Moovo LN de handleiding

Type
de handleiding
Nederlands – 3
Nederlands
ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGE-
LEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID
STAP 1
Veilig werken 4
Aanbevelingen voor het installeren 4
KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR
DE INSTALLATIE
STAP 2
2.1 - Beschrijving van het product en gebruiksdoel 5
2.2 - Componenten voor het aanleggen van een complete installatie 5
STAP 3
Controles voor het installeren 6
3.1 - Controleren van de geschiktheid van de omgeving en de te
automatiseren poort 6
3.2 - Controleren van de gebruikslimieten van het product 6
STAP 4
4.1 - Voorbereidende werkzaamheden 7
- 4.1.1 - Karakteristieke referentie-installatie 7
- 4.1.2 - Vaststellen van de positie van de verschillende componenten 7
- 4.1.3 - Vaststellen op welke positie de reductiemotor geïnstalleerd gaat worden 7
- 4.1.4 - Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden 7
- 4.1.5 - Controle van de voor het werk nodige gereedschappen 7
- 4.1.6 - Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden 8
4.2 - Leggen van de elektriciteitskabels 8
INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUITING VAN DE
COMPONENTEN
STAP 5
Installeren van de componenten van de automatisering 9
STAP 6
Installeren en aansluiten van de in de installatie voorziene inrichtingen 11
6.1 - Selecteren van de positie van de reductiemotor ten opzichte van de poort 12
6.2 - Installeren en aansluiten van het knipperlicht mod. MF 12
6.3 - Installeren en aansluiten van de fotocellen mod. MP 14
Selecteren van de werkingsmodus van het stel fotocellen 15
6.4 - Installeren en aansluiten van het toetsenpaneel mod. MK 16
6.5 - Installeren van de bufferbatterij mod. MB 17
AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING
STAP 7 18
EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
STAP 8 18
PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING
STAP 9
9.1 - Opslaan in het geheugen van de inrichtingen die met een “Bus” -kabel zijn
aangesloten en van de “sluit- en openingseindpunt” van de vleugel 19
9.2 - Opslaan in het geheugen van de zender mod. MT4 20
9.3 - Programmeren van het toetsenpaneel mod. MK 20
AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES
10 - Afstelling van de werking van de automatisering 21
11 - Opslaan in het geheugen van een nieuwe zender met de procedure ‘in de
nabijheid’ van de besturingseenheid 21
12 - Wissen van gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid 22
13 - Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering 22
14 - Installeren en aansluiting van een bufferbatterij 22
WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) 23
WERKZAAMHEDEN DIE AAN EEN BEVOEGDE TECHNICUS
ZIJN VOORBEHOUDEN
Aansluiting van de automatiseringseenheid op het elektriciteitsnet met een
andere kabel dan die welke is meegeleverd 24
Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering 25
Afvalverwerking van het product 25
TECHNISCHE GEGEVENS VAN DE VERSCHILLENDE COMPONENTEN
VAN HET PRODUCT 26
Bijlagen: “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” I - VII
INHOUDSOPGAVE
4 – Nederlands
Nederlands
ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID
– ga na of de in de kit aanwezige inrichtingen voldoende zijn om te garan-
deren dat de installatie veilig is en goed werkt.
– maak een analyse van de risico’s waarvan de lijst met essentiële veilig-
heidseisen zoals die voorzien zijn in Bijlage I van de Machinerichtlijn, deel
uitmaakt, en geef de toegepaste oplossingen daarvoor aan. Wij maken u
erop attent dat de risicoanalyse één van de documenten is die deel uit
maken van het “technisch dossier” van de automatisering. Deze dient
door een erkende installateur te worden ingevuld.
Met het oog op de gevaarlijke situaties die zich bij het installeren en
gebruiken van het product zouden kunnen voordoen, dient de auto-
matisering met inachtneming van onderstaande aanbevelingen te
worden geïnstalleerd:
– breng op geen enkel onderdeel van de automatisering wijzigingen aan,
tenzij die in deze handleiding zijn voorzien. Dergelijke handelingen kunnen
alleen maar storingen veroorzaken. De fabrikant wijst elke aansprakelijk-
heid voor schade tengevolge van willekeurig gewijzigde producten van de
hand.
– zorg ervoor dat geen enkel deel van de automatisering in water of een
andere vloeistof terecht kan komen. Zorg er tijdens de installatie ook voor
dat er geen vloeistoffen in de reductiemotoren of andere inrichtingen kun-
nen komen.
– sluit onmiddellijk de elektrische stroom af indien er een vloeistof in delen
van de componenten van de automatisering is gekomen, en wend u tot
de klantenservice van Moovo. Indien de automatisering onder die
omstandigheden toch wordt gebruikt, kan dit een gevaarlijke situatie ver-
oorzaken.
– houd de verschillende componenten van de automatisering uit de buurt
van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade
kunnen oplopen of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kun-
nen ontstaan.
– bij elke handeling waarvoor het nodig is het beschermende omhulsel
van een bepaalde component van de automatisering te openen, dient de
besturingseenheid van het elektriciteitsnet losgekoppeld te zijn. Indien de
ontkoppelingsinrichting niet goed te zien is, dient u een bord aan te bren-
gen met het opschrift: “LET OP ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN
UITVOERING”.
– het product kan niet als een doelmatig beveiligingssysteem tegen indrin-
gers beschouwd worden. Indien u zich doelmatig wilt beveiligen, dient u
de automatisering met andere inrichtingen aan te vullen.
– de besturingseenheid moet op een geaarde elektriciteitsleiding voor
stroomvoorziening worden aangesloten.
– het product mag pas worden gebruikt, nadat de automatisering “in
bedrijf is gesteld” zoals dat is voorzien in de paragraaf Eindtest en inbe-
drijfstelling van de automatisering in het kader “Werkzaamheden die
aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”.
– De afvalverwerking van al het verpakkingsmateriaal van de onderdelen
van de automatisering moet helemaal volgens de plaatselijk geldende
regels plaatsvinden.
STAP 1
VEILIG WERKEN!
Let op – voor de veiligheid van de personen is het
belangrijk deze instructies op te volgen
Let op - Belangrijke aanwijzingen voor de veiligheid.
Bewaar deze aanwijzingen.
Het ontwerpen, het produceren van de inrichtingen waaruit dit pro-
duct bestaat, evenals deze handleiding beantwoorden volledig aan
de thans geldende regelgeving op het gebied van veiligheid. Deson-
danks kunnen een foutief uitgevoerde installatie en programmering
ernstig letsel toebrengen aan de personen die de werkzaamheden
uitvoeren of aan hen die de installatie zullen gebruiken. Daarom is
het van belang dat u tijdens de installatie alle aanwijzingen uit deze
handleiding opvolgt.
Begin niet met de installatie indien u ook maar de minste twijfel heeft.
Vraag eventueel uitleg aan de klantenservice van Moovo.
Indien u voor het eerst een automatisering voor schuifpoorten gaat uitvoe-
ren, verdient het aanbeveling enige tijd aan het lezen van deze handleiding
te besteden. Het is raadzaam dit te doen voordat u met de automatisering
begint, dus zonder dat u onder tijdsdruk moet werken.
Houd bovendien alle inrichtingen van het product bij de hand, zodat u alle
informatie van deze handleiding kunt lezen, uitproberen en verifiëren (met
uitzondering van de programmeerfase).
Bij het lezen van deze handleiding dient u speciaal te letten op die
delen welke gemarkeerd zijn met het symbool :
Deze symbolen duiden onderwerpen aan die een mogelijke bron
voor gevaar kan zijn en daarom dienen
de uit te voeren handelingen
uitsluitend door daartoe bevoegde en ervaren technici met inachtne-
ming van deze aanwijzingen en de in dit land bestaande normen en
wetten worden uitgevoerd:
AANBEVELINGEN VOOR HET INSTALLEREN
Volgens de meest recente Europese wetgeving dienen bij het aan-
leggen van een automatische deur of poort de voorschriften zoals
die zijn voorzien in de Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) opge-
volgd te worden en met name de normen EN 12445; EN 12453; EN
12635 en EN 13241-1, die een verklaring van vermoedelijke confor-
miteit van de automatisering mogelijk maken.
Met het oog hierop
moeten de definitieve aansluiting van de automatisering op het elek-
triciteitsnet, de eindtest van de installatie, de inbedrijfstelling daar-
van alsook het periodieke onderhoud door daartoe bevoegd en
ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen ver-
vat in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus
zijn voorbehouden” in acht dienen te worden genomen. Deze techni-
cus moet bovendien bepalen welke tests in functie van de bestaan-
de risico’s noodzakelijk zijn en moet hij controleren of de wettelijke
voorschriften, regelgeving en regels, en met name alle vereisten van
norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automati-
seringen voor poorten bepaalt, in acht zijn genomen.
Daarentegen kunnen werkzaamheden in verband met de voorberei-
ding, installatie en programmering ook worden verricht door perso-
neel dat niet speciaal geschoold is, mits alle in deze handleiding ver-
vatte aanwijzingen nauwgezet en in de juiste volgorde in acht wor-
den genomen, en dan met name de aanbevelingen van deze STAP 1.
Voordat u met het installeren begint, dient u de volgende ana-
lyses en controles te verrichten:
– controleer of de afzonderlijke voor de automatisering bestemde inrich-
tingen voor de aan te leggen installatie geschikt zijn. Controleer hiertoe
met de grootst mogelijke aandacht de gegevens in de paragraaf Techni-
sche gegevens. Begin niet met de installatie als er ook maar een enkele
inrichting niet voor het gebruik geschikt is.
Nederlands – 5
Nederlands
STAP 2
2.1 BESCHRIJVING VAN HET PRODUCT EN
GEBRUIKSDOEL
Alle inrichtingen tezamen die dit product vormen, dienen ertoe een schuif-
poort bij woningen (afb. 1) te automatiseren.
Elk ander gebruik dat niet overeenkomt met wat beschreven is en
onder andere omstandigheden dan wat in STAP 3 is aangeduid, dient
als oneigenlijk gebruik te worden beschouwd en is dus verboden!
Een reductiemotor bestaat uit een 12V gelijkstroommotor, een rondsel en
een besturingseenheid.
De besturingseenheid stuurt alle inrichtingen van de automatisering aan en
voorziet ze van elektrische stroom waarbij zij de werking daarvan beheert.
Ze bestaat uit een kaart en een ingebouwde radio-ontvanger die de door
een zender verstuurde instructies ontvangt. Bovendien kan ze door een
bedieningspaneel aan de wand worden aangestuurd of door een stel foto-
cellen, dat alleen voor een openingsinstructie is geprogrammeerd.
De besturingseenheid is in staat verschillende soorten manoeuvres aan te
sturen, die elk volgens de persoonlijke wensen kunnen worden gebruikt
en geprogrammeerd.
Bovendien zijn er verschillende speciale functies waarmee het mogelijk is
de parameters van de automatisering op de persoonlijke wensen af te
stellen.
De automatisering is gereed voor het gebruik van verschillende accessoi-
res die de functionaliteit daarvan verhogen en garant staan voor veiligheid.
Zo kan de besturingseenheid ten hoogste 150 toetsen van MT4-zenders
in het geheugen opslaan; ten hoogste 4 bedieningspanelen MK of in
plaats daarvan maximaal 4 stel fotocellen MP, die alleen voor een ope-
ningsinstructie zijn ingericht.
De verschillende elementen worden door het systeem “Bus” kabel ver-
bonden. Dit systeem maakt de verbinding tussen de verschillende inrich-
tingen heel wat minder complex, daar er maar één enkele kabel tussen de
ene inrichting en het andere gebruikt moet worden.
Het product werkt op stroom die van het elektriciteitsnet afkomstig is; in
geval van een stroomuitval (black-out), kan de reductiemotoren met de
hand worden ontgrendeld en de poort ‘met de hand’ bewogen worden.
De poort kan ook geopende worden met behulp van de bufferbatterij
(model MB) indien de installatie hiervan voorzien is.
2.2 COMPONENTEN VOOR HET AANLEGGEN VAN EEN
COMPLETE INSTALLATIE
Afb. 2 laat alle componenten zien die voor het aanleggen van een com-
plete installatie nuttig zijn, zoals die op afb. 5 te zien is.
Lijst van nuttige componenten:
[a] - elektromechanische reductiemotor
[b] - grondplaten
[c] - tandheugel
[d] - bevestigingsbeugels voor de tandheugel
[e] - beugels
[f] - versterkingsplaten
[g] - sleutels voor de handmatige ontgrendeling van de reductiemotor
[h] - stel fotocellen mod. MP (voor aan de wand)
[i] - bedieningspaneel mod. MK (voor aan de wand)
[l] - handzender mod. MT4
[m]- knipperlicht mod. MF
[n] - metalen verbruiksmateriaal (schroeven, borgringetjes, etc.)
[o] - bufferbatterij mod. MB
AANBEVELING!
Enkele componenten die op afb. 2 zijn afgebeeld, zijn niet stan
-
daard en het kan zijn dat die niet in de verpakking zitten.
KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE
1
a b
i m n oh
l
2
c
ef gd
6 – Nederlands
Nederlands
4
A
A
B
B
3
264 mm
78 mm
288 mm 176 mm
STAP 3
CONTROLES VOOR HET INSTALLEREN
Voordat u gaat installeren, dient u te controleren of de onderdelen van het
product intact zijn en het uitgekozen model en de voor installatie bestem-
de omgeving geschikt is.
BELANGRIJK – De reductiemotoren kunnen geen poort automatise-
ren die niet al goed en veilig functioneert. Bovendien kan hij gebre-
ken, die door een verkeerde installatie of door slecht onderhoud van
de poort veroorzaakt zijn, niet oplossen.
3.1 CONTROLEREN VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE
OMGEVING EN DE TE AUTOMATISEREN POORT
• Controleer of de mechanische structuur van de poort geschikt is om
conform de in uw land van kracht zijnde voorschriften te worden geauto-
matiseerd (raadpleeg eventueel de gegevens op het etiket van de poort).
• Beweeg handmatig de poortvleugel en controleer tijdens het Openen of
Sluiten of de beweging met een constante en gelijke wrijving plaatsvindt
(er mogen geen momenten met een grotere belasting voorkomen).
• Breng de poortvleugel met de hand in een willekeurige positie, laat hem
vervolgens los en controleer dat hij niet beweegt.
• Controleer of er rondom de reductiemotor genoeg ruimte is om de ont-
grendelingsmanoeuvre met de hand uit te voeren (zie het hoofdstuk
“Handmatig vergrendelen en ontgrendelen van de reductiemotor” in de
“Gebruikershandleiding)
• Controleer of de door u gekozen plaats voor het installeren van de ver-
schillende inrichtingen stevig genoeg is en een stabiele bevestiging gega-
randeerd is.
• Controleer of alle te installeren inrichtingen aangebracht zijn op een vei-
lige en tegen stoten beschermde plaats.
• Controleer of de uitgekozen bevestigingsvlakken van de fotocellen goed
vlak zijn waardoor een goede uitlijning tussen de fotocellen mogelijk is.
3.2 CONTROLEREN VAN DE GEBRUIKSLIMIETEN
VAN HET PRODUCT
Om vast te stellen of het product geschikt is voor uw poort en voor de te
automatiseren omgeving, is het noodzakelijk onderstaande controles uit
te voeren en te controleren of de technische gegevens in deze paragraaf
alsook die vervat in paragraaf Technische gegevens van het product
overeenkomen.
BELANGRIJK – Voor de hierna volgende controles verwijzen we ook naar
afb. 3 en 4:
Afb. 3: geeft de totale ruimte aan die de reductiemotor in beslag neemt.
Afb. 4: geeft de waarden A en B aan, d.w.z. de minimum- en maxi-
mummaten die nagevolgd moeten worden om de exacte positie vast te
stellen waar de grondplaat geplaatst moet worden. N.b. Deze maten
dienen ook als verwijzing om de ruimte te berekenen die het funderings-
punt in zal nemen voor de doorgangskanaaltjes van de elektrische kabels.
• Controleer of de afmetingen en het gewicht van de poortvleugel over-
eenkomen met de volgende afmetingen.
- Maximumlengte 5 m (
*
);
- Maximumgewicht 300 kg
(
*
) N.b. – De bij dit product geleverde tandheugel is geschikt voor de
automatisering van een poort die een vleugel heeft met een maximum-
lengte van 4 m. Indien nodig, kan een lengte van 5 m. worden bereikt
indien u gebruik maakt van de tandheugel model MR1 (2 stuks van 50
cm).
• Controleer of de ruimte die bestemd is voor het bevestigen van de
reductiemotor groot genoeg is.
• Controleer of de plaats op de poortvleugel die bestemd is voor het
bevestigen van tandheugel geschikt en stabiel genoeg is.
Let op! – Als het resultaat van deze controles niet in overeen-
stemming met de voorschriften is, kan dit model niet gebruikt
worden om uw poort te automatiseren.
30 mm
30 mm
40 mm
40 mm
Reductiemotor links
geplaatst
Reductiemotor rechts
geplaatst
Nederlands – 7
Nederlands
den geïnstalleerd.
LET OP! Indien men de reductiemotor alleen links van de poort
kan installeren, raadpleeg dan de instructies die beschreven worden
in STAP 6.1.
4.1.4 – Vaststellen met welk schema de inrichtingen te
verbinden
Het product voorziet een verbinding van het type “Bus” tussen de ver-
schillende inrichtingen van de installatie, d.w.z. door middel van één enke
-
le kabel met daarin twee elektriciteitsdraden
. Bij dit soort verbinding ver-
loopt de datacommunicatie tussen de verschillende inrichtingen via kabel,
waarbij gebruik wordt gemaakt van een specifiek protocol genaamd
Bus-Moovo”. Let op! – in de installatieBus kunnen alleen inrichtingen
worden geïnstalleerd die dit protocol ondersteunen.
Binnen het net “Bus” kunnen de inrichtingen via verschillende aansluits-
chema’s worden verbonden en wordt in elk schema elke inrichting een
knooppunt van dit net. Dit zijn de aansluitschema’s:
sterconfiguratie: in dit schema is elke inrichting zelfstandig, daar zij
rechtstreeks op de 2 klemmetjes van de “Bus” op de besturingseenheid is
aangesloten.
kettingconfiguratie: in dit schema is de ene inrichting met de andere
verbonden en deze laatste met weer een ander, zoals de schakels van
een ketting. Dus wordt alleen de eerste inrichting van de ketting op de 2
klemmetjes van de “Bus” op de besturingseenheid aangesloten.
gemengde configuratie: dit schema bestaat uit een vermenging van
de twee hierboven beschreven schema’s.
Om vast te stellen welk aansluitschema het meest geschikt is voor de ver-
binding van alle inrichtingen in uw installatie, gelieve u het voorbeeld op
afb. 7 / afb. 17 te raadplegen. In het algemeen is het raadzaam het knip-
perlicht als eerste inrichting rechtstreeks op de besturingseenheid aan te
sluiten.
STAP 4
4.1 – VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
4.1.1 – Karakteristieke referentie-installatie
Op afb. 5 ziet u een voorbeeld van automatisering zien die tot stand is
gekomen met de verschillende onderdelen van Moovo. Zij worden
geplaatst en geassembleerd volgens een karakteristiek en gebruikelijk
schema. Dit zijn:
a - Electromechanische reductiemotor
b - Tandheugel
c - Stel fotocellen (voor aan de wand)
d - Knipperlicht
e - Bedieningspaneel (voor aan de wand)
f - Stel fotocellen (op zuiltje)
4.1.2 – Vaststellen van de plaats van de verschillende
componenten
Gebruik afb. 5 als voorbeeld voor het ongeveer vaststellen van de plaats
waar u de verschillende componenten zoals die in de installatie zijn voor-
zien, gaat installeren.Om vast te stellen de plaats van de knipperlicht,
dient u afb. 20 te raadplegen.
Aanbeveling – De “vaste” bedieningsorganen dienen zo geplaatst te wor-
den dat ze ten opzichte van de poort zichtbaar zijn, maar uit de buurt van
de bewegende delen hiervan.
4.1.3 – Vaststellen op welke positie de reductiemotor
geïnstalleerd gaat worden
De reductiemotor is in de fabriek ingesteld om rechts van de poort te wor-
5
cc
d
e
f f
b
a
6
8 – Nederlands
Nederlands
TABEL 1 – Technische kenmerken van de elektriciteitskabels (zie ook paragraaf 4.2.)
Aansluiting Type kabel Max. toegestane lengte
A - Kabel voor KNIPPERLICHT Kabel 2 x 1,0 mm
2
10 m (opmerking 2)
B - Kabel voor STROOMTOEVOER Kabel 3 x 1,5 mm
2
(opmerking 1) 30 m
C - Kabel voor BUS Kabel 2 x 0,5 mm
2
20 (opmerking 3)
Algemene opmerking – De voor de aanleg van de installatie benodigde kabels (niet aanwezig in de verpakking) kunnen verschil-
len op grond van het aantal en het soort inrichtingen van de installatie.
Opmerking 1 – Als de meegeleverde kabel voor stroomtoevoer niet lang genoeg is, dient u hem met een kabel van dit type te ver-
vangen. Dit moet door bevoegd en ervaren personeel gebeuren: zie het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde tech-
nicus zijn voorbehouden.
Opmerking 2 – Als u een grotere lengte nodig hebt, dient u een kabel met een doorsnede van 2 x 1,5 mm
2
te gebruiken.
Opmerking 3 – Als u een grotere lengte nodig hebt, dient u een kabel met een doorsnede van 2 x 1,0 mm
2
te gebruiken.
LET OP! – De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor de omgeving waarin zij worden geïnstalleerd; voor het installe-
ren in een ruimte buitenshuis is het bijvoorbeeld raadzaam een kabel van het type H07RN-F te gebruiken.
4.1.5 – Controleren van het voor het te verrichten werk
benodigde gereedschap
Voordat u het product gaat installeren dient u zich ervan te vergewissen
over al het gereedschap en het materiaal te kunnen beschikken dat nodig
is voor het uitvoeren van de werkzaamheden (zie voorbeeld op afb. 6).
Controleer bovendien of dit in goede staat verkeert en in overeenstem-
ming is met de plaatselijke regelgeving inzake veiligheid.
4.1.6 – Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden
U kunt nu de sleuven voor de buizen van de elektriciteitskabels trekken of,
als alternatief, kabelgootjes voor buiten aanleggen, bovengenoemde bui-
zen in het cement vastzetten of andere voorbereidingen treffen die ertoe
dienen de omgeving klaar te maken voor de hierna komende installatie-
werkzaamheden.
Handel als volgt om het graafwerk uit te voeren op de plek waar de
reductiemotor op de grond bevestigd gaat worden:
01. Gelieve STAP
3.2 te raadplegen om het graafwerk uit te voeren op
de plek waar de reductiemotor bevestigd gaat worden.
N.b. de afmetingen van het graafwerk moeten gelijk aan of iets gro-
ter zijn dan de afmetingen van de grondplaat.
02. Het voorbereidingswerk voor doorgangskanaaltjes van de elektri-
sche kabels moeten worden uitgevoerd zoals wordt getoond in de
volgende afbeelding.
LET OP! - Plaats de uiteinden van de buizen voor doorvoer van elek-
triciteitskabels vlakbij het punt waar de verschillende componenten
zullen worden bevestigd.
N.B.: De buizen hebben tot doel de elektriciteitskabels te beschermen en
onvoorziene breuk daarvan te voorkomen, zoals bijvoorbeeld bij stoten.
4.2 – VORBEREIDING VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS
Voor het voorbereiden van de voor uw installatie noodzakelijke elektrici-
teitskabels gelieve u afb. 7 en tabel 1 “Technische kenmerken van de
elektriciteitskabels” als leidraad te nemen waarbij de onderstaande aan-
bevelingen in acht dient te nemen:
– In de “sterconfiguratie” mag de lengte van de afzonderlijke kabel
die een inrichting met de besturingseenheid verbindt, NIET langer
zijn dan 20 m.
– Bij de “kettingconfiguratie” mag de som van de lengte van elke
kabel die gebruikt is om de ene inrichting met de andere en tenslot-
te met de besturingseenheid te verbinden, NIET meer dan 20 m
bedragen.
- Waneer er nog andere inrichtingen tussen het knipperlicht en de
besturingseenheid worden aangesloten moet zo’n zelfde kabel ook
voor de laatsten worden gebruikt.
– Het leggen van de elektriciteitskabels en het aansluiten daarvan op
de verschillende inrichtingen zijn werkzaamheden die tijdens het
installeren van de componenten dienen te worden ver
richt.
7
A
B
C
C
C
C
C
Nederlands – 9
Nederlands
STAP 5
INSTALLEREN VAN DE COMPONENTEN VAN DE AUTOMA-
TISERING
AANBEVELINGEN
Een verkeerd uitgevoerde installatie kan ernstige verwondingen
toebrengen aan degene die het werk verricht en aan de mensen die
de installatie zullen gebruiken.
• Voordat u met het assembleren van de automatisering begint,
voert u de controles vooraf uit zoals die in STAP 3 zijn beschreven.
De volgende monteerfasen tonen de “fysieke” installatie van de reductie-
motor.
01. Nadat u het graafwerk heeft uitgevoerd om de reductiemotor te kun-
nen bevestigen (zie STAP 4.1.7), dient u de beugels op de volgende
wijze op de plaat te assembleren (fig. 8):
a) Schroef diepgaand een moer (GEEN zelfblokkerende) op iedere
beugel.
b) Breng de beugels aan en zorg ervoor dat het deel met schroef-
draad aan de kant van de plaat 30 mm uitsteekt, waarop het beeld
van de rondsel gedrukt is.
c) Als laatste schroeft u improvisorisch een moer (GEEN zelfblokke-
rende) op de uiteinden van de beugels. N.b. – De twee bovenste
moeren worden in de hiernavolgende stappen verwijderd en vervan-
gen door twee zelfblokkerende moeren.
02. Giet het cement in de uitgraving en vul deze tot de rand maar laat de
buizen eruit steken voor de doorgang van de elektrisch kabels.
03. Plaats de grondplaat op het cement terwijl deze nog vloeibaar is, en
laat de beugels erin zakken: beweeg de plaat totdat de lucht eronder
naar boven komt en zich er geen luchtbellen vormen. Let u goed op
de volgende waarschuwingen (afb. 9):
– de kant van de grondplaat waarop de afdruk van het rondsel staat
moet met de laatste naar de poort gericht worden (zie afb.4);
– de buizen die voor de doorgang van de elektrische kabels dienen,
moeten door het daarvoor bedoelde gat van de grondplaat passeren;
– volg nauwkeurig de waarden op die op afb. 4 staan aangegeven
voor een juiste plaatsing van de grondplaat ten opzichte van de
poortvleugel en ten opzichte van de muur.
– controleer of de plaat parallel is ten opzichte van de poort en of hij
perfect uitgelijnd is (een waterpas gebruiken).
04. Wanneer het cement hard is geworden (na enkele dagen), dient u de
bovenste moeren, die niet meer gebruikt zullen worden, van de plaat
los te schroeven en te verwijderen.
05. Verwijder de deksel van de reductiemotor door de 4 schroeven die
zich aan de zijkanten bevinden met een schroevendraaier los te
draaien (afb. 10). N.B. – Het is raadsam de deksel van de reductie-
motor te verwijderen tot dat alle installatie en programmeerwerk-
zaamheden zijn afgesloten
06. Afb. 11:
a) Haal de elektrische kabels door de daarvoor bedoelde gaten en
kabelhouders.
b) Laat de reductiemotor rusten op het uitstekende deel van de beu-
gels en zorg dat de beugels in de zijgaten van de reductiemotor ver-
dwijnen. Blokkeer het geheel met de getande sluitring en de zelfblok
-
kerende moer N.b. – Draai de moeren niet definitief vast want de
reductiemotor moet nog heen en weer geschoven worden tijdens
de monteerfase van de tandheugel.
07. Het assembleren en bevestigen van de tandheugel:
Om deze handeling gemakkelijk te kunnen uitvoeren raden wij aan om
het geheel van de tandheugel gescheiden te assembleren, met inbe-
grip van de beugels, en dan pas op de poortvleugel te bevestigen.
De tandheugel assembleren:
a) – stel de totale lengte van de tandheugel vast en die net zolang
moet zijn als de vleugel van uw poort. Bereken het aantal benodigde
delen (ieder deel is 50 cm) en haal er eventueel een stuk af om de
gewenste totale lengte te verkrijgen.
b) – breng twee delen van de tandheugel met behulp van een rubber
hamer samen en plaats een bevestigingsbeugel op het punt waar ze
samenkomen. Blokkeer de beugel met een schroef (afb. 12)
– Om de hierna volgende bevestiging van de tandheugel op de
poortvleugel te verstevigen, raden wij aan om eveneens een beugel
te bevestigen op het midden van ieder afzonderlijk deel.
c) – assembleer de andere delen van de tandheugel (afb. 13) waarbij
u handelt zoals staat aangegeven bij punt “b”. Bevestig nu een
bevestigingsbeugel op ieder uiteinde van de tandheugel: Deze moet
tussen de 6
e
en 8
e
tand van de tandheugel worden geplaatst, waarbij
u bij het uiteinde begint.
INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUTING VAN DE COMPONENTEN
8
9
10
11
30 mm
10 – Nederlands
Nederlands
De bevestiging van de tandheugel op de poortvleugel:
d) – de poortvleugel helemaal sluiten.
e) – plaats een uiteinde van de tandheugel boven het rondsel van de
reductiemotor en plaats de eerste bevestigingsbeugel in het midden
van de rondsel 14).
f) – livelleer met behulp van een waterpas het eerste deel van de
tandheugel in de zone waar het rondsel zich bevindt en bevestig het
provisorisch op de poortvleugel met plakband.
Herhaal nu dezelfde handelingen voor het volgende deel en ga op
deze manier verder over de gehele lengte van de tandheugel, waarbij
u erop let dat ieder deel zich in horizontale positie bevindt en perfect
uitgelijnd is met het uiteinde waarop het rondsel rust.
g) – bevestig nu op definitieve wijze de beugels op de poortvleugel
waarbij u als volgt handelt (fig. 15): wij raden u aan om in het begin
de twee beugels, met schroeven en sluitringen, in de buurt van
de reductiemotor vast te maken (met gesloten poort). Beweeg
nu de poort waarbij u de volgende beugel bij het rondsel brengt
en aan de vleugel bevestigt.
Herhaal deze handeling voor de volgende beugel en ga zo door tot-
dat alle beugels die zich op de tandheugel bevinden op de vleugel
bevestigd zijn.
N.b. – De benodigde schroeven voor de bevestiging van de tand-
heugel op de poortvleugel worden niet bij de verpakking geleverd
aangezien het type schroef dat gebruikt moet worden afhangt van
het materiaal en de dikte van de vleugel waarin ze moeten worden
aangebracht.
h) open de poort helemaal alvorens het laatste deel van de tandheu-
gel te bevestigen en controleer of de bevestigingsbeugel, die zich op
het uiteinde bevindt, in het midden van het rondsel geplaatst is.
Indien dit niet het geval is, de bevestigingsbeugel in deze positie
plaatsen en, zonodig, met een zaag het overtollige deel van de tand-
heugel verwijderen waarbij u een stuk van ongeveer 5 cm. overlaat.
BELANGRIJK – De tandheugel moet niet ten opzichte van de poort-
vleugel uitsteken.
Let op – Controleer aan het eind van het werk of de tandheugel
volkomen waterpas is; tijdens het vastzetten kunt u eventuele
kleine verschillen in de uitlijning door de bevestigingspunten
corrigeren.
08. Bevestig nu definitief de reductiemotor op de grondplaat waarbij u
krachtig de twee zelfblokkerende moeren aandraait; het rondsel
moet perfect uitgelijnd zijn met de tandheugel; indien nodig, schuif
de reductiemotor naar voren of naar achteren.
09. Ontgrendel de reductiemotor met de daarvoorbedoelde sleutel
(raadpleeg het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen of ontgrende-
len van de reductiemotor” dat in de “Gebruiksaanwijzing” staat) en
breng de vleugel met de hand halverwege zijn baan.
10. Voer nu handmatig een complete Openings- en Sluitmanoeuvre uit,
zodat de mechanische eindpunten zichzelf kunnen afstellen.
Belangrijk – Controleer tijdens deze manoeuvre of de tandheugel op
gelijk niveau met het rondsel voortbeweegt.
11. Tenslotte, breng de vleugel met de hand halverwege zijn
baan en blokkeer de reductiemotor met de daarvoor bedoelde sleu-
tel (raadpleeg het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen of ontgren-
delen van de reductiemotor” dat in de “Gebruiksaanwijzing” staat).
N.b.- De vier stelschroeven die in de verpakking zijn meegeleverd mogen
alleen gebruikt worden om de reductiemotor in de hoogte af te stellen, in
het geval u liever eerst de tandheugel monteer en dan pas de reductie-
motor (afb. 16).
15
12
13
16
14
80 mm
Reductiemotor rechts
geplaatst
Sluitpositie
C
80 mm
Reductiemotor links
geplaatst
Sluitpositie
C
Nederlands – 11
Nederlands
17
AANSLUITSCHEMA VAN DE INRICHTINGEN
MET HET SYSTEEM “BUS”
STAP 6
INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE IN DE INSTALLATIE
VOORZIENE INRICHTINGEN
Installeer de in de installatie voorziene inrichtingen en sluit ze aan waarbij
u uitgaat van de volgende STAPPEN en het voorbeeld op afb. 17.
LET OP! – Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan schade of een
gevaarlijke situatie ten gevolge hebben; houd u daarom nauwgezet
aan de aangegeven aansluitingen.
Knipperlicht
Stel fotocellenToetsenpaneel
12 – Nederlands
Nederlands
6.1 SELECTEREN VAN DE PLAATS VAN DE
REDUCTIEMOTOR TEN OPZICHTE VAN DE POORT
OP DE BESTURINGSEENHEID
De reductiemotor is in de fabriek afgesteld om rechts van de poort te wor-
den geïnstalleerd: deze afstelling wordt bepaald door de positie van het
elektrische bruggetje “Sel” dat zich op de Besturingseenheid bevindt,
zoals getoond wordt in afb. A.
Indien uw reductiemotor daarentegen links van de poort
geïnstalleerd is,
plaats het elektrische bruggetje „Sel“ dan in de positie te die getoond
wordt in afb. B.
6.2 INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN HET
KNIPPERLICHT mod. MF
Dit licht signaleert dat er een manoeuvre wordt uitgevoerd. Bovendien is
het aan het systeem voor zelfdiagnose van de besturingseenheid gekop-
peld en signaleert via een eerder vastgesteld aantal opeenvolgende knip-
peringen het soort probleem (zie de paragraaf “Wat te doen als...”).
Voor het installeren en aansluiten van het knipperlicht dient u als volgt te
werk te gaan:
01. Afb. 17:
Haal een van de twee doorzichtige kappen weg door hem tegen de
wijzers van de klok in te draaien en leg hem terzijde.
02. Afb. 18:
Druk met twee vingers van dezelfde hand tegelijk op de twee lipjes
beneden en trek met de andere hand de buitendop van het knipper-
licht weg.
03. Afb. 19:
Maak met een boor op de montageplaat van de behuizing van het
knipperlicht de schroefgaten voor montage en de openingen waar
de kabels doorheen moeten lopen.
17
18
19
afb. A
afb. B
Nederlands – 13
Nederlands
04. Afb. 20:
Let op! – monteer het product niet in een andere positie dan die
welke is aangegeven.
05. Bevestig de behuizing van het knipperlicht met de daarvoor bestem-
de schroeven aan de muur en laat daarbij de kabels door de daar-
voor bestemde opening lopen.
06. Afb. 21:
a) Verbind de draden van de twee kabels met elkaar en zet ze op de
klemmenstrip vast.
b) Zet de kabel met de speciale kabelklem vast.
07. Afb. 22:
Breng de buitendop van het knipperlicht op zijn plaats aan en laat de
lipjes daarvan vastklikken.
21
20
22
08. Afb. 23:
Zet de doorzichtige kap op zijn plaats terug en draai hem met de wij-
zers van de klok mee, waarbij u erop dient te letten dat de tandjes
daarvan vast komen te zitten in die van de behuizing van het knip-
perlicht.
09. Afb. 24:
a) Verwijder de klemmenstrip, die voor de BUS-aansluiting bestemd
is, uit zijn behuizing die zich op de besturingseenheid van de reduc-
tiemotor bevindt, zodat de schroeven van de 2 klemmetjes makkelijk
kunnen worden losgedraaid.
b) Ga nu over tot het aansluiten van de draden van de kabel, waarbij
u goed let op de symbolen die op de klemmenstrip staan en plaats
de strip weer in zijn behuizing.
c) Als laatste draait u de kabeldoorvoer aan om de kabel aan de
reductiemotor vast te maken.
23
24
14 – Nederlands
Nederlands
6.3 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE
FOTOCELLEN MOD. MP
Een stel fotocellen bestaat uit een fotocel die zendt (TX genoemd) en een
die ontvangt (RX genoemd). TX en RX worden door een etiket aan de bin-
nenzijde van de dekplaat geïdentificeerd.
De fotocellen worden elk aan een kant van de doorgang geïnstalleerd en
zodat ze tegenoverelkaar staan.
Het is mogelijk op de installatie ten hoogste 6 stellen fotocellen voor de
veiligheid bij te plaatsen (die de obstakels op de baan signaleren die ze
met elkaar verbindt) en een stel fotocellen dat daarentegen bestemd is om
alleen de openingsmanoeuvre aan te sturen (voor het installeren van ver-
dere fotocellen gelieve u het kader Keuze van de werkingsmodus van
het stel fotocellente raadplegen).
Voor het installeren en aansluiten een stel fotocellen dient u als volgt te
werk te gaan:
01. Afb. 25:
Verwijder het dekplaatje van de schroef door dat naar de kant te
schuiven zoals dat op de afbeelding te zien is.
02. Afb. 26:
Open met behulp van een schroevendraaier en haal de montage-
plaat van de fotocel los.
03. Afb. 27:
a) Maak met een boor op de montageplaat de openingen waar de
verbindingskabel doorheen moet lopen.
b) Bevestig de montageplaat van de fotocel met de speciale schroe-
ven aan de muur en laat daarbij de kabels door de daarvoor bestem-
de opening lopen.
04. Afb. 28:
a) Verbind de draden van de twee kabels met elkaar en zet ze op de
klemmenstrip vast.
b) Steek de klemmenstrip op de stekker op de achterzijde van de
fotocel.
BELANGRIJK! – Voordat u de fotocel sluit, dient u met behulp van
het speciale elektrische bruggetje de werkingsmodus van de foto-
cellen te selecteren (zie het kader “Keuze van de werkingsmodus
van het stel fotocellen”).
05. Afb. 29:
Zet de dekplaat terug en let erop dat de tandjes daarvan vast komen
te zitten in die van de montageplaat van de fotocel.
06. Afb. 30:
Bevestig de dekplaat van de fotocel met de meegeleverde schroef
op de montageplaat. Zet tenslotte het afdekdopje van de schroef
terug zoals dat op de afbeelding te zien is.
25
26
27
29
30
28
Nederlands – 15
Nederlands
In een installatie voor schuifpoorten is het op elk gewenst moment mogelijk er andere stellen fotocellen bij te plaatsen.
Er kunnen ten hoogste 6 stellen fotocellen met veiligheidsfunctie bijgeplaatst worden (zoals voorbeeld A-B-C-D-E-F op afb. 31) en 1 stel met
aansturingsfunctie (zoals voorbeeld G op afb. 31) dat alleen de openingsmanoeuvre uitvoert.
Om deze stellen fotocellen op de juiste plaats aan te brengen, dient u afb. 31 te raadplegen.
Om de besturingseenheid elk afzonderlijk stel fotocellen en de specifieke daaraan gekoppelde functie te laten herkennen, is het noodzakelijk de
adressering daarvan uit te voeren door een of twee elektrische bruggetjes (tabel 2) of zonder een enkel elektrisch bruggetje (tabel 2) aan te bren-
gen. Op deze manier zal de besturingseenheid, wanneer zij de imput van de fotocellen krijgt, de motor de manoeuvre in kwestie laten uitvoeren.
De handelingen in verband met de adressering dienen zowel op de fotocel TX als op de fotocel RX uitgevoerd te worden, waarbij u als volgt te
werk dient te gaan:
Voor de fotocellen “A-B-C-D-E-F
Denk aan de onderstaande aanbevelingen:
de elektrische bruggetjes moeten worden geplaatst op de twee fotocellen die de stel uitmaken (TX en RX)
op dezelfde plaats;
• een configuratie die reeds op een stel fotocellen is gebruikt, mag NIET op andere fotocellen worden gebruikt.
Voor het programmeren van deze stellen fotocellen (als die in uw installatie aanwezig zijn) dient u als volgt te werk te gaan:
01. Open de dekplaat van de fotocel.
02. Zoek op afb. 31 de plaats waar de fotocellen, waarop u wilt werken, zijn geïnstalleerd.
03. Kies in tabel 2 de gewenste configuratie en breng de elektrische bruggetjes in de twee fotocellen aan.
Voor de fotocellen “
G
Denk aan de onderstaande aanbevelingen:
• Deze fotocellen hebben een andere rol dan de andere (zij sturen de automatisering aan) en daarom dienen zij op een bepaalde afstand van de
andere geplaatst te worden om interferentie te voorkomen.
• Deze fotocellen blijven ook onder spanning staan wanneer de automatisering niet gebruikt wordt; in geval van stroomuitval zal deze wanneer
er een bufferbatterij in de installatie aanwezig is, de normale duur verminderen (zie STAP 6.5.).
Voor het programmeren van deze stellen fotocellen (indien die in uw installatie aanwezig zijn), is het niet nodig een elektrisch bruggetje aan te
brengen (zie tabel 2).
SELECTEREN VAN DE WERKINGSMODUS VAN HET STEL FOTOCELLEN
TABEL 2
Stel fotocellen Elektrische bruggetjes
A Fotocellen h = 50 cm
(deze treden in werking wanneer
de poort in de sluitfase is)
B Fotocellen h = 100 cm
(deze treden in werking wanneer
de poort in de sluitfase is)
C Fotocellen h = 50 cm
(deze treden in werking wanneer
de poort in de openings-of
sluitfase is)
D Fotocellen h = 100 cm
(deze treden in werking wanneer
de poort in de openings-of sluitfase is)
Stel fotocellen Elektrische bruggetjes
E Fotocellen rechts
(deze treden in werking wanneer
de poort in de openingsfase is)
F Fotocellen links
(deze treden in werking wanneer
de poort in de openingsfase is)
G Fotocellen met alleen
de instructie voor opening
van de poort
31
16 – Nederlands
Nederlands
6.4 INSTALLEREN EN AANSLUITEN
VAN HET TOETSENPANEEL mod. MK
LHet toetsenpaneel voor bediening van de automatisering is een inrichting
die aan de wand wordt bevestigd en die de automatisering via een Bus-
aansluiting aanstuurt. Het is mogelijk ten hoogste 4 toetsenpanelen in een
enkele installatie aan te sluiten en de inrichting kan geprogrammeerd wor-
den om op twee verschillende manieren te werken: traditionele modus
(elke toets voert een specifieke daaraan gekoppelde functie uit – modus
welke in de fabriek wordt ingesteld) en veiligheidsmodus (voor het aanstu-
ren van de manoeuvre is het noodzakelijk een geheime door de gebruiker
ingestelde toetsencombinatie in te tikken).
Het toetsenpaneel is verlicht voor die situaties dat er weinig licht is.
Voor het installeren en aansluiten van het toetsenpaneel dient u als volgt
te werk te gaan:
01. Afb. 32:
Verwijder de dekplaat van het toetsenpaneel door hem naar de kant
te duwen, zoals u op de afbeelding kunt zien.
02. Afb. 33:
Maak met behulp van een schroevendraaier de montageplaat van
het toetsenpaneel open en haal hem los.
03. Afb. 34:
a) Maak met een boor op de montageplaat de openingen waar de
verbindingskabel doorheen moet lopen.
b) Bevestig de montageplaat van het toetsenpaneel met de speciale
schroeven aan de muur en laat de kabel daarbij door de daarvoor
bestemde opening lopen.
04. Afb. 35:
a) Sluit de draden van de kabel op de desbetreffende klemmetjes
aan.
b) Steek het contact van de kabel op de stekker op de achterzijde
van het toetsenpaneel.
05. Afb. 36:
Zet de dekplaat terug en zorg er daarbij voor dat de tandjes daarvan
vast komen te zitten in die van de montageplaat van het toetsenpa-
neel.
06. Afb. 37:
Zet de dekplaat van het toetsenpaneel met behulp van de meegele-
verde schroef op de montageplaat vast. Zet daarna het afdekdopje
van de schroef weer terug zoals de afbeelding laat zien.
N.B. – Voor het programmeren van de toetsenpanelen op de installatie
gelieve STAP
9.3 te raadplegen.
34
37
36
35
33
32
Nederlands – 17
Nederlands
02. Afb. 39:
Steek het contact van de batterij op de stekker van de besturings-
eenheid.
AANBEVELINGEN
Voor een lange levensduur van de bufferbatterij is het raadzaam onderstaande aan-
bevelingen op te volgen:
Wanneer de bufferbatterij helemaal leeg is, heeft ze 24 uur nodig om weer hele-
maal te worden opgeladen.
• De bufferbatterij is een noodinrichting: het is dus raadzaam deze bij stroomuitval
gamtigd te gebruiken. Wanneer u haar teveel gebruikt, kan dit ten gevolge hebben
dat de elementen oververhit raken, waardoor zij op de duur minder lang dan nor-
maal zouden kunnen duren.
Bij stroomuitval laat de automatisering niet langer dan één dag op de bufferbatterij
werken: de elementen daarvan zouden oververhit raken en teveel ontlaad raken
waardoor de levensduur van de batterij zou kunnen afnemen.
Als u dan ook voor langere tijd niet op de plaats aanwezig bent waar de automati-
sering is geïnstalleerd, is het raadzaam het klemmetje van de bufferbatterij dat op
de besturingseenheid is aangesloten, los te halen.
• Indien de automatisering voor langere tijd niet wordt gebruikt verdient het de
voorkeur haar te verwijderen en op een droge plaats te bewaren; dit om lekkage
van schadelijke stoffen uit de optionele batterij te voorkomen.
–––––––––––––––––––
Afvalverwerking van de batterij
Let op! – Een lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met
het gewone huisval worden weggegooid. Ze dient te worden verwerkt via
“gescheiden’ inzameling”, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in
uw gebied van kracht is.
6.5 – INSTALLEREN VAN DE BUFFERBATTERIJ mod. MB
De bufferbatterij is een oplaadbare batterij, met een spanning van 12V en
een vermogen van 2100Ah. Dit kan bijzonder nuttig zijn wanneer er plot-
seling stroomuitval optreedt (black-out). De reductiemotor met bestu-
ringseenheid biedt de mogelijkheid 1 batterij te installeren.
Al naar gelang het type en het gewicht van de poort kan de batterij wan-
neer zij opgeladen is, een autonomie van circa 6 - 7 opeenvolgende cycli
manoeuvres garanderen (1 cyclus = Opening - Sluiting).
01. Afb. 38:
Plaats de batterij in de reductiemotor in de ruimte naast de bestu-
ringseenheid.
LET OP! – Het volgende punt (02 – elektrische
aansluiting van de bufferbatterij op de bestu-
ringseenheid) mag alleen worden uitgevoerd,
nadat alle installatie- en programmeerwerk-
zaamheden zijn afgesloten, daar deze batterij
een elektrische stroomvoorziening voor geval
van nood is.
LET OP! – Uit veiligheidsredenen is het belangrijk de
elektrische aansluiting van de bufferbatterij alleen
maar uittevoeren, nadat alle installatie- en program-
meerwerkzaamheden zijn afgesloten en nadat de
installatie op correcte werking gecontroleerd is.
38
39
18 – Nederlands
Nederlands
AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING
EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
STAP 8
LET OP! – Alle hieronder in deze handleiding beschreven handelin-
gen zullen worden verricht op elektrische circuits die onder stroom
staan; de manoeuvres kunnen dus gevaarlijk zijn! Let bij het werk
dus goed op!
Nadat u de besturingseenheid (afb. 50) onder spanning hebt gezet, zullen
de rode en de groene led (afb. 41) eventjes gaan knipperen.
Na afloop van deze fase, zal de rode led met een regelmatig ritme gaan
knipperen. Dit betekent dat de besturingseenheid correct functioneert.
Let op! Als de rode led niet knippert zoals hier beschreven is, is
het raadzaam de elektrische stroomtoevoer naar de besturingseen-
heid te onderbreken en de verrichte aansluitingen nauwkeuriger te
controleren (raadpleeg ook het hoofdstuk Wat te doen als...).
41
Groene led “L2”Rode led “L1”
Toets “P1”
STAP 7
AANBEVELINGEN!
– De meegeleverde PVC-voedingskabel dient uitsluitend voor
de functioneringstesten en voor de programmering.
De definitieve aansluiting
van de automatisering op het elektri-
citeitsnet en de vervanging van de bijgeleverde kabel mag uit-
sluitend door een bevoegde en ervaren elektricien worden ver-
richt met inachtneming van de veiligheidsregels zoals die in
dat gebied van kracht zijn en de aanwijzingen in het kader
“Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn
voorbehouden”.
– De vervangingskabel moet geschikt zijn voor buitengebruik
zoals bijvoorbeeld de kabel H07RN-F. Bovendien moet de
kabel worden beschermd tegen stoten door middel van een
met een beschermende en isolerende leiding.
Voor het uitvoeren van werkingstests en het programmeren van de auto-
matisering, zet u de besturingseenheid onder stroom door de stekker
van de meegeleverde voedingskabel in een elektrisch stopcontact
(afb. 40) te steken. Als het stopcontact zich ver van de automatisering
bevindt, kunt u in deze fase een verlengsnoer gebruiken.
40
Nederlands – 19
Nederlands
AANBEVELINGEN bij het programmeren:
Het verdient aanbeveling eerst de procedures te lezen en daarna de
handelingen te verrichten, waarbij de passages van elke procedure ach-
ter elkaar dienen te worden uitgevoerd.
• In deze handleiding worden de ‘toetsen van de zenders met nummers
aangegeven. Raadpleeg dan ook afb. 42 voor het verband tussen deze
nummers en de toetsen van de zender.
STAP 9
9.1 HET OPSLAAN IN HET GEHEUGEN VAN DE
INRICHTINGEN DIE MET EEN “BUS” – KABEL ZIJN
AANGESLOTEN EN VAN DE “SLUIT- EN OPENING”
EINDPUNTEN VAN DE VLEUGEL
DNadat u hebt gecontroleerd of de besturingseenheid perfect functio-
neert, dient u haar nu te programmeren waarbij u onderstaande handelin-
gen in de aangegeven volgorde dient te verrichten:
N.B. – Tijdens het uitvoeren van de procedure kunt u op elk gewenst
moment deze verlaten (zonder de verrichte handelingen in het geheugen op
te slaan) door 1 maal
op de toets “P1” op de besturingseenheid (afb. 41) te
drukken. Vanaf punt 07 kunt u de procedure ook verlaten als gevolg van
inwerkingtreding van een veiligheidsinrichting (fotocellen of dergelijke...)
01. (op de poort)
Ontgrendel de reductiemotor met de daarvoor bedoelde sleutel (zie
het hoofdstuk Handmatig vergrendelen of ontgrendelen van de
reductiemotorin de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE”) en
zet handmatig de poortvleugel op de middellijn. Blokkeer de reduc-
tiemotor opnieuw
02. (op de besturingseenheid)
Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt. De rod en groene
led aangaat. Laat daarna de toets los, totdat de groene led uitgaat
(de rode led blijft aan tot het einde van de procedure) en verricht de
volgende handelingen:
03. (op de fotocellen voor de veiligheid
)
N.B. – De tijd die voor deze controle ter beschikking staat, is onbe-
perkt.
Controleer of dit soort fotocellen goed werken door te kijken of de
daarbij behorende led langzaam knippert
. Als die onafgebroken
brandt of uit is, dient u de uitlijning van de fotocellen te corrigeren
waarbij u er voor probeert te zorgen dat de led zo langzaam mogelijk
knippert (hoe langzamer de led knippert, hoe beter de uitlijning tussen
de fotocellen).
• licht knippert met een langzaam ritme
= correcte uitlijning van de
fotocellen;
• licht brandt onafgebroken
= uitlijning niet correct (bekijk de uitlijning
van de fotocellen opnieuw);
• licht uit
= foutieve installatie van de fotocellen (controleer de “Bus”-
aansluiting van de fotocellen).
04. (op de fotocellen voor aansturing)
Activeer dit type fotocellen (als die deel uitmaken van de installatie),
door slechts één keer de straal daartussen te onderbreken. Bevesti-
ging van herkenning hiervan wordt door het knipperlicht (1knippering)
en het toetsenpaneel (1 beep) gegeven, als die deel uitmaken van de
installatie.
05. (op de toetsenpanelen)
Activeer de toetsenpanelen (als die deel uitmaken van de installatie)
door op elk daarvan slechts één maal op een enkele door u te kiezen
toets te drukken.
Bevestiging van herkenning hiervan wordt door 2 opeenvolgende
geluidssignalen (beep) van het toetsenpaneel en een knippering van
het knipperlicht gegeven, als dat deel uitmaakt van de installatie.
06. (op de besturingseenheid)
Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt. De groene led
aangaat. Laat daarna de toets los waaneer de led uitgaat.
07. (op de poort)
De poortvleugel beweegt zich nu autonoom tot hij de eindpunt Ope-
ning bereikt.
N.b. Indien het nodig mocht zijn om de eindpunt preciezer af te stel-
len kunt u dat doen door aan de stelschroef te draaien die zich in de
reductiemotor bevindt, en handel als volgt (afb.43) :
Zoek de schroef met de pijl die overeenkomt met de richting waarin
de vleugel zich beweegt en stel hem af totdat de vleugel de gewenste
eindpunt bereikt heeft.
08. (op de besturingseenheid)
Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt. De groene led
aangaat. Laat daarna de toets los, totdat de led uitgaat.
09. (op de poort)
De poortvleugel beweegt zich nu autonoom tot hij de einpunt Sluiting
bereikt.
N.b. Indien het nodig mocht zijn om de eindpunt preciezer af te stel-
len kunt u dat doen door aan de stelschroef te draaien die zich in de
reductiemotor bevindt, en handel als volgt (afb.44) :
Zoek de schroef met de pijl die overeenkomt met de richting waarin
de vleugel zich beweegt en stel hem af totdat de vleugel de gewenste
eindpunt bereikt heeft.
10. (op de besturingseenheid)
Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt. De groene led
aangaat. Laat daarna de toets los, totdat de led uitgaat.
De besturingseenheid start nu op autonome wijze 2 manoeuvres, die
mede aangegeven worden door een knipperlicht:
1 Opening van de vleugel.
2 Suiting van de vleugel.
Nadat de laatste manoeuvre is uitgevoerd gaat de rode Led uit (= pro-
cedure bëeindigd) en begint vervolgens weer met regelmaat te knip-
peren.
PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING
42
T1
T3
T2
T4
43
44
20 – Nederlands
Nederlands
Indien het resultaat van deze controles niet overeenkomt met wat
beschreven is, dient u de procedure onmiddellijk te stoppen door 1
keer op de toets “P1” van de Besturingseenheid te drukken. Voer
daarna opnieuw de procedure 9.1 uit en controleer of de fotocellen
goed functioneren of wijzig de afstelling van de “Gevoeligheid van
de vleugel ten opzichte van obstakels” van hoofdstuk 10 “Regeling
van het functioneren van de automatisering » en controleer eventueel
de elektrische aansluitingen.
Latere geheugenopslag van verdere via de “Bus”-kabel aange-
sloten inrichtingen
Als u later andere inrichtingen die via de Bus op de besturingseenheid zijn
aangesloten, wilt installeren en in het geheugen wilt opslaan en de proce-
dure 9.1 blijkt in het verleden reeds uitgevoerd te zijn, is het mogelijk
de nieuwe inrichtingen met dezelfde procedure in het geheugen op te
slaan; u begint hiervoor bij punt 01 en gaat tot punt 06. Aan het einde hier-
van drukt u 1 maal op toets “P1” op de besturingseenheid om de opslag-
procedure te beëindigen.
9.2 – GEHEUGENOPSLAG VAN DE ZENDER MOD. MT4
Let op! Het is raadzaam de procedure eerst te lezen en daarna de
handelingen in kwestie uit te voeren, waarbij u deze achter elkaar dient
uit te voeren, zonder meer dan 10 seconden te laten verlopen tussen het
moment dat u een toets los laat en dat u op de volgende drukt.
Om de automatisering met de zender te kunnen aansturen, dienen de
toetsen daarvan in het geheugen van de besturingseenheid te worden
opgeslagen.
Bij deze manier van geheugenopslag kunt u aan elke toets de door u
gewenste instructie geven, waarbij u uit onderstaande functies kunt kiezen:
1 = Stap-voor-stap: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit
- Stop ... De eerste instructie activeert het Openen; de daaropvolgende
geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Stop; de derde het
Sluiten; de vierde geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie
Stop en zo voort...
2 = Stap-Open: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit -
Open ... De eerste instructie activeert het Openen; daaropvolgende geeft,
terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Stop; de derde het Sluiten;
de vierde geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Open en zo
voort...
3 = Gedeeltelijke opening: komt overeen met de gedeeltelijke Ope-
ning van de vleugel. Deze instructie werkt alleen indien de vleugel zich in
een lage positie bevindt (1 m) ten opzichte van de gedeeltelijke Openings-
positie, anders gelieve een Passo – Passo - instructie uit te voeren.
4 = Opening woonblok: deze instructie is uitgedacht voor gebruik in
woonblokken; hiervoor wordt op alle zenders van de bewoners alleen de
toets “opening woonblok” geprogrammeerd. Deze instructie werkt als volgt:
• als de instructie wordt verzonden, terwijl de poort stil staat en helemaal
gesloten is, gaat er een openingsmanoeuvre van start.
• als de instructie wordt verzonden terwijl er een openingsmanoeuvre
wordt uitgevoerd, gaat de manoeuvre door;
• als de instructie wordt verzonden terwijl er een sluitmanoeuvre wordt uit-
gevoerd, wordt de manouvre onderbroken en gaat er een openingsma-
noeuvre van start;
• als de instructie wordt verzonden, terwijl de poort helemaal open is,
gaat er een sluitmanoeuvre van start. N.B. – Het is ook mogelijk de poort
automatisch te laten sluiten; dit doet u door de gewenste pauzetijd te
programmeren (zie hoofdstuk 10).
Een enkele uitvoering van de procedure slaat een enkele toets van de
zender in het geheugen op. Het geheugen van de besturingseenheid kan
tot 150 toetsen bevatten.
Voor elke toets die u in het geheugen wilt opslaan, dient u onderstaande
procedure opnieuw uit te voeren.
01. Beslis welke toets op de zender u in het geheugen wilt opslaan (voor-
beeld: toets T3).
02. Beslis welke instructie u uit de eerder opgesomde instructies aan de
uitgekozen toets wilt koppelen (voorbeeld: instructie “
2).
03. Druk op toets “P1” (op de besturingseenheid) zoveel maal als overeen
-
komt met het nummer van de gewenste instructie (in ons voorbeeld,
2” maal) en controleer of de groene led hetzelfde aantal kortdurende
knipperingen afgeeft (deze worden in een regelmatig ritme herhaald).
04. (binnen 10 seconden) Houd op de zender de toets die u in het geheu-
gen wilt opslaan (in ons voorbeeld, toets T3) tenminste 5 seconden
lang ingedrukt.
Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal de groene led
3 langdurige knipperingen afgeven (= geheugenopslag ok). N.B. – Voor-
dat er 10 seconden om zijn. is het mogelijk een toets van een NIEUWE
zender met dezelfde instructie in het geheugen op te slaan (dit is handig
wanneer er bijvoorbeeld meerdere zenders op dezelfde besturingseen-
heid in het geheugen moeten worden opgeslagen).
Indien dat niet nodig is, wacht u dat de groene led uitgaat (= procedure
beëindigd) en dat de rode led opnieuw met een regelmatig ritme zal gaan
knipperen.
9.3 PROGRAMMEREN VAN HET TOETSENPANEEL
MOD. MK
Het bedieningspaneel kan voor twee verschillende manieren van werken
worden geprogrammeerd, die alternatief aan elkaar zijn:
- TRADITIONELE werkingsmodus
(zonder een persoonlijk wachtwoord
te gebruiken)
- VEILIGE werkingsmodus
(met het gebruik van een persoonlijk wacht-
woord)
Nadat het toetsenpaneel in het geheugen is opgeslagen (zie paragraaf
9.1), zal het op de “Traditionele werkingsmodus” ingesteld blijken te zijn
(fabrieksinstelling); u kunt het nu in de andere modus instellen, zoals dat
hieronder beschreven is.
Traditionele werkingsmodus
Bij deze modus zijn de toetsen onafhankelijk waarbij elke toets stuurt een
specifieke instructie aanstuurt. De instructies zijn:
toets “A” = instructie Stap-voor-Stap
toets “B” = instructie Gedeeltelijke opening
toets “C” = instructie Open
toets “D” = instructie Sluit
toets “OK” = instructie Stop
“Veilige” werkingsmodus
Bij deze modus werkt het toetsenpaneel wanneer er een door de gebrui-
ker ingevoerd wachtwoord (van 1 tot 10 letters) wordt ingetoetst, gevolgd
door de toets “OK”. Deze toetsencombinatie verzendt alleen de specifie-
ke instructie die de gebruiker bij het programmeren van deze modus heeft
ingesteld
N.B. – Als de instructie Stap-voor-Stap is geprogrammeerd, hebt u na het
versturen van de instructie, 10 seconden de tijd om eventueel nog een
instructie te versturen; hiervoor behoeft u alleen maar op de toets “OK” te
drukken. Op deze manier behoeft u het wachtwoord niet telkens opnieuw
in te toetsen.
PROGRAMMEREN VAN DE “VEILIGE” MODUS”
01. Houd de toetsen “A” en “B” enige seconden lang tegelijk ingedrukt,
tot het toetsenpaneel een reeks geluidssignalen (beep) afgeeft die
signaleren dat de programmering van start is gegaan.
02. Voer met behulp van de toetsen op het toetsenpaneel de “PUK”-code
in (code van 10 letters op een kaart die u bij het toetsenpaneel hebt
gekregen); druk tenslotte op toets “OK”.
03. Voer met behulp van de toetsen op het toetsenpaneel een persoonlijk
wachtwoord in (van 1 tot 10 letters); druk tenslotte op toets “OK”.
Het toetsenpaneel geeft een reeks geluidssignalen af (beep).
04. Kies daarna op onderstaande lijst de instructie die u wilt programme-
ren en druk op het toetsenpaneel op de aan de instructie gekoppel-
de toets en daarna op de toets “OK”:
Instructie Stap-voor-Stap = toets “
A
Instructie Gedeeltelijke opening = toets “B
Instructie Open = toets “C
Instructie Sluit = toets “D
Instructie Stop = toets “OK
Het toetsenpaneel geeft een reeks geluidssignalen af (beep) die deze
programmering afsluiten.
Wijzigen van het persoonlijke wachtwoord
Als u uw wachtwoord wilt veranderen, dient u de gehele procedure “Veili-
ge modus” opnieuw uit te voeren, waarbij u op punt 03 het bestaande
wachtwoord verandert.
PROGRAMMEREN VAN DE “TRADITIONELE” MODUS”
Voor het programmeren van deze werkingsmodus dient u de procedure
“Programmeren van de Veilige modus” uit te voeren, waarbij u alleen de
punten 01 en 02 uitvoert; tenslotte drukt u twee maal op de toets “OK”.
Nederlands – 21
Nederlands
De besturingseenheid heeft enkele optionele functies waarmee het moge-
lijk is andere specifieke taken door de automatisering te laten uitvoeren,
waardoor deze aan uw persoonlijke eisen kan worden aangepast.
10 AFSTELLEN VAN DE WERKING
VAN DE AUTOMATISERING
Om de werking van de automatisering aan de persoonlijke eisen aan te
passen is het mogelijk sommige functies te activeren of te deactiveren en
de waarde daarvan af te stellen. Deze functies zijn:
• AUTOMATISCHE SLUITING VAN DE VLEUGELS. Wanneer deze
functie actief is, zal de besturingseenheid na afloop van een door de
gebruiker aangestuurde openingsmanoeuvre de poort automatisch na
verloop van een bepaalde tijd laten sluiten
• SNELHEID VAN DE MANOEUVRE VAN DE VLEUGELS
. Met deze
functie kunt u de gewenste snelheid instellen waarmee de automatisering
de vleugels van de poort laat bewegen.
• GEVOELIGHEID VAN DE VLEUGELS TEN OPZICHTE VAN OBSTA
-
KELS. Als een onvoorzien obstakel (een krachtige windstoot, een voer-
tuig, een persoon etc.) de vleugels van de poort tijdens een manoeuvre
afremt, constateert deze functie onmiddellijk dat de belasting van de motor
om het obstakel te overwinnen, toeneemt, en geeft instructie tot een com-
plete terugloop. Als de “automatische sluiting van de vleugels” is ingesteld,
probeert de besturingseenheid het een tweede maal en bij de derde
poging onderbreekt zij na een korte terugloop de manoeuvre definitief.
• WIJZE VAN VERTRAGING
. Met deze functie kan het punt worden
gekozen waar de vleugel begint te vertragen tijdens zowel de Sluit- als Ope-
ningsfase.
N.b. – Deze parameter kan van belang zijn voor het matigen van de stoot-
kracht in geval er zich een obstakel voordoet tijdens de eindfase van de
manoeuvre.
De waarden van deze functies kunnen aan uw persoonlijke eisen worden
aangepast, waarvoor u de volgende procedure en een zender met een
toets gebruikt, die in de besturingseenheid al opgeslagen is.
Opmerking – Tijdens de uitvoering va de procedure, geeft het knipper-
licht altijd een kippering waaneer er op een toets gedrukt wordt.
01. Houd de toetsen “T1” en “T2” op de zender tenminste 5 seconden
tegelijk ingedrukt en laat ze daarna los.
Op de besturingseenheid knipperen nu de twee leds (groen en rood)
die aangeven dat u de “programmering van de functies” bent binnen-
gegaan (de leds blijven gedurende de gehele procedure knipperen).
02. Houd op de zender tenminste 1 seconde een reeds in die bestu-
ringseenheid opgeslagen toets ingedrukt (de groene led knippert 1
maal).
03. Kies daarna een van de vier beschikbare functies en houd de toets op
de zender die aan de uitgekozen functie gekoppeld is, tenminste 1
seconde ingedrukt (de groene led knippert 1 maal):
• Automatische sluiting van de vleugels = (druk op toets “T1”)
• Snelheid van de manoeuvre van de vleugels = (druk op toets
T2”)
• Gevoeligheid van de vleugels ten opzichte van obstakels =
(druk op toets “T3”)
• Vertragingspunten van de vleugel = (druk op toets “T4”)
04. Kies tenslotte op basis van tabel 3 de door u gewenste waarde die bij
deze functie staat en houd op de zender tenminste 1 seconde de
toets ingedrukt die aan de gewenste waarde is gekoppeld (de groene
en rode led zullen nu 1 maal ter bevestiging kort knipperen ).
N.b. bij Tabel 3:
– Deze tabel geeft de waarden weer die voor elk van de 4 speciale func-
ties beschikbaar zijn alsook de daarmee overeenkomende toets waarop u
op de zender moet drukken om die bepaalde waarde te selecteren.
– De kleur grijs markeert de in de fabriek vastgestelde waarden.
(*) – De parameter “Hoog” betekent dat de poortvleugel in staat is obsta-
kels te constateren die weinig kracht
uitoefenen, als bijvoorbeeld een
krachtige windstoot
De parameter “Laag” betekent dat de poortvleugel in staat is obsta-
kels te constateren die veel kracht uitoefenen, als bijvoorbeeld een auto
die staat.
– In geval van stroomuitval zal bij terugkeer daarvan de eerstvolgende
door de automatisering aangestuurde manoeuvre op gereduceerde snel-
heid worden uitgevoerd, onafhankelijk van de ingestelde snelheid.
11 GEHEUGENOPSLAG VAN EEN NIEUWE ZENDER MET
BEHULP VAN DE PROCEDURE ‘IN DE NABIJHEID VAN
DE BESTURINGSEENHEID
[met een reeds in het geheugen opgeslagen zender]
Het is mogelijk een NIEUWE zender in het geheugen van de besturings-
eenheid op te slaan zonder rechtstreeks de toets “P1” op die besturings-
eenheid te gebruiken, maar door binnen de ontvangstraal van de zender
te werken. Hiervoor hebt u een OUDE zender nodig, die reeds in het
geheugen is opgeslagen en die werkt. Hiermee hebt u de mogelijkheid
dezelfde functies van een toets van de OUDE zender op een willekeurige
toets van de NIEUW zender in het geheugen op te slaan.
Aanbevelingen:
– De procedure moet worden uitgevoerd binnen het ontvangbereik
van de ontvanger (ten hoogste 10-20 m van de ontvanger).
– Met deze procedure wordt een enkele toets van de nieuwe zender
in het geheugen op te slaan. Om nog meer toetsen op te slaan dient
u deze procedure opnieuw uit te voeren.
AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES
TABEL 3
AUTOMATISCH SLUITEN van de vleugel
Geen enkele sluiting —> (druk op toets “T1”)
Sluiting na 15 seconden —> (druk op toets “T2”)
Sluiting na 30 seconden —> (druk op toets “T3”)
Sluiting na 60 seconden —> (druk op toets “T4”)
SNELHEID VAN DE door de vleugel uitgevoerde BEWEGING
Laag —> (druk op toets “T1”)
Middelaag —> (druk op toets “T2”)
Middelhoog —> (druk op toets “T3”)
Hoog —> (druk op toets “T4”)
GEVOELIGHEID VAN DE AUTOMATISERING TEN
OPZICHTE VAN OBSTAKELS
Hoog (*) —> (druk op toets “T1”)
Middelhoog —> (druk op toets “T2”)
Middelaag —> (druk op toets “T3”)
Laag (*) —> (druk op toets “T4”)
WIJZE VAN VERTRAGING
20 cm bij Opening / 20 cm bij Sluiting
botssnelheid: langzaam —> (druk op toets “T1”)
20 cm bij Opening / 70 cm bij Sluiting
botssnelheid: langzaam —> (druk op toets “T2”)
70 cm bij Opening / 70 cm bij Sluiting
botssnelheid: langzaam —> (druk op toets “T3”)
70 cm bij Opening / 70 cm bij Sluiting
botssnelheid: zeer langzaam —> (druk op toets “T4”)
22 – Nederlands
Nederlands
01. Op de NIEUWE zender: houd tenminste 5 seconden de toets inge-
drukt die u in het geheugen wilt opslaan en laat hem daarna los.
02. Op de OUDE zender: druk langzaam 3 maal op de toets met de
instructie die u op de andere zender in het geheugen wilt opslaan.
03. Op de NIEUWE zender: druk 1 maal op dezelfde toets als die welke
u op punt 01 hebt ingedrukt.
12 WISSEN VAN GEGEVENS UIT HET
GEHEUGEN VAN DE BESTURINGSEENHEID
Het is mogelijk de gegevens te wissen, die zich in het geheugen van de
besturingseenheid bevinden, waarbij u enkele gegevens of alle gegevens
wist. Hiervoor kunt u de volgende procedures gebruiken:
Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen
zender
Wissen van andere gegevens die in het geheugen van de bestu-
ringseenheid zijn opgeslagen
Wissen van een instructie
in een reeds in het geheugen opgeslagen zender
Met onderstaande procedure is het mogelijk een afzonderlijke aan een
toets op de zender gekoppelde instructie uit het geheugen van de bestu-
ringseenheid te wissen.
N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononder-
broken branden.
01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 secon-
den ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden
gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturings-
eenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan (LET
OP! – laat toets “P1” niet los!).
02. Zonder toets “
P1” los te laten, drukt u op de toets van de zender die
u wilt wissen: als de besturingseenheid deze handeling herkent, knip-
pert de groene led één maal kort en, pas nu, kan de toets “P1” en de
toets op de zender worden losgelaten.
Wissen van andere gegevens die in het
geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen
Met onderstaande procedure is het mogelijk verschillende soorten opge-
slagen gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen,
zoals die in tabel 4 zijn weergegeven.
N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononder-
broken branden.
01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 secon-
den ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden
gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturings-
eenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan. Laat
daarna de toets los.
02. Kies met behulp van tabel 4 het type gegevens dat u wilt wissen en
druk net zo veel maal op toets “P1” als het aantal tussen haakjes
aangeeft (telkens als er op de toets “P1” wordt gedrukt, knippert de
groene led één maal).
03. Vijf seconden nadat er voor de laatste maal op toets “P1” is gedrukt
gaan beide leds (rood en groen) snel knipperen, als het wissen tot
een goed einde is gekomen, (= geheugen gewist!).
N.B. – Voordat wissing daadwerkelijk plaatsvindt, is er een marge van
5 seconden,waar u de genomen beslissing nog kunt terugdraaien; in
die tijd kunt u de procedure verlaten zonder enig gegeven te wissen
door 5 maal op de toets “P1” te drukken.
BELANGRIJK! – Na het uitwissen van het “Geheugen van de
Openings-
en Sluitposities” en van het “TOTALE Geheugen”, dient u opnieuw de
procedure 9.1 uit te voeren – “Opslag in het geheugen van de inrich-
tingen die met een Bus-kabel zijn aangesloten en van de Sluit- en
Openingseindpunten van de vleugel”.
13 EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
VAN DE AUTOMATISERING
Na uitvoering van alle programmeerfasen, met inbegrip van de afstellin-
gen, is het noodzakelijk de in het kader “Werkzaamheden die aan een
bevoegde technicus zijn voorbehouden” aangegevene werkzaamhe-
den van eindtest en inbedrijfstelling te verrichten om de automatisering in
bedrijf te stellen.
14 INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN EEN
BUFFERBATTERIJ
Na uitvoering van de eindtest en de inbedrijfstelling, is het mogelijk een
bufferbatterij mod. MB te installeren en aan te sluiten, indien de installatie
hiervan voorzien is. Dient u STAP 6.5 te raadplegen.
TABEL 4
• Geheugen van de waarden van de optionele functies (= 1 maal
drukken)
• Opslag in het geheugen van de posities Sluiten en Openen
(= 2 maal drukken)
• Geheugen van de zenders (= 3 maal drukken)
• GEHELE geheugen (= 4 maal drukken) NB. – wist in één maal de
drie eerste geheugens
Nederlands – 23
Nederlands
WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen)
Bij normale werking houdt de besturingseenheid de processen van de automatisering constant onder controle en kan zij eventuele storingen signaleren
door het knipperlicht en de rode Led “L1”, die van de besturingseenheid deel uitmaakt, een bepaald aantal maal te laten knipperen (deze diagnosti-
sche knipperingen hebben altijd betrekking op de laatste manoeuvre van de automatisering). Om het verband te begrijpen tussen het aantal knipperin-
gen en de oorzaak daarachter, gelieve u onderstaande tabel 5 te raadplegen:
TABEL 5
Knipperingen
2 maal knipperen - pauze -
2 maal knipperen
3 maal knipperen - pauze -
3 maal knipperen
4 maal knipperen - pauze -
4 maal knipperen
5 maal knipperen - pauze -
5 maal knipperen
6 maal knipperen - pauze -
6 maal knipperen
7 maal knipperen - pauze -
7 maal knipperen
8 maal knipperen - pauze -
8 maal knipperen
Probleem
Tijdens de Openings- of Sluitmanoeuvre blokkeert de
vleugel zich of keert ze de in gang zijnde manoeuvre
om.
• Tijdens de Openings- of Sluitmanoeuvre blokkeert
de vleugel zich plotseling en de Besturingseenheid
keert de in gang zijnde manoeuvre totaal
om, waar-
bij hij het eindpunt bereikt.
Nota – Tjidens deze terugloop, keert de vleugel de
manoeuvre opnieuw om, indien ze een tweede
obstakel vindt, en indien se bij het uitvoering van de
laatste noch een deerde obstakel vindt, blokkert zich
de vleugel en bereikt niet het eindpunt.
(De automatisering is in de fabriek ingesteld om niet
meer dan drie pogingen te doen).
Bij de Openings- of Sluitmanoeuvre blokkeert de
vleugel zich plotseling en de besturingseenheid voert
een “Stop” uit, gevolgd door een korte terugloop.
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies.
Na een aantal opeenvolgende verzonden manoeu-
vres komt de automatisering tot stilstand.
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies.
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies.
Oplossing
Dit is het gevolg van het feit dat een bepaald stel
fotocellen, dat deel uitmaakt van de installatie, in
werking is getreden omdat het een obstakel heeft
geconstateerd. Verwijder dus het obstakel dat
zich op de baan tussen deze fotocellen bevindt.
De vleugel ondervindt grotere wrijving als gevolg
van een onverwacht obstakel (een krachtige
windstoot, een voertuig, een persoon, etc.).
Mocht het eventueel nodig zijn de gevoeligheid
daarvan ten opzichte van obstakels bij te stellen,
gelieve u hoofdstuk Afstellingen en andere
optionele functieste raadplegen.
Eventueel geïnstalleerde veiligheidsinrichtingen
(anders dan fotocellen, zoals bijvoorbeeld con-
tactlijsten), hebben een onverwacht obstakel
gesignaleerd. Verwijder dus het obstakel.
Er is sprake van een fout in de configuratie van het
systeem. Controleer of het bruggetje “Sel”, dat
zich op de Besturingseenheid bevindt, goed is
ingevoerd. Voer hierna opnieuw de installering uit.
De hoogst toegestane grens van opeenvolgende
manoeuvres is overschreden waardoor overver-
hitting is ontstaan. Wacht daarom enkele minu-
ten om de temperatuur onder de ingestelde
bovengrens te laten zakken.
Er is een defect in de interne elektrische circuits.
Ontkoppel daarom alle voedingscircuits; wacht
een paar seconden en zet ze opnieuw onder
spanning. Geef opnieuw een instructie en, als de
automatisering niet reageert, betekent dit dat er
een ernstig defect is op de elektrische kaart van
de besturingseenheid of in de bekabeling van de
motor. Controleer dus en vervang zo nodig.
Er is een defect in de elektrische circuits van de
“Bus”. Controleer een voor een of de aangeslo-
ten inrichtingen goed werken. Er zou korstluiting
daarin zijn kunnen opgetreden of ze zouden niet
goed kunnen werken.
24 – Nederlands
Nederlands
Werkzaamheden die aan een bevoegde
technicus zijn voorbehouden
LET OP! – Alle in dit kader vervatte handelingen mogen uitsluitend door bevoegd en ervaren
personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de handleiding, de wetten en de
regelgeving inzake veiligheid, zoals die in het gebied van kracht zijn, worden nageleefd.
Voor het aansluiten van een nieuwe kabel op het elektriciteitsnet:
Let op! – Bij het aansluiten hiervan dient er op de voedingslijn (tussen de automatisering en het elektriciteitsnet) ook een beveiliging tegen kortsluiting
te worden geïnstalleerd.
Op deze lijn dient er bovendien een inrichting te worden geïnstalleerd die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z.
met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3 mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stek-
ker. Deze inrichting zorgt er, indien dat nodig is, dat de stroom toevoer snel en veilig wordt onderbroken. Als die onderbrekingsinrichting van de stroom-
toevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt en niet zichtbaar is, dient er een blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk of
onbevoegd inschakelen, teneinde elk eventueel gevaar uit te schakelen.
N.B. – De onderbrekingsinrichting wordt niet met het product meegeleverd.
AANSLUITING VAN DE AUTOMATISERING OP HET ELEKTRICITEITSNET MET
EEN ANDERE KABEL DAN DIE WELKE IS MEEGELEVERD
LET OP! – Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan ernstige scha-
de of een gevaarlijke situatie veroorzaken, neem daarom de in deze
paragraaf aangegeven aansluitingen nauwgezet in acht.
Het kan nodig zijn de bij dit produkt meegeleverde kabel te vervangen met
een elektriciteitsleiding die beschermd en afgestemd is op de omstandig-
heden.
Gebruik hiervoor een voedingskabel van 3 x 1,5 mm
2
met een lengte van
minder dan 30 m. Gebruik voor grotere lengtes een kabel met een grote-
re doorsnede: bijvoorbeeld, 3 x 2,5 mm
2
en aard hem in de buurt van de
automatisering. Ga vervolgens als volgt te werk.
Voor het aansluiten van een nieuwe kabel op de besturings-
eenheid:
01. Afb. A Verwijder de deksel van de reductiemotor, waarvoor u met
een schroevendraaier de 4 op de zijkanten geplaatste schroeven los-
draait.
02. Afb. B - Maak de kabeldoorgang van de voedingskabel los, draai
met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroef van
de dekplaat van de klemmenstrip los en haal de bestaande kabel
weg. Bevestig daarna de nieuwe kabel op de klemmenstrip en neem
daarbij de aanwijzingen van de symbolen in acht. N.B.– haal de
klemmenstrip van zijn plaats, zodat u de elektriciteitsdraden gemak-
kelijk kunt aansluiten.
Bruine elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Fase”;
Blauwe elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Nulleider”;
Geel-groene elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Aarde”.
03. Zet vervolgens de dekplaat op de klemmenstrip terug en sluit de
reductiemotor met de dekplaat daarvan.
A
B
Nederlands – 25
EINDTEST VAN DE AUTOMATISERING
1 Controleer of de voorschriften van STAP 1 op het gebied van de veilig-
heid zijn nageleefd.
2 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort
uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt
uitgevoerd.
Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de
deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn,
of punten met een bijzondere wrijving.
3 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen, con-
tactlijsten, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen
: laat de
enkele stel fotocellen tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in wer-
king treden (zie tabel 2 om te bepalen de manoeuvre die uit te voeren is)
en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt
en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal 2 knip-
peringen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een ope-
nings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de bestu-
ringseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terugloop uit-
voert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven).
4 Om te controleren of er geen interferenties tussen de fotocellen met
andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een 30 cm lange cilinder
met een diameter van 5 cm de optische as die het stel fotocellen met
elkaar verbindt: eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dichtbij de RX
en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen (Afb. 45). Ga dan
na of de inrichting in alle gevallen
in werking treedt en van de actie-
ve status op de alarmstatus over-
gaat, en omgekeerd. Tenslotte
controleert u of de inrichting altijd
in werking treedt, waarbij ze van
de actieve staat in de alarmstaat
komt en omgekeerd; vergewis u
er daarna van dat ze de voorziene
reactie in de besturingseenheid
oproept (bijvoorbeeld dat de
poort terugloopt bij de sluitma-
noeuvre)
5 Meet de stootkracht volgens de voorschriften van de norm EN 12445.
Indien de controle van het “motorvermogen” gebruikt wordt door de
Besturingseenheid als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht
terug te brengen, probeer dan om de functies “Bewegingssnelheid van
de vleugel” en “Vertragingspunten van de vleugel” (hoofdstuk 10) af te
stellen, waarbij u de beste parameters probeert te vinden. Let op! – In
geval de poort meer dan 200kg weegt, dient u, om aan de in de norm
EN 12543 vastgestelde parameters te voldoen, aan het uiteinde van de
vleugel een rubber rand aan te brengen..
6 Om de juiste werking van de bufferbatterij te controleren, kunt u de vol-
gende test uitvoeren nadat de batterij helemaal is opgeladen: sluit de
stroomvoorziening af en controleer na enkele seconden of de Leds en
het knipperlicht een reeks van 5 knipperingen laten zien. Indien dit niet
het geval is, controleer dan of de connector van de batterij juist
geplaatst is of probeer hem eventueel om te keren.
INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de
eindtest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of
in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan.
1 Maak een technisch dossier van de automatisering dat de volgende
documenten moet omvatten: een overzichtstekening (zie het voorbeeld
op afb. 5), een schema van de verrichte elektrische aansluitingen (zie
het voorbeeld op afb. 17), een analyse van de vorkomende risico’s en
van de toegepaste oplossingen (zie op de site www.moovo.com de
gids met de risicoanalyse van de verschillende typen poorten), de con-
formiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor de gebruikte inrichtingen
en de conformiteitsverklaring die door de installateur is ingevuld (zie de
sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE).
2 Breng op de poort een plaatje aan met daarop tenminste de volgende
gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (ver-
antwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en
“CE”-keurmerk.
3 Vul de conformiteitsverklaring in en geef ze aan de eigenaar van de
automatisering; Hiervoor is de EG-conformiteitsverklaring in de
sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIEin te vullen.
4 Vul de “Gebruikershandleiding” in de sectie TECHNISCHE DOCU-
MENTATIEin en geef ze aan de eigenaar van de automatisering.
5 Vul het formulier “Onderhoudsplan” in dat u in de sectie “TECHNI-
SCHE DOCUMENTATIEvindt en dat de onderhoudsvoorschriften voor
alle inrichtingen van de automatisering omvat en geef dit aan de eigen-
aar van de automatisering.
6 Alvorens de automatisering in bedrijf te stellen dient u de eigenaar uit-
voerig over de nog aanwezige gevaren en risico’s te informeren.
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING
Dit zijn bij de aanleg van de automatisering de belangrijkste fasen om een zo groot mogelijke veiligheid van de installatie te garanderen.
De hier beschreven procedure van de eindtest kan ook worden gebruikt om op geregelde tijden de inrichtingen waaruit de automatisering is samenge-
steld, te controleren.
De eindtest en de inbedrijfstelling van de automatisering moeten door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. Dat moet ook bepa-
len welke tests noodzakelijk zijn om de getroffen oplossingen voor de bestaande risico’s te controleren en na te gaan of de wettelijke voorschriften,
regelgeving en regels en in het bijzonder alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor poorten
bepaalt, in acht zijn genomen.
AFVALVERWERKING VAN HET PRODUCT
45
WERKZAAMHEDEN IN VERBAND MET
PERIODIEK ONDERHOUD
Over het algemeen heeft dit product geen bijzonder onderhoud nodig;
toch zorgt regelmatige controle ervoor de installatie efficiënt te houden en
een regelmatige werking van de geïnstalleerde veiligheidssystemen te
waarborgen.
Raadpleeg daarom voor een correct onderhoud het hoofdstuk Onder-
houdsplanin de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” aan het einde
van deze handleiding.
Dit product is een integrerend deel van de automatisering en dient
dus daarom samen daarmee verwerkt te worden.
Wanneer de levensduur van dit product ten einde is, dienen de ontmante-
lingswerkzaamheden, zoals dit ook bij de installatiewerkzaamheden het
geval is, door bevoegd personeel uitgevoerd te worden.
Dit product bestaat uit verschillende soorten materialen, waarvan sommi-
ge gerecycleerd kunnen worden. Win inlichtingen over de methoden van
hergebruik of afvalverwerking zoals die in de in uw gebied van kracht zijn-
de voorschriften is voorzien
Let op! – Sommige delen van het product kunnen vervuilende of gevaar-
lijke stoffen bevatten; als die in het milieu terecht zouden komen, zouden
ze schadelijke gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid kun-
nen hebben
Zoals u kunt zien aan het symbool hiernaast is het
verboden dit product met het gewone huisvuil weg
te gooien Scheid uw afval voor verwerking op een
manier zoals die in de plaatselijke regelgeving is
voorzien, of lever het product bij uw leverancier in
wanneer u een nieuw gelijksoortig product koopt.
Let op! – de plaatselijke regelgeving kan in geval van illegale dumping van
dit product in zware straffen voorzien.
Nederlands
26 – Nederlands
Nederlands
TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE VERSCHILLENDE COMPONENTEN VAN HET PRODUCT
AANBEVELINGEN
Het product LN4... is een product van Nice S.p.a. (TV) I. Moovo is een handelsmerk van Nice S.p.a
Alle hier opgevoerde technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C).
Nice S.p.a. behoudt zich het recht voor op elk door haar gewenst moment wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming
echter gehandhaafd blijven.
REDUCTIEMOTOR LN432e
BESCHRIJVING GEGEVENS
Stroomvoorziening
230 Vac - 50/60 Hz
Maximum opgenomen vermogen 250 W
Maximumkoppel 8,2 Nm
Nominaalkoppel 3,8 Nm
Langzaam snel
Snelheid zonder belasting 40 Rpm 70 Rpm
Nominale snelheid 35 Rpm 62 Rpm
Cycli / h per koppel
10
Nominaal (20°C)
Cycli / h per nominaalkoppel
6
(50° C)
Maximumfrequentie van continue
5
functioneringscycli
Functioneringstemperatur - 20 / + 50° C
Afmetingen (mm) 288 x 264 h x 174
Gewicht 6 kg
Maximumlengte van de vleugel 5 m
Beschermingsgraad IP 44
Geschatte duurzaamheid (
*
) van 80.000 tot 150.000 cycli manoeuvres
(
*
) Opmerking – De geschatte duurzaamheid van het product gaat van
80.000 tot 150.000 cycli manoeuvres. Om de waarschijnlijke duurzaam-
heid van uw installatie dient u als volgt te werk te gaan:
a) – Schat de gebruiksomstandigheden en de krachten die deel uitma-
ken van uw installatie, als bijvoorbeeld...
• gewicht en lengte van de vleugel;
• perfekte balans van de vleugel;
• onderhoudstand van de vleugel;
• type vleugel: blind of met vele openingen;
• aanwezigheid van harde wind;
• gebruiksfrequentie van de automatisering.
b) – Uit deze gegenvens verkrijg een percentuele waarde, die in het alge-
meen de maximale en de minimale mate van slijtage van de installatie
bepaalt.
c) – Stel in de aan de zijde staande grafiek de geschatte percentuele
waarde (onder punt “b”) vast en anhand daarvan leid het aantal cycli
maneouvres af.
100 %
75 %
50 %
25 %
0 %
80.000
90.000
100.000
110.000
120.000
130.000
140.000
150.000
KNIPPERLICHT MF
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie Knipperlicht voor automatismen op poorten en deuren
Toegepaste technologie Lichtsignalering met een lamp die door de besturingseenheden Moovo met “Bus”-systeem voor
automatisering worden aangestuurd
Lamp 12V 21W BA15-fitting (type)
Stroomvoorziening De inrichting moet worden aangesloten op het klemmetje “Bus” van de besturingseenheden Moovo voor
automatiseringen
Omgevingstemperatuur
-20 ÷ 50°C
voor werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Montage Verticaal op een vlak; of horizontaal aan de wand
Beschermingsklasse IP 44
Afmetingen 135 x 120h x 110 mm
Gewicht 340 g
Nederlands – 27
Nederlands
ZENDER MT4
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie Radiozenders voor het aansturen van automatiseringen op poorten en deuren
Toegepaste technologie Gecodeerde radiomodulatie AM OOK
Frequentie 433.92 MHz (± 100 kHz)
Codering Rollingcode met 64-bits code (18 x 10
18
combinaties)
Toetsen
4, elke toets kan worden gebruikt voor verschillende instructies van dezelfde
besturingseenheid of van verschillende besturingseenheden
Uitgestraald vermogen 1 dBm e.r.p.
Stroomvoorziening 3V +20% -40% met 1 lithiumbatterij type CR2032
Levensduur van de batterijen
3 jaar, geschat op een basis van 10 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C
(bij lage temperaturen neemt de werking van de batterijen af)
Omgevingstemperatuur
-20°C ÷ 50°C
bij werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Beschermingsklasse IP 40 (gebruik in huis of beschermde ruimten)
Afmetingen 40 x 70h x 8 mm
Gewicht 25 g
Bereik geschat op 200 m buitenshuis; 35 m binnenshuis (
*
)
(
*
) Alle afstandsbedieningen kunnen storingen ondervinden die er de prestaties van kunnen wijzigen. Wanneer deze storingen zich voordoen, kan Nice geen enkele garan-
tie bieden omtrent het werkelijke bereik van haar apparatuur.daadwerkelijke bereik van zijn inrichtingen.
TOETSENPANEEL MK
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie Toetsenpaneel met 5 toetsen met de mogelijkheid de automatisering aan te sturen met en zonder invoer
van de combinatie
Toegepaste technologie Mogelijkheid tot invoer van een activeringscode van ten hoogste 10 cijfers (meer dan 1 miljoen
combinaties mogelijk)
Stroomvoorziening / Uitgang
De inrichting moet op de “Bus”-netten van Moovo worden aangesloten, waarvan de elektrische stroom
wordt opgenomen en waarlangs de uitgaande signalen worden verzonden
Opgenomen vermogen 120mW bij werking; 45mW in stand by
Omgevingstemperatuur
-20 ÷ 50°C
bij werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Montage Vertikaal aan de wand
Beschermingsklasse IP 44
Afmetingen 50 x 85h x 35 mm
Gewicht 80 g
FOTOCELLEN MP
BESCHRIJVING GEGEVENS
Typologie
Obstakeldetector voor automatismen op poorten en deuren (type D volgens de norm EN 12453)
bestaande uit een zender “TX” en ontvanger “RX”
Toegepaste technologie Optisch, via rechtstreekse interpolatie TX-RX met gemoduleerde infraroodstraal
Detectievermogen
Matte voorwerpen op de optische as tussen TX-RX met een afmeting van meer dan 50 mm en
een snelheid van minder dan 1,6 m/s
Zendhoek TX 20° circa
Ontvanghoek RX 20° circa
Nuttig bereik
Tot 7 m voor maximale asafwijking TX-RX ±4° (de inrichting kan een obstakel ook signaleren wanneer de
weersomstandigheden bijzonder slecht zijn)
Stroomvoorziening / Uitgang
De inrichting moet op de “Bus”-netten van Moovo worden aangesloten, waarvan de elektrische stroom
wordt opgenomen en waarlangs de uitgaande signalen worden verzonden
Opgenomen vermogen 450mW bij werking; 40mW in stand by
Maximumlengte kabels Tot 20 m (neem de aanbevelingen voor de minimumdoorsnede en het soort kabels in acht)
Adresseringsmogelijkheden
Tot 6 detectors met beveiligingsfunctie en tot 4 met aansturingsfunctie voor de openingsmanoeuvre.
Het automatische synchronisme voorkomt interferentie tussen de verschillende inrichtingen.
Omgevingstemperatuur
-20 ÷ 50°C
bij werking
Gebruik in zure, zoute of
Nee
potentieel explosieve omgeving
Montage Verticaal op een vlak; of horizontaal aan de wand
Beschermingsklasse IP 44
Afmetingen 50 x 85h x 35 mm
Gewicht (stel) 140 g
II – Nederlands
Nederlands
GEBRUIKERSHANDLEIDING
(Uit te reiken aan de eindgebruiker van de automatisering)
Het is ten strengste verboden delen van de automatisering aan
te raken terwijl de poort in beweging is!
• Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat gebruiken, is het
raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico’s ont-
staan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van deze
handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de
installateur u overhandigd heeft.
• Bewaar deze handleiding voor eventuele toekomstige twijfels en geef
haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering.
• Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies
opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het een
gevaarlijke machine wordt: laat de automatisering niet werken als er zich
mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden.
Kinderen
: deze automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad
van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de
manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt.
Bovendien garandeert ze altijd een voorspelbare en veilige active-
ring. Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de
buurt van de installatie te spelen en de zenders buiten hun bereik te
houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking
komt (een zender is geen speelgoed)!
• Controleer de automatisering dikwijls op eventuele tekenen van slijtage,
schade of gebrek aan balans. Stop onmiddellijk het gebruik ervan als er
onderhoudswerkzaamheden nodig zijn.
• Controleer geregeld of de fotocellen correct werken en laat tenminste
elk half jaar de voorziene onderhoudscontroles verrichten.
• De fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vormen slechts een
hulpinrichting voor de veiligheid. Zij zijn vervaardigd op basis van de
meest betrouwbare technologie, maar kunnen onder extreme omstandig-
heden storingen vertonen of zelfs defect raken. Let op! – In bepaalde
gevallen zou een defect niet onmiddellijk zichtbaar kunnen zijn.
Het is ten strengste verboden zich in de doorgang te bevinden
terwijl de poort of de deur in beweging is!
Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze
dat zou moeten doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te
onderbreken. Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp van uw
vertrouwensinstallateur in. Intussen kan de installatie werken met hand-
matige bediening voor opening en sluiting, nadat u de reductiemotoren
op de hieronder beschreven manier ontgrendeld hebt.
• Na een stroomuitval voert de automatisering de eerste gestuurde
manoeuvre op een lagere snelheid uit en dat afgezien van de ingestellde
snelheid.
• Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, mag u geen wijzigingen
aanbrengen aan de installatie en de programmeer- en afstelparameters
van uw automatiseringsinstallatie: degene die de automatisering heeft
geïnstalleerd,is aansprakelijk.
• De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de eventue-
le reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie
die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie
te worden bewaard.
Als de automatisering niet meer gebruikt kan worden, dient u zich ervan
te vergewissen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel wordt
uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voor-
schriften wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden.
AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET GEBRUIK
Met de zender MT4
De toetsen op de zender geven de volgende instructies:
INSTRUCTIE (
*
)
Toets T1
Toets T2
Toets T3
Toets T4
(
*
) Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft
geprogrammeerd.
Met het toetsenpaneel MK
De toetsen op het toetsenpaneel geven de volgende instructies:
INSTRUCTIE (
*
)
Toets A
Toets B
Toets C
Toets D
Toets OK
(
*
) Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft
geprogrammeerd.
Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn
Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn en er een instructie
wordt verzonden maar de manoeuvre niet van start gaat en het knipper-
licht een aantal maal knippert: het aantal malen dat het knipperlicht knip-
pert, is afhankelijk van de storing, kijk op tabel 5 om de aard van het pro-
bleem te ontdekken.
Belangrijk – Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn, dient
de automatisering zo spoedig mogelijk te worden gerepareerd.
VOOR HET BEDIENEN VAN DE POORT
Uw automatiseringsinstallatie heeft periodiek onderhoud nodig om haar
zo lang mogelijk en geheel veilig te laten werken. Alle controle-, onder-
houds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalifi-
ceerd personeel worden uitgevoerd.
Stel met uw installateur een onderhoudsplan met periodieke frequentie
op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek
om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een
meer of minder intensief gebruik.
De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan en moet uit-
voeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijde-
ren van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen
belemmeren.
• Gebruik voor het schoonmaken van de buitenzijde van de inrichtingen
een enigszins vochtige (geen natte) doek. Belangrijk – Gebruik geen
stoffen die alcohol, benzeen, oplosmiddelen of andere brandbare stoffen
bevatten. Het gebruik van dergelijke stoffen zou de inrichtingen kunnen
beschadigen en brand of elektrische schokken veroorzaken.
• Voordat u met het schoonmaken gaat beginnen, dient u, om te voorko-
men dat iemand de poort per ongeluk in beweging kan brengen het auto-
matisme te ontgrendelen, zoals dat in deze handleiding is beschreven.
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN DIE DE GEBRUIKER MAG UITVOEREN
Nederlands – III
Nederlands
De reductiemotor heeft een mechanisch systeem waarmee het mogelijk
is de poort handmatig te openen en te sluiten.
Deze handmatige handelingen moeten worden uitgevoerd in geval van
stroomuitval of storingen in de werking van het automatisme. In dit laatste
geval kan het nuttig zijn het ontgrendelingsmechanisme te gebruiken om
te controleren of het defect misschien met het mechanisme zelf van doen
heeft (het zou bijvoorbeeld niet goed aangedraaid kunnen zijn).
N.B. – Bij stroomuitval kunt u om de poort te verplaatsen ook gebruikma-
ken van de bufferbatterij (mod. MB), indien deze in de installatie is aange-
bracht.
Voor het handmatig ontgrendelen van de reductiemotor gebruikt u als
volgt de met de reductiemotor meegeleverde ontgrendelingssleutel:
01. Steek de sleutel in de speciale ontgrendelingspin.
02. Draai de sleutel 100° linksom.
03. Nu zult u de poortvleugel handmatig in de gewenste stand kunnen
zetten.
04. Om de automatisering weer terug te stellen dient u de daarvoorbe-
doelde sleutel op de ontgrendelpin rechtsom te draaien en de vleu-
gel met de hand te bewegen totdat u het mechanische geluid hoort
van de vleugel die aan het trekmechanisme wordt gehaakt.
05. Tenslotte haalt u de sleutel uit de ontgrendelingspin en bewaart hem.
HANDMATIG VERGRENDELEN OF ONTGRENDELEN VAN DE REDUCTIEMOTOR
Wanneer de batterij leeg is, neemt het bereik van de zender aanzienlijk af.
Wanneer u op een toets drukt zult u merken dat de lichtsterkte van de led
afneemt (= batterij helemaal leeg).
In deze gevallen dient u om de zender weer normaal te laten functioneren,
de lege batterij met een andere van het zelfde type (CR2032) te vervan-
gen, waarbij u de aangegeven polariteit dient aan te houden.
Voor het vervangen van de batterij gaat u als volgt te werk:
01. Til de rand van de lijst op de achterzijde van de zender op.
02. Terwijl u de lijst omhoog houdt, duwt u met een vinger het dekplaat-
je van de batterij weg, zoals u op de afbeelding hieronder kunt zien.
03. Nu verwijdert u de oude batterij en vervangt die met de nieuwe waar-
bij erop dient te letten ze zo aan te brengen dat de aangegeven pola-
riteit (het + -teken naar beneden) in acht wordt genomen.
04. Zet daarna het dekplaatje van de batterij weer terug, waarbij u de
zender met de toetsen naar boven gericht houdt, waarbij u ervoor
dient te zorgen dat de “lamel” die in de kleur grijs is weergegeven
zich boven de batterij bevindt, zoals op de afbeelding hieronder is
aangegeven.
05. Laat tenslotte de rand van de lijst op de achterzijde van de zender
zakken tot u een lichte klik hoort.
Afvalverwerking van de batterij
Let op! – De lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met
het gewone huisvuil worden weggegooid. Ze dient verwerkt te worden
door ze ‘gescheiden’ in te zamelen, zoals dat voorzien is in de regelge-
ving, die in uw gebied van kracht is.
VERVANGEN VAN DE BATTERIJ VAN DE ZENDER
01
02
04
IV – Nederlands
Nederlands
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
N.B. – Deze Verklaring van Overeenstemming is een verzameling van de inhoud van de afzonderlijke verklaringen van overeenstemming van de
afzonderlijk genoemde producten; de verklaring is bijgewerkt op 21 mei 2007, datum van uitgifte van deze handleiding. De hier voorliggende tekst
is om publicatietechnische redenen aangepast.
Een kopie van de originele verklaring voor ieder product kan opgevraagd worden bij Nice S.p.a. (TV) Italië.
LN432E, MT4, MP, MK, MF en MB zijn producten van NICE S.p.a. (TV) Italië; MOOVO is een handelsmerk dat eigendom is van
Nice S.p.a.
Ondergetekende, Lauro Buoro in zijn hoedanigheid van Gedelegeerd Bestuurder, verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat de
producten:
Naam fabrikant: NICE s.p.a.
Adres: Via Pezza Alta 13, Z.I. Rustignè, 31046 Oderzo (TV) Italië
Type: Elektromechanische reductiemotor “MOOVO” voor schuifpoorten en bijhorende accessoires
Modellen: LN432E, MT4, MP, MK, MF, MB
Het model LN432E in overeenstemming is met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijn:
• 98/37/EG (89/392/EEG gewijzigd); RICHTLIJN 98/37/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 22 juni
1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines. Bijlage II, deel B (EG-verkla-
ring van overeenstemming van de fabrikant).
Zoals voorzien is in de richtlijn 98/37/EG wijzen wij erop dat het verboden is de machine waarin bovengenoemd product wordt
ingebouwd, in gebruik te stellen voordat deze in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn 98/37/EG is verklaard.
Dat de modellen LN432E en MT4 in overeenstemming zijn met de essentiele vereisten onder artikel 3 van onderstaande commu-
nautaire richtlijn, voor het gebruik waarvoor deze producten bestemd zijn.
• 1999/5/EG RICHTLIJN 1999/5/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 9 maart 1999 inzake radio-appa-
ratuur en telecommuncatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van de conformiteit daarvan
Volgens de volgende geharmoniseerde normen
bescherming van de gezondheid: EN 50371:2002;
elektrische veiligheid: EN 60950-1:2001;
elektromagnetische compatibiliteit: EN 301 489-1V1.6.1:2006; EN 301 489-3V1.4.1:2002
radiospectrum: EN 300220-2V2.1.1:2006
Bovendien dat de producten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijnen, zoals die
gewijzigd zijn bij de Richtlijn 93/68/EEG van de raad van 22 Juli 1993:
Dat het model LN432E in overeenstemming is met de 73/23/EEG; RICHTLIJN 73/23/EEG VAN DE RAAD van 19 februari 1973
inzake de harmonisering van de wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot elektrisch materiaal dat binnen bepaalde span-
ningslimieten moet worden gebruikt.
Volgens de volgende geharmoniseerde normen:
EN 60335-1:1994+A11:1995+A1:1996+A13:1998 +A14:1998+A15:2000+A2:2000+A16:2001;
Dat de modellen LN432E, MT4, MP, MK, MF, MB in overeenstemming zijn met de 89/336/EEG; RICHTLIJN 89/336/EEG VAN DE
RAAD van 3 mei 1989, inzake harmonisering van de wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot de elektromagnetische
compatibiliteit
Volgens de volgende geharmoniseerde normen: EN 61000-6-2:2001; EN 61000-6-3:2001+A11:2004
Dat bovendien het model LN432E in overeenstemming is, voor zover van toepassing is, met de volgende normen:
EN 60335-1:2002+A1:2004+A11:2004, EN 60335-2-103:2003, EN 13241-1:2003, EN 12453:2002,
EN 12445:2002, EN 12978:2003
Bovendien dat het model MF in overeenstemming is, voor zover van toepassing is, met de volgende normen::
EN 60598-2-1:1989, EN 60947-5-1:1997+A1:1999+A12:1999+A2:2000
Lauro Buoro
(Gedelegeerd Bestuurder)
Nederlands – V
Nederlands
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Volgens de richtlijn 98/37/CE BIJLAGE II deel A (EG-verklaring van overeenstemming voor machines)
Ondergetekende / firma:
(naam of firmanaam van degene die de door een motor aangedreven poort in bedrijf heeft gesteld)
(adres)
Verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat:
de automatisering: J door motor aangedreven draaipoort
J door motor aangedreven draaideur
J door motor aangedreven schuifpoort
serienummer:
bouwjaar:
plaats van installatie (adres):
aan de essentiële vereisten van de volgende richtlijnen voldoet:
98/37/EG “Machinerichtlijn”
89/336/EEG Richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit
73/23/EEG Richtlijn “laagspanning”
99/5/EG Richtlijn “R&TTE”
en voorzover van toepassing aan de bepalingen van de volgende normen:
EN 13241-1 Deuren en poorten voor industrie, handel en garages. Productnorm.
Producten zonder brand- of rookwerende eigenschappen.
EN 12445 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van
gemotoriseerde deuren - Testmethodes.
EN 12453 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van
gemotoriseerde deuren - Vereisten.
Naam
Firma
Datum
Plaats
VI – Nederlands
Nederlands
ONDERHOUDSPLAN
Let op! – Het onderhoud van de installatie moet door bevoegde
technici worden uitgevoerd, waarbij de veiligheidswetgeving zoals
die van kracht is, volledig in acht dient te worden genomen alsook de
veiligheidsvoorschriften uit STAP 1 - “Algemene aanbevelingen en
voorzorgsmaatregelen in verband met de veiligheid”, die u aan het
begin van deze handleiding vindt.
N.B.– Als er in de installatie nog andere inrichtingen zijn die niet in deze
handleiding zijn genoemd, dient u voor wat het onderhoud daarvan de
voorschriften van de desbetreffende onderhoudsplannen te volgen.
Uitgaande van normaal huiselijk gebruik van de automatisering is het
raadzaam elk half jaar een periodieke controle van de installatie uit te
voeren of, indien de automatisering dikwijls wordt gebruikt en in geval van
een snelle manoeuvre van de vleugel bij het bereiken van een bepaald
aantal manoeuvres.
Voor het berekenen van dit aantal manoeuvres kunt u uitgaan van de
parameter van de geschatte levensduur (zie in “Technische kenmerken
van het product”), waarbij u bij het bereiken van elke 10% van de met
deze parameter vastgestelde manoeuvres een onderhoudsbeurt voor-
ziet; als bijvoorbeeld de totale levensduur 100.000 cycli manoeuvres is,
dient het onderhoud elke 10.000 cycli te worden uitgevoerd.
Op het voor het onderhoud voorziene tijdstip dient u de volgende contro-
le- en vervangingswerkzaamheden uit te voeren:
A. Koppel alle bronnen voor elektrische stroomvoorziening los, met
inbegrip van eventuele bufferbatterijen.
B. Controleer de mate van kwaliteitsverlies van alle materialen waar-
uit de automatisering bestaat; controleer bovendien de mate van slij-
tage van de bewegende delen en kijk tevens naar afslijting of roest-
vorming van de delen van de structuur; vervang die delen welke
onvoldoende garantie bieden.
C. Controleer of het product perfect verankerd is aan het bevesti-
gingsvlak en de bevestigingsmoeren goed aangedraaid zijn.
D. Controleer of het ontgrendelingsmechanisme voor handmatige
manoeuvre goed werkt; de kracht die nodig is om de ontgrendeling
uit te voeren, mag niet minder dan 220 N zijn.
E. Sluit de bronnen van stroomvoorziening weer aan en voer de hier-
onder genoemde controles in deze volgorde uit:
1 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort
uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt
uitgevoerd (N.B.– Wanneer de elektrische stroom weer terugkeert, zal
de eerste manoeuvre door de automatisering op gereduceerde snel-
heid worden uitgevoerd, onafhankelijk van het soort ingestelde snel-
heid). Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen
of de poort soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefec-
ten zijn, of punten met een bijzondere wrijving.
2 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen,
gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen
:
laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking
treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan
brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal
2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een
openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de
besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terug-
loop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven).
3 Controleer of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere
inrichtingen zijn, onderbreekt u met een cilinder (met een diameter van
5 cm en een lengte van 30 cm) de optische as die het stel fotocellen
(afb. 47) met elkaar verbindt: eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens
dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen. .
Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze
van de actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u
er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid
oproept (bijvoorbeeld terugloop bij de sluitmanoeuvre).
4 Nadat u een obstakel op het sluittraject van de poort hebt aangebracht,
geeft u instructie voor een sluitmanoeuvre en controleert u of de auto-
matisering een terugloop uitvoert zodra de poort het obstakel raakt
(veiligheidsmanoeuvre).
Let op! – gebruik als obstakel een stuk hout met een lengte van 50
cm en met een zodanige doorsnede dat hij door de vleugel kan
worden geraakt. Plaats daarna het obstakels zoals dat op afb. 46
is aangegeven.
ONDERHOUDSREGISTER
Belangrijk – Dit onderhoudsregister dient nadat alle delen daarvan zijn
ingevuld, aan de eigenaar van de automatisering te worden overhandigd.
In dit register dienen alle verrichte onderhouds- en reparatiewerkzaamhe-
den alsook wijzigingen te worden genoteerd. Het register moet bij elke
werkzaamheid worden bijgewerkt en zorgvuldig worden bewaard zodat
het voor eventuele inspectie van de bevoegde autoriteiten beschikbaar is.
Dit onderhoudsregister heeft betrekking op onderstaande automatisering:
mod. .............................,
serienummer ................................,
geïnstalleerd op .............................,
bij ............................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
.................................................................................................................
...............
Bijgevoegde documenten maken deel uit van dit onderhoudsregister:
1) - Onderhoudsplan
2) - ............................................................................................
3) - ............................................................................................
4) - ............................................................................................
5) - ............................................................................................
6) - ............................................................................................
Volgens het bijgevoegde document “Onderhoudsplan” dienen de onder-
houdswerkzaamheden met de volgende frequentie te worden uitgevoerd:
elke ............. maanden of elke ............. cycli manoeuvres, al naar
gelang welke gebeurtenis zich eerder voordoet.
46
50 cm
47
Nederlands – VII
Nederlands
Datum
Beschrijving van de uitgevoerde ingreep
(Beschrijving van controles, afstellingen, reparaties, veranderingen etc.)
Handtekening van
de Technicus
Handtekening
van de Eigenaar

Documenttranscriptie

INHOUDSOPGAVE ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) STAP 1 WERKZAAMHEDEN DIE AAN EEN BEVOEGDE TECHNICUS ZIJN VOORBEHOUDEN – Veilig werken 4 – Aanbevelingen voor het installeren 4 KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE 23 – Aansluiting van de automatiseringseenheid op het elektriciteitsnet met een andere kabel dan die welke is meegeleverd 24 – Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering 25 – Afvalverwerking van het product 25 STAP 2 2.1 - Beschrijving van het product en gebruiksdoel 5 2.2 - Componenten voor het aanleggen van een complete installatie 5 STAP 3 Controles voor het installeren 6 3.1 - Controleren van de geschiktheid van de omgeving en de te automatiseren poort 6 3.2 - Controleren van de gebruikslimieten van het product 6 TECHNISCHE GEGEVENS VAN DE VERSCHILLENDE COMPONENTEN VAN HET PRODUCT 26 Bijlagen: “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” I - VII STAP 4 4.1 - Voorbereidende werkzaamheden 7 - 4.1.1 - Karakteristieke referentie-installatie 7 - 4.1.2 - Vaststellen van de positie van de verschillende componenten 7 - 4.1.3 - Vaststellen op welke positie de reductiemotor geïnstalleerd gaat worden 7 - 4.1.4 - Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden 7 - 4.1.5 - Controle van de voor het werk nodige gereedschappen 7 - 4.1.6 - Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden 8 4.2 - Leggen van de elektriciteitskabels 8 INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUITING VAN DE COMPONENTEN STAP 5 – Installeren van de componenten van de automatisering 9 STAP 6 – Installeren en aansluiten van de in de installatie voorziene inrichtingen 11 6.1 - Selecteren van de positie van de reductiemotor ten opzichte van de poort 12 6.2 - Installeren en aansluiten van het knipperlicht mod. MF 12 6.3 - Installeren en aansluiten van de fotocellen mod. MP 14 – Selecteren van de werkingsmodus van het stel fotocellen 15 6.4 - Installeren en aansluiten van het toetsenpaneel mod. MK 16 6.5 - Installeren van de bufferbatterij mod. MB 17 AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING STAP 7 18 EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 18 Nederlands STAP 8 PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING STAP 9 9.1 - Opslaan in het geheugen van de inrichtingen die met een “Bus” -kabel zijn aangesloten en van de “sluit- en openingseindpunt” van de vleugel 19 9.2 - Opslaan in het geheugen van de zender mod. MT4 20 9.3 - Programmeren van het toetsenpaneel mod. MK 20 AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES 10 - Afstelling van de werking van de automatisering 21 11 - Opslaan in het geheugen van een nieuwe zender met de procedure ‘in de nabijheid’ van de besturingseenheid 21 12 - Wissen van gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid 22 13 - Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering 22 14 - Installeren en aansluiting van een bufferbatterij 22 Nederlands – 3 ALGEMENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID STAP 1 VEILIG WERKEN! Let op – voor de veiligheid van de personen is het belangrijk deze instructies op te volgen Let op - Belangrijke aanwijzingen voor de veiligheid. Bewaar deze aanwijzingen. Het ontwerpen, het produceren van de inrichtingen waaruit dit product bestaat, evenals deze handleiding beantwoorden volledig aan de thans geldende regelgeving op het gebied van veiligheid. Desondanks kunnen een foutief uitgevoerde installatie en programmering ernstig letsel toebrengen aan de personen die de werkzaamheden uitvoeren of aan hen die de installatie zullen gebruiken. Daarom is het van belang dat u tijdens de installatie alle aanwijzingen uit deze handleiding opvolgt. Begin niet met de installatie indien u ook maar de minste twijfel heeft. Vraag eventueel uitleg aan de klantenservice van Moovo. Indien u voor het eerst een automatisering voor schuifpoorten gaat uitvoeren, verdient het aanbeveling enige tijd aan het lezen van deze handleiding te besteden. Het is raadzaam dit te doen voordat u met de automatisering begint, dus zonder dat u onder tijdsdruk moet werken. Houd bovendien alle inrichtingen van het product bij de hand, zodat u alle informatie van deze handleiding kunt lezen, uitproberen en verifiëren (met uitzondering van de programmeerfase). Bij het lezen van deze handleiding dient u speciaal te letten op die delen welke gemarkeerd zijn met het symbool : Deze symbolen duiden onderwerpen aan die een mogelijke bron voor gevaar kan zijn en daarom dienen de uit te voeren handelingen uitsluitend door daartoe bevoegde en ervaren technici met inachtneming van deze aanwijzingen en de in dit land bestaande normen en wetten worden uitgevoerd: Nederlands AANBEVELINGEN VOOR HET INSTALLEREN Volgens de meest recente Europese wetgeving dienen bij het aanleggen van een automatische deur of poort de voorschriften zoals die zijn voorzien in de Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) opgevolgd te worden en met name de normen EN 12445; EN 12453; EN 12635 en EN 13241-1, die een verklaring van vermoedelijke conformiteit van de automatisering mogelijk maken. Met het oog hierop moeten de definitieve aansluiting van de automatisering op het elektriciteitsnet, de eindtest van de installatie, de inbedrijfstelling daarvan alsook het periodieke onderhoud door daartoe bevoegd en ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen vervat in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden” in acht dienen te worden genomen. Deze technicus moet bovendien bepalen welke tests in functie van de bestaande risico’s noodzakelijk zijn en moet hij controleren of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels, en met name alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor poorten bepaalt, in acht zijn genomen. Daarentegen kunnen werkzaamheden in verband met de voorbereiding, installatie en programmering ook worden verricht door personeel dat niet speciaal geschoold is, mits alle in deze handleiding vervatte aanwijzingen nauwgezet en in de juiste volgorde in acht worden genomen, en dan met name de aanbevelingen van deze STAP 1. Voordat u met het installeren begint, dient u de volgende analyses en controles te verrichten: – controleer of de afzonderlijke voor de automatisering bestemde inrichtingen voor de aan te leggen installatie geschikt zijn. Controleer hiertoe met de grootst mogelijke aandacht de gegevens in de paragraaf “Technische gegevens”. Begin niet met de installatie als er ook maar een enkele inrichting niet voor het gebruik geschikt is. 4 – Nederlands – ga na of de in de kit aanwezige inrichtingen voldoende zijn om te garanderen dat de installatie veilig is en goed werkt. – maak een analyse van de risico’s waarvan de lijst met essentiële veiligheidseisen zoals die voorzien zijn in Bijlage I van de Machinerichtlijn, deel uitmaakt, en geef de toegepaste oplossingen daarvoor aan. Wij maken u erop attent dat de risicoanalyse één van de documenten is die deel uit maken van het “technisch dossier” van de automatisering. Deze dient door een erkende installateur te worden ingevuld. Met het oog op de gevaarlijke situaties die zich bij het installeren en gebruiken van het product zouden kunnen voordoen, dient de automatisering met inachtneming van onderstaande aanbevelingen te worden geïnstalleerd: – breng op geen enkel onderdeel van de automatisering wijzigingen aan, tenzij die in deze handleiding zijn voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar storingen veroorzaken. De fabrikant wijst elke aansprakelijkheid voor schade tengevolge van willekeurig gewijzigde producten van de hand. – zorg ervoor dat geen enkel deel van de automatisering in water of een andere vloeistof terecht kan komen. Zorg er tijdens de installatie ook voor dat er geen vloeistoffen in de reductiemotoren of andere inrichtingen kunnen komen. – sluit onmiddellijk de elektrische stroom af indien er een vloeistof in delen van de componenten van de automatisering is gekomen, en wend u tot de klantenservice van Moovo. Indien de automatisering onder die omstandigheden toch wordt gebruikt, kan dit een gevaarlijke situatie veroorzaken. – houd de verschillende componenten van de automatisering uit de buurt van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zouden ze schade kunnen oplopen of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. – bij elke handeling waarvoor het nodig is het beschermende omhulsel van een bepaalde component van de automatisering te openen, dient de besturingseenheid van het elektriciteitsnet losgekoppeld te zijn. Indien de ontkoppelingsinrichting niet goed te zien is, dient u een bord aan te brengen met het opschrift: “LET OP ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”. – het product kan niet als een doelmatig beveiligingssysteem tegen indringers beschouwd worden. Indien u zich doelmatig wilt beveiligen, dient u de automatisering met andere inrichtingen aan te vullen. – de besturingseenheid moet op een geaarde elektriciteitsleiding voor stroomvoorziening worden aangesloten. – het product mag pas worden gebruikt, nadat de automatisering “in bedrijf is gesteld” zoals dat is voorzien in de paragraaf “Eindtest en inbedrijfstelling van de automatisering” in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”. – De afvalverwerking van al het verpakkingsmateriaal van de onderdelen van de automatisering moet helemaal volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden. KENNIS VAN HET PRODUCT EN VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE Het product werkt op stroom die van het elektriciteitsnet afkomstig is; in geval van een stroomuitval (black-out), kan de reductiemotoren met de hand worden ontgrendeld en de poort ‘met de hand’ bewogen worden. De poort kan ook geopende worden met behulp van de bufferbatterij (model MB) indien de installatie hiervan voorzien is. STAP 2 2.1 – BESCHRIJVING VAN HET PRODUCT EN GEBRUIKSDOEL Alle inrichtingen tezamen die dit product vormen, dienen ertoe een schuifpoort bij woningen (afb. 1) te automatiseren. Elk ander gebruik dat niet overeenkomt met wat beschreven is en onder andere omstandigheden dan wat in STAP 3 is aangeduid, dient als oneigenlijk gebruik te worden beschouwd en is dus verboden! Een reductiemotor bestaat uit een 12V gelijkstroommotor, een rondsel en een besturingseenheid. De besturingseenheid stuurt alle inrichtingen van de automatisering aan en voorziet ze van elektrische stroom waarbij zij de werking daarvan beheert. Ze bestaat uit een kaart en een ingebouwde radio-ontvanger die de door een zender verstuurde instructies ontvangt. Bovendien kan ze door een bedieningspaneel aan de wand worden aangestuurd of door een stel fotocellen, dat alleen voor een openingsinstructie is geprogrammeerd. De besturingseenheid is in staat verschillende soorten manoeuvres aan te sturen, die elk volgens de persoonlijke wensen kunnen worden gebruikt en geprogrammeerd. Bovendien zijn er verschillende speciale functies waarmee het mogelijk is de parameters van de automatisering op de persoonlijke wensen af te stellen. De automatisering is gereed voor het gebruik van verschillende accessoires die de functionaliteit daarvan verhogen en garant staan voor veiligheid. Zo kan de besturingseenheid ten hoogste 150 toetsen van MT4-zenders in het geheugen opslaan; ten hoogste 4 bedieningspanelen MK of in plaats daarvan maximaal 4 stel fotocellen MP, die alleen voor een openingsinstructie zijn ingericht. De verschillende elementen worden door het systeem “Bus” kabel verbonden. Dit systeem maakt de verbinding tussen de verschillende inrichtingen heel wat minder complex, daar er maar één enkele kabel tussen de ene inrichting en het andere gebruikt moet worden. 2.2 – COMPONENTEN VOOR HET AANLEGGEN VAN EEN COMPLETE INSTALLATIE Afb. 2 laat alle componenten zien die voor het aanleggen van een complete installatie nuttig zijn, zoals die op afb. 5 te zien is. AANBEVELING! Enkele componenten die op afb. 2 zijn afgebeeld, zijn niet standaard en het kan zijn dat die niet in de verpakking zitten. Lijst van nuttige componenten: [a] [b] [c] [d] [e] [f] [g] [h] [i] [l] [m][n] [o] - elektromechanische reductiemotor grondplaten tandheugel bevestigingsbeugels voor de tandheugel beugels versterkingsplaten sleutels voor de handmatige ontgrendeling van de reductiemotor stel fotocellen mod. MP (voor aan de wand) bedieningspaneel mod. MK (voor aan de wand) handzender mod. MT4 knipperlicht mod. MF metalen verbruiksmateriaal (schroeven, borgringetjes, etc.) bufferbatterij mod. MB 1 a b d h i l c e f m Nederlands 2 g n o Nederlands – 5 STAP 3 3 CONTROLES VOOR HET INSTALLEREN 264 mm Voordat u gaat installeren, dient u te controleren of de onderdelen van het product intact zijn en het uitgekozen model en de voor installatie bestemde omgeving geschikt is. 78 mm BELANGRIJK – De reductiemotoren kunnen geen poort automatiseren die niet al goed en veilig functioneert. Bovendien kan hij gebreken, die door een verkeerde installatie of door slecht onderhoud van de poort veroorzaakt zijn, niet oplossen. 288 mm 176 mm 3.1 – CONTROLEREN VAN DE GESCHIKTHEID VAN DE OMGEVING EN DE TE AUTOMATISEREN POORT • Controleer of de mechanische structuur van de poort geschikt is om conform de in uw land van kracht zijnde voorschriften te worden geautomatiseerd (raadpleeg eventueel de gegevens op het etiket van de poort). • Beweeg handmatig de poortvleugel en controleer tijdens het Openen of Sluiten of de beweging met een constante en gelijke wrijving plaatsvindt (er mogen geen momenten met een grotere belasting voorkomen). • Breng de poortvleugel met de hand in een willekeurige positie, laat hem vervolgens los en controleer dat hij niet beweegt. • Controleer of er rondom de reductiemotor genoeg ruimte is om de ontgrendelingsmanoeuvre met de hand uit te voeren (zie het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen en ontgrendelen van de reductiemotor” in de “Gebruikershandleiding) • Controleer of de door u gekozen plaats voor het installeren van de verschillende inrichtingen stevig genoeg is en een stabiele bevestiging gegarandeerd is. • Controleer of alle te installeren inrichtingen aangebracht zijn op een veilige en tegen stoten beschermde plaats. • Controleer of de uitgekozen bevestigingsvlakken van de fotocellen goed vlak zijn waardoor een goede uitlijning tussen de fotocellen mogelijk is. 4 Reductiemotor links geplaatst A 40 mm B 30 mm Reductiemotor rechts geplaatst Nederlands 3.2 – CONTROLEREN VAN DE GEBRUIKSLIMIETEN VAN HET PRODUCT Om vast te stellen of het product geschikt is voor uw poort en voor de te automatiseren omgeving, is het noodzakelijk onderstaande controles uit te voeren en te controleren of de technische gegevens in deze paragraaf alsook die vervat in paragraaf “Technische gegevens van het product” overeenkomen. BELANGRIJK – Voor de hierna volgende controles verwijzen we ook naar afb. 3 en 4: – Afb. 3: geeft de totale ruimte aan die de reductiemotor in beslag neemt. – Afb. 4: geeft de waarden A en B aan, d.w.z. de minimum- en maximummaten die nagevolgd moeten worden om de exacte positie vast te stellen waar de grondplaat geplaatst moet worden. N.b. – Deze maten dienen ook als verwijzing om de ruimte te berekenen die het funderingspunt in zal nemen voor de doorgangskanaaltjes van de elektrische kabels. • Controleer of de afmetingen en het gewicht van de poortvleugel overeenkomen met de volgende afmetingen. - Maximumlengte 5 m (*); - Maximumgewicht 300 kg (*) N.b. – De bij dit product geleverde tandheugel is geschikt voor de automatisering van een poort die een vleugel heeft met een maximumlengte van 4 m. Indien nodig, kan een lengte van 5 m. worden bereikt indien u gebruik maakt van de tandheugel model MR1 (2 stuks van 50 cm). • Controleer of de ruimte die bestemd is voor het bevestigen van de reductiemotor groot genoeg is. • Controleer of de plaats op de poortvleugel die bestemd is voor het bevestigen van tandheugel geschikt en stabiel genoeg is. Let op! – Als het resultaat van deze controles niet in overeenstemming met de voorschriften is, kan dit model niet gebruikt worden om uw poort te automatiseren. 6 – Nederlands A 40 mm 30 mm B STAP 4 den geïnstalleerd. 4.1 – VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN LET OP! – Indien men de reductiemotor alleen links van de poort kan installeren, raadpleeg dan de instructies die beschreven worden in STAP 6.1. 4.1.1 – Karakteristieke referentie-installatie Op afb. 5 ziet u een voorbeeld van automatisering zien die tot stand is gekomen met de verschillende onderdelen van Moovo. Zij worden geplaatst en geassembleerd volgens een karakteristiek en gebruikelijk schema. Dit zijn: a - Electromechanische reductiemotor b - Tandheugel c - Stel fotocellen (voor aan de wand) d - Knipperlicht e - Bedieningspaneel (voor aan de wand) f - Stel fotocellen (op zuiltje) 4.1.2 – Vaststellen van de plaats van de verschillende componenten Gebruik afb. 5 als voorbeeld voor het ongeveer vaststellen van de plaats waar u de verschillende componenten zoals die in de installatie zijn voorzien, gaat installeren.Om vast te stellen de plaats van de knipperlicht, dient u afb. 20 te raadplegen. Aanbeveling – De “vaste” bedieningsorganen dienen zo geplaatst te worden dat ze ten opzichte van de poort zichtbaar zijn, maar uit de buurt van de bewegende delen hiervan. 4.1.3 – Vaststellen op welke positie de reductiemotor geïnstalleerd gaat worden De reductiemotor is in de fabriek ingesteld om rechts van de poort te wor- 5 4.1.4 – Vaststellen met welk schema de inrichtingen te verbinden Het product voorziet een verbinding van het type “Bus” tussen de verschillende inrichtingen van de installatie, d.w.z. door middel van één enkele kabel met daarin twee elektriciteitsdraden. Bij dit soort verbinding verloopt de datacommunicatie tussen de verschillende inrichtingen via kabel, waarbij gebruik wordt gemaakt van een specifiek protocol genaamd “Bus-Moovo”. Let op! – in de installatieBus kunnen alleen inrichtingen worden geïnstalleerd die dit protocol ondersteunen. Binnen het net “Bus” kunnen de inrichtingen via verschillende aansluitschema’s worden verbonden en wordt in elk schema elke inrichting een knooppunt van dit net. Dit zijn de aansluitschema’s: – “sterconfiguratie”: in dit schema is elke inrichting zelfstandig, daar zij rechtstreeks op de 2 klemmetjes van de “Bus” op de besturingseenheid is aangesloten. – “kettingconfiguratie”: in dit schema is de ene inrichting met de andere verbonden en deze laatste met weer een ander, zoals de schakels van een ketting. Dus wordt alleen de eerste inrichting van de ketting op de 2 klemmetjes van de “Bus” op de besturingseenheid aangesloten. – “gemengde configuratie”: dit schema bestaat uit een vermenging van de twee hierboven beschreven schema’s. Om vast te stellen welk aansluitschema het meest geschikt is voor de verbinding van alle inrichtingen in uw installatie, gelieve u het voorbeeld op afb. 7 / afb. 17 te raadplegen. In het algemeen is het raadzaam het knipperlicht als eerste inrichting rechtstreeks op de besturingseenheid aan te sluiten. e d c c b f a f Nederlands 6 Nederlands – 7 4.1.5 – Controleren van het voor het te verrichten werk benodigde gereedschap Voordat u het product gaat installeren dient u zich ervan te vergewissen over al het gereedschap en het materiaal te kunnen beschikken dat nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden (zie voorbeeld op afb. 6). Controleer bovendien of dit in goede staat verkeert en in overeenstemming is met de plaatselijke regelgeving inzake veiligheid. 4.1.6 – Uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden U kunt nu de sleuven voor de buizen van de elektriciteitskabels trekken of, als alternatief, kabelgootjes voor buiten aanleggen, bovengenoemde buizen in het cement vastzetten of andere voorbereidingen treffen die ertoe dienen de omgeving klaar te maken voor de hierna komende installatiewerkzaamheden. Handel als volgt om het graafwerk uit te voeren op de plek waar de reductiemotor op de grond bevestigd gaat worden: 01. Gelieve STAP 3.2 te raadplegen om het graafwerk uit te voeren op de plek waar de reductiemotor bevestigd gaat worden. N.b. – de afmetingen van het graafwerk moeten gelijk aan of iets groter zijn dan de afmetingen van de grondplaat. 02. Het voorbereidingswerk voor doorgangskanaaltjes van de elektrische kabels moeten worden uitgevoerd zoals wordt getoond in de volgende afbeelding. LET OP! - Plaats de uiteinden van de buizen voor doorvoer van elektriciteitskabels vlakbij het punt waar de verschillende componenten zullen worden bevestigd. N.B.: De buizen hebben tot doel de elektriciteitskabels te beschermen en onvoorziene breuk daarvan te voorkomen, zoals bijvoorbeeld bij stoten. 4.2 – VORBEREIDING VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS Voor het voorbereiden van de voor uw installatie noodzakelijke elektriciteitskabels gelieve u afb. 7 en tabel 1 “Technische kenmerken van de elektriciteitskabels” als leidraad te nemen waarbij de onderstaande aanbevelingen in acht dient te nemen: – In de “sterconfiguratie” mag de lengte van de afzonderlijke kabel die een inrichting met de besturingseenheid verbindt, NIET langer zijn dan 20 m. – Bij de “kettingconfiguratie” mag de som van de lengte van elke kabel die gebruikt is om de ene inrichting met de andere en tenslotte met de besturingseenheid te verbinden, NIET meer dan 20 m bedragen. - Waneer er nog andere inrichtingen tussen het knipperlicht en de besturingseenheid worden aangesloten moet zo’n zelfde kabel ook voor de laatsten worden gebruikt. – Het leggen van de elektriciteitskabels en het aansluiten daarvan op de verschillende inrichtingen zijn werkzaamheden die tijdens het installeren van de componenten dienen te worden verricht. 7 A C C C C C B Nederlands TABEL 1 – Technische kenmerken van de elektriciteitskabels (zie ook paragraaf 4.2.) Aansluiting Type kabel Max. toegestane lengte A - Kabel voor KNIPPERLICHT Kabel 2 x 1,0 mm2 10 m (opmerking 2) B - Kabel voor STROOMTOEVOER Kabel 3 x 1,5 mm2 (opmerking 1) 30 m C - Kabel voor BUS Kabel 2 x 0,5 mm2 20 (opmerking 3) Algemene opmerking – De voor de aanleg van de installatie benodigde kabels (niet aanwezig in de verpakking) kunnen verschillen op grond van het aantal en het soort inrichtingen van de installatie. Opmerking 1 – Als de meegeleverde kabel voor stroomtoevoer niet lang genoeg is, dient u hem met een kabel van dit type te vervangen. Dit moet door bevoegd en ervaren personeel gebeuren: zie het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”. Opmerking 2 – Als u een grotere lengte nodig hebt, dient u een kabel met een doorsnede van 2 x 1,5 mm2 te gebruiken. Opmerking 3 – Als u een grotere lengte nodig hebt, dient u een kabel met een doorsnede van 2 x 1,0 mm2 te gebruiken. LET OP! – De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor de omgeving waarin zij worden geïnstalleerd; voor het installeren in een ruimte buitenshuis is het bijvoorbeeld raadzaam een kabel van het type H07RN-F te gebruiken. 8 – Nederlands INSTALLATIE: MONTAGE EN AANSLUTING VAN DE COMPONENTEN bovenste moeren, die niet meer gebruikt zullen worden, van de plaat los te schroeven en te verwijderen. STAP 5 INSTALLEREN VAN DE COMPONENTEN VAN DE AUTOMATISERING AANBEVELINGEN • Een verkeerd uitgevoerde installatie kan ernstige verwondingen toebrengen aan degene die het werk verricht en aan de mensen die de installatie zullen gebruiken. • Voordat u met het assembleren van de automatisering begint, voert u de controles vooraf uit zoals die in STAP 3 zijn beschreven. 05. Verwijder de deksel van de reductiemotor door de 4 schroeven die zich aan de zijkanten bevinden met een schroevendraaier los te draaien (afb. 10). N.B. – Het is raadsam de deksel van de reductiemotor te verwijderen tot dat alle installatie en programmeerwerkzaamheden zijn afgesloten 10 De volgende monteerfasen tonen de “fysieke” installatie van de reductiemotor. 01. Nadat u het graafwerk heeft uitgevoerd om de reductiemotor te kunnen bevestigen (zie STAP 4.1.7), dient u de beugels op de volgende wijze op de plaat te assembleren (fig. 8): a) Schroef diepgaand een moer (GEEN zelfblokkerende) op iedere beugel. b) Breng de beugels aan en zorg ervoor dat het deel met schroefdraad aan de kant van de plaat 30 mm uitsteekt, waarop het beeld van de rondsel gedrukt is. 8 30 mm 06. Afb. 11: a) Haal de elektrische kabels door de daarvoor bedoelde gaten en kabelhouders. b) Laat de reductiemotor rusten op het uitstekende deel van de beugels en zorg dat de beugels in de zijgaten van de reductiemotor verdwijnen. Blokkeer het geheel met de getande sluitring en de zelfblokkerende moer N.b. – Draai de moeren niet definitief vast want de reductiemotor moet nog heen en weer geschoven worden tijdens de monteerfase van de tandheugel. c) Als laatste schroeft u improvisorisch een moer (GEEN zelfblokkerende) op de uiteinden van de beugels. N.b. – De twee bovenste moeren worden in de hiernavolgende stappen verwijderd en vervangen door twee zelfblokkerende moeren. 02. Giet het cement in de uitgraving en vul deze tot de rand maar laat de buizen eruit steken voor de doorgang van de elektrisch kabels. 03. Plaats de grondplaat op het cement terwijl deze nog vloeibaar is, en laat de beugels erin zakken: beweeg de plaat totdat de lucht eronder naar boven komt en zich er geen luchtbellen vormen. Let u goed op de volgende waarschuwingen (afb. 9): – de kant van de grondplaat waarop de afdruk van het rondsel staat moet met de laatste naar de poort gericht worden (zie afb.4); – de buizen die voor de doorgang van de elektrische kabels dienen, moeten door het daarvoor bedoelde gat van de grondplaat passeren; – volg nauwkeurig de waarden op die op afb. 4 staan aangegeven voor een juiste plaatsing van de grondplaat ten opzichte van de poortvleugel en ten opzichte van de muur. – controleer of de plaat parallel is ten opzichte van de poort en of hij perfect uitgelijnd is (een waterpas gebruiken). 9 04. Wanneer het cement hard is geworden (na enkele dagen), dient u de 07. Het assembleren en bevestigen van de tandheugel: Om deze handeling gemakkelijk te kunnen uitvoeren raden wij aan om het geheel van de tandheugel gescheiden te assembleren, met inbegrip van de beugels, en dan pas op de poortvleugel te bevestigen. De tandheugel assembleren: a) – stel de totale lengte van de tandheugel vast en die net zolang moet zijn als de vleugel van uw poort. Bereken het aantal benodigde delen (ieder deel is 50 cm) en haal er eventueel een stuk af om de gewenste totale lengte te verkrijgen. b) – breng twee delen van de tandheugel met behulp van een rubber hamer samen en plaats een bevestigingsbeugel op het punt waar ze samenkomen. Blokkeer de beugel met een schroef (afb. 12) – Om de hierna volgende bevestiging van de tandheugel op de poortvleugel te verstevigen, raden wij aan om eveneens een beugel te bevestigen op het midden van ieder afzonderlijk deel. c) – assembleer de andere delen van de tandheugel (afb. 13) waarbij u handelt zoals staat aangegeven bij punt “b”. Bevestig nu een bevestigingsbeugel op ieder uiteinde van de tandheugel: Deze moet tussen de 6e en 8e tand van de tandheugel worden geplaatst, waarbij u bij het uiteinde begint. Nederlands – 9 Nederlands 11 Nederlands De bevestiging van de tandheugel op de poortvleugel: d) – de poortvleugel helemaal sluiten. e) – plaats een uiteinde van de tandheugel boven het rondsel van de reductiemotor en plaats de eerste bevestigingsbeugel in het midden van de rondsel 14). f) – livelleer met behulp van een waterpas het eerste deel van de tandheugel in de zone waar het rondsel zich bevindt en bevestig het provisorisch op de poortvleugel met plakband. Herhaal nu dezelfde handelingen voor het volgende deel en ga op deze manier verder over de gehele lengte van de tandheugel, waarbij u erop let dat ieder deel zich in horizontale positie bevindt en perfect uitgelijnd is met het uiteinde waarop het rondsel rust. g) – bevestig nu op definitieve wijze de beugels op de poortvleugel waarbij u als volgt handelt (fig. 15): wij raden u aan om in het begin de twee beugels, met schroeven en sluitringen, in de buurt van de reductiemotor vast te maken (met gesloten poort). Beweeg nu de poort waarbij u de volgende beugel bij het rondsel brengt en aan de vleugel bevestigt. Herhaal deze handeling voor de volgende beugel en ga zo door totdat alle beugels die zich op de tandheugel bevinden op de vleugel bevestigd zijn. N.b. – De benodigde schroeven voor de bevestiging van de tandheugel op de poortvleugel worden niet bij de verpakking geleverd aangezien het type schroef dat gebruikt moet worden afhangt van het materiaal en de dikte van de vleugel waarin ze moeten worden aangebracht. h) open de poort helemaal alvorens het laatste deel van de tandheugel te bevestigen en controleer of de bevestigingsbeugel, die zich op het uiteinde bevindt, in het midden van het rondsel geplaatst is. Indien dit niet het geval is, de bevestigingsbeugel in deze positie plaatsen en, zonodig, met een zaag het overtollige deel van de tandheugel verwijderen waarbij u een stuk van ongeveer 5 cm. overlaat. BELANGRIJK – De tandheugel moet niet ten opzichte van de poortvleugel uitsteken. Let op – Controleer aan het eind van het werk of de tandheugel volkomen waterpas is; tijdens het vastzetten kunt u eventuele kleine verschillen in de uitlijning door de bevestigingspunten corrigeren. 08. Bevestig nu definitief de reductiemotor op de grondplaat waarbij u krachtig de twee zelfblokkerende moeren aandraait; het rondsel moet perfect uitgelijnd zijn met de tandheugel; indien nodig, schuif de reductiemotor naar voren of naar achteren. 09. Ontgrendel de reductiemotor met de daarvoorbedoelde sleutel (raadpleeg het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen of ontgrendelen van de reductiemotor” dat in de “Gebruiksaanwijzing” staat) en breng de vleugel met de hand halverwege zijn baan. 10. Voer nu handmatig een complete Openings- en Sluitmanoeuvre uit, zodat de mechanische eindpunten zichzelf kunnen afstellen. Belangrijk – Controleer tijdens deze manoeuvre of de tandheugel op gelijk niveau met het rondsel voortbeweegt. 11. Tenslotte, breng de vleugel met de hand halverwege zijn baan en blokkeer de reductiemotor met de daarvoor bedoelde sleutel (raadpleeg het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen of ontgrendelen van de reductiemotor” dat in de “Gebruiksaanwijzing” staat). N.b.- De vier stelschroeven die in de verpakking zijn meegeleverd mogen alleen gebruikt worden om de reductiemotor in de hoogte af te stellen, in het geval u liever eerst de tandheugel monteer en dan pas de reductiemotor (afb. 16). 13 14 Sluitpositie C 10 – Nederlands 80 mm Reductiemotor links geplaatst Sluitpositie C 15 16 12 Reductiemotor rechts geplaatst 80 mm STAP 6 INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE IN DE INSTALLATIE VOORZIENE INRICHTINGEN Installeer de in de installatie voorziene inrichtingen en sluit ze aan waarbij u uitgaat van de volgende STAPPEN en het voorbeeld op afb. 17. LET OP! – Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan schade of een gevaarlijke situatie ten gevolge hebben; houd u daarom nauwgezet aan de aangegeven aansluitingen. 17 AANSLUITSCHEMA VAN DE INRICHTINGEN MET HET SYSTEEM “BUS” Stel fotocellen Nederlands Toetsenpaneel Knipperlicht Nederlands – 11 6.1 – SELECTEREN VAN DE PLAATS VAN DE REDUCTIEMOTOR TEN OPZICHTE VAN DE POORT OP DE BESTURINGSEENHEID De reductiemotor is in de fabriek afgesteld om rechts van de poort te worden geïnstalleerd: deze afstelling wordt bepaald door de positie van het elektrische bruggetje “Sel” dat zich op de Besturingseenheid bevindt, zoals getoond wordt in afb. A. Indien uw reductiemotor daarentegen links van de poort geïnstalleerd is, plaats het elektrische bruggetje „Sel“ dan in de positie te die getoond wordt in afb. B. afb. A 6.2 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN HET KNIPPERLICHT mod. MF Dit licht signaleert dat er een manoeuvre wordt uitgevoerd. Bovendien is het aan het systeem voor zelfdiagnose van de besturingseenheid gekoppeld en signaleert via een eerder vastgesteld aantal opeenvolgende knipperingen het soort probleem (zie de paragraaf “Wat te doen als...”). Voor het installeren en aansluiten van het knipperlicht dient u als volgt te werk te gaan: 01. Afb. 17: Haal een van de twee doorzichtige kappen weg door hem tegen de wijzers van de klok in te draaien en leg hem terzijde. 17 afb. B 02. Afb. 18: Druk met twee vingers van dezelfde hand tegelijk op de twee lipjes beneden en trek met de andere hand de buitendop van het knipperlicht weg. 18 Nederlands 03. Afb. 19: Maak met een boor op de montageplaat van de behuizing van het knipperlicht de schroefgaten voor montage en de openingen waar de kabels doorheen moeten lopen. 19 12 – Nederlands 04. Afb. 20: Let op! – monteer het product niet in een andere positie dan die welke is aangegeven. 20 08. Afb. 23: Zet de doorzichtige kap op zijn plaats terug en draai hem met de wijzers van de klok mee, waarbij u erop dient te letten dat de tandjes daarvan vast komen te zitten in die van de behuizing van het knipperlicht. 23 05. Bevestig de behuizing van het knipperlicht met de daarvoor bestemde schroeven aan de muur en laat daarbij de kabels door de daarvoor bestemde opening lopen. 06. Afb. 21: a) Verbind de draden van de twee kabels met elkaar en zet ze op de klemmenstrip vast. b) Zet de kabel met de speciale kabelklem vast. 21 09. Afb. 24: a) Verwijder de klemmenstrip, die voor de BUS-aansluiting bestemd is, uit zijn behuizing die zich op de besturingseenheid van de reductiemotor bevindt, zodat de schroeven van de 2 klemmetjes makkelijk kunnen worden losgedraaid. b) Ga nu over tot het aansluiten van de draden van de kabel, waarbij u goed let op de symbolen die op de klemmenstrip staan en plaats de strip weer in zijn behuizing. c) Als laatste draait u de kabeldoorvoer aan om de kabel aan de reductiemotor vast te maken. 24 07. Afb. 22: Breng de buitendop van het knipperlicht op zijn plaats aan en laat de lipjes daarvan vastklikken. Nederlands 22 Nederlands – 13 6.3 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE FOTOCELLEN MOD. MP Een stel fotocellen bestaat uit een fotocel die zendt (TX genoemd) en een die ontvangt (RX genoemd). TX en RX worden door een etiket aan de binnenzijde van de dekplaat geïdentificeerd. De fotocellen worden elk aan een kant van de doorgang geïnstalleerd en zodat ze tegenoverelkaar staan. Het is mogelijk op de installatie ten hoogste 6 stellen fotocellen voor de veiligheid bij te plaatsen (die de obstakels op de baan signaleren die ze met elkaar verbindt) en een stel fotocellen dat daarentegen bestemd is om alleen de openingsmanoeuvre aan te sturen (voor het installeren van verdere fotocellen gelieve u het kader “Keuze van de werkingsmodus van het stel fotocellen” te raadplegen). 04. Afb. 28: a) Verbind de draden van de twee kabels met elkaar en zet ze op de klemmenstrip vast. b) Steek de klemmenstrip op de stekker op de achterzijde van de fotocel. BELANGRIJK! – Voordat u de fotocel sluit, dient u met behulp van het speciale elektrische bruggetje de werkingsmodus van de fotocellen te selecteren (zie het kader “Keuze van de werkingsmodus van het stel fotocellen”). 28 Voor het installeren en aansluiten een stel fotocellen dient u als volgt te werk te gaan: 01. Afb. 25: Verwijder het dekplaatje van de schroef door dat naar de kant te schuiven zoals dat op de afbeelding te zien is. 25 05. Afb. 29: Zet de dekplaat terug en let erop dat de tandjes daarvan vast komen te zitten in die van de montageplaat van de fotocel. 29 02. Afb. 26: Open met behulp van een schroevendraaier en haal de montageplaat van de fotocel los. Nederlands 26 03. Afb. 27: a) Maak met een boor op de montageplaat de openingen waar de verbindingskabel doorheen moet lopen. b) Bevestig de montageplaat van de fotocel met de speciale schroeven aan de muur en laat daarbij de kabels door de daarvoor bestemde opening lopen. 27 14 – Nederlands 06. Afb. 30: Bevestig de dekplaat van de fotocel met de meegeleverde schroef op de montageplaat. Zet tenslotte het afdekdopje van de schroef terug zoals dat op de afbeelding te zien is. 30 SELECTEREN VAN DE WERKINGSMODUS VAN HET STEL FOTOCELLEN In een installatie voor schuifpoorten is het op elk gewenst moment mogelijk er andere stellen fotocellen bij te plaatsen. Er kunnen ten hoogste 6 stellen fotocellen met veiligheidsfunctie bijgeplaatst worden (zoals voorbeeld A-B-C-D-E-F op afb. 31) en 1 stel met aansturingsfunctie (zoals voorbeeld G op afb. 31) dat alleen de openingsmanoeuvre uitvoert. Om deze stellen fotocellen op de juiste plaats aan te brengen, dient u afb. 31 te raadplegen. Om de besturingseenheid elk afzonderlijk stel fotocellen en de specifieke daaraan gekoppelde functie te laten herkennen, is het noodzakelijk de adressering daarvan uit te voeren door een of twee elektrische bruggetjes (tabel 2) of zonder een enkel elektrisch bruggetje (tabel 2) aan te brengen. Op deze manier zal de besturingseenheid, wanneer zij de imput van de fotocellen krijgt, de motor de manoeuvre in kwestie laten uitvoeren. De handelingen in verband met de adressering dienen zowel op de fotocel TX als op de fotocel RX uitgevoerd te worden, waarbij u als volgt te werk dient te gaan: Voor de fotocellen “A-B-C-D-E-F” Denk aan de onderstaande aanbevelingen: • de elektrische bruggetjes moeten worden geplaatst op de twee fotocellen die de stel uitmaken (TX en RX) op dezelfde plaats; • een configuratie die reeds op een stel fotocellen is gebruikt, mag NIET op andere fotocellen worden gebruikt. Voor het programmeren van deze stellen fotocellen (als die in uw installatie aanwezig zijn) dient u als volgt te werk te gaan: 01. Open de dekplaat van de fotocel. 02. Zoek op afb. 31 de plaats waar de fotocellen, waarop u wilt werken, zijn geïnstalleerd. 03. Kies in tabel 2 de gewenste configuratie en breng de elektrische bruggetjes in de twee fotocellen aan. Voor de fotocellen “G” Denk aan de onderstaande aanbevelingen: • Deze fotocellen hebben een andere rol dan de andere (zij sturen de automatisering aan) en daarom dienen zij op een bepaalde afstand van de andere geplaatst te worden om interferentie te voorkomen. • Deze fotocellen blijven ook onder spanning staan wanneer de automatisering niet gebruikt wordt; in geval van stroomuitval zal deze wanneer er een bufferbatterij in de installatie aanwezig is, de normale duur verminderen (zie STAP 6.5.). Voor het programmeren van deze stellen fotocellen (indien die in uw installatie aanwezig zijn), is het niet nodig een elektrisch bruggetje aan te brengen (zie tabel 2). 31 TABEL 2 Elektrische bruggetjes Stel fotocellen A Fotocellen h = 50 cm (deze treden in werking wanneer de poort in de sluitfase is) E Fotocellen rechts (deze treden in werking wanneer de poort in de openingsfase is) B Fotocellen h = 100 cm (deze treden in werking wanneer de poort in de sluitfase is) F Fotocellen links (deze treden in werking wanneer de poort in de openingsfase is) C Fotocellen h = 50 cm (deze treden in werking wanneer de poort in de openings-of sluitfase is) G Fotocellen met alleen de instructie voor opening van de poort Elektrische bruggetjes Nederlands Stel fotocellen D Fotocellen h = 100 cm (deze treden in werking wanneer de poort in de openings-of sluitfase is) Nederlands – 15 6.4 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN HET TOETSENPANEEL mod. MK LHet toetsenpaneel voor bediening van de automatisering is een inrichting die aan de wand wordt bevestigd en die de automatisering via een Busaansluiting aanstuurt. Het is mogelijk ten hoogste 4 toetsenpanelen in een enkele installatie aan te sluiten en de inrichting kan geprogrammeerd worden om op twee verschillende manieren te werken: traditionele modus (elke toets voert een specifieke daaraan gekoppelde functie uit – modus welke in de fabriek wordt ingesteld) en veiligheidsmodus (voor het aansturen van de manoeuvre is het noodzakelijk een geheime door de gebruiker ingestelde toetsencombinatie in te tikken). Het toetsenpaneel is verlicht voor die situaties dat er weinig licht is. 04. Afb. 35: a) Sluit de draden van de kabel op de desbetreffende klemmetjes aan. b) Steek het contact van de kabel op de stekker op de achterzijde van het toetsenpaneel. 35 Voor het installeren en aansluiten van het toetsenpaneel dient u als volgt te werk te gaan: 01. Afb. 32: Verwijder de dekplaat van het toetsenpaneel door hem naar de kant te duwen, zoals u op de afbeelding kunt zien. 32 05. Afb. 36: Zet de dekplaat terug en zorg er daarbij voor dat de tandjes daarvan vast komen te zitten in die van de montageplaat van het toetsenpaneel. 36 02. Afb. 33: Maak met behulp van een schroevendraaier de montageplaat van het toetsenpaneel open en haal hem los. 33 Nederlands 06. Afb. 37: Zet de dekplaat van het toetsenpaneel met behulp van de meegeleverde schroef op de montageplaat vast. Zet daarna het afdekdopje van de schroef weer terug zoals de afbeelding laat zien. 03. Afb. 34: a) Maak met een boor op de montageplaat de openingen waar de verbindingskabel doorheen moet lopen. b) Bevestig de montageplaat van het toetsenpaneel met de speciale schroeven aan de muur en laat de kabel daarbij door de daarvoor bestemde opening lopen. 37 34 N.B. – Voor het programmeren van de toetsenpanelen op de installatie gelieve STAP 9.3 te raadplegen. 16 – Nederlands 6.5 – INSTALLEREN VAN DE BUFFERBATTERIJ mod. MB LET OP! – Uit veiligheidsredenen is het belangrijk de elektrische aansluiting van de bufferbatterij alleen maar uittevoeren, nadat alle installatie- en programmeerwerkzaamheden zijn afgesloten en nadat de installatie op correcte werking gecontroleerd is. 02. Afb. 39: Steek het contact van de batterij op de stekker van de besturingseenheid. 39 De bufferbatterij is een oplaadbare batterij, met een spanning van 12V en een vermogen van 2100Ah. Dit kan bijzonder nuttig zijn wanneer er plotseling stroomuitval optreedt (black-out). De reductiemotor met besturingseenheid biedt de mogelijkheid 1 batterij te installeren. Al naar gelang het type en het gewicht van de poort kan de batterij wanneer zij opgeladen is, een autonomie van circa 6 - 7 opeenvolgende cycli manoeuvres garanderen (1 cyclus = Opening - Sluiting). 01. Afb. 38: Plaats de batterij in de reductiemotor in de ruimte naast de besturingseenheid. 38 AANBEVELINGEN Voor een lange levensduur van de bufferbatterij is het raadzaam onderstaande aanbevelingen op te volgen: • Wanneer de bufferbatterij helemaal leeg is, heeft ze 24 uur nodig om weer helemaal te worden opgeladen. • De bufferbatterij is een noodinrichting: het is dus raadzaam deze bij stroomuitval gamtigd te gebruiken. Wanneer u haar teveel gebruikt, kan dit ten gevolge hebben dat de elementen oververhit raken, waardoor zij op de duur minder lang dan normaal zouden kunnen duren. • Bij stroomuitval laat de automatisering niet langer dan één dag op de bufferbatterij werken: de elementen daarvan zouden oververhit raken en teveel ontlaad raken waardoor de levensduur van de batterij zou kunnen afnemen. Als u dan ook voor langere tijd niet op de plaats aanwezig bent waar de automatisering is geïnstalleerd, is het raadzaam het klemmetje van de bufferbatterij dat op de besturingseenheid is aangesloten, los te halen. ––––––––––––––––––– Afvalverwerking van de batterij Let op! – Een lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met het gewone huisval worden weggegooid. Ze dient te worden verwerkt via “gescheiden’ inzameling”, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in uw gebied van kracht is. Nederlands – 17 Nederlands LET OP! – Het volgende punt (02 – elektrische aansluiting van de bufferbatterij op de besturingseenheid) mag alleen worden uitgevoerd, nadat alle installatie- en programmeerwerkzaamheden zijn afgesloten, daar deze batterij een elektrische stroomvoorziening voor geval van nood is. • Indien de automatisering voor langere tijd niet wordt gebruikt verdient het de voorkeur haar te verwijderen en op een droge plaats te bewaren; dit om lekkage van schadelijke stoffen uit de optionele batterij te voorkomen. AANSLUITING VAN DE STROOMVOORZIENING STAP 7 40 AANBEVELINGEN! – De meegeleverde PVC-voedingskabel dient uitsluitend voor de functioneringstesten en voor de programmering. De definitieve aansluiting van de automatisering op het elektriciteitsnet en de vervanging van de bijgeleverde kabel mag uitsluitend door een bevoegde en ervaren elektricien worden verricht met inachtneming van de veiligheidsregels zoals die in dat gebied van kracht zijn en de aanwijzingen in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden”. – De vervangingskabel moet geschikt zijn voor buitengebruik zoals bijvoorbeeld de kabel H07RN-F. Bovendien moet de kabel worden beschermd tegen stoten door middel van een met een beschermende en isolerende leiding. Voor het uitvoeren van werkingstests en het programmeren van de automatisering, zet u de besturingseenheid onder stroom door de stekker van de meegeleverde voedingskabel in een elektrisch stopcontact (afb. 40) te steken. Als het stopcontact zich ver van de automatisering bevindt, kunt u in deze fase een verlengsnoer gebruiken. EERSTE INBEDRIJFSTELLING EN CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN STAP 8 LET OP! – Alle hieronder in deze handleiding beschreven handelingen zullen worden verricht op elektrische circuits die onder stroom staan; de manoeuvres kunnen dus gevaarlijk zijn! Let bij het werk dus goed op! Let op! – Als de rode led niet knippert zoals hier beschreven is, is het raadzaam de elektrische stroomtoevoer naar de besturingseenheid te onderbreken en de verrichte aansluitingen nauwkeuriger te controleren (raadpleeg ook het hoofdstuk “Wat te doen als...”). Nadat u de besturingseenheid (afb. 50) onder spanning hebt gezet, zullen de rode en de groene led (afb. 41) eventjes gaan knipperen. Na afloop van deze fase, zal de rode led met een regelmatig ritme gaan knipperen. Dit betekent dat de besturingseenheid correct functioneert. 41 Nederlands Rode led “L1” Toets “P1” 18 – Nederlands Groene led “L2” PROGRAMMEREN VAN DE AUTOMATISERING AANBEVELINGEN bij het programmeren: Het verdient aanbeveling eerst de procedures te lezen en daarna de handelingen te verrichten, waarbij de passages van elke procedure achter elkaar dienen te worden uitgevoerd. • In deze handleiding worden de ‘toetsen van de zenders met nummers aangegeven. Raadpleeg dan ook afb. 42 voor het verband tussen deze nummers en de toetsen van de zender. 42 T1 T2 T3 T4 door op elk daarvan slechts één maal op een enkele door u te kiezen toets te drukken. Bevestiging van herkenning hiervan wordt door 2 opeenvolgende geluidssignalen (beep) van het toetsenpaneel en een knippering van het knipperlicht gegeven, als dat deel uitmaakt van de installatie. 06. (op de besturingseenheid) Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt. De groene led aangaat. Laat daarna de toets los waaneer de led uitgaat. 07. (op de poort) De poortvleugel beweegt zich nu autonoom tot hij de eindpunt Opening bereikt. N.b. – Indien het nodig mocht zijn om de eindpunt preciezer af te stellen kunt u dat doen door aan de stelschroef te draaien die zich in de reductiemotor bevindt, en handel als volgt (afb.43) : Zoek de schroef met de pijl die overeenkomt met de richting waarin de vleugel zich beweegt en stel hem af totdat de vleugel de gewenste eindpunt bereikt heeft. 43 STAP 9 9.1 – HET OPSLAAN IN HET GEHEUGEN VAN DE INRICHTINGEN DIE MET EEN “BUS” – KABEL ZIJN AANGESLOTEN EN VAN DE “SLUIT- EN OPENING” EINDPUNTEN VAN DE VLEUGEL 01. (op de poort) Ontgrendel de reductiemotor met de daarvoor bedoelde sleutel (zie het hoofdstuk “Handmatig vergrendelen of ontgrendelen van de reductiemotor” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE””) en zet handmatig de poortvleugel op de middellijn. Blokkeer de reductiemotor opnieuw 02. (op de besturingseenheid) Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt. De rod en groene led aangaat. Laat daarna de toets los, totdat de groene led uitgaat (de rode led blijft aan tot het einde van de procedure) en verricht de volgende handelingen: 03. (op de fotocellen voor de veiligheid) N.B. – De tijd die voor deze controle ter beschikking staat, is onbeperkt. Controleer of dit soort fotocellen goed werken door te kijken of de daarbij behorende led langzaam knippert. Als die onafgebroken brandt of uit is, dient u de uitlijning van de fotocellen te corrigeren waarbij u er voor probeert te zorgen dat de led zo langzaam mogelijk knippert (hoe langzamer de led knippert, hoe beter de uitlijning tussen de fotocellen). • licht knippert met een langzaam ritme = correcte uitlijning van de fotocellen; • licht brandt onafgebroken = uitlijning niet correct (bekijk de uitlijning van de fotocellen opnieuw); • licht uit = foutieve installatie van de fotocellen (controleer de “Bus”aansluiting van de fotocellen). 04. (op de fotocellen voor aansturing) Activeer dit type fotocellen (als die deel uitmaken van de installatie), door slechts één keer de straal daartussen te onderbreken. Bevestiging van herkenning hiervan wordt door het knipperlicht (1knippering) en het toetsenpaneel (1 beep) gegeven, als die deel uitmaken van de installatie. 05. (op de toetsenpanelen) Activeer de toetsenpanelen (als die deel uitmaken van de installatie) 08. (op de besturingseenheid) Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt. De groene led aangaat. Laat daarna de toets los, totdat de led uitgaat. 09. (op de poort) De poortvleugel beweegt zich nu autonoom tot hij de einpunt Sluiting bereikt. N.b. – Indien het nodig mocht zijn om de eindpunt preciezer af te stellen kunt u dat doen door aan de stelschroef te draaien die zich in de reductiemotor bevindt, en handel als volgt (afb.44) : Zoek de schroef met de pijl die overeenkomt met de richting waarin de vleugel zich beweegt en stel hem af totdat de vleugel de gewenste eindpunt bereikt heeft. 44 Nederlands DNadat u hebt gecontroleerd of de besturingseenheid perfect functioneert, dient u haar nu te programmeren waarbij u onderstaande handelingen in de aangegeven volgorde dient te verrichten: N.B. – Tijdens het uitvoeren van de procedure kunt u op elk gewenst moment deze verlaten (zonder de verrichte handelingen in het geheugen op te slaan) door 1 maal op de toets “P1” op de besturingseenheid (afb. 41) te drukken. Vanaf punt 07 kunt u de procedure ook verlaten als gevolg van inwerkingtreding van een veiligheidsinrichting (fotocellen of dergelijke...) 10. (op de besturingseenheid) Houd toets “P1” tenminste 5 seconden ingedrukt. De groene led aangaat. Laat daarna de toets los, totdat de led uitgaat. De besturingseenheid start nu op autonome wijze 2 manoeuvres, die mede aangegeven worden door een knipperlicht: 1 – Opening van de vleugel. 2 – Suiting van de vleugel. Nadat de laatste manoeuvre is uitgevoerd gaat de rode Led uit (= procedure bëeindigd) en begint vervolgens weer met regelmaat te knipperen. Nederlands – 19 Indien het resultaat van deze controles niet overeenkomt met wat beschreven is, dient u de procedure onmiddellijk te stoppen door 1 keer op de toets “P1” van de Besturingseenheid te drukken. Voer daarna opnieuw de procedure 9.1 uit en controleer of de fotocellen goed functioneren of wijzig de afstelling van de “Gevoeligheid van de vleugel ten opzichte van obstakels” van hoofdstuk 10 “Regeling van het functioneren van de automatisering » en controleer eventueel de elektrische aansluitingen. Als de geheugenopslag tot een goed einde is gekomen zal de groene led 3 langdurige knipperingen afgeven (= geheugenopslag ok). N.B. – Voordat er 10 seconden om zijn. is het mogelijk een toets van een NIEUWE zender met dezelfde instructie in het geheugen op te slaan (dit is handig wanneer er bijvoorbeeld meerdere zenders op dezelfde besturingseenheid in het geheugen moeten worden opgeslagen). Indien dat niet nodig is, wacht u dat de groene led uitgaat (= procedure beëindigd) en dat de rode led opnieuw met een regelmatig ritme zal gaan knipperen. Latere geheugenopslag van verdere via de “Bus”-kabel aangesloten inrichtingen Als u later andere inrichtingen die via de Bus op de besturingseenheid zijn aangesloten, wilt installeren en in het geheugen wilt opslaan en de procedure 9.1 blijkt in het verleden reeds uitgevoerd te zijn, is het mogelijk de nieuwe inrichtingen met dezelfde procedure in het geheugen op te slaan; u begint hiervoor bij punt 01 en gaat tot punt 06. Aan het einde hiervan drukt u 1 maal op toets “P1” op de besturingseenheid om de opslagprocedure te beëindigen. 9.2 – GEHEUGENOPSLAG VAN DE ZENDER MOD. MT4 Let op! – Het is raadzaam de procedure eerst te lezen en daarna de handelingen in kwestie uit te voeren, waarbij u deze achter elkaar dient uit te voeren, zonder meer dan 10 seconden te laten verlopen tussen het moment dat u een toets los laat en dat u op de volgende drukt. Nederlands Om de automatisering met de zender te kunnen aansturen, dienen de toetsen daarvan in het geheugen van de besturingseenheid te worden opgeslagen. Bij deze manier van geheugenopslag kunt u aan elke toets de door u gewenste instructie geven, waarbij u uit onderstaande functies kunt kiezen: 1 = Stap-voor-stap: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit - Stop ... De eerste instructie activeert het Openen; de daaropvolgende geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Stop; de derde het Sluiten; de vierde geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Stop en zo voort... 2 = Stap-Open: komt overeen met de reeks ... Open - Stop - Sluit Open ... De eerste instructie activeert het Openen; daaropvolgende geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Stop; de derde het Sluiten; de vierde geeft, terwijl de vleugel in beweging is, de instructie Open en zo voort... 3 = Gedeeltelijke opening: komt overeen met de gedeeltelijke Opening van de vleugel. Deze instructie werkt alleen indien de vleugel zich in een lage positie bevindt (1 m) ten opzichte van de gedeeltelijke Openingspositie, anders gelieve een Passo – Passo - instructie uit te voeren. 4 = Opening woonblok: deze instructie is uitgedacht voor gebruik in woonblokken; hiervoor wordt op alle zenders van de bewoners alleen de toets “opening woonblok” geprogrammeerd. Deze instructie werkt als volgt: • als de instructie wordt verzonden, terwijl de poort stil staat en helemaal gesloten is, gaat er een openingsmanoeuvre van start. • als de instructie wordt verzonden terwijl er een openingsmanoeuvre wordt uitgevoerd, gaat de manoeuvre door; • als de instructie wordt verzonden terwijl er een sluitmanoeuvre wordt uitgevoerd, wordt de manouvre onderbroken en gaat er een openingsmanoeuvre van start; • als de instructie wordt verzonden, terwijl de poort helemaal open is, gaat er een sluitmanoeuvre van start. N.B. – Het is ook mogelijk de poort automatisch te laten sluiten; dit doet u door de gewenste pauzetijd te programmeren (zie hoofdstuk 10). Een enkele uitvoering van de procedure slaat een enkele toets van de zender in het geheugen op. Het geheugen van de besturingseenheid kan tot 150 toetsen bevatten. Voor elke toets die u in het geheugen wilt opslaan, dient u onderstaande procedure opnieuw uit te voeren. 01. Beslis welke toets op de zender u in het geheugen wilt opslaan (voorbeeld: toets T3). 02. Beslis welke instructie u uit de eerder opgesomde instructies aan de uitgekozen toets wilt koppelen (voorbeeld: instructie “2”). 03. Druk op toets “P1” (op de besturingseenheid) zoveel maal als overeenkomt met het nummer van de gewenste instructie (in ons voorbeeld, “2” maal) en controleer of de groene led hetzelfde aantal kortdurende knipperingen afgeeft (deze worden in een regelmatig ritme herhaald). 04. (binnen 10 seconden) Houd op de zender de toets die u in het geheugen wilt opslaan (in ons voorbeeld, toets T3) tenminste 5 seconden lang ingedrukt. 20 – Nederlands 9.3 – PROGRAMMEREN VAN HET TOETSENPANEEL MOD. MK Het bedieningspaneel kan voor twee verschillende manieren van werken worden geprogrammeerd, die alternatief aan elkaar zijn: - TRADITIONELE werkingsmodus (zonder een persoonlijk wachtwoord te gebruiken) - VEILIGE werkingsmodus (met het gebruik van een persoonlijk wachtwoord) Nadat het toetsenpaneel in het geheugen is opgeslagen (zie paragraaf 9.1), zal het op de “Traditionele werkingsmodus” ingesteld blijken te zijn (fabrieksinstelling); u kunt het nu in de andere modus instellen, zoals dat hieronder beschreven is. Traditionele werkingsmodus Bij deze modus zijn de toetsen onafhankelijk waarbij elke toets stuurt een specifieke instructie aanstuurt. De instructies zijn: toets “A” = instructie Stap-voor-Stap toets “B” = instructie Gedeeltelijke opening toets “C” = instructie Open toets “D” = instructie Sluit toets “OK” = instructie Stop “Veilige” werkingsmodus Bij deze modus werkt het toetsenpaneel wanneer er een door de gebruiker ingevoerd wachtwoord (van 1 tot 10 letters) wordt ingetoetst, gevolgd door de toets “OK”. Deze toetsencombinatie verzendt alleen de specifieke instructie die de gebruiker bij het programmeren van deze modus heeft ingesteld N.B. – Als de instructie Stap-voor-Stap is geprogrammeerd, hebt u na het versturen van de instructie, 10 seconden de tijd om eventueel nog een instructie te versturen; hiervoor behoeft u alleen maar op de toets “OK” te drukken. Op deze manier behoeft u het wachtwoord niet telkens opnieuw in te toetsen. PROGRAMMEREN VAN DE “VEILIGE” MODUS” 01. Houd de toetsen “A” en “B” enige seconden lang tegelijk ingedrukt, tot het toetsenpaneel een reeks geluidssignalen (beep) afgeeft die signaleren dat de programmering van start is gegaan. 02. Voer met behulp van de toetsen op het toetsenpaneel de “PUK”-code in (code van 10 letters op een kaart die u bij het toetsenpaneel hebt gekregen); druk tenslotte op toets “OK”. 03. Voer met behulp van de toetsen op het toetsenpaneel een persoonlijk wachtwoord in (van 1 tot 10 letters); druk tenslotte op toets “OK”. Het toetsenpaneel geeft een reeks geluidssignalen af (beep). 04. Kies daarna op onderstaande lijst de instructie die u wilt programmeren en druk op het toetsenpaneel op de aan de instructie gekoppelde toets en daarna op de toets “OK”: Instructie Stap-voor-Stap = toets “A” Instructie Gedeeltelijke opening = toets “B” Instructie Open = toets “C” Instructie Sluit = toets “D” Instructie Stop = toets “OK” Het toetsenpaneel geeft een reeks geluidssignalen af (beep) die deze programmering afsluiten. Wijzigen van het persoonlijke wachtwoord Als u uw wachtwoord wilt veranderen, dient u de gehele procedure “Veilige modus” opnieuw uit te voeren, waarbij u op punt 03 het bestaande wachtwoord verandert. PROGRAMMEREN VAN DE “TRADITIONELE” MODUS” Voor het programmeren van deze werkingsmodus dient u de procedure “Programmeren van de Veilige modus” uit te voeren, waarbij u alleen de punten 01 en 02 uitvoert; tenslotte drukt u twee maal op de toets “OK”. AFSTELLINGEN EN ANDERE OPTIONELE FUNCTIES De besturingseenheid heeft enkele optionele functies waarmee het mogelijk is andere specifieke taken door de automatisering te laten uitvoeren, waardoor deze aan uw persoonlijke eisen kan worden aangepast. TABEL 3 AUTOMATISCH SLUITEN van de vleugel Geen enkele sluiting —> (druk op toets “T1”) 10 – AFSTELLEN VAN DE WERKING VAN DE AUTOMATISERING Sluiting na 15 seconden —> (druk op toets “T2”) Om de werking van de automatisering aan de persoonlijke eisen aan te passen is het mogelijk sommige functies te activeren of te deactiveren en de waarde daarvan af te stellen. Deze functies zijn: Sluiting na 60 seconden —> (druk op toets “T4”) De waarden van deze functies kunnen aan uw persoonlijke eisen worden aangepast, waarvoor u de volgende procedure en een zender met een toets gebruikt, die in de besturingseenheid al opgeslagen is. Opmerking – Tijdens de uitvoering va de procedure, geeft het knipperlicht altijd een kippering waaneer er op een toets gedrukt wordt. 01. Houd de toetsen “T1” en “T2” op de zender tenminste 5 seconden tegelijk ingedrukt en laat ze daarna los. Op de besturingseenheid knipperen nu de twee leds (groen en rood) die aangeven dat u de “programmering van de functies” bent binnengegaan (de leds blijven gedurende de gehele procedure knipperen). 02. Houd op de zender tenminste 1 seconde een reeds in die besturingseenheid opgeslagen toets ingedrukt (de groene led knippert 1 maal). 03. Kies daarna een van de vier beschikbare functies en houd de toets op de zender die aan de uitgekozen functie gekoppeld is, tenminste 1 seconde ingedrukt (de groene led knippert 1 maal): • Automatische sluiting van de vleugels = (druk op toets “T1”) • Snelheid van de manoeuvre van de vleugels = (druk op toets “T2”) • Gevoeligheid van de vleugels ten opzichte van obstakels = (druk op toets “T3”) • Vertragingspunten van de vleugel = (druk op toets “T4”) 04. Kies tenslotte op basis van tabel 3 de door u gewenste waarde die bij deze functie staat en houd op de zender tenminste 1 seconde de toets ingedrukt die aan de gewenste waarde is gekoppeld (de groene en rode led zullen nu 1 maal ter bevestiging kort knipperen ). SNELHEID VAN DE door de vleugel uitgevoerde BEWEGING Laag —> (druk op toets “T1”) Middelaag —> (druk op toets “T2”) Middelhoog —> (druk op toets “T3”) Hoog —> (druk op toets “T4”) GEVOELIGHEID VAN DE AUTOMATISERING TEN OPZICHTE VAN OBSTAKELS Hoog (*) —> (druk op toets “T1”) Middelhoog —> (druk op toets “T2”) Middelaag —> (druk op toets “T3”) Laag (*) —> (druk op toets “T4”) WIJZE VAN VERTRAGING 20 cm bij Opening / 20 cm bij Sluiting botssnelheid: langzaam —> (druk op toets “T1”) 20 cm bij Opening / 70 cm bij Sluiting botssnelheid: langzaam —> (druk op toets “T2”) 70 cm bij Opening / 70 cm bij Sluiting botssnelheid: langzaam —> (druk op toets “T3”) 70 cm bij Opening / 70 cm bij Sluiting botssnelheid: zeer langzaam —> (druk op toets “T4”) N.b. bij Tabel 3: – Deze tabel geeft de waarden weer die voor elk van de 4 speciale functies beschikbaar zijn alsook de daarmee overeenkomende toets waarop u op de zender moet drukken om die bepaalde waarde te selecteren. – De kleur grijs markeert de in de fabriek vastgestelde waarden. (*) – De parameter “Hoog” betekent dat de poortvleugel in staat is obstakels te constateren die weinig kracht uitoefenen, als bijvoorbeeld een krachtige windstoot – De parameter “Laag” betekent dat de poortvleugel in staat is obstakels te constateren die veel kracht uitoefenen, als bijvoorbeeld een auto die staat. – In geval van stroomuitval zal bij terugkeer daarvan de eerstvolgende door de automatisering aangestuurde manoeuvre op gereduceerde snelheid worden uitgevoerd, onafhankelijk van de ingestelde snelheid. 11 – GEHEUGENOPSLAG VAN EEN NIEUWE ZENDER MET BEHULP VAN DE PROCEDURE ‘IN DE NABIJHEID VAN DE BESTURINGSEENHEID [met een reeds in het geheugen opgeslagen zender] Het is mogelijk een NIEUWE zender in het geheugen van de besturingseenheid op te slaan zonder rechtstreeks de toets “P1” op die besturingseenheid te gebruiken, maar door binnen de ontvangstraal van de zender te werken. Hiervoor hebt u een OUDE zender nodig, die reeds in het geheugen is opgeslagen en die werkt. Hiermee hebt u de mogelijkheid dezelfde functies van een toets van de OUDE zender op een willekeurige toets van de NIEUW zender in het geheugen op te slaan. Aanbevelingen: – De procedure moet worden uitgevoerd binnen het ontvangbereik van de ontvanger (ten hoogste 10-20 m van de ontvanger). – Met deze procedure wordt een enkele toets van de nieuwe zender in het geheugen op te slaan. Om nog meer toetsen op te slaan dient u deze procedure opnieuw uit te voeren. Nederlands – 21 Nederlands • AUTOMATISCHE SLUITING VAN DE VLEUGELS. Wanneer deze functie actief is, zal de besturingseenheid na afloop van een door de gebruiker aangestuurde openingsmanoeuvre de poort automatisch na verloop van een bepaalde tijd laten sluiten • SNELHEID VAN DE MANOEUVRE VAN DE VLEUGELS. Met deze functie kunt u de gewenste snelheid instellen waarmee de automatisering de vleugels van de poort laat bewegen. • GEVOELIGHEID VAN DE VLEUGELS TEN OPZICHTE VAN OBSTAKELS. Als een onvoorzien obstakel (een krachtige windstoot, een voertuig, een persoon etc.) de vleugels van de poort tijdens een manoeuvre afremt, constateert deze functie onmiddellijk dat de belasting van de motor om het obstakel te overwinnen, toeneemt, en geeft instructie tot een complete terugloop. Als de “automatische sluiting van de vleugels” is ingesteld, probeert de besturingseenheid het een tweede maal en bij de derde poging onderbreekt zij na een korte terugloop de manoeuvre definitief. • WIJZE VAN VERTRAGING. Met deze functie kan het punt worden gekozen waar de vleugel begint te vertragen tijdens zowel de Sluit- als Openingsfase. N.b. – Deze parameter kan van belang zijn voor het matigen van de stootkracht in geval er zich een obstakel voordoet tijdens de eindfase van de manoeuvre. Sluiting na 30 seconden —> (druk op toets “T3”) 01. Op de NIEUWE zender: houd tenminste 5 seconden de toets ingedrukt die u in het geheugen wilt opslaan en laat hem daarna los. 02. Op de OUDE zender: druk langzaam 3 maal op de toets met de instructie die u op de andere zender in het geheugen wilt opslaan. 03. Op de NIEUWE zender: druk 1 maal op dezelfde toets als die welke u op punt 01 hebt ingedrukt. TABEL 4 • Geheugen van de waarden van de optionele functies (= 1 maal drukken) • Opslag in het geheugen van de posities “Sluiten” en “Openen” (= 2 maal drukken) • Geheugen van de zenders (= 3 maal drukken) 12 – WISSEN VAN GEGEVENS UIT HET GEHEUGEN VAN DE BESTURINGSEENHEID Het is mogelijk de gegevens te wissen, die zich in het geheugen van de besturingseenheid bevinden, waarbij u enkele gegevens of alle gegevens wist. Hiervoor kunt u de volgende procedures gebruiken: • Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen zender • Wissen van andere gegevens die in het geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen • GEHELE geheugen (= 4 maal drukken) NB. – wist in één maal de drie eerste geheugens 13 – EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING Na uitvoering van alle programmeerfasen, met inbegrip van de afstellingen, is het noodzakelijk de in het kader “Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden” aangegevene werkzaamheden van eindtest en inbedrijfstelling te verrichten om de automatisering in bedrijf te stellen. Wissen van een instructie in een reeds in het geheugen opgeslagen zender Met onderstaande procedure is het mogelijk een afzonderlijke aan een toets op de zender gekoppelde instructie uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen. N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononderbroken branden. 01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 seconden ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturingseenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan (LET OP! – laat toets “P1” niet los!). 02. Zonder toets “P1” los te laten, drukt u op de toets van de zender die u wilt wissen: als de besturingseenheid deze handeling herkent, knippert de groene led één maal kort en, pas nu, kan de toets “P1” en de toets op de zender worden losgelaten. Wissen van andere gegevens die in het geheugen van de besturingseenheid zijn opgeslagen Nederlands Met onderstaande procedure is het mogelijk verschillende soorten opgeslagen gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid te wissen, zoals die in tabel 4 zijn weergegeven. N.B. – Tijdens de procedure blijven de rode en de groene led ononderbroken branden. 01. Houd de toets “P1” op de besturingseenheid langer dan 10 seconden ingedrukt: eerst gaat de groene led branden, na 5 seconden gaat de rode led aan en tenslotte beide, ten teken dat de besturingseenheid de modus “wissen van het geheugen” is binnengegaan. Laat daarna de toets los. 02. Kies met behulp van tabel 4 het type gegevens dat u wilt wissen en druk net zo veel maal op toets “P1” als het aantal tussen haakjes aangeeft (telkens als er op de toets “P1” wordt gedrukt, knippert de groene led één maal). 03. Vijf seconden nadat er voor de laatste maal op toets “P1” is gedrukt gaan beide leds (rood en groen) snel knipperen, als het wissen tot een goed einde is gekomen, (= geheugen gewist!). N.B. – Voordat wissing daadwerkelijk plaatsvindt, is er een marge van 5 seconden,waar u de genomen beslissing nog kunt terugdraaien; in die tijd kunt u de procedure verlaten zonder enig gegeven te wissen door 5 maal op de toets “P1” te drukken. BELANGRIJK! – Na het uitwissen van het “Geheugen van de Openingsen Sluitposities” en van het “TOTALE Geheugen”, dient u opnieuw de procedure 9.1 uit te voeren – “Opslag in het geheugen van de inrichtingen die met een Bus-kabel zijn aangesloten en van de Sluit- en Openingseindpunten van de vleugel”. 22 – Nederlands 14 – INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN EEN BUFFERBATTERIJ Na uitvoering van de eindtest en de inbedrijfstelling, is het mogelijk een bufferbatterij mod. MB te installeren en aan te sluiten, indien de installatie hiervan voorzien is. Dient u STAP 6.5 te raadplegen. WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen) Bij normale werking houdt de besturingseenheid de processen van de automatisering constant onder controle en kan zij eventuele storingen signaleren door het knipperlicht en de rode Led “L1”, die van de besturingseenheid deel uitmaakt, een bepaald aantal maal te laten knipperen (deze diagnostische knipperingen hebben altijd betrekking op de laatste manoeuvre van de automatisering). Om het verband te begrijpen tussen het aantal knipperingen en de oorzaak daarachter, gelieve u onderstaande tabel 5 te raadplegen: Knipperingen Probleem Oplossing 2 maal knipperen - pauze 2 maal knipperen Tijdens de Openings- of Sluitmanoeuvre blokkeert de vleugel zich of keert ze de in gang zijnde manoeuvre om. Dit is het gevolg van het feit dat een bepaald stel fotocellen, dat deel uitmaakt van de installatie, in werking is getreden omdat het een obstakel heeft geconstateerd. Verwijder dus het obstakel dat zich op de baan tussen deze fotocellen bevindt. 3 maal knipperen - pauze 3 maal knipperen • Tijdens de Openings- of Sluitmanoeuvre blokkeert de vleugel zich plotseling en de Besturingseenheid keert de in gang zijnde manoeuvre totaal om, waarbij hij het eindpunt bereikt. Nota – Tjidens deze terugloop, keert de vleugel de manoeuvre opnieuw om, indien ze een tweede obstakel vindt, en indien se bij het uitvoering van de laatste noch een deerde obstakel vindt, blokkert zich de vleugel en bereikt niet het eindpunt. (De automatisering is in de fabriek ingesteld om niet meer dan drie pogingen te doen). De vleugel ondervindt grotere wrijving als gevolg van een onverwacht obstakel (een krachtige windstoot, een voertuig, een persoon, etc.). Mocht het eventueel nodig zijn de gevoeligheid daarvan ten opzichte van obstakels bij te stellen, gelieve u hoofdstuk “Afstellingen en andere optionele functies” te raadplegen. 4 maal knipperen - pauze 4 maal knipperen Bij de Openings- of Sluitmanoeuvre blokkeert de vleugel zich plotseling en de besturingseenheid voert een “Stop” uit, gevolgd door een korte terugloop. Eventueel geïnstalleerde veiligheidsinrichtingen (anders dan fotocellen, zoals bijvoorbeeld contactlijsten), hebben een onverwacht obstakel gesignaleerd. Verwijder dus het obstakel. 5 maal knipperen - pauze 5 maal knipperen De automatisering reageert niet op de verzonden instructies. Er is sprake van een fout in de configuratie van het systeem. Controleer of het bruggetje “Sel”, dat zich op de Besturingseenheid bevindt, goed is ingevoerd. Voer hierna opnieuw de installering uit. 6 maal knipperen - pauze 6 maal knipperen Na een aantal opeenvolgende verzonden manoeuvres komt de automatisering tot stilstand. De hoogst toegestane grens van opeenvolgende manoeuvres is overschreden waardoor oververhitting is ontstaan. Wacht daarom enkele minuten om de temperatuur onder de ingestelde bovengrens te laten zakken. 7 maal knipperen - pauze 7 maal knipperen De automatisering reageert niet op de verzonden instructies. Er is een defect in de interne elektrische circuits. Ontkoppel daarom alle voedingscircuits; wacht een paar seconden en zet ze opnieuw onder spanning. Geef opnieuw een instructie en, als de automatisering niet reageert, betekent dit dat er een ernstig defect is op de elektrische kaart van de besturingseenheid of in de bekabeling van de motor. Controleer dus en vervang zo nodig. 8 maal knipperen - pauze 8 maal knipperen De automatisering reageert niet op de verzonden instructies. Er is een defect in de elektrische circuits van de “Bus”. Controleer een voor een of de aangesloten inrichtingen goed werken. Er zou korstluiting daarin zijn kunnen opgetreden of ze zouden niet goed kunnen werken. Nederlands – 23 Nederlands TABEL 5 Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden LET OP! – Alle in dit kader vervatte handelingen mogen uitsluitend door bevoegd en ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de handleiding, de wetten en de regelgeving inzake veiligheid, zoals die in het gebied van kracht zijn, worden nageleefd. AANSLUITING VAN DE AUTOMATISERING OP HET ELEKTRICITEITSNET MET EEN ANDERE KABEL DAN DIE WELKE IS MEEGELEVERD LET OP! – Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan ernstige schade of een gevaarlijke situatie veroorzaken, neem daarom de in deze paragraaf aangegeven aansluitingen nauwgezet in acht. Het kan nodig zijn de bij dit produkt meegeleverde kabel te vervangen met een elektriciteitsleiding die beschermd en afgestemd is op de omstandigheden. Gebruik hiervoor een voedingskabel van 3 x 1,5 mm2 met een lengte van minder dan 30 m. Gebruik voor grotere lengtes een kabel met een grotere doorsnede: bijvoorbeeld, 3 x 2,5 mm2 en aard hem in de buurt van de automatisering. Ga vervolgens als volgt te werk. 02. Afb. B - Maak de kabeldoorgang van de voedingskabel los, draai met behulp van een Amerikaanse schroevendraaier de schroef van de dekplaat van de klemmenstrip los en haal de bestaande kabel weg. Bevestig daarna de nieuwe kabel op de klemmenstrip en neem daarbij de aanwijzingen van de symbolen in acht. N.B.– haal de klemmenstrip van zijn plaats, zodat u de elektriciteitsdraden gemakkelijk kunt aansluiten. – Bruine elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Fase”; – Blauwe elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Nulleider”; – Geel-groene elektriciteitsdraad, aan te sluiten op “Aarde”. B Voor het aansluiten van een nieuwe kabel op de besturingseenheid: 01. Afb. A Verwijder de deksel van de reductiemotor, waarvoor u met een schroevendraaier de 4 op de zijkanten geplaatste schroeven losdraait. A Nederlands 03. Zet vervolgens de dekplaat op de klemmenstrip terug en sluit de reductiemotor met de dekplaat daarvan. Voor het aansluiten van een nieuwe kabel op het elektriciteitsnet: Let op! – Bij het aansluiten hiervan dient er op de voedingslijn (tussen de automatisering en het elektriciteitsnet) ook een beveiliging tegen kortsluiting te worden geïnstalleerd. Op deze lijn dient er bovendien een inrichting te worden geïnstalleerd die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z. met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3 mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stekker. Deze inrichting zorgt er, indien dat nodig is, dat de stroom toevoer snel en veilig wordt onderbroken. Als die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt en niet zichtbaar is, dient er een blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschakelen, teneinde elk eventueel gevaar uit te schakelen. N.B. – De onderbrekingsinrichting wordt niet met het product meegeleverd. 24 – Nederlands EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING Dit zijn bij de aanleg van de automatisering de belangrijkste fasen om een zo groot mogelijke veiligheid van de installatie te garanderen. De hier beschreven procedure van de eindtest kan ook worden gebruikt om op geregelde tijden de inrichtingen waaruit de automatisering is samengesteld, te controleren. De eindtest en de inbedrijfstelling van de automatisering moeten door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. Dat moet ook bepalen welke tests noodzakelijk zijn om de getroffen oplossingen voor de bestaande risico’s te controleren en na te gaan of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels en in het bijzonder alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor poorten bepaalt, in acht zijn genomen. EINDTEST VAN DE AUTOMATISERING INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING 1 Controleer of de voorschriften van STAP 1 op het gebied van de veiligheid zijn nageleefd. 2 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt uitgevoerd. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of punten met een bijzondere wrijving. 3 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen, contactlijsten, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen: laat de enkele stel fotocellen tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden (zie tabel 2 om te bepalen de manoeuvre die uit te voeren is) en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal 2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terugloop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven). 4 Om te controleren of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een 30 cm lange cilinder met een diameter van 5 cm de optische as die het stel fotocellen met elkaar verbindt: eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen (Afb. 45). Ga dan na of de inrichting in alle gevallen in werking treedt en van de actie45 ve status op de alarmstatus overgaat, en omgekeerd. Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze van de actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept (bijvoorbeeld dat de poort terugloopt bij de sluitmanoeuvre) 5 Meet de stootkracht volgens de voorschriften van de norm EN 12445. Indien de controle van het “motorvermogen” gebruikt wordt door de Besturingseenheid als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht terug te brengen, probeer dan om de functies “Bewegingssnelheid van de vleugel” en “Vertragingspunten van de vleugel” (hoofdstuk 10) af te stellen, waarbij u de beste parameters probeert te vinden. Let op! – In geval de poort meer dan 200kg weegt, dient u, om aan de in de norm EN 12543 vastgestelde parameters te voldoen, aan het uiteinde van de vleugel een rubber rand aan te brengen.. 6 Om de juiste werking van de bufferbatterij te controleren, kunt u de volgende test uitvoeren nadat de batterij helemaal is opgeladen: sluit de stroomvoorziening af en controleer na enkele seconden of de Leds en het knipperlicht een reeks van 5 knipperingen laten zien. Indien dit niet het geval is, controleer dan of de connector van de batterij juist geplaatst is of probeer hem eventueel om te keren. Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eindtest met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan. 1 Maak een technisch dossier van de automatisering dat de volgende documenten moet omvatten: een overzichtstekening (zie het voorbeeld op afb. 5), een schema van de verrichte elektrische aansluitingen (zie het voorbeeld op afb. 17), een analyse van de vorkomende risico’s en van de toegepaste oplossingen (zie op de site www.moovo.com de gids met de risicoanalyse van de verschillende typen poorten), de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor de gebruikte inrichtingen en de conformiteitsverklaring die door de installateur is ingevuld (zie de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE”). 2 Breng op de poort een plaatje aan met daarop tenminste de volgende gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en “CE”-keurmerk. 3 Vul de conformiteitsverklaring in en geef ze aan de eigenaar van de automatisering; Hiervoor is de “EG-conformiteitsverklaring” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” in te vullen. 4 Vul de “Gebruikershandleiding” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” in en geef ze aan de eigenaar van de automatisering. 5 Vul het formulier “Onderhoudsplan” in dat u in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” vindt en dat de onderhoudsvoorschriften voor alle inrichtingen van de automatisering omvat en geef dit aan de eigenaar van de automatisering. 6 Alvorens de automatisering in bedrijf te stellen dient u de eigenaar uitvoerig over de nog aanwezige gevaren en risico’s te informeren. WERKZAAMHEDEN IN VERBAND MET PERIODIEK ONDERHOUD AFVALVERWERKING VAN HET PRODUCT Dit product is een integrerend deel van de automatisering en dient dus daarom samen daarmee verwerkt te worden. Wanneer de levensduur van dit product ten einde is, dienen de ontmantelingswerkzaamheden, zoals dit ook bij de installatiewerkzaamheden het geval is, door bevoegd personeel uitgevoerd te worden. Dit product bestaat uit verschillende soorten materialen, waarvan sommige gerecycleerd kunnen worden. Win inlichtingen over de methoden van hergebruik of afvalverwerking zoals die in de in uw gebied van kracht zijnde voorschriften is voorzien Let op! – Sommige delen van het product kunnen vervuilende of gevaarlijke stoffen bevatten; als die in het milieu terecht zouden komen, zouden ze schadelijke gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid kunnen hebben Zoals u kunt zien aan het symbool hiernaast is het verboden dit product met het gewone huisvuil weg te gooien Scheid uw afval voor verwerking op een manier zoals die in de plaatselijke regelgeving is voorzien, of lever het product bij uw leverancier in wanneer u een nieuw gelijksoortig product koopt. Let op! – de plaatselijke regelgeving kan in geval van illegale dumping van dit product in zware straffen voorzien. Nederlands – 25 Nederlands Over het algemeen heeft dit product geen bijzonder onderhoud nodig; toch zorgt regelmatige controle ervoor de installatie efficiënt te houden en een regelmatige werking van de geïnstalleerde veiligheidssystemen te waarborgen. Raadpleeg daarom voor een correct onderhoud het hoofdstuk “Onderhoudsplan” in de sectie “TECHNISCHE DOCUMENTATIE” aan het einde van deze handleiding. TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE VERSCHILLENDE COMPONENTEN VAN HET PRODUCT AANBEVELINGEN – Het product LN4... is een product van Nice S.p.a. (TV) I. Moovo is een handelsmerk van Nice S.p.a – Alle hier opgevoerde technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C). – Nice S.p.a. behoudt zich het recht voor op elk door haar gewenst moment wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven. REDUCTIEMOTOR LN432e BESCHRIJVING GEGEVENS Stroomvoorziening Maximum opgenomen vermogen Maximumkoppel Nominaalkoppel 230 Vac - 50/60 Hz 250 W 8,2 Nm 3,8 Nm Langzaam snel Snelheid zonder belasting 40 Rpm 70 Rpm Nominale snelheid Cycli / h per koppel Nominaal (20°C) Cycli / h per nominaalkoppel (50° C) Maximumfrequentie van continue functioneringscycli Functioneringstemperatur Afmetingen (mm) Gewicht Maximumlengte van de vleugel Beschermingsgraad Geschatte duurzaamheid (*) 35 Rpm 62 Rpm 10 6 5 - 20 / + 50° C 288 x 264 h x 174 6 kg 5m IP 44 van 80.000 tot 150.000 cycli manoeuvres Nederlands 150.000 140.000 130.000 0% 120.000 25 % 110.000 c) – Stel in de aan de zijde staande grafiek de geschatte percentuele waarde (onder punt “b”) vast en anhand daarvan leid het aantal cycli maneouvres af. 50 % 90.000 b) – Uit deze gegenvens verkrijg een percentuele waarde, die in het algemeen de maximale en de minimale mate van slijtage van de installatie bepaalt. 75 % 100.000 a) – Schat de gebruiksomstandigheden en de krachten die deel uitmaken van uw installatie, als bijvoorbeeld... • gewicht en lengte van de vleugel; • perfekte balans van de vleugel; • onderhoudstand van de vleugel; • type vleugel: blind of met vele openingen; • aanwezigheid van harde wind; • gebruiksfrequentie van de automatisering. 100 % 80.000 (*) Opmerking – De geschatte duurzaamheid van het product gaat van 80.000 tot 150.000 cycli manoeuvres. Om de waarschijnlijke duurzaamheid van uw installatie dient u als volgt te werk te gaan: KNIPPERLICHT MF BESCHRIJVING GEGEVENS Typologie Toegepaste technologie Knipperlicht voor automatismen op poorten en deuren Lichtsignalering met een lamp die door de besturingseenheden Moovo met “Bus”-systeem voor automatisering worden aangestuurd 12V 21W BA15-fitting (type) De inrichting moet worden aangesloten op het klemmetje “Bus” van de besturingseenheden Moovo voor automatiseringen Lamp Stroomvoorziening Omgevingstemperatuur voor werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Montage Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht 26 – Nederlands -20 ÷ 50°C Nee Verticaal op een vlak; of horizontaal aan de wand IP 44 135 x 120h x 110 mm 340 g ZENDER MT4 BESCHRIJVING GEGEVENS Typologie Toegepaste technologie Frequentie Codering Radiozenders voor het aansturen van automatiseringen op poorten en deuren Gecodeerde radiomodulatie AM OOK 433.92 MHz (± 100 kHz) Rollingcode met 64-bits code (18 x 1018 combinaties) 4, elke toets kan worden gebruikt voor verschillende instructies van dezelfde besturingseenheid of van verschillende besturingseenheden 1 dBm e.r.p. 3V +20% -40% met 1 lithiumbatterij type CR2032 3 jaar, geschat op een basis van 10 instructies/dag met een duur van 1s bij 20°C (bij lage temperaturen neemt de werking van de batterijen af) Toetsen Uitgestraald vermogen Stroomvoorziening Levensduur van de batterijen Omgevingstemperatuur bij werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht Bereik -20°C ÷ 50°C Nee IP 40 (gebruik in huis of beschermde ruimten) 40 x 70h x 8 mm 25 g geschat op 200 m buitenshuis; 35 m binnenshuis (*) (*) Alle afstandsbedieningen kunnen storingen ondervinden die er de prestaties van kunnen wijzigen. Wanneer deze storingen zich voordoen, kan Nice geen enkele garantie bieden omtrent het werkelijke bereik van haar apparatuur.daadwerkelijke bereik van zijn inrichtingen. FOTOCELLEN MP BESCHRIJVING Typologie Toegepaste technologie Detectievermogen Zendhoek TX Ontvanghoek RX Nuttig bereik Stroomvoorziening / Uitgang Opgenomen vermogen Maximumlengte kabels Adresseringsmogelijkheden Omgevingstemperatuur bij werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Montage Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht (stel) GEGEVENS Obstakeldetector voor automatismen op poorten en deuren (type D volgens de norm EN 12453) bestaande uit een zender “TX” en ontvanger “RX” Optisch, via rechtstreekse interpolatie TX-RX met gemoduleerde infraroodstraal Matte voorwerpen op de optische as tussen TX-RX met een afmeting van meer dan 50 mm en een snelheid van minder dan 1,6 m/s 20° circa 20° circa Tot 7 m voor maximale asafwijking TX-RX ±4° (de inrichting kan een obstakel ook signaleren wanneer de weersomstandigheden bijzonder slecht zijn) De inrichting moet op de “Bus”-netten van Moovo worden aangesloten, waarvan de elektrische stroom wordt opgenomen en waarlangs de uitgaande signalen worden verzonden 450mW bij werking; 40mW in stand by Tot 20 m (neem de aanbevelingen voor de minimumdoorsnede en het soort kabels in acht) Tot 6 detectors met beveiligingsfunctie en tot 4 met aansturingsfunctie voor de openingsmanoeuvre. Het automatische synchronisme voorkomt interferentie tussen de verschillende inrichtingen. -20 ÷ 50°C Nee Verticaal op een vlak; of horizontaal aan de wand IP 44 50 x 85h x 35 mm 140 g BESCHRIJVING GEGEVENS Typologie Toetsenpaneel met 5 toetsen met de mogelijkheid de automatisering aan te sturen met en zonder invoer van de combinatie Mogelijkheid tot invoer van een activeringscode van ten hoogste 10 cijfers (meer dan 1 miljoen combinaties mogelijk) De inrichting moet op de “Bus”-netten van Moovo worden aangesloten, waarvan de elektrische stroom wordt opgenomen en waarlangs de uitgaande signalen worden verzonden 120mW bij werking; 45mW in stand by Toegepaste technologie Stroomvoorziening / Uitgang Opgenomen vermogen Omgevingstemperatuur bij werking Gebruik in zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Montage Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht -20 ÷ 50°C Nee Vertikaal aan de wand IP 44 50 x 85h x 35 mm 80 g Nederlands – 27 Nederlands TOETSENPANEEL MK GEBRUIKERSHANDLEIDING (Uit te reiken aan de eindgebruiker van de automatisering) AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET GEBRUIK Het is ten strengste verboden delen van de automatisering aan te raken terwijl de poort in beweging is! • Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat gebruiken, is het raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico’s ontstaan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van deze handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de installateur u overhandigd heeft. • Bewaar deze handleiding voor eventuele toekomstige twijfels en geef haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering. • Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het een gevaarlijke machine wordt: laat de automatisering niet werken als er zich mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden. • Kinderen: deze automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt. Bovendien garandeert ze altijd een voorspelbare en veilige activering. Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de buurt van de installatie te spelen en de zenders buiten hun bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking komt (een zender is geen speelgoed)! • Controleer de automatisering dikwijls op eventuele tekenen van slijtage, schade of gebrek aan balans. Stop onmiddellijk het gebruik ervan als er onderhoudswerkzaamheden nodig zijn. • Controleer geregeld of de fotocellen correct werken en laat tenminste elk half jaar de voorziene onderhoudscontroles verrichten. • De fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vormen slechts een hulpinrichting voor de veiligheid. Zij zijn vervaardigd op basis van de meest betrouwbare technologie, maar kunnen onder extreme omstandigheden storingen vertonen of zelfs defect raken. Let op! – In bepaalde gevallen zou een defect niet onmiddellijk zichtbaar kunnen zijn. Het is ten strengste verboden zich in de doorgang te bevinden terwijl de poort of de deur in beweging is! • Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze dat zou moeten doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te onderbreken. Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp van uw vertrouwensinstallateur in. Intussen kan de installatie werken met handmatige bediening voor opening en sluiting, nadat u de reductiemotoren op de hieronder beschreven manier ontgrendeld hebt. • Na een stroomuitval voert de automatisering de eerste gestuurde manoeuvre op een lagere snelheid uit en dat afgezien van de ingestellde snelheid. • Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, mag u geen wijzigingen aanbrengen aan de installatie en de programmeer- en afstelparameters van uw automatiseringsinstallatie: degene die de automatisering heeft geïnstalleerd,is aansprakelijk. • De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de eventuele reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie te worden bewaard. • Als de automatisering niet meer gebruikt kan worden, dient u zich ervan te vergewissen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschriften wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden. ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN DIE DE GEBRUIKER MAG UITVOEREN Uw automatiseringsinstallatie heeft periodiek onderhoud nodig om haar zo lang mogelijk en geheel veilig te laten werken. Alle controle-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Stel met uw installateur een onderhoudsplan met periodieke frequentie op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een meer of minder intensief gebruik. De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan en moet uitvoeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijde- ren van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen belemmeren. • Gebruik voor het schoonmaken van de buitenzijde van de inrichtingen een enigszins vochtige (geen natte) doek. Belangrijk – Gebruik geen stoffen die alcohol, benzeen, oplosmiddelen of andere brandbare stoffen bevatten. Het gebruik van dergelijke stoffen zou de inrichtingen kunnen beschadigen en brand of elektrische schokken veroorzaken. • Voordat u met het schoonmaken gaat beginnen, dient u, om te voorkomen dat iemand de poort per ongeluk in beweging kan brengen het automatisme te ontgrendelen, zoals dat in deze handleiding is beschreven. Nederlands VOOR HET BEDIENEN VAN DE POORT Met de zender MT4 Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn De toetsen op de zender geven de volgende instructies: Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn en er een instructie wordt verzonden maar de manoeuvre niet van start gaat en het knipperlicht een aantal maal knippert: het aantal malen dat het knipperlicht knippert, is afhankelijk van de storing, kijk op tabel 5 om de aard van het probleem te ontdekken. Belangrijk – Wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn, dient de automatisering zo spoedig mogelijk te worden gerepareerd. INSTRUCTIE (*) Toets T1 Toets T2 Toets T3 Toets T4 (* ) Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft geprogrammeerd. Met het toetsenpaneel MK De toetsen op het toetsenpaneel geven de volgende instructies: INSTRUCTIE (*) Toets A Toets B Toets C Toets D Toets OK (* ) Deze tabel moet worden ingevuld door degene die de automatisering heeft geprogrammeerd. II – Nederlands HANDMATIG VERGRENDELEN OF ONTGRENDELEN VAN DE REDUCTIEMOTOR De reductiemotor heeft een mechanisch systeem waarmee het mogelijk is de poort handmatig te openen en te sluiten. Deze handmatige handelingen moeten worden uitgevoerd in geval van stroomuitval of storingen in de werking van het automatisme. In dit laatste geval kan het nuttig zijn het ontgrendelingsmechanisme te gebruiken om te controleren of het defect misschien met het mechanisme zelf van doen heeft (het zou bijvoorbeeld niet goed aangedraaid kunnen zijn). N.B. – Bij stroomuitval kunt u om de poort te verplaatsen ook gebruikmaken van de bufferbatterij (mod. MB), indien deze in de installatie is aangebracht. Voor het handmatig ontgrendelen van de reductiemotor gebruikt u als volgt de met de reductiemotor meegeleverde ontgrendelingssleutel: 01 02 01. Steek de sleutel in de speciale ontgrendelingspin. 02. Draai de sleutel 100° linksom. 03. Nu zult u de poortvleugel handmatig in de gewenste stand kunnen zetten. 04. Om de automatisering weer terug te stellen dient u de daarvoorbedoelde sleutel op de ontgrendelpin rechtsom te draaien en de vleugel met de hand te bewegen totdat u het mechanische geluid hoort van de vleugel die aan het trekmechanisme wordt gehaakt. 04 05. Tenslotte haalt u de sleutel uit de ontgrendelingspin en bewaart hem. VERVANGEN VAN DE BATTERIJ VAN DE ZENDER Wanneer de batterij leeg is, neemt het bereik van de zender aanzienlijk af. Wanneer u op een toets drukt zult u merken dat de lichtsterkte van de led afneemt (= batterij helemaal leeg). In deze gevallen dient u om de zender weer normaal te laten functioneren, de lege batterij met een andere van het zelfde type (CR2032) te vervangen, waarbij u de aangegeven polariteit dient aan te houden. Voor het vervangen van de batterij gaat u als volgt te werk: 01. Til de rand van de lijst op de achterzijde van de zender op. 04. Zet daarna het dekplaatje van de batterij weer terug, waarbij u de Nederlands zender met de toetsen naar boven gericht houdt, waarbij u ervoor dient te zorgen dat de “lamel” die in de kleur grijs is weergegeven zich boven de batterij bevindt, zoals op de afbeelding hieronder is aangegeven. 02. Terwijl u de lijst omhoog houdt, duwt u met een vinger het dekplaatje van de batterij weg, zoals u op de afbeelding hieronder kunt zien. 05. Laat tenslotte de rand van de lijst op de achterzijde van de zender zakken tot u een lichte klik hoort. Afvalverwerking van de batterij 03. Nu verwijdert u de oude batterij en vervangt die met de nieuwe waarbij erop dient te letten ze zo aan te brengen dat de aangegeven polariteit (het + -teken naar beneden) in acht wordt genomen. Let op! – De lege batterij bevat vervuilende stoffen en mag dus niet met het gewone huisvuil worden weggegooid. Ze dient verwerkt te worden door ze ‘gescheiden’ in te zamelen, zoals dat voorzien is in de regelgeving, die in uw gebied van kracht is. Nederlands – III EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING N.B. – Deze Verklaring van Overeenstemming is een verzameling van de inhoud van de afzonderlijke verklaringen van overeenstemming van de afzonderlijk genoemde producten; de verklaring is bijgewerkt op 21 mei 2007, datum van uitgifte van deze handleiding. De hier voorliggende tekst is om publicatietechnische redenen aangepast. Een kopie van de originele verklaring voor ieder product kan opgevraagd worden bij Nice S.p.a. (TV) Italië. LN432E, MT4, MP, MK, MF en MB zijn producten van NICE S.p.a. (TV) Italië; MOOVO is een handelsmerk dat eigendom is van Nice S.p.a. Ondergetekende, Lauro Buoro in zijn hoedanigheid van Gedelegeerd Bestuurder, verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat de producten: Naam fabrikant: Adres: Type: Modellen: NICE s.p.a. Via Pezza Alta 13, Z.I. Rustignè, 31046 Oderzo (TV) Italië Elektromechanische reductiemotor “MOOVO” voor schuifpoorten en bijhorende accessoires LN432E, MT4, MP, MK, MF, MB Het model LN432E in overeenstemming is met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijn: • 98/37/EG (89/392/EEG gewijzigd); RICHTLIJN 98/37/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 22 juni 1998 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines. Bijlage II, deel B (EG-verklaring van overeenstemming van de fabrikant). Zoals voorzien is in de richtlijn 98/37/EG wijzen wij erop dat het verboden is de machine waarin bovengenoemd product wordt ingebouwd, in gebruik te stellen voordat deze in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn 98/37/EG is verklaard. Dat de modellen LN432E en MT4 in overeenstemming zijn met de essentiele vereisten onder artikel 3 van onderstaande communautaire richtlijn, voor het gebruik waarvoor deze producten bestemd zijn. • 1999/5/EG RICHTLIJN 1999/5/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 9 maart 1999 inzake radio-apparatuur en telecommuncatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van de conformiteit daarvan Volgens de volgende geharmoniseerde normen bescherming van de gezondheid: EN 50371:2002; elektrische veiligheid: EN 60950-1:2001; elektromagnetische compatibiliteit: EN 301 489-1V1.6.1:2006; EN 301 489-3V1.4.1:2002 radiospectrum: EN 300220-2V2.1.1:2006 Bovendien dat de producten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de volgende communautaire richtlijnen, zoals die gewijzigd zijn bij de Richtlijn 93/68/EEG van de raad van 22 Juli 1993: Dat het model LN432E in overeenstemming is met de 73/23/EEG; RICHTLIJN 73/23/EEG VAN DE RAAD van 19 februari 1973 inzake de harmonisering van de wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot elektrisch materiaal dat binnen bepaalde spanningslimieten moet worden gebruikt. Volgens de volgende geharmoniseerde normen: EN 60335-1:1994+A11:1995+A1:1996+A13:1998 +A14:1998+A15:2000+A2:2000+A16:2001; Dat de modellen LN432E, MT4, MP, MK, MF, MB in overeenstemming zijn met de 89/336/EEG; RICHTLIJN 89/336/EEG VAN DE RAAD van 3 mei 1989, inzake harmonisering van de wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit Nederlands Volgens de volgende geharmoniseerde normen: EN 61000-6-2:2001; EN 61000-6-3:2001+A11:2004 Dat bovendien het model LN432E in overeenstemming is, voor zover van toepassing is, met de volgende normen: EN 60335-1:2002+A1:2004+A11:2004, EN 60335-2-103:2003, EN 13241-1:2003, EN 12453:2002, EN 12445:2002, EN 12978:2003 Bovendien dat het model MF in overeenstemming is, voor zover van toepassing is, met de volgende normen:: EN 60598-2-1:1989, EN 60947-5-1:1997+A1:1999+A12:1999+A2:2000 Lauro Buoro (Gedelegeerd Bestuurder) IV – Nederlands EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Volgens de richtlijn 98/37/CE BIJLAGE II deel A (EG-verklaring van overeenstemming voor machines) Ondergetekende / firma: (naam of firmanaam van degene die de door een motor aangedreven poort in bedrijf heeft gesteld) (adres) Verklaart onder zijn verantwoordelijkheid dat: J door motor aangedreven draaipoort de automatisering: J door motor aangedreven draaideur J door motor aangedreven schuifpoort serienummer: bouwjaar: plaats van installatie (adres): aan de essentiële vereisten van de volgende richtlijnen voldoet: 98/37/EG “Machinerichtlijn” 89/336/EEG Richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit 73/23/EEG Richtlijn “laagspanning” 99/5/EG Richtlijn “R&TTE” Nederlands en voorzover van toepassing aan de bepalingen van de volgende normen: EN 13241-1 Deuren en poorten voor industrie, handel en garages. Productnorm. Producten zonder brand- of rookwerende eigenschappen. EN 12445 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van gemotoriseerde deuren - Testmethodes. EN 12453 Deuren en poorten voor industrie, handel en woningen. Gebruiksveiligheid van gemotoriseerde deuren - Vereisten. Naam Firma Datum Plaats Nederlands – V ONDERHOUDSPLAN ONDERHOUDSREGISTER Let op! – Het onderhoud van de installatie moet door bevoegde technici worden uitgevoerd, waarbij de veiligheidswetgeving zoals die van kracht is, volledig in acht dient te worden genomen alsook de veiligheidsvoorschriften uit STAP 1 - “Algemene aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen in verband met de veiligheid”, die u aan het begin van deze handleiding vindt. Belangrijk – Dit onderhoudsregister dient nadat alle delen daarvan zijn ingevuld, aan de eigenaar van de automatisering te worden overhandigd. N.B.– Als er in de installatie nog andere inrichtingen zijn die niet in deze handleiding zijn genoemd, dient u voor wat het onderhoud daarvan de voorschriften van de desbetreffende onderhoudsplannen te volgen. Uitgaande van normaal huiselijk gebruik van de automatisering is het raadzaam elk half jaar een periodieke controle van de installatie uit te voeren of, indien de automatisering dikwijls wordt gebruikt en in geval van een snelle manoeuvre van de vleugel bij het bereiken van een bepaald aantal manoeuvres. Voor het berekenen van dit aantal manoeuvres kunt u uitgaan van de parameter van de geschatte levensduur (zie in “Technische kenmerken van het product”), waarbij u bij het bereiken van elke 10% van de met deze parameter vastgestelde manoeuvres een onderhoudsbeurt voorziet; als bijvoorbeeld de totale levensduur 100.000 cycli manoeuvres is, dient het onderhoud elke 10.000 cycli te worden uitgevoerd. Op het voor het onderhoud voorziene tijdstip dient u de volgende controle- en vervangingswerkzaamheden uit te voeren: A. Koppel alle bronnen voor elektrische stroomvoorziening los, met inbegrip van eventuele bufferbatterijen. B. Controleer de mate van kwaliteitsverlies van alle materialen waaruit de automatisering bestaat; controleer bovendien de mate van slijtage van de bewegende delen en kijk tevens naar afslijting of roestvorming van de delen van de structuur; vervang die delen welke onvoldoende garantie bieden. In dit register dienen alle verrichte onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alsook wijzigingen te worden genoteerd. Het register moet bij elke werkzaamheid worden bijgewerkt en zorgvuldig worden bewaard zodat het voor eventuele inspectie van de bevoegde autoriteiten beschikbaar is. Dit onderhoudsregister heeft betrekking op onderstaande automatisering: mod. ............................., serienummer ................................, geïnstalleerd op ............................., bij ............................................................................................................ ................................................................................................................. ................................................................................................................. ................................................................................................................. ................................................................................................................. ............... Bijgevoegde documenten maken deel uit van dit onderhoudsregister: 1) - Onderhoudsplan 2) - ............................................................................................ 3) - ............................................................................................ 4) - ............................................................................................ 5) - ............................................................................................ 6) - ............................................................................................ Volgens het bijgevoegde document “Onderhoudsplan” dienen de onderhoudswerkzaamheden met de volgende frequentie te worden uitgevoerd: elke ............. maanden of elke ............. cycli manoeuvres, al naar gelang welke gebeurtenis zich eerder voordoet. C. Controleer of het product perfect verankerd is aan het bevestigingsvlak en de bevestigingsmoeren goed aangedraaid zijn. D. Controleer of het ontgrendelingsmechanisme voor handmatige manoeuvre goed werkt; de kracht die nodig is om de ontgrendeling uit te voeren, mag niet minder dan 220 N zijn. 46 Nederlands E. Sluit de bronnen van stroomvoorziening weer aan en voer de hieronder genoemde controles in deze volgorde uit: 1 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de poort uit, om na te gaan of de beweging van de vleugel naar behoren wordt uitgevoerd (N.B.– Wanneer de elektrische stroom weer terugkeert, zal de eerste manoeuvre door de automatisering op gereduceerde snelheid worden uitgevoerd, onafhankelijk van het soort ingestelde snelheid). Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de poort soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of punten met een bijzondere wrijving. 2 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen, gevoelige randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een totale terugloop verricht (het knipperlicht moet nu 2 maal 2 knipperingen afgeven). Contactlijsten: laat de inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte terugloop uitvoert (het knipperlicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven). 3 Controleer of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere inrichtingen zijn, onderbreekt u met een cilinder (met een diameter van 5 cm en een lengte van 30 cm) de optische as die het stel fotocellen (afb. 47) met elkaar verbindt: eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden tussen de twee fotocellen. . Tenslotte controleert u of de inrichting altijd in werking treedt, waarbij ze van de actieve staat in de alarmstaat komt en omgekeerd; vergewis u er daarna van dat ze de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept (bijvoorbeeld terugloop bij de sluitmanoeuvre). 4 Nadat u een obstakel op het sluittraject van de poort hebt aangebracht, geeft u instructie voor een sluitmanoeuvre en controleert u of de automatisering een terugloop uitvoert zodra de poort het obstakel raakt (veiligheidsmanoeuvre). Let op! – gebruik als obstakel een stuk hout met een lengte van 50 cm en met een zodanige doorsnede dat hij door de vleugel kan worden geraakt. Plaats daarna het obstakels zoals dat op afb. 46 is aangegeven. VI – Nederlands 47 50 cm Beschrijving van de uitgevoerde ingreep (Beschrijving van controles, afstellingen, reparaties, veranderingen etc.) Handtekening van Handtekening de Technicus van de Eigenaar Nederlands Datum Nederlands – VII
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228

Moovo LN de handleiding

Type
de handleiding