Simrad Cruise Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding
NEDERLANDS
CRUISE
Gebruikershandleiding
www.simrad-yachting.com
Voorwoord
Disclaimer
Aangezien Navico dit product voortdurend verbetert, behouden wij
ons het recht voor om te allen tijde wijzigingen in het product aan
te brengen die mogelijk niet met deze versie van de handleiding
overeenkomen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde
distributeur als u eventueel hulp nodig hebt.
De eigenaar is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat de
apparatuur dusdanig wordt geïnstalleerd en gebruikt, dat er geen
ongevallen, persoonlijk letsel of schade aan eigendommen kan
worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk
verantwoordelijk voor het naleven van de regels voor veilig
zeemanschap.
NAVICO HOLDING EN HAAR DOCHTERMAATSCHAPPIJEN,
VESTIGINGEN EN FILIALEN WIJZEN ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF
VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT PRODUCT DAT KAN LEIDEN TOT
ONGEVALLEN, SCHADE OF TOT WETSOVERTREDING.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse
gaan. Navico Holding AS en haar dochtermaatschappijen,
vestigingen en filialen behouden zich het recht voor de specificaties
te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.
Rechtsgeldige taal
Deze verklaring, alle instructiehandleidingen,
gebruikershandleidingen en andere informatie met betrekking tot
het product (Documentatie) kunnen zijn vertaald in, of zijn vertaald
uit een andere taal (Vertaling). In het geval van enig conflict tussen
een Vertaling van de Documentatie, is de Engelstalige versie van de
Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
Handelsmerken
Navico
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS.
Simrad
®
wordt gebruikt onder licentie van Kongsberg.
C-MAP
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Navico Holding AS.
Navionics® is een gedeponeerd handelsmerk van Navionics, Inc.
SD
en microSD
zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van SD-3C, LLC in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Voorwoord | CRUISE Gebruikershandleiding
3
Copyright
Copyright © 2019 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart wordt als separaat document verstrekt. Raadpleeg
bij eventuele vragen de website van uw unit of systeem:
www.simrad-yachting.com
Complianceverklaringen
Europa
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat
het product voldoet aan de eisen van:
CE volgens RED 2014/53/EU
De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de
betreffende productsectie op de volgende website:
www.simrad-yachting.com
Landen van beoogd gebruik in de EU
AT - Oostenrijk
BE - België
BG - Bulgarije
CY - Cyprus
CZ - Tsjechië
DK - Denemarken
EE - Estland
FI - Finland
FR - Frankrijk
DE - Duitsland
GR - Griekenland
HU - Hongarije
IS - IJsland
IE - Ierland
IT - Italië
LV - Letland
LI - Liechtenstein
LT - Litouwen
LU - Luxemburg
MT - Malta
NL - Nederland
NO - Noorwegen
PL - Polen
PT - Portugal
RO - Roemenië
SK - Slowakije
SI - Slovenië
ES - Spanje
SE - Zweden
CH - Zwitserland
TR - Turkije
UK - Verenigd Koninkrijk
4
Voorwoord | CRUISE Gebruikershandleiding
Verenigde Staten van Amerika
Waarschuwing: De gebruiker wordt gewaarschuwd
dat wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk
zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is
voor naleving ertoe kunnen leiden dat de bevoegdheid
van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken komt
te vervallen.
Australië en Nieuw Zeeland
Navico verklaart onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat
het product voldoet aan de eisen van:
niveau 2-apparatuur van de Radiocommunicatienorm 2017
(elektromagnetische compatibiliteit)
Over deze handleiding
Deze handleiding is een naslaghandleiding voor het bedienen van
de unit. Er wordt vanuit gegaan dat alle apparatuur is geïnstalleerd
en geconfigureerd en dat het systeem gereed is voor gebruik.
Afbeeldingen die in deze handleiding worden gebruikt, komen
mogelijk niet exact overeen met het scherm op uw unit.
Belangrijke tekstconventies
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt
als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een
opmerking of belangrijke informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk
is personen te waarschuwen voorzichtig te werk te
gaan om letsel en/of schade aan personen/apparatuur
te voorkomen.
Voorwoord | CRUISE Gebruikershandleiding
5
Handleidingversie
Deze handleiding is geschreven voor softwareversie 1.0. De
handleiding wordt voortdurend bijgewerkt en aangepast aan
nieuwe software-releases. De meest recente versie van de
handleiding kan worden gedownload van de volgende website:
www.simrad-yachting.com
Vertaalde handleidingen
Beschikbare vertaalde versies van deze handleiding vindt u op de
volgende website:
www.simrad-yachting.com
De handleiding op het scherm weergeven
Met de PDF-viewer in de unit kunt u de handleidingen en andere
PDF-bestanden op het scherm lezen.
De handleidingen kunnen gelezen worden vanaf een op de unit
aangesloten opslagapparaat of u kunt ze kopiëren naar het interne
geheugen van de unit.
6
Voorwoord | CRUISE Gebruikershandleiding
Inhoud
11 Inleiding
11
Bediening voorpaneel
12 Kaartlezer
13 Apparaat registreren
14 Basisbediening
14 De unit in- en uitschakelen
14 Displayverlichting
15 Dialoogvenster Systeem regelingen
16 De Home pagina
17 Applicatiepagina's
17 Vooraf gedefinieerde gesplitste pagina’s
18 MOB-waypoint
19 Schermafdruk
20 Kaarten
20 Het kaartpaneel
20 Kaartbron selecteren
21 Inzoomen op de kaart
21 Vaartuigsymbool
21 De kaart verschuiven
21 Waypoints, routes en tracks
21 Informatie over kaartitems weergeven
22 Gebruik van de cursor op het paneel
23 Kaartoriëntatie
24 Vooruit kijken
24 Tracks kleuren op basis van gegevens
25 C-MAP kaarten
27 Navionics-kaarten
31 Kaartinstellingen
33 Echosounder
33 Het beeld
33 Het beeld zoomen
34 Historie weergeven
34 Loggegevens opnemen
35 Instellen van het echosounderbeeld
41 Echosounder Settings
Inhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
7
43 Waypoints, routes en tracks
43 Dialoogvensters Waypoints, Routes en Tracks
43 Het dialoogvenster Plot
44 Waypoints
45 Routes
49 Tracks
50 Navigeren
50 Over navigatie
50 Navigatiepanelen
52 Gegevensvelden wijzigen
52 Menuopties gebruiken:
53 Navigatie-instellingen
56 TripIntel
56 Over TripIntel
56 Trip automatisch opnemen
56 Opname van trip starten en stoppen
57 Getij-meter
57 Tripopnamen weergeven
58 Totale afstand aanpassen
59 Simulator
59 Winkelmodus
59 Simulatormodus
59 Simulator bronbestanden
59 Geavanceerde simulatorinstellingen
61
Menu Alarmen
61 Over het alarmsysteem
61 Typen meldingen
61 Alarmindicatie
62 Een melding bevestigen
62 De alarmdialoog
64 Tools en instellingen
64 De werkbalk
8
Inhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
67 Onderhoud
67
Preventief onderhoud
67 Reinigen van de display-unit
67 Het mediatoegangsklepje reinigen
67 Controleren van de connectoren
68 Servicerapport
68 Software updates
69 Back-up en herstel van systeemgegevens
Inhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
9
10
Inhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
Inleiding
Bediening voorpaneel
A
B
C
E
D
F
G
H
I
A Pagina's/Home knop - druk hierop om de Home pagina te
openen
B Draaiknop
Actieve pagina: draaien om in te zoomen
Werking van dialoogvensters en menu's: draaien om te
bladeren, indrukken om een optie te selecteren
C Menu-knop
Indrukken om het menu van het actieve paneel weer te
geven
Lang indrukken terwijl een pagina wordt weergegeven
om het dialoogvenster Instellingen weer te geven
D Exit-knop: indrukken om een dialoogvenster te sluiten,
terug te keren naar het vorige menuniveau of de cursor uit
het paneel te verwijderen
E MOB: druk tegelijkertijd op de knoppen Menu en Exit om
een MOB waypoint (Man-over-boord) te maken op de
positie van het vaartuig
1
Inleiding | CRUISE Gebruikershandleiding
11
F Pijlknoppen
Actieve pagina: indrukken om de cursor te activeren of te
verplaatsen
Dialoogvenster- en menubediening: indrukken om door
de menu-items te navigeren en waarden aan te passen
Het actieve scherm in een gesplitste pagina in-/
uitschakelen
G Enter-knop
Indrukken om instellingen te selecteren of op te slaan
In een gesplitste pagina: indrukken om de cursor te
activeren
H Waypoint-knop
Indrukken om een waypoint te plaatsen op de positie van
het vaartuig of op de cursorpositie (indien actief)
Lang indrukken om het dialoogvenster Plot te openen.
Hier kunt u nieuwe waypoints, routes en tracks toevoegen
of bestaande beheren
I Aan/uit-knop
Ingedrukt houden om de unit aan of uit te zetten
Indrukken om het dialoogvenster Systeem regelingen
weer te geven
Herhaaldelijk kort indrukken om te bladeren door vooraf
ingestelde herlderheidsniveaus
Kaartlezer
U kunt een geheugenkaart gebruiken voor:
Kaartgegevens
Software updates
Overdracht van gebruikersgegevens
12
Inleiding | CRUISE Gebruikershandleiding
Systeemback-ups
Ú
Notitie: Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of
kopieert naar een kaart met cartografische producten. Dat kan
de cartografische informatie op de kaart beschadigen.
Het beschermende klepje moet altijd goed worden afgesloten na
het plaatsen of verwijderen van de kaart zodat er geen water kan
binnendringen.
Apparaat registreren
U wordt tijdens het opstarten gevraagd om uw apparaat te
registreren. U kunt zich ook registreren met de optie Registreren in
het dialoogvenster Systeeminstellingen. Registratie kan als volgt
worden uitgevoerd:
Via een smartphone met toegang tot internet
Via de telefoon
Inleiding | CRUISE Gebruikershandleiding
13
Basisbediening
De unit in- en uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld door op de aan/uit-knop te
drukken.
Houd de Aan/uit-knop ingedrukt om de unit uit te schakelen
U kunt de unit ook uitschakelen in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Als de Aan/uit-knop wordt losgelaten voordat de apparatuur is
uitgeschakeld, wordt de uitschakeling geannuleerd.
Voor de eerste keer opstarten
Wanneer de apparaat de eerste keer wordt opgestart, of na het
herstellen van de fabrieksinstellingen, worden verschillende
dialoogvensters op de unit weergegeven. Volg de aanwijzingen in
de dialoogvensters om de basisinstellingen in te voeren.
In het dialoogvenster Systeem regelingen kunt u verdere
instellingen invoeren en instellingen later wijzigen.
De modus Standby
In de standby-modus wordt het achtergrondlicht voor het
touchscreen en de toetsen uitgeschakeld om energie te besparen.
Het systeem blijft op de achtergrond actief.
U kunt de standby-modus selecteren in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Schakel vanuit de standby-modus naar normale werking door de
Aan/uit-knop kort in te drukken.
Displayverlichting
Helderheid
U kunt de vooraf ingestelde verlichtingsniveaus doorlopen door
telkens kort op de Aan/uit-knop te drukken.
De achtergrondverlichting van het display kan ook worden
ingesteld in het dialoogvenster Systeem regelingen.
2
14
Basisbediening | CRUISE Gebruikershandleiding
Nachtmodus
De nachtmodus kan worden geactiveerd in het dialoogvenster
Systeem regelingen.
De optie Nachtmodus zorgt voor een optimaal kleurpalet in
omstandigheden met weinig licht.
Dialoogvenster Systeem regelingen
Het dialoogvenster Systeem regelingen biedt snelle toegang tot
basisinstellingen van het systeem.
Welke pictogrammen in het dialoogvenster worden weergegeven
hangt af van de operationele modus en de aangesloten apparatuur.
Voor functies die in- en uitgeschakeld kunnen worden, geeft een
gemarkeerd pictogram aan dat de functie is geactiveerd.
Geef het dialoogvenster weer door:
op de Aan/uit-knop te drukken
Basisbediening | CRUISE Gebruikershandleiding
15
De Home pagina
De Home pagina is op elk moment toegankelijk door kort op de
knop Pagina’s te drukken.
Om een knop te selecteren, gebruikt u de pijlknoppen of de
draaiknop om deze te markeren en drukt u vervolgens op Enter.
A Statusbalk
Geeft de status van het systeem weer.
B Applicaties
Selecteer een knop om de applicatie weer te geven als
paneel op volledig paginaformaat.
C Vooraf gedefinieerde gesplitste pagina’s
Selecteer een knop om 2 applicaties weer te geven op het
paneel.
D Werkbalk
Selecteer een knop voor toegang tot dialoogvensters waar
u een taak kunt uitvoeren of waar u door informatie kunt
bladeren.
16
Basisbediening | CRUISE Gebruikershandleiding
Applicatiepagina's
A Statusbalk
B Applicatiepaneel
C Tabblad Tip - geeft aan op welke knop kan worden gedrukt
om de actie uit te voeren
D Instrumentenbalk
Vooraf gedefinieerde gesplitste pagina’s
Een vooraf gedefinieerde gesplitste pagina toont meer dan één
applicatiepagina op een paneel.
Basisbediening | CRUISE Gebruikershandleiding
17
De oriëntatie van een gesplitste pagina wijzigen
U kunt de oriëntatie van de gesplitste pagina's wijzigen naar
horizontaal of verticaal.
Een paneel activeren op de gesplitste pagina
Gebruik de pijlknoppen om een paneel op de gesplitste pagina te
activeren.
Wanneer een paneel actief is op de gesplitste pagina, heeft het een
gele rand. Het menu en andere bedieningselementen zijn van
toepassing op het actieve paneel.
MOB-waypoint
In een noodsituatie kunt u een Man Overboord (MOB)-waypoint
opslaan op de huidige positie van het vaartuig.
Een MOB aanmaken
Om een MOB-waypoint te maken:
Druk de knop Menu en de knop Exit tegelijk in
Als u de MOB functie activeert, wordt automatisch één van de
volgende acties uitgevoerd:
Op de positie van het vaartuig wordt een MOB-waypoint
geplaatst
Het display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel,
gecentreerd op de positie van het vaartuig
Het systeem geeft informatie over terugnavigeren naar het MOB-
waypoint
Er kunnen meerdere MOB-waypoints worden gemaakt. Het vaartuig
blijft navigatie-informatie terug naar het initiële MOB-waypoint
tonen. De navigatie naar daaropvolgende MOB-waypoints dient
handmatig plaats te vinden.
18
Basisbediening | CRUISE Gebruikershandleiding
Een MOB verwijderen
U kunt een MOB-waypoint uit het menu verwijderen als de MOB is
geactiveerd.
Stoppen met navigeren naar MOB
Het systeem blijft navigatiegegevens naar het MOB-waypoint
weergeven totdat de navigatie in het menu wordt geannuleerd.
Schermafdruk
Het maken van een schermafdruk:
Druk de knop Pagina's en de Aan/uit-knop tegelijk in
Toegang tot schermopnamen
U kunt schermopnamen openen met Bestandsbeheer.
Basisbediening | CRUISE Gebruikershandleiding
19
Kaarten
Het kaartpaneel
A Noordindicator
B Vaartuig
C Kaartschaal
D Rasterlijnen*
E Afstandsringen*
* Optionele kaartitems. Optionele kaartitems kunnen worden in- en
uitgeschakeld vanuit het dialoogvenster Kaartinstellingen.
Kaartbron selecteren
De beschikbare kaartbronnen worden weergegeven in het menu.
3
20
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
Inzoomen op de kaart
Op het kaartpaneel worden bereikschalen en bereikringen getoond
(indien ingeschakeld). U kunt de schaal wijzigen door in en uit te
zoomen op de kaart.
U zoomt in op de kaart door:
Aan de draaiknop te draaien
Vaartuigsymbool
Als het systeem over een geldige GPS-positievergrendeling
beschikt, geeft het vaartuigsymbool de vaartuigpositie aan. Als er
geen GPS-positie beschikbaar is, staat er een vraagteken in het
vaartuigsymbool.
Het vaartuigpictogram oriënteert zichzelf met COG (Koers over de
grond).
De kaart verschuiven
U kunt de kaart in alle richtingen verschuiven door:
Met de pijlknoppen verplaatst u de cursor in de gewenste
richting naar de rand van het kaartpaneel
Waypoints, routes en tracks
U kunt waypoints, routes en tracks op de pagina positioneren en
beheren. Ga voor meer informatie naar "Waypoints, routes en tracks" op
pagina 43.
Informatie over kaartitems weergeven
Wanneer u een kaartitem, waypoint, route of doel selecteert, wordt
de basisinformatie voor het geselecteerde item getoond. Selecteer
het pop-upvenster van het kaartitem om alle beschikbare informatie
voor dat item weer te geven. U kunt het dialoogvenster met
gedetailleerde informatie ook vanuit het menu openen.
Ú
Notitie: Als u geschikte C-MAP kaarten bekijkt op uw systeem
kunt u objecten op zee selecteren en informatie over diensten
en multimedia (foto's) weergeven die beschikbaar zijn voor de
locatie van het object.
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
21
Ú
Notitie: Pop-upinformatie moet ingeschakeld zijn in de
kaartinstellingen om de basisinformatie van een item te kunnen
bekijken.
Gebruik van de cursor op het paneel
Standaard wordt de cursor niet weergegeven op het paneel.
Als u de cursor activeert, verschijnt een venster met de
cursorpositie. Als de cursor actief is, pant of draait het paneel niet
om het vaartuig te volgen.
De cursor activeren
Druk op de Enter-knop of de pijlknoppen om de cursor op de
positie van het vaartuig te activeren. Gebruik de pijlknoppen om de
cursor te verplaatsen.
De cursor verwijderen
Ga als volgt te werk om de cursor en het cursorvenster uit het
paneel te verwijderen:
druk op de Exit-knop
Door het verwijderen van de cursor, centreert u de kaart op de
vaartuigpositie.
De cursor herstellen
U kunt de cursor als volgt op de laatste positie terugzetten:
druk op de Exit-knop
22
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
Ga naar cursor
U kunt navigeren naar een geselecteerde positie op het beeld door
de cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens in het menu de
optie Ga naar Cursor te gebruiken.
Kaartoriëntatie
U kunt opgeven hoe de kaart wordt geroteerd in het paneel. Het
kaartoriëntatiesymbool in de rechterbovenhoek van het paneel
geeft het noorden aan.
Koers boven
De kaartrichting hangt af van of u al
dan niet navigeert:
als u navigeert, is de gewenste
koerslijn naar boven gericht
als u niet navigeert, is de richting
waarin het vaartuig vaart (COG) naar
boven gericht
Vaarrichting boven
Toont de kaart met de vaarrichting van
het vaartuigna arboven.
De COG van de GPS wordt gebruikt om
informatie over de oriëntatie te geven.
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
23
Noord boven
Toont de kaart met het noorden naar
boven.
Vooruit kijken
Verplaatst het vaartuigpictogram op het paneel om uw zicht vóór
het vaartuig te maximaliseren.
Tracks kleuren op basis van gegevens
Een track kan worden gekleurd op basis van de brongegevens en
de hoog/laag-limieten die u hebt ingesteld:
U kunt de bron (gegevenstype) specificeren die moet worden
gekleurd. Om kleuring uit te schakelen selecteert u bron Geen.
Selecteer de opties Hoog en Laag om hoge en lage waarden in
te stellen.
24
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
De kleuren kunnen verschillende tinten groen, geel en rood zijn.
Groen staat voor de hoge limiet die u hebt ingesteld. Geel geeft het
gemiddelde tussen hoog en laag aan. Rood geeft de lage limiet aan.
Als de waarde ligt tussen hoog en gemiddeld, wordt deze
weergegeven met een groenachtig gele kleur. Als de waarde ligt
tussen gemiddeld en laag, wordt deze weergegeven met een
oranje kleur.
Ú
Notitie: Standaard zijn tracks gekleurd volgens de
kleurinstelling in het dialoogvenster Track wijzigen. Tracks
kleuren op basis van brongegevens heeft voorrang boven de
kleuring opgegeven in het dialoogvenster Track wijzigen.
C-MAP kaarten
Hieronder worden alle mogelijk menuopties van C-MAP kaarten
beschreven. De beschikbare functies en menuopties kunnen per
gebruikte kaart verschillen. In dit hoofdstuk ziet u de menu's van
een C-MAP kaart.
Ú
Notitie: Menu-opties die niet beschikbaar zijn voor de
getoonde kaart worden in grijs weergegeven.
C-MAP getijden en stromingen
Het systeem kan getijden en stromingen van C-MAP weergeven.
Met deze informatie is het mogelijk om de tijd, het niveau, de
richting en de krachtvan stromingen en getijden te bepalen. Dit is
een belangrijk hulpmiddel bij de planning en navigatie van een trip.
Bij een groter zoombereik worden de getijden en stromingen
weergegeven als vierkante pictogrammen met de letter T (Tides/
getijden) of C (Current/stroming). Als u een van de pictogrammen
selecteert, wordt informatie over het getijde of de stroming
getoond.
Dynamische gegevens over de stroming kunt u bekijken door te
zoomen binnen een zoombereik van 1 nautische mijl. Bij dat bereik
veranderen de stromingspictogrammen in geanimeerde
dynamische pictogrammen die de snelheid en richting van de
stroming laten zien. Dynamische pictogrammen zijn zwart (meer
dan 6 knopen), rood (meer dan 2 knopen en minder of gelijk aan 6
knopen), geel (meer dan 1 knoop en minder of gelijk aan 2 knopen)
of groen (gelijk aan of minder dan 1 knoop), afhankelijk van de
stroming op die locatie.
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
25
Als er geen stroming is (0 knopen) wordt dit weergegeven als een
vierkant wit pictogram.
Statische stromings- en
getijdenpictogrammen
Dynamische stromingspictogrammen
Speciale kaartopties voor C-MAP
Kaart detail
Volledig - toont alle informatie die beschikbaar is voor de
gebruikte kaart.
Gemiddeld - toont de minimale informatie die volstaat voor
navigatie.
Laag - toont het primaire niveau van informatie die niet
verwijderd kan worden, en bevat informatie die in alle
geografische gebieden vereist is. Het is niet bedoeld als
informatie die volstaat voor veilige navigatie.
Dieptepalet
Regelt het dieptepalet dat op de kaart wordt gebruikt.
Dieptefilter
Filtert dieptewaarden uit die minder diep zijn dan de geselecteerde
dieptefilterlimiet.
Veiligheidsdiepte
Kaarten maken gebruik van verschillende tinten blauw voor
onderscheid tussen ondiep water (lichtere tinten) en diep water
(donkerder tinten). Na inschakeling van Veiligheidsdiepte geeft u de
gewenste limiet voor de veiligheidsdiepte op. De Veiligheidsdiepte
bepaalt de limiet waarbij diepten niet meer blauw worden
weergegeven.
26
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
Kaartcategorieën
Er bestaan diverse categorieën en subcategorieën. U kunt deze
afzonderlijk in- en uitschakelen, afhankelijk van het soort informatie
dat u wilt weergeven.
De categorieën van het dialoogvenster zijn afhankelijk van de
gebruikte kaarten.
Navionics-kaarten
Voor sommige Navionics-functies zijn de recentste gegevens van
Navionics vereist. Voor deze functies wordt een bericht
weergegeven dat de functie niet beschikbaar is als niet de juiste
Navionics-kaart(en) of het juiste kaartgeheugen zijn geplaatst. Ga
voor meer informatie over de vereisten voor deze functies naar
www.navionics.com.
U kunt ook een bericht ontvangen als u probeert een beschermde
functie te gebruiken, terwijl de Navionics mediakaart niet is
geactiveerd. Neem contact op met Navionics om de kaart te
activeren.
Kaartoverlay
U kunt overlays aan het kaartpaneel toevoegen.
Wanneer een overlay is geselecteerd, wordt het kaartmenu
aangevuld met de basisfuncties voor de geselecteerde overlay.
Gedetailleerde informatie over de opties van het overlaymenu is te
vinden in afzonderlijke hoofdstukken in deze handleiding.
SonarChart Live
SonarChart Live is een livefunctie waarbij het apparaat een overlay
maakt van dieptecontouren op basis van uw eigen sonargeluiden.
Wanneer u SonarChart Live overlay selecteert, wordt het menu
uitgevouwen en worden de opties van SonarChart Live
weergegeven.
Transparantie
De SonarChart Live-overlay wordt weergegeven boven op andere
kaartgegevens. Bij minimale transparantie zijn de kaartgegevens
volledig bedekt. Pas de transparantie aan zodat de kaartdetails
zichtbaar zijn.
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
27
Minimum diepte
Hiermee past u aan wat SonarChart Live beschouwt als
veiligheidsdiepte. Dit is van invloed op het kleurgebruik in het
SonarChart Live-gebied. Wanneer het vaartuig de veiligheidsdiepte
nadert, verandert het SonarChart Live-gebied geleidelijk van
eenvoudig grijs/wit in rood.
Paletten
Voor het instellen van het kleurenpalet van het beeld.
SCL geschiedenis
Selecteer deze optie om eerder vastgelegde gegevens weer te
geven op de kaart-overlay.
Speciale kaartopties Navionics
Community wijzigingen
Hiermee schakelt u de kaartlaag met de Navionics-wijzigingen in.
Dit zijn gebruikerswijzigingen of -informatie die door gebruikers zijn
geüpload naar Navionics Community en die op Navionics-kaarten
beschikbaar gemaakt worden.
Raadpleeg voor meer informatie de Navionics-informatie bij uw
kaart of ga naar de website van Navionics: www.navionics.com.
SonarChart
Het systeem biedt ondersteuning voor de functie Navionics
SonarChart.
SonarChart toont een bathymetrische kaart met contourdetails op
hoge resolutie en standaardnavigatiegegevens. Raadpleeg voor
meer informatie www.navionics.com.
Navionics dynamische pictogrammen voor getijden en
stromingen
Getijden en stromingen worden met een meter en een pijl
weergegeven in plaats van met de ruitvormige pictogrammen die
worden gebruikt voor statische informatie over getijden en
stromingen.
De gegevens over getijden en stromingen die beschikbaar zijn voor
Navionics-kaarten zijn gerelateerd aan een bepaalde datum en tijd.
Het systeem maakt een animatie van de pijlen en/of meters om de
28
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
ontwikkeling van getijden en stromingen over een bepaalde
tijdsperiode te laten zien.
Dynamische getijdeninformatie Dynamische stromingsinformatie
De volgende pictogrammen en symbolen worden gebruikt:
Huidige snelheid
De lengte van de pijl is afhankelijk van de snelheid, en het symbool
draait mee met de richting van de stroming. De stromingssnelheid
wordt in het pictogram getoond. Het rode pictogram wordt
gebruikt als de huidige stromingssnelheid toeneemt, en het blauwe
pictogram als deze afneemt.
Hoogte getij
De meter heeft 8 labels en is ingesteld op absolute minimale of
maximale waarde van de geëvalueerde dag. De rode pijl geeft aan
dat het getij opkomt en de blauwe pijl dat het getij afgaat.
Ú
Notitie: Alle numerieke waarden worden getoond in de door
de gebruiker ingestelde maateenheid.
Eenvoudige weergave
Met deze functie vergroot u de weergave van kaartitems en tekst.
Ú
Notitie: Op de kaart kunt u niet zien of deze functie geactiveerd
is.
Vis afstand
Selecteer het bereik van de diepten die Navionics met een andere
kleur moet vullen.
Zo kunt u een bepaald dieptebereik markeren als u wilt vissen. Dit
bereik is net zo nauwkeurig als de gegevens op de onderliggende
kaart. Dat betekent dat als de kaart een interval van 5 meter heeft
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
29
voor contourlijnen, ook de arcering wordt afgerond naar de
dichtstbijzijnde beschikbare contourlijn.
Geen dieptemarkering Bereik dieptemarkering: 6 tot 12 meter
Markering van ondiep water
Hiermee markeert u gebieden met ondiep water tussen 0 en de
geselecteerde diepte (max. 10 meter).
Geen ondiep water gemarkeerd Markering van ondiep water: 0 m - 3 m
Presentatietype
Geeft maritieme kaartinformatie weer, zoals symbolen, kleuren van
de navigatiekaart en benamingen voor internationale of
Amerikaanse presentatietypen.
Veiligheidsdiepte
De Navionics-kaarten gebruiken verschillende schakeringen blauw
om onderscheid te maken tussen ondiep en diep water.
Veiligheidsdiepte, op basis van een geselecteerde limiet, wordt
zonder blauwe schakeringen getekend.
Ú
Notitie: De ingebouwde Navionics-database bevat gegevens
tot een diepte van 20 m. Daarna is alles wit.
30
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
Kaartdetails
Geeft u verschillende niveaus van informatie met betrekking tot
geografische lagen.
Kaartinstellingen
De opties in het dialoogvenster Kaartinstellingen zijn afhankelijk van
de kaartbron die is geselecteerd in het systeem.
Afstandsringen
De bereikringen kunnen worden gebruikt om de afstand weer te
geven tussen uw vaartuig en andere paneelobjecten.
De bereikschaal wordt automatisch door het systeem ingesteld
zodat deze overeenkomt met de paneelschaal.
Verlengingslijnen
Koers verlenging
Selecteer om de verlengingslijn van de COG (koers over de grond)
van uw vaartuig weer te geven of te verbergen. De COG is
gebaseerd op informatie van de GPS.
Lengte verlenging
De lengte van de verlengingslijn wordt ingesteld als vaste afstand,
of als de afstand die het vaartuig binnen een geselecteerde tijd
aflegt.
SonarChart Live getijde correctie
Wanneer deze functie geselecteerd is, gebruikt de getijdecorrectie
informatie van getijdestations in de buurt (indien beschikbaar) om
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
31
de diepte aan te passen die SonarChart Live gebruikt wanneer de
sonar wordt vastgelegd.
Pop-upinformatie
Hiermee wordt bepaald of basisinformatie voor paneelitems wordt
getoond als u dat item selecteert.
Rasterlijnen
Schakelt de weergave van rasterlijnen voor lengte- en breedtegraad
op het paneel in of uit.
Waypoints, routes en tracks
Hiermee schakelt u de weergave van deze items op kaartpanelen
in/uit.
32
Kaarten | CRUISE Gebruikershandleiding
Echosounder
Het beeld
A Oppervlak
B Bodem
C Visbogen
D Bereikschaal
E Diepte
F Temperatuur
G Frequentie
Het beeld zoomen
U kunt het beeld zoomen door:
aan de draaiknop te draaien
Over zoomen
Het zoomniveau wordt weergegeven in het beeld.
Als de cursor actief is, zoomt het systeem in op de cursorpositie.
4
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
33
Historie weergeven
Als de cursor op het beeld wordt getoond, wordt de historiebalk
bovenaan het paneel getoond. De historiebalk toont het beeld dat
u op dat moment bekijkt ten opzichte van de gehele opgeslagen
beeldhistorie.
U kunt de sonarhistorie weergeven door het beeld te pannen.
Gebruik de pijlknoppen om het beeld te pannen.
Om terug te gaan naar normaal scrollen, drukt u op de Exit-knop.
Loggegevens opnemen
Opname van loggegevens starten
U kunt de opname van loggegevens starten en het bestand intern
opslaan in de unit of op een op de unit aangesloten
opslagapparaat.
Wanneer de gegevens worden opgenomen, knippert er in de
linkerbovenhoek een rood symbool en verschijnt er regelmatig een
bericht onder in het scherm.
Geef opname-instellingen in het dialoogvenster Opnemen op.
34
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
Opname van loggegevens stoppen
Gebruik de optie Stop loggen om het opnemen van
logboekgegevens te stoppen.
Instellen van het echosounderbeeld
Meer opties
Gesplitste schermen
Zoomen
A Zoomniveau
B Zoombalken
De Zoom-modus presenteert aan de linkerkant van het paneel een
vergrote weergave van het echobeeld.
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
35
Standaard staat het zoomniveau op 2x. U kunt maximaal 8x
zoomen. U wijzigt het zoomniveau met:
de draaiknop
De zoom-balken voor het bereik aan de rechterkant van het display
tonen het vergrote bereik. Als u de zoomfactor vergroot, wordt het
bereik verkleind. U ziet dit als een verkleinde afstand tussen de
zoombalken.
U kunt de zoombalken omhoog/omlaag verplaatsen op het beeld
en verschillende diepten van de waterkolom weergeven:
gebruik de pijlknoppen omhoog/omlaag
Bodemvergrendeling
De bodemvergrendelingsmodus is handig als u doelen dicht bij de
bodem wilt weergeven. In deze modus toont de linkerkant van het
paneel een beeld waar de bodem vlakker wordt. De bereikschaal
wordt veranderd zodat deze vanaf de zeebodem (0) naar boven
meet. De bodem en de nullijn worden altijd op het linkerpaneel
getoond, ongeacht de bereikschaal. De schaalfactor voor het beeld
aan de linkerkant van het paneel wordt ingesteld zoals beschreven
voor de zoom-optie.
Amplitudebereik
Het amplitudebereik is een weergave van een echosounder op het
paneel. De sterkte van de werkelijke echo's worden aangegeven
door breedte en kleurintensiteit.
Paletten
Voor het instellen van het kleurenpalet van het beeld.
Vis ID
U kunt de manier selecteren waarop de visdoelen op het beeld
moeten verschijnen. U kunt bovendien aangeven of u een
waarschuwing wilt krijgen als er een visaanduiding verschijnt op het
paneel.
36
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
Traditionele visbogen Vissymbolen Vissymbolen en diepte-
indicatie
Ú
Notitie: Niet alle vissymbolen zijn ook echt vissen.
Minuut markeerder
Bepaalt of de minutenmarkeringslijn (A) op het beeld wordt
weergegeven. Elke zwarte en elke witte streep in de lijn
vertegenwoordigt 1 minuut. Als er een onderbreking is in het
signaal, wordt dit aangegeven met een driehoek (B).
Pauze
Hiermee pauzeert u het beeld, zodat u het beeld in detail kunt
bestuderen.
Met de pauzefunctie stopt de echosounder met pingen. Het
systeem verzamelt geen gegevens als het beeld op deze manier
wordt gepauzeerd.
De beeldinstellingen aanpassen
De unit wordt geleverd met verschillende vooraf gedefinieerde
aanpassingsmodi, die worden gebruikt om de beeldinstellingen te
regelen.
Modus wijzigen
Selecteer de modusknop om tussen modi te schakelen.
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
37
De modus AUTO
Standaard is de unit ingesteld op Auto. In deze modus zijn de
meeste instellingen geautomatiseerd.
Aangepaste modus
In de aangepaste modus wordt het menu uitgevouwen en ziet u
instellingen die door de gebruiker kunnen worden gewijzigd.
Aanbevolen wordt dat alleen ervaren sonargebruikers de functie
Instellingen aanpassen gebruiken om het beeld verder aan te
passen.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte die zichtbaar is op het
scherm.
Ú
Notitie: Als u een bereik voor diep water instelt in ondiep water
kan het systeem mogelijk de diepte niet goed bijhouden.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
Een handmatig vooraf ingesteld bereikniveau selecteren vanuit het
menu.
Auto bereik
Bij gebruik van Auto bereik geeft het systeem automatisch het
volledige bereik van het wateroppervlak tot de bodem weer.
Auto is de voorkeursinstelling wanneer u vis zoekt.
Selecteer de optie Bereik, en selecteer vervolgens optie Auto in het
menu.
Aangepast bereik
Met deze optie kunt u de boven- en ondergrens handmatig
instellen.
Stel een aangepast bereik in door de menuoptie Bereik te
selecteren. Kies vervolgens de optie Aangepast.
Ú
Notitie: Door het instellen van een aangepast bereik schakelt
het systeem over naar de handmatige modus.
38
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
Frequenties
200 kHz, 83 kHz, Medium CHIRP en Hoge CHIRP frequenties worden
ondersteund. 200 kHz en Hoge CHIRP bieden de scherpste
doelscheiding. 83 kHz en Medium CHIRP kunnen worden gebruikt
in diepere wateren, of voor een groter bereik.
Gain
De versterking bepaalt de gevoeligheid. Hoe meer u de gain
verhoogt, hoe meer details er op het beeld worden getoond. Een
hogere gain-instelling kan echter meer achtergrondecho's
veroorzaken. Als de gain te laag wordt ingesteld, worden zwakke
echo's mogelijk niet weergegeven.
Er is een handmatige en een automatische gain-modus
beschikbaar. Standaard is gain ingesteld op Auto.
Stel de gain als volgt handmatig in:
door de schuifbalk in de menuoptie Gain te selecteren en daarna
de draaiknop of pijlknoppen te gebruiken
Automatische instellingen verfijnen
Sommige instellingen bevatten een automatische modus.
Voor het best mogelijke resultaat in de automatische modus kan de
waarde handmatig worden aangepast om de instellingen fijn af te
stellen.
De aanduiding verandert dan van AUTO in A ± NN, wat aangeeft
dat de automatische instelling handmatig is aangepast.
Als u de automatische instelling wilt verfijnen, schakelt u de
automatische optie in en:
selecteert u de schuifbalk en gebruikt u de draaiknop of de
pijlknoppen
Geavanceerde opties
De menuoptie Geavanceerd is alleen beschikbaar als de cursor niet
actief is.
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
39
Pingsnelheid
De pingsnelheid bepaalt de snelheid waarmee de transducer het
signaal in het water verzendt. De pingsnelheid is standaard
ingesteld op max. Het kan nodig zijn de pingsnelheid aan te passen
om interferentie te beperken.
Verschuifsnelheid
U kunt de scrolsnelheid van het beeld op het scherm selecteren. Bij
een hoge scrolsnelheid wordt het beeld snel bijgewerkt, terwijl een
lage scrolsnelheid een langere historie presenteert.
Ú
Notitie: In bepaalde omstandigheden moet u de scrolsnelheid
wellicht aanpassen voor een bruikbaarder beeld. U kunt de
scrolsnelheid van het beeld bijvoorbeeld verhogen als u
verticaal vist zonder verplaatsing.
Ruisonderdrukking
Signaalinterferentie van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen
kunnen echo's veroorzaken op het beeld.
De optie ruisonderdrukking filtert de signaalstoring en vermindert
de echo's op het scherm.
TVG
De weergave nabij het oppervlak kan vertroebeld raken door
golfbewegingen en kielzog van de boot. De optie TVG (Time
Variable Gain) reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid
van de ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Kleur
Sterke en zwakke echosignalen hebben verschillende kleuren om
de verschillende signaalsterktes aan te geven. De kleuren die
gebruikt worden zijn afhankelijk van het palet dat u selecteert.
Hoe meer u de kleurinstelling verhoogt, hoe meer echo's er
getoond worden in het sterke echogedeelte van de schaal.
40
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
Echosounder Settings
Echosounder log bekijken
Wordt gebruikt om sonaropnamen weer te geven.
Het logbestand wordt weergegeven als een gepauzeerd beeld. U
kunt het scrollen en weergeven bedienen via de menuoptie
Bediening. U kunt de cursor gebruiken op het beeld dat nogmaals
wordt afgespeeld, en het beeld pannen als een normaal sonarbeeld.
U kunt de weergavefunctie afsluiten door te drukken op de toets
Afsluiten (X).
Diepte-offset
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de
bodem. Daardoor zijn de gemeten waterdiepten exclusief de
afstand tussen de transducer en het laagste punt van de boot in het
water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
41
A
B
A
B
Om de diepte vanaf het laagste punt van het vaartuig tot de
bodem weer te geven stelt u de offset in als de verticale afstand
tussen de transducer en het laagste punt van het vaartuig A
(negatieve waarde).
Om de diepte vanaf het wateroppervlak tot de bodem weer te
geven stelt u de offset in als de verticale afstand tussen de
transducer en het wateroppervlak B (positieve waarde)
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Kalibratie watertemperatuur
Temperatuurkalibratie dient om de watertemperatuurwaarde
aangegeven door de sonartransducer aan te passen. Het kan nodig
zijn lokale invloeden op de gemeten temperatuur te corrigeren.
Kalibratiebereik: -9,9° tot +9,9°. 0° is standaard.
Ú
Notitie: Kalibratie van de watertemperatuur verschijnt alleen als
de transducer temperatuur kan meten.
42
Echosounder | CRUISE Gebruikershandleiding
Waypoints, routes en tracks
Dialoogvensters Waypoints, Routes en
Tracks
Deze dialoogvensters bieden toegang tot geavanceerde
bewerkingsfuncties en instellingen voor deze items.
Het dialoogvenster Plot
Houd de waypoint-knop ingedrukt om het dialoogvenster Plot te
openen. Selecteer een optie om nieuwe waypoints, routes of tracks
toe te voegen of bestaande te beheren.
5
Waypoints, routes en tracks | CRUISE Gebruikershandleiding
43
Waypoints
Over waypoints
Een waypoint is een door de gebruiker gegenereerde markering op
een:
kaart
echosounderbeeld
navigatiepaneel
Elk waypoint heeft een exacte positie met lengte- en
breedtecoördinaten.
Een waypoint dat op het echosounderbeeld is geplaatst, heeft naast
positie-informatie ook een dieptewaarde.
Een waypoint wordt gebruikt om een positie te markeren waarnaar
u later mogelijk wilt terugkeren. Twee of meer waypoints kunnen
ook worden gecombineerd om een route te creëren.
Waypoints opslaan
Een waypoint wordt opgeslagen op de cursorpositie als de cursor
actief is, of wordt opgeslagen op de positie van het vaartuig als de
cursor niet actief is op het paneel. Een waypoint opslaan:
Selecteer de optie Nieuw waypoint in het menu
Druk op de draaiknop
Druk op de knop Waypoint
-
Druk kort op de speciale waypointknop om een waypoint snel
op te slaan.
-
Houd de waypointknop lang ingedrukt om het dialoogvenster
Plot te openen.
Een waypoint verplaatsen
Een waypoint kan, indien actief, vanaf de huidige positie worden
verplaatst als de optie Verplaatsen vanuit het menu Waypoint wordt
geselecteerd.
Een waypoint naar een nieuwe positie verplaatsen:
Gebruik de pijlknoppen
Het waypoint op de nieuwe positie plaatsen:
Selecteer de optie Verplaatsen beëindigen in het menu
44
Waypoints, routes en tracks | CRUISE Gebruikershandleiding
Druk op de draaiknop
Druk op de Enter-toets
Waypoints wijzigen
U kunt alle informatie over een waypoint wijzigen in het
dialoogvenster Waypoints wijzigen.
Activeer het dialoogvenster door het waypoint te selecteren en
vervolgens:
Selecteer het pop-upvenster van het waypoint
Druk op de Enter-knop
Druk op de draaiknop
Selecteer Wijzigen in het menu Waypoint.
Dit dialoogvenster is ook toegankelijk vanuit de Waypoints tool op
de Home pagina.
Een waypoint verwijderen
U kunt een waypoint verwijderen in het dialoogvenster Waypoint
wijzigen, of door de menu-optie Verwijderen te selecteren
wanneer het waypoint is geactiveerd.
U kunt waypoints ook verwijderen met behulp van de tool
Waypoints op de Home pagina.
U kunt MOB-waypoints op dezelfde manier verwijderen.
Routes
Over routes
Een route bestaat uit een serie routepunten die worden ingevoerd
in de volgorde waarin u wilt navigeren.
Als u ee n route selecteert op het kaartpaneel, wordt de route
groen, en wordt de naam van de route getoond.
Een nieuwe route aanmaken op het kaartpaneel
1. Activeer de cursor op het kaartpaneel
2. Selecteer de optie Nieuwe route in het menu
3. Plaats het eerste waypoint op het kaartpaneel
4. Ga door met het plaatsen van nieuwe routepunten op het
kaartpaneel totdat de route af is
Waypoints, routes en tracks | CRUISE Gebruikershandleiding
45
5. Sla de route op door de optie Opslaan te selecteren in het
menu.
Aanmaken van routes met behulp van bestaande
waypoints
U maakt een nieuwe route door bestaande waypoints te
combineren in het dialoogvenster Routes. U opent het
dialoogvenster met de tool Waypoints op de Home pagina.
Vervolgens drukt u op de tab Routes.
Een route maken op basis van een reis
U kunt een route maken op basis van een reis in het verleden.
Selecteer een reis in het TripIntel historievenster en selecteer
vervolgens de optie Route aanmaken.
Tracks omzetten in routes
U kunt een track converteren in een route in het dialoogvenster
Track wijzigen. Het dialoogvenster wordt geactiveerd door de track
te activeren en vervolgens:
Het pop-upvenster van de track selecteren
Druk op de draaiknop
Selecteer de track in het menu
Het dialoogvenster Track wijzigen is ook toegankelijk door de
Waypoints tool te selecteren op de Home pagina.
Automatische routeberekening
Deze functie geeft automatisch suggesties voor routepunten tussen
het eerste en het laatste routepunt van een route of tussen
geselecteerde routepunten in een complexe route.
De suggesties voor nieuwe routepuntposities zijn gebaseerd op
informatie op de kaart en de grootte van uw boot. Gebruik het
dialoogvenster met bootinstellingen om bootinformatie in te
voeren, zie "Systeeminstellingen" op pagina 64.
C-MAP Easy Routing
Het systeem biedt ondersteuning voor C-MAP Easy Routing als er
compatibele cartografie met deze functie beschikbaar is. Ga voor
meer informatie naar www.c-map.com.
46
Waypoints, routes en tracks | CRUISE Gebruikershandleiding
Als de automatische routeberekening is voltooid, wordt er een
preview van de route weergegeven en worden de etappes met
verschillende kleuren aangeduid:
groen - veilige gebieden
geel - gevaarlijke gebieden
rood - onveilige gebieden
Automatische routeberekening gebruiken
1. Plaats ten minste twee routepunten op een nieuwe route of
open een bestaande route en pas deze aan.
2. Selecteer de menuoptie Automatische routeberekening,
gevolgd door:
-
Gehele route - als u wilt dat het systeem nieuwe routepunten
toevoegt tussen het eerste en het laatst routepunt van een
open route.
- Selectie - als u met de hand de routepunten wilt selecteren
die het begin- en eindpunt voor Autorouting bepalen.
Selecteer de gewenste routepunten. De geselecteerde
routepunten zijn rood. U kunt maar twee routepunten
selecteren. Het systeem negeert eventuele routepunten
tussen uw begin- en eindpunt.
3. Als het nodig is, kunt u in de previewmodus de routepunten
verplaatsen.
4. Herhaal stap 2 (selectie) en stap 3 als u wilt dat het systeem
automatisch routepunten plaatst voor andere delen van de
route.
5. Selecteer Opslaan om de automatische routebepaling te
voltooien en de route op te slaan.
Voorbeelden
Gehele route - optie die wordt gebruikt voor automatisch
routeberekening van de volledige route.
Eerste en laatste routepunt Resultaat na automatische routebepaling
Waypoints, routes en tracks | CRUISE Gebruikershandleiding
47
Selectie - optie die wordt gebruikt voor automatische
routeberekening voor een deel van een route.
Twee routepunten zijn geselecteerd Resultaat na automatische routebepaling
Het dialoogvenster Route wijzigen
U kunt routepunten toevoegen en verwijderen en route-
eigenschappen wijzigen in het dialoogvenster Route wijzigen. U
kunt dit dialoogvenster activeren door de pop-up van een actieve
route te selecteren, of door in het menu eerst de route en
vervolgens de optie Details te selecteren.
Het dialoogvenster is ook toegankelijk via de tool Waypoints op de
Home pagina.
Selecteer Weergeven om de route op de kaart weer te geven.
48
Een route verwijderen
U kunt een route verwijderen door de menu-optie Verwijderen te
selecteren wanneer de route is geactiveerd.
U kunt ook routes verwijderen in het dialoogvenster Routes
wijzigen. Zie "Het dialoogvenster Route wijzigen" op pagina 48.
Waypoints, routes en tracks | CRUISE Gebruikershandleiding
Tracks
Over tracks
Tracks geven een grafische voorstelling van de eerder afgelegde
route van het vaartuig. Ze zorgen dat u kunt achterhalen welke
route de boot heeft afgelegd. Tracks kunnen worden geconverteerd
in routes in het dialoogvenster Wijzigen.
Het systeem is in de fabriek zo ingesteld dat de beweging van het
vaartuig automatisch wordt gevolgd en getoond op het
kaartpaneel. Het systeem blijft de tracks opnemen totdat het
maximum aantal punten wordt bereikt. Daarna worden de oudste
punten automatisch overschreven.
De automatisch volgfunctie kan worden uitgeschakeld in het
dialoogvenster Tracks.
Aanmaken van een nieuwe track
U kunt een nieuwe track starten in het dialoogvenster Tracks. Het
dialoogvenster wordt als volgt geactiveerd:
door middel van de Waypoints tool op de Home pagina en het
selecteren van het tabblad Tracks
met de optie Nieuwe track of Tracks in het dialoogvenster Plot.
Track-instellingen
Tracks worden samengesteld uit een serie punten die verbonden
worden door lijnsegmenten, afhankelijk van de frequentie van de
opname.
U kunt zelf trackpunten positioneren op basis van tijd of afstand, of
automatisch een waypoint door het systeem laten positioneren als
er een koerswijziging geregistreerd wordt.
Ú
Notitie: De optie Tracks moet zijn ingeschakeld in het
dialoogvenster Tracks om zichtbaar te zijn op panelen.
Waypoints, routes en tracks | CRUISE Gebruikershandleiding
49
Navigeren
Over navigatie
De navigatiefunctie biedt actuele positie- en navigatie-informatie
op een kaart of positiepagina.
Navigatiepanelen
Het navigatiepaneel
U kunt het navigatiepaneel activeren op de Home pagina, ofwel als
paneel op volledig paginaformaat, ofwel als onderdeel van een
gesplitste pagina.
A Datavelden
B Vaartuigrichting
C Peiling tot volgende routepunt
D Route-informatie
Geeft de afstand van de route, de naam van de route en de
geschatte tijd tot het einde van de route.
6
50
Navigeren | CRUISE Gebruikershandleiding
E Peilingslijn met toegestane limiet voor koersafwijking
Bij het volgen van een route toont de peilingslijn de
gewenste koers van het ene waypoint naar het volgende.
Tijdens het navigeren naar een waypoint (cursorpositie,
MOB of een ingevoerde lengte/breedtepositie), toont de
peilingslijn de gewenste koers vanaf het startpunt van de
navigatie naar het waypoint.
F XTE-limiet
Als de XTE (koersafwijking) de gedefinieerde XTE-limiet
overschrijdt, wordt dit aangegeven met een rode pijl en de
afstand vanaf de tracklijn. Zie "XTE-limiet" op pagina 54.
G Vaartuigsymbool
Geeft de positie en richting van de boot aan.
H Informatie over routepunten
Geeft de afstand tot het routepunt, de naam van het
routepunt en de geschatte tijd om het routepunt te
bereiken.
Positiepanelen
U kunt wisselen tussen het weergeven van het navigatiepaneel en
het positiepaneel. U kunt het positiepaneel activeren in het menu.
Standaard is er een positiepaneel beschikbaar waarop de GPS-
positie wordt getoond.
Als Loran is ingeschakeld, zijn er twee positiepanelen. Dit wordt
aangegeven met pijlsymbolen aan de linker- en rechterkant van het
paneel.
U kunt wisselen tussen de panelen door de pijlsymbolen naar links
of rechts te selecteren, of door de pijltoetsen te gebruiken.
Informatie over GPS-positie Informatie over Loran-positie
Navigeren | CRUISE Gebruikershandleiding
51
Gegevensvelden wijzigen
Zo wijzigt u de gegevensvelden die worden weergegeven in de
navigatiepanelen:
1. Activeer het menu
2. Selecteer de optie Wijzig in het menu
3. Activeer het veld dat u wilt wijzigen
4. Selecteer het type informatie
5. Sla uw wijzigingen op.
Menuopties gebruiken:
U kunt menuopties gebruiken voor:
navigeren naar een waypoint
navigeren van een route
Tijdens het navigeren wordt het menu uitgebreid met opties voor:
overslaan van waypoints bij het navigeren van een
route
opnieuw starten van navigatie naar een waypoint
of route
annuleren van navigatie naar een waypoint of
route
52
Navigeren | CRUISE Gebruikershandleiding
Navigatie-instellingen
Navigatiemethode
Er zijn verschillende methoden voor het berekenen van de afstand
en peiling tussen twee geografische punten.
De grootcirkelroute is de kortste weg tussen twee punten. Als u
echter zo'n route volgt, is het moeilijk om handmatig te sturen
omdat de koers constant verandert (behalve in geval van pal naar
het noorden, zuiden of langs de evenaar).
Loxodromen zijn tracks met een constante peiling. Het is mogelijk
tussen twee locaties te reizen met behulp van
loxodroomberekening, maar de afstand is gewoonlijk groter dan
wanneer grootcirkel wordt gebruikt.
Aankomstradius
Stelt een onzichtbare cirkel in rond het bestemmings-waypoint. Het
vaartuig wordt verondersteld te zijn aangekomen bij het waypoint
als het zich binnen deze radius bevindt.
Wanneer u een route aflegt, bepaalt de aankomstradius het punt
waarop een wending wordt gestart.
Navigeren | CRUISE Gebruikershandleiding
53
De aankomstcirkel (1) dient te worden ingesteld op de snelheid van
de boot. Hoe hoger de snelheid, des te groter de cirkel.
Onderstaande illustratie kan worden gebruikt om bij het aanmaken
van de route de juiste waypoint-cirkel te kiezen.
Ú
Notitie: De afstand tussen waypoints in een route mag niet
kleiner zijn dan de radius van de aankomstcirkel.
XTE-limiet
Bepaalt hoe ver het vaartuig van de geselecteerde route kan
afwijken. Als het vaartuig deze limiet overschrijdt, gaat er een alarm
af.
Aankomstalarm
Wanneer het aankomstalarm is ingeschakeld, gaat er een alarm af
wanneer het vaartuig het waypoint bereikt of zich binnen de
opgegeven aankomstradius bevindt.
Magnetische variatie
Definieert hoe magnetische variatie wordt afgehandeld door het
systeem.
54
Navigeren | CRUISE Gebruikershandleiding
Auto: ontvangt variatiegegevens uit een netwerkbron
Handmatig: voor het handmatig invoeren van een waarde voor
de magnetische variatie
Referentievlak
Dit systeem maakt gebruik van de WGS-datumindeling, een
standaard voor cartografie en satellietnavigatie (inclusief GPS).
U kunt de datumindeling aanpassen aan andere systemen.
Coördinatensysteem
Wordt gebruikt om het geografische coördinatensysteem in te
stellen dat op uw systeem wordt gebruikt.
Fantoom Loran
Gebruik van het Fantoom Loran positionering systeem inschakelen.
Loran instellingen
Definieert Loran ketens (GRI) en voorkeursstation voor waypoint
invoer, cursorpositie en positiepaneel.
De afbeelding toont een cursorpositie venster met Loran positie
informatie.
Voor meer informatie raadpleegt u de documentatie van uw Loran
systeem.
Navigeren | CRUISE Gebruikershandleiding
55
TripIntel
Over TripIntel
Met TripIntel kunt u informatie over trips opslaan en ophalen. U
kunt de informatie gebruiken om weloverwogen beslissingen te
nemen voordat u aan een trip begint, of terwijl een trip gaande is.
Trip automatisch opnemen
Er is een functie voor automatische tripdetectie. Als u gaat
navigeren, wordt u gevraagd om de trip op te nemen als er
momenteel geen trip gaande is en uw snelheid gedurende 20
seconden meer dan 2 knopen is geweest. U wordt gevraagd om
een trip voort te zetten of een nieuwe trip te starten als de trip niet
expliciet is opgeslagen voordat het systeem is uitgeschakeld.
U kunt de opname later handmatig starten vanaf de pagina
TripIntel.
U kunt de functie voor automatische tripdetectie uitschakelen in het
instellingenvenster voor Tracks en Trips.
Opname van trip starten en stoppen
Als u in de prompt voor automatische tripdetectie hebt gekozen
om geen opname van de trip te starten, kunt u de opname
handmatig starten op de pagina TripIntel.
Met de tripopties Start en Stop kunt u een tripopname opgeven. U
kunt de opties gebruiken om een enkele vaartocht te verdelen in
meerdere trips, zodat u meer controle hebt over de informatie die
voor een tocht wordt gelogd.
7
56
TripIntel | CRUISE Gebruikershandleiding
Getij-meter
De Getij-meter op de TripIntel-pagina toont de hoogte van het getij
op het geselecteerd getij-station.
Getij-grafieken en -stations
Getij-stations op kaarten geven informatie over getijden die wordt
weergegeven in TripIntel.
Tripopnamen weergeven
Vastgelegde trips staan op het tabblad Historie op de TripIntel
pagina. Om uitgebreide tripinformatie weer te geven, selecteert u
een trip in de lijst.
Namen van tripopnamen wijzigen
Bij het aanmaken van trips worden generieke namen toegekend. U
kunt de tripnaam wijzigen in een betekenisvollere naam. Selecteer
de naam in de historielijst en selecteer vervolgens de naam in het
dialoogvenster Triphistorie details.
TripIntel | CRUISE Gebruikershandleiding
57
Totale afstand aanpassen
Selecteer de knop Totale afstand aanpassen om de totale afstand te
wijzigen. Gebruik deze optie als u een afgelegde trip of een deel van
een afgelegde trip niet hebt opgenomen en de afstand wilt
opnemen in de statistieken voor Totale afstand.
58
TripIntel | CRUISE Gebruikershandleiding
Simulator
Winkelmodus
In deze modus wordt een winkeldemonstratie voor het
geselecteerde gebied weergegeven.
Als u op de unit bedient terwijl de winkelmodus actief is, wordt de
demonstratie gepauzeerd.
Na een korte pauze wordt de winkelmodus hervat.
Ú
Notitie: De winkelmodus is bedoeld voor demonstraties in de
winkel of showroom.
Simulatormodus
Met de simulatieoptie kunt u zien hoe de unit werkt zonder
verbonden te zijn met sensoren of andere apparaten.
De statusbalk geeft aan of de simulator ingeschakeld is.
Simulator bronbestanden
U kunt selecteren welke databestanden de simulator gebruikt. Dit
kunnen vooraf opgenomen gegevensbestanden van uw apparaat
zijn, uw eigen opgenomen logbestanden, of logbestanden op een
op de unit aangesloten opslagapparaat.
Geavanceerde simulatorinstellingen
Via de instellingen voor de geavanceerde simulator kunt u de
simulator handmatig bedienen.
8
Simulator | CRUISE Gebruikershandleiding
59
60
Simulator | CRUISE Gebruikershandleiding
Menu Alarmen
Over het alarmsysteem
Als het systeem is ingeschakeld, wordt er voortdurend
gecontroleerd op gevaarlijke situaties en systeemfouten.
Typen meldingen
De meldingen worden geclassificeerd naar gelang de gevolgen die
de gerapporteerde situatie voor uw vaartuig heeft. De volgende
kleurcodes worden gebruikt:
Kleur Betekenis
Rood Kritiek alarm
Oranje Belangrijk alarm
Geel Standaardalarm
Blauw Waarschuwing
Groen Lite-waarschuwing
Alarmindicatie
Een alarmsituatie wordt aangegeven met:
een pop-up met een alarmmelding
een alarmpictogram in de statusbalk, waarbij de statusbalk
knippert in de kleur van het alarm
Als u de sirene hebt geactiveerd, wordt de alarmmelding gevolgd
door een geluidsalarm.
Een enkelvoudig alarm wordt getoond met de naam van het alarm
als de titel, en details voor het alarm.
Als er meer dan één alarm tegelijk actief is, kunnen in het pop-
upvenster Alarmen 3 alarmmeldingen worden weergegeven. De
alarmen staan op volgorde van gebeurtenis, met bovenaan het
alarm dat het laatst geactiveerd is. De andere alarmen worden
weergegeven in het dialoogvenster Alarmen.
9
Menu Alarmen | CRUISE Gebruikershandleiding
61
Een melding bevestigen
De opties in het alarmdialoogvenster voor het bevestigen van een
melding variëren afhankelijk van het alarm:
Sluiten
Hiermee stelt u de alarmstatus in op bevestigd. De sirene/zoemer
stopt en het dialoogvenster Alarmen wordt verwijderd.
Het alarm blijft echter actief in het alarmoverzicht totdat de
reden voor het alarm is verdwenen.
Uitschakelen
Deactiveert de huidige alarminstelling. Het alarm wordt niet
meer getoond tenzij u dit weer inschakelt in het dialoogvenster
Alarminstellingen.
Er geldt geen time-out voor een bericht of de sirene. Deze blijven
actief tot u ze bevestigt of tot de reden voor het bericht is
verwijderd.
De alarmdialoog
Sirene geactiveerd
Schakelt de sirene in/uit.
Alarmen
62
Menu Alarmen | CRUISE
Gebruikershandleiding
Instellingen
Overzicht van beschikbare alarmopties in het systeem, met huidige
instellingen.
In deze lijst kunt u alarmlimieten activeren, deactiveren en wijzigen.
Actieve alarmen
Vermeldt alle actieve alarmen met details. Alarmen blijven actief tot
u ze bevestigt of tot de reden voor het alarm is verwijderd.
Alarmhistorie
In het dialoogvenster Alarmhistorie worden alarmmeldingen
opgeslagen totdat ze handmatig worden gewist.
Alarmgegevens weergeven of alle alarmen wissen:
Druk op de menutoets en selecteer de gewenste actie
Druk op de draaiknop en selecteer de gewenste actie
Menu Alarmen | CRUISE Gebruikershandleiding
63
Tools en instellingen
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de tools en de instellingen
die niet specifiek bij een applicatiepaneel horen.
Raadpleeg voor applicatie-instellingen het hoofdstuk van de
betreffende applicatie.
Tools en instellingen zijn beschikbaar op de Home pagina.
De werkbalk
Instellingen
Systeeminstellingen
Taal
Bepaalt de taal die op het apparaat wordt gebruikt voor panelen,
menu's en dialoogvensters. Bij veranderen van de taal wordt het
apparaat opnieuw opgestart.
Bootinstellingen
Deze optie wordt gebruikt om de fysieke kenmerken van de boot te
specificeren.
10
64
Tools en instellingen | CRUISE Gebruikershandleiding
Tekst grootte
Gebruikt voor het instellen van de grootte van tekst in menu's en
dialoogvensters.
Standaard instelling: Normaal
Toetstonen
Bepaalt hoe hard de toon klinkt als er op een toets wordt gedrukt.
Tijd
Configureer de tijdsinstellingen voor de locatie van het vaartuig en
de weergave van datum en tijd.
Satellieten
Statuspagina voor actieve satellieten.
EGNOS (en WAAS) differentiële positie correctie kan AAN of UIT
worden gezet.
Standaardinstellingen herstellen
Biedt de mogelijkheid te selecteren welke instellingen op de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen moeten worden teruggezet.
Waarschuwing: Als waypoints, routes en trails
worden geselecteerd, worden die permanent
verwijderd.
Geavanceerd
Wordt gebruikt voor het configureren van geavanceerde
instellingen. Hier kunt u bovendien instellen op welke manier uw
systeem verschillende gebruikersinterfacegegevens weergeeft.
Registratie
Richtlijnen voor online registratie van het apparaat.
Info over
Hier worden de copyrightgegevens, de softwareversie en de
technische informatie van dit apparaat weergegeven.
Via de optie Support hebt u toegang tot de ingebouwde Service
Assistant. Raadpleeg "Servicerapport" op pagina 68.
Tools en instellingen | CRUISE Gebruikershandleiding
65
Opslagtemperatuur
Toegang tot het bestandsbeheersysteem. Hiermee kunt u de
inhoud van het interne geheugen van de unit en op de unit
aangesloten opslagapparaten bekijken en beheren.
Waypoints
Vermeldt waypoints, routes en tracks. Zie "Waypoints, routes en tracks" op
pagina 43.
TripIntel
Met TripIntel kunt u informatie over trips opslaan en ophalen. Zie
"TripIntel" op pagina 56.
Waterstanden
Toont informatie voor het getijden station dat het dichtst bij uw
boot is.
Selecteer de knoppen in het pijlenpaneel om de datum te
veranderen, of selecteer het datumveld om de kalenderfunctie te
gebruiken.
Beschikbare getijden stations kunnen via het menu worden
geselecteerd.
Zon, maan
Toont zonsopgang, zonsondergang, maansopgang en
maansondergang voor een positie, op basis van de ingevoerde
datum en de lengte/breedtegraad van de positie.
66
Tools en instellingen | CRUISE Gebruikershandleiding
Onderhoud
Preventief onderhoud
De unit bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen
worden onderhouden. De gebruiker hoeft daarom slechts in zeer
beperkte mate preventief onderhoud uit te voeren.
Reinigen van de display-unit
Het scherm reinigen:
Gebruik een microvezeldoekje of een zacht katoenen doekje om
het scherm te reinigen. Gebruik voldoende water om
achtergebleven zoutresten op te lossen en weg te spoelen.
Gekristalliseerd zout, zand, vuil etc. kan de beschermende
coating beschadigen als er een vochtige doek wordt gebruikt.
Besproei de unit met schoon water en droog de unit vervolgens
met een microvezeldoekje of zacht katoenen doekje. Oefen geen
druk uit met de doek.
Behuizing reinigen:
Gebruik warm water met een beetje vloeibaar afwasmiddel of
reinigingsmiddel.
Gebruik geen reinigingsmiddelen die schuurmiddelen of
oplosmiddelen (aceton, minerale terpentine, etc.), zuur, ammoniak
of alcohol bevatten, omdat het display en de plastic behuizing
daardoor beschadigd kunnen raken.
Let op:
gebruik geen hogedrukspuit
Het mediatoegangsklepje reinigen
Reinig het mediatoegangsklepje regelmatig om zoutafzetting op
het oppervlak te voorkomen, waardoor water in het kaartsleuf
terecht kan komen.
Controleren van de connectoren
Duw de stekkers in de connector. Als de connectoren zijn voorzien
van een vergrendeling of een positieknop , moet u ervoor zorgen
dat deze in de juiste stand staat.
11
Onderhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
67
Servicerapport
Het systeem heeft een ingebouwde Service Assistant die een
rapport opstelt over de unit. Het servicerapport wordt gebruikt voor
technische ondersteuning.
Dit rapport bevat de softwareversie, het serienummer en informatie
uit het instellingenbestand.
Als u eerst de technische ondersteuning belt voordat u het rapport
hebt gemaakt, kunt u een incidentnummer invoeren om het
incident te volgen. U kunt screenshots en logbestanden aan het
rapport toevoegen.
Ú
Notitie: De bijlagen van het rapport mogen maximaal 20 MB
groot zijn.
Het rapport kan worden opgeslagen op een opslagapparaat en per
e-mail worden verzonden naar de technische ondersteuning.
Software updates
Zorg dat u eerst een back-up maakt van mogelijk waardevolle
gebruikersgegevens voordat u een update op de unit uitvoert. Zie
"Back-up en herstel van systeemgegevens" op pagina 69.
Geïnstalleerde software en software-updates
Het dialoogvenster toont de softwareversie die op dit moment is
geïnstalleerd op deze unit (A).
68
Onderhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
Software bijwerken
Ú
Notitie: Download software-updates niet naar
geheugenkaarten met kaartgegevens. Gebruik een niet voor
kaartgegevens bedoelde geheugenkaart met voldoende
opslagruimte voor software-updates of om er rapporten of
bestanden op te kunnen opslaan.
Ú
Notitie: Schakel de unit niet uit terwijl de update wordt
uitgevoerd.
1. Download de software-update vanaf www.simrad-yachting.com
naar een geheugenkaart die is geplaatst in een smart apparaat
of een pc die verbonden is met internet.
2. Schakel uw unit uit en plaats vervolgens de geheugenkaart met
de software-updates in uw unit.
3. Schakel uw unit in. Een voortgangsbalk wordt weergegeven die
aangeeft dat de software wordt bijgewerkt. Schakel de unit niet
uit. Wacht tot de update is voltooid. U kunt de geheugenkaart
verwijderen nadat de unit opnieuw is opgestart.
Back-up en herstel van systeemgegevens
Het systeem heeft een functie voor back-up en herstel waarmee u
gebruikersinstellingen kunt back-uppen en herstellen.
Ú
Notitie: Het wordt ten zeerste aanbevolen een reservekopie te
maken als het systeem wordt geïnstalleerd en geconfigureerd.
Onderhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
69
Waypoints
Met de optie Waypoints in het dialoogvenster Opslag kunt u
gebruikersgegevens opslaan.
Exportindeling
De volgende indelingen zijn beschikbaar om waypoints te
exporteren:
Gebruikersgegevensbestand versie 6
Voor het exporteren van waypoints, routes en gekleurde tracks/
trails.
Gebruikersgegevensbestand versie 5
Dit wordt gebruikt voor het exporteren van waypoints en routes
met een gestandaardiseerde, universeel unieke identificatie
(UUID). Dit is een zeer betrouwbare en gebruiksvriendelijke
methode. De gegevens bestaan onder meer uit informatie over
de tijd en datum waarop een route is aangemaakt.
Gebruikersgegevensbestand versie 4
Dit kan het beste gebruikt worden bij de overdracht van
gegevens van het ene naar het andere systeem, omdat hierin alle
extra gegevens staan die deze systemen vastleggen.
Gebruikersgegevensbestand 3 (zonder diepte)
Dient gebruikt te worden bij de overdracht van
gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd
product
Gebruikersgegevensbestand 2 (zonder diepte)
Kan gebruikt worden bij de overdracht van gebruikersgegevens
van het ene systeem naar een verouderd product
70
Onderhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
GPX (GPS Exchange, zonder diepte)
Dit is de meest gebruikte indeling op het web en wordt
wereldwijd door de meeste GPS-systemen gebruikt. Gebruik dit
formaat als u gegevens overzet naar de unit van een concurrent.
Regio exporteren
Met de optie Regio exporteren kunt u het gebied selecteren
waarvan u de gegevens wilt exporteren.
1. Selecteer de optie Regio exporteren
2. Gebruik de pijlknoppen om de cursor naar een van de
begrenzingshoeken te verplaatsen en druk op de Enter-knop.
Gebruik de pijlknoppen om de begrenzingshoek te verplaatsen
om het gewenste gebied te definiëren en druk op Enter om de
hoek in te stellen. Ga verder met het selecteren, verplaatsen en
instellen van begrenzingshoeken totdat het gebied is
gedefinieerd.
3. Selecteer de optie Exporteren in het menu
4. Selecteer het juiste bestandsformaat
5. Selecteer de optie Exporteren om naar de geheugenkaart te
exporteren
Gebruikersgegevens definitief verwijderen
Verwijderde gebruikersgegevens blijven bewaard in het geheugen
van de unit totdat de gegevens definitief worden verwijderd. Als u
veel verwijderde, niet definitief verwijderde gebruikersgegevens
hebt, kunt u de systeemprestaties verbeteren door deze te definitief
te verwijderen.
Ú
Notitie: Gebruikersgegevens die uit het geheugen zijn gewist
of verwijderd, kunnen niet worden hersteld.
Onderhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
71
De instellingendatabase exporteren
Met de optie Instellingendatabase in het dialoogvenster Opslag
exporteert u uw gebruikersinstellingen.
Systeeminstellingen importeren
1 Sluit een opslagapparaat aan op de unit
2 Blader door het geheugen en selecteer het gewenste back-
upbestand om het importeren te starten
Waarschuwing: Bij het importeren van
systeeminstellingen worden alle bestaande
systeeminstellingen overschreven.
72
Onderhoud | CRUISE Gebruikershandleiding
74
Index | CRUISE Gebruikershandleiding
*988-12420-001*
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74

Simrad Cruise Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding