Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
Pagina
1.
Inleiding..............................................................................................................................................................89
2.
Verklaring van symbolen.....................................................................................................................................89
3.
Voorgeschreven gebruik.....................................................................................................................................90
4.
Leveringsomvang...............................................................................................................................................90
5.
Benodigde accessoires.......................................................................................................................................91
6.
Veiligheidsvoorschriften......................................................................................................................................92
a) Algemeen.....................................................................................................................................................92
b) Stekkervoeding/netspanning/laadapparaat..................................................................................................93
c) Ingebruikname/gebruik.................................................................................................................................94
d) Rijden van het voertuig.................................................................................................................................95
7.
Batterij- en accuvoorschriften.............................................................................................................................97
a) Algemeen.....................................................................................................................................................97
b) Zender..........................................................................................................................................................98
c) Voertuig........................................................................................................................................................98
8.
Rijaccu opladen..................................................................................................................................................99
9.
Bedieningselementen van de zender ..............................................................................................................100
10. Ingebruikname..................................................................................................................................................101
a) Batterijen/accu's in de zender plaatsen......................................................................................................101
b) Zender in bedrijf stellen..............................................................................................................................101
c) Rijaccu in het voertuig plaatsen..................................................................................................................101
d) Rijaccu aan de rijregelaar aansluiten.........................................................................................................102
e) Rijregelaar inschakelen..............................................................................................................................102
f) Voertuig besturen.......................................................................................................................................102
g) Rijden stoppen............................................................................................................................................105
11. Schokdemper instellen.....................................................................................................................................106
12. Reiniging en onderhoud....................................................................................................................................108
a) Algemeen...................................................................................................................................................108
b) Voor, resp. na elke rit..................................................................................................................................108
c) Wiel vervangen...........................................................................................................................................109
13. Afvoer............................................................................................................................................................... 110
a) Product....................................................................................................................................................... 110
b) Batterijen/accu´s......................................................................................................................................... 110
87
Pagina
14. Verklaring van conformiteit (DOC).................................................................................................................... 110
15. Verhelpen van storingen................................................................................................................................... 111
16. Technische gegevens....................................................................................................................................... 113
a) Voertuig...................................................................................................................................................... 113
b) Zender........................................................................................................................................................ 113
c) Rijaccu........................................................................................................................................................ 113
d) Laadapparaat............................................................................................................................................. 114
e) Stekkervoeding........................................................................................................................................... 114
88
1. Inleiding
Geachte klant,
hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke
werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en
bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft. Bewaar deze gebruiksaanwijzing
zorgvuldig voor toekomstige referentie!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2. Verklaring van symbolen
Het symbool met de bliksemschicht in een driehoek geeft aan wanneer er gevaar bestaat voor uw
gezondheid, bijv. door een elektrische schok.
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze
gebruiksaanwijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd.
Het pijlsymbool ziet u, wanneer u bijzondere tips en aanwijzingen voor de bediening zult verkrijgen.
89
3. Voorgeschreven gebruik
Dit product is een vierwielaangedreven modelvoertuig, dat via de meegeleverde afstandsbediening draadloos radiografisch kan worden bestuurd. De stuurfuncties zijn vooruit/achteruit/links/rechts (telkens traploos).
De ingebouwde motor wordt via een elektronische rijregelaar aangestuurd, de sturing via een servo.
Het voertuig (chassis en carrosserie) is rijklaar gemonteerd.
Om het voertuig te gebruiken zijn echter nog diverse accessoires nodig die niet zijn inbegrepen. Zie hoofdstuk 5.
Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
Houd rekening met de veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing. Deze bevat belangrijke informatie voor het gebruik van het product. Lees de volledige gebruiksaanwijzing voor de ingebruikname en
het gebruik van het voertuig aandachtig door.
Wanneer u deze niet in acht neemt, bestaan er diverse gevaren, bv. verwondingsgevaar.
4. Leveringsomvang
• Rijklaar opgebouwd voertuig
• Zender (afstandsbediening)
• Rijaccu
• Laadapparaat
• Stekkervoeding
• Steeksleutel
• Schroevendraaier
• Gebruiksaanwijzing
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan de
afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website.
90
5. Benodigde accessoires
Om het voertuig te gebruiken zijn nog diverse accessoires nodig die niet zijn inbegrepen (afzonderlijk te bestellen).
Dit is absoluut vereist:
• 4 batterijen van het type AA/mignon voor de zender
Voor een optimaal gebruik van het voertuig raden wij u verder de volgende componenten aan:
• Een of meerdere bijkomende rijaccu’s (om na een korte afkoelpauze van motor en rijregelaar te kunnen verder
vliegen)
• Vervangbatterijen (4x AA/mignon) voor de zender (wanneer de batterijen in de zender tijdens het rijden van het
voertuig leeg raken)
• Reservebanden (om versleten/beschadigde banden snel te kunnen wisselen)
• Montagestands (voor testritten en een eenvoudiger onderhoud)
• Divers gereedschap (vb. schroevendraaier, spitse tang, zeskantsleutel)
• Persluchtspray (om te reinigen)
• Borglak (om losgekomen schroefverbindingen opnieuw vast te maken)
• Transporttas
De reserveonderdelenlijst vindt u op onze internetpagina www.conrad.com in het downloadbereik van het
betrokken product.
91
6. Veiligheidsvoorschriften
Bij beschadigingen veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing vervalt ieder
recht op garantie. Voor gevolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet inachtname van de
veiligheidsvoorschriften veroorzaakt worden zijn wij niet aansprakelijk! In zulke gevallen vervalt
de garantie.
Gewone slijtage bij het gebruik (bv. versleten banden, versleten tandwielen) en schade door ongevallen
(bv. gebroken wieldraagarmen, beschadigd chassis, enz.) vallen niet onder de garantie.
Geachte klant, deze veiligheidsvoorschriften hebben niet enkel de bescherming van het product, maar ook
de bescherming van uw gezondheid en die van andere personen tot doel. Lees daarom dit hoofdstuk zeer
aandachtig door voordat u het product gebruikt!
a) Algemeen
Let op, belangrijk!
Bij gebruik van het model kan het tot materiële schade of lichamelijke letsels komen. Houd rekening met
het feit dat u voor het gebruik van het model voldoende verzekerd bent, bijv. via een aansprakelijkheidsverzekering. Informeer indien u reeds beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering voor u het model in
bedrijf neemt bij uw verzekering of het gebruik van het model mee verzekerd is.
• Om veiligheids- en vergunningsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het product niet toegestaan.
• Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
• U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is gevaarlijk speelgoed voor kinderen.
• Wendt u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen
heeft die niet met behulp van deze gebruiksaanwijzing opgehelderd kunnen worden.
De bediening en het gebruik van op afstand bediende modelvoertuigen moet geleerd worden! Als u nog
nooit een dergelijk voertuig bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig rijden en u eerst vertrouwd maken
met de reacties van het voertuig op de commando´s van de afstandsbediening. Wees geduldig!
Neem geen risico bij het gebruik van het model! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
• Het voorgeschreven gebruik van het voertuig verondersteld regelmatige onderhoudswerken en reparaties. Bijvoorbeeld is het zo dat de banden verslijten bij gebruik of er is "ongevalsschade" bij een rijfout.
Gebruik voor de door u gewenste onderhouds- of reparatiewerken uitsluitend originele vervangonderdelen!
92
b) Stekkervoeding/netspanning/laadapparaat
• De opbouw van de stekkervoeding voldoet aan beschermingsklasse II. Gebruik voor de spannings-/
stroomverzorging van de stekkervoeding uitsluitend een gewonde contactdoos van het openbare
stroomnet.
• De contactdoos waarmee de stekkervoeding wordt verbonden, moet makkelijk toegankelijk zijn.
• Trek de stekkervoeding nooit aan het snoer uit de contactdoos. Raak het zijdelings aan de behuizing aan
en trek het dan uit de contactdoos.
• Wanneer de stekkervoeding tekenen van schade vertoont, mag u het niet beetpakken, er bestaat levensgevaar door elektrische schok!
Schakel eerst de netspanning voor de contactdoos, waaraan de stekkervoeding is aangesloten uit (bijhorende zekeringsautomaat uitschakelen of zekering uitdraaien, vervolgens bijhorende FI-beschermschakelaar uitschakelen zodat de contactdoos aan alle polen van de stroomtoevoer is afgesloten).
Trek pas daarna de stekkervoeding uit de contactdoos. De beschadigde stekkervoeding moet op milieubewust verwijderd worden, gebruik het niet meer. Vervang het door een identieke stekkervoeding.
• Sluit aan het laadapparaat uitsluitend de meegeleverde stekkervoeding aan. Gebruik de stekkervoeding
nooit voor andere doeleinden. Laadapparaat en stekkervoeding mogen alleen samen worden gebruikt.
• Het laadapparaat mag alleen in droge en gesloten ruimtes worden gebruikt. Het apparaat mag niet
vochtig of nat worden. Vermijd direct zonlicht, sterke hitte en koude. Houd het laadapparaat uit de buurt
van stof en vuil. Zet ook geen voorwerpen met vloeistoffen, bijv. vazen of planten, op of naast de stekkervoeding/het laadapparaat.
• Wanneer deze vloeistoffen in de stekkervoeding/het laadapparaat raken, wordt de stekkervoeding/het
laadapparaat vernietigd en bestaat er bovendien groot brandgevaar. Bovendien bestaat gevaar voor
elektrische schokken.
• Neem hierbij ook de omgevingsvoorwaarden van het hoofdstuk "Technische gegevens" in acht.
• Het laadapparaat is uitsluitend geschikt voor het opladen van de meegeleverde rijaccu (of een identieke
vervangaccu). Laad nooit andere accutypes of niet-heroplaadbare batterijen op. Er bestaat groot brandgevaar of gevaar voor een explosie!
• Zet het laadapparaat nooit op brandbare oppervlakken (vb. tapijt, tafelkleed). Gebruik altijd een geschikte onbrandbare, hittebestendige ondergrond. Dek het laadapparaat en de stekkervoeding nooit af.
Houd het laadapparaat ver van brandbare of licht ontvlambare materialen (vb. gordijnen).
• Plaats het laadapparaat niet zonder geschikte bescherming op kostbare meubeloppervlakken. Anders
zijn er krassporen, drukplaatsen of verkleuringen mogelijk.
• Gebruik de stekkervoeding/het laadapparaat niet binnen in voertuigen.
• Houd kinderen weg van de stekkervoeding/van het laadapparaat. Kinderen kunnen de accu kortsluiten,
wat kan leiden tot een brand of explosie. Dit is levensgevaarlijk!
• Vermijd een gebruik van het apparaat in de onmiddellijke buurt van sterke magnetische of elektromagnetische velden, zendantennes of HF-generatoren. Hierdoor kan de besturingselektronica van het
laadapparaat beïnvloed worden.
• U mag de rijaccu nooit zonder toezicht met het laadapparaat opladen.
93
• Laad altijd slechts een enkele rijaccu met het laadapparaat op.
• Voor de rijaccu aan het laadapparaat is gekoppeld en het opladen wordt gestart, moet de rijaccu volledig
van het voertuig/rijregelaar worden ontkoppeld. Anders kan het tot schade aan het laadapparaat of de
rijregelaar komen. Verlies van waarborg/garantie!
• Neem de rijaccu uit het voertuig voor het opladen.
• Wanneer u met het laadapparaat of accu's werkt, mag u geen metalen of geleidende materialen, zoals
vb. juwelen (kettingen, armbanden, ringen, etc.) dragen. Door een kortsluiting bestaat brand- en explosiegevaar.
• Gebruik de stekkervoeding/het laadapparaat nooit direct wanneer het van een koude ruimte in een
warme ruimte is gebracht. Het condenswater dat wordt gevormd, kan onder bepaalde omstandigheden
het apparaat beschadigen of storingen veroorzaken!
Laat de stekkervoeding/het laadapparaat daarom eerst op kamertemperatuur komen, vóórdat u het
aansluit en in gebruik neemt. Dit kan een paar uur duren!
• Indien kan worden aangenomen dat gebruik zonder gevaren niet meer mogelijk is, dan moet de stekkervoeding/het laadapparaat buiten bedrijf worden gesteld en worden beveiligd tegen onopzettelijk gebruik.
Schakel eerst de netspanning naar de contactdoos aan alle polen, die zijn aangesloten op de stekkervoeding, af (bv. bijbehorende beveiligingsautomatisme uitschakelen of zekering eruit draaien, vervolgens de bijhorende aardlekschakelaar uitschakelen). Trek daarna de stekkervoeding uit de contactdoos.
Ontkoppel dan ook een evt. aangesloten accu van het laadapparaat.
U mag de stekkervoeding/het laadapparaat daarna niet meer gebruiken. Breng hem naar een reparatiedienst of verwijder hem op milieuvriendelijke wijze.
• Men mag aannemen dat een gevaarloze werking niet meer mogelijk is wanneer de stekkervoeding/het
laadapparaat zichtbaar is beschadigd, niet meer functioneert, langdurig onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen of tijdens transport te zwaar is belast.
c) Ingebruikname/gebruik
• Gelieve u tot een ervaren modelsporter of een modelbouwclub te wenden als u nog niet genoeg kennis
heeft voor het gebruik van op afstand bediende modellen.
• Let er bij het gebruik van een model altijd op, dat er zich nooit lichaamsdelen of voorwerpen in de gevarenzone van motoren of andere draaiende aandrijfonderdelen bevinden.
• Gebruik uitsluitend de meegeleverde rijaccu (of een identieke vervangaccu) voor het voertuig. Gebruik
de rijregelaar nooit via een adapter, ook niet om het model te testen.
• Dit voertuig is uitsluitend geschikt voor een LiIon-rijaccu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V).
Bij gebruik van rijaccu's met meer cellen bestaat brandgevaar door oververhitting van de rijregelaar,
bovendien wordt de aandrijving van het voertuig overbelast en daardoor beschadigd (vb. differentieel).
Verlies van waarborg/garantie!
• Schakel bij de ingebruikname steeds eerst de zender in. Pas daarna mag de rijaccu van het voertuig met
de rijregelaar verbonden en de rijregelaar ingeschakeld worden. Dit kan anders tot onvoorziene reacties
van het voertuig leiden!
94
Ga voor de inbedrijfname als volgt te werk:
-- Plaats het voertuig voor het aansluiten van de rijaccu op een geschikte ondergrond, zodat de wielen
vrij kunnen draaien.
-- Schakel de rijregelaar uit.
-- Schakel de zender in indien dit nog niet is gebeurd. Controleer zijn werking (vb. bedrijfsweergave van
de zender). Vervang zwakke of verbruikte batterijen tijdig.
-- Draai op de zender de trimregelaar "T/H DR" helemaal naar rechts.
-- Sluit een volledig opgeladen rijaccu met de polen in de juiste richting aan de rijregelaar aan (rode
kabel = plus/+, zwarte kabel = min/-).
-- Zet eerst de rijregelaar aan. Wacht dan enkele seconden tot de rijregelaar zijn zelftest heeft afgesloten.
-- Stel op de zender de trimregelaar "ST TRIM" zo in dat de voorwielen ongeveer in het midden staan.
Een precieze instelling voor het rechtuitrijden kan later gedaan worden als het voertuig rijdt.
-- Controleer of het voertuig, zoals verwacht op commando´s afstandsbesturing reageert (besturing en
aandrijving), voordat u het van de ondergrond neemt en het met wielen op de bodem plaatst. Neem
daarbij echter de aandrijving van het voertuig niet vast; houd het voertuig niet aan de wielen vast.
d) Rijden van het voertuig
• Een verkeerd gebruik van het product kan zware letsels en beschadigingen tot gevolg hebben! Rijd
daarom alleen zolang u direct visueel contact met het modelvoertuig heeft.
• Rijd alleen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door alcohol of
medicijnen kan verkeerde reacties tot gevolg hebben (net als bij een echt voertuig).
• Met dit modelvoertuig mag u niet op openbare straten, pleinen en wegen rijden. Gebruik het ook niet op
privaat terrein zonder de toestemming van de eigenaar.
Gebruik het model op een plaats waar het geen gevaar vormt voor andere personen, dieren of voorwerpen. Rijd niet op mensen of dieren af!
Voor u het model op een voor dit doeleinde geschikte plaats gebruikt (bv. een ren-/rallyparcours voor
modelvoertuigen, etc.) dan vraagt u de exploitant van deze plaats om toestemming.
• Vermijd het rijden bij zeer lage buitentemperaturen. Kunststof onderdelen verliezen daarbij aan elasticiteit, wat reeds bij een licht ongeval tot grote schade kan leiden.
• Rijd niet bij onweer, onder hoogspanningsleidingen of in de buurt van zendmasten.
• Bescherm uw voertuig, rijaccu en zender tegen vochtigheid en sterke vervuiling. Stel de zender niet
langdurig bloot aan direct zonlicht of extreme hitte.
• Laat de zender steeds ingeschakeld zolang het modelvoertuig in gebruik is.
• Schakel in geval van storing het model direct uit en zorg dat de storing geheel is verholpen voordat u
het model weer in gebruik neemt.
• Voor het afstellen van het voertuig schakelt u altijd eerst de rijregelaar van het voertuig af uit en ontkoppelt u vervolgens de rijaccu volledig van de rijregelaar. Pas nu mag de zender uitgeschakeld worden.
95
• Bij zwakke batterijen (bv. accu's) in de zender neemt het bereik af. Bovendien reageert het voertuig evt.
niet meer op de stuurbevelen op de zender. Stop in dit geval het rijden van het voertuig en schakel de
rijregelaar uit. Vervang vervolgens de batterijen of accu´s in de zender door nieuwe.
• Als de rijaccu in het voertuig zwak wordt, zal het voertuig langzamer rijden of niet meer correct op de
zender reageren.
De rijaccu in het voertuig dient niet tot het voorzien van de motor van stroom via de rijregelaar, maar
de rijregelaar veroorzaakt ook de voor de werking nodige spanning/stroom voor de ontvanger en de
stuurservo.
Daartoe is in de rijregelaar een BEC (Engels "Battery Eliminator Circuit", elektronische schakeling voor
directe stroomvoorziening van de ontvanger zonder extra ontvangersaccu).
Bij te lage spanning van de rijaccu kan ook de spanning aan de ontvanger verlagen, wat ervoor zorgt dat
het voertuig niet meer op de stuurbevelen van zender regeert.
In dit geval beëindigt u het rijden onmiddellijk (rijregelaar uitschakelen, rijaccu volledig van het voertuig
ontkoppelen, zender uitschakelen). Vervang daarna de rijaccu van het voertuig of laad de rijaccu opnieuw op.
Voor u de accu opnieuw oplaadt, laat u deze volledig afkoelen.
• Zowel de motor en de aandrijving als de rijregelaar en de rijaccu van het voertuig worden warm tijdens
het gebruik. Houd voor elke vervanging van de accu een pauze van minstens 5 - 10 minuten.
• Raak de motor, de rijregelaar en de accu niet aan tot deze afgekoeld zijn. Verbrandingsgevaar!
96
7. Batterij- en accuvoorschriften
Het gebruik van batterijen en accu´s is vandaag de dag weliswaar vanzelfsprekend, maar er
bestaan toch tal van gevaren en problemen. Vooral bij lithiumaccu´s met hun hoge energie-inhoud
(in vergelijking met gewone NiMh-accu´s) moeten er diverse voorschriften in acht genomen worden
aangezien er anders explosie- en brandgevaar bestaat.
Neem altijd de volgende informatie en veiligheidsvoorschriften in acht bij het gebruik van batterijen
en accu´s.
a) Algemeen
• Houd batterijen/accu´s buiten het bereik van kinderen.
• U mag batterijen/accu´s niet zomaar laten rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren
ze inslikken. In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen!
• Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, doorboord of in vuur worden geworpen. Er bestaat
explosiegevaar!
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu´s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag
in dit geval veiligheidshandschoenen.
• Uit batterijen/accu's lopende vloeistoffen zijn chemisch zeer agressief. Voorwerpen of oppervlaktes die
daarmee in aanraken komen, kunnen deels ernstig beschadigd raken. Bewaar batterijen/accu's daarom
op een geschikte plaats.
• Gewone niet-oplaadbare batterijen mogen niet worden opgeladen. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
U mag alleen accu's opladen die hiervoor geschikt zijn. Gebruik geschikte laadapparaten.
• Let bij het plaatsen van de batterijen/accu´s en bij de aansluiting van de rijaccu op de juiste polariteit
(plus/+ en min/-).
• U mag nooit batterijen en accu´s door elkaar gebruiken! Gebruik vb. voor de zender ofwel batterijen
ofwel accu's.
• Vervang steeds de hele reeks batterijen/accu's in de ontvanger en zender. U mag geen volle en halfvolle
batterijen of accu´s door elkaar gebruiken. Gebruik steeds batterijen of accu´s van hetzelfde type en
dezelfde fabrikant.
• Naargelang de accutechnologie (NiMH, LiPo, LiIon....) is een overeenkomstig acculaadapparaat nodig.
Laad vb. LiPo-accu's nooit met een NiMH-acculaadapparaat op! Er bestaat brand- en explosiegevaar!
Laad daarom de meegeleverde rijaccu (en bijkomend gekochte identieke vervangaccu's) uitsluitend via
het meegeleverde laadapparaat op; gebruik voor de spannings-/stroomverzorging van het laadapparaat
uitsluitend de meegeleverde stekkervoeding.
• Om meercellige lithiumaccu's op te laden is absoluut een geschikte balancer nodig (in het meegeleverde
laadapparaat ingebouwd). Een balancer (vaak ook equalizer genoemd) voorkomt het overladen van
afzonderlijke lithiumaccucel door de individuele cellenspanning te controleren.
Bij overlading van een lithiumaccu kan het tot een opblazen van de accu of zelfs tot brand of explosie
komen!
• U mag enkel intacte accu´s opladen die niet beschadigd zijn. Als de uitwendige isolatie van de accu,
resp. de accubehuizing beschadigd is of als deze een andere vorm heeft of bol staat, mag de accu in
geen geval opgeladen worden. In dit geval bestaat er een acuut gevaar voor brand en explosies!
97
• U mag accu's nooit direct na het gebruik opladen. Laat de accu's altijd eerst afkoelen (tenminste 5 - 10
minuten).
• Neem voor het opladen de rijaccu altijd uit het model. Koppel de rijaccu los van de rijregelaar/van het
voertuig.
• Plaats het laadapparaat en de rijaccu op een hittebestendig, onbrandbaar oppervlak.
• Het laadapparaat en de rijaccu wordt tijdens het opladen warm. Houd daarom tussen laadapparaat en
rijaccu voldoende afstand. Leg de rijaccu nooit op het laadapparaat. Dek het laadapparaat en de rijaccu
nooit af. U mag het laadapparaat en de rijaccu niet aan hoge/lage temperaturen en direct zonlicht of
vocht/water blootstellen.
• U mag accu’s nooit onbewaakt laten tijdens het opladen.
• Laad accu's regelmatig op (ongeveer elke 2 - 3 maanden) aangezien het anders door zelfontlading van
de accu tot een diepontlading komt. Daardoor worden de accu's onbruikbaar!
NiMH-accu's (behalve speciale bouwtypes met weinig zelfontlading) verliezen hun energie reeds binnen
enkele weken.
Lithium-accu's behouden hun energie normaal gezien meerdere maanden. In elk geval worden ze door
diepontlading permanent beschadigd en kunnen niet meer worden gebruikt.
• Lithium-accu's mogen niet gedurende langere tijd worden opgeslagen, maar slechts met ongeveer
50 - 70% van het beschikbare vermogen (let op de evt. bijkomende informatie van de accufabrikant,
indien aanwezig).
• Gebruik nooit een te hoge laadstroom; let op de informatie van de fabrikant voor de ideale, resp. maximale laadstroom. Het in de leveringsomvang meegeleverde laadapparaat is optimaal op de lithiumrijaccu afgestemd.
• Neem de rijaccu uit het laadapparaat wanneer deze volledig is opgeladen.
b) Zender
• Gebruik voor de zender ofwel batterijen ofwel accu´s. Meng batterijen en accu's nooit.
• Vervang steeds de hele reeks batterijen/accu's in de ontvanger en zender.
• Bij gebruik van accu's in de zender neemt de bedrijfsduur door de lagere spanning (nominale spanning
batterij = 1,5 V; accu = 1,2 V) af. Als u toch accu's wilt gebruiken, raden wij u aan om NiMH-accu's met
lage zelfontlading te gebruiken. Omwille van de bedrijfsveiligheid dient u echter batterijen te gebruiken
en geen accu's.
• Als u het product langere tijd niet gebruikt (bv. als u het opbergt), moet u de in de zender geplaatste batterijen/accu´s verwijderen om beschadigingen door lekkende batterijen/accu´s te voorkomen.
c) Voertuig
• Gebruik voor het voertuig uitsluitend de meegeleverde Lilon-rijaccu (nominale spanning 7,4 V) of een
identieke vervangaccu. Plaats nooit een andere accu of batterijen in het voertuig.
• Als u het product langere tijd niet gebruikt (b.v. als u het opbergt), verwijdert u de rijaccu uit het voertuig
om beschadigingen door lekkende accu’s te voorkomen. Ontkoppel de verbinding tussen rijaccu en
rijregelaar/voertuig volledig.
• Laad de meegeleverde rijaccu uitsluitend via het meegeleverde laadapparaat op. Gebruik nooit een
ander laadapparaat. Dit kan tot brand of explosie van de rijaccu leiden.
98
8. Rijaccu opladen
Houd hiervoor rekening met hoofdstukken 6 en 7.
Gebruik voor het voertuig uitsluitend de meegeleverde Lilon-rijaccu of een identieke vervangrijaccu. Plaats
nooit andere accu's of batterijen in het voertuig.
De rijaccu zijn bij levering leeg en moet worden opgeladen. Voordat een rijaccu zijn maximale capaciteit zal
leveren, moet deze meerdere keren worden ontladen en opgeladen.
Laad de meegeleverde Li-Ion-rijaccu uitsluitend via het meegeleverde laadapparaat op. Gebruik nooit een
ander laadapparaat. Dit kan tot brand of explosie van de rijaccu leiden.
Gebruik voor de spanning-/stroomvoorziening van het laadapparaat uitsluitend de meegeleverde stekkervoeding.
Ontkoppel de rijaccu voor het opladen volledig van de rijregelaar/voertuig en verwijder deze uit het voertuig.
Het opladen van een deels ontladen Li-Ion-rijaccu is geen probleem. Een eerdere ontlading is niet nodig.
De rijaccu wordt tijdens het laden of ontladen warm (tijdens het rijden van het voertuig). Laad de rijaccu pas
op als hij tot kamertemperatuur is afgekoeld. Hetzelfde geldt na het laden; gebruik de accu in het voertuig
pas als hij na het laden voldoende is afgekoeld.
• Verbind eerst de ronde stekker van de stekkervoeding met de overeenkomstige ronde bus op het laadapparaat.
• Steek de stekkervoeding in een standaard contactdoos van het openbare stroomnet (wandcontactdoos). De powerLED van het laadapparaat moet nu branden.
• Verbind de 3-polige stekker van de rijaccu met de overeenkomstige bus op het laadapparaat. Let daarbij op de
correcte oriëntering van stekker en bus, slechts één positie is correct.
• Het laadproces begint, en de oplaad-LED licht op.
• Wanneer de laad-LED uitdooft, is de rijaccu volledig opgeladen. Afhankelijk van de laadtoestand kan het opladen
meerdere uren duren.
• Neem de rijaccu uit het laadapparaat wanneer de rijaccu volledig is opgeladen.
• Wanneer het voertuig niet wordt gebruikt (bv. tijdens de opslag in de winter) ontkoppelt u de rijaccu van de rijregelaar/voertuig. Bewaar de rijaccu daarom op een geschikte, voor kinderen niet toegankelijke plaats. Bescherm de
accucontacten tegen een kortsluting, aangezien er hierbij brand- en explosiegevaar bestaat. Hetzelfde geldt bij mechanische schade van de accu's of bij te hoge temperaturen (vb. in de buurt van verwarming of bij direct zonlicht).
• Trek de stekkervoeding uit de contactdoos, wanneer u het laadapparaat niet meer nodig hebt.
99
9. Bedieningselementen van de zender
1 LED
2 Aan/uit-schakelaar
3 Toets "MODE" (bij dit voertuig zonder functie)
4 Batterijvak
5 Gas/rem-hendel
6 Stuurwiel voor de besturing
7 Draairegelaar "TH D/R" (Dual Rate-instelling voor rijfunctie)
8 Draairegelaar "ST TRIM" (trimming voor rechtuit lopen)
100
10. Ingebruikname
a) Batterijen/accu's in de zender plaatsen
Open het batterijvak op de zender en leg daar ofwel nieuwe batterijen ofwel volledig opgeladen accu’s in. Let hierbij
op de juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie aanduiding in het batterijvak. Sluit het batterijvak weer.
b) Zender in bedrijf stellen
Schakel de zender in. De LED (1) knippert. Breng de draairegelaar "ST TRIM" (8) in de middelste stand (trimming
voor rechtuit lopen), draai de draairegelaar "TH D/R" (7) tot aan de aanslag helemaal naar rechts in de richting van
de wijzers van de klok.
De toets "MODE" (3) heeft bij dit voertuig geen functie (de zender wordt ook voor andere voertuigen gebruikt).
c) Rijaccu in het voertuig plaatsen
Let op!
U mag de rijaccu nog niet met de rijregelaar verbinden. Neem eest de zender in gebruik, zie hoofdstuk 10.
a) en 10. b).
Belangrijk!
Dit voertuig is uitsluitend geschikt voor een LiIon-rijaccu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V).
Bij gebruik van rijaccu's met meer cellen bestaat brandgevaar door oververhitting van de rijregelaar, bovendien wordt de aandrijving van het voertuig overbelast en daardoor beschadigd (vb. differentieel). Verlies
van waarborg/garantie!
Trek de clip (A) uit en klap de accubeugel (B) naar boven.
Steek de accu in het accuvak van uw voertuig.
Maak de accu met de accubeugel (B) vast en steek de
clip (A) terug.
101
d) Rijaccu aan de rijregelaar aansluiten
Schakel eerst de rijregelaar uit (schakelaarstand "OFF",
zie opschriften naast de schuifschakelaar). De aan-/uitschakelaar (zie pijl in afbeelding rechts) bevindt zich aan
de onderkant van het voertuig.
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen
te draaien en zodoende ook het voertuig begint
te rijden, moet u het modelvoertuig op een geschikte ondergrond (of een startbox) zetten zodat de wielen bij storingen vrij kunnen draaien.
Steek uw hand niet in de aandrijving. Houd de
wielen niet vast.
Sluit nu pas de rijaccu aan op de rijregelaar. Let daarbij op de juiste polariteit (plus/+ = rode kabel, min/- = zwarte
kabel). De T-stekker van rijaccu en rijregelaar is beveiligd tegen verpoling.
e) Rijregelaar inschakelen
Laat nu de gas-/remhendel (5) op de zender los zodat deze in de neutraalstand staat.
Schakel de rijregelaar in door de schuifschakelaar aan de onderzijde van het voertuig (zie afbeelding in hoofdstuk 10.
d) in de stand "ON" te zetten. De witte LED-lampen op het voertuig worden geactiveerd.
Wacht dan een paar seconden (gas-/remhendel op de zender in de neutrale stand laten, niet bewegen) tot de rijregelaar zijn zelftest afgesloten heeft.
Controleer nu de aandrijf- en stuurfuncties van het voertuig, beweeg bv. het stuurwiel (6) naar links en rechts of druk
voorzichtig op de gas-/remhendel.
De LED (1) op de zender stopt met knipperen wanneer de zender de ontvanger van het voertuig heeft
gevonden). Zender en voertuig zijn dan bedrijfsgereed.
f) Voertuig besturen
Bedien de gas-/remhendel op de zender voor de rijfunctie enkel heel voorzichtig en rijd in het begin niet te
snel tot u vertrouwd bent met de reacties van het voertuig op de bediening. Maak geen plotselinge of snelle
bewegingen met de bedieningselementen van de zender.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimming voor de besturing overeenkomstig instellen via de draairegelaar "ST TRIM" (8) op de zender.
Als het voertuig slechts langzaam rijdt, draait u de draairegelaar "TH D/R" (7) tot aan de aanslag helemaal naar rechts
tegen de richting van de wijzers van de klok.
Via de draairegelaar "TH D/R" wordt de dual rate-instelling voor de rijfunctie uitgevoerd. U kunt via deze
draairegelaar eenvoudig gesteld, de maximumsnelheid van het voertuig (bij volledige uitslag van de gas-/
remhendel op de zender) instellen.
Draaiing naar rechts met de klok = sneller
Draaiing naar links tegen de klok = langzamer
102
Aangezien voor de lagere of hogere snelheid telkens de volle hendelweg van de gas-/remhendel beschikbaar is, laat
het voertuig zich bij lagere snelheden fijngevoeliger besturen.
Hierdoor kan het voertuig bijvoorbeeld ook voor bewegingsoefeningen bij langzaam rijden worden gebruikt.
Bij het wisselen tussen vooruit- en achteruitrijden, dient de gas/remhendel zich kort (ca. 1 - 2 seconden) in de neutraalstand te bevinden. (neutrale stand = hendel loslaten, niet bewegen). Als de gas-/remhendel direct zonder pauze
van vooruit- naar achteruitrijden wordt getrokken, wordt het voertuig afgeremd (het voertuig rijdt niet achteruit).
De afbeeldingen hieronder dienen enkel als illustratie van de functies. Deze moeten niet met het design
van de meegeleverde zender overeenkomen!
1. Gas/remhendel loslaten, voertuig rolt uit (of beweegt zich niet, evt. trimming corrigeren), hendel bevindt zich in de
neutrale stand
2. Vooruit rijden, gas-/remhendel langzaam in de richting van de greep trekken
3. Vooruit rijden en dan remmen (het voertuig vertraagt; loopt niet langzaam uit), de gas-/remhendel zonder pauze
van de greep wegschuiven
4. Vooruit rijden, remmen en dan achteruit rijden: gas-/remhendel zonder pauze van het handvat wegschuiven
(remmen); wanneer het voertuig stil staat, de gas-/remhendel koert (ongeveer 1 seconde) in de neutrale stand
brengen, dan gas-/remhendel van het handvat wegschuiven (voertuig rijdt nu achteruit)
Vooruit rijden
Remmen
Wanneer het voertuig stil
staat, kort wachten
(1 seconde)
Achteruit rijden
103
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimming voor de besturing overeenkomstig instellen via de draairegelaar "ST TRIM" (8) op de zender.
Als de gas-/remhendel direct zonder pauze van vooruit- naar achteruitrijden wordt getrokken, wordt het voertuig
afgeremd (het voertuig rijdt niet achteruit).
Als van vooruit rijden naar achteruit rijden moet worden gewisseld, moet de gas-/remhendel eerst van het handvat
worden weggeschoven en dan in de neutrale stand worden gebracht (wanneer het voertuig tijdens deze fase vooruit
rijdt, wordt daardoor ook het remmen uitgevoerd). Wanneer de gas-/remhendel nu de tweede keer van het handvat
wordt weggeschoven, rijdt het voertuig achteruit.
Het voertuig rijdt dus pas achteruit wanneer de gas-/remhendel voor de tweede keer van het handvat wordt
weggeschoven. Dit is nodig door de remfunctie; bovendien beschermt het de aandrijving tegen overbelasting omwille van een onmiddellijk wisselen van vooruit naar achteruit rijden.
Wanneer de accuspanning onder de 6,5 V zakt, schakelt de rijregelaar de motor uit om de accu tegen schadelijke
diepontlading te beschermen.
Als de rijaccu leeg is, wacht u tenminste 5 - 10 minuten voor de volgende rit tot de motor en de rijregelaar voldoende
zijn afgekoeld. Start pas daarna een nieuwe rit met een volle rijaccu.
Laad een lege rijaccu pas opnieuw op wanneer hij is afgekoeld.
U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van het voertuig op de commando´s van
de afstandsbediening registreert of als het voertuig niet meer reageert. Dit kan door een zwakke rijaccu,
zwakke batterijen of accu´s in de afstandsbediening of een te grote afstand tussen het voertuig en de
zender veroorzaakt worden.
Ook een samengerolde/beschadigde ontvangerantenne, storingen op het gebruikte zendkanaal (bv.
draadloze overdracht door andere apparaten, Bluetooth, WLAN) of slechte zend-/ontvangstomstandigheden kunnen een reden zijn voor ongewone reacties van het voertuig.
Aangezien de stroomvoorziening van de ontvanger via de rijregelaar/rijaccu gebeurt, leidt een zwakke of
lege rijaccu tot ongewilde bewegingen van het voertuig (vb. trekken van de stuurservo, enz.).
Bijvoorbeeld verkleint de spanning aan de rijaccu bij volgas kortstondig zover dat de ontvanger niet meer
de gewenste bedrijfsspanning ontvangt. Het voertuig versnelt hier wel, maar het stuurservo reageert niet
juist. Beëindig dan onmiddellijk de werking van het voertuig en gebruik een nieuwe, volledig opgeladen
rijaccu.
104
g) Rijden stoppen
Om het rijden te stoppen, gaat u als volgt te werk:
• Laat de gas-/remhendel op de zender los zodat hij in de neutrale stand staat en laat het voertuig uitbollen.
• Nadat het voertuig stil staat, schakelt u de rijregelaar via se schuifschakelaar op de onderkant uit, zie afbeelding
in hoofdstuk 10. d).
Steek uw vingers niet in de wielen of in de aandrijving en u mag in geen geval de hendel op de gas-/
remhendel voor de rijfunctie bewegen!
• Koppel de rijaccu los van de rijregelaar. Maak de stekkerverbinding volledig los.
• Pas nu mag de zender uitgeschakeld worden.
Let op!
Motor, rijregelaar en rijaccu worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen daarom niet
direct na het rijden aan; verbrandingsgevaar!
105
11. Schokdemper instellen
De fabrikant heeft voor de schokdemper van het voertuig reeds een optimale instelling gekozen, het is
bijgevolg niet nodig de schokdemper in te stellen.
Als de instelling voor de schokdemper moet worden gewijzigd, moet u de carrosserie verwijderen.
U gaat hiervoor als volgt te werk:
Schakel eerst de rijregelaar van het voertuig uit en ontkoppel de rijaccu volledig van de rijregelaar.
Draai het voertuig om, zodat de onderkant naar boven
wijst.
Draai de in de afbeelding rechts met een pijl gemarkeerde
4 schroeven uit.
Markeer voor deze en de volgende schroeven de overeenkomstige posities (voor zoverre de schroeven verschillen).
Draai het voertuig opnieuw om zodat het op de wielen
staat.
Draai aan de voorzijde van het voertuig telkens de linker
en rechter schroef uit, zie afbeelding rechts.
Draai aan de zijkant van het voertuig telkens de linker en
rechter schroef uit, zie afbeelding rechts.
Tenslotte draait u de beide schroeven aan de bovenkant
van het voertuig uit, zie afbeelding rechts.
106
De carrosserie kan slechts voorzichtig naar boven worden verwijderd.
Tussen chassis en carrosserie bevindt zich de verbindingskabel naar de LED's. Let op dat deze bij het
verwijderen van de carrosserie niet beschadigd raakt of helemaal wordt afgetrokken!
Bij de vooras kan de instelling voor de veervoorspanning worden uitgevoerd door aan een kartelmoer (A) te
draaien.
Stel de schokdempers altijd gelijk in (aan de linker en
rechts kant van de vooras), aangezien anders een rijverzoek opnieuw als mislukt worden bestempeld.
Bij de achteras kan de instelling voor de veervoorspanning worden uitgevoerd door aan een kartelmoer (B) te
draaien. Met een beetje fijngevoeligheid moet daarom de
carrosserie niet worden verwijderd (zie afbeelding rechts).
Bovendien kan de schokdemper aan het bovenste uiteinde (C) of aan het onderste uiteinde (D) op verschillende
punten worden gemonteerd. Door de verschillende geometrie volgt een veranderd veergedrag.
Stel de schokdempers altijd gelijk in (aan de linker en
rechts kant van de achteras), aangezien anders een rijverzoek opnieuw als mislukt worden bestempeld.
Na het instellen van de schokdempers monteert u de carrosserie in de omgekeerde volgorde terug.
107
12. Reiniging en onderhoud
a) Algemeen
Voor het reinigen of het onderhoud moet de rijregelaar worden uitgeschakeld en moet de rijaccu volledig van de
rijregelaar worden losgekoppeld. Schakel vervolgens de zender uit. Indien u met het voertuig hebt gereden, laat u alle
onderdelen (bijv. motor, rijregelaar enz.) eerst volledig afkoelen.
Verwijder na het rijden stof en vuil van het gehele voertuig. Gebruik bijv. een langharige schone kwast en een stofzuiger. Sprays met perslucht kunnen ook zeer nuttig zijn.
U mag geen reinigingssprays of gewone schoonmaakmiddelen gebruiken. Hierdoor kan de elektronica beschadigd
raken en bovendien leiden dergelijke middelen tot verkleuringen aan de kunststof onderdelen of de carrosserie.
Reinig het voertuig nooit met een tuinslang of een hogedrukreiniger.
Voor het schoonvegen van de carrosserie kunt u een zachte en licht vochtige doek gebruiken. Wrijf niet te hard.
Anders ontstaan krassen of wordt de lak beschadigd.
b) Voor, resp. na elke rit
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden, kunnen er onderdelen en schroefverbindingen losraken.
Controleer daarom voor, resp. na elke rit de volgende posities:
• Vaste zit van de wielmoeren en alle schroefverbindingen van het voertuig
• Bevestiging van carrosserie, rijregelaar/ontvanger, aan/uit-schakelaar
• Bevestiging van de banden op de velgen, resp. toestand van de banden
• Bevestiging van alle kabels (deze mogen niet in bewegende delen van het voertuig raken)
Kijk bovendien het voertuig vóór, resp. na elk gebruik na op beschadigingen. Indien u beschadigingen
vaststelt, mag u het voertuig niet gebruiken of in gebruik nemen.
Als versleten voertuigonderdelen (vb. banden) of defecte voertuigonderdelen (vb. een gebroken draagarm)
moeten worden vervangen, dan mag u enkel originele vervangonderdelen gebruiken.
108
c) Wiel vervangen
Na het losmaken van de wielmoer (A) trekt u het wiel van
de wielas (C) af.
Mogelijkerwijze biedt de wielmeenemermoer (B) bij het
verwijderen van het wiel in de velg steken of lost ze zich
van de wielas (C). Let er dan op dat de meenemerstift (D)
niet uitvalt of verloren gaat.
Wanneer later het wiel opnieuw wordt gemonteerd, moet
er absoluut worden gecontroleerd dat de meenemerstift
(D) precies in het midden van de wielas (C) steekt in
de overeenkomstige bout in de wielmeenemermoer (B)
steekt.
Bij een ontbrekende meenemerstift (D) kan er geen draaimoment van de motor op het wiel worden overgedragen;
het wiel draait vrij door.
Aansluitend wordt het nieuwe wiel geplaatst zodat de inbus binnen aan de velg precies op de wielmeenemermoer
(B) steekt.
Schroef het wiel met de wielmoer (A) vast.
Let hierbij op de correcte opstelling van de wielmoer (A)
bij het vastschroeven. De wielmoer is een zgn. stopmoer,
langs een zijde van de stopmoer bevindt zich in kunststof
inzetstuk. Deze moet bij het vastschroeven naar buiten
wijzen.
Gebruik bij het vastschroeven geen geweld aangezien anders het wiel maar moeilijk draait, waardoor de
aandrijving kan worden beschadigd.
109
13. Afvoer
a) Product
Elektronische apparaten kunnen gerecycled worden en horen niet thuis in het huisvuil. Het product dient
na afloop van de levensduur volgens de geldende wettelijke voorschriften te worden afgevoerd.
Verwijder evt. geplaatste batterijen/accu's en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen/accu´s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen/accu's in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu’s die schadelijke stoffen bevatten worden gekenmerkt door het hiernaast vermelde symbool, dat erop wijst dat deze niet via het huisvuil mogen worden afgevoerd. De aanduidingen voor irriterend
werkende, zware metalen zijn: Cd=cadmium, Hg=kwik, Pb=lood (de aanduiding staat op de batterijen/
accu's, bv. onder het vuilnisbak-symbool dat links afgebeeld is).
Lege batterijen en niet meer oplaadbare accu´s kunt u gratis inleveren bij de verzamelplaatsen van uw gemeente,
onze filialen of andere verkooppunten van batterijen en accu´s.
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen voor afvalscheiding en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
14. Verklaring van conformiteit (DOC)
Hiermee verklaart Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau, dat dit product met richtlijn
2014/53/EU overeenstemt.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het volgende internetadres:
www.conrad.com/downloads
Kies een taal door een vlagsymbool te selecteren en voer het bestelnummer van het product in het
zoekveld in; vervolgens kunt u de EU-conformiteitsverklaring in pdf-formaat downloaden.
110
15. Verhelpen van storingen
Het modelvoertuig werd volgens de nieuwste technische inzichten vervaardigd. Er kunnen desondanks problemen of
storingen optreden. Omwille van deze reden willen wij u graag wijzen op enkele manieren om eventuele storingen op
te lossen. Neem bovendien de meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
Het model reageert niet of niet correct
• Is de rijaccu van het voertuig of zijn de batterijen/accu's in de zender leeg? Vervang de rijaccu of batterijen/accu´s
door nieuwe.
• Hebt u eerst de zender en aansluitend de rijregelaar ingeschakeld? Bij omgekeerde volgorde functioneert de rijregelaar om veiligheidsredenen niet.
• Is de rijaccu correct op de rijregelaar aangesloten? Controleer of de steekverbindingen evt. vervuild of geoxideerd
is.
• Is de rijaccu volledig opgeladen?
• Als het voertuig tijdens het rijden blijft staan, werd evt. de onderspanningsherkenning geactiveerd aangezien de
spanning van de aangesloten accu te laag is (de rijregelaar schakelt de motor uit wanneer de accuspanning onder
de 6,5 V zakt). Sluit een nieuwe, volledig opgeladen accu aan het voertuig aan (laat vooraf een pauze van minstens
5 - 10 minuten zodat de rijregelaar en de motor kunnen afkoelen).
• Is het voertuig te ver weg? Bij een volle rijaccu en volle batterijen/accu's in de zender moet een reikwijdte van 50
m en meer mogelijk zijn. Dit kan echter worden verminderd door omgevingsinvloeden, vb. storingen op de zendfrequentie of de nabijheid tot andere zenders (niet enkel afstandsbedieningszenders, maar ook WLAN-/Bluetoothapparaten die eveneens een zendfrequentie van 2,4 GHz gebruiken) tot metalen onderdelen, gebouwen, etc.
• Bij ontbrekend zendersignaal schakelt de rijregelaar de motor uit veiligheidsoverwegingen uit.
Voertuig wordt langzamer of de stuurservo toont enkel nog geringe of helemaal geen reactie; de reikwijdte
tussen de zender en het voertuig is enkel zeer kort
• De rijaccu is zwak of leeg.
• De stroomvoorziening van de ontvanger en daarmee ook de stuurservo gebeurt via de BEC van de rijregelaar.
Omwille daarvan voert een zwakke of lege rijaccu ertoe, dat de ontvanger niet meer goed werkt.
• Vervang de rijaccu voor een volledig opgeladen rijaccu (vooraf en pauze van 5 - 10 minuten nemen, opdat de motor
en de rijregelaar voldoende kunnen afkoelen).
• Controleer de batterijen/accu’s in de zender.
Het rechtuitrijden klopt niet
• Stel het rechtuitrijden op de zender af met de draairegelaar "ST TRIM" in.
• Heeft het voertuig een ongeval gehad? Dan controleert u het voertuig op defecte of gebroken onderdelen en
vervangt u deze.
De rijfunctie is tegengesteld tot de beweging van de gas-/remhendel op de zender
• Als de motor van de rijregelaar werd ontkoppeld (bv. voor onderhoudsdoeleinden) en later opnieuw gekoppeld,
werden de motorkabels misschien verwisseld. Verwissel beide motorkabels met elkaar.
111
Het voertuig rijdt nu heel langzaam
• Draai de draairegelaar "TH D/R" op de zender naar rechts in de richting van de wijzers van de klok.
Via de draairegelaar "TH D/R" wordt de dual rate-instelling voor de rijfunctie uitgevoerd. U kunt via deze
draairegelaar eenvoudig gesteld, de maximumsnelheid van het voertuig instellen.
Draaiing naar rechts met de klok = sneller
Draaiing naar links tegen de klok = langzamer
De besturing functioneert niet of niet juist, stuuruitslag op voertuig te gering
• Controleer de stuurmechaniek op losse onderdelen of schade.
• Controleer of bv. loof of steentjes de stuurmechaniek in hun werking hinderen.
De rijduur is zeer kort
• Laad de rijaccu op of gebruik een andere, volledig opgeladen rijaccu.
De rijaccu wordt warm tijdens het opladen en rijden van het voertuig
• Dit is normaal.
112
16. Technische gegevens
a) Voertuig
Schaal................................................................1:10XS
Geschikte rijaccu...............................................2-cellige Li-Ion-rijaccu (nominale spanning 7,4 V)
Aandrijving.........................................................Elektrische motor type 540
Allewielaandrijving
Kogelgelagerde aandrijving
Differentieel in voor- en achteras
Onderstel...........................................................Onafhankelijke wielophanging vooraan, staras achteraan
Schokdempers met spiraalveren, instelbaar
Afmetingen (L x B x H)......................................389 x 227 x 165 mm
Wielafmetingen (B x Ø).....................................32 × 92 mm
Wielstand...........................................................250 mm
Vrije bodemhoogte............................................35 mm
Gewicht..............................................................ca. 1,4 kg (zonder rijaccu)
b) Zender
Frequentiebereik................................................2,413.....2,463 GHz
Zendvermogen..................................................<20 dBm
Aantal kanalen...................................................2
Bedrijfsspanning................................................6 V/DC via 4 AA/Mignon-batterijen
Afmetingen (B x H x D)......................................87 x 200 x 145 mm
Gewicht..............................................................ca. 182 g (zonder batterijen)
c) Rijaccu
Bouwtype...........................................................Li-Ion
Aantal cellen......................................................2 (nominale spanning 7,4 V)
Capaciteit...........................................................1500 mAh
Balancer-stekkersysteem..................................XH
Aansluiting.........................................................T-bus
113
d) Laadapparaat
Bedrijfsspanning................................................10 V/DC
Geschikte accu's...............................................Li-Ion, LiPo, met 2 cellen, XH-aansluiting
Laadstroom........................................................500 mA
Uitschakelspanning...........................................8,4 V/DC (4,2 V/DC per cel)
e) Stekkervoeding
Bedrijfsspanning................................................100 - 240 V/AC, 50/60 Hz
Uitgang..............................................................10 V/DC, 0,6 A
114