3535
Zomerstand
(alleen voor boiler)
Draaischakelaar op bedieningspaneel op stand (c – zomerstand)
40 °C of 60 °C zetten. De groene (b) en gele (g) LED branden.
Na bereiken van de ingestelde watertemperatuur (40 °C of
60 °C) schakelt de brander uit en dooft de gele LED (q).
Winterstand
– Verwarmen met gecontroleerde watertemperatuur
Draaischakelaar op stand „e” zetten.
Draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand (1 – 5)
draaien. De groene LED (b) voor werking brandt en geeft te-
gelijkertijd de stand van de gekozen binnentemperatuur aan.
De gele LED (g) geeft de opwarmfase van het water aan.
Het toestel kiest automatisch de benodigde vermogens-
stand naar gelang het temperatuurverschil tussen de op het
bedieningspaneel ingestelde en de huidige binnentempera-
tuur. Na bereiken van de op het bedieningspaneel ingestelde
kamertemperatuur schakelt de brander terug naar de klein-
ste trap en verwarmt de waterinhoud naar 60 °C. De gele
LED (g) dooft na het bereiken van de watertemperatuur.
De warme-luchtventilator kan voor de afkoeling van het
toestel nog blijven doorlopen (naloop).
– Verwarmen zonder gecontroleerde watertemperatuur
Draaischakelaar op stand „d” zetten.
Draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand (1 – 5)
draaien. De groene LED (b) voor werking brandt en geeft te-
gelijkertijd de stand van de gekozen binnentemperatuur aan.
De gele LED (g – opwarmfase van het water) brandt alleen
bij een watertemperatuur onder 5 °C!
Het toestel kiest automatisch de benodigde vermogensstand
naar gelang het temperatuurverschil tussen de op het bedie-
ningspaneel ingestelde en de huidige binnentemperatuur.
Na het bereiken van de op het bedieningspaneel ingestelde
binnentemperatuur schakelt de brander uit. De warmelucht-
ventilator draait met een laag toerental verder, zolang de
uitblaastemperatuur (aan het toestel) hoger is dan 40 °C.
Bij gevulde boiler wordt het water automatisch meever-
warmd. De watertemperatuur is dan afhankelijk van de
afgegeven verwarmingscapaciteit en de verwarmingsduur
voor het bereiken van de kamertemperatuur.
– Verwarmen met geleegde waterinstallatie
Draaischakelaar op stand „d” zetten.
Draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand (1 – 5)
draaien. De groene LED (b) voor werking brandt en geeft
tegelijkertijd de stand van de gekozen binnentemperatuur
aan. De gele LED (g) brandt alleen bij een temperatuur van
het toestel onder 5 °C!
Het toestel kiest automatisch de benodigde vermogens-
stand naar gelang het temperatuurverschil tussen de op het
bedieningspaneel ingestelde en de huidige binnentemperatuur.
Na het bereiken van de op het bedieningspaneel ingestelde
binnentemperatuur schakelt de brander uit.
Uitschakelen
Kachel met draaischakelaar uitschakelen (stand f). De groene
LED (b) dooft.
Knippert na het uitschakelen de groene LED (b) dan is
een naloop voor de temperatuurverlaging van het toestel
actief. Dit stopt na een paar minuten en de groene LED (b)
dooft dan.
Bij vorstgevaar moet het water absoluut worden
afgetapt!
Sluit de snelsluitkraan in de gastoevoerleiding en draai de gas-
fles dicht wanneer het toestel gedurende lange tijd niet wordt
gebruikt.
Rode LED „storing”
Bij storing gaat de rode LED (h) branden.
Mogelijke oorzaken vindt u in de instructies voor het opsporen
van fouten.
Terugzetten (storingsreset) vindt plaats door uitzetten – als op
het bedieningspaneel geen LED meer knippert – en opnieuw
aanzetten van de verwarming.
Als het raam waaraan een vensterschakelaar is
gemonteerd, wordt geopend, dan wordt de werking
van de kachel onderbroken en gaat de rode LED (h) knippe-
ren. Na sluiten van het raam wordt de werking hervat.
De boiler vullen
Controleren of de draaischakelaar van de aftapklep ( FrostControl)
in bedrijf is, d.w.z. parallel aan de wateraansluiting staat en
vastgeklikt.
De aftapklep sluiten door de drukknop in te drukken tot deze
vastklikt.
Bij een temperatuur onder ca. 7 °C op de FrostControl
pas de kachel uitschakelen om de inbouwruimte en de
FrostControl te verwarmen. Na een paar minuten, als de tem-
peratuur op de FrostControl boven 7 °C is, kan de aftapklep
worden gesloten.
Schakel de stroomtoevoer naar de waterpomp in (via hoofd-
schakelaar of pompschakelaar).
Draai de warmwaterkranen in keuken en badkamer open
(mengkranen of kranen met één hefboom stelt u in op de
stand „warm”). De armaturen zolang geopend laten tot de
boiler door uitpersen van de lucht is gevuld en het water
zonder onderbrekingen stroomt.
Wanneer alleen de koudwaterinstallatie zonder boiler
wordt gebruikt, zal de boiler toch met water worden
gevuld. Om vorstschade te vermijden moet de boiler via de
aftapklep geleegd worden, ook als de boiler niet in gebruik is.
Bij aansluiting op een centrale watervoorziening (natio-
naal of lokaal) moet een waterdrukregelaar worden ge-
bruikt, om te voorkomen dat hogere drukwaarden dan 2,8 bar
in de boiler kunnen ontstaan.
De boiler aftappe
Stroom voor waterpomp uitschakelen (hoofd- of
pompschakelaar).
Draai de warmwaterkranen in keuken en badkamer open.
Draaischakelaar van de aftapklep (FrostControl) 180° draaien
tot deze vastklikt, daarbij springt de drukknop naar buiten en
gaat de aftapklep open.
De boiler wordt nu via de aftapklep direct naar buiten geleegd.
Door een emmer met dienovereenkomstige inhoud eronder te
plaatsen, controleren of de waterinhoud helemaal wegloopt
(10 liter). U kunt in geval van vorstschade geen aanspraak
maken op de garantie!