we uw informatie overdragen naar een ander land dan het land waar u verblijft, nemen wij de wettelijk verplichte maatregelen om ervoor te zorgen dat de informatie op gepaste wijze wordt beschermd en veilig wordt behandeld. Toegang en correctie U hebt het recht om uw persoonlijke gegevens te corrigeren of te raadplegen, of zich te verzetten tegen de verwerking van uw gegevens of deze te beperken. Om deze rechten uit te oefenen, gelieve een e-mail te sturen naar [email protected]. Als u zich zorgen maakt over de manier waarop Toro uw informatie heeft behandeld, vragen wij u om deze direct ten aanzien van ons te uiten. Europese burgers hebben het recht om een klacht in te dienen bij hun gegevensbeschermingsautoriteit. 374-0282 Rev C
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276

Toro GrandStand 122 cm Stand-on Mower 72542TE Handleiding

Type
Handleiding