Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
Pagina
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
Inleiding..............................................................................................................................................................72
Verklaring van symbolen.....................................................................................................................................72
Doelmatig gebruik...............................................................................................................................................73
Omvang van de levering.....................................................................................................................................73
Benodigde accessoires.......................................................................................................................................74
Veiligheidsinstructies..........................................................................................................................................75
a) Algemeen.....................................................................................................................................................75
b) Ingebruikname..............................................................................................................................................76
c) Rijden met het voertuig.................................................................................................................................76
Opmerkingen over batterijen en accu's..............................................................................................................78
Rijaccu opladen..................................................................................................................................................80
Ingebruikname....................................................................................................................................................81
a) Carrosserie verwijderen................................................................................................................................81
b) Antennekabel van de ontvanger plaatsen....................................................................................................81
c) Wielen monteren..........................................................................................................................................81
d) Batterijen/accu's in de zender plaatsen........................................................................................................81
e) Zender in gebruik nemen..............................................................................................................................81
f) De rij-accu in het voertuig plaatsen..............................................................................................................82
g) Rij-accu aansluiten op de rijregelaar............................................................................................................82
h) Rijregelaar inschakelen................................................................................................................................83
i) Carrosserie plaatsen en bevestigen.............................................................................................................83
j) Voertuig besturen.........................................................................................................................................83
k) Rit beëindigen...............................................................................................................................................84
Rijregelaar programmeren..................................................................................................................................85
a) Knippersignalen van de led van de rijregelaar.............................................................................................85
b) Programming van de onderspanningsherkenning........................................................................................85
c) Bedrijfsmodus van de rijregelaar programmeren (normaal- of crawler-modus)...........................................86
Schokdempers instellen......................................................................................................................................87
Reiniging en onderhoud......................................................................................................................................88
a) Algemeen.....................................................................................................................................................88
b) Voor en na elke rit.........................................................................................................................................88
c) Vervangen/monteren van het wiel................................................................................................................89
Verwijdering........................................................................................................................................................90
a) Product.........................................................................................................................................................90
b) Batterijen/accu’s...........................................................................................................................................90
Conformiteitsverklaring (DOC)............................................................................................................................90
Verhelpen van storingen.....................................................................................................................................91
Technische gegevens van het voertuig...............................................................................................................93
71
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aankoop van dit product.
Dit product voldoet aan alle wettelijke, nationale en Europese normen.
Om deze situatie te behouden en een veilig gebruik te garanderen, moet u als gebruiker deze gebruiksaanwijzing in
acht nemen!
Deze gebruiksaanwijzing behoort bij dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in over de ingebruikname en het gebruik. Houd hier rekening mee als u dit product doorgeeft aan derden. Bewaar deze gebruiksaanwijzing daarom voor later gebruik!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de betreffende eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2. Verklaring van symbolen
Het symbool met een uitroepteken in een driehoek duidt op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing die beslist opgevolgd moeten worden.
Het pijl-symbool ziet u waar bijzondere tips en aanwijzingen over de bediening worden gegeven.
72
3. Doelmatig gebruik
Dit product is een vierwielaangedreven modelvoertuig, dat via de meegeleverde afstandsbediening draadloos bestuurd kan worden. De stuurfuncties zijn vooruit/achteruit/links/rechts (elk traploos).
De ingebouwde motor wordt aangestuurd via een elektronische rijregelaar en de besturing door een servomotor.
Het voertuig (chassis en carrosserie) is rijklaar gemonteerd.
Het apparaat is geen speelgoed en is niet geschikt voor kinderen jonger dan 14 jaar.
Neem de veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing in acht. Deze bevatten belangrijke informatie
voor de omgang met het product. Lees de gebruiksaanwijzing voor de ingebruikname en het gebruik van
de auto in zijn geheel en goed door.
Bij het niet in acht nemen bestaan diverse gevaren zoals bijv. letselgevaar.
4. Omvang van de levering
• Rijklaar gemonteerd voertuig (4 banden worden apart meegeleverd)
• Zender (afstandsbediening)
• Kleine onderdelen (bijv. antennebuisje, steeksleutel voor het vervangen van het wiel)
• Gebruiksaanwijzing voor het voertuig
• Gebruiksaanwijzing voor de afstandsbediening
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de meest recente gebruiksaanwijzing via de link www.conrad.com/downloads of scan de
afgebeelde QR-Code. Volg de instructies op de website.
73
5. Benodigde accessoires
Voor het gebruik van het voertuig zijn nog verschillende accessoires nodig die niet zijn meegeleverd.
Absoluut nodig zijn:
• Accu's of batterijen voor de zender (type en benodigde aantal zie gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening)
• 6-cellige NiMH rij-accu (nominale spanning 7,2 V) of Lipo-accu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V)
• Geschikte oplader voor zenderaccu’s resp. rij-accu
Voor een optimaal gebruik van het voertuig raden wij u bovendien de volgende onderdelen aan:
• Reserveband (om versleten/beschadigde banden snel te kunnen vervangen)
• Montagestandaard (voor testritten en een eenvoudiger onderhoud)
• Divers gereedschap (bijv. schroevendraaier, punttang, binnenzeskantsleutel)
• Persluchtspray (voor de reiniging)
• Borglak (om losgeraakte schroefverbindingen weer te fixeren)
De reserveonderdelenlijst vindt u op onze internetpagina www.conrad.com in het downloadbereik van het
betreffende product.
74
6. Veiligheidsinstructies
In geval van schade, die ontstaat door het niet naleven van de gebruiksaanwijzing, komt de waarborg/garantie te vervallen. We zijn niet aansprakelijk voor gevolgschade!
We zijn niet aansprakelijk voor materiële schade of persoonlijk letsel veroorzaakt door verkeerd
gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies! In dergelijke gevallen komt de garantie
te vervallen.
Bovendien valt schade voortvloeiend uit gewone slijtage tijdens het gebruik (bijv. versleten wielen of tandwielen) en schade door ongevallen (bijv. gebroken draagarm, verbogen chassis, enz.) niet onder de garantie.
Geachte klant, deze veiligheidsinstructies zijn niet alleen bedoeld voor de bescherming van het product,
maar ook voor de bescherming van uw gezondheid en die van anderen. Lees daarom dit hoofdstuk goed
door voordat u het product in gebruik neemt!
a) Algemeen
Let op, belangrijke aanwijzing!
Het gebruik van het model kan schade aan objecten en/of persoonlijk letsel veroorzaken. Zorg er dus
voor dat u voor het gebruik van het model voldoende verzekerd bent, bijvoorbeeld via een aansprakelijkheidsverzekering. Als u al een aansprakelijkheidsverzekering hebt, controleer dan voordat u het model in
gebruik neemt of dit door uw verzekeringsmaatschappij wordt gedekt.
• Vanwege de veiligheid en de normering is het niet toegestaan dit product zelf te modificeren en/of aan
te passen.
• Het apparaat is geen speelgoed en is niet geschikt voor kinderen jonger dan 14 jaar.
• Laat het verpakkingsmateriaal niet rondslingeren, dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn.
• Mocht u vragen hebben dien niet aan de hand van de gebruiksaanwijzing kunnen worden beantwoord,
kunt u contact met ons (zie contactinformatie hoofdstuk 1) of met een andere vakman opnemen.
• De bediening en het gebruik van op afstand bedienbare modelvoertuigen moet geleerd worden! Als
u nog nooit een dergelijk voertuig bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig rijden en u eerst vertrouwd
maken met de reacties van het voertuig op de commando´s van de afstandsbediening. Wees geduldig!
• Neem bij het gebruik van het product geen risico’s! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is
uitsluitend afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
• Het beoogd gebruik van het voertuig vergt regelmatige onderhoudswerkzaamheden en/of reparaties. De
banden zijn bijvoorbeeld onderhevig aan slijtage of een rijfout kan ongevalschade veroorzaken.
Gebruik voor de dan vereiste onderhouds- of reparatiewerkzaamheden alleen originele reserveonderdelen!
75
b) Ingebruikname
• De gebruiksaanwijzing wordt afzonderlijk meegeleverd. Houd per sé rekening met de daar vermelde
veiligheidsinstructies en alle verdere informatie!
• Gebruik uitsluitend voor het voertuig geschikte rij-accu's. Gebruik de rijregelaar nooit via een netspanningsadapter, ook niet voor testdoeleinden.
• Dit voertuig is uitsluitend geschikt voor een NiMH-accu met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V) of een
LiPo rij-accu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V).
Bij gebruik van rij-accu's met meer cellen bestaat brandgevaar door oververhitting van de rijregelaar.
Bovendien wordt de aandrijving van het voertuig overbelast en daardoor beschadigd. De waarborg/
garantie komt te vervallen!
• Schakel bij de ingebruikname steeds eerst de zender aan. Pas daarna mag de rij-accu van het voertuig
met de rijregelaar verbonden en de rijregelaar ingeschakeld worden. Dit kan anders tot onvoorziene
reacties van het voertuig leiden!
Ga als volgt te werk:
-- Zet het voertuig voor het aansluiten op een geschikt onderstel zodat de wielen vrij rond kunnen
draaien.
-- Zet de rijregelaar uit.
-- Als dat nog niet gebeurd is, zet dan de zender aan. Controleer diens werking (bijv. bedrijfsindicator
van de zender).
-- Breng op de zender de trimming voor de gas-/remfunctie in de middelste stand.
-- Sluit nu pas de volgeladen rij-accu aan op de rijregelaar.
-- Schakel daarna de rijregelaar in. Wacht vervolgens enkele seconden totdat de rijregelaar zijn zelfdiagnose heeft afgesloten.
-- Controleer of het voertuig zoals verwacht op de afstandsbediening reageert (besturing en aandrijving), voordat u het van de ondergrond neemt en het met wielen op de grond plaatst.
c) Rijden met het voertuig
• Een verkeerd gebruik kan ernstig persoonlijk letsel en materiële schade tot gevolg hebben! Rijd alleen
zolang u direct zichtcontact met het voertuig hebt. Rijd daarom ook niet ‘s nachts.
• Rijd alleen wanneer uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door alcohol
of medicijnen kan, net zoals bij een echt voertuig, verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Denk eraan dat u met dit modelvoertuig niet op de openbare weg, pleinen en straten mag rijden. Gebruik
het ook niet zonder toestemming van de eigenaar op privéterrein.
• Rijd niet naar mensen of dieren toe!
• Vermijd het rijden bij zeer lage buitentemperaturen. Kunststof onderdelen verliezen hierdoor aan elasticiteit. Dit kan bij een klein ongeluk al grote schade kan veroorzaken.
• Rijd niet tijdens onweer, onder hoogspanningskabels of in de buurt van zendmasten.
• Laat de zender altijd ingeschakeld zolang het voertuig in gebruik is.
76
• Om het voertuig weg te zetten, moet u altijd eerst de rijregelaar van het voertuig uitzetten en vervolgens
de rij-accu volledig ontkoppelen van de rijregelaar.
Pas dan mag de zender worden uitgeschakeld.
• Bij zwakke batterijen (of accu's) in de zender neemt de reikwijdte af. Vervang de batterijen of accu's
door nieuwe.
Als de rij-accu in het voertuig zwak wordt zal het voertuig langzamer worden of niet meer correct op de
zender reageren.
De rij-accu in het voertuig is niet alleen bestemd voor de stroomvoorziening van de motor via de rijregelaar, maar de rijregelaar genereert ook de nodige spanning/stroom voor de ontvanger en de stuurbekrachtiging.
Daarvoor is in de rijregelaar een BEC ingebouwd (Engels voor “Battery Eliminator Circuit”, elektronische
schakeling voor directe stroomvoorziening van de ontvanger zonder extra ontvangeraccu).
Bij een te lage spanning van de rij-accu kan ook de spanning aan de ontvanger dalen, wat ertoe leidt dat
het voertuig niet meer op de stuurbevelen van de zender reageert.
In dit geval moet u het gebruik onmiddellijk (rijregelaar uitschakelen, rij-accu loskoppelen van het voertuig, zender uitschakelen) beëindigen. Vervang daarna de rij-accu van het voertuig of laad de rij-accu
weer op.
• Zowel de motor en de aandrijving alsook de rijregelaar en de rij-accu van het voertuig worden warm
tijdens het gebruik. Las voor elke accuwissel een pauze van minstens 5 tot 10 minuten in.
• Laat de rij-accu voor het laden volledig afkoelen.
• Raak de motor, de rijregelaar en de accu niet aan tot deze afgekoeld zijn. Gevaar voor brandwonden!
77
7. Opmerkingen over batterijen en accu's
Het gebruik van batterijen en accu’s is vandaag de dag weliswaar vanzelfsprekend, maar er bestaan
toch tal van gevaren en problemen. Vooral bij LiPo-accu's met hun hoge energie-inhoud (in vergelijking met gewone NiMH-accu's) dient men verschillende voorschriften in acht te nemen, omdat er
anders explosie- en brandgevaar bestaat.
Houd daarom in ieder geval rekening met de volgende informatie en veiligheidsinstructies voor de
omgang met batterijen en accu’s.
• Houd batterijen en accu’s uit de buurt van kinderen.
• Laat batterijen en accu’s niet rondslingeren. Er bestaat dan gevaar dat ze door kinderen of huisdieren
worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met een arts!
• U mag batterijen/accu’s nooit kortsluiten, demonteren of in het vuur werpen. Er bestaat explosiegevaar!
• Als u het product langere tijd niet gebruikt (bijv. als u het opbergt), moet u de batterijen/accu’s uit de
zender halen om beschadigingen door lekkende batterijen/accu’s te voorkomen. Koppel de rij-accu volledig los van het voertuig en haal hem uit het voertuig.
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu’s kunnen bij contact met de huid chemische brandwonden
veroorzaken. Gebruik in dergelijke gevallen geschikte veiligheidshandschoenen.
• Uit batterijen en accu’s lekkende vloeistoffen zijn chemisch uiterst agressief. Voorwerpen of oppervlakken die ermee in contact komen, kunnen ernstig beschadigd raken. Bewaar batterijen en accu’s daarom
op een geschikte plaats.
• Gewone (niet-oplaadbare) batterijen mogen niet worden opgeladen. Er bestaat brand- en explosiegevaar! Laad uitsluitend batterijen op die daarvoor bestemd zijn en gebruik hiervoor een geschikte acculader.
• Let bij het plaatsen van de batterijen en het aansluiten van een rij-accu op de juiste polariteit (plus/+ en
min/-).
• U mag nooit oplaadbare en niet-oplaadbare batterijen door elkaar gebruiken! Gebruik voor de zender
ofwel oplaadbare of niet-oplaadbare batterijen.
• Vervang steeds de volledige set batterijen/accu's in de zender. Gebruik geen volle en halfvolle batterijen
of accu’s door elkaar. Gebruik steeds batterijen of accu’s van hetzelfde type en dezelfde fabrikant.
• Afhankelijk van de accutechnologie (NiMH, LiPo....) is een geschikte acculader nodig. Laad LiPo-accu's
bijvoorbeeld nooit op met een NiMH-oplader! Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Voor het opladen van meercellige LiPo-accu's is een geschikte balancer absoluut noodzakelijk (in de
meeste LiPo-opladers is dit al ingebouwd). Een balancer (ook wel equalizer genoemd) voorkomt het
overladen van een LiPo-cel door de individuele celspanningen te controleren.
Het overladen van een LiPo-cel (max. celspanning 4,24 V) kan de cel doen opzwellen en zelfs brand of
een explosie veroorzaken!
• U mag alleen accu’s opladen die niet beschadigd zijn. Als de uitwendige isolatie van de accu of de
behuizing ervan beschadigd is of als de accu vervormd is of bol staat, mag deze in geen geval worden
opgeladen. In dit geval bestaat er een acuut gevaar voor brand of een explosie!
• U mag accu’s nooit direct na het gebruik opladen. Laat de accu’s altijd eerst afkoelen (ten minste 5 à
10 minuten).
78
• Haal de accu uit het model om deze op te laden.
• Zet de oplader en accu op een hittebestendig, ontbrandbaar oppervlak.
• Oplader en accu’s worden warm tijdens het laden. Houd daarom voldoende afstand tussen oplader en
de accu; leg de accu nooit op de oplader. Dek de oplader en de accu nooit af. U mag de oplader en de
accu niet aan hoge/lage temperaturen en direct zonlicht blootstellen.
• Laad de accu’s nooit zonder toezicht op.
• Laad accu’s regelmatig op (ongeveer elke 2 à 3 maanden), omdat de accu’s zich anders door zelfontlading te diep ontladen. Daardoor worden de accu’s onbruikbaar!
NiMH-accu’s (behalve speciale typen met geringe zelfontlading) verliezen hun energie reeds binnen
enkele weken.
LiPo-accu's behouden hun energie normaal gesproken gedurende meerdere maanden, maar ze worden
door een diepteontlading blijvend beschadigd en kunnen niet meer worden gebruikt.
• Gebruik nooit een te hoge laadstroom; raadpleeg de gegevens van de fabrikant met betrekking tot het
ideale resp. maximale laadstroom.
• Koppel de accu los van de lader als deze volledig opgeladen is.
• Laders en accu’s mogen niet vochtig of nat worden. Er bestaat levensgevaar door elektrische schokken
en bovendien brand- of explosiegevaar door de accu!
Vooral accu's met lithium-technologie (bijv. LiPo-accu's) zijn vanwege de gebruikte chemicaliën zeer
gevoelig voor vocht!
79
8. Rijaccu opladen
Zie hoofdstuk 6 en 7.
• Met het voertuig wordt geen accupack meegeleverd, dit moet afzonderlijk worden aangeschaft. Daarmee hebt u
zelf de keuze of u voor het voertuig een goedkope beginnersaccu of een hoogwaardige professionele accu met
een grote capaciteit wilt gaan gebruiken.
Dit voertuig is uitsluitend geschikt voor een NiMH rij-accu met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V) of een
LiPo rij-accu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V).
• De rij-accu is bij de levering normaal gesproken leeg en moet worden opgeladen. Voordat een rij-accu zijn maximale capaciteit levert, moet deze meermaals ontladen en opgeladen worden.
• Indien u nog “oude” NiCd rij-accu's wilt gebruiken moeten deze indien mogelijk steeds volledig “leeg” worden
gereden, omdat anders bij het vaker opladen van “halfvolle” NiCd rij-accu’s het zogenaamde memory-effect kan
optreden. Dit betekent dat de rij-accu zijn capaciteit verliest. Hij zal niet meer de volledig opgeladen energie leveren
waardoor de rijtijd zal afnemen.
Bij accu's met NiMH- of toegepaste LiPo-techniek leidt het opladen van deels ontladen accu's niet tot problemen.
Eerst ontladen is normaal gesproken niet nodig.
• Hoogwaardige rij-accu’s hebben niet alleen een grotere capaciteit, zodat u langer met het modelvoertuig kunt
rijden, maar hebben onder belasting ook een hogere uitgangsspanning. Op deze manier beschikt de motor over
een groter vermogen, wat zich uit in een strakker versnellen en een hogere snelheid.
• We raden u aan om een hoogwaardige oplader te kopen. Deze kan de accu's in de regel ook snelladen.
• Accu’s warmen tijdens het laden of het ontladen (tijdens het rijden van het voertuig) op. Laad de accu’s pas op, als
ze afgekoeld zijn tot op kamertemperatuur. Hetzelfde geldt na het laden; gebruik de accu pas dan, als de accu na
het laden voldoende is afgekoeld.
• Gebruik alleen een oplader die geschikt is voor het gebruikte accutype.
• Haal de rij-accu voor het laden uit het voertuig.
80
9. Ingebruikname
a) Carrosserie verwijderen
Trek de veiligheidsclips eruit verwijder de carrosserie naar boven.
b) Antennekabel van de ontvanger plaatsen
Steek de antennekabel door het meegeleverde antennebuisje (A) en steek het in de houder (B) aan de bovenkant
van de ontvangerbox.
Voor een groot bereik is het noodzakelijk dat de antenne
verticaal uit het voertuig steekt.
Let er daarbij goed op dat de antennekabel niet wordt
beschadigd.
Kort de antennekabel nooit in! Wikkel de antennekabel
nooit op! Dit vermindert de reikwijdte aanzienlijk.
c) Wielen monteren
De 4 wielen worden apart meegeleverd. Monteer deze met een geschikte binnenzeskantsleutel (meegeleverd) op de
wielas. Neem hiervoor de informatie voor het vervangen van banden in hoofdstuk 12. c) in acht.
Let erop dat het profiel van alle 4 banden in één richting wijst. Bij een pijlvormige bandenprofiel moeten de
banden zo gemonteerd worden, dat de pijlen op het bandenprofiel naar voren wijzen, als men van boven
op het voertuig kijkt.
d) Batterijen/accu's in de zender plaatsen
Open het batterijvak op de zender en plaats daar ofwel de batterijen ofwel volledig opgeladen accu's. Let bij het
plaatsen op de juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie opdruk in het batterijvak. Sluit het batterijvak weer.
Neem bovendien ook de apart meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
e) Zender in gebruik nemen
Schakel de zender aan en zet de trimming voor de stuur- en rijfunctie elk in de middelste positie. Als de zender over
een dualrate-functie beschikt, moet deze worden uitgeschakeld resp. zo worden ingesteld dat de stuurinslag niet
wordt beperkt.
Neem bovendien ook de apart meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
81
f) De rij-accu in het voertuig plaatsen
Belangrijk!
Dit voertuig is uitsluitend geschikt voor een NiMH rij-accu met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V) of een
LiPo rij-accu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V).
Bij gebruik van rij-accu's met meer cellen bestaat brandgevaar door oververhitting van de rijregelaar. Bovendien wordt de aandrijving van het voertuig overbelast en daardoor beschadigd (bijv. het differentieel).
De waarborg/garantie komt te vervallen!
Controleer of de accu het bij de rijregelaar passende stekkersysteem heeft en of de polariteit correct is
(rode kabel = plus/+, zwarte kabel = min/-).
Maak de beide klittenbanden (A) van de accuhouder los.
Plaats vervolgens de rij-accu in de accuhouder (B).
Als de aansluitkabel van de accu zeer kort is, moet de
accu zo in de accuhouder worden geplaatst dat de aansluitkabel naar achteren in de richting van de rijregelaar
is gericht.
Trek de beide klittenbanden (A) strak aan zodat de rij-accu
stevig vastzit en sluit de klittenbanden.
g) Rij-accu aansluiten op de rijregelaar
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en zodoende ook het voertuig begint te rijden (bijv.
als de trimregelaar voor de aandrijving versteld is), moet u het modelvoertuig op een geschikte verhoging
plaatsen (of op een startbox) zodat de wielen bij een storing vrij kunnen draaien.
Steek uw hand niet in de aandrijving. Houd de wielen niet vast.
Zet nu de snelheidsregelaar uit (schakelstand “OFF”). De
aan-/uitschakelaar (A) vindt u aan de achterzijde van het
voertuig, tussen de beide carrosseriehouders.
Neem vervolgens, indien u dit nog niet gedaan heeft, eerst
de zender in gebruik (zie hoofdstuk 9. d) en 9. e).
Sluit daarna de rij-accu aan op de rijregelaar. Let daarbij
op de juiste polariteit (rode kabel = plus/+, zwarte kabel =
min/-). Gebruik bij het verbinden van de accustekker met
de aansluiting van de rijregelaar geen geweld.
Belangrijk!
Dit voertuig is uitsluitend geschikt voor een NiMH rij-accu met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V) of een
LiPo rij-accu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V).
Let erop dat de kabels niet in de aandrijving van het voertuig of in het stuurmechanisme terecht kunnen komen.
Gebruik eventueel kabelbinders om de kabels te fixeren.
82
h) Rijregelaar inschakelen
Als dat nog niet gebeurd is, zet dan de zender aan. Laat de gas-/remhendel op de zender in de neutrale/middelste
stand (hendel niet aanraken/bewegen). Schakel nu de rijregelaar in. Wacht vervolgens enkele seconden, totdat de
motor een geluidssignaal laat horen.
Het geluidssignaal wordt door een korte aansturing van de motor veroorzaakt. De betekenis van de geluidssignalen vindt u in hoofdstuk 10.
Controleer nu de aandrijf- en stuurfuncties van het voertuig.
i) Carrosserie plaatsen en bevestigen
Plaats de carrosserie op de houders en beveilig deze met de metalen clipjes.
j) Voertuig besturen
Plaats het voertuig nu op de grond. Steek uw vingers niet in de aandrijving en houd het voertuig niet vast aan de
wielen.
Bedien de gashendel op de zender heel voorzichtig en rij in het begin niet te hard, tot u vertrouwd bent met
de reacties van de auto op de bediening. Voer geen plotse snelle bewegingen uit met de bedieningselementen van de zender.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimming voor de besturing overeenkomstig instellen aan de zender.
De volgende afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de functies. Deze hoeven niet met de uitvoering
van de meegeleverde zender overeen te komen.
1. Gas-remhendel loslaten (neutrale stand), voertuig rolt uit resp. beweegt niet (evt. trimregelaar voor de rijfunctie op
de zender corrigeren)
2. Vooruit rijden, gas-/remhendel langzaam naar de greep toe trekken
3. Achteruit rijden, gas-/remhendel langzaam van de greep wegschuiven
83
Wissel niet rechtstreeks tussen de rijrichtingen, maar stop het voertuig eerst voordat u in de andere richting
rijdt. Een directe wisseling van de rijrichting kan een overbelasting van de aandrijving tot gevolg hebben.
U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van de auto op de besturingscommando’s van de zender vaststelt of als de auto niet meer reageert. Dit kan worden veroorzaakt door een
zwakke rij-accu, zwakke batterijen/accu’s in de zender of een te grote afstand tussen het voertuig en de
zender.
Ook een opgerolde antenne van de ontvanger, storingen op het gebruikte zendkanaal (bijv. draadloze
transmissies door andere apparaten, Bluetooth®, WLAN) of ongunstige zend-/ontvangstvoorwaarden kunnen een oorzaak zijn voor ongewone reacties van het voertuig.
Aangezien de stroomvoorziening van de ontvanger afkomstig is van de rijregelaar/rij-accu, leidt een zwakke of lege rij-accu tot ongewenste bewegingen van het voertuig (bijv. het schokken van de stuurservo).
De spanning van de rij-accu daalt bijvoorbeeld bij plankgas kortstondig zo ver, dat de ontvanger niet meer
de benodigde bedrijfsspanning krijgt. Het voertuig versnelt dan wel maar de stuurservo reageert niet juist.
Beëindig dan onmiddellijk het gebruik van het voertuig en gebruik een nieuwe, volledig opgeladen rij-accu.
Als de rij-accu leeg is, dient u ten minste 5 à 10 minuten te wachten totdat de motor en de rijregelaar
voldoende zijn afgekoeld. Start pas daarna een nieuwe rit met een volle rij-accu.
k) Rit beëindigen
Om het rijden te beëindigen gaat u als volgt te werk:
• Laat de gas-/remhendel op de zender los, zodat deze in de neutrale positie staat en laat het voertuig uitrollen.
• Nadat het voertuig tot stilstand is gekomen, gaat de rijregelaar uit (schakelstand “OFF”).
Raak de wielen of de aandrijving hierbij niet aan en beweeg in geen geval de gashendel op de zender!
Houd het voertuig niet aan de wielen vast!
Opgelet!
Motor, rijregelaar en rij-accu worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen daarom niet
onmiddellijk aan na het rijden, kans op brandwonden!
• Koppel de rij-accu los van de rijregelaar. Maak de stekkerverbinding volledig los.
• Pas dan mag de zender worden uitgeschakeld.
84
10. Rijregelaar programmeren
a) Knippersignalen van de led van de rijregelaar
• Led brandt continu in de neutrale stand van de gas-/remhendel op de zender
De crawler-modus is geactiveerd. Dit is de voor het voertuig de juiste modus.
• Led knippert in de neutrale stand van de gas-/remhendel op de zender
De normale modus is geactiveerd. Dit is voor het voertuig de verkeerde bedrijfsmodus. Schakel de rijregelaar in de
crawler-modus, zie hoofdstuk 10. c).
• Vooruit/achteruitrijden
Hoer meer vermogen de rijregelaar aan de motor afgeeft, des te sneller knippert de rode led op de rijregelaar. Bij
plankgas knippert de led zeer snel.
b) Programming van de onderspanningsherkenning
De rijregelaar maakt het gebruik van een 6-cellige NiMH rij-accu (nominale spanning 7,2 V) of een 2-cellige Lipo-rijaccu (nominale spanning 7,4 V) mogelijk.
Wordt voor het voertuig een LiPo-accu met 2 cellen gebruikt, dan moet u vóór elke rit controleren, of de onderspanningsherkenning van de rijregelaar is ingeschakeld. Als u hier niet op let, kan er een diepontlading
van de LiPo-accu plaatsvinden, waardoor deze blijvend onbruikbaar wordt.
Na het inschakelen van de zender en de rijregelaar is een geluidssignaal te horen.
Het geluidssignaal wordt door een korte aansturing van de motor veroorzaakt.
Geluidssignaal “• – – –”: Onderspanningsherkenning uitgeschakeld (basisinstelling, voor NiMH rij-accu)
Geluidssignaal “• • – – –”: Onderspanningsherkenning ingeschakeld (vereist voor LiPo-accu)
Ga als volgt te werk voor het inschakelen van de onderspanningsherkenning:
• Zet de zender aan.
• Zet de rijregelaar uit.
• Houd de knop (zie de pijl in de afbeelding rechts) van de
rijregelaar ingedrukt en schakel de rijregelaar in (knop
ingedrukt houden, niet loslaten!).
• Als de motor twee korte geluidssignalen (“• •”) laat horen, laat u de knop direct los.
Daarna zijn drie lange geluidssignalen (“– – –”) te horen.
• De onderspanningsherkenning is ingeschakeld.
Is de onderspanningsherkenning ingeschakeld, dan schakelt de rijregelaar de motor uit wanneer de accuspanning onder 6,0 V daalt (3,0 V per LiPo-cel). Dit beschermt een LiPo-accu tegen een schadelijke
diepte-ontlading.
85
Ga als volgt te werk om e onerspanningsherkinning uit te schakelen:
• Zet de zender aan.
• Zet de rijregelaar uit.
• Houd de knop (zie de pijl in de afbeelding rechts) van de
rijregelaar ingedrukt en schakel de rijregelaar in (knop
ingedrukt houden, niet loslaten!).
• Als de motor een kort geluidssignaal (“•”) laat horen,
laat u de knop direct los.
Daarna zijn drie lange geluidssignalen (“– – –”) te horen.
• De onderspanningsherkenning is uitgeschakeld.
Bij gebruik van een 6zelligen NiMH rij-accu, dient u de onderspanningsbeveiliging uit te schakelen. Anders
kan niet de volledige accucapaciteit tijdens het rijden van het voertuig worden gebruikt en wordt de rijtijd
verkort.
Wanneer u het voertuig in combinatie met een NiMH-accu gebruikt, moet de rijprocedure worden gestopt
wanneer het voertuig merkbaar vertraagt.
c) Bedrijfsmodus van de rijregelaar programmeren (normaal- of crawlermodus)
De rijregelaar wordt in crawler-voertuigen (bijv. in het hier geleverde model) en ook in conventionele voertuigen (bijv.
buggy's) gebruikt.
Bij zgn. crawler-voertuigen gaat het om speciale, langzaam rijdende voertuigen voor op vaardigheden
gebaseerde oefeningen. De overbrenging van een dergelijk voertuig is zeer sterk vertraagd, zodat zelfs bij
plankgas alleen lage snelheden mogelijk zijn.
Na het inschakelen van de rijregelaar geeft de rode led in de modus aan.
Rode led brandt:
Crawler-modus (basisinstelling)
Rode led knippert:
Normaal-modus (moet voor het crawler voertuig niet worden gebruikt)
Crawler-modus:
Hier werkt de rem, als de gas-/remhendel op de zender in de neutrale stand is gezet. Dit is optimaal voor crawlervoertuigen om het rijden op bijvoorbeeld een helling te vergemakkelijken.
Normaal-modus:
Hier biedt de rijregelaar de functies vooruit rijden, rem en achteruit rijden. De remfunctie werkt dan, als de gas-/remhendel op de zender direct zonder pauze van vooruit- naar achteruit rijden wordt geschoven.
Als de hendel van vooruit rijden naar neutrale stand wordt gezet, rolt het voertuig uit (zonder rem).
86
Ga voor het activeren van de normale modus als volgt te werk:
• Zet de zender aan. Schakel daarna de rijregelaar in en wacht tot de geluidssignalen voor de functie van de onderspanningsherkenning te horen zijn.
• Houd de knop op de rijregelaar ingedrukt.
• Als de motor een kort geluidssignaal (“•”) laat horen, is in de normale modus geactiveerd. Laat de knop direct los.
• De rode led op de rijregelaar knippert (normale modus).
Ga voor het activeren van de crawler-modus als volgt te werk:
• Zet de zender aan. Schakel daarna de rijregelaar in en wacht tot de geluidssignalen voor de functie van de onderspanningsherkenning te horen zijn.
• Houd de knop op de rijregelaar ingedrukt.
• Als de motor twee korte geluidssignalen (“• •”) laat horen, is de crawler-modus geactiveerd. Laat de knop direct los.
• De rode led op de rijregelaar brandt continu (crawler-modus, optimaal voor het voertuig).
11. Schokdempers instellen
Achteras
Vooras
Een gekarteld wiel (A) kan worden gebruikt om de instelling van de veervoorspanning te wijzigen.
De schokdemper kan op verschillende plaatsen aan het bovenste uiteinde (B) worden gemonteerd om het gedrag van
de schokdempers tijdens het in-/uitveren aan te passen.
Stel de schokdempers van een as altijd gelijk in (aan de linker- en rechterkant van de voor- of achteras), omdat anders
het rijgedrag nadelig wordt beïnvloed.
87
12. Reiniging en onderhoud
a) Algemeen
Voor de reiniging of het onderhoud moet de rijregelaar uitgezet worden en moet de rij-accu volledig van de rijregelaar
worden losgekoppeld. Indien u zojuist met het voertuig hebt gereden dient u alle onderdelen (bijv. motor, rijregelaar
enz.) eerst volledig te laten afkoelen.
Maak het voertuig na het rijden schoon door stof en vuil te verwijderen met bijvoorbeeld een schone langharige kwast
en een stofzuiger. Perslucht kan hierbij ook van pas komen.
Gebruik geen reinigingssprays of gewone schoonmaakmiddelen. Daardoor kan de elektronica beschadigd raken.
Bovendien leiden dergelijke middelen tot verkleuringen aan de kunststof onderdelen of de carrosserie.
Was het voertuig nooit met water af, zoals bijv. met een hogedrukreiniger. Daardoor kan de motor, de rijregelaar en
ook de ontvanger beschadigd raken.
Voor het afvegen van de carrosserie kunt u een zachte en enigszins vochtige doek gebruiken. Wrijf niet te hard,
anders ontstaan er krassen.
b) Voor en na elke rit
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefverbindingen losraken.
Controleer daarom voor en na elke rit de volgende punten:
• Vastzitten van de wielmoeren en alle schroefverbindingen van het voertuig
• Bevestiging van rijregelaar, aan-/uitschakelaar, ontvanger
• Bevestiging van de banden op de velgen en de toestand van de banden
• Bevestiging van alle kabels (deze mogen niet in bewegende delen van het voertuig terecht komen)
Controleer het voertuig ook voor en na elk gebruik op beschadigingen. Indien u beschadigingen vaststelt
mag het voertuig niet meer gebruikt worden.
Als er versleten voertuigonderdelen (bijv. banden) of defecte onderdelen van het voertuig vervangen moeten worden, mag u enkel originele reserveonderdelen gebruiken.
88
c) Vervangen/monteren van het wiel
De banden zijn op de velg gefixeerd, zodat zr niet los kunnen raken van de velg. Wanneer de banden versleten of
beschadigd zijn, moet daarom het hele wiel worden vervangen.
Draai de wielmoer (A) los en verwijder deze met een geschikte steeksleutel. Verwijder vervolgens de tandschijf
(B) van de wielas (D).
Nu kunt u het wiel verwijderen; trek het gewoon van de
wielas (D).
Vervolgens wordt het nieuwe wiel geplaatst zodat de binnenzeskant binnen aan de velg precies op de wielmeenemer-moer (C) steekt.
Plaats de tandschijf (B) weer op de wielas (D), schroef
vervolgens het wiel met de wielmoer (A) die u eerder heeft
verwijderd weer vast op de wielas.
Pas echter tijdens het vastschroeven geen geweld toe, aangezien het wiel anders moeizaam draait, waardoor de
aandrijving beschadigd kan raken.
Mogelijkerwijze blijft de wielmeenemer-moer (C) bij het eraf halen van het wiel per ongeluk in de velg
steken of raakt hij een stukje los van de wielas (D). Let er dan op dat de meenemerpen (E) niet eruit valt
en verloren gaat.
Wanneer later het wiel opnieuw wordt gemonteerd dient per sé gecontroleerd te worden, dat de meenemerpen (E) precies in het midden van de wielas (D) steekt in de overeenkomstige groef in de wielmeenemer-moer (C) komt te liggen.
Bij een ontbrekende meenemerpen (E) kan geen draaimoment van de motor naar het wiel worden overgedragen, het wiel draait vrij door.
89
13. Verwijdering
a) Product
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil. Voer het product aan het
einde van zijn levensduur volgens de geldende wettelijke bepalingen af.
Verwijder de geplaatste batterijen/accu’s en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen/accu’s
Als eindverbruiker bent u conform de KCA-voorschriften wettelijk verplicht om alle lege batterijen/accu’s in te leveren;
batterijen/accu’s mogen niet met het huisvuil meegegeven worden.
Batterijen/accu’s die schadelijke stoffen bevatten, worden aangegeven met het nevenstaande symbool. Dit
pictogram duidt erop dat afvoer via het huishoudelijk afval verboden is. De aanduidingen voor de zware
metalen die het betreft zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/
accu's bijv. onder het links afgebeelde vuilnisbaksymbool).
U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis afgeven bij het KCA, onze filialen of overal waar batterijen/accu’s worden
verkocht.
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
14. Conformiteitsverklaring (DOC)
Hiermee verklaart Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau dat het product voldoet aan
richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is als download via het volgende internetadres beschikbaar:
www.conrad.com/downloads
Kies een taal door op een vlagsymbool te klikken en voer het bestelnummer van het product in het zoekveld
in; aansluitend kunt u de EU-conformiteitsverklaring downloaden in pdf-formaat.
90
15. Verhelpen van storingen
Het voertuig is volgens de nieuwste technische inzichten vervaardigd. Er kunnen desondanks problemen of storingen
optreden. Daarom willen we u uitleggen hoe u eventuele storingen kunt verhelpen. Neem bovendien ook de meegeleverde gebruiksaanwijzing van de zender in acht.
Het model reageert niet of niet juist
• Bij het inschakelen van de rijregelaar moet de gas-/remhendel in de neutrale-/middelste positie staan. Schakel de
zender in en laat de gas-/remhendel los, beweeg deze niet meer. Schakel nu de rijregelaar in. Wacht tot de geluidssignalen te horen zijn (de geluidssignalen worden door een korte aansturing van de motor geproduceerd). Pas nu
is het voertuig gereed voor gebruik.
• Hebt u eerst de zender en daarna de rijregelaar ingeschakeld? Bij omgekeerde volgorde werkt de rijregelaar om
veiligheidsredenen niet.
• Controleer de instelling van de rijmodus, zie hoofdstuk 10. c). Kies voor de crawler altijd de crawler-modus (en niet
de normale modus).
• Bij 2,4 GHz-afstandsbedieningen moet de ontvanger worden gekoppeld met de zender. Deze procedure wordt met
de Engelse term “Binding” of “Pairing” aangeduid. Het koppelen wordt normaal gesproken door de fabrikant uitgevoerd, kan uiteraard ook door uzelf worden uitgevoerd. Neem hiervoor de apart meegeleverde gebruiksaanwijzing
van de zender in acht.
• Is de rij-accu van het voertuig leeg of zijn de batterijen in de zender leeg? Vervang de rij-accu of batterijen in de
zender dan door nieuwe.
• Is de rij-accu correct aangesloten op de rijregelaar? Controleer de stekkerverbinding of deze eventueel verontreinigd of geoxideerd is.
• Is het voertuig te ver weg? Met een volle rij-accu en volle batterijen in de zender moet een bereik van 50 m of meer
mogelijk zijn. Dit kan echter worden verminderd door omgevingsinvloeden, bijv. storingen op de zendfrequentie of
de nabijheid van andere zenders (niet alleen zenders, maar ook WLAN-/Bluetooth®-apparaten die eveneens een
zendfrequentie van 2,4 GHz gebruiken), van metalen onderdelen, gebouwen, enz.
De positie van de zender- en ontvangerantenne ten opzichte van elkaar heeft zeer sterke invloed op de reikwijdte.
Het is het beste als zowel de zender- als de ontvangerantenne verticaal staan (met beide antennes parallel ten opzichte van elkaar). Als u echter met de zendantenne op het voertuig richt, resulteert dit in een zeer korte reikwijdte!
• Controleer de juiste positie van de stekker van de rijregelaar en van de stuurservo in de ontvanger. Als de stekkers
180° gedraaid zijn aangesloten werken de rijregelaar en de stuurservo niet.
Wanneer daarentegen de stekker van de rijregelaar en stuurservo met elkaar worden verwisseld stuurt de gasremhendel op de zender de stuurservo en het draaiwiel de rijfunctie!
Het voertuig blijft niet staan als de gashendel wordt losgelaten
• Corrigeer op de zender de trimming voor de rijfunctie (neutrale stand instellen).
91
Het voertuig wordt trager of de stuurservo reageert nog maar weinig of helemaal niet meer; het bereik tussen
de zender en het voertuig is maar zeer klein
• De rij-accu is (bijna) leeg.
De stroomvoorziening van de ontvanger en zodoende ook van de stuurservo vindt plaats via de BEC van de rijregelaar. Daarom leidt een zwakke of lege rij-accu ertoe dat de ontvanger niet meer naar behoren werkt. Vervang de
rij-accu door een nieuwe volledig opgeladen rij-accu (vooraf een pauze van 5 à 10 minuten inlassen, zodat de motor
en de rijregelaar voldoende kunnen afkoelen).
• Controleer de batterijen/accu's in de zender.
Tijdens het rijden wordt het voertuig langzamer of blijft staan
• De rij-accu is (bijna) leeg.
• De rijregelaar is oververhit, de overtemperatuurbeveiliging werd geactiveerd. Laat u de rijregelaar afkoelen, dan is
het voertuig weer gereed voor gebruik.
• De afstand tot de zender is te groot, de rijregelaar heeft via de ontvanger geen geldig stuursignaal herkend (of de
failsafe-functie van de ontvanger is geactiveerd, zie gebruiksaanwijzing van de zender).
Het voertuig rijdt niet correct rechtuit.
• Lijn de besturing met behulp van de zender en de bijbehorende trimfunctie uit.
• Controleer de stuurstang, de servoarm en de schroefverbinding ervan.
• Heeft het voertuig een ongeluk gehad? Controleer het voertuig dan op defecte of gebroken onderdelen en vervang
deze.
De besturing is tegengesteld ten opzichte van de beweging van het draaiwiel op de zender
• Activeer de reverse-instelling voor de stuurfunctie op de zender.
De rijfunctie is tegenovergesteld ten opzichte van de beweging van de gas-/remhendel op de zender
• Normaal gesproken moet het voertuig naar voren rijden, als de gas-/remhendel op de zender naar de greep toe
wordt getrokken.
Als dit niet het geval is, activeert u op de zender de reverse-instelling voor de rijfunctie.
• Als de motor is losgekoppeld van de rijregelaar (bijv. tijdens een reparatie van het voertuig) dient u de motorkabels
te verwisselen.
De besturing werkt niet of niet juist, stuuruitslag van het voertuig te gering
• Als de zender een dualrate-instelling biedt, controleer deze dan (neem de gebruiksaanwijzing van de zender in
acht). Bij een te geringe dualrate-instelling reageert de stuurbekrachtiging niet meer.
• Controleer het stuurmechanisme op losse onderdelen; controleer bijv. of de servoarm juist aan de servo is bevestigd.
De rijtijd is maar zeer kort
• Laad de rij-accu op of gebruik een andere, volledig opgeladen rij-accu.
• Wordt een NiMH rij-accu gebruikt, schakel dan de onderspanningsherkenning uit (zie hoofdstuk 10. b).
92
16. Technische gegevens van het voertuig
Schaal ���������������������������������������������������1:10
Geschikte rij-accu types �����������������������6-cellige NiMH rij-accu (nominale spanning 7,2 V)
2-cellige LiPo rij-accu (nominale spanning 7,4 V)
(elk Tamiya-stekkersysteem)
Aandrijving ��������������������������������������������Elektromotor, type 540
Vierwielaandrijving via cardanas
Starre as voor en achter (typisch voor Crawler zonder differentieel)
Ophanging ��������������������������������������������Hydraulische schokdempers met spiraalveren, instelbaar
Afmetingen (l x b x h) ����������������������������510 x 335 x 300 mm
Bandafmetingen (b x Ø) �����������������������64 x 146 mm
Wielbasis ����������������������������������������������340 mm
Bodemvrijheid ���������������������������������������70 mm
Gewicht �������������������������������������������������2570 g (zonder rij-accu)
Geringe afwijkingen in afmetingen en gewicht kunnen om productietechnische redenen voorkomen.
93