Lowrance Elite Ti Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding
NEDERLANDS
ELITE Ti
Gebruikershandleiding
www.lowrance.com
Voorwoord
Afstandverklaring
Omdat Navico continu werkt aan het verbeteren van zijn producten,
behouden wij ons het recht voor om op elk gewenst moment
wijzigingen in het product aan te brengen, die mogelijk niet in deze
versie van de handleiding worden beschreven. Neem contact op
met uw dealer als u hulp of meer informatie nodig hebt.
Alleen de eigenaar is verantwoordelijk voor het installeren en
gebruiken van de uitrusting op een manier die geen ongevallen,
persoonlijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaakt. Alleen
de gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht
nemen van veilige vaarpraktijken.
NAVICO HOLDING AS EN ZIJN DOCHTERMAATSCHAPPIJEN, FILIALEN
EN GELIEERDE BEDRIJVEN WIJZEN ELKE AANSPRAKELIJKHEID VAN
DE HAND VOOR ELK GEBRUIK VAN DIT PRODUCT OP EEN WIJZE DIE
ONGEVALLEN OF SCHADE KAN VEROORZAKEN OF EEN
OVERTREDING VAN DE WET INHOUDT.
Officiële taal: deze verklaring, eventuele instructieboeken,
gebruikershandleidingen en andere informatie met betrekking tot
het product (Documentatie) kan worden vertaald in, of is vertaald
uit een andere taal (Vertaling). In geval van een conflict tussen een
Vertaling van de Documentatie en de Engelstalige versie van de
Documentatie is de Engelstalige versie van de Documentatie de
officiële versie.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse
gaan. Navico Holding AS en zijn dochtermaatschappijen, filialen en
gelieerde bedrijven behouden zich het recht voor wijzigingen in de
specificaties aan te brengen zonder mededeling vooraf.
Handelsmerken
Lowrance® en Navico® zijn gedeponeerde handelsmerken van
Navico.
Navionics® is een gedeponeerd handelsmerk van Navionics, Inc.
NMEA
®
en NMEA 2000
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van de
National Marine Electronics Association.
Fishing Hot Spots
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Fishing
Hot Spots, Inc. Copyright© 2012 Fishing Hot Spots.
C-MAP
®
is een gedeponeerd handelsmerk van C-MAP.
Voorwoord | ELITE Ti Gebruikershandleiding
3
SD
â„¢
en microSD
â„¢
zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van SD-3C, LLC in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Wi-Fi
®
is een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance
®
.
Aanvullende kaartgegevens: Copyright© 2012 NSI, Inc.: Copyright©
2012 Richardson's Maptech.
Bluetooth
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
Power-Pole
®
is een gedeponeerd handelsmerk van JL Marine
Systems, Inc.
C-Monster
â„¢
is een handelsmerk van JL Marine Systems, Inc.
Productreferenties Navico
Deze handleiding kan betrekking hebben op de volgende
producten van Navico:
• Broadband Sounder™ (Broadband Sounder)
• DownScan Imaging™ (DownScan)
• DownScan Overlay™ (Overlay)
• GoFree™ (GoFree)
• INSIGHT GENESIS® (Insight Genesis)
• SmartSteer™ (SmartSteer)
• StructureMap™ (StructureMap)
• StructureScan® (StructureScan)
• StructureScan® HD (StructureScan HD)
Copyright
Copyright © 2016 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart is als afzonderlijk document meegeleverd.
In geval van vragen bezoekt u de website van uw merk display of
systeem: www.lowrance.com.
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding
nodig om gegevens te kunnen uploaden en downloaden. Bij
gebruik van een internetverbinding via een mobiele telefoon of een
verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te
4
Voorwoord | ELITE Ti Gebruikershandleiding
houden dat het dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan
kosten in rekening brengen voor de hoeveelheid gegevens die u
overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw internetprovider
voor de geldende tarieven en beperkingen.
Complianceverklaringen
Deze apparatuur is bedoeld voor gebruik in internationale wateren,
kustgebieden onder bestuur van de Verenigde Staten en in de
landen van de EU en de E.E.R.
Deze apparatuur voldoet aan:
• CE volgens richtlijn 2014/53/EU
• De eisen voor niveau 2-apparatuur van de
Radiocommunicatienorm 2008 (elektromagnetische
compatibiliteit)
• Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de
volgende voorwaarden: (1) dit toestel mag geen schadelijke
interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle ontvangen
interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de
werking van het toestel.
De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar op de volgende
website: www.lowrance.com.
Over deze handleiding
Deze handleiding is een naslaghandleiding voor de bediening van
de ELITE Ti. Er wordt vanuit gegaan dat alle apparatuur is
geïnstalleerd en geconfigureerd en dat het systeem gereed is voor
gebruik.
De handleiding gaat ervan uit dat de gebruiker fundamentele
kennis heeft van navigatie, nautische terminologie en praktijk.
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt
als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een
opmerking of belangrijke informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk
is personen te waarschuwen voorzichtig te werk te
gaan om letsel en/of schade aan personen/apparatuur
te voorkomen.
Voorwoord | ELITE Ti Gebruikershandleiding
5
Handleidingversie
Deze handleiding is geschreven voor softwareversie 2.0. De
handleiding wordt telkens bij het verschijnen van een nieuwe
softwareversie bijgewerkt. De meest recente versie van de
handleiding kan gedownload worden van www.lowrance.com.
De handleiding op het scherm weergeven
Met de PDF-viewer in de unit kunt u de handleidingen en andere
PDF-bestanden op het scherm lezen. U kunt handleidingen
downloaden van www.lowrance.com.
De handleidingen kunnen gelezen worden vanaf een kaart die in de
kaartlezer is geplaatst of u kunt ze kopiëren naar het interne
geheugen van de unit.
Ú
Notitie: Als u bestanden selecteert in Mijn bestanden, zijn de
opties voor naamswijziging en verwijdering van bestanden
alleen beschikbaar op de 5 inch-unit.
Gebruik de menu-opties of de toetsen en de knoppen op het
scherm voor navigatie door het PDF-bestand, zoals hieronder staat
beschreven:
• Zoeken, Ga naar pagina, Pagina omhoog en omlaag
6
Voorwoord | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Selecteer de relevante paneelknop.
• Door pagina's bladeren
Sleep uw vinger in de gewenste richting op het scherm.
• Pannen op de pagina
Sleep uw vinger in de gewenste richting op het scherm.
• In-/uitzoomen
Toetsbediening: gebruik de toetsen + en -.
• De PDF viewer afsluiten
Selecteer de X in de rechterbovenhoek van het paneel.
De softwareversie
De huidige softwareversie op deze unit is te vinden in het
dialoogvenster Info. Het dialoogvenster Info is beschikbaar in
Systeeminstellingen. Raadpleeg "Info over" op pagina 116 voor meer
informatie. Raadpleeg "Software-upgrades" op pagina 121 voor het
upgraden van uw software.
Voorwoord | ELITE Ti Gebruikershandleiding
7
8
Voorwoord | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Inhoud
13 Inleiding
13
Bediening voorpaneel
14 De Home pagina
15 Applicatiepagina's
16 Power-Pole-ankers
19 Bediening, basis
19 Dialoogvenster Systeem regelingen
19 De unit in- en uitschakelen
20 Displayverlichting
20 Het touchscreen vergrendelen
20 Menu's en dialoogvensters gebruiken
21 Pagina's en panelen selecteren
22 Met behulp van de cursor op het scherm
23 Een Man Overboord-waypoint aanmaken
24 Schermafdruk
26 Het systeem aanpassen
26 Wallpaper van de Home pagina aanpassen
26 Paneelformaat aanpassen
27 Data overlay
28 Nieuwe favoriete pagina's toevoegen
28 Favoriete pagina's bewerken
29 Kaarten
29 Het kaartpaneel
30 Kaartgegevens
30 Kaarttype selecteren
30 Vaartuigsymbool
31 Kaartschaal
31 De kaart verschuiven
31 Het vaartuig op het kaart paneel positioneren
32 Informatie over kaartitems weergeven
32 De cursor gebruiken op het kaartpaneel
33 Routes aanmaken
33 Panelen voor het zoeken van objecten op de kaart
34 3D-kaarten
34 Kaart-overlay
Inhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
9
35 Insight- en C-MAP-kaarten
40
Navionics-kaarten
45 Kaartinstellingen
47 Waypoints, routes en trails
47 Dialoogvensters Waypoints, Routes, en Trails
47 Waypoints
49 Routes
52 Trails
54 Navigeren
54 Stuurpaneel
55 Navigeren naar cursorpositie
55 Navigeren van een route
56 Navigeren met de stuurautomaat
57 Navigatie-instellingen
59 Fishfinder
59 Het Sonar -beeld
60 Het beeld zoomen
60 Gebruik van de cursor op het beeld
60 Historie weergeven
61 Het beeld instellen
62 Fishfinder stoppen
63 Geavanceerde opties
64 Opname van loggegevens starten
65 Opname van loggegevens stoppen
66 De vastgelegde echogegevens weergeven
67 Sonar Weergaveopties
70 Sonar-instellingen
73 StructureScan
73 Het StructureScan beeld
74 Het StructureScan-beeld zoomen
74 Gebruik van de cursor op het paneel StructureScan
75 StructureScan-historie weergeven
75 Het StructureScan-beeld instellen
76 Fishfinder stoppen
76 Geavanceerde instellingen StructureScan
10
Inhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
78 StructureMap
78
Het StructureMap-beeld
78 Structuur overlay activeren
79 StructureMap-bronnen
80 Tips voor StructureMap
80 StructureScan-gegevens opnemen
81 Gebruik van StructureMap met cartografie kaarten
82 Structuuropties
84 Info panelen
84 Dashboards
84 Het Infopaneel aanpassen
86 Stuurautomaat trollingmotor
86 Veilig gebruik van de stuurautomaat
87 Wisselen van automatische navigatie naar standby modus
87 Stuurautomaatinterface
88 Stuurautomaatbediening van de trollingmotor
92 Stuurautomaat instellen
95 Draadloze verbinding
95 Verbinding met een draadloze hotspot tot stand brengen en verbreken
96 GoFree Shop
96 GoFree Controller & Viewer
98 Logbestanden uploaden naar Insight Genesis
99 Bluetooth draadloze technologie
100 Draadloze instellingen
103 AIS
103 Symbolen AIS-doelen
104 Zoeken naar AIS-items
104 Informatie over afzonderlijke AIS-doelen weergeven
105 Een AIS-vaartuig oproepen
105 AIS SART
107 Vaartuigalarmen
108 Vaartuiginstellingen
Inhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
11
111 Alarmen
111
Alarmsysteem
111 Type berichten
111 Enkelvoudige alarmen
111 Meervoudige alarmen
112 Een melding bevestigen
112 Dialoogvenster Alarmen
114 Tools
114 Waypoints/routes/trails
114 Waterstanden
114 Alarmen
114 Instellingen
118 Vaartuigen
118 Zon, maan
118 Trip calculator
118 Bestanden
119 Zoeken
119 GoFree Shop
120 Onderhoud
120 Preventief onderhoud
120 Aansluitingen controleren
120 Kalibratie touchscreen
120 NMEA gegevensregistratie
121 Software-upgrades
122 Backup maken van uw systeemgegevens
125 Simulator
125 Demomodus
125 Simulator bronbestanden
126 Geavanceerde simulatorinstellingen
127 Bediening van het touchscreen
12
Inhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Inleiding
Bediening voorpaneel
2
3
4
5
6
1
1 Touchscreen
2 Pagina's
3 In-/uitzoomen (tezamen indrukken = MOB)
4 Nieuw waypoint (lang indrukken = Dialoogvenster
Zoeken)
5 Aan/uit-knop
Houd de knop ingedrukt om de unit aan of uit te zetten.
Druk één keer om het dialoogvenster Systeem regelingen te
openen.
6 Kaartlezer (achter logo)
1
Inleiding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
13
De Home pagina
De Home pagina is op elk moment toegankelijk door kort op de
toets Pagina’s te drukken.
1 Tools
Selecteer een knop voor toegang tot dialoogvensters waar
u een taak kunt uitvoeren of waar u naar opgeslagen
informatie kunt bladeren.
2 Lokale tijd en waterdiepte
3 Applicaties
Selecteer een knop om de applicatie weer te geven als
paneel op volledig paginaformaat.
Houd een knop ingedrukt om vooraf geconfigureerde
opties voor gesplitste pagina's weer te geven voor de
applicatie.
4 Knop Sluiten
Selecteer deze knop om de Home pagina te verlaten en
terug te keren naar de vorige actieve pagina.
5 Favorieten
Selecteer een knop om de paneelcombinatie weer te
geven.
Houd een favorietenknop ingedrukt om de
bewerkingsmodus voor het favorietenpaneel te openen.
14
Inleiding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Applicatiepagina's
Alle applicaties die met het systeem zijn verbonden worden
weergegeven op panelen. De applicatie kan worden weergegeven
als een volledige pagina, of in combinatie met andere panelen op
meerdere paneelpagina's.
Alle applicatiepagina's zijn toegankelijk vanaf de Home pagina.
1 Applicatiepaneel
2 Menu
Specifieke paneelmenu's.
3 Dialoogvenster Systeem regelingen
Snelle toegang tot de basisinstellingen van het systeem.
Open het dialoogvenster door kort op de aan/uit-knop te
drukken.
4 Dialoogvenster
Informatie voor of invoer van de gebruiker.
5 Alarmmelding
Wordt weergegeven als zich gevaarlijke situaties of
systeemfouten voordoen.
Gesplitste pagina's
Elke pagina kan maximaal 4 panelen bevatten.
Inleiding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
15
Pagina met 2 panelen Pagina met 3 panelen Pagina met 4 panelen
Paneelformaten in een gesplitste pagina kunnen worden aangepast
in het dialoogvenster Systeem regelingenf
Snelsplits pagina’s
Elke applicatie met volledig beeld beschikt over diverse vooraf
geconfigureerde snelsplits pagina's, waarbij de geselecteerde
applicatie wordt gecombineerd met elk van de andere panelen.
Ú
Notitie: Het aantal snelsplits pagina's kan niet worden
gewijzigd. De pagina's kunnen ook niet worden aangepast of
verwijderd.
Open een snelsplits pagina door de applicatie-knop op de Home
pagina ingedrukt te houden.
Favoriete pagina's
Alle vooraf ingestelde favoriete pagina's kunnen worden aangepast
of verwijderd. U kunt ook uw eigen favorieten aanmaken. U kunt in
totaal 12 favoriete pagina's opgeven.
Ga voor meer informatie naar "Nieuwe favoriete pagina's toevoegen" op
pagina 28.
Power-Pole-ankers
Power-Pole-ankers, die kunnen worden aangestuurd door het op
uw boot geïnstalleerde C-Monster Control System, kunnen worden
bediend via de ELITE Ti. Om de Power-Poles te kunnen bedienen
16
Inleiding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
dient u deze te koppelen met de ELITE Ti via de op beide producten
beschikbare draadloze Bluetooth-technologie.
Power-Pole bedieningsknoppen
Als Power-Poles zijn gekoppeld met de ELITE Ti, is de knop Power-
Pole beschikbaar in het dialoogvenster Systeem regelingen.
Selecteer deze knop om de Power-Pole controller weer te geven.
Raadpleeg "Bluetooth-apparaten koppelen" op pagina 99 over het
koppelen van Bluetooth-apparaten. Als u dubbele Power-Poles
koppelt, raadpleeg dan ook "Koppelen met dubbele Power-Poles" op pagina
100.
Als de Power-Pole controller is geopend, maakt het systeem
verbinding met gekoppelde Power-Poles. Als de verbinding wordt
bevestigd, worden de bedieningsknoppen ingeschakeld.
Ú
Notitie: De bedieningsknoppen worden grijs weergegeven tot
het systeem verbinding maakt met de Power-Poles. Als ze
verbonden zijn en werken, worden de pijlen in het
dialoogvenster wit.
De Power-Pole controller geeft bedieningsknoppen weer voor elke
Power-Pole die is gekoppeld met de ELITE Ti.
Druk één keer op de Auto-knoppen om de Power-Poles
automatisch helemaal omhoog en omlaag te bewegen. Met de
handmatige knoppen Omhoog en Omlaag kunt u ze zo snel en zo
ver als u wilt omhoog of omlaag brengen.
Enkele Power-Pole controller
Dubbele Power-Poles controller
Inleiding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
17
Met een dubbele controller kunt u de Power-Poles afzonderlijk
omhoog en omlaag brengen, of u kunt de sync (links) knop
indrukken om beide te kunnen bedienen door één keer de auto-
knoppen in te drukken of met de handmatige knoppen Omhoog en
Omlaag.
Blijf verbonden
Selecteer de knop Blijf verbonden (cog) op de Power-Pole-controller
om het dialoogvenster Power-Pole instellingen te openen waar u
kunt instellen dat u verbonden wilt blijven met alle gekoppelde
Power-Pole-ankers.
Ú
Notitie: Door Blijf verbonden te selecteren hebt u sneller
toegang tot de bedieningsfuncties, maar u kunt de ankers dan
niet bedienen vanaf een ander display. Schakel deze optie uit
als u verbinding wilt kunnen maken vanaf andere displays.
18
Inleiding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Bediening, basis
Dialoogvenster Systeem regelingen
Het dialoogvenster Systeem regelingen biedt snelle toegang tot
basisinstellingen van het systeem. U kunt het dialoogvenster
openen door kort op de toets Aan/uit te drukken.
Functies activeren
Selecteer het pictogram van de functie die u wilt instellen of die u
wilt in- of uitschakelen. Voor functies die in- en uitgeschakeld
kunnen worden, geeft een oranje balk langs de bovenzijde van het
pictogram aan dat de functie is geactiveerd. Zie het bovenstaande
voorbeeldpictogram Data overlay.
De unit in- en uitschakelen
U kunt het systeem in- en uitschakelen door de toets Aan/uit
ingedrukt te houden. U kunt de unit ook uitschakelen in het
dialoogvenster Systeem regelingen.
Als de toets Aan/uit wordt losgelaten voordat de apparatuur is
uitgeschakeld, wordt de uitschakeling geannuleerd.
Stand-bymodus
In de stand-bymodus worden de sonar en het achtergrondlicht
voor het touchscreen en de toetsen uitgeschakeld om energie te
besparen. Het systeem blijft op de achtergrond actief.
U kunt de stand-bymodus selecteren in het dialoogvenster
Systeem regelingen.
Schakel vanuit de stand-bymodus naar normale werking door de
toets Aan/uit kort in te drukken.
2
Bediening, basis | ELITE Ti Gebruikershandleiding
19
Displayverlichting
Helderheid
De achtergrondverlichting van het display kan op elk gewenst
moment aangepast worden in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
U kunt ook de vooraf ingestelde verlichtingsniveaus doorlopen door
telkens kort op de toets Aan/uit te drukken.
Nachtmodus
De optie Nachtmodus zorgt voor een optimaal kleurpalet en
achtergrondverlichting in omstandigheden met weinig licht.
Ú
Notitie: Als de nachtmodus is geselecteerd, kunnen details op
de kaart minder zichtbaar zijn!
Het touchscreen vergrendelen
U kunt een touchscreen tijdelijk vergrendelen om te voorkomen dat
het per ongeluk wordt bediend. Vergrendel het touchscreen als er
grote hoeveelheden water op het scherm te zien zijn, bijvoorbeeld
bij zware zee of zwaar weer. Deze functie is bovendien handig om
het scherm te reinigen als de unit aanstaat.
Als de aanraakvergrendeling actief is, kunt u de unit alleen met de
knoppen bedienen.
U vergrendelt het touchscreen in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
U heft de vergrendeling op door kort op de aan/uit-knop te
drukken.
Menu's en dialoogvensters gebruiken
Menu's
Het menu wordt gebruikt om het systeem te bedienen en
instellingen aan te passen.
• Activeer een menu-item en schakel een optie in/uit door deze te
selecteren
• Pas een schuifbalk aan door:
-
de schuifbalk te verslepen
- het pictogram + of - te selecteren
20
Bediening, basis | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Selecteer de menu-optie Terug om terug te keren naar het vorige
menuniveau. Verlaat vervolgens het menu.
Paginamenu's kunnen worden verborgen zodat pagina's op het
volledige scherm getoond worden. Om het menu te verbergen,
sleept u het menu naar rechts.
Als u een menu op een pagina verbergt, wordt het menu ook
verborgen op andere pagina's. Om het menu weer terug te halen,
selecteert u de menu-optie.
De status van de cursor (actief of niet-actief) wijzigt de menu-opties.
Dialoogvensters
Numerieke en alfanumerieke toetsenborden worden automatisch
getoond als er gebruikersinformatie in dialoogvensters moet
worden ingevoerd.
U kunt een dialoogvenster sluiten door de invoer op te slaan of te
annuleren.
U kunt een dialoogvenster ook sluiten door de X te selecteren in de
rechterbovenhoek van het dialoogvenster.
Pagina's en panelen selecteren
Een pagina selecteren
• Selecteer een paneel op volledig paginaformaat door de
relevante applicatieknop te selecteren op de Home pagina
• Selecteer een favoriete pagina door de relevante favorietenknop
te selecteren
• Selecteer een vooraf gedefinieerd paneel door het relevante
applicatiepictogram ingedrukt te houden
Bediening, basis | ELITE Ti Gebruikershandleiding
21
Actief paneel selecteren
Op een pagina met meerdere panelen kan er slechts een paneel
tegelijk actief zijn. Het actieve paneel heeft een rand.
U hebt alleen toegang tot het paginamenu van het actieve paneel.
U kunt een paneel activeren door erop te tikken.
Met behulp van de cursor op het scherm
De cursor kan gebruikt worden om een afstand te meten, te
markeren en om items te selecteren.
Standaard wordt de cursor niet weergegeven op het paneel.
Plaats de cursor op de gewenste plaats op het scherm.
Als de cursor actief is, de cursorpositie-venster wordt weergegeven.
Verwijder de cursor en cursor elementen uit het paneel, selecteer
het duidelijke cursor optie.
Ga naar cursor
U kunt naar een geselecteerde positie op het beeld navigeren, door
de cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens de optie Ga naar
cursor in het menu te selecteren.
De cursorondersteuningsfunctie
Met de cursorondersteuningsfunctie kunt u de cursor nauwkeurig
gebruiken en plaatsen zonder gegevens met uw vinger te
bedekken.
Activeer de cursor op het paneel en houd uw vinger vervolgens
ingedrukt op het scherm om het cursorsymbool te veranderen in
een selectiecirkel, die boven uw vinger verschijnt.
Sleep de selectiecirkel zonder uw vinger van het scherm te halen
naar de gewenste positie.
Als u uw vinger van het scherm haalt, keert de cursor terug naar de
gewone cursorfunctie.
Meten van afstand
De cursor kan worden gebruikt voor het meten van de afstand
tussen uw vaartuig en een geselecteerde positie, of tussen 2 punten
op het kaartpaneel.
1. Plaats de cursor op het punt van waaraf u de afstand wilt meten.
Start de meetfunctie in het menu
22
Bediening, basis | ELITE Ti Gebruikershandleiding
- De meetsymbolen verschijnen met een lijn die loopt van het
midden van het vaartuig naar de cursorpositie. De afstand
wordt getoond in het cursorinformatievenster.
2. Zolang de meetfunctie actief is, kunt u de meetpunten
verplaatsen door de pictogrammen te verslepen
Ú
Notitie: De vaarrichting wordt altijd gemeten van het grijze
pictogram naar het blauwe pictogram.
U kunt de meetfunctie ook gebruiken zonder actieve cursor. Beide
meetpictogrammen zijn dan in eerste instantie op de positie van
het vaartuig geplaatst. Het grijze pictogram volgt het vaartuig als
dat in beweging is, en het blauwe pictogram blijft op de positie die
u hebt opgegeven toen u de functie activeerde.
U beëindigt de meetfunctie door de optie Meten beëindigen te
selecteren.
Een Man Overboord-waypoint aanmaken
In een noodsituatie kunt u een Man Overboord (MOB)-waypoint
aanmaken op de huidige positie van het vaartuig door tegelijkertijd
op de toetsen Inzoomen (+) en Uitzoomen (-) te drukken.
Als u de MOB-functie activeert, wordt automatisch één van de
volgende acties uitgevoerd:
• op de positie van het vaartuig wordt een MOB-waypoint
geplaatst
• het display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel,
gecentreerd op de positie van het vaartuig
• het systeem toont navigatie-informatie terug naar het MOB-
waypoint
U kunt meerdere MOB-waypoints opslaan door herhaaldelijk op de
knoppen MOB te drukken. Het vaartuig blijft navigatie-informatie
terug naar het initiële MOB-waypoint tonen. De navigatie naar
daaropvolgende MOB-waypoints dient handmatig plaats te vinden.
Bediening, basis | ELITE Ti Gebruikershandleiding
23
Navigatie naar MOB annuleren
Het systeem blijft navigatiegegevens naar het MOB-waypoint
weergeven totdat de navigatie in het menu wordt geannuleerd.
MOB waypoint informatie weergeven
U kunt MOB informatie weergeven door het MOB waypoint te
selecteren en vervolgens de MOB waypoint pop-up.
De menu-optie Waypoint MOB
Als een MOB-waypoint is geactiveerd, kunt u de menu-optie
Waypoint MOB gebruiken voor:
• Verplaatsen van het MOB-waypoint op het paneel
• Wijzigen van de kenmerken van het MOB-waypoint
• Verwijderen van het MOB-waypoint
• Ga naar het MOB-waypoint
Als u de menu-optie Wijzigen kiest, wordt het dialoogvenster
Waypoint wijzigen geopend.
Schermafdruk
Druk tegelijk op de toetsen Pagina's en Aan/uit om een
schermafdruk te maken. Schermafdrukken worden in het interne
geheugen opgeslagen.
24
Bediening, basis | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Om bestanden weer te geven, raadpleegt u "Bestanden" op pagina
118.
Bediening, basis | ELITE Ti Gebruikershandleiding
25
Het systeem aanpassen
Wallpaper van de Home pagina aanpassen
U kunt de wallpaper van de Home pagina aanpassen. U kunt een
foto uit het systeem selecteren of uw eigen foto in .jpg- of .png-
indeling gebruiken.
De beelden kunnen zich op elke gewenste locatie bevinden die
zichtbaar is in de bestandsbrowser. Als u een foto kiest als
wallpaper, wordt deze automatische gekopieerd naar de map
Wallpaper.
Paneelformaat aanpassen
U kunt het paneelformaat voor een actieve gesplitste pagina
wijzigen. Het paneelformaat kan zowel voor favoriete pagina's als
voor vooraf gedefinieerde gesplitste pagina's aangepast worden.
1. Activeer het dialoogvenster Systeem regelingen
2. Selecteer de aanpassingsoptie voor gesplitste pagina's in het
dialoogvenster
3. Pas het paneelformaat aan door het aanpassingspictogram te
verslepen
4. Bevestig uw wijzigingen door op een van de panelen te tikken
of de optie Opslaan in het menu te selecteren.
3
26
Het systeem aanpassen | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
De wijzigingen worden opgeslagen voor de actieve favoriete of
gesplitste pagina.
Data overlay
U kunt gegevens als overlay projecteren op een pagina. De
informatie kan bestaan uit elk op het netwerk beschikbare
gegevensitem.
Data overlay aan en uit zetten
U kunt data overlay voor een actieve pagina aan of uit zetten, door
het symbool Data overlay in het dialoogvenster Systeem
regelingen te selecteren. Als Data overlay ingeschakeld is, wordt er
een oranje balkje boven het symbool weergegeven.
Overlaygegevens wijzigen
Gebruik de optie Overlay wijzigen in het dialoogvenster Systeem
regelingen om de opties van het menu wijzigen te openen om:
• Een nieuwe gegevensoverlay toe te voegen aan het actieve
paneel.
• Een geselecteerde gegevensoverlay te verwijderen.
• Een geselecteerde gegevensoverlay te wijzigen om andere
gegevens weer te geven.
• De weergave van een geselecteerde gegevensoverlay te
configureren (digitaal of analoog, grootte, etc).
• Een item te verplaatsen door het te selecteren en te verplaatsen.
Het systeem aanpassen | ELITE Ti Gebruikershandleiding
27
Nieuwe favoriete pagina's toevoegen
1. Selecteer het pictogram Nieuw op het favorietenpaneel op de
Home pagina om het dialoogvenster Pagina editor te openen
2. U kunt paginapictogrammen slepen en neerzetten om een
nieuwe pagina op te zetten
3. Wijzig desgewenst de paneelindeling (alleen mogelijk voor 2 of
3 panelen)
4. Sla de pagina-layout op.
Het systeem toont de nieuwe favoriete pagina en de nieuwe pagina
wordt toegevoegd aan de lijst met favoriete pagina's op de Home
pagina.
Favoriete pagina's bewerken
1. Selecteer het pictogram Bewerken in het paneel Favorieten:
-
Selecteer het pictogram X op een pictogram onder
Favorieten om de pagina te verwijderen
- Selecteer het toolpictogram op een van de pictogrammen
onder Favorieten om het dialoogvenster Pagina editor weer
te geven
2. In het dialoogvenster Pagina editor
3. Sla uw wijzigingen op of annuleer ze om de modus Favorieten
bewerken te verlaten.
28
Het systeem aanpassen | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Kaarten
De kaartfunctie toont de positie van uw vaartuig relatief ten
opzichte van land en andere kaartobjecten. Op het kaartpaneel kunt
u routes plannen en navigeren, waypoints plaatsen en AIS-doelen
weergeven.
U kunt ook een StructureScan-beeld als overlay laten weergeven.
Het kaartpaneel
1 Waypoint*
2 Vaartuig met verlengingslijn (verlengingslijn is optioneel)
3 Route*
4 Noordindicator
5 Rasterlijnen*
6 Bereikringen*
7 Trail*
8 Kaartschaal
9 Interval bereikringen (wordt alleen getoond als Bereikringen
is ingeschakeld)
4
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
29
* Optionele kaartitems. U kunt de optionele kaartitems individueel
in-/uitschakelen in het dialoogvenster Kaartinstellingen.
Kaartgegevens
Het systeem wordt geleverd met verschillende ingebouwde
cartografie, afhankelijk van de regio.
Alle units ondersteunen Insight-kaarten van Navico, waaronder
Insight Genesis. Het systeem ondersteunt ook kaarten van Navionics
en C-MAP, en inhoud die is aangemaakt door diverse externe
kaartleveranciers in AT5-indeling. Voor een uitgebreide selectie
beschikbare kaarten gaat u naar www.gofreeshop.com, www.c-
map.com of www.navionics.com.
Ú
Notitie: In deze handleiding worden alle mogelijke menu-
opties beschreven. Deze opties hangen af van de kaart die u
gebruikt.
Ú
Notitie: In het menu staan Insight-kaarten als Lowrance
aangegeven.
Ú
Notitie: Als de elektronische kaart verwijderd wordt, schakelt
het systeem niet automatisch over op de ingebouwde
cartografie. Er wordt een lage-resolutiekaart getoond tot u de
elektronische kaart weer invoert of handmatig terugschakelt
naar de ingebouwde cartografie.
Kaarttype selecteren
U kunt het kaarttype op het kaartpaneel opgeven door een van de
beschikbaar kaarttypen te selecteren in de menuoptie Kaart bron.
Vaartuigsymbool
Als het systeem over een geldige GPS-positievergrendeling
beschikt, geeft het vaartuigsymbool de vaartuigpositie aan. Als er
geen GPS-positie beschikbaar is, staat er een vraagteken in het
vaartuigsymbool.
Ú
Notitie: Zonder een vaarrichtingssensor op het netwerk,
oriënteert het vaartuigpictogram zich met behulp van de
grondkoers (COG).
30
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Kaartschaal
U kunt in- en uitzoomen op de kaart met behulp van de
zoomknoppen (+ of -) of de toetsen+ en -.
Rechtsonder op het kaartpaneel worden bereikschalen en
bereikringen getoond (indien ingeschakeld).
De kaart verschuiven
U kunt de kaart in alle richtingen verschuiven door met uw vinger in
de gewenste richting over het scherm te slepen.
Selecteer de menu-optie Cursor verwijderen om de cursor en het
cursorvenster van het paneel te verwijderen. Dit centreert de kaart
op de vaartuigpositie.
Het vaartuig op het kaart paneel
positioneren
Kaartoriëntatie
Er zijn verschillende opties beschikbaar om de kaart op het paneel
te roteren. Het kaartoriëntatiesymbool in de rechterbovenhoek van
het paneel geeft het noorden aan.
Noord boven Vaarrichting boven
Koers boven
Noord boven
Toont de kaart met het noorden naar boven.
Vaarrichting boven
Toont de kaart met de vaarrichting van het vaartuigna arboven.
Vaarrichtingsinformatie wordt ontvangen van een kompas. Als er
geen vaarrichting beschikbaar is, wordt de COG van de GPS
gebruikt.
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
31
Koers boven
Toont de kaart met de richting waarin het vaartuig DAADWERKELIJK
vaart naar boven. In sommige gevallen is dat niet de vaarrichting
van het vaartuig.
Vooruit kijken
Hiermee plaatst u het vaartuig symbool dichter bij de onderkant
van het scherm, zodat het 'zicht' vooruit maximaal is.
Informatie over kaartitems weergeven
Wanneer u een kaartitem, waypoint, route of doel selecteert, wordt
de basisinformatie voor het geselecteerde item getoond. Selecteer
het pop-upvenster van het kaartitem om alle beschikbare informatie
voor dat item weer te geven. U kunt het dialoogvenster met
gedetailleerde informatie ook vanuit het menu openen.
Ú
Notitie: Als u geschikte C-MAP-kaarten bekijkt op uw systeem
kunt u objecten op zee selecteren en informatie over diensten
en multimedia (foto's) weergeven die beschikbaar zijn voor de
locatie van het object.
Ú
Notitie: Pop-upinformatie moet ingeschakeld zijn in de
kaartinstellingen om de basisinformatie van een item te kunnen
bekijken.
De cursor gebruiken op het kaartpaneel
De cursor wordt niet standaard getoond op het kaartpaneel.
Als u de cursor activeert, verschijnt een venster met de
cursorpositie. Als de cursor actief is, pant of roteert de kaart niet om
het vaartuig te volgen.
32
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Selecteer de menu-optie Cursor wissen om de cursor en het
cursorvenster van het paneel te verwijderen. Hiermee centreert u
ook de kaart op de vaartuigpositie.
Selecteer de menu-optie Cursor herstellen om de cursor op de
vorige locatie weer te geven. De opties Cursor wissen en Cursor
herstellen zijn handige functies om te wisselen tussen de huidige
locatie van het vaartuig en de cursorpositie.
Routes aanmaken
U kunt als volgt routes aanmaken op het kaartpaneel.
1. Plaats de cursor op het kaartpaneel
2. Selecteer Nieuw, gevolgd door Nieuwe route in het menu
3. Plaats de overige routepunten
4. Sla de route op door de optie Opslaan te selecteren in het
menu.
Ú
Notitie: Raadpleeg voor meer informatie"Waypoints, routes en trails"
op pagina 47.
Panelen voor het zoeken van objecten op
de kaart
Hier kunt u in een kaartpaneel zoeken naar andere vaartuigen en
verschillende items op de kaart.
Activeer de cursor in het paneel om vanaf de cursorpositie te
zoeken. Als de cursor niet actief is, zoekt het systeem naar items
vanaf de positie van het vaartuig.
Ú
Notitie: U moet een AIS-ontvanger aansluiten om naar
vaartuigen te kunnen zoeken.
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
33
3D-kaarten
De 3D-optie geeft een driedimensionale grafische weergave van
land- en zeecontouren.
Ú
Notitie: Alle kaarttypen werken in de 3D-modus, maar zonder
3D-cartografie voor het betreffende gebied lijkt de kaart vlak.
Als de optie voor 3D-kaarten is geselecteerd verschijnen de
pictogrammen Pannen en Draaien in het kaartpaneel.
De 3D-kaart verschuiven
U kunt de kaart in een willekeurige richting bewegen door het
pictogram Pannen te selecteren en in de gewenste richting te
draaien.
Selecteer de menuoptie Terug naar vaartuig om te stoppen met
pannen en de kaart op de vaartuigpositie te centreren.
De weergavehoek bepalen
U kunt de weergavehoek bepalen door het pictogram Roteren te
selecteren en het kaartpaneel vervolgens te pannen.
• Om de weergegeven richting te wijzigen, pant u horizontaal
• Om de kantelingshoek van de weergave te wijzigen, pant u
verticaal
Ú
Notitie: Als op de vaartuigpositie gecentreerd is, kan alleen de
kantelingshoek aangepast worden. De weergaverichting wordt
bepaald via de instelling Kaartoriëntatie. Raadpleeg "Het vaartuig op
het kaartpaneel positioneren" op pagina 31.
In- en uitzoomen op een 3D-kaart
U kunt in- en uitzoomen op een 3D-kaart met behulp van de
zoomknoppen (+ of -) of de toetsen + en -.
Kaart-overlay
Structuurinformatie (StructureMap) kan als overlay op uw
kaartpaneel worden getoond.
Als u een overlay selecteert, wordt het kaartmenu uitgebreid met
basisfuncties voor de geselecteerde overlay.
34
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Voor meer informatie over de menufuncties van StructureMap
raadpleegt u "Structuuropties" op pagina 82.
Insight- en C-MAP-kaarten
Hieronder worden alle mogelijk menuopties van Insight- en C-MAP-
kaarten beschreven. De beschikbare functies en menuopties
kunnen per gebruikte kaart verschillen. In dit hoofdstuk ziet u de
menu's van een Insight-kaart.
Ú
Notitie: Menu-opties die niet beschikbaar zijn voor de
getoonde kaart worden in grijs weergegeven. Rasterkaarten zijn
bijvoorbeeld niet beschikbaar voor Insight, dus de menu-optie
Rasterkaarten is grijs wanneer een Insight-kaart wordt
weergegeven.
Getijden en stromingen Insight en C-MAP
Het systeem kan getijden en stromingen van Insight en C-MAP
weergeven. Met deze informatie is het mogelijk om de tijd, het
niveau, de richting en de kracht van stromingen en getijden te
bepalen. Dit is een belangrijk hulpmiddel bij de planning en
navigatie van een trip.
Bij een groter zoombereik worden de getijden en stromingen
weergegeven als vierkante pictogrammen met de letter T (Tides/
getijden) of C (Current/stroming). Als u een van de pictogrammen
selecteert, wordt informatie over het getijde of de stroming
getoond.
Dynamische gegevens over de stroming kunt u bekijken door te
zoomen binnen een zoombereik van 1 nautische mijl. Bij dat bereik
veranderen de stromingspictogrammen in geanimeerde
dynamische pictogrammen die de snelheid en richting van de
stroming laten zien. Dynamische pictogrammen zijn zwart (meer
dan 6 knopen), rood (meer dan 2 knopen en minder of gelijk aan 6
knopen), geel (meer dan 1 knoop en minder of gelijk aan 2 knopen)
of groen (gelijk aan of minder dan 1 knoop), afhankelijk van de
stroming op die locatie.
Als er geen stroming is (0 knopen) wordt dit weergegeven als een
vierkant wit pictogram.
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
35
Statische stromings- en
getijdenpictogrammen
Dynamische stromingspictogrammen
Kaartopties voor Insight en C-MAP
Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk
beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten.
Presentatie
De kaarten kunnen in verschillende stijlen getoond worden.
Schaduwreliëf Geen contouren
Rasterkaarten
Hoge res. bathymetrie
36
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Schaduwreliëf
Geeft de zeebodem in reliëf weer.
Geen contouren
Verwijdert de contourlijnen van de kaart.
Rasterkaarten
Wijzigt de weergave in die van een traditionele papieren kaart.
Rastertransparantie
Regelt de transparantie van rasterbeelden.
Hoge res. bathymetrie
Bepaalt of een hogere of lagere concentratie van contourlijnen
wordt getoond.
Weergaveopties Insight en C-MAP
Kaart detail
• Volledig
Alle informatie die beschikbaar is voor de gebruikte kaart.
• Medium
Minimale informatie, voldoende voor navigatie.
• Laag
Basisniveau van informatie die niet verwijderd kan worden, en
bevat informatie die in alle geografische gebieden vereist is. Het
is niet bedoeld als informatie die volstaat voor veilige navigatie.
Categorieën Insight en C-MAP
Insight- en C-MAP-kaarten bevatten diverse categorieën en
subcategorieën die u afzonderlijk kunt in- en uitschakelen,
afhankelijk van de informatie die u wilt zien.
Foto-overlay
Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay
weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is
beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
U kunt foto-overlays in 2D of 3D weergeven.
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
37
Geen foto-overlay Foto-overlay, alleen land Volledige foto-overlay
Fototransparantie
Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in.
Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen
door de foto.
Minimale transparantie Transparantie op 80
Dieptepalet
Regelt het dieptepalet dat op de kaart wordt gebruikt.
Papieren kaart
Hiermee wijzigt u de weergave van de kaart in die van een papieren
kaart.
Veiligheidsdiepte
Insight- en C-MAP-kaarten maken gebruik van verschillende tinten
blauw voor onderscheid tussen ondiep water (lichtere tinten) en
diep water (donkerder tinten). Na inschakeling van Veiligheidsdiepte
geeft u de gewenste limiet voor de veiligheidsdiepte op. De
Veiligheidsdiepte bepaalt de limiet waarbij diepten niet meer blauw
worden weergegeven.
38
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Dieptefilter
Filtert dieptewaarden uit die minder diep zijn dan de geselecteerde
dieptefilterlimiet.
Arcering
Geeft verschillende delen van de zeebodem een andere kleurtint,
afhankelijk van de gekozen arceringscategorie.
Ú
Notitie: De arceringsopties Samenstelling en Begroeiing zijn
niet van toepassing op C-MAP-kaarten.
Diepte 1 en diepte 2
Vooraf ingestelde diepten die de verschillende diepten in
verschillende kleuren arceren.
Aangepast
U kunt de dieptedrempel, kleur en ondoorzichtigheid
(transparantie) van kleurarcering aanpassen voor diepte 1 en diepte
2.
3D-vergroting
Deze grafische instellingen zijn alleen beschikbaar in de modus 3D.
Overdrijving kan worden toegepast op de getekende hoogte van
heuvels op het land en op troggen in het water om deze hoger of
dieper te laten lijken.
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
39
Ú
Notitie: Deze optie wordt in grijs weergegeven als deze
gegevens niet beschikbaar zijn voor de geplaatste kaart.
Navionics-kaarten
Speciale kaartopties Navionics
Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk
beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten.
Community wijzigingen
Hiermee schakelt u de kaartlaag met de Navionics-wijzigingen in.
Dit zijn gebruikerswijzigingen of -informatie die door gebruikers zijn
geüpload naar Navionics Community en die op Navionics-kaarten
beschikbaar gemaakt worden.
Raadpleeg voor meer informatie de Navionics-informatie bij uw
kaart of ga naar de website van Navionics: www.navionics.com.
Instellingen Navionics-kaarten
Gekleurde zeebodemgebieden
Wordt gebruikt om verschillende dieptegebieden in verschillende
tinten blauw weer te geven.
Aantekening
Bepaalt welke gebiedsinformatie, zoals namen van locaties en
aantekeningen over gebieden, voor weergave beschikbaar is.
40
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Presentatietype
Verschaft maritieme kaartinformatie zoals symbolen, kleuren van de
navigatiekaart en benamingen voor internationale of USA-
presentatietypen.
Kaartdetails
Geeft u verschillende niveaus van informatie met betrekking tot
geografische lagen.
Veiligheidsdiepte
De Navionics-kaarten gebruiken verschillende schakeringen blauw
om onderscheid te maken tussen ondiep en diep water.
Veiligheidsdiepte, op basis van een geselecteerde limiet, wordt
zonder blauwe schakeringen getekend.
Ú
Notitie: De ingebouwde Navionics-database bevat gegevens
tot een diepte van 20 m. Daarna is alles wit.
Contourdiepte
Bepaalt welke contouren u op de kaart ziet, tot aan de
geselecteerde dieptewaarde.
Rotsfilter
Hiermee wordt rotsherkenning beneden een bepaalde diepte
verborgen op de kaart.
Zo kunt u kaarten opschonen in gebieden waar rotsen liggen op
diepten ver onder de diepgang van uw vaartuig.
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
41
Weergaveopties Navionics
Kaartarcering
Deze functie voegt terreininformatie toe aan de kaart.
Navionics dynamische pictogrammen voor getijden en stromingen
Getijden en stromingen worden met een meter en een pijl
weergegeven in plaats van met de ruitvormige pictogrammen die
worden gebruikt voor statische informatie over getijden en
stromingen.
De gegevens over getijden en stromingen die beschikbaar zijn voor
Navionics-kaarten zijn gerelateerd aan een bepaalde datum en tijd.
Het systeem maakt een animatie van de pijlen en/of meters om de
ontwikkeling van getijden en stromingen over een bepaalde
tijdsperiode te laten zien.
Dynamische getijdeninformatie Dynamische stromingsinformatie
De volgende pictogrammen en symbolen worden gebruikt:
Huidige snelheid
De lengte van de pijl is afhankelijk van de snelheid,
en het symbool draait mee met de richting van de
stroming. De stromingssnelheid wordt in het
pictogram getoond. Het rode pictogram wordt
gebruikt als de huidige stromingssnelheid toeneemt,
en het blauwe pictogram als deze afneemt.
Hoogte getij
De meter heeft 8 labels en is ingesteld op absolute
minimale of maximale waarde van de geëvalueerde
dag. De rode pijl geeft aan dat het getij opkomt en
de blauwe pijl dat het getij afgaat.
42
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Ú
Notitie: Alle numerieke waarden worden getoond in de door
de gebruiker ingestelde maateenheid.
Eenvoudige weergave
Met deze functie vergroot u de weergave van kaartitems en tekst.
Ú
Notitie: Op de kaart kunt u niet zien of deze functie geactiveerd
is.
Foto-overlay
Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay
weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is
beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
U kunt foto-overlays in 2D of 3D weergeven.
Geen foto-overlay Foto-overlay, alleen land Volledige foto-overlay
Fototransparantie
Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in.
Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen
door de foto.
Minimale transparantie Maximale transparantie
Navionics Fish N' Chip
Het systeem ondersteunt de kaartfunctie Fish N' Chip van Navionics.
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
43
Zie voor meer informatie www.navionics.com.
Dieptemarkering
Selecteer het bereik van de diepten die Navionics met een andere
kleur moet vullen.
Zo kunt u een bepaald dieptebereik markeren als u wilt vissen. Dit
bereik is net zo nauwkeurig als de gegevens op de onderliggende
kaart. Dat betekent dat als de kaart een interval van 5 meter heeft
voor contourlijnen, ook de arcering wordt afgerond naar de
dichtstbijzijnde beschikbare contourlijn.
Geen dieptemarkering Bereik dieptemarkering: 6 tot 12 meter
Markering van ondiep water
Markeert gebieden met ondiep water.
Hiermee kunt u gebieden met ondiep water tussen 0 en de
geselecteerde diepte (max. 10 meter) markeren.
Geen ondiep water gemarkeerd Markering van ondiep water: 0 m - 3 m
44
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Kaartinstellingen
Instellingen en weergaveopties die op de pagina Kaartinstellingen
worden gekozen, gelden voor alle kaartpanelen.
3D-bootselectie
Bepaalt welk pictogram wordt gebruikt op 3D-kaarten.
Bootinstellingen
Niet gebruikt.
Bereikringen
De bereikringen kunnen worden gebruikt om de afstand weer te
geven tussen uw vaartuig en andere kaartobjecten.
De bereikschaal wordt automatisch door het systeem ingesteld
zodat deze overeenkomt met de kaartschaal.
Verlengingslijnen
Stelt de lengte in van de koersverlengingslijnen voor uw vaartuig.
Voor het instellen van verlengingslijnen voor andere vaartuigen die
als AIS-doelen worden getoond gaat u naar AIS"Koersverlengingslijnen"
op pagina 109-lijnen.
A: Koers
B: Grondkoers (COG)
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
45
De lengte van de verlengingslijnen wordt ingesteld als vaste
afstand, of als de afstand die het vaartuig binnen een geselecteerde
tijd aflegt. Als voor een vaartuig geen opties worden ingeschakeld,
dan worden er geen verlengingslijnen getoond voor uw vaartuig.
De koers van uw vaartuig wordt gebaseerd op informatie van de
actieve koerssensor, en de COG wordt gebaseerd op informatie van
de actieve GPS-sensor.
2D/3D-kaart synchroniseren
Koppelt de positie die op de ene kaart getoond wordt aan de
positie op de andere kaart wanneer een 2D- en 3D-kaart naast
elkaar getoond worden.
Pop-upinformatie
Hiermee wordt bepaald of basisinformatie voor kaartitems wordt
getoond als u dat item selecteert.
Rasterlijnen
Schakelt de weergave van rasterlijnen voor lengte- en breedtegraad
op de kaart in of uit.
Kaart verbergen
Als de optie is ingesteld op Aan bij het bekijken van een Lowrance-
kaart, wordt de kaart (achtergrond) niet weergegeven en worden
alleen het vaartuig, verlengingen, waypoints en routes
weergegeven tegen een witte achtergrond.
Waypoints, Routes, Trails
Hiermee schakelt u de weergave van deze items op kaartpanelen
in/uit. Hiermee opent u ook de dialoogvensters Waypoints, Routes
en Trails waarmee u de items kunt beheren.
46
Kaarten | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Waypoints, routes en trails
Dialoogvensters Waypoints, Routes, en
Trails
De dialoogvensters Waypoints, Routes, en Trails bieden toegang tot
geavanceerde bewerkingsfuncties en instellingen voor deze items.
De dialoogvensters zijn toegankelijk via het paneel Tools op de
Home pagina.
Waypoints
Een waypoint is een door de gebruiker gegenereerde markering op
een kaart of op het Sonar-beeld. Elk waypoint heeft een exacte
positie met lengte- en breedtecoördinaten. Een waypoint dat op
het Sonar-beeld is gepositioneerd, heeft naast positie-informatie
ook een dieptewaarde. Waypoints worden gebruikt om posities te
markeren waarnaar u later mogelijk wilt terugkeren. Twee of meer
waypoints kunnen ook worden gecombineerd om een route te
creëren.
5
Waypoints, routes en trails | ELITE Ti Gebruikershandleiding
47
Waypoints opslaan
U kunt een waypoint op een geselecteerde locatie opslaan door de
cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens de nieuwe
waypoint-optie in het menu te selecteren.
U kunt een waypoint ook opslaan door op de toets Waypoint te
drukken:
• Druk eenmaal om het dialoogvenster Nieuw waypoint weer te
geven
• Druk tweemaal om snel een waypoint op te slaan. Als de cursor
actief is, wordt het waypoint op de cursorpositie opgeslagen. Als
de cursor niet actief is, wordt het waypoint op de positie van uw
vaartuig opgeslagen.
Een waypoint verplaatsen
1. Selecteer de waypoint die u wilt verplaatsen. Het waypoint-
pictogram wordt uitgevouwen om aan te geven dat het actief
is.
2. Activeer het menu en selecteer de waypoint in het menu
3. Selecteer de optie Verplaatsen
4. Selecteer de nieuwe positie van de waypoint
5. Selecteer Voltooien in het menu.
De waypoint wordt nu automatisch opgeslagen op de nieuwe
positie.
Waypoints wijzigen
U kunt alle informatie over een waypoint wijzigen in het
dialoogvenster Waypoints wijzigen .
Dit dialoogvenster is ook toegankelijk vanuit het hulpprogramma
voor Waypoints op de Home page.
48
Waypoints, routes en trails | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Een waypoint verwijderen
U kunt een waypoint verwijderen in het dialoogvenster Waypoint
wijzigen, of door de menu-optie Verwijderen te selecteren
wanneer het waypoint is geactiveerd.
U kunt waypoints ook verwijderen met behulp van de tool
Waypoints op de Home pagina.
U kunt MOB-waypoints op dezelfde manier verwijderen.
Waypoint alarminstellingen
U kunt voor elk individueel waypoint een alarmradius inestellen. U
kunt het alarm instellen in het dialoogvenster Waypoint wijzigen.
Ú
Notitie: De alarmradius voor het waypoint moet in het
alarmdialoogvenster op ON gezet worden om een alarm te
activeren op het moment dat uw vaartuig binnen de
gedefinieerde radius komt. Raadpleeg voor meer informatie
"Dialoogvenster Alarmen" op pagina 112.
Routes
Een route bestaat uit een serie routepunten die worden ingevoerd
in de volgorde waarin u wilt navigeren.
Als u ee n route selecteert op het kaartpaneel, wordt de route
groen, en wordt de naam van de route getoond.
Een nieuwe route aanmaken op het kaartpaneel
1. Activeer de cursor op het kaartpaneel
2. Selecteer de optie Nieuwe route in het menu
3. Plaats het eerste waypoint op het kaartpaneel
Waypoints, routes en trails | ELITE Ti Gebruikershandleiding
49
4. Ga door met het plaatsen van nieuwe routepunten op het
kaartpaneel totdat de route af is
5. Sla de route op door de optie Opslaan te selecteren in het
menu.
Een route vanaf het kaart paneel wijzigen
1. Selecteer de route om hem actief te maken.
2. Selecteer de optie Route wijzigen in het menu.
3. Plaats het nieuwe routepunt op het kaart paneel:
-
Wanneer u het nieuwe routepunt in een etappe plaatst,
wordt het nieuwe punt tussen de bestaande routepunten
ingevoegd.
- Plaatst u het nieuwe routepunt buiten de route, dan wordt
het nieuwe routepunt toegevoegd na het laatste punt in de
route.
4. Sleep een routepunt om het naar een nieuwe positie te
verplaatsen.
5. Sla de route op door de optie Opslaan in het menu te kiezen.
Ú
Notitie: Het menu verandert afhankelijk van de geselecteerde
bewerkingsoptie. Alle wijzigingen moet u bevestigen of
annuleren via het menu.
Een route verwijderen
U kunt een route verwijderen door de menu-optie Verwijderen te
selecteren wanneer de route is geactiveerd. U kunt routes ook
verwijderen met behulp van de tool Routes op de Home pagina.
50
Waypoints, routes en trails | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Routes aanmaken met behulp van bestaande
waypoints
U kunt een nieuwe route aanmaken door bestaande waypoints te
combineren in het dialoogvenster Routes. U kunt het
dialoogvenster activeren met behulp van de tool Routes op de
Home pagina.
Trails omzetten in routes
U kunt een trail omzetten in een route in het dialoogvenster Trail
wijzigen. U kunt het dialoogvenster activeren door de trail te
activeren en vervolgens de pop-up van de trail of de menu-optie
Trail te selecteren.
Het dialoogvenster Trails wijzigen is ook toegankelijk door de tool
Trails te selecteren op de Home pagina.
Waypoints, routes en trails | ELITE Ti Gebruikershandleiding
51
Het dialoogvensterRoute wijzigen
U kunt routepunten toevoegen en verwijderen in het
dialoogvenster Route wijzigen. U kunt dit dialoogvenster activeren
door de pop-up van een actieve route te selecteren, of vanuit het
menu.
Het dialoogvenster is ook toegankelijk via het hulpprogramma
Routes op de Home pagina.
Trails
Trails vormen een grafische weergave van het historische pad van
een vaartuig, zodat u kunt achterhalen welke route u hebt afgelegd.
Trails kunnen omgezet worden in routes in het dialoogvenster
Wijzigen.
Het systeem is in de fabriek zo ingesteld dat de beweging van het
vaartuig automatisch wordt gevolgd en getoond op het
kaartpaneel. Het systeem blijft de Trails opnemen totdat het
maximumaantal punten wordt bereikt. Daarna worden de oudste
punten overschreven.
De automatisch volgfunctie kan uitgeschakeld worden in het
dialoogvenster Trails .
Nieuwe Trails aanmaken
U kunt een nieuwe trail starten in het dialoogvenster Trails dat u
activeert met behulp van de tool Trails op de Home pagina.
52
Waypoints, routes en trails | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Trails-instellingen
Trails worden samengesteld uit een serie punten die verbonden
worden door lijnsegmenten, afhankelijk van de frequentie van de
opname.
U kunt zelf trailpunten positioneren op basis van tijd of afstand, of
automatisch een waypoint door het systeem laten positioneren als
er een koerswijziging geregistreerd wordt.
Ú
Notitie: Ook moet de optie Trails zijn ingeschakeld in de
kaartinstellingen om zichtbaar te zijn.
Waypoints, routes en trails | ELITE Ti Gebruikershandleiding
53
Navigeren
Met behulp van de navigatiefunctie van het systeem kunt u naar de
cursorpositie, een waypoint of langs een eerder opgegeven route
navigeren.
Als uw systeem over een stuurautomaat beschikt, kan deze worden
ingesteld om het vaartuig automatisch te besturen.
Ga naar "Waypoints, routes en trails" op pagina 47 voor meer informatie
over het plaatsen van waypoints en het uitzetten van routes.
Stuurpaneel
Het stuurpaneel kan worden gebruikt om informatie weer te geven
tijdens het navigeren. Het paneel wordt geactiveerd vanaf de
Home pagina, in volledig scherm of als onderdeel van een pagina
met meerdere panelen.
1 Datavelden
2 Vaartuigrichting
3 Peiling naar waypoint
4 Bestemmingspunt
6
54
Navigeren | ELITE Ti Gebruikershandleiding
5 Peilingslijn met toegestane limiet voor koersafwijking
Bij het volgen van een route toont de peilingslijn de
gewenste koers van het ene waypoint naar het volgende.
Tijdens het navigeren naar een waypoint (cursorpositie,
MOB of een ingevoerde lengte- en breedtegraadpositie),
toont de peilingslijn de gewenste koers vanaf het startpunt
van de navigatie naar het waypoint.
6 Vaartuigsymbool
Geeft de afstand en peiling aan, relatief ten opzichte van de
gewenste koers. Als de XTE (koersafwijking) de
gedefinieerde XTE-limiet overschrijdt, wordt dit aangegeven
met een rode pijl en de afstand vanaf de tracklijn.
Gegevensvelden
Het stuurpaneel geeft de volgende informatie:
XTE Koersafwijking
SOG Grondsnelheid
COG Grondkoers
POS Positie
DTD Afstand tot bestemming
TTD Tijd tot bestemming
Navigeren naar cursorpositie
Plaats de cursor op de geselecteerde bestemming op het paneel, en
selecteer vervolgens de optie Ga naar cursor in het menu.
Ú
Notitie: De optie Ga naar cursor is niet beschikbaar als u al
aan het navigeren bent.
Navigeren van een route
Wanneer een routenavigatie is gestart, wordt het menu
uitgevouwen en ziet u opties voor het annuleren van de navigatie,
het overslaan van een waypoint en het opnieuw starten van de
route vanaf de huidige positie van het vaartuig.
Navigeren | ELITE Ti Gebruikershandleiding
55
Een route starten op het kaartpaneel
Activeer een route op het paneel en selecteer vervolgens de optie
voor routenavigatie in het menu.
U kunt een routepunt selecteren om de navigatie vanaf een
geselecteerde positie te starten.
Een route starten op het stuurpaneel
Selecteer in het menu de optie Route starten en vervolgens de
details in de dialoogvensters.
Navigatie van een route starten in het dialoogvenster
Route
U kunt de navigatie starten in het dialoogvenster Route dat u
activeert door:
• De tool Route te selecteren op de Home pagina
• De routedetails te selecteren in het menu
Navigeren met de stuurautomaat
Navigeren met de stuurautomaat is beschikbaar op alle units
waarop de trollingmotorstuurautomaat is geïnstalleerd. De
stuurautomaat is niet beschikbaar op de ELITE-5Ti.
56
Navigeren | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Wanneer u begint met navigeren op een systeem met een
stuurautomaat, wordt u gevraagd om de stuurautomaat in de
navigatiemodus te zetten.
Als u ervoor kiest om de stuurautomaat niet te gebruiken, dan kan
deze later met de stuurautomaatcontroller in de navigatiemodus
worden gezet.
Ga voor meer informatie over de stuurautomaatfunctionaliteit naar
"Stuurautomaat" op pagina 86.
Navigatie-instellingen
Aankomst radius
Stelt een onzichtbare cirkel rond het bestemming waypoint in.
Het vaartuig wordt beschouwd als aangekomen bij het waypoint
wanneer het zich binnen deze radius bevindt.
XTE limiet
Met deze instelling bepaalt u hoe ver de boot mag afwijken van de
geselecteerde route; als de boot voorbij deze limiet gaat, wordt er
een alarm geactiveerd.
XTE alarm (koersafwijking)
Hiermee zet u het XTE alarm aan/uit.
Navigeren | ELITE Ti Gebruikershandleiding
57
Trails
Hiermee opent u het dialoogvenster Trails, waarin u de instellingen
voor sporen kunt aanpassen en sporen naar routes voor navigatie
kunt converteren. Zie "Trails naar routes converteren" op pagina 51.
Type loggen
U hebt de keuze om trail punten te plaatsen op basis van tijd,
afstand, of door het apparaat automatisch een punt te laten
plaatsen als er een koerswijziging is geregistreerd.
Selecteer een van de volgende typen loggen in het dialoogvenster
Navigatie instellingen:
• Auto - het apparaat plaatst automatisch een punt wanneer er
een koerswijziging is geregistreerd.
• Afstand - selecteer het veld Afstand en voer de afstand in
waarmee u wilt loggen.
• Tijd - selecteer het veld Tijd en voer de tijd in waarmee u wilt
loggen.
Fantoom Loran
Gebruik van het Fantoom Loran positionering systeem inschakelen.
Loran instellingen
Definieert Loran ketens (GRI) en voorkeursstation voor waypoint
invoer, cursorpositie en positiepaneel.
De afbeelding toont een cursorpositie venster met Loran positie
informatie.
Voor meer informatie raadpleegt u de documentatie van uw Loran
systeem.
58
Navigeren | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Fishfinder
De Fishfinder functie geeft een beeld van het water en de bodem
onder uw boot, om vis te detecteren en de structuur van de bodem
te onderzoeken.
Het Sonar -beeld
1 Visbogen
2 Historie-overzicht*
3 Temperatuurgrafiek*
4 Diepte bij cursor
5 Amplitudebereik*
6 Zoom(bereik)-knoppen
7 Waterdiepte en watertemperatuur op cursorlocatie
8 Bereikschaal
9 Bodem
* Optionele Sonar-items die u individueel kunt in-/uitschakelen.
7
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
59
Het beeld zoomen
U kunt het beeld zoomen door:
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
• de toetsen +/- te gebruiken
Het zoomniveau wordt linksonder op het beeld getoond.
Als u inzoomt, wordt de zeebodem onder aan het scherm
gehouden, ongeacht of dit binnen het auto-bereik of het
handmatig bereik valt.
Als het bereik aanmerkelijk lager is ingesteld dan de werkelijke
diepte, is de unit niet in staat tijdens het zoomen de bodem te
vinden.
Als de cursor actief is, zoomt de unit in op de cursorpositie.
Zoombalk
De zoombalk wordt getoond als u het beeld zoomt.
Versleep de zoombalk verticaal om verschillende delen van de
waterkolom weer te geven.
Gebruik van de cursor op het beeld
De cursor kan worden gebruikt om een afstand tot een doel te
meten, om een positie te markeren en om doelen te selecteren.
De cursor wordt niet standaard getoond op het beeld.
Als u de cursor op het beeld plaatst, pauzeert het scherm, wordt de
diepte op de cursorpositie getoond en worden het
informatievenster en de historiebalk geactiveerd.
Om de cursor en de cursorelementen van het paneel te
verwijderen, selecteert u de menuoptie Cursor wissen.
Historie weergeven
Als de cursor op het paneel Sonar wordt getoond, wordt de
schuifbalk boven aan het paneel getoond. De schuifbalk toont het
beeld dat u op dat moment bekijkt ten opzichte van de gehele
opgeslagen Sonar-beeldhistorie.
Als de schuifbalk helemaal rechts staat, geeft dat aan dat u de meest
recente echo's bekijkt. Als u de cursor naar de linkerkant van het
scherm verplaatst, schuift de historiebalk naar links. Het automatisch
60
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
scrollen als er nieuwe echo's worden ontvangen, wordt
uitgeschakeld.
U kunt de sonarhistorie weergeven door het beeld te pannen. U
kunt ook de overzichtsfunctie gebruiken om de historie te pannen.
Raadpleeg "Overzicht" op pagina 69.
Om terug te gaan naar normaal scrollen, selecteert u de menu-optie
Cursor wissen .
Het beeld instellen
Gebruik de menu-opties van Sonar om het beeld in te stellen. Als de
cursor actief is, worden sommige opties in het Sonar-menu
vervangen door functies in de cursormodus. Selecteer Cursor
wissen om terug te gaan naar het normale Sonar-menu.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte die zichtbaar is op het
scherm.
Frequentie
De unit ondersteunt meerdere transducerfrequenties. Beschikbare
frequenties hangen af van het model van de aangesloten
transducer.
Ú
Notitie: Deze unit kan niet tegelijkertijd CHIRP-frequenties en
SideScan bedienen. Als u het beeld van StructureScan op links/
rechts instelt, kunt u de CHIRP-sonar niet gebruiken.
U kunt twee frequenties tegelijk bekijken door op de Home pagina
te kiezen voor dubbele Sonar-panelen.
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
61
Sensitivity
Door de Sensitivity te verhogen worden op het scherm meer details
weergegeven. Door de Sensitivity te verlagen worden minder
details weergegeven. Te veel details maken het scherm
onoverzichtelijk. Aan de andere kant worden gewenste echo's
mogelijk niet getoond als de gevoeligheid te laag staat.
Ú
Notitie: Auto-gevoeligheid is de voorkeursmodus voor de
meeste omstandigheden.
Auto-gevoeligheid
Deze functie past automatisch de sonarecho's aan aan de optimale
niveaus. Auto-gevoeligheid kan worden afgesteld (+/-) op uw
voorkeur met behoud van de auto-gevoeligheidsfunctionaliteit.
Kleurlijn
Hiermee kan de gebruiker de kleuren van het display aanpassen om
de zachtere doelen beter te kunnen onderscheiden van de hardere.
De kleurlijn aanpassen kan helpen om vis en belangrijke structuren
op of bij de bodem te onderscheiden van de werkelijke bodem.
Aanpassen van gevoeligheid en kleurlijn
Selecteer de menu-opties Gevoeligheid of Kleurlijn in het Sonar
menu en pas ze aan door de balk verticaal omhoog/omlaag te
slepen. Kleine aanpassingen kunnen worden uitgevoerd door te
tikken op de bovenkant of onderkant van de schuifbalk.
Fishfinder stoppen
Selecteer de menuoptie Fishfinder stoppen om de fishfinder te
laten stoppen met pingen. Gebruik de optie Fishfinder stoppen
wanneer u de fishfinder wilt stoppen, maar het apparaat niet wilt
uitschakelen.
62
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Geavanceerde opties
De optie Geavanceerd is alleen beschikbaar als de cursor niet actief
is.
Ruisonderdrukking
Signaalstoringen van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen
kunnen het beeld verstoren.
De optie Ruisonderdrukking filtert signaalstoringen uit en
vermindert storingen op het scherm.
Oppervlak helderheid
Golven, kielzog en temperatuurinversie kunnen dicht bij het
oppervlak ruis op het scherm veroorzaken. Met de optie Oppervlak
helderheid kunt u de hoeveelheid ruis verminderen, door de
gevoeligheid van de ontvanger dicht bij de oppervlakte lager te
zetten.
Verschuifsnelheid
U kunt de scrolsnelheid van het beeld op het scherm selecteren. Bij
een hoge scrolsnelheid wordt het beeld snel bijgewerkt, terwijl een
lage scrolsnelheid een langere historie presenteert.
Ú
Notitie: In bepaalde omstandigheden moet u de scrolsnelheid
wellicht aanpassen voor een bruikbaarder beeld. U kunt de
scrolsnelheid van het beeld bijvoorbeeld verhogen als u
verticaal vist zonder verplaatsing.
Ping snelheid
Ping snelheid bepaalt de snelheid waarmee de transducer het Sonar
signaal het water instuurt. Standaard staat de ping snelheid op
maximaal. Het kan nodig zijn de ping snelheid af te stellen om
storing te beperken, of voor aanpassing aan specifieke
visomstandigheden.
Handmatige modus
Handmatige modus is een geavanceerde gebruikersmodus die de
digitale dieptecapaciteit beperkt, zodat de unit alleen sonarsignalen
verwerkt in het geselecteerde bereik. Hierdoor zal het display soepel
blijven scrollen als de bodemdiepte buiten het transducer-bereik
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
63
valt. Als de unit in handmatige modus is, ontvangt u mogelijk geen
of onjuiste diepte-informatie.
Opname van loggegevens starten
U kunt de opname van loggegevens starten en het bestand intern
opslaan in de unit, of op een kaart die in de kaartlezer van de unit is
geplaatst.
U kunt het dialoogvenster Log sonar activeren via de menuoptie
Geavanceerd of in het dialoogvenster Sonarinstelingen.
Wanneer de gegevens worden opgenomen, knippert er in de
linkerbovenhoek een rood symbool en verschijnt er regelmatig een
bericht onder in het scherm.
Bestandsnaam
Geef de opname (log) een naam.
Bestandsformaat
Selecteer een bestandsformaat in de vervolgkeuzelijst: slg (alleen
Sonar), xtf (alleen* DownScan), sl2 (Sonar en DownScan).
Ú
Notitie: Het xtf-formaat kan alleen gebruikt worden met
bepaalde Sonar-weergavehulpmiddelen van derden.
64
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Opslaan in
Select of de opname intern opgeslagen moet worden, of op een
geheugenkaart in de kaartlezer.
Bytes per peiling
Selecteer hoeveel bytes per seconde gebruikt moeten worden bij
het opslaan van het logbestand. Meer bytes geven een betere
resolutie, maar zorgen dat het bestand groter wordt in vergelijking
met het gebruik van een lagere byte-instelling.
StructureMap aanmaken
Als StructureScan beschikbaar is op het netwerk, kunt u de .sl2 logs
converteren naar StructureMap-indeling (.smf) als de opname klaar
is. Het logbestand kan ook geconverteerd worden naar
StructureMap-indeling via de optie Bestanden.
Uploaden naar Insight Genesis
Als de opname klaar is, worden de bestanden verzonden naar
Insight Genesis als u bent verbonden met een draadloze hotspot.
Raadpleeg "Draadloze verbinding" op pagina 95 voor informatie over
draadloze hotspots.
Privacy
Als uw geselecteerde Insight Genesis-account dit toestaat, kunt u de
opgenomen logbestanden instellen als Privé of Openbaar in Insight
Genesis.
Resterende tijd
Toont de resterende toegewezen tijd die beschikbaar is voor
opnamen.
Opname van loggegevens stoppen
Selecteer Stop in het dialoogvenster Sonar loggen om de opname
van alle sonarloggegevens te stoppen.
Ú
Notitie: Als u de optie Uploaden naar Insight Genesis hebt
geselecteerd en bent verbonden met een draadloze hotspot,
worden uw opgenomen bestanden verzonden naar Insight
Genesis, waar u Stop kunt selecteren.
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
65
De vastgelegde echogegevens weergeven
U kunt zowel intern als extern opgeslagen echogegevens bekijken
als de optie Sonarlog weergeven is geselecteerd in het
dialoogvenster Sonarinstellingen. Raadpleeg "Sonarinstellingen" op
pagina 70.
Het logbestand wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt
het scrollen en de weergave vanuit de menu-optie Nogmaals
afspelen.
U kunt de cursor gebruiken op het beeld dat nogmaals wordt
afgespeeld, en het beeld pannen als een normaal echobeeld.
Als er meer dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde
echobestand, kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
U kunt de modus Nogmaals afspelen afsluiten door het symbool X
te selecteren in de rechterbovenhoek van het beeld dat nogmaals
wordt afgespeeld.
66
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Sonar Weergaveopties
Selecteer de optie Bekijken in het menu Sonar om de
weergaveopties te bekijken.
Opties voor gesplitst scherm
Zoomen
1 Zoomniveau
2 Zoom-balken
De Zoom-modus presenteert aan de linkerkant van het paneel een
vergrote weergave van het echobeeld. Standaard staat het
zoomniveau op 2x. U kunt kiezen voor maximaal 8x zoomen in het
vervolgkeuzemenu, via de knoppen +/-, of de zoomknoppen (+ of
-). De zoom-balken voor het bereik aan de rechterkant van het
display tonen het vergrote bereik. Als u de zoomfactor vergroot,
wordt het bereik verkleind. U ziet dit als een verkleinde afstand
tussen de zoombalken.
Bodemvergrendeling
De bodemvergrendelingsmodus is handig als u echo's dicht bij de
bodem wilt weergeven. In deze modus toont de linkerkant van het
paneel een beeld waar de bodem vlakker wordt. De bereikschaal
wordt veranderd zodat deze vanaf de zeebodem (0) naar boven
meet. De bodem en de nullijn worden altijd op het linkerpaneel
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
67
getoond, ongeacht de bereikschaal. De schaalfactor voor het beeld
aan de linkerkant van het paneel wordt ingesteld zoals beschreven
voor de zoom-optie.
Flitser
In Flitser-modus wordt in het linkerpaneel een flitser-echoloodbeeld
en in het rechterpaneel een gewoon echoloodbeeld weergegeven.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende weergave paletten, die
geoptimaliseerd zijn voor diverse omstandigheden tijdens het
vissen.
Temperatuur grafiek
De temperatuur grafiek wordt gebruikt om veranderingen in de
watertemperatuur te illustreren.
Indien ingeschakeld, worden een gekleurde lijn en
temperatuurwaarden op het beeld van de Sonar weergegeven.
Dieptelijn
Er kan een dieptelijn op het bodemoppervlak worden
weergegeven, zodat de bodem gemakkelijker van vis en structuren
te onderscheiden is.
Signaalhoogte instellen
Signaalhoogte instellen is een weergave van real-time echo's die op
het paneel verschijnen. De sterkte van de feitelijke echo wordt
aangegeven door de breedte en kleurintensiteit.
68
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Voorbeeld
U kunt alle beschikbare sonar historie boven aan het fishfinder
scherm weergeven. De Voorbeeld balk toont een foto van de
beschikbare sonar historie. U kunt door de sonar historie bladeren
door de voorbeeld schuifbalk horizontaal te slepen. Standaard is
Voorbeeld ingeschakeld als de cursor actief is.
Vis aanduiding
U kunt de manier selecteren waarop de echo's op het beeld
moeten verschijnen. U kunt bovendien aangeven of u een
waarschuwing wilt krijgen als er een visaanduiding verschijnt op het
paneel.
Traditionele visecho's Vissymbolen Vissymbolen en diepte-
indicatie
Ú
Notitie: Niet alle vissymbolen zijn ook echt vissen.
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
69
Sonar-instellingen
Overlay DownScan
Wanneer een DownScan-bron is aangesloten op uw systeem, kunt
u DownScan-beelden weergeven als overlay op het normale Sonar-
beeld.
Wanneer Sonar-menu is geactiveerd, wordt het aangevuld met een
aantal basisopties voor DownScan.
Selecteer Overlay in het structuuroptiemenu om het niveau van de
structuuroverlay op het scherm aan te passen. U kunt aanpassingen
maken met de overlayschuifbalk.
Vismodus
Deze functie bestaat uit een vooraf ingesteld pakket
sonarinstellingen die ontworpen zijn voor specifieke viscondities.
Ú
Notitie: Het selecteren van de juiste vismodus is essentieel voor
optimale sonarprestaties. Als u na het opstarten de configuratie
van de apparatuur hebt voltooid, is de juiste vismodus al
geselecteerd.
70
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Vismodus Diepte Palet
Algemeen gebruik ≤ 305 m (1.000
voet)
Witte achtergrond
Ondiep water ≤ 18 m (60 voet) Witte achtergrond
Zoetwater ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Diep water ≤ 1524 m (5.000
voet)t
Diep blauw
Langzaam trollen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Snel trollen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Helder water ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
IJsvissen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Reset de visserij-modus
Resets geselecteerde visserij-modus naar de standaardinstellingen,
zodat u instellingen wissen aanpassingen uitvoert met een visserij-
modus.
Log sonar
Selecteer deze optie om het vastleggen van Sonar-gegevens te
starten of te stoppen. Raadpleeg voor meer informatie "Opname van
loggegevens starten" op pagina 64.
Deze optie is ook beschikbaar onder de optie Geavanceerd in het
Sonar-menu.
Sonar-log weergeven
Wordt gebruikt om Sonar-opnamen weer te geven. Het logbestand
wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt het scrollen en
de weergave vanuit het menu.
U kunt de cursor op het beeld gebruiken, afstanden meten en
weergaveopties instellen zoals op een live Sonar-beeld. Als er meer
dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde Sonar-bestand,
kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
U kunt de weergavefunctie afsluiten door de X in de
rechterbovenhoek te selecteren.
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
71
Installatie
Gebruikt voor het installeren en instellen van het systeem.
Raadpleeg de afzonderlijke installatiehandleiding van de ELITE Ti.
72
Fishfinder | ELITE Ti Gebruikershandleiding
StructureScan
StructureScan gebruikt hoge frequenties om een fotoachtig beeld
met hoge resolutie van de zeebodem te maken.
StructureScan HD biedt een grote, gedetailleerde dekking met
SideScan, terwijl DownScan gedetailleerde beelden maakt van
structuren en vissen recht onder uw boot. De pagina StructureScan
is toegankelijk vanaf de Home pagina als de TotalScan-transducer
verbonden is.
Ú
Notitie: Deze unit werkt niet tegelijkertijd met CHIRP-
frequenties en SideScan. Als u de weergave Links/Rechts van
StructureScan inschakelt, kunt u de CHIRP-sonar niet gebruiken.
Het StructureScan beeld
De weergave
Het paneel StructureScan kan worden ingesteld als DownScan-
beeld of als links/rechts-scanner.
Het DownScan-beeld kan ook worden toegevoegd als overlay over
het traditionele Sonar-beeld.
8
StructureScan | ELITE Ti Gebruikershandleiding
73
1 Diepte
2 Temperatuur
3 Bodem
4 Frequentie
5 Zoompictogrammen (DownScan) / Bereikpictogrammen
(SideScan)
6 Bereikschaal
Het StructureScan-beeld zoomen
U kunt een StructureScan-beeld zoomen door:
• de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken
• de toetsen +/- te gebruiken
Het zoomniveau wordt linksonder op het paneel getoond.
Gebruik van de cursor op het paneel
StructureScan
De cursor wordt standaard niet getoond op het StructureScan-
beeld.
Als u de cursor op het beeld plaatst, pauzeert het scherm, wordt de
diepte op de cursorpositie getoond en worden het
cursorinformatievenster en de historiebalk geactiveerd. Op een
DownScan-beeld wordt de diepte op de cursorpositie getoond.
Als u de cursor op een SideScan-beeld plaatst, pauzeert het scherm
en wordt het cursorinformatievenster geactiveerd. Op een
SideScan-beeld wordt de afstand links/rechts van het vaartuig tot
de cursor op de cursorpositie getoond.
Om de cursor en de cursorelementen van het paneel te
verwijderen, selecteert u de optie Cursor wissen.
74
StructureScan | ELITE Ti Gebruikershandleiding
StructureScan-historie weergeven
Als de cursor actief is op een DownScan-paneel, wordt de
historiebalk boven aan het paneel getoond.
In een SideScan-weergave kunt u het beeld pannen om de zijden
en historie te bekijken, door het beeld naar links, rechts en omhoog
te slepen.
Om terug te gaan naar normaal StructureScan scrollen, drukt u op
Cursor wissen.
Het StructureScan-beeld instellen
Gebruik het StructureScan-menu om het beeld in te stellen. Als de
cursor actief is, worden sommige opties in het menu vervangen
door functies in de cursormodus. Selecteer Cursor wissen om
terug te gaan naar het normale menu.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte en het SideScan-bereik
dat zichtbaar is op het scherm.
StructureScan | ELITE Ti Gebruikershandleiding
75
Auto-bereik
Wanneer het bereik is ingesteld op Auto, stelt het systeem het
bereik automatisch in afhankelijk van de waterdiepte.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
U kunt kiezen tussen verschillende vooraf ingestelde bereikniveaus.
StructureScan frequenties
StructureScan ondersteunt twee frequenties. 455 kHz geeft in de
meeste situaties een ideaal bereik en beeldkwaliteit, terwijl 800 kHz
wordt gebruikt voor meer details in ondiep water.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Om de instelling voor contrast aan te passen:
1. Selecteer het pictogram Contrastpictogram of activeer de optie
Contrast in het menu om de kleuraanpassingsbalk weer te
geven
2. Sleep de balk omhoog of omlaag om de gewenste
contrastinstelling te selecteren, of kies Auto contrast.
Ú
Notitie: We raden u aan om Auto contrast te gebruiken.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende weergave paletten, die
geoptimaliseerd zijn voor diverse omstandigheden tijdens het
vissen.
Scanbeeld
U kunt de StructureScan pagina als DownScan beeld, of op alleen
links, alleen rechts, of links/recht zijwaarts scannen instellen.
Fishfinder stoppen
Gebruik de menuoptie Fishfinder stoppen wanneer u de
StructureScan transducer wilt uitschakelen, maar het apparaat zelf
niet wilt uitschakelen.
Geavanceerde instellingen StructureScan
76
StructureScan | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken.
Deze optie reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van
de ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Ú
Notitie: Oppervlaktehelderheid is standaard ingesteld op Laag,
voor optimale beeldontvangst en helderheid.
Het StructureScan-beeld naar links/rechts omkeren
Indien nodig kunnen de links/rechts-beelden van StructureScan
worden omgekeerd zodat ze overeenkomen met richting van de
transducerinstallatie.
Bereiklijnen
Bereiklijnen kunnen aan het beeld worden toegevoegd om het
schatten van diepte (Downscan) en afstand (SideScan) te
vergemakkelijken.
Voorbeeld
U kunt het sonar historie voorbeeld uitschakelen, het altijd boven
aan het scherm weergeven, of het alleen weergeven wanneer de
cursor actief is. Standaard wordt het sonar historie voorbeeld
weergegeven als de cursor actief is.
StructureScan-gegevens opnemen
U kunt StructureScan-gegevens opnemen en het bestand intern
opslaan in de unit of op een geheugenkaart, zoals beschreven in
"Opname van sonargegevens starten" op pagina 64.
StructureScan | ELITE Ti Gebruikershandleiding
77
StructureMap
De StructureMap functie projecteert SideScan beelden van een
StructureScan bron als overlay op de kaart. Dit maakt het
gemakkelijker om de onderwater omgeving ten opzichte van uw
positie te visualiseren en helpt bij het interpreteren van SideScan
beelden.
Het StructureMap-beeld
In het onderstaande voorbeeld ziet u een kaartpaneel met een
structuuroverlay, gecombineerd met een traditioneel SideScan-
paneel.
Met een structuuroverlay kunt u net als gewoonlijk over de kaart
bewegen door:
• Aanraakbediening: zoom de kaart en het gescande beeld met
behulp van de zoomknoppen (+ of -). Sleep over het paneel om
het gescande beeld te bekijken.
• Toetsbediening: zoom de kaart en het gescande beeld met
behulp van de toetsen +/-.
Als u de optie Cursor wissen selecteert, wordt de cursor van het
paneel verwijderd en wordt het vaartuig in het midden van de kaart
gepositioneerd.
Structuur overlay activeren
1. Schakel de Structuur overlay via het kaart menu in.
9
78
StructureMap | ELITE Ti Gebruikershandleiding
- Het kaart menu wordt uitgebreid met Structuur opties
-
Er begint Structuur data op het kaartscherm te verschijnen
zodra de Structuur overlay ingeschakeld is.
2. Selecteer de Structuur bron.
- Live data is standaard.
Ú
Notitie: Structuur overlay kan ook worden geactiveerd door
een opgeslagen StructureMap bestand via de bestanden
browser te selecteren.
StructureMap-bronnen
Er kunnen twee bronnen gebruikt worden om Structure-logs als
overlay op de kaarten weer te geven, maar er kan slechts een
tegelijk bekeken worden:
• Live data - wordt gebruikt als er StructureScan -gegevens
beschikbaar zijn op het systeem.
• Opgeslagen bestanden - dit zijn opgenomen StructureScan-
gegevens (*.sl2) die zijn geconverteerd naar StructureMap-
indeling (*.smf). Zelfs als er geen StructureScan-bronnen
verbonden zijn, kunnen opgeslagen *.smf-bestanden gebruikt
worden.
Live bron
Als live data zijn geselecteerd, wordt de SideScan-beeldhistorie
getoond als een spoor achter het vaartuigpictogram. De lengte van
dit spoor hangt af van het beschikbare geheugen in de unit en de
bereikinstellingen. Als het geheugen vol raakt, worden de oudste
gegevens automatisch verwijderd en nieuwe gegevens
toegevoegd. Als u het zoekbereik vergroot, wordt de pingsnelheid
van de StructureScan-transducer verlaagd, maar worden de breedte
en lengte van de beeldhistorie verhoogd.
Ú
Notitie: In Live-modus worden geen gegevens opgeslagen. Als
de unit wordt uitgeschakeld, worden alle recente gegevens
gewist.
Opgeslagen bestanden
Als u Opgeslagen bestanden selecteert, wordt het StructureMap-
bestand als overlay op de kaart getoond, op basis van de positie-
informatie in het bestand.
StructureMap | ELITE Ti Gebruikershandleiding
79
Als de kaartschaal groot is, wordt het StructureMap-gebied
afgebakend aangegeven totdat het bereik groot genoeg is om
structuurgegevens weer te geven.
De modus Opgeslagen wordt gebruikt om StructureMap-
bestanden te bekijken en te controleren, en om het vaartuig op
specifieke interessante locaties op een eerder gescand gebied te
positioneren.
Ú
Notitie: Als opgeslagen bestanden worden gebruikt als bron,
worden alle StructureMap-bestanden op de geheugenkaart en
in het interne systeemgeheugen getoond. Als er meer dan een
StructureMap van hetzelfde gebied bestaat, overlappen de
beelden elkaar en is de kaart minder overzichtelijk. Als er
meerdere logs van hetzelfde gebied nodig zijn, moeten de
kaarten op aparte geheugenkaarten worden geplaatst.
Tips voor StructureMap
• Om een goed beeld van hoge structuren (bijv. een wrak) te
krijgen, vaart u er niet overheen, maar stuurt u de boot zo dat de
structuur zich aan de linker- of rechterkant van uw boot bevindt.
• Gebruik Auto bereik niet wanneer u StructureScan gebruikt. Zet
het bereik op een aanzienlijk hogere stand (twee tot driemaal
hoger) dan de waterdiepte, om een volledige scan te verzekeren
en de nauwkeurigheid van de conversie te maximaliseren.
• Laat historie sporen niet overlappen wanneer u een
dubbelzijdige scan van een gebied uitvoert.
StructureScan-gegevens opnemen
StructureScan-gegevens kunnen opgenomen worden vanaf een
kaartpaneel waarbij structuuroverlay is ingeschakeld.
De opname van StructureScan-gegevens kan ook gestart worden
vanaf een StructureScan-paneel.
Wanneer StructureScan-gegevens worden opgenomen, knippert er
een rood symbool en verschijnt er regelmatig een bericht onder in
het scherm.
Ú
Notitie: Het bericht bevat informatie over de bestandsgrootte.
Houd de omvang van uw logs onder de 100MB, zodat
bestanden sneller geconverteerd kunnen worden.
80
StructureMap | ELITE Ti Gebruikershandleiding
De opname wordt gestopt als de opnamefunctie opnieuw
geselecteerd wordt.
StructureScan-gegevens converteren naar StructureMap-
indeling
Een StructureScan-logbestand (.sl2) wordt geconverteerd naar
StructureMap-indeling (.smf) na de opname vanuit het
opnamevenster of vanuit de bestandsbrowser.
U kunt bestanden aanmaken met een standaardresolutie of hoge
resolutie. In .smf-bestanden met een hoge resolutie worden meer
details vastgelegd, maar deze duren langer om te converteren en
zijn groter dan bestanden met een standaardresolutie.
Om schijfruimte te besparen wordt aangeraden om de
StructureScan-bestanden (.sl2) na het converteren te verwijderen.
Gebruik van StructureMap met cartografie
kaarten
StructureMap biedt de mogelijkheid alle kaartfuncties te benutten
en kan worden gebruikt met interne cartografie en Navionics,
Insight en cartografie van andere merken die compatibel is met het
systeem.
Wanneer u StructureMap in combinatie met cartografie kaarten
(cards) gebruikt, kopieert u de StructureMap (.smf ) bestanden naar
het interne geheugen van het apparaat. Wij adviseren kopieën van
StructureMap | ELITE Ti Gebruikershandleiding
81
de StructureMap bestanden op afzonderlijke cartografie kaarten te
bewaren.
Structuuropties
U kunt de StructureMap-instellingen aanpassen in het menu
Structuuropties. Het menu is beschikbaar als Structuuroverlay is
ingeschakeld.
Niet alle opties zijn beschikbaar als opgeslagen StructureMap-
bestanden worden gebruikt als bron. Niet-beschikbare opties
worden grijs weergegeven.
Bereik
Hiermee stelt u het zoekbereik in.
Transparantie
Hiermee stelt u de doorzichtigheid van de structuuroverlay in. Met
minimale transparantie zullen de kaartdetails vrijwel verborgen zijn
door de StructureMap-overlay.
Palet
Selecteert een Structure-palet.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Waterkolom
Toont/verbergt de waterkolom in de Live-modus.
Indien uitgeschakeld, zijn scholen aasvissen mogelijk niet zichtbaar
op het SideScan-beeld.
Indien ingeschakeld, kan de nauwkeurigheid van het SideScan-
beeld op de kaart beïnvloed worden door de waterdiepte.
Frequentie
Stelt de transducerfrequentie in die wordt gebruikt door de unit.
800 kHz geeft de beste resolutie, maar 455 kHz heeft meer
dieptewerking en een groter bereik.
82
StructureMap | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Live historie wissen
Hiermee worden de bestaande live historiegegevens van het
scherm gewist en worden alleen de meest recent gegevens
getoond.
Loggegevens Sonar
Records StructureScan gegevens.
Bron
Selecteert de StructureMap-bron.
StructureMap | ELITE Ti Gebruikershandleiding
83
Info panelen
De Info panelen bestaan uit meerdere meters - analoog, digitaal en
balken - die kunnen worden aangepast om geselecteerde data
weer te geven. Het paneel toont data op instrumentenborden en u
kunt maximaal tien instrumentenborden binnen het paneel
definiëren.
Dashboards
Er is een set dashboardstijlen vooraf gedefinieerd voor de weergave
van vaartuig-, navigatie- en vissersinformatie.
Ú
Notitie: Op de Elite-5Ti is alleen het dashboard Navigatie
beschikbaar.
U kunt wisselen tussen de dashboards van het paneel door de
pijlknoppen naar links en naar rechts te selecteren op het paneel. U
kunt het dashboard ook selecteren in het menu.
Vaartuig-dashboard Navigatie-dashboard Vissers-dashboard
Ú
Notitie: U kunt aanvullende dashboards activeren in het menu
als er andere systemen op het netwerk aanwezig zijn.
Het Infopaneel aanpassen
U kunt het Infopaneel aanpassen door de gegevens voor elke meter
op het dashboard te wijzigen, door de layout van het dashboard te
wijzigen en door nieuwe dashboards toe te voegen. U kunt ook
limieten voor de analoge meters instellen.
Alle bewerkingsopties zijn beschikbaar in het Infopaneelmenu.
Beschikbare bewerkingsopties zijn afhankelijk van de
gegevensbronnen die op het systeem aangesloten zijn.
10
84
Info panelen | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Een dashboard wijzigen
Activeer het dashboard dat u wilt wijzigen. Dan:
1. Activeer het menu
2. Selecteer de optie Wijzigen
3. Selecteer de meter die u wilt wijzigen. De geselecteerde meter
wordt weergegeven met een gekleurde achtergrond
4. Selecteer de informatie die moet worden weergegeven,
configureer limieten,, en verander eventueel de bron van de
informatie
5. Sla de wijzigingen op door Opslaan te kiezen in het menu
Info panelen | ELITE Ti Gebruikershandleiding
85
Stuurautomaat trollingmotor
Als een MotorGuide Xi5 trollingmotor met Pinpoint GPS is
verbonden met het NMEA 2000 netwerk, is de SmartSteer
(stuurautomaat) functionaliteit beschikbaar op alle units, behalve de
ELITE-5Ti.
Om de stuurautomaatfunctionaliteit van de trollingmotor te
gebruiken hebt u het volgende nodig:
• MotorGuide Xi5 trollingmotor met Pinpoint GPS (verkrijgbaar bij
MotorGuide)
• MotorGuide Pinpoint GPS Gateway (verkrijgbaar bij MotorGuide)
• NMEA 2000 netwerk
Verbind de MotorGuide Pinpoint GPS Gateway met uw NMEA 2000.
Meer informatie over het installeren van deze apparatuur vindt u in
de aparte installatiehandleidingen bij de apparaten.
De stuurautomaat kan de trollingmotor automatisch bedienen om:
• Een ingestelde koers aan te houden
• De positie van het vaartuig te behouden
• Te navigeren naar de cursorpositie, naar een waypoint of langs
een route
• Vooraf gedefinieerde wendpatronen te volgen
• De snelheid van de trollingmotor te regelen
Ú
Notitie: Een stuurautomaat is een handig hulpmiddel bij het
navigeren, maar kan een menselijke navigator NIET vervangen.
Xi5 trollingmotorsoftware
Als op enig moment een update is vereist voor uw Xi5
trollingmotor, plaatst MotorGuide de instructies daarvoor op
lowrance.com.
Volg de instructies op het scherm om de Xi5 software bij te werken.
Veilig gebruik van de stuurautomaat
Waarschuwing: Een stuurautomaat is een handig
hulpmiddel voor de navigatie, maar kan een menselijke
navigator NIET vervangen.
11
86
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Wisselen van automatische navigatie naar
standby modus
Om te wisselen van stuurautomaat naar handheld
afstandsbediening of pedaalbesturing, zet u de stuurautomaat in
standby stand. U selecteert de standby stand via de
Stuurautomaat bediening of het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Stuurautomaatinterface
1 Stuurautomaatgegevensbalk
2 Stuurautomaatcontroller
De stuurautomaatcontroller
De stuurautomaat wordt aangestuurd door de
stuurautomaatcontroller, die wordt geactiveerd in het
dialoogvenster Systeem regelingen dat wordt weergegeven door
te drukken op de aan/uit-knop.
Op de pagina kunt u de positie van de stuurautomaatcontroller
selecteren. Zie "Stuurautomaat instellen" op pagina 92.
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti Gebruikershandleiding
87
Ú
Notitie: Zolang de stuurautomaatcontroller actief is, kunt u
het achtergrondpaneel of het bijbehorende menu niet
bedienen.
De stuurautomaatcontroller kan ook worden geïnstalleerd als
paneel op een pagina met meerdere panelen door een
favorietenpagina te maken met de pagina-editor. Raadpleeg de
"Nieuwe favoriete pagina's toevoegen" op pagina 28 voor meer informatie
over favorietenpagina's.
De stuurautomaatgegevensbalk
De Stuurautomaatgegevensbalk wordt weergegeven als een
stuurautomaatmodus is geselecteerd. De balk bevat zowel
gegevens over de stuurautomaatmodus als navigatiegegevens. De
balk wordt weergegeven op alle pagina’s, als de stuurautomaat in
een actieve modus staat. In het dialoogvenster Instellingen
stuurautomaat kunt u instellen dat de balk is uitgeschakeld als de
stuurautomaat in de modus Standby staat. Zie "Stuurautomaat instellen"
op pagina 92.
Stuurautomaatbediening van de
trollingmotor
Een aankomst modus selecteren
De stuurautomaat schakelt van de navigatie modus naar de
geselecteerde aankomst modus wanneer uw boot de bestemming
bereikt. Aankomst modus staat standaard op Standby. Voordat u
een navigatie modus of wendpatroon gaat starten, is het belangrijk
dat u een aankomst modus selecteert die bij uw navigatiebehoeften
past. Zie "Aankomst modus" op pagina 93.
Ankermodus
Hierdoor wordt uw vaartuig vastgehouden op een geselecteerde
locatie.
Ú
Notitie: In ankermodus kan de oriëntatie van uw vaartuig
worden beïnvloed door wind of stromingen.
Het volgende gebeurt, als u de boot verankert op:
• Waypoint
88
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Als uw vaartuig op een geselecteerd waypoint aankomt, wordt
ankermodus ingeschakeld.
• Cursor
Als uw vaartuig de cursorpositie bereikt, wordt ankermodus
ingeschakeld.
• Hier
Hierdoor wordt ankermodus ingeschakeld op uw huidige locatie.
Koersvergrendelingsmodus
In deze modus wordt de huidige koers van het schip vergrendeld
en aangehouden. Gebruik de toetsen pijl naar links en pijl naar
rechts in de stuurautomaatcontroller om de koers te corrigeren.
Voor kleine koerscorrecties selecteert u alleen de toets naar links of
naar rechts. Voor grotere koerswijzigingen selecteert u de toets naar
links of naar rechts en houd u deze ingedrukt.
Standby modus
Annuleert de activiteit van de stuurautomaat en zet de besturing
terug op handheld afstandsbediening of pedaalbediening.
Wendpatroonbesturing
Stuurt het vaartuig in vooraf gedefinieerde wendpatronen. Als u een
wendpatroon selecteert, maakt het systeem tijdelijke waypoints
voor de wending. Het laatste waypoint van de wending is het
eindwaypoint. Als het vaartuig het eindwaypoint heeft bereikt,
wordt het in aankomstmodus geschakeld. Raadpleeg "Aankomstmodus"
op pagina 93.
Een wendpatroon instellen
1. Selecteer een wendpatroon.
2. Voer de gewenste waarde(n) in het wendpatroon
dialoogvenster in, of gebruik de standaard instellingen.
3. Selecteer de richting voor de wending.
Ú
Notitie: Wanneer u een wendstraal kleiner dan de GPS precisie
selecteert, kan dat leiden tot onvolledige navigatie van het
wendpatroon.
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti Gebruikershandleiding
89
U-bocht (U-turn)
Verandert de huidige set post 180° in de tegenovergestelde
richting.
C-vormige (C-turn)
Stuurt de ketel in een C-vormige patroon.
Spiraal
Stuurt het vaartuig in een spiraalbeweging in een steeds groter of
kleiner wordende radius. Negatieve waarde geven een afnemende
radius aan; positieve waarden geven een toenemende radius aan.
Zigzag bochten (Zigzag turns)
Stuurt de ketel in een zigzag patroon.
Square draai (Square turn)
Maakt het schip automatisch 90° draaien nadat hij een
gedefinieerde koersdeel.
Trage S-bocht (Lazy S-turn)
Maakt het vaartuig gieren rond de belangrijkste post.
Navigatiemodus
In Nav. modus kunt u de boot met de stuurautomaat sturen naar de
cursorpositie, naar een waypointpositie of langs een vooraf
gedefinieerde route. De positiegegevens van de GPS worden
gebruikt om de boot op de koerslijn te houden naar het
bestemmingspunt.
Als u in een applicatie (kaart, besturing, etc.) begint te navigeren,
wordt u gevraagd om de stuurautomaat te schakelen in de Nav.
modus.
U kunt de Nav. modus ook activeren vanuit de
stuurautomaatcontroller nadat de navigatie is gestart.
90
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Als u de bestemming hebt bereikt, wordt de stuurautomaat
geschakeld in de Aankomstmodus. Zie "Stuurautomaat instellen" op
pagina 92.
Snelheidsregeling trollingmotor
In een navigatiemodus (koersvergrendeling, navigatiemodus of
wendpatroonbesturing) kunt u de snelheid op twee manieren
regelen:
• Prop - hiermee stelt u een doelsnelheid voor de schroef in
(vermogenspercentage) die als % wordt weergegeven op de
stuurautomaatgegevensbalk.
• Cruise - hiermee stelt u een doelsnelheid voor cruisecontrol in,
die wordt weergegeven als mph, kn, of kph op de
stuurautomaatgegevensbalk.
Ú
Notitie: De ingestelde kruissnelheid bepaalt de doelsnelheid
voor uw vaartuig. Mogelijk haalt uw vaartuig de ingestelde
doelsnelheid niet. De ingestelde kruissnelheid (niet uw huidige
snelheid) wordt weergegeven op de
stuurautomaatgegevensbalk.
Snelheid regelen
U kunt de snelheid regelen via de Koers vastzetten en Navigatie
regeling dialoogvensters door de Snh op (+) of Snh neer (-) knop te
selecteren, of door de optie Zet snh of Prop inst. te selecteren en
de gewenste snelheid of propeller snelheid in te voeren.
Een spoor opnemen en naar een route converteren
De knop Spoor vastleggen wordt gebruikt om een spoor op te
nemen en het spoor of een deel ervan naar een route te
converteren.
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti Gebruikershandleiding
91
1. Selecteer Spoor vastleggen op de gewenste positie om het
opnemen van een nieuw spoor te starten.
2. Selecteer Spoor opslaan om de eindpositie voor het spoor te
selecteren. Het dialoogvenster voor het wijzigen van het spoor
verschijnt.
3. Selecteer Route aanmaken. Het dialoogvenster Route wijzigen
verschijnt.
4. Voer de gegevens voor de route in en sla hem op.
Stuurautomaat instellen
Stuurautomaatinstellingen zijn van toepassing op alle units, behalve
de ELITE-5Ti.
Kaartkompas
U kunt ervoor kiezen om op het kaartpaneel een kompassymbool
rond uw boot te tonen. Het kompassymbool staat uit als de cursor
actief is op het paneel.
Plaats van stuurautomaat bediening
Hiermee bepaalt u de plaats van de Stuurautomaat bediening op
het paneel.
Stuurautomaat balk auto-verbergen
Bepaalt of de stuurautomaat informatiebalk wordt weergegeven
wanneer de stuurautomaat in Standby modus is.
92
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Aankomst modus
De stuurautomaat schakelt over van de navigatie modus naar de
geselecteerde aankomst modus wanneer uw boot de bestemming
bereikt heeft.
Ú
Notitie: Voordat u een navigatie modus of wendpatroon start,
is het belangrijk dat u een aankomst modus selecteert die bij
uw navigatie behoeften past.
Aankomst modus:
• Standby
Annuleert de activiteit van de stuurautomaat en zet de besturing
terug op handheld afstandsbediening of pedaalbediening.
• Koers vastzetten
Zet de laatste koers van de boot vast en handhaaft die.
• Anker
Ankert de boot op de huidige bestemming.
Ú
Notitie: Wij adviseren op open water alleen koers vastzetten te
gebruiken.
Ankerpunten instellen
Ankerpunten kunnen worden opgeslagen als nieuwe waypoints of
worden ingesteld op uw huidige coördinaten.
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti Gebruikershandleiding
93
Ankerpunten worden gesynchroniseerd met de Xi5 trollingmotor.
Als in de motor ankerpunten zijn opgeslagen, worden deze
weergegeven in de ankerpuntenlijst.
94
Stuurautomaat trollingmotor | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Draadloze verbinding
Met de draadloze connectiviteit van GoFree kunt u:
• Een draadloos apparaat gebruiken om het systeem op afstand te
bekijken (smartphone en tablet) en te besturen (alleen tablet).
• Toegang krijgen tot de GoFree Shop.
• Uw Sonar uploaden om aangepaste kaarten aan te maken in
Insight Genesis.
• Software-updates downloaden
• Verbinding maken met applicaties van derden
Ú
Notitie: Kaarten, software-updates en andere
gegevensbestanden kunnen groot zijn. Uw dataprovider kan u
kosten in rekening brengen op basis van de hoeveelheid
gegevens die u overdraagt. Neem bij twijfel contact op met de
serviceprovider voor informatie.
De unit beschikt over:
• Ingebouwde functionaliteit voor verbinding met het internet en
draadloze apparaten zoals smartphones en tablets.
• Ingebouwde draadloze Bluetooth-technologie.
Met de ingebouwde draadloze Bluetooth-technologie kunt u de
unit verbinden met Bluetooth-apparaten. Raadpleeg voor meer
informatie "Draadloze Bluetooth-technologie" op pagina 99.
Verbinding met een draadloze hotspot tot
stand brengen en verbreken
Om een verbinding met een draadloze hotspot tot stand te
brengen, selecteert u de optie Draadloos in het dialoogvenster
Systeem regelingen en selecteert u Niet verbonden. Hiermee wordt
het dialoogvenster Draadloze apparaten geopend. Selecteer in dit
dialoogvenster de gewenste hotspot selecteren, voer de
aanmeldingsgegevens in en selecteer Verbinden. Als u een
verbinding met een draadloze hotspot tot stand brengt, verandert
de draadloze modus in Clientmodus. In deze modus hebt u
toegang tot de GoFree Shop.
12
Draadloze verbinding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
95
Om een verbinding met een draadloze hotspot te verbreken,
selecteert u de optie Draadloos in het dialoogvenster Systeem
regelingen, selecteert u Verbonden hotspot_naam en selecteert u
vervolgens Verbinding verbreken. Hiermee wordt de draadloze
modus gewijzigd in Toegangspunt. In deze modus kunt u een
draadloos apparaat verbinden, zodat apps als GoFree Controller &
Viewer toegang krijgen tot de navigatie-informatie van het vaartuig.
GoFree Shop
De ingebouwde draadloze voorziening moet verbonden zijn met
een externe draadloze hotspot om toegang te hebben tot de
GoFree Shop.
In de GoFree Shop kunt u compatibele content voor uw systeem
bekijken, aanschaffen en downloaden, waaronder navigatiekaarten
en Insight Genesis-kaarten. Tijdens het inloggen krijgt u
automatisch een melding als er een nieuwe softwareversie
beschikbaar is voor uw systeem. Als een nieuwe update beschikbaar
is, kunt u deze downloaden naar een kaartlezer. U kunt het
downloaden ook tot een later moment uitstellen. Als u het
downloaden uitstelt, blijft de melding beschikbaar in het
dialoogvenster Info, dat te bereiken is vanuit de systeeminstellingen.
GoFree Controller & Viewer
Door de draadloze functionaliteit kunt u een draadloos apparaat
gebruiken om het systeem op afstand te bekijken (smartphone en
tablet) en bedienen (alleen tablet). U bekijkt en bedient het systeem
vanaf het draadloze apparaat met de GoFree Controller & Viewer-
app, die u kunt downloaden in de betreffende applicatie-store. Als
bediening op afstand is geaccepteerd, wordt de actieve pagina ook
weergegeven op het draadloze apparaat.
Ú
Notitie: Als u een smartphone of tablet wilt gebruiken om het
systeem te bekijken en te bedienen moet de draadloze
functionaliteit worden losgekoppeld van de draadloze hotspot
(in de modus Toegangspunt).
Ú
Notitie: Om veiligheidsredenen kunnen de stuurautomaat- en
CZone-functies niet vanaf een draadloos apparaat worden
bediend.
96
Draadloze verbinding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Verbinding maken met een tablet
Installeer de GoFree-app op de tablet voor u deze procedure volgt.
1. Zet de interne draadloze module in de modus Toegangspunt.
Selecteer de pagina Draadloze apparaten in het
dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne draadloze
module van de unit. Selecteer vervolgens de optie Modus en
daarna Intern toegangspunt.
2. Selecteer Intern draadloos apparaat op de pagina Draadloze
apparaten om de netwerksleutel van dat apparaat te bekijken.
3. Navigeer op de tablet naar de pagina waar u verbinding kunt
maken met een draadloos netwerk en zoek de unit of het
GoFree draadloze xxxx netwerk. Kijk op de pagina Draadloze
apparaten om te controleren welk draadloos apparaat met de
unit is verbonden als er meer dan één unit binnen bereik is.
4. Voer de netwerksleutel in op de tablet om verbinding te maken
met het netwerk.
5. Open de GoFree-applicatie – de unit wordt automatisch
gedetecteerd. De naam die wordt weergegeven is de
standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling
Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit
handmatig te zoeken als deze niet verschijnt.
6. Selecteer het pictogram van de unit. Deze toont een venster
zoals het onderstaande:
7. Selecteer Ja voor een eenmalige verbinding of Altijd als de unit
het apparaat moet onthouden om vaker verbinding te maken.
Deze instelling kan indien nodig worden gewijzigd.
Ú
Notitie: De interne draadloze module ondersteunt alleen de
GoFree-verbinding naar zichzelf. Andere units op het netwerk
zijn niet zichtbaar.
Verbinding maken met een smartphone
Installeer de GoFree-app op de smartphone voor u deze procedure
volgt.
1. Zet de interne draadloze module in de modus Toegangspunt.
Selecteer de pagina Draadloze apparaten in het
dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne draadloze
Draadloze verbinding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
97
module van de unit. Selecteer vervolgens de optie Modus en
daarna Intern toegangspunt.
2. Selecteer Intern draadloos apparaat op de pagina Draadloze
apparaten om de netwerksleutel van dat apparaat te bekijken.
3. Navigeer op de smartphone naar de pagina waar u verbinding
kunt maken met een draadloos netwerk en zoek de unit of het
GoFree draadloze xxxx netwerk. Ga naar het dialoogvenster
Draadloos en kijk op de pagina Draadloze apparaten om te
controleren welk draadloos apparaat met de unit is verbonden
als er meer dan één unit binnen bereik is.
4. Voer de netwerksleutel in op de smartphone om verbinding te
maken met het netwerk.
5. Open de GoFree-applicatie op de smartphone - de unit wordt
automatisch gedetecteerd. De naam die wordt weergegeven is
de standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling
Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit
handmatig te zoeken als deze niet verschijnt.
De display van de MFD wordt getoond op de smartphone. Gebruik
de MFD om de display van de MFD te wijzigen als u een andere
MFD-display op uw smartphone wilt. De wijziging van de display
van de MFD wordt overgenomen op de smartphone.
Logbestanden uploaden naar Insight
Genesis
Om een opgenomen Sonar-logbestand te uploaden naar Insight
Genesis, selecteert u het bestand dat u wilt uploaden op het paneel
Bestanden en selecteert u de optie Uploaden naar Insight Genesis.
Ú
Notitie: U moet verbonden zijn met een draadloze hotspot om
opgenomen logbestanden te uploaden naar Insight Genesis.
Ú
Notitie: U kunt opgenomen logbestanden ook uploaden naar
Insight Genesis als u Uploaden naar Insight Genesis hebt
opgegeven in het dialoogvenster Log sonar. Raadpleeg voor
meer informatie "Opname van loggegevens starten" op pagina 64.
98
Draadloze verbinding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Bluetooth draadloze technologie
De ELITE Ti heeft Bluetooth draadloze technologie ingebouwd. Om
de ELITE Ti met Bluetooth-apparaten te verbinden moet u ze
koppelen.
Bluetooth-apparaten koppelen
U kunt de unit als volgt koppelen met een Bluetooth-apparaat:
1. Schakel het Bluetooth-apparaat in dat Bluetooth-signalen kan
verzenden en ontvangen.
2. Open het dialoogvenster Draadloze instellingen in de EILITE Ti
en schakel Bluetooth in, als dit nog niet is ingeschakeld.
3. Selecteer Bluetooth-apparaten. Het systeem zoekt Bluetooth-
apparaten en geeft een lijst ervan weer in het dialoogvenster
Bluetooth-apparaten. Apparaten die al zijn gekoppeld staan
vermeld onder Gekoppelde apparaten. Apparaten die nog
niet zijn gekoppeld staan vermeld onder Andere apparaten.
4. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt koppelen met een
apparaat in de lijst onder Andere apparaten. Het
dialoogvenster Details Bluetooth-apparaat wordt geopend.
Draadloze verbinding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
99
5. Selecteer Koppelen om de ELITE Ti te koppelen met het apparaat.
6. Herhaal deze stappen voor elk apparaat dat u wilt koppelen met
de ELITE Ti.
Koppelen met dubbele Power-Poles
Als dual Power-Poles zijn geïnstalleerd op uw boot, degene die is
gekoppeld eerste automatisch Poort en de tweede ligt aan
stuurboord in de Power-Pole regelt.
Naar verwissel ze rond, ontkoppel de aangesloten Power-Poles. En
dan Beeldverlichting uitschakelen en op Bluetooth in de draadloze
instellingen dialoog om de Bluetooth-geheugen. Als Bluetooth is
uitgeschakeld en weer ingeschakeld, gaat u verder met het
koppelen van de Power-Poles in de juiste volgorde.
Draadloze instellingen
Biedt configuratie- en instellingsopties voor de draadloze
functionaliteit.
100
Draadloze verbinding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Verbinden met draadloze hotspot
Toont het dialoogvenster Draadloos apparaat, waar u de draadloze
functionaliteit kunt verbinden met een draadloze hotspot.
Externe bedieningsunits
Als een draadloos apparaat (smartphone of tablet) is verbonden,
verschijnt deze in de lijst Externe bedieningsunits. Selecteer Altijd
toestaan als u wilt dat het apparaat automatisch verbinding maakt
zonder iedere keer een wachtwoord nodig te hebben. In dit menu
kunt u ook de verbinding verbreken met apparaten die geen
toegang meer nodig hebben.
Draadloze apparaten
In dit dialoogvenster ziet u het interne draadloze apparaat met het
bijbehorende IP-adres en kanaalnummer. Selecteer het interne
draadloze apparaat in de lijst om meer details weer te geven.
Als u de details (netwerknaam (SSID), netwerksleutel of kanaal) van
het interne draadloze apparaat wilt weergeven en wijzigen, dient
het interne draadloze apparaat zich in de modus Toegangspunt
Draadloze verbinding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
101
(interne WiFi) te bevinden. Om een netwerk (hotspot) te selecteren
voor verbinding, dient het interne draadloze apparaat zich in de
Clientmodus te bevinden. Gebruik de optie Modus om van modus
te veranderen.
Client-instellingen
Toont informatie over de draadloze hotspot waarmee uw unit
verbonden is, of de hotspot waarmee uw unit het laatste
verbonden was. U kunt de hotspot in het dialoogvenster selecteren
om deze in te stellen als hotspot waarmee u altijd verbinding wilt
maken als u binnen het bereik bent. U kunt de hotspot selecteren
en verwijderen.
Geavanceerd
Start de hulpmiddelen Iperf en DHCP Probe voor het opsporen van
fouten en het instellen van het draadloze netwerk.
Ú
Notitie: Iperf en DHCP Probe zijn hulpmiddelen voor
diagnostische doeleinden, bedoeld voor gebruikers die bekend
zijn met de terminologie en configuratie van netwerken. Navico
is niet de ontwikkelaar van deze hulpmiddelen en biedt geen
ondersteuning bij het gebruik.
Bluetooth
Kan de ingebouwde draadloze Bluetooth-functionaliteit.
Bluetooth-apparaten
Geeft de lijst met Bluetooth-apparaten. Gebruik de Bluetooth
Device List dialoog te koppelen of verwijder koppelen met
Bluetooth-apparaten.
102
Draadloze verbinding | ELITE Ti Gebruikershandleiding
AIS
De ELITE-5Ti kan gebruikmaken van iedere AIS of NMEA 0183-
marifoon die geschikt is als AIS, als de AIS-ontvanger kan versturen
en ontvangen met dezelfde NMEA 0183-baudsnelheid. Alle units,
behalve de ELITE-5Ti kunnen gebruikmaken van elk NMEA 2000- of
NMEA 0183 AIS-apparaat.
AIS-doelen kunnen worden getoond als overlay op kaartbeelden.
Deze functie is een belangrijke hulpmiddel voor veilige navigatie en
het voorkomen van aanvaringen. U kunt alarmen zo instellen dat
deze u waarschuwen als een AIS-doel te dichtbij komt of verloren
raakt.
Symbolen AIS-doelen
Het systeem maakt gebruik van de volgende symbolen voor AIS-
doelen:
Slapend AIS-doel (niet bewegend of voor anker).
Bewegend en veilig AIS-doel met koersverlengingslijn.
Gevaarlijk AIS-doel, aangegeven met vette lijn.
Een doel wordt gedefinieerd als gevaarlijk op basis van
de CPA- en TCPA-afstandsinstellingen. Raadpleeg
"Gevaarlijke vaartuigen definiëren" op pagina 109.
13
AIS | ELITE Ti Gebruikershandleiding
103
Verloren AIS-doel.
Als er binnen een tijdslimiet geen signalen zijn
ontvangen, wordt een doel als verloren beschouwd.
Het doelsymbool vertegenwoordigt de laatste geldige
positie van het doel voordat de gegevensontvangst
verloren ging.
Geselecteerd AIS-doel, geactiveerd door een
doelsymbool te selecteren.
Zodra de cursor uit het symbool wordt verwijderd, keert
het doel terug naar het standaarddoelsymbool.
Zoeken naar AIS-items
U kunt naar AIS-doelen zoeken met behulp van de optie Zoeken
op het paneel Tools.
U kunt op een kaartpaneel zoeken naar AIS-doelen met behulp van
de optie Zoeken in het menu. Als de cursor actief is, zoekt het
systeem naar vaartuigen nabij de cursorpositie. Als de cursor niet
actief is, zoekt het systeem naar vaartuigen nabij de positie van uw
vaartuig.
Informatie over afzonderlijke AIS-doelen
weergeven
Als u een AIS-pictogram selecteert op het kaartpaneel, verandert het
symbool in het symbool van het geselecteerde doel en wordt de
naam van het vaartuig getoond.
U kunt gedetailleerde informatie over een doel laten tonen door de
pop-up AIS te selecteren, of in het menu als het doel is
geselecteerd.
104
AIS | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Een AIS-vaartuig oproepen
Als het systeem over een VHF-radio beschikt die DSC-oproepen
(Digital Select Calling) via NMEA 2000 ondersteunt (alle units,
behalve de ELITE-5Ti) of NMEA 0183 (alle units), kunt u een DSC-
oproep naar andere vaartuigen plaatsen vanaf de unit.
De oproepoptie is beschikbaar in het dialoogvenster AIS Vaartuig
Details en in het statusdialoogvenster Vaartuig die u op het
paneel Tools kunt activeren.
Via het dialoogvenster Oproep kunt u een ander kanaal kiezen of
de oproep annuleren. Het dialoogvenster Oproep wordt gesloten
zodra de verbinding tot stand is gebracht.
AIS SART
Wanneer een AIS SART (Search And Rescue beacon, zoek- en
reddingsbaken) geactiveerd wordt, begint het direct zijn positie- en
identiteitsgegevens uit te zenden. Deze data wordt dan door uw AIS
apparaat ontvangen.
Als uw AIS ontvanger niet geschikt is voor AIS SART, kan het de
ontvangen AIS SART informatie als een signaal van een standaard
AIS | ELITE Ti Gebruikershandleiding
105
AIS zender interpreteren. Er wordt dan wel een symbool op de kaart
geplaatst, maar dit is een AIS vaartuig symbool.
Is uw AIS ontvanger wel compatibel met AIS SART, dan gebeurt het
volgende wanneer er AIS SART data is ontvangen:
• Er word een AIS SART symbool op de kaart geplaatst op de
positie die van het AIS SART is ontvangen
• Er wordt een alarmbericht weergegeven
Als u de sirene ingeschakeld hebt, wordt het alarmbericht gevolgd
door een alarmgeluid.
Ú
Notitie: Het symbool is groen als de ontvangen AIS SART data
een test en geen actief bericht is.
Alarmmelding AIS SART
Wanneer gegevens worden ontvangen van een AIS SART wordt een
alarmbericht getoond. Dit bericht bevat het unieke MMSI-nummer
van de AIS SART, en de positie, afstand en vaarrichting van de AIS
SART ten opzichte van uw vaartuig.
U hebt de volgende opties:
• Het alarm negeren
-
Het alarm wordt gedempt en het bericht gesloten. Het alarm
verschijnt niet opnieuw
Ú
Notitie: Als u het alarm negeert blijft het AIS SART-pictogram
zichtbaar op uw kaart, en de AIS SART blijft in de lijst met
vaartuigen staan.
• De waypoint opslaan
-
De waypoint wordt opgeslagen in uw lijst met waypoints. De
naam van deze waypoint wordt voorafgegaan door MOB AIS
SART - gevolgd door het unieke MMSI-nummer van de SART.
Bijvoorbeeld: MOB AIS SART - 12345678.
• De MOB-functie activeren
106
AIS | ELITE Ti Gebruikershandleiding
- De display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel,
gecentreerd op de positie van de AIS SART
-
Het systeem maakt een actieve route naar de positie van de
AIS SART
Ú
Notitie: Als de MOB-functie al actief is, wordt deze beëindigd
en vervangen door de nieuwe route naar de positie van de AIS
SART!
Ú
Notitie: Als de AIS stopt met het ontvangen van het AIS SART-
bericht blijft de AIS SART nog 10 minuten nadat het laatste
signaal is ontvangen in de lijst met vaartuigen staan.
Als u het AIS SART-pictogram op het kaartpaneel selecteert, kunt u
de details van de AIS MOB zien.
Vaartuigalarmen
U kunt verschillende alarmen instellen om u te waarschuwen als er
een doel binnen vooraf gedefinieerde limieten komt, of als een
eerder gedefinieerd doel verloren is gegaan.
Gevaarlijk vaartuig
Bepaalt of een alarm wordt geactiveerd als er een vaartuig binnen
de vooraf gedefinieerde CPA of TCPA komt. Raadpleeg "Gevaarlijke
vaartuigen definiëren" op pagina 109.
AIS | ELITE Ti Gebruikershandleiding
107
AIS-vaartuig verloren
Stelt de afstand in voor verloren vaartuigen. Indien een boot binnen
een bepaald bereik verloren gaat, gaat er een alarm af.
Ú
Notitie: Via het selectievakje kunt u aangeven of het alarmpop-
upbericht wordt weergegeven en of de sirene afgaat. De CPA
en TCPA bepalen wanneer een vaartuig gevaarlijk is, ongeacht
de geactiveerde/gedeactiveerde status.
Vaartuigbericht
Bepaalt of er een alarm wordt geactiveerd als er een bericht wordt
ontvangen van een AIS-doel.
Vaartuiginstellingen
Het MMSI nummer van uw boot
U moet uw eigen MMSI (Maritime Mobile Service Identity) nummer
in het systeem invoeren om geadresseerde berichten van AIS en
DSC vaartuigen te ontvangen.
Het is ook belangrijk dat u het MMSI nummer invoert om te
voorkomen dat uw eigen boot als AIS doel op de kaart wordt
weergegeven.
108
AIS | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Ú
Notitie: De optie Vaartuig bericht in de alarm instellingen moet
ingeschakeld zijn om te zorgen dat MMSI berichten worden
weergegeven.
Symboolfilters
Alle doelen worden standaard weergegeven op het paneel als er
een AIS-apparaat op het systeem is aangesloten.
U kunt ervoor kiezen om geen enkel doel te tonen, of om de
symbolen te filteren op basis van veiligheidsinstellingen, afstand en
vaartuigsnelheid.
Koersverlengingslijnen
U kunt de lengte van de COG (koers over de grond)
verlengingslijnen instellen voor andere AIS-vaartuigen. U kunt de
lengte van de verlengingslijnen instellen op Uit, als vaste afstand, of
om de afstand aan te geven die het vaartuig zal afleggen binnen
een geselecteerde tijd. Als Off is geselecteerd, worden voor het
vaartuig geen COG verlengingslijnen weergegeven. Raadpleeg
"Verlengingslijnen" op pagina 45 voor informatie over verlengingslijnen
voor uw vaartuig.
Definiëren van gevaarlijke vaartuigen
U kunt een onzichtbare bewakingszone rond uw vaartuig
definiëren. Wanneer een doel binnen de ingestelde limieten komt,
verandert het symbool in het symbool Gevaarlijk doel. Indien
geactiveerd in het alarmpaneel, gaat er een alarm af.
AIS | ELITE Ti Gebruikershandleiding
109
110
AIS | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Alarmen
Alarmsysteem
Het systeem controleert terwijl het actief is continu op gevaarlijke
situaties en systeemstoringen. Als zich een alarmsituatie voordoet,
verschijnt er een alarmbericht op het scherm.
Als u de sirene ingeschakeld hebt, wordt het alarmbericht gevolgd
door een alarmgeluid en wordt de schakelaar voor het externe
alarm actief.
Het alarm wordt in de lijst van alarmen opgenomen, zodat u de
details kunt bekijken en de benodigde corrigerende maatregelen
kunt nemen.
Type berichten
De berichten worden geclassificeerd naar de manier waarop de
gemelde situatie invloed heeft op uw boot. De volgende kleurcodes
worden gebruikt:
Kleur Belangrijkheid
Rood Kritiek
Oranje Belangrijk
Geel Standaard
Blauw Waarschuwing
Groen Lichte waarschuwing
Enkelvoudige alarmen
Een enkelvoudig alarm wordt getoond met de naam van het alarm
als de titel en met details voor het alarm.
Meervoudige alarmen
Als er meer dan één alarm tegelijk wordt geactiveerd, toont de
alarmmelding een overzicht van maximaal 3 alarmen. De alarmen
staan op volgorde van gebeurtenis, met bovenaan het alarm dat
het eerst geactiveerd is. De overige alarmen staan in het
dialoogvenster Alarmen.
14
Alarmen | ELITE Ti Gebruikershandleiding
111
Een melding bevestigen
Voor het bevestigen van een melding zijn in de alarmdialoog de
volgende opties beschikbaar:
• Sluiten
Zet de alarmstatus op bevestigd, wat betekent dat u weet dat er
een alarmtoestand is. De sirene/zoemer stopt en het
dialoogvenster Alarmen wordt verwijderd.
Het alarm blijft echter actief in het alarmoverzicht totdat de
reden voor het alarm is verdwenen.
• Deactiveren
Deactiveert de huidige alarminstelling. Het alarm wordt niet
meer getoond tenzij u dit weer inschakelt in het dialoogvenster
Alarmen.
Er is geen time-out voor de alarmmelding of sirene. Deze blijven
actief totdat u het alarm bevestigt of totdat de reden voor het alarm
is verdwenen.
Dialoogvenster Alarmen
Alle alarmen worden ingesteld in het dialoogvenster Alarmen.
Het dialoogvenster Alarmen kan ook worden geactiveerd vanuit het
paneel Tools. Dit dialoogvenster bevat informatie over actieve
alarmen en de alarmgeschiedenis.
112
Alarmen | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Alarmen | ELITE Ti Gebruikershandleiding
113
Tools
Het paneel Tools bevat standaard pictogrammen voor toegang tot
opties en tools die niet specifiek voor een bepaald paneel zijn.
Als externe apparatuur in de unit is geïntegreerd, kunnen er nieuwe
pictogrammen op het paneel Tools verschijnen. Deze
pictogrammen worden gebruikt voor toegang tot de functies van
de externe apparatuur.
Waypoints/routes/trails
Overzicht van waypoints, routes en trails met details.
Selecteer het waypoint, de route of de trail die u wilt wijzigen of
verwijderen.
Waterstanden
Toont informatie voor het getijden station dat het dichtst bij uw
boot is.
Selecteer de knoppen in het pijlenpaneel om de datum te
veranderen, of selecteer het datumveld om de kalenderfunctie te
gebruiken.
Beschikbare getijden stations kunnen via het menu worden
geselecteerd.
Alarmen
Actieve alarmen
Lijst van actieve alarmen.
Alarm historie
Lijst van alle alarmen met tijdmarkering.
Alarm instellingen
Lijst van alle beschikbare alarm opties in het systeem, met huidige
instellingen.
Instellingen
Biedt toegang tot applicatie- en systeeminstellingen.
15
114
Tools | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Systeem instellingen
De Systeem instellingen bieden toegang tot het volgende:
Taal
Bepaalt de taal die op het apparaat wordt gebruikt voor panelen,
menu's en dialoogvensters. Bij veranderen van de taal wordt het
apparaat opnieuw opgestart.
Tekst grootte
Gebruikt voor het instellen van de grootte van tekst in menu's en
dialoogvensters.
Standaard instelling: Normaal
Toetstonen
Hiermee bepaalt u het volume van de toon die klinkt wanneer er
een toets wordt ingedrukt.
Standaard instelling: Luid
Tijd
Bepaalt de lokale tijdzone verstelling en het formaat van tijd en
datum.
Referentievlak
Als uw papieren kaarten een ander formaat hebben, kunt u de
instellingen voor het referentievlak zo wijzigen dat deze
overeenkomen met uw papieren kaarten.
Coördinatensysteem
Er kunnen diverse coördinatensystemen worden gebruikt om het
formaat te bepalen voor lengte- en breedtegraad coördinaten die in
het kaart paneel worden weergegeven.
Magnetische variatie
Magnetische variatie is het verschil tussen ware en magnetische
peilingen, veroorzaakt door verschillende locaties van de
geografische en de magnetische Noordpool. Lokale verschillen
zoals ijzerafzettingen kunnen de magnetische peilingen ook
beïnvloeden.
Tools | ELITE Ti Gebruikershandleiding
115
Indien op Auto ingesteld, converteert het systeem automatisch het
magnetische noorden naar het ware noorden. Selecteer de
handmatige modus wanneer u zelf een lokale magnetische variatie
moet invoeren.
Satellieten
Statuspagina voor actieve satellieten.
EGNOS (en WAAS) differentiële positie correctie kan AAN of UIT
worden gezet.
Standaardinstellingen herstellen
Biedt de mogelijkheid te selecteren welke instellingen op de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen moeten worden teruggezet.
Waarschuwing: Als waypoints, routes en trails
worden geselecteerd, worden die permanent
verwijderd.
Geavanceerd
Toont een paneel met meer geavanceerde instellingen. Gebruikt
voor het instellen van hoe uw systeem diverse gebruikersinterface
informatie weergeeft. Bepaalt bovendien welke functies in de
interface worden weergegeven.
Info over
Toont copyright informatie, software versie en technische
informatie over dit apparaat.
Navigatie
Voorziet in opties en dialoogvensters waarin u instellingen kunt
opgeven voor uw navigatie, zoals aankomstradius, XTE-limiet, XTE-
alarm, Trails en registratietype. Raadpleeg "Navigatie-instellingen" op
pagina 57.
Kaart
Voorziet in opties en dialoogvensters waar u instellingen voor uw
kaarten opgeeft. Instellingen en weergaveopties die op de pagina
Kaartinstellingen worden gekozen, gelden voor alle kaartpanelen.
Zie "Kaartinstellingen" op pagina 45.
116
Tools | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Fishfinder
Biedt opties en dialoogvensters waarin u instellingen voor de
fishfinder opgeeft. Zie "Fisfinder instellingen" op pagina 70.
Stuurautomaat
Voorziet in opties waar u instellingen voor uw stuurautomaat
opgeeft. Zie "Stuurautomaat instellen" op pagina 92.
Brandstof
Toont een dialoogvenster met totaal brandstofverbruik,
brandstofverbruik per trip en brandstofverbruik per seizoen.
Bovendien biedt het toegang tot dialoogvensters voor configuratie
van motoren en tanks en kalibratie van tanks (bijvullen). Raadpleeg
hiervoor de Installatiehandleiding.
Alarmen
Biedt de mogelijkheid de sirene in te schakelen. Ook is er een
dialoogvenster beschikbaar waarin u alarmen voor items kunt
inschakelen en actieve alarm informatie en historie kunt bekijken.
Eenheden
Eenheden voor verschillende soorten data instellen.
Draadloos
Biedt dialoogvensters waarin u afstandsbedieningen kunt instellen,
draadloze apparaten kunt bekijken en geavanceerde instellingen
kunt aanpassen. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik
van dit paneel "Draadloze instellingen" op pagina 100.
Netwerk
Toont informatie over uw netwerk, instellingen opties en
configuratie opties. Voor meer informatie over het gebruik van dit
paneel raadpleegt u de Installatiehandleiding.
Vaartuigen
Toont dialoogvensters waarin u het MMSI van uw boot definieert,
symbool filters instelt, koersverlenging lengte instelt en voor
gevaarlijke vaartuigen instellingen van dichtstbijzijnd naderingspunt
Tools | ELITE Ti Gebruikershandleiding
117
en tijd tot dichtstbijzijnd naderingspunt instelt. Voor meer
informatie over het gebruik van dit paneel, zie "Vaartuig instellingen" op
pagina 108.
Simulator
Biedt de mogelijkheid de simulator handmatig te bedienen. Voor
meer informatie raadpleegt u "Simulator" op pagina 125.
Vaartuigen
Statusoverzicht
Overzicht van alle AIS- en DSC-vaartuigen met beschikbare
informatie.
Meldingenoverzicht
Overzicht van alle meldingen van AIS-vaartuigen met time stamp.
Zon, maan
Toont zonsopgang, zonsondergang, maansopgang en
maansondergang voor een positie, op basis van de ingevoerde
datum en de lengte/breedtegraad van de positie.
Trip calculator
Trip 1 / Trip 2
Toont reis- en motorinformatie, met een optie om alle datavelden te
resetten.
Vandaag
Toont reis- en motorinformatie voor de huidige datum. Alle
datavelden worden automatisch gereset wanneer de datum
verandert.
Bestanden
Beheersysteem voor bestanden, waypoints, routes, Trails en
instellingen.
Bestanden weergeven
Selecteer een bestand op het paneel Bestanden en vervolgens de
optie voor bestandsweergave in het dialoogvenster Details.
118
Tools | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Bestanden naar een kaart in de kaartlezer kopiëren
U kunt schermfoto's en logs naar een kaart in de kaartlezer kopiëren.
U kunt ook systeem instellingen, waypoints, routes en Trails naar
een kaart exporteren. Het exporteren van bestanden beschrijven we
in het hoofdstuk "Onderhoud" op pagina 120.
Zoeken
Zoekfunctie voor kaartitems (waypoints, routes, tracks, enz.).
GoFree Shop
Ú
Notitie: De ingebouwde draadloze voorziening moet
verbonden zijn met een externe draadloze hotspot om toegang
te hebben tot de GoFree Shop. Zie "Verbinding met een draadloze
hotspot tot stand brengen en verbreken" op pagina 95.
Opent de website van de GoFree Shop. In de GoFree Shop kunt u
compatibele kaarten voor uw systeem bekijken, aanschaffen en
downloaden. U kunt bovendien uw Sonar-logbestanden uploaden
en deze delen op Social Map-kaarten. Tijdens het inloggen krijgt u
automatisch een melding als er een nieuwe softwareversie
beschikbaar is voor uw systeem. Als een nieuwe update beschikbaar
is, kunt u deze downloaden naar een kaartlezer. U kunt het
downloaden ook tot een later moment uitstellen.
Tools | ELITE Ti Gebruikershandleiding
119
Onderhoud
Preventief onderhoud
De unit bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen
worden onderhouden. De gebruiker hoeft daarom slechts in zeer
beperkte mate preventief onderhoud uit te voeren.
Aansluitingen controleren
De aansluitingen moeten alleen visueel worden gecontroleerd.
Druk de stekker in de aansluiting. Als de stekker een vergrendeling
heeft, moet u controleren of die in de juiste stand staat.
Kalibratie touchscreen
Ú
Notitie: Zorg dat het scherm schoon en droog is alvorens de
kalibratie uit te voeren. Raak het scherm niet aan, behalve als dit
wordt gevraagd.
In sommige gevallen kan het nodig zijn om het touchscreen
opnieuw te kalibreren. U kunt uw touchscreen als volgt opnieuw
kalibreren:
1. Schakel de unit uit
2. Houd de Waypoint-toets ingedrukt en schakel de unit in
3. Blijf de Waypoint-toets tijdens het opstarten ingedrukt houden
tot het kalibratiescherm wordt weergegeven
4. Volg de instructies op het scherm om de kalibratie uit te voeren.
Als de kalibratie is voltooid, keert de unit terug naar het
applicatiescherm.
NMEA gegevensregistratie
Alle seriële output sentences die via de NMEA TCP-verbinding
worden gestuurd, worden opgeslagen in een intern bestand. U kunt
dit bestand exporteren en lezen ten behoeve van onderhoudswerk
en probleemoplossing.
De maximale bestandsgrootte is vooraf gedefinieerd. Als u diverse
andere bestanden aan het systeem hebt toegevoegd
(opnamebestanden, muziek, foto’s, PDF-bestanden), kan dit de
toegestane bestandsgrootte voor het logboekbestand verkleinen.
16
120
Onderhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Het systeem registreert zo veel mogelijk gegevens binnen de
toegestane bestandsgrootte en begint daarna de oudste gegevens
te overschrijven.
Ú
Notitie: NMEA 2000 is niet beschikbaar op de ELITE-5Ti.
Het logboekbestand exporteren
Het logboekbestand kan worden geëxporteerd via het
dialoogvenster Bestanden.
Als u de logboekdatabase selecteert, wordt u gevraagd om een
doelmap en een bestandsnaam te selecteren. Na acceptatie wordt
het logboekbestand geschreven naar de gekozen locatie.
Software-upgrades
De nieuwste software kunt u downloaden van onze website
www.lowrance.com.
Zorg dat u eerst een back-up maakt van mogelijk waardevolle
gebruikersgegevens voordat u een update op de unit uitvoert. Zie
"Backup maken van uw systeemgegevens" op pagina 122.
Zet de update in de hoofdmap van een geheugenkaart.
De update kan bij het opstarten worden uitgevoerd: plaats de
geheugenkaart in de kaartlezer voordat u de unit inschakelt, start de
unit op en volg de instructies op het scherm.
U kunt het updatebestand ook via het menu Bestanden opzoeken
op de geheugenkaart in de kaartlezer en kiezen voor Upgraden.
Onderhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
121
Vervolgens selecteert u Deze display. Herstart de unit als dit
gevraagd wordt en wacht een paar seconden terwijl deze opnieuw
opstart. Verwijder de geheugenkaart niet en zet de unit niet
opnieuw aan voor het proces voltooid is (dit duurt over het
algemeen niet langer dan een paar minuten).
Backup maken van uw systeemgegevens
Door u aangemaakte waypoints, routes en Trails zijn opgeslagen op
uw systeem. Het wordt aanbevolen deze bestanden en uw
instellingsbestanden regelmatig te kopiëren, als onderdeel van uw
backup-procedure. U kunt de bestanden kopiëren naar een kaart
die in de kaartlezer is geplaatst.
Er zijn geen indelingsopties voor de export van het
systeeminstellingsbestand. De volgende uitvoerindelingen zijn
beschikbaar voor het exporteren van waypoints, routes en Trails-
bestanden:
• Gebruikersgegevensbestand versie 5
Wordt gebruikt voor het importeren en exporteren van
waypoints en routes met een gestandaardiseerde, universeel
unieke identificatie (UUID) en is een zeer betrouwbare en
gebruiksvriendelijke methode. De gegevens bestaan onder meer
uit informatie over de tijd en datum waarop een route is
aangemaakt.
• Gebruikersgegevensbestand versie 4
Dit kan het beste gebruikt worden bij de overdracht van
gegevens van het ene naar het andere systeem, omdat hierin alle
extra gegevens staan die deze systemen vastleggen.
• Gebruikersgegevensbestand 3 (zonder diepte)
Dient gebruikt te worden bij de overdracht van
gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd
product (Lowrance LMS, LCX)
• Gebruikersgegevensbestand 2 (zonder diepte)
Kan gebruikt worden bij de overdracht van gebruikersgegevens
van het ene systeem naar een verouderd product (Lowrance
LMS, LCX)
• GPX (GPS Exchange, een diepte)
Dit is het meest gebruikte formaat op het web en wordt
wereldwijd door de meeste GPS-systemen gebruikt. Gebruik
deze indeling als u gegevens wilt overzetten naar een apparaat
van een andere fabrikant.
122
Onderhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Alle waypoints, routes en Trails exporteren
Gebruik de exportoptie als u een back-up wilt maken van alle
waypoints, routes en trails op uw systeem.
Regio exporteren
Met de optie Regio exporteren kunt u het gebied selecteren
waarvan u de gegevens wilt exporteren.
1. Het te exporteren gebied selecteren
2. Markeer het gebied dat u wilt exporteren door het kader te
slepen
3. Selecteer de optie Exporteren in het menu
Onderhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
123
4. Selecteer het juiste bestandsformaat
5. Selecteer het veld Seriële poort om de export te starten
Waypoints, routes en Trails wissen
Ú
Notitie: Gebruikersgegevens die uit het geheugen zijn gewist,
kunnen niet meer hersteld worden.
124
Onderhoud | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Simulator
Met de simulatiefunctie kunt u zien hoe de unit werkt terwijl u
stilligt en zonder dat u bent aangesloten op de Sonar, GPS, etc.
U kunt de simulator gebruiken om bekend te raken met het
apparaat voordat u gaat varen.
Demomodus
In deze modus doorloopt de unit automatisch de hoofdfuncties van
het product; de unit zal automatisch pagina's wijzigen, instellingen
aanpassen, menu's openen enz.
Als u op een touchscreen tikt of op een toets druk als de
demomodus actief is, wordt de demonstratie gepauzeerd. Na een
time-outperiode wordt de demomodus weer hervat en worden
gewijzigde instellingen teruggezet op de standaardinstellingen.
Ú
Notitie: De demomodus is ontworpen voor demonstraties in
de detailhandel/showroom.
Simulator bronbestanden
U kunt selecteren welke databestanden de simulator gebruikt. In uw
systeem is een set bronbestanden opgenomen en u kunt
bestanden importeren met behulp van een kaart die in de kaartlezer
is geschoven. U kunt in de simulator ook uw eigen bestanden met
opgenomen loggegevens gebruiken.
17
Simulator | ELITE Ti Gebruikershandleiding
125
Geavanceerde simulatorinstellingen
Via de instellingen voor de geavanceerde simulator kunt u de
simulator handmatig bedienen.
GPS-bron
Selecteert van waaruit de GPS-gegevens gegenereerd worden.
Snelheid, koers en route
Wordt gebruikt voor het handmatig invoeren van waarden als de
GPS-bron is ingesteld op Simulated course of Simulated route.
Anders worden GPS-gegevens, waaronder snelheid en koers,
opgehaald uit het geselecteerde bronbestand.
Startpositie instellen
Verplaatst uw vaartuig naar de huidige cursorpositie.
Ú
Notitie: Deze optie is alleen beschikbaar als de GPS-bron is
ingesteld op Simulated course.
126
Simulator | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Bediening van het touchscreen
De basisbediening van het touchscreen op de verschillende
panelen wordt getoond in de onderstaande tabel.
De paragrafen over panelen in deze handleiding bevatten meer
informatie over de specifieke touchscreenfuncties op elk van de
panelen.
Pictogram Beschrijving
Tik om:
• Een paneel te activeren op een pagina met
meerdere panelen
• De cursor op een paneel te plaatsen
• Een menu en een dialoogvensteroptie te
selecteren
• Een selectievakje in of uit te schakelen
• Basisinformatie over een geselecteerd item weer
te geven
Ingedrukt houden:
• Op elk paneel met een cursor om de
cursorondersteuningsfunctie te activeren
• Op een paneelknop om de beschikbare opties
voor gesplitste schermen te bekijken
• Op een favorietenknop om de bewerkingsmodus
te openen
Blader door een lijst met beschikbare opties zonder
een van de opties te activeren.
Veeg om snel door een lijst te scrollen,
bijvoorbeeld door de lijst met waypoints. Tik op het
scherm om te stoppen met scrollen.
18
Bediening van het touchscreen | ELITE Ti Gebruikershandleiding
127
Pictogram Beschrijving
Pan om een kaart of Sonar-beeld op het paneel te
positioneren.
128
Bediening van het touchscreen | ELITE Ti
Gebruikershandleiding
Index
A
Aankomst
modus
93
Aankomst modus
Stuurautomaat 88
Aankomst radius 57
Achtergrond Home
pagina 26
Actief paneel 22
AIS 103
Doelinformatie
weergeven 104
Doelsymbolen 103
DSC 105
Een vaartuig oproepen 105
Koersverlengingslijnen 109
Symboolfilters 109
Zoeken naar AIS-items 104
AIS SART 105
Alarmmelding 106
Alarmen
Alarminstellingsdialoog
112
Bevestigen 112
Enkelvoudig alarm 111
Meervoudige alarmen 111
Type berichten 111
Ankermodus 88
Applicatiepagina's 15
Auto-gevoeligheid
Sonar 62
Automatische navigatie
uitschakelen 87
Autopilot
Aankomst modus 93
B
Backup maken van uw
systeemgegevens 122
Bediening
Touch
127
Bereik 61
Bestanden beheren 118
Bestanden naar een card
kopiëren 119
Bestanden naar kaart
kopiëren 119
Bestanden weergeven 118
Bestanden
Weergave 118
Bluetooth
Apparaten koppelen 99
Draadloze technologie 99
Inschakelen 102
Bodemvergrendeling 67
Brandstof 117
C
Card
Bestanden kopiëren
naar 119
Controller & Viewer
GoFree 96
Coördinatensysteem 115
Cursor 22
Cursorondersteuning 22
D
Dashboards 84
Data overlay 27
aan en uit zetten 27
De unit in- en
uitschakelen 19
Demomodus 125
Dialoogvenster Systeem
regelingen 19
Dialoogvensters 21
Dieptelijn 68
Index | ELITE Ti Gebruikershandleiding
129
Displayverlichting 20
Draadloos
Apparaatdetails
101
Verbinden smartphone 97
Verbinden tablet 97
Draadloze hotspot
Verbinding tot stand
brengen en verbreken 95
E
Echosounderlog
weergeven 71
Elektronische kaarten
Objecten zoeken op de
kaart 33
Extra
Bestanden 118
Instellingen 114
F
Fantoom Loran 58
Instellingen 58
Favoriete pagina's 16
Bewerken 28
Nieuwe toevoegen 28
Fishfinder 59
Fishfinder stoppen 62
Oppervlak helderheid 63
Voorbeeld van historie 69
Fishfinder stoppen 62
Flitser 68
Frequentie 61
Functies, aan zetten 116
G
Ga naar cursor 22
Garantie 4
Geavanceerde systeem
instellingen 116
Gesplitste pagina's 15
Gevaarlijke vaartuigen
109
Gevoeligheid
Aanpassen 62
GoFree
Draadloze verbinding 95
Shop 96
GoFree
Controller & Viewer-app 96
Verbinden smartphone 97
Verbinden tablet 97
H
Handleidingen, weergeven 6
Handleiding
Info over 5
Handmatige modus
Sonar 63
Handmatig
Versie 6
Het systeem aanpassen 26
Het touchscreen
vergrendelen 20
Home pagina 14
I
Info over dit apparaat 116
Info panelen 84
Insight-kaartopties 36
Instellingen
Extra 114
Maateenheden 117
Netwerk 117
Stuurautomaat,
trollingmotor 92
Internetgebruik 4
K
Kaarten
130
Index | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Symbool 31
Kaarten
29
3D-kaarten 34
C-MAP-kaartopties 35
Gebruik van de cursor 32
Het vaartuig op het kaart
paneel positioneren 31
Ingebouwde cartografie 30
Insight-kaartopties 35
Instellingen 45
Kaartgegevens 30
Kaartkompas 92
Kaartpaneel 29
Kaartschaal 31
Kaarttype selecteren 30
Koers boven 32
Meten van afstand 22
Navionics-kaartopties 40
Noord boven 31
Oriëntatie 31
Overlay 34
Routes aanmaken 33
Vaarrichting boven 31
Vaartuigsymbool 30
Verschuiven 31
Vooruit kijken 32
Zoomen 31
Kaartopties voor C-MAP 36
Kalibratie touchscreen 120
Kleurlijn
Aanpassen 62
Sonar 62
Koersvergrendelingsmodus
89
Koppelen
Bluetooth-apparaten 99
L
Log sonar 71
Log sonargegevens 77
M
Maateenheden, instellen
117
Magnetische variatie 115
Man overboord
Een MOB aanmaken 23
Informatie weergeven 24
Navigatie naar MOB
annuleren 24
Meten van afstand 22
MMSI nummer 108
N
Nav. modus 90
Navigatie-instellingen 57
Navigeer 54
Naar cursorpositie 55
Referentievlak 115
Routes 55
Navigeren
Aankomst radius 57
Met stuurautomaat 56
Stuurpaneel 55
Trails 58
Type loggen 58
XTE alarm 57
Navionics-kaartopties 40
Netwerk
Instellingen 117
NMEA
gegevensregistratie 120
NMEA
Logboekbestand
exporteren 121
O
Onderhoud
Kalibratie touchscreen 120
Opnemen
Index | ELITE Ti Gebruikershandleiding
131
Opname van loggegevens
starten
64
Opname van
sonargegevens starten 64
Oppervlak helderheid
Fishfinder 63
Overlay DownScan 70
Overlay, gegevens
projecteren 27
Overlaygegevens
configureren 27
Overlaygegevens
Configuratie 27
P
Pagina's
Een pagina selecteren 21
Selecteren actief paneel 22
Paletten 68, 76
Paneelformaat aanpassen 26
Panelen
Paneelformaat
aanpassen 26
PDF, bestanden
weergeven 6
Plaats van bediening instellen,
stuurautomaat 92
Power-Poles 16
Bedieningsknoppen 17
Dubbele koppeling
met 100
Preventief onderhoud 120
R
Referentievlak 115
Regio exporteren 123
Reset de visserij-modus 71
Routes 49
Dialoogvenster 47
Dialoogvenster Route
wijzigen
52
Een nieuwe route aanmaken
op het kaartpaneel 49
Een route aanmaken op
basis van bestaande
waypoints 51
Navigeer 55
Verwijderen 50
Wijzigen in kaart paneel 50
Ruisonderdrukking 63
S
Satellieten, systeem
instellingen 116
Schermafdruk 24
Sensitivity
Sonar 62
Signaalhoogte instellen 68
Simulator 125
Bronbestanden 125
Demomodus 125
SL2-formaat 64
SLG-formaat 64
Snelheidsregeling,
trollingmotor 91
Snelsplits pagina’s 16
Software-upgrade 121
Softwareversie 7
Sonar
Auto-gevoeligheid 62
Beeld 59
Gebruik van de cursor 60
Handmatige modus 63
Historie weergeven 61
Kleurlijn 62
Opgenomen gegevens
weergeven 66
Opname van loggegevens
stoppen 65
132
Index | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Opname van
sonargegevens starten
64
Sensitivity 62
Splits zoom 67
Weergaveopties 67
Zoombalk 60
Zoomen 60
Standaardinstellingen
herstellen 116
Standby modus,
stuurautomaat 89
StructureMap 65, 78
Activeren 78
Beeld 78
Bronnen 79
Cartografie kaarten 81
Live bron 79
Opgeslagen bestanden 79
Opties 82
Tips 80
StructureScan 73
Auto-bereik 76
Beeld 73
Bereik 75
Bereiklijnen 77
Contrast 76
Frequenties 76
Geavanceerde
instellingen 76
Gebruik van de cursor 74
Gegevens converteren naar
StructureMap-indeling 81
Gegevens opnemen 80
Het beeld omkeren 77
Historie weergeven 75
Omlaag of zijwaarts
scannen 76
Oppervlaktehelderheid 77
Vooraf ingestelde
bereikniveaus 76
Voorbeeld 77
Weergaveopties 73
Zoomen 74
Stuurautomaat
Aankomst modus 88
Ankermodus 88
Ankerpunten instellen 93
Automatische navigatie
uitschakelen 87
Bediening van de
trollingmotor 88
Controller 87
Gegevensbalk 88
informatiebalk,
verbergen 92
Instellingen,
trollingmotor 92
Interface 87
Kaartkompas 92
Koersvergrendelingsmodus
89
Nav. modus 90
Plaats van bediening
instellen 92
Snelheidsregeling 91
Standby modus 89
Trollingmotor 86
Wendpatroonbesturing,
trollingmotor 89
Stuurpaneel 55
Systeem instellingen 115
Coördinatensysteem 115
Geavanceerd 116
Info over copyright en dit
apparaat 116
Magnetische variatie 115
Satellieten 116
Standaardinstellingen
herstellen 116
Taal 115
Tekst grootte 115
Tijd 115
Index | ELITE Ti Gebruikershandleiding
133
Toetstonen 115
Systeeminstellingen
Referentievlak
115
Systeemprestaties
verbeteren 124
T
Taal 115
Tekst grootte 115
Temperatuur grafiek 68
Tijd 115
Toetstonen 115
Tools 114
Tools
Routes 114
Trails 114
Waypoints 114
Zoeken 119
Touch
Bediening 127
Touchscreen
Vergrendelen 20
Trails omzetten in routes 51
Trails
Dialoogvenster 47
Instellingen 53
Navigatie instellingen 58
Nieuwe aanmaken 52
Trails omzetten in
routes 51
Trollingmotor
Snelheidsregeling 91
Stuurautomaatbediening
88
Type loggen, navigatie
instellingen 58
V
Vaartuigalarmen 107
Vaartuiginstellingen 108
Verbinden smartphone 97
Verbinden tablet
GoFree, draadloos
97
Verbinden
Bluetooth-apparaten 99
Draadloze hotspot 95
Smartphone en tablet 96
Verbinding verbreken
Draadloze hotspot 95
Verlichting 20
Verschuifsnelheid 63
Vismodus 70
Voorbeeld van historie
Fishfinder 69
W
Wallpaper, aanpassen 26
Waypoints opslaan 48
Waypoints, routes en trails
Exporteren 123
Waypoints 47
Alarminstellingen 49
Bewegen 48
Bewerken 48
Dialoogvenster 47
Opslaan 48
Verwijderen 49
Wendpatroonbesturing
Stuurautomaat
trollingmotor 89
Wissen 124
X
XTE alarm
Navigatie instellingen 57
XTE limiet 57
XTF-formaat 64
134
Index | ELITE Ti Gebruikershandleiding
Z
Zoeken
119
Zoomen
Sonar 67
Index | ELITE Ti Gebruikershandleiding
135
*988-11413-001*
0980
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136

Lowrance Elite Ti Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding