Nice Automation THOR de handleiding

Type
de handleiding
control unit
robo, thor, otto
Instructions and warnings for the fitter
Istruzioni ed avvertenze per l’installatore
Instructions et recommandations pour l’installateur
Anweisungen und Hinweise für den Installateur
Instrucciones y advertencias para el instalador
Instrukcje i uwagi dla instalatora
Aanwijzingen en aanbevelingen voor de installateur
76
besturingseenheid
reductiemotors
robo, thor, otto
Aanbevelingen:
Deze handleiding is alleen bestemd voor gekwalificeerd
technisch personeel dat met de installatie belast is. Geen
enkele informatie uit deze handleiding kan als van belang
voor de eindgebruiker beschouwd te worden!
Deze handleiding heeft alleen betrekking op deze besturings-
eenheid en mag niet voor andere producten gebruikt worden.
Het verdient aanbeveling alle aanwijzingen tenminste éénmaal nauwkeu-
rig door te lezen alvorens met de installering te beginnen.
!
Inhoudsopgave: pag.
1 Beschrijving van het product 17
2 Installatie 18
2.1 Voorbeeld van een installatie 18
2.2 Elektrische aansluitingen 18
2.2.1 Elektrisch schema 19
2.2.2 Beschrijving van de aansluitingen 19
2.2.3 Fototest 20
2.2.4 Controle van de aansluitingen 21
3 Afstellingen 21
4 Eindtest 22
5 Manier van functioneren 23
pag.
6 Programmeerbare functies 23
6.1 Beschrijving van de functies 24
7 Toepassing van 2 besturingseenheden op in
tegenovergestelde richting werkende vleugels 25
8 Apart leverbare accessoires 26
9 Onderhoud 26
10 Afvalverwerking 26
11 Wat te doen als… 27
12 Technische gegevens 27
NL
77
1) Beschrijving van het product:
Met deze besturingseenheid voor het automatiseren van automati-
sche poorten en deuren kunnen de éénfasewisselstroomreductie-
motoren ROBO, THOR, OTTO aangestuurd worden.
Al naar gelang het type aan te sturen reductiemotor verschillen de
besturingseenheden van elkaar, zoals bijvoorbeeld: "Afstelling
Kracht", "Controlelampje Poort Open " en “Gebruikerslicht”.
Er zijn bovendien een reeks functies die met behulp van dipschake-
laars (microschakelaars) geselecteerd kunnen worden en afstellin-
gen die met trimmers uitgevoerd kunnen worden.
De status van de ingangen wordt door speciale ledlampjes bij de
ingangen aangegeven; een ander ledlampje bij de microprocessor
geeft aan dat de interne logica correct functioneert.
Om de verschillende delen gemakkelijker te kunnen herkennen zijn
op afb.1 de belangrijkste onderdelen aangegeven.
Code Product* Code Besturingseenheid* Extra functie
ROBO
RO1000
RO1020
ROA3 Trimmer “Afstelling Kracht”
RO1010 ROA4 Relais “Start”
THOR
TH1551 THA5 Trimmer “Afstelling Kracht”
TH2251 THA6 Relais “Start”
OTTO OT21 OTA1 Uitgang “Gebruikerslicht”
* = voeg V1 aan de code toe voor uitvoering op 120 V 50/60 Hz
LMNOP
J
QRST
VU
I
X
W
Y
H
G
FZ
EDCBA
CH
P. P.
AP
FOTO
FCA
FCC
OK
Dipschakelaar voor het selecteren van de functies
Trimmer voor het afstellen van ” Kracht "
Trimmer voor het afstellen van Werkingsduur (TL)
Trimmer voor het afstellen van Pauzeduur (TP)
Klemmenbord voor Antenne en 2de kanaal
Insteekgleuf RADIO-kaart
Ledlampjes voor het aangeven van status ingangen
Klemmenbord Ingangen / Uitgangen voor instructie
Relais “Gemeenschappelijk”
Klemmenbord stroomvoorziening / Knipperlicht
Primaire connector transformator
Zekering lijn (5A)
Connector uitgang “Gebruikerslicht” (alleen op OTTO)
Uitgang stroomvoorziening motor
Connectorinsteekgleuf condensator
Relais “Start”
Triac “Gebruikerslicht” (alleen op OTTO)
Triac “Sluit”
Triac “Open”
Secundaire connector transformator
Ingang eindschakelaar FCA / FCC
Zekering laagspanning (500mA)
Insteekgleuf kaart PIU
Ledlampjes OK
Microprocessor
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
1
2.1) Voorbeeld van een installatie
Om enkele termen en aspecten van een automatiseringsinstallatie voor deuren of poorten te verduidelijken geven wij u hier een typisch voorbeeld.
ROBO en THOR OTTO
1) Stel fotocellen “Foto”
2) Knipperlicht
3) Sleutelschakelaar
4) Pneumatische lijst
5) Stel fotocellen “Foto 2”
Met name herinneren wij u aan het volgende:
Alle door Nice geproduceerde fotocellen beschikken over een synchronisatiesysteem waarmee het mogelijk is het probleem van interfe-
rentie tussen twee stellen fotocellen op te lossen (zie voor verdere bijzonderheden de aanwijzingen voor de fotocellen).
Het stel fotocellen "Foto" heeft bij het openen geen gevolgen terwijl het bij het sluiten ervoor zorgt dat de poort omkeert.
Het stel fotocellen "Foto2” heeft bij het sluiten geen gevolgen terwijl het bij het openen ervoor zorgt dat de poort terugloopt.
78
2.2) Elektrische aansluitingen
Om de veiligheid van de installateur te waarborgen en
schade aan de componenten te voorkomen is het bij het
maken van de aansluitingen of het inpluggen van de ver-
schillende kaarten absoluut noodzakelijk de besturings-
eenheid uit te schakelen.
Sluit de besturingseenheid met een kabel van 3 x 1,5 mm
2
op het
net aan; als de afstand tussen de besturingseenheid en de aan-
sluiting op de installatie meer dan 30 m bedraagt, dient u in de
buurt van de besturingseenheid voor aarding te zorgen.
Bij aansluitingen in het op zeer lage veiligheidsspanning werkende
deel dient u kabeltjes met een minimumdoorsnede van 0,25 mm
2
te gebruiken.
• Gebruik afgeschermde kabeltjes als de lengte meer dan 30 m
bedraagt en aard het omhulsel alleen aan de zijde van de bestu-
ringseenheid.
Maak geen aansluitingen op kabels in boxen onder de grond, ook
al zijn die helemaal waterdicht.
• De ingangen van de contacten van het type Normaal gesloten
(NC), indien niet gebruikt, dienen via een brug met "gemeen-
schappelijk 24V " verbonden te worden met uitzondering van de
ingangen van de fotocellen, indien de functie “Fototest” geacti-
veerd wordt. U gelieve voor verdere informatie de paragraaf "Foto-
test" te lezen.
Als er voor dezelfde ingang meerdere contacten Normaal geslo-
ten (NC) zijn, dan worden die onderling serieel geschakeld.
De ingangen van de contacten van het type Normaal open (NO),
dienen, indien niet gebruikt, vrij gehouden te worden.
Als er voor dezelfde ingang meerdere contacten Normaal open
(NO) zijn, dan worden die onderling parallel geschakeld.
De contacten moeten mechanische contacten zijn en geen enkel
potentiaal hebben; aansluitingen in fasen zoals die welke "PNP",
"NPN", "Open Collector" etc. gedefinieerd worden, zijn niet toege-
staan.
!
Wij brengen u hierbij in herinnering dat installaties met
automatische poorten en deuren uitsluitend door gekwa-
lificeerd technisch personeel en met inachtneming van de
wettelijke voorschriften geïnstalleerd mogen worden. Volg
nauwgezet de aanbevelingen van het boekje: "Aanbeve-
lingen voor de installateur".
!
2) Installatie:
2a
2b
FOTO
FOTO
FOTO 2
5
3
2
1
3
4
FOTO
2
1
NL
79
2.2.1) Elektrisch schema
SLUIT
OPEN
SLUIT
OPEN
STOP
Stroomvoorziening
via elektriciteitsnet
2.2.2) Beschrijving van de aansluitingen
Hier volgte een beknopte beschrijving van mogelijke aansluitingen van de besturingseenheid naar buiten.
Klemmetjes Functie Beschrijving
1-2 : Stroomvoorziening = Toevoerlijn van het elektriciteitsnet
3-4 : Knipperlicht = Uitgang voor aanslsuiting van het knipperlicht op de netspanning (Max. 40W)
5-6 : 24 Vac = Stroomvoorziening neveninrichtingen 24Vac (Foto, Radio, etc.) Max 200mA
7 : Gemeenschappelijk = Gemeenschappelijk voor alle ingangen
8 : Controlelampje P.O. (SCA) = “Controlelampje Poort Open” 24Vac max. 2W (Niet aanwezig op de uitvoering OTTO)
9 : Stop = Ingang met functie voor het onderbreken van de manoeuvre waarbij de richting eventjes
wordt omgekeerd
10 : Foto = Ingang voor veiligheidsinrichtingen (fotocellen, pneumatische lijsten)
11 : Stap-voor-stap (PP) = Ingang voor cyclische manoeuvre (“Open” - “Stop” - “Sluit” - “Stop”)
12 : Open = Ingang voor openingsmanoeuvre
13 : Sluit = Ingang voor sluitmanoeuvre
41-42 : 2° Ch Radio = Uitgang van een eventueel tweede kanaal van de radio-ontvanger
43-44 : Antenne = Ingang voor de antenne van de radio-ontvanger
3
80
2.2.3) Fototest
De "Fototest" verhoogt de betrouwbaarheid van de veiligheidsinrich-
tingen waardoor het mogelijk is "categorie 2" van de norm EN 954-
1 (uitgave 12/1998) te bereiken voor wat betreft de combinatie
besturingseenheid en veiligheidsfotocellen. Telkens wanneer er een
manoeuvre van start gaat, worden alle veiligheidsinrichtingen gecon-
troleerd en alleen als de test een positief resultaat geeft, gaat de
manoeuvre van start. Als de test daarentegen geen positief resultaat
heeft (fotocel door de zon verblind, kortsluiting kabels etc.) wordt de
storing gedetecteerd en de manoeuvre niet uitgevoerd.
Om de functie "Fototest" te verkrijgen zijn de volgende punten nood-
zakelijk:
Gebruik de supplementaire kaart PIU
Zet de dipschakelaar 10 op ON
Sluit de veiligheidsinrichtingen aan zoals dat op afb. 4a te zien is
waarbij de stroomvoorziening van de zenders van de fotocellen
niet rechtstreeks via de uitgang van de neveninrichtingen plaats
vindt, maar door deze stroomvoorziening via de klemmetjes 7 en
8 op de kaart PIU te onderbreken.
De maximaal beschikbare stroom op de uitgang "Fototest" op de
kaart PIU is 100mA (2 stel fotocellen Nice).
Voorzie de ontvangers rechtstreeks via de uitgang neveninrichtin-
gen van de besturingseenheid (klemmetjes 5-6) van stroom.
Als u later de functie Fototest niet meer wilt gebruiken, behoeft u alleen
maar dipschakelaar 10 naar beneden te halen en de configuratie van de aan-
sluitingen te wijzigen zoals dat op afb.4b is aangegeven.
Het testen van de fotocellen vindt als volgt plaats: wanneer er een
bedieningsopdracht voor een manoeuvre gegeven wordt, wordt er
eerst nagegaan of alle ontvangers die met deze manoeuvre van doen
hebben, hun ok geven; daarna wordt de stroomvoorziening naar de
zenders onderbroken en wordt vervolgens gecontroleerd of alle ont-
vangers dit feit signaleren door hun ok in te trekken; tenslotte wordt
de stroomvoorziening van de zenders weer ingeschakeld en wordt er
opnieuw gecontroleerd of alle ontvangers hun ok geven. Alleen als
deze serie controles een positief resultaat heeft, zal de manoeuvre
van start gaan. Het is raadzaam ook het synchronisme te activeren
door de bruggetjes op de zenders te doorbreken; dit is de enige
methode om ervoor te zorgen dat er tussen de twee stellen fotocel-
len geen interferentie plaats vindt. Controleer in de handleiding van
de fotocellen de aanwijzingen voor een gesynchroniseerde werking.
Indien een ingang die aan de "Fototest" onderworpen is, niet wordt
gebruikt (Voorbeeld "Foto2") en u toch de functie fototest wilt, dient
u een brug tussen de niet gebruikte ingang aan te brengen zoals dat
op afb.4c te zien is.
“Foto” en “Foto2” met “Fototest”
“Foto” en “Foto2” zonder “Fototest”
“Foto” met “Fototest”
4a
4b
4c
13
9107
6
5
8
(Kaart PIU)
9
8
10
11
12
7
78
9
11
10
12
(Kaart PIU)
13
9107
6
5
8
109
8
13
7
6
5
7
10
PIU
PIU
8
11
PIU
PIU
PIU 8
RX
43512
6
FOTO
5
10
7
RX
543
FOTO 2
21
6
5
(Kaart PIU)
7
RX
54321
6
FOTO
RX
10
7
(Kaart PIU)
FOTO 2
5
10PIU
6
7
5312 4
5
RX
34 512
6
10
7
5
FOTO
10PIU
PIU 11
RX
12
7
12
PIU
PIU
21
34 512
RX
53412
87
TX
10
12
11
9
(Kaart PIU)
12
TX
21
FOTO 2
FOTO
(Kaart PIU)
7
PIU
21
RX
423 5
6
5
5
6
21
RX
2345
TX
FOTO
21
TX
(Kaart PIU)
FOTO 2
12
1
1
12
7
12
PIU
PIU
RX
34 512
TX
12
FOTO
12
PIU
TX
TX
TX
TX
TX
NL
81
2.2.4) Controle van de aansluitingen
Bij het uitvoeren van onderstaande handelingen werkt u met
onder spanning staande circuits. Op het merendeel van de circuits
staat laagspanning en daar bestaat dus geen gevaar, maar op som-
mige delen staat de spanning van het elektriciteitsnet, die dus
UITERST GEVAARLIJK zijn! Let heel goed op wat u doet en
WERK NOOIT ALLEEN!
Sluit de stroomtoevoer op de besturingseenheid aan en controleer
onmiddellijk of er tussen de klemmetjes 5-6 een spanning van
ongeveer 24 Vac. aanwezig is.
Controleer dat het ledlampje "OK" na eventjes snel geknipperd te
hebben, nu regelmatig knippert.
Verifieer nu dat de ledlampjes van de ingangen van het type "NC"
(alle veiligheidsinrichtingen actief) branden, terwijl de bij de ingan-
gen van het type "NO" behorende ledlampjes (geen enkele bedie-
ningsopdracht aanwezig) uit zijn. Als dit niet het geval is, dient u te
controleren of de aansluitingen correct zijn uitgevoerd en de ver-
schillende inrichtingen goed werken. De ingang "Stop" treedt in
werking door zowel de eindschakelaar FCA als de eindschakelaar
FCC uit te zetten.
Verifieer of de eindschakelaars goed aangesloten zijn; haal de hen-
del van de eindschakelaar over en controleer of de desbetreffende
eindschakelaar in werking treedt, waarbij het bijbehorende led-
lampje op de besturingseenheid uit gaat
Ontgrendel de vleugel en breng die ongeveer halverwege, ver-
grendel deze; op deze manier kan de vleugel zowel bij het openen
als bij het sluiten vrij bewegen.
Nu dient u te verifiëren of de manoeuvre in de juiste richting plaats
vindt, d.w.z. te controleren of de door de besturingseenheid door-
gegeven manoeuvre overeenkomt met de daadwerkelijk door de
vleugels uitgevoerde manoeuvre. Deze controle is van fundamenteel
belang; als de richting in bepaalde gevallen niet juist is (bijvoorbeeld
in de semi-automatische modus), zou het erop kunnen lijken dat
het automatisme regelmatig functioneert; de cyclus ”open” is
immers gelijk aan de cyclus “Sluit” met dat fundamentele verschil
echter dat de veiligheidsinrichtingen genegeerd zullen worden bij de
sluitmanoeuvre - die normaal gesproken de gevaarlijkste is - en bij
opening in werking zullen treden, waardoor ze een hersluiting tegen
het obstakel zullen veroorzaken met desastreuze gevolgen!
Om te controleren of de draairichting correct is, behoeft u alleen
maar een korte impuls op de ingang PP te geven; de eerste
manoeuvre die de besturingseenheid uitvoert nadat u haar onder
spanning gezet heeft is altijd "Open", dus kunt u ermee volstaan te
controleren of de automatisering een openingsmanoeuvre start.
Indien de manoeuvre in verkeerde richting wordt uitgevoerd ,dient
u als volgt te werk te gaan:
Schakel de stroomvoorziening uit
Draai de stekker voor stroomvoorziening van de motor met
180° evenals die van de eindschakelaars. (Ref. "O" en ref.
"V" op afb.1 )
Na afloop hiervan is het raadzaam opnieuw te kijken of de
draairichting in orde is; u begint hiervoor bij het laatste punt.
Het ledlampje "OK" op het midden van de kaart heeft tot taak de sta-
tus van de interne logica aan te geven: wanneer het regelmatig knippert met
tussenpozen van 1 seconde wil dit zeggen dat de interne microprocessor
actief is en in afwachting is van een bedieningsopdracht. Wanneer de micro-
processor een wijziging in de status van een ingang constateert (zowel een
bedieningsingang als een dipschakelaar voor een functie), gaat het lampje
tweemaal snel knipperen, ook als die wijziging geen onmiddellijk gevolg heeft.
Snel knipperen gedurende 3 seconden wil zeggen dat de besturingseenheid
zojuist onder spanning is gezet en een test op de interne onderdelen uitvoert;
onregelmatig knipperen wil zeggen dat de uitslag van de test niet positief is en
dat er dus een storing is opgetreden.
!
Afstellingen vinden plaats via trimmers die voor wijziging van onder-
staande parameters zorgen:
Werkingsduur (TL):
Hiermee wordt de maximale tijdsduur van de openings- of sluit-
manoeuvre afgesteld. Voor de afstelling van de TL, selecteert u de
werkingsmodus "Semi-automatisch" door de dipschakelaar 1 op ON
te zetten en vervolgens de trimmer TL halverwege te zetten. Voer bij
deze afstellingen een openings- en sluitingscyclus uit en stel de trim-
mer TL eventueel zodanig bij, dat er voldoende tijd is om de gehele
manoeuvre uit te voeren en er ook nog een zekere speling van 2 of
3 seconden overblijft. Indien er niet genoeg tijd is om de gehele
manoeuvre uit te voeren, ook al hebt u de trimmer TL op het maxi-
mum gezet, dient u de brug TLM die zich op de print tussen de trim-
mers TL en TP bevindt, te verbreken om de Werkingsduur te verlen-
gen teneinde een Langere Werkingsduur (TLM) te verkrijgen.
Pauzeduur (TP):
Bij "automatische" werking wordt met deze functie de tijd tussen het
einde van de openingsmanoeuvre en het begin van de sluitmanoeu-
vre afgesteld. Om de TP af te stellen selecteert u de werkingsmodus
"Automatisch" door de dipschakelaar 2 op ON te zetten en vervol-
gens de trimmer TP naar wens af te stellen. Om dit te controleren
dient u een openingsmanoeuvre uit te voeren en daarna de tijd te
controleren die er tot de "Automatische" hersluiting verstrijkt.
Kracht (F):
Op de besturingseenheid kunt u de waarde van de maximale
"Kracht" afstellen.
Speciale aandacht dient u aan de afstelling van de trimmer "Kracht"
(F) te schenken; deze afstelling kan van invloed zijn op de graad van
veiligheid van de automatisering. Voor het afstellen hiervan dient u
proefondervindelijk te werk te gaan door meerdere malen achter
elkaar de door de vleugel toegepaste kracht te meten en deze te ver-
gelijken met wat de voorschriften gebieden.
Bij de besturingseenheden voor RO1010 en OT21 wordt de "Kracht"
afgesteld via een keuzeschakelaar met meerdere standen op de
behuizing van de voedingstransformator van de besturingseenheid.
3) Afstellingen:
TP
TL
F
TLM
82
Nadat u een en ander gecontroleerd en afgesteld hebt, kunt u tot de eindtest van de installatie overgaan.
De eindtest van de automatisering moet door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden, dat ook bepa-
len moet welke tests in functie van de bestaande gevaren noodzakelijk zijn.
De eindtest is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering. Elk afzonderlijk onderdeel, bijvoorbeeld de reductiemotor, noodstop,
fotocellen en andere veiligheidsinrichtingen kunnen een specifieke eindtestfase vragen; het is daarom raadzaam de procedures uit de des-
betreffende handleidingen zorgvuldig uit te voeren.
Voor de eindtest van de besturingseenheid dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren:
1. Selectie functies:
• Zet de dipschakelaar 1 op ON (“Semi-automatische” modus)
• Als de aansluitingen van afb.4a tot stand gebracht zijn, dient u om de functie "Fototest" uit te laten voeren
(als er een kaart PIU aanwezig is), de dipschakelaar 10 (Functie "Fototest") op ON te zetten.
• Zet alle andere dipschakelaars op OFF
2. Druk op de instructietoets “Open” of “Stap-voor-Stap” en controleer of:
• het knipperlicht gaat knipperen
• er een openingsmanoeuvre van start gaat
• de poort stopt wanneer hij de eindschakelaar open FCA bereikt.
3. Druk op de instructietoets “Sluit” of “Stap-voor-Stap” en controleer of:
• het knipperlicht gaat knipperen
• er een sluitmanoeuvre van start gaat
• de poort stopt wanneer hij de eindschakelaar dicht FCC bereikt.
4. Laat een openingsmanoeuvre van start gaan en controleer dat er tijdens deze manoeuvre een inrichting in werking treedt die:
• aangesloten op de ingang “Stop'”, de manoeuvre onmiddellijk onderbreekt en een korte omkering van de beweging veroorzaakt
• aangesloten op de ingang “Foto”, geen enkel gevolg heeft
• aangesloten op de ingang “Foto2”, ervoor zorgt dat de manoeuvre onderbroken wordt en in tegengestelde richting hervat wordt
(als er een kaart PIU aanwezig is)
5. Laat een sluitmanoeuvre van start gaan en controleer dat er tijdens deze manoeuvre een inrichting in werking treedt die:
• Aangesloten op de ingang “Stop”, de manoeuvre onmiddellijk onderbreekt en een korte omkering van de beweging veroorzaakt
• aangesloten op de ingang “Foto”, ervoor zorgt dat de manoeuvre onderbroken wordt en in tegengestelde richting hervat wordt
• aangesloten op de ingang “Foto2”, geen enkel gevolg heeft (als er een kaart PIU aanwezig is)
6. Controleer op de aangesloten ingangen of de activering van de ingang een stap in onderstaande reeks ten gevolge heeft:
• Ingang “Stap-voor-stap”: Reeks = “Open” - “Stop” - “Sluit” - ”Stop”
• Ingang “Open”: Reeks = “Open” - “Stop” - “Open” - “Stop”
• Ingang “Sluit”: Reeks = “Sluit” - “Stop” - “Sluit” - “Stop”
• Ingang “Gedeeltelijk Open”: Reeks = “Gedeeltelijk open” - “Stop” - “Sluit” - “Stop” (indien kaart PIU aanwezig is).
7 Controleer als de functie fototest gebruikt wordt, of deze test goed werkt (als de kaart PIU aanwezig is):
• Onderbreek de fotocel “Foto”, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre niet wordt uitgevoerd
• Onderbreek de fotocel “Foto2”, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre niet wordt uitgevoerd
• Breng het contact van de fotocel “Foto” in kortsluiting, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre
niet wordt uitgevoerd
• Breng het contact van de fotocel “Foto2” in kortsluiting, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die
manoeuvre niet wordt uitgevoerd.
8. Voer de tests uit om de stootkrachten te meten zoals die in de norm EN 12445 voorzien zijn.
Als er na uitvoering van de eindtest andere functies worden geactiveerd die de veiligheid van de installatie kunnen doen afnemen, dient er
een voor die functies specifieke eindtest uitgevoerd te worden.
!
4) Eindtest
NL
83
5) Manier van functioneren
Bij werking in de handbediende modus vindt er via de ingang “Open”
een openingsmanoeuvre plaats en via de ingang ”Sluit” een sluit-
manoeuvre. Via de ingang “Stap-voor-Stap” vindt er beurtelings een
openings- en sluitmanoeuvre plaats.
Zodra de binnenkomende instructie stopt, wordt de manoeuvre
onderbroken. Bij opening wordt de manoeuvre onderbroken wan-
neer de eindschakelaars in werking treden of als er geen toestem-
ming van “Foto2” (op de kaart PIU) is; bij sluiting daarentegen wordt
de manoeuvre onderbroken, als er geen toestemming is van “Foto”.
Zowel bij opening als bij sluiting zorgt “Stop” er altijd voor dat de
manoeuvre onmiddellijk wordt onderbroken. Wanneer de manoeuvre
onderbroken is, dient de binnenkomende instructie gestopt te wor-
den alvorens een nieuwe instructie een nieuwe manoeuvre kan
bewerkstelligen. Bij werking in één van de automatische modi
(“Semi-automatisch”, “Automatisch” of “Altijd sluiten”) veroorzaakt
een bedieningsimpuls op de ingang “Open” een openingsmanoeu-
vre. Een impuls op “Stap-voor-Stap” zorgt ervoor dat de poort beur-
telings open of dicht gaat. Een tweede impuls op “Stap-voor-Stap”
of op dezelfde ingang die de manoeuvre gestart heeft, veroorzaakt
een “Stop”. Zowel bij opening als bij sluiting zorgt “Stop” er altijd voor
dat de manoeuvre onmiddellijk wordt onderbroken en dat de poort
eventjes terugloopt.
Als er op een instructie-ingang in plaats van een impuls een doorlo-
pend signaal wordt gegeven, ontstaat er een status van "voorkeur"
waarbij de andere instructie-ingangen uitgeschakeld blijven (nuttig
voor het aansluiten van een tijdschakelaar of een keuze-
schakelaar Dag-Nacht).
Indien de automatische modus geselecteerd wordt, is er na een ope-
ningsmanoeuvre een pauze, waarna een sluitmanoeuvre plaats vindt.
Als “Foto” tijdens de pauze in werking treedt, wordt de timer met een
nieuwe Pauzeduur teruggesteld; als “Stop” tijdens de pauze in wer-
king treedt, wordt de functie van terugloop gewist en komt de instal-
latie in “Stop”. Bij opening heeft het inwerkingtreden van ”Foto” geen
enkele effect, terwijl “Foto2” (op de kaart PIU) ervoor zorgt dat de
beweging tijdelijk onderbroken wordt; bij sluiting zorgt inwerkingtre-
ding van “Foto” voor een omkering van de beweging, daarna een
pauze en vervolgens weer sluiting.
De besturingseenheid beschikt over een serie microschakelaars
waarmee u de verschillende functies kunt activeren om de installatie
zoveel mogelijk aan de eisen van de gebruiker aan te passen en deze
in de verschillende gebruikssituaties zo veilig mogelijk te maken.
De functies worden geactiveerd door de desbetreffende dipschake-
laar op de stand "On" te zetten, terwijl de functies waarvan de des-
betreffende dipschakelaar op "Off'' staat, niet geactiveerd worden.
Sommige programmeerbare functies zijn verbonden aan
veiligheidsaspecten, overweeg aandachtig de gevolgen
van een bepaalde functie en controleer welke functie de
grootste mogelijke veiligheid biedt.
!
Met de dipschakelaars kunt u de verschillende manieren van functioneren selecteren en de gewenste functies volgens onderstaande tabel invoeren:
Schakelaar 1-2: Off-Off = "Handbediende" manoeuvre, d.w.z. er is iemand aanwezig
On -Off = "Semi-automatische" manoeuvre
Off-On = "Automatische" manoeuvre, d.w.z. automatische sluiting
On -On = Manoeuvre "Automatisch + altijd sluiten"
Schakelaar 3: On = Werking Woningblok < niet beschikbaar in handbediende modus >
Schakelaar 4: On = Voorwaarschuwing
Schakelaar 5: On =
Terugloop 5' na Foto < bij “Automatisch” > of Sluit na Foto < bij “Semi-automatisch” >
Schakelaar 6: On = Beveiliging "Foto" ook bij opening
Schakelaar 7: On = Geleidelijke start
Schakelaar 8: On = Vertraging
Schakelaar 9: On = Rem
Schakelaar 10: (op Robo) On = Controlelampje Poort Open (SCA) met proportioneel knipperen
Zonder kaart PIU
(op Otto) On = Duur gebruikerslicht = 4 minuten
Met kaart PIU On = Functie “Fototest”
N.B.: Sommige functies zijn onder bepaalde omstandigheden mogelijk, deze zijn aangegeven met de tussen de tekens "<...>" staande
opmerkingen.
6) Programmeerbare functies
101
84
6.1) Beschrijving van de functies
Hieronder geven wij een beknopte beschrijving van de functies die ingeschakeld kunnen worden door de desbetreffende dipschakelaar op
"On" te zetten.
Schakelaar 1-2: Off-Off = "Handbediende" manoeuvre (er is iemand aanwezig)
On-Off = "Semi-automatische" manoeuvre
Off-On = "Automatische" manoeuvre (automatische sluiting)
On-On = Manoeuvre "Automatisch + Sluit altijd "
Bij de "Handbediende" modus wordt de manoeuvre alleen uitgevoerd zolang de instructie aanwezig is (toets ingedrukt).
Bij "Semi-automatisch" is een instructie-impuls voldoende en wordt de gehele manoeuvre uitgevoerd totdat de Werkingsduur verlopen is of
de eindschakelaar bereikt is. Bij "Automatische" werking is er na een openingsmanoeuvre een pauze waarna de sluiting automatisch uit-
gevoerd wordt.
De functie "Sluit altijd " treedt in werking na een storing in de stroomvoorziening, waarbij automatisch een sluitmanoeuvre uitgevoerd wordt
na een voorwaarschuwing van 5 seconden.
Schakelaar 3: On = Werking Woningblok (niet beschikbaar in handbediende modus)
Bij de functie Woningblok kan de manoeuvre, zodra de openingsmanoeuvre van start gegaan is, niet door andere bedieningsimpulsen op
“Stap-voor-Stap” of “Open” onderbroken worden zolang de openingsmanoeuvre nog niet beëindigd is.
Tijdens een sluitmanoeuvre zal een nieuwe bedieningsimpuls de poort laten stoppen en zal de poort weer open gaan.
Schakelaar 4: On = Voorwaarschuwing
Bij het ontvangen van een bedieningsimpuls wordt eerst het waarschuwingslicht geactiveerd en vervolgens gaat na 5 seconden (2 bij bedie-
ning met de hand), de manoeuvre van start.
Schakelaar 5: On = Terugloop 5" na Foto <indien in “Automatisch” > of Sluiten na Foto <indien in “Semi-automatisch”>
Met behulp van deze functie kunt u, indien in “Automatisch”, de poort zolang openhouden als nodig is om er doorheen te gaan; nadat “Foto”
in werking is gekomen, wordt de manoeuvre onderbroken. Na 5 seconden zal er automatisch een sluitmanoeuvre van start gaan. Indien in
Semi-automatisch, zal het inwerkingtreden van “Foto” tijdens de sluitmanoeuvre de automatische sluiting met de ingestelde Pauzeduur acti-
veren.
Schakelaar 6: On = Beveiliging “Foto” ook bij opening
Normaal gesproken is de beveiliging "Foto" alleen tijdens de sluitmanoeuvre geactiveerd; als de schakelaar 6 op "On" wordt gezet, wordt de
manoeuvre door het in werking treden van de veiligheidsinrichting onderbroken, ook bij het openen.
Indien in “Semi-automatisch” of “Automatisch” zal de openingsmanoeuvre, zodra de beveiliging vrijkomt, weer hervat worden
Schakelaar 7: On = Geleidelijke start
Hiermee verloopt het begin van de manoeuvre geleidelijk zodat de automatisering geen ongewenste schokken krijgt te verduren
Schakelaar 8: On = Vertraging
De vertraging bestaat uit een snelheidsvermindering op 30% van de nominale snelheid zodat onnodige schokken aan het einde van de
manoeuvre voorkomen kunnen worden.
De functie Vertraging behalve dat die de snelheid van de automatisering doet afnemen, reduceert ook met 70% het koppel van de motoren.
In automatiseringen die een hoog koppel vereisen, kan het feit dat het koppel dermate wordt teruggebracht, tot gevolg hebben dat de motor onmiddellijk stopt.
Uitvoering voor ROBO en THOR:
Aan het einde van de openings- of sluitmanoeuvre op grond van de
Werkingsduur wordt er een vertragingsfase uitgevoerd die net zolang
als de Werkingsduur duurt.
Als de manoeuvre stopt als gevolg van het inwerking treden van de
eindschakelaars, wordt de vertragingsfase niet uitgevoerd; u dient
dan de Werkingsduur af te stellen om de vertraging 30-50 cm voor
het inwerkingtreden van de eindschakelaars te laten beginnen.
Uitvoering voor OTTO:
Aan het einde van de sluitmanoeuvre duurt de vertragingsfase 3 s.,
indien die het gevolg is van het in werking treden van de eindschake-
laars en net zolang als werkingtijd indien die het gevolg is van het ein-
de van de werkingsduur (voor het goed laten werken van de vertra-
ging is het raadzaam eindschakelaars te gebruiken.
Bij de openingsfase wordt er geen vertraging maar een geleidelijke
stop uitgevoerd.
Als u de vertragingsfunctie op gevoelige installaties
gebruikt en als die langer dan 3 S. duurt is het absoluut
noodzakelijk in de nabijheid van de besturingseenheid een
netfilter van tenminste 6A met een verlaging van 30dB op
de klemmetjes van de netvoeding aan te brengen om de
door de norm EN 50081-1 voorgeschreven limieten van
elektromagnetische uitstraling niet te overschrijden.
!
NL
85
Schakelaar 9: On = Rem
Aan het einde van de manoeuvre wordt er een remprocedure op de motor uitgevoerd, aanvankelijk lichtjes, maar dan steeds duidelijker om
de poort snel maar zonder schokken te laten stoppen.
Met behulp van deze functie kunt u elke keer bij de aanvang van een manoeuvre controleren of de fotocellen goed werken. Zie het hoofd-
stuk "Fototest"
Om een automatisering met 2 vleugels die in tegenovergestelde rich-
ting werken aan te leggen dient u als volgt te werk te gaan:
Gebruik twee motoren waarvan de besturingseenheden aangeslo-
ten zijn zoals u dat op afb.5 kunt zien.
Sluit het waarschuwingslicht en het "Controlelampje Poort Open”
op één van de twee besturingseenheden, onverschillig welke, aan.
De ingangen moeten onderling parallel geschakeld worden.
Het "Gemeenschappelijk" van de ingangen kan op één van de 2
besturingseenheden worden aangesloten.
Sluit de 0Volt (Klemmetje 5) van de twee besturingseenheden op
elkaar aan.
De functie "Fototest" mag niet gebruikt worden.
Het is raadzaam de functie "Woonblok" in werking te stellen (dip-
schakelaar 3) waarmee de 2 vleugels weer synchroon kunnen wer-
ken, mochten de 2 besturingseenheden niet meer synchroon wer-
ken
7) Toepassing van twee besturingseenheden op in tegenovergestelde richting werkende vleugels
Stroomvoorziening
via elektriciteitsnet
Stroomvoorziening
via elektriciteitsnet
SLUIT
OPEN
SLUIT
OPEN
SLUIT
OPEN
STOP
Schakelaar 10: On
ROBO en THOR
Zonder ingeplugde kaart PIU:
• "Controlelampje Poort Open " met proportioneel knipperen
Met ingeplugde kaart PIU:
• “Fototest”
OTTO
Zonder ingeplugde kaart PIU:
• Duur “Gebruikerslicht” = 4 minuten
Met ingeplugde kaart PIU:
• “Fototest”
5
86
Kaart PIU
De besturingseenheid omvat reeds alle functies die bij een normale installatie gebruikt worden. Om tegemoet te komen aan de eisen bij
speciale installaties is de speciale kaart PIU ontwerpen waarmee u nieuwe functies aan de installatie kunt toevoegen zoals verkeerslichten,
gebruikerslampje, Elektroslot, "Foto2", gedeeltelijke opening en "Fototest".
Rood = Rood licht van het verkeerslicht
Gewoonlijk is dat altijd uit, maar het gaat bran-
den wanneer de poort open of dicht gaat.
Groen = Groen licht van het verkeerslicht
Dit blijft gewoonlijk branden, maar het dooft wan-
neer de poort open of dicht gaat.
Elektroslot = Uitgang voor instructie elektroslot.
Het elektroslot wordt gedurende 1,5 s aan het
begin van de openingsmanoeuvre geactiveerd
Gebruikerslicht/
Fototest = Uitgang waarmee u als u dat gebruikt voor de
instructie gebruikerslampje, aan het begin van
elke manoeuvre een Gebruikerslampje kunt laten
branden dat tot na afloop van de manoeuvre blijft
branden en wel zolang als met de trimmer Tijd
Gebruikerslampje op de kaart PIU geprogram-
meerd is.
Gebruikerslicht aanwezig op de kaart PIU.
Als u de functie "Fototest" (dipschakelaar 10 =
ON) activeert, maakt deze uitgang het mogelijk
de fotocellen bij het begin van alle manoeuvres te
testen.
Open gedeeltelijk = Ingang voor gedeeltelijke opening
("Gedeeltelijke opening" "Stop", "Sluit",
"Stop"). Deze functie doet hetzelfde als de
functie "Stap-voor-Stap" op de hoofdkaart,
met dat verschil dat de manoeuvre "Open"
zolang duurt als via de trimmer "Tijd Gedeel-
telijke opening " op de kaart PIU is ingesteld.
Foto 2 = Ingang 2de veiligheidsinrichting. Deze
inrichting treedt alleen bij een openings-
manoeuvre in werking en zorgt ervoor dat de
manoeuvre onderbroken wordt, waarbij de
poort eventueel gesloten wordt als de wer-
kingsmodus "Semi-automatisch" of "Auto-
matisch" op de besturingseenheid gepro-
grammeerd is.
24 V = Uitgang 24V die gebruikt kan worden om
de neveninrichtingen zoals fotocellen of
andere van stroom te voorzien. Het klemme-
tje 11 is ook gemeenschappelijk voor de
ingangen .
RADIO-kaart
De besturingseenheid beschikt over een insteeksleuf voor het insteken van een Nice-radiokaart, waardoor het mogelijk is de ingang "Stap-
voor-stap" te gebruiken en zo de besturingseenheid via een zender op afstand te bedienen.
8) Apart leverbare accessoires
Voor de besturingseenheid als elektronische component is geen
enkel speciaal onderhoud vereist. Controleer echter periodiek (ten-
minste eens in het half jaar), of de afstellingsinrichting van de Kracht
van de motor nog goed werkt; gebruik eventueel de trimmer om een
en ander bij te stellen.
Voer de eindtest in zijn geheel opnieuw uit om te controleren of de
veiligheidsinrichtingen (fotocellen, pneumatische lijsten, etc.) en het
waarschuwingslicht correct functioneren.
9) Onderhoud
Dit product bestaat uit verschillende soorten materialen, waarvan
sommige gerecycleerd kunnen worden.
Win inlichtingen over de methoden van hergebruik of afvalverwerking
in en houd u aan de plaatselijk van kracht zijnde voorschriften.
Sommige elektronische onderdelen zouden vervuilende
stoffen kunnen bevatten: laat ze niet in het milieu verdwij-
nen.
!
10) Afvalverwerking
NL
87
Dit is bedoeld als een richtlijn voor de installateur om hem te helpen
bij het oplossen van de problemen die zich tijdens de installatie kun-
nen voordoen.
Er brandt geen enkele ledlampje
Controleer of de besturingseenheid onder spanning staat (contro-
leer dat er op de klemmetjes 1-2 de spanning van het elektrici-
teitsnet staat en op de klemmetjes 5-6 een spanning van onge-
veer 24Vac).
Controleer of de 2 zekeringen op de stroomvoorziening intact zijn,
en als er ook nu geen enkel ledlampje brandt, zal het hoogst waar-
schijnlijk om een ernstige storing gaan en zal de besturingseenheid
vervangen dienen te worden.
Het ledlampje OK knippert regelmatig maar de ledlampjes
INGANGEN komen niet met de status van de betreffende
ingangen overeen
Controleer nauwkeurig de aansluitingen op de klemmetjes van
de ingangen 7÷13.
De manoeuvre gaat niet van start
Controleer dat de ledlampjes van de beveiligingen "Stop" (FCA +
FCC), "Foto", en eventueel "Foto2" branden en dat het ledlampje
van de instructie die geactiveerd wordt ("Stap-voor-Stap", "Open"
of "Sluit") brandt, zolang de instructie gegeven wordt.
Tijdens de manoeuvre voert de poort een terugloop uit
De oorzaken voor het teruglopen zijn:
De fotocellen “Foto 2” bij opening en “”Foto”” bij sluiting treden in
werking; controleer in dit geval de aansluitingen van de fotocellen
en verifieer eventueel de signaleringledlampjes van de ingangen.
11) Wat te doen als…
Stroomvoorziening via elektriciteitsnet : 230 Vac 50/60 Hz
Uitvoeringen /V1 : 120 Vac 50/60 Hz
Max. stroom neveninrichtingen 24 V : 200mA
Uitgang knipperlicht : Voor waarschuwingslichten op netspanning, maximumvermogen 40 W
Uitgang controlelampje poort open “SCA” : Voor controlelampjes 24Vac, maximumvermogen 2 W
Bedrijfstemperatuur : -20 ÷ 70 °C
Werkingsduur ROBO/THOR : Instelbaar van 2,5 tot > 60 s, oppure da < 50 a > 120 s met TLM
Werkingsduur OTTO : Instelbaar van 2,5 tot > 20 s, of van < 20 tot > 40 s met TLM
Pauzeduur : Instelbaar van 5 tot > 160 s.
op Kaart PIU
Duur Ged.Open ROBO/THOR : Instelbaar van 1 tot > 30 s.
Duur Ged. Open OTTO : Instelbaar van 1 tot > 14 s.
Duur gebruikerslicht : Instelbaar van 1 tot > 180 s.
12) Technische gegevens

Documenttranscriptie

control unit robo, thor, otto Instructions and warnings for the fitter Istruzioni ed avvertenze per l’installatore Instructions et recommandations pour l’installateur Anweisungen und Hinweise für den Installateur Instrucciones y advertencias para el instalador Instrukcje i uwagi dla instalatora Aanwijzingen en aanbevelingen voor de installateur besturingseenheid reductiemotors robo, thor, otto Inhoudsopgave: pag. 1 Beschrijving van het product 17 2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 Installatie Voorbeeld van een installatie Elektrische aansluitingen Elektrisch schema Beschrijving van de aansluitingen Fototest Controle van de aansluitingen 18 18 18 19 19 20 21 3 Afstellingen 4 5 6 6.1 Programmeerbare functies Beschrijving van de functies 7 Toepassing van 2 besturingseenheden op in tegenovergestelde richting werkende vleugels 25 8 Apart leverbare accessoires 26 9 Onderhoud 26 21 10 Afvalverwerking 26 Eindtest 22 11 Wat te doen als… 27 Manier van functioneren 23 12 Technische gegevens 27 Aanbevelingen: ! Deze handleiding is alleen bestemd voor gekwalificeerd technisch personeel dat met de installatie belast is. Geen enkele informatie uit deze handleiding kan als van belang voor de eindgebruiker beschouwd te worden! Deze handleiding heeft alleen betrekking op deze besturingseenheid en mag niet voor andere producten gebruikt worden. Het verdient aanbeveling alle aanwijzingen tenminste éénmaal nauwkeurig door te lezen alvorens met de installering te beginnen. 76 pag. 23 24 1) Beschrijving van het product: Met deze besturingseenheid voor het automatiseren van automatische poorten en deuren kunnen de éénfasewisselstroomreductiemotoren ROBO, THOR, OTTO aangestuurd worden. Al naar gelang het type aan te sturen reductiemotor verschillen de besturingseenheden van elkaar, zoals bijvoorbeeld: "Afstelling Kracht", "Controlelampje Poort Open " en “Gebruikerslicht”. Er zijn bovendien een reeks functies die met behulp van dipschakelaars (microschakelaars) geselecteerd kunnen worden en afstellingen die met trimmers uitgevoerd kunnen worden. A B Z CH AP P.P. FOTO E G H FCC FCA OK W D Om de verschillende delen gemakkelijker te kunnen herkennen zijn op afb.1 de belangrijkste onderdelen aangegeven. F Y X C De status van de ingangen wordt door speciale ledlampjes bij de ingangen aangegeven; een ander ledlampje bij de microprocessor geeft aan dat de interne logica correct functioneert. I V T P S O J U N R Q M A B C D E F G H I J L M N O P Q R S T U V W X Y Z Dipschakelaar voor het selecteren van de functies Trimmer voor het afstellen van ” Kracht " Trimmer voor het afstellen van Werkingsduur (TL) Trimmer voor het afstellen van Pauzeduur (TP) Klemmenbord voor Antenne en 2de kanaal Insteekgleuf RADIO-kaart Ledlampjes voor het aangeven van status ingangen Klemmenbord Ingangen / Uitgangen voor instructie Relais “Gemeenschappelijk” Klemmenbord stroomvoorziening / Knipperlicht Primaire connector transformator Zekering lijn (5A) Connector uitgang “Gebruikerslicht” (alleen op OTTO) Uitgang stroomvoorziening motor Connectorinsteekgleuf condensator Relais “Start” Triac “Gebruikerslicht” (alleen op OTTO) Triac “Sluit” Triac “Open” Secundaire connector transformator Ingang eindschakelaar FCA / FCC Zekering laagspanning (500mA) Insteekgleuf kaart PIU Ledlampjes OK Microprocessor L 1 ROBO THOR OTTO Code Product* RO1000 RO1020 RO1010 TH1551 TH2251 OT21 Code Besturingseenheid* Extra functie ROA3 Trimmer “Afstelling Kracht” ROA4 THA5 THA6 OTA1 Relais “Start” Trimmer “Afstelling Kracht” Relais “Start” Uitgang “Gebruikerslicht” * = voeg V1 aan de code toe voor uitvoering op 120 V 50/60 Hz 77 NL 2) Installatie: ! Wij brengen u hierbij in herinnering dat installaties met automatische poorten en deuren uitsluitend door gekwalificeerd technisch personeel en met inachtneming van de wettelijke voorschriften geïnstalleerd mogen worden. Volg nauwgezet de aanbevelingen van het boekje: "Aanbevelingen voor de installateur". 2.1) Voorbeeld van een installatie Om enkele termen en aspecten van een automatiseringsinstallatie voor deuren of poorten te verduidelijken geven wij u hier een typisch voorbeeld. ROBO en THOR OTTO 2 5 FO TO 2 1 1 FO TO FO TO 2 4 3 FO TO 2a 1) 2) 3) 4) 5) 3 2b Stel fotocellen “Foto” Knipperlicht Sleutelschakelaar Pneumatische lijst Stel fotocellen “Foto 2” Met name herinneren wij u aan het volgende: • Alle door Nice geproduceerde fotocellen beschikken over een synchronisatiesysteem waarmee het mogelijk is het probleem van interferentie tussen twee stellen fotocellen op te lossen (zie voor verdere bijzonderheden de aanwijzingen voor de fotocellen). • Het stel fotocellen "Foto" heeft bij het openen geen gevolgen terwijl het bij het sluiten ervoor zorgt dat de poort omkeert. • Het stel fotocellen "Foto2” heeft bij het sluiten geen gevolgen terwijl het bij het openen ervoor zorgt dat de poort terugloopt. 2.2) Elektrische aansluitingen Om de veiligheid van de installateur te waarborgen en schade aan de componenten te voorkomen is het bij het maken van de aansluitingen of het inpluggen van de verschillende kaarten absoluut noodzakelijk de besturingseenheid uit te schakelen. • Sluit de besturingseenheid met een kabel van 3 x 1,5 mm2 op het net aan; als de afstand tussen de besturingseenheid en de aansluiting op de installatie meer dan 30 m bedraagt, dient u in de buurt van de besturingseenheid voor aarding te zorgen. • Bij aansluitingen in het op zeer lage veiligheidsspanning werkende deel dient u kabeltjes met een minimumdoorsnede van 0,25 mm2 te gebruiken. • Gebruik afgeschermde kabeltjes als de lengte meer dan 30 m bedraagt en aard het omhulsel alleen aan de zijde van de besturingseenheid. • Maak geen aansluitingen op kabels in boxen onder de grond, ook al zijn die helemaal waterdicht. ! 78 • De ingangen van de contacten van het type Normaal gesloten (NC), indien niet gebruikt, dienen via een brug met "gemeenschappelijk 24V " verbonden te worden met uitzondering van de ingangen van de fotocellen, indien de functie “Fototest” geactiveerd wordt. U gelieve voor verdere informatie de paragraaf "Fototest" te lezen. • Als er voor dezelfde ingang meerdere contacten Normaal gesloten (NC) zijn, dan worden die onderling serieel geschakeld. • De ingangen van de contacten van het type Normaal open (NO), dienen, indien niet gebruikt, vrij gehouden te worden. • Als er voor dezelfde ingang meerdere contacten Normaal open (NO) zijn, dan worden die onderling parallel geschakeld. • De contacten moeten mechanische contacten zijn en geen enkel potentiaal hebben; aansluitingen in fasen zoals die welke "PNP", "NPN", "Open Collector" etc. gedefinieerd worden, zijn niet toegestaan. 2.2.1) Elektrisch schema SLUIT OPEN SLUIT OPEN STOP Stroomvoorziening via elektriciteitsnet 3 NL 2.2.2) Beschrijving van de aansluitingen Hier volgte een beknopte beschrijving van mogelijke aansluitingen van de besturingseenheid naar buiten. Klemmetjes Functie Beschrijving 1-2 : Stroomvoorziening = Toevoerlijn van het elektriciteitsnet 3-4 : Knipperlicht = Uitgang voor aanslsuiting van het knipperlicht op de netspanning (Max. 40W) 5-6 : 24 Vac = Stroomvoorziening neveninrichtingen 24Vac (Foto, Radio, etc.) Max 200mA 7 : Gemeenschappelijk = Gemeenschappelijk voor alle ingangen 8 : Controlelampje P.O. (SCA) = “Controlelampje Poort Open” 24Vac max. 2W (Niet aanwezig op de uitvoering OTTO) 9 : Stop = Ingang met functie voor het onderbreken van de manoeuvre waarbij de richting eventjes wordt omgekeerd 10 : Foto = Ingang voor veiligheidsinrichtingen (fotocellen, pneumatische lijsten) 11 : Stap-voor-stap (PP) = Ingang voor cyclische manoeuvre (“Open” - “Stop” - “Sluit” - “Stop”) 12 : Open = Ingang voor openingsmanoeuvre 13 : Sluit = Ingang voor sluitmanoeuvre 41-42 : 2° Ch Radio = Uitgang van een eventueel tweede kanaal van de radio-ontvanger 43-44 : Antenne = Ingang voor de antenne van de radio-ontvanger 79 2.2.3) Fototest De "Fototest" verhoogt de betrouwbaarheid van de veiligheidsinrichtingen waardoor het mogelijk is "categorie 2" van de norm EN 9541 (uitgave 12/1998) te bereiken voor wat betreft de combinatie besturingseenheid en veiligheidsfotocellen. Telkens wanneer er een manoeuvre van start gaat, worden alle veiligheidsinrichtingen gecontroleerd en alleen als de test een positief resultaat geeft, gaat de manoeuvre van start. Als de test daarentegen geen positief resultaat heeft (fotocel door de zon verblind, kortsluiting kabels etc.) wordt de storing gedetecteerd en de manoeuvre niet uitgevoerd. Als u later de functie Fototest niet meer wilt gebruiken, behoeft u alleen maar dipschakelaar 10 naar beneden te halen en de configuratie van de aansluitingen te wijzigen zoals dat op afb.4b is aangegeven. Het testen van de fotocellen vindt als volgt plaats: wanneer er een bedieningsopdracht voor een manoeuvre gegeven wordt, wordt er eerst nagegaan of alle ontvangers die met deze manoeuvre van doen hebben, hun ok geven; daarna wordt de stroomvoorziening naar de zenders onderbroken en wordt vervolgens gecontroleerd of alle ontvangers dit feit signaleren door hun ok in te trekken; tenslotte wordt de stroomvoorziening van de zenders weer ingeschakeld en wordt er opnieuw gecontroleerd of alle ontvangers hun ok geven. Alleen als deze serie controles een positief resultaat heeft, zal de manoeuvre van start gaan. Het is raadzaam ook het synchronisme te activeren door de bruggetjes op de zenders te doorbreken; dit is de enige methode om ervoor te zorgen dat er tussen de twee stellen fotocellen geen interferentie plaats vindt. Controleer in de handleiding van de fotocellen de aanwijzingen voor een gesynchroniseerde werking. Om de functie "Fototest" te verkrijgen zijn de volgende punten noodzakelijk: • Gebruik de supplementaire kaart PIU • Zet de dipschakelaar 10 op ON • Sluit de veiligheidsinrichtingen aan zoals dat op afb. 4a te zien is waarbij de stroomvoorziening van de zenders van de fotocellen niet rechtstreeks via de uitgang van de neveninrichtingen plaats vindt, maar door deze stroomvoorziening via de klemmetjes 7 en 8 op de kaart PIU te onderbreken. De maximaal beschikbare stroom op de uitgang "Fototest" op de kaart PIU is 100mA (2 stel fotocellen Nice). • Voorzie de ontvangers rechtstreeks via de uitgang neveninrichtingen van de besturingseenheid (klemmetjes 5-6) van stroom. (Kaart PIU) 12 11 10 9 8 7 5 6 7 8 9 10 Indien een ingang die aan de "Fototest" onderworpen is, niet wordt gebruikt (Voorbeeld "Foto2") en u toch de functie fototest wilt, dient u een brug tussen de niet gebruikte ingang aan te brengen zoals dat op afb.4c te zien is. 13 PIU 11 PIU 8 TX RX RX TX FOTO FOTO 1 2 1 2 3 4 5 1 2 PIU PIU TX 1 2 3 4 5 6 5 10 7 7 12 TX RX FOTO 2 (Kaart PIU) 1 2 (Kaart PIU) 12 11 10 9 8 7 (Kaart PIU) 1 2 1 2 3 4 5 PIU PIU 5 6 7 8 9 10 TX RX FOTO 2 12 7 TX RX RX 1 2 1 2 3 4 5 6 5 10 7 6 5 RX (Kaart PIU) FOTO 2 1 2 3 4 5 (Kaart PIU) 1 2 (Kaart PIU) 12 11 10 9 8 7 5 6 7 8 9 10 13 PIU PIU PIU PIU 4b “Foto” en “Foto2” zonder “Fototest” 11 10 8 7 RX TX RX FOTO FOTO 1 2 1 2 3 4 5 5 6 PIU 10 7 5 6 TX RX TX FOTO 2 1 2 “Foto” en “Foto2” met “Fototest” FOTO 1 2 3 4 5 TX 4a 13 FOTO 1 2 1 2 3 4 5 5 6 PIU 10 7 1 2 1 2 3 4 5 PIU PIU 7 12 1 2 3 4 5 6 5 10 7 4c “Foto” met “Fototest” 80 2.2.4) Controle van de aansluitingen ! Bij het uitvoeren van onderstaande handelingen werkt u met onder spanning staande circuits. Op het merendeel van de circuits staat laagspanning en daar bestaat dus geen gevaar, maar op sommige delen staat de spanning van het elektriciteitsnet, die dus UITERST GEVAARLIJK zijn! Let heel goed op wat u doet en WERK NOOIT ALLEEN! • Sluit de stroomtoevoer op de besturingseenheid aan en controleer onmiddellijk of er tussen de klemmetjes 5-6 een spanning van ongeveer 24 Vac. aanwezig is. • Controleer dat het ledlampje "OK" na eventjes snel geknipperd te hebben, nu regelmatig knippert. • Verifieer nu dat de ledlampjes van de ingangen van het type "NC" (alle veiligheidsinrichtingen actief) branden, terwijl de bij de ingangen van het type "NO" behorende ledlampjes (geen enkele bedieningsopdracht aanwezig) uit zijn. Als dit niet het geval is, dient u te controleren of de aansluitingen correct zijn uitgevoerd en de verschillende inrichtingen goed werken. De ingang "Stop" treedt in werking door zowel de eindschakelaar FCA als de eindschakelaar FCC uit te zetten. • Verifieer of de eindschakelaars goed aangesloten zijn; haal de hendel van de eindschakelaar over en controleer of de desbetreffende eindschakelaar in werking treedt, waarbij het bijbehorende ledlampje op de besturingseenheid uit gaat • Ontgrendel de vleugel en breng die ongeveer halverwege, vergrendel deze; op deze manier kan de vleugel zowel bij het openen als bij het sluiten vrij bewegen. • Nu dient u te verifiëren of de manoeuvre in de juiste richting plaats vindt, d.w.z. te controleren of de door de besturingseenheid doorgegeven manoeuvre overeenkomt met de daadwerkelijk door de vleugels uitgevoerde manoeuvre. Deze controle is van fundamenteel belang; als de richting in bepaalde gevallen niet juist is (bijvoorbeeld in de semi-automatische modus), zou het erop kunnen lijken dat het automatisme regelmatig functioneert; de cyclus ”open” is immers gelijk aan de cyclus “Sluit” met dat fundamentele verschil echter dat de veiligheidsinrichtingen genegeerd zullen worden bij de sluitmanoeuvre - die normaal gesproken de gevaarlijkste is - en bij opening in werking zullen treden, waardoor ze een hersluiting tegen het obstakel zullen veroorzaken met desastreuze gevolgen! • Om te controleren of de draairichting correct is, behoeft u alleen maar een korte impuls op de ingang PP te geven; de eerste manoeuvre die de besturingseenheid uitvoert nadat u haar onder spanning gezet heeft is altijd "Open", dus kunt u ermee volstaan te controleren of de automatisering een openingsmanoeuvre start. Indien de manoeuvre in verkeerde richting wordt uitgevoerd ,dient u als volgt te werk te gaan:  Schakel de stroomvoorziening uit  Draai de stekker voor stroomvoorziening van de motor met 180° evenals die van de eindschakelaars. (Ref. "O" en ref. "V" op afb.1 )  Na afloop hiervan is het raadzaam opnieuw te kijken of de draairichting in orde is; u begint hiervoor bij het laatste punt. Het ledlampje "OK" op het midden van de kaart heeft tot taak de status van de interne logica aan te geven: wanneer het regelmatig knippert met tussenpozen van 1 seconde wil dit zeggen dat de interne microprocessor actief is en in afwachting is van een bedieningsopdracht. Wanneer de microprocessor een wijziging in de status van een ingang constateert (zowel een bedieningsingang als een dipschakelaar voor een functie), gaat het lampje tweemaal snel knipperen, ook als die wijziging geen onmiddellijk gevolg heeft. Snel knipperen gedurende 3 seconden wil zeggen dat de besturingseenheid zojuist onder spanning is gezet en een test op de interne onderdelen uitvoert; onregelmatig knipperen wil zeggen dat de uitslag van de test niet positief is en dat er dus een storing is opgetreden. NL 3) Afstellingen: Afstellingen vinden plaats via trimmers die voor wijziging van onderstaande parameters zorgen: Werkingsduur (TL): Hiermee wordt de maximale tijdsduur van de openings- of sluitmanoeuvre afgesteld. Voor de afstelling van de TL, selecteert u de werkingsmodus "Semi-automatisch" door de dipschakelaar 1 op ON te zetten en vervolgens de trimmer TL halverwege te zetten. Voer bij deze afstellingen een openings- en sluitingscyclus uit en stel de trimmer TL eventueel zodanig bij, dat er voldoende tijd is om de gehele manoeuvre uit te voeren en er ook nog een zekere speling van 2 of 3 seconden overblijft. Indien er niet genoeg tijd is om de gehele manoeuvre uit te voeren, ook al hebt u de trimmer TL op het maximum gezet, dient u de brug TLM die zich op de print tussen de trimmers TL en TP bevindt, te verbreken om de Werkingsduur te verlengen teneinde een Langere Werkingsduur (TLM) te verkrijgen. Pauzeduur (TP): Bij "automatische" werking wordt met deze functie de tijd tussen het einde van de openingsmanoeuvre en het begin van de sluitmanoeuvre afgesteld. Om de TP af te stellen selecteert u de werkingsmodus "Automatisch" door de dipschakelaar 2 op ON te zetten en vervolgens de trimmer TP naar wens af te stellen. Om dit te controleren dient u een openingsmanoeuvre uit te voeren en daarna de tijd te controleren die er tot de "Automatische" hersluiting verstrijkt. TL F TP TLM Kracht (F): Op de besturingseenheid kunt u de waarde van de maximale "Kracht" afstellen. Speciale aandacht dient u aan de afstelling van de trimmer "Kracht" (F) te schenken; deze afstelling kan van invloed zijn op de graad van veiligheid van de automatisering. Voor het afstellen hiervan dient u proefondervindelijk te werk te gaan door meerdere malen achter elkaar de door de vleugel toegepaste kracht te meten en deze te vergelijken met wat de voorschriften gebieden. Bij de besturingseenheden voor RO1010 en OT21 wordt de "Kracht" afgesteld via een keuzeschakelaar met meerdere standen op de behuizing van de voedingstransformator van de besturingseenheid. 81 4) Eindtest Nadat u een en ander gecontroleerd en afgesteld hebt, kunt u tot de eindtest van de installatie overgaan. ! De eindtest van de automatisering moet door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden, dat ook bepalen moet welke tests in functie van de bestaande gevaren noodzakelijk zijn. De eindtest is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering. Elk afzonderlijk onderdeel, bijvoorbeeld de reductiemotor, noodstop, fotocellen en andere veiligheidsinrichtingen kunnen een specifieke eindtestfase vragen; het is daarom raadzaam de procedures uit de desbetreffende handleidingen zorgvuldig uit te voeren. Voor de eindtest van de besturingseenheid dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren: 1. Selectie functies: • Zet de dipschakelaar 1 op ON (“Semi-automatische” modus) • Als de aansluitingen van afb.4a tot stand gebracht zijn, dient u om de functie "Fototest" uit te laten voeren (als er een kaart PIU aanwezig is), de dipschakelaar 10 (Functie "Fototest") op ON te zetten. • Zet alle andere dipschakelaars op OFF 2. Druk op de instructietoets “Open” of “Stap-voor-Stap” en controleer of: • het knipperlicht gaat knipperen • er een openingsmanoeuvre van start gaat • de poort stopt wanneer hij de eindschakelaar open FCA bereikt. 3. Druk op de instructietoets “Sluit” of “Stap-voor-Stap” en controleer of: • het knipperlicht gaat knipperen • er een sluitmanoeuvre van start gaat • de poort stopt wanneer hij de eindschakelaar dicht FCC bereikt. 4. Laat een openingsmanoeuvre van start gaan en controleer dat er tijdens deze manoeuvre een inrichting in werking treedt die: • aangesloten op de ingang “Stop'”, de manoeuvre onmiddellijk onderbreekt en een korte omkering van de beweging veroorzaakt • aangesloten op de ingang “Foto”, geen enkel gevolg heeft • aangesloten op de ingang “Foto2”, ervoor zorgt dat de manoeuvre onderbroken wordt en in tegengestelde richting hervat wordt (als er een kaart PIU aanwezig is) 5. Laat een sluitmanoeuvre van start gaan en controleer dat er tijdens deze manoeuvre een inrichting in werking treedt die: • Aangesloten op de ingang “Stop”, de manoeuvre onmiddellijk onderbreekt en een korte omkering van de beweging veroorzaakt • aangesloten op de ingang “Foto”, ervoor zorgt dat de manoeuvre onderbroken wordt en in tegengestelde richting hervat wordt • aangesloten op de ingang “Foto2”, geen enkel gevolg heeft (als er een kaart PIU aanwezig is) 6. Controleer op de aangesloten ingangen of de activering van de ingang een stap in onderstaande reeks ten gevolge heeft: • Ingang “Stap-voor-stap”: Reeks = “Open” - “Stop” - “Sluit” - ”Stop” • Ingang “Open”: Reeks = “Open” - “Stop” - “Open” - “Stop” • Ingang “Sluit”: Reeks = “Sluit” - “Stop” - “Sluit” - “Stop” • Ingang “Gedeeltelijk Open”: Reeks = “Gedeeltelijk open” - “Stop” - “Sluit” - “Stop” (indien kaart PIU aanwezig is). 7 Controleer als de functie fototest gebruikt wordt, of deze test goed werkt (als de kaart PIU aanwezig is): • Onderbreek de fotocel “Foto”, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre niet wordt uitgevoerd • Onderbreek de fotocel “Foto2”, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre niet wordt uitgevoerd • Breng het contact van de fotocel “Foto” in kortsluiting, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre niet wordt uitgevoerd • Breng het contact van de fotocel “Foto2” in kortsluiting, laat vervolgens een manoeuvre van start gaan en verifieer dat die manoeuvre niet wordt uitgevoerd. 8. Voer de tests uit om de stootkrachten te meten zoals die in de norm EN 12445 voorzien zijn. Als er na uitvoering van de eindtest andere functies worden geactiveerd die de veiligheid van de installatie kunnen doen afnemen, dient er een voor die functies specifieke eindtest uitgevoerd te worden. 82 5) Manier van functioneren Bij werking in de handbediende modus vindt er via de ingang “Open” een openingsmanoeuvre plaats en via de ingang ”Sluit” een sluitmanoeuvre. Via de ingang “Stap-voor-Stap” vindt er beurtelings een openings- en sluitmanoeuvre plaats. Zodra de binnenkomende instructie stopt, wordt de manoeuvre onderbroken. Bij opening wordt de manoeuvre onderbroken wanneer de eindschakelaars in werking treden of als er geen toestemming van “Foto2” (op de kaart PIU) is; bij sluiting daarentegen wordt de manoeuvre onderbroken, als er geen toestemming is van “Foto”. Zowel bij opening als bij sluiting zorgt “Stop” er altijd voor dat de manoeuvre onmiddellijk wordt onderbroken. Wanneer de manoeuvre onderbroken is, dient de binnenkomende instructie gestopt te worden alvorens een nieuwe instructie een nieuwe manoeuvre kan bewerkstelligen. Bij werking in één van de automatische modi (“Semi-automatisch”, “Automatisch” of “Altijd sluiten”) veroorzaakt een bedieningsimpuls op de ingang “Open” een openingsmanoeuvre. Een impuls op “Stap-voor-Stap” zorgt ervoor dat de poort beurtelings open of dicht gaat. Een tweede impuls op “Stap-voor-Stap” of op dezelfde ingang die de manoeuvre gestart heeft, veroorzaakt een “Stop”. Zowel bij opening als bij sluiting zorgt “Stop” er altijd voor dat de manoeuvre onmiddellijk wordt onderbroken en dat de poort eventjes terugloopt. Als er op een instructie-ingang in plaats van een impuls een doorlopend signaal wordt gegeven, ontstaat er een status van "voorkeur" waarbij de andere instructie-ingangen uitgeschakeld blijven (nuttig voor het aansluiten van een tijdschakelaar of een keuzeschakelaar Dag-Nacht). Indien de automatische modus geselecteerd wordt, is er na een openingsmanoeuvre een pauze, waarna een sluitmanoeuvre plaats vindt. Als “Foto” tijdens de pauze in werking treedt, wordt de timer met een nieuwe Pauzeduur teruggesteld; als “Stop” tijdens de pauze in werking treedt, wordt de functie van terugloop gewist en komt de installatie in “Stop”. Bij opening heeft het inwerkingtreden van ”Foto” geen enkele effect, terwijl “Foto2” (op de kaart PIU) ervoor zorgt dat de beweging tijdelijk onderbroken wordt; bij sluiting zorgt inwerkingtreding van “Foto” voor een omkering van de beweging, daarna een pauze en vervolgens weer sluiting. 6) Programmeerbare functies De besturingseenheid beschikt over een serie microschakelaars waarmee u de verschillende functies kunt activeren om de installatie zoveel mogelijk aan de eisen van de gebruiker aan te passen en deze in de verschillende gebruikssituaties zo veilig mogelijk te maken. De functies worden geactiveerd door de desbetreffende dipschakelaar op de stand "On" te zetten, terwijl de functies waarvan de desbetreffende dipschakelaar op "Off'' staat, niet geactiveerd worden. ! Sommige programmeerbare functies zijn verbonden aan veiligheidsaspecten, overweeg aandachtig de gevolgen van een bepaalde functie en controleer welke functie de grootste mogelijke veiligheid biedt. 1 10 NL Met de dipschakelaars kunt u de verschillende manieren van functioneren selecteren en de gewenste functies volgens onderstaande tabel invoeren: Schakelaar 1-2: Off-Off = "Handbediende" manoeuvre, d.w.z. er is iemand aanwezig On -Off = "Semi-automatische" manoeuvre Off-On = "Automatische" manoeuvre, d.w.z. automatische sluiting On -On = Manoeuvre "Automatisch + altijd sluiten" Schakelaar 3: On = Werking Woningblok < niet beschikbaar in handbediende modus > Schakelaar 4: On = Voorwaarschuwing Schakelaar 5: On = Terugloop 5' na Foto < bij “Automatisch” > of Sluit na Foto < bij “Semi-automatisch” > Schakelaar 6: On = Beveiliging "Foto" ook bij opening Schakelaar 7: On = Geleidelijke start Schakelaar 8: On = Vertraging Schakelaar 9: On = Rem Schakelaar 10: (op Robo) On = Controlelampje Poort Open (SCA) met proportioneel knipperen Zonder kaart PIU (op Otto) On = Duur gebruikerslicht = 4 minuten Met kaart PIU On = Functie “Fototest” N.B.: Sommige functies zijn onder bepaalde omstandigheden mogelijk, deze zijn aangegeven met de tussen de tekens "<...>" staande opmerkingen. 83 6.1) Beschrijving van de functies Hieronder geven wij een beknopte beschrijving van de functies die ingeschakeld kunnen worden door de desbetreffende dipschakelaar op "On" te zetten. Schakelaar 1-2: Off-Off On-Off Off-On On-On = = = = "Handbediende" manoeuvre (er is iemand aanwezig) "Semi-automatische" manoeuvre "Automatische" manoeuvre (automatische sluiting) Manoeuvre "Automatisch + Sluit altijd " Bij de "Handbediende" modus wordt de manoeuvre alleen uitgevoerd zolang de instructie aanwezig is (toets ingedrukt). Bij "Semi-automatisch" is een instructie-impuls voldoende en wordt de gehele manoeuvre uitgevoerd totdat de Werkingsduur verlopen is of de eindschakelaar bereikt is. Bij "Automatische" werking is er na een openingsmanoeuvre een pauze waarna de sluiting automatisch uitgevoerd wordt. De functie "Sluit altijd " treedt in werking na een storing in de stroomvoorziening, waarbij automatisch een sluitmanoeuvre uitgevoerd wordt na een voorwaarschuwing van 5 seconden. Schakelaar 3: On = Werking Woningblok (niet beschikbaar in handbediende modus) Bij de functie Woningblok kan de manoeuvre, zodra de openingsmanoeuvre van start gegaan is, niet door andere bedieningsimpulsen op “Stap-voor-Stap” of “Open” onderbroken worden zolang de openingsmanoeuvre nog niet beëindigd is. Tijdens een sluitmanoeuvre zal een nieuwe bedieningsimpuls de poort laten stoppen en zal de poort weer open gaan. Schakelaar 4: On = Voorwaarschuwing Bij het ontvangen van een bedieningsimpuls wordt eerst het waarschuwingslicht geactiveerd en vervolgens gaat na 5 seconden (2 bij bediening met de hand), de manoeuvre van start. Schakelaar 5: On = Terugloop 5" na Foto <indien in “Automatisch” > of Sluiten na Foto <indien in “Semi-automatisch”> Met behulp van deze functie kunt u, indien in “Automatisch”, de poort zolang openhouden als nodig is om er doorheen te gaan; nadat “Foto” in werking is gekomen, wordt de manoeuvre onderbroken. Na 5 seconden zal er automatisch een sluitmanoeuvre van start gaan. Indien in Semi-automatisch, zal het inwerkingtreden van “Foto” tijdens de sluitmanoeuvre de automatische sluiting met de ingestelde Pauzeduur activeren. Schakelaar 6: On = Beveiliging “Foto” ook bij opening Normaal gesproken is de beveiliging "Foto" alleen tijdens de sluitmanoeuvre geactiveerd; als de schakelaar 6 op "On" wordt gezet, wordt de manoeuvre door het in werking treden van de veiligheidsinrichting onderbroken, ook bij het openen. Indien in “Semi-automatisch” of “Automatisch” zal de openingsmanoeuvre, zodra de beveiliging vrijkomt, weer hervat worden Schakelaar 7: On = Geleidelijke start Hiermee verloopt het begin van de manoeuvre geleidelijk zodat de automatisering geen ongewenste schokken krijgt te verduren Schakelaar 8: On = Vertraging De vertraging bestaat uit een snelheidsvermindering op 30% van de nominale snelheid zodat onnodige schokken aan het einde van de manoeuvre voorkomen kunnen worden. De functie Vertraging behalve dat die de snelheid van de automatisering doet afnemen, reduceert ook met 70% het koppel van de motoren. In automatiseringen die een hoog koppel vereisen, kan het feit dat het koppel dermate wordt teruggebracht, tot gevolg hebben dat de motor onmiddellijk stopt. 84 Uitvoering voor ROBO en THOR: Aan het einde van de openings- of sluitmanoeuvre op grond van de Werkingsduur wordt er een vertragingsfase uitgevoerd die net zolang als de Werkingsduur duurt. Als de manoeuvre stopt als gevolg van het inwerking treden van de eindschakelaars, wordt de vertragingsfase niet uitgevoerd; u dient dan de Werkingsduur af te stellen om de vertraging 30-50 cm voor het inwerkingtreden van de eindschakelaars te laten beginnen. Uitvoering voor OTTO: Aan het einde van de sluitmanoeuvre duurt de vertragingsfase 3 s., indien die het gevolg is van het in werking treden van de eindschakelaars en net zolang als werkingtijd indien die het gevolg is van het einde van de werkingsduur (voor het goed laten werken van de vertraging is het raadzaam eindschakelaars te gebruiken. Bij de openingsfase wordt er geen vertraging maar een geleidelijke stop uitgevoerd. ! Als u de vertragingsfunctie op gevoelige installaties gebruikt en als die langer dan 3 S. duurt is het absoluut noodzakelijk in de nabijheid van de besturingseenheid een netfilter van tenminste 6A met een verlaging van 30dB op de klemmetjes van de netvoeding aan te brengen om de door de norm EN 50081-1 voorgeschreven limieten van elektromagnetische uitstraling niet te overschrijden. Schakelaar 9: On = Rem Aan het einde van de manoeuvre wordt er een remprocedure op de motor uitgevoerd, aanvankelijk lichtjes, maar dan steeds duidelijker om de poort snel maar zonder schokken te laten stoppen. Schakelaar 10: On ROBO en THOR OTTO Zonder ingeplugde kaart PIU: • "Controlelampje Poort Open " met proportioneel knipperen Zonder ingeplugde kaart PIU: • Duur “Gebruikerslicht” = 4 minuten Met ingeplugde kaart PIU: • “Fototest” Met ingeplugde kaart PIU: • “Fototest” Met behulp van deze functie kunt u elke keer bij de aanvang van een manoeuvre controleren of de fotocellen goed werken. Zie het hoofdstuk "Fototest" 7) Toepassing van twee besturingseenheden op in tegenovergestelde richting werkende vleugels Om een automatisering met 2 vleugels die in tegenovergestelde richting werken aan te leggen dient u als volgt te werk te gaan: • Gebruik twee motoren waarvan de besturingseenheden aangesloten zijn zoals u dat op afb.5 kunt zien. • Sluit het waarschuwingslicht en het "Controlelampje Poort Open” op één van de twee besturingseenheden, onverschillig welke, aan. • De ingangen moeten onderling parallel geschakeld worden. • Het "Gemeenschappelijk" van de ingangen kan op één van de 2 besturingseenheden worden aangesloten. • Sluit de 0Volt (Klemmetje 5) van de twee besturingseenheden op elkaar aan. • De functie "Fototest" mag niet gebruikt worden. • Het is raadzaam de functie "Woonblok" in werking te stellen (dipschakelaar 3) waarmee de 2 vleugels weer synchroon kunnen werken, mochten de 2 besturingseenheden niet meer synchroon werken OPEN SLUIT Stroomvoorziening via elektriciteitsnet OPEN SLUIT STOP Stroomvoorziening via elektriciteitsnet OPEN SLUIT NL 5 85 8) Apart leverbare accessoires Kaart PIU De besturingseenheid omvat reeds alle functies die bij een normale installatie gebruikt worden. Om tegemoet te komen aan de eisen bij speciale installaties is de speciale kaart PIU ontwerpen waarmee u nieuwe functies aan de installatie kunt toevoegen zoals verkeerslichten, gebruikerslampje, Elektroslot, "Foto2", gedeeltelijke opening en "Fototest". Rood = Rood licht van het verkeerslicht Gewoonlijk is dat altijd uit, maar het gaat branden wanneer de poort open of dicht gaat. Groen = Groen licht van het verkeerslicht Dit blijft gewoonlijk branden, maar het dooft wanneer de poort open of dicht gaat. Elektroslot = Uitgang voor instructie elektroslot. Het elektroslot wordt gedurende 1,5 s aan het begin van de openingsmanoeuvre geactiveerd Gebruikerslicht/ Fototest = Uitgang waarmee u als u dat gebruikt voor de instructie gebruikerslampje, aan het begin van elke manoeuvre een Gebruikerslampje kunt laten branden dat tot na afloop van de manoeuvre blijft branden en wel zolang als met de trimmer Tijd Gebruikerslampje op de kaart PIU geprogrammeerd is. Gebruikerslicht aanwezig op de kaart PIU. Als u de functie "Fototest" (dipschakelaar 10 = ON) activeert, maakt deze uitgang het mogelijk de fotocellen bij het begin van alle manoeuvres te testen. Open gedeeltelijk = Ingang voor gedeeltelijke opening ("Gedeeltelijke opening" "Stop", "Sluit", "Stop"). Deze functie doet hetzelfde als de functie "Stap-voor-Stap" op de hoofdkaart, met dat verschil dat de manoeuvre "Open" zolang duurt als via de trimmer "Tijd Gedeeltelijke opening " op de kaart PIU is ingesteld. Foto 2 = Ingang 2de veiligheidsinrichting. Deze inrichting treedt alleen bij een openingsmanoeuvre in werking en zorgt ervoor dat de manoeuvre onderbroken wordt, waarbij de poort eventueel gesloten wordt als de werkingsmodus "Semi-automatisch" of "Automatisch" op de besturingseenheid geprogrammeerd is. 24 V = Uitgang 24V die gebruikt kan worden om de neveninrichtingen zoals fotocellen of andere van stroom te voorzien. Het klemmetje 11 is ook gemeenschappelijk voor de ingangen . RADIO-kaart De besturingseenheid beschikt over een insteeksleuf voor het insteken van een Nice-radiokaart, waardoor het mogelijk is de ingang "Stapvoor-stap" te gebruiken en zo de besturingseenheid via een zender op afstand te bedienen. 9) Onderhoud Voor de besturingseenheid als elektronische component is geen enkel speciaal onderhoud vereist. Controleer echter periodiek (tenminste eens in het half jaar), of de afstellingsinrichting van de Kracht van de motor nog goed werkt; gebruik eventueel de trimmer om een en ander bij te stellen. Voer de eindtest in zijn geheel opnieuw uit om te controleren of de veiligheidsinrichtingen (fotocellen, pneumatische lijsten, etc.) en het waarschuwingslicht correct functioneren. 10) Afvalverwerking Dit product bestaat uit verschillende soorten materialen, waarvan sommige gerecycleerd kunnen worden. Win inlichtingen over de methoden van hergebruik of afvalverwerking in en houd u aan de plaatselijk van kracht zijnde voorschriften. 86 ! Sommige elektronische onderdelen zouden vervuilende stoffen kunnen bevatten: laat ze niet in het milieu verdwijnen. 11) Wat te doen als… Dit is bedoeld als een richtlijn voor de installateur om hem te helpen bij het oplossen van de problemen die zich tijdens de installatie kunnen voordoen. Er brandt geen enkele ledlampje • Controleer of de besturingseenheid onder spanning staat (controleer dat er op de klemmetjes 1-2 de spanning van het elektriciteitsnet staat en op de klemmetjes 5-6 een spanning van ongeveer 24Vac). • Controleer of de 2 zekeringen op de stroomvoorziening intact zijn, en als er ook nu geen enkel ledlampje brandt, zal het hoogst waarschijnlijk om een ernstige storing gaan en zal de besturingseenheid vervangen dienen te worden. De manoeuvre gaat niet van start • Controleer dat de ledlampjes van de beveiligingen "Stop" (FCA + FCC), "Foto", en eventueel "Foto2" branden en dat het ledlampje van de instructie die geactiveerd wordt ("Stap-voor-Stap", "Open" of "Sluit") brandt, zolang de instructie gegeven wordt. Tijdens de manoeuvre voert de poort een terugloop uit De oorzaken voor het teruglopen zijn: • De fotocellen “Foto 2” bij opening en “”Foto”” bij sluiting treden in werking; controleer in dit geval de aansluitingen van de fotocellen en verifieer eventueel de signaleringledlampjes van de ingangen. Het ledlampje OK knippert regelmatig maar de ledlampjes INGANGEN komen niet met de status van de betreffende ingangen overeen • Controleer nauwkeurig de aansluitingen op de klemmetjes van de ingangen 7÷13. 12) Technische gegevens Stroomvoorziening via elektriciteitsnet Uitvoeringen /V1 Max. stroom neveninrichtingen 24 V Uitgang knipperlicht Uitgang controlelampje poort open “SCA” Bedrijfstemperatuur Werkingsduur ROBO/THOR Werkingsduur OTTO Pauzeduur : : : : : : : : : 230 Vac 50/60 Hz 120 Vac 50/60 Hz 200mA Voor waarschuwingslichten op netspanning, maximumvermogen 40 W Voor controlelampjes 24Vac, maximumvermogen 2 W -20 ÷ 70 °C Instelbaar van 2,5 tot > 60 s, oppure da < 50 a > 120 s met TLM Instelbaar van 2,5 tot > 20 s, of van < 20 tot > 40 s met TLM Instelbaar van 5 tot > 160 s. op Kaart PIU Duur Ged.Open ROBO/THOR Duur Ged. Open OTTO Duur gebruikerslicht : Instelbaar van 1 tot > 30 s. : Instelbaar van 1 tot > 14 s. : Instelbaar van 1 tot > 180 s. NL 87
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88

Nice Automation THOR de handleiding

Type
de handleiding