GENERATORS
-
35
-
NL
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
2.6 Nat uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem dient geheel gescheiden te zijn van
dat van de hoofdmotor.
De maximale slanglengte van het waterslot tot aan
het hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2
meter. Anders kan er te veel water teruglopen het
waterslot in.
1- Waterslot
Deze dient op of onder het niveau van de voet van de
omkasting van de generator te worden gemonteerd. Het
waterslot voorkomt teruglopen van water naar de generator
en dempt het uitlaatlawaai. Voor verdere maten zie fig. 4
en 5.
2 - Demper.
Deze dempt het uitlaatlawaai verder en dient maximaal 1
meter van de huiddoorvoer te worden gemonteerd.
3 - Huiddoorvoer koelwater.
3 BRANDSTOFSYSTEEM
De generatorset wordt van brandstof voorzien via
brandstofslangen gemarkeerd met “Diesel” voor de toevoer
en “Diesel return” voor de retour naar de tank (fig. 13). Een
brandstoffilter met waterafscheider dient in de
brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. Als de
tank 50 cm. of meer onder de brandstofpomp van de
generator ligt dient een terugslagklep met een openingsdruk
van minder dan 50 mbar. in de brandstoftoevoerleiding te
worden gemonteerd. De brandstofslangen dienen een
binnendiameter te hebben van 6,3 mm. Het materiaal
hiervan moet voldoen aan ISO 7840.
Voor verdere informatie betreffende de motor zie de
gebruikershandleiding van Yanmar.
4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4.1 Accu
Gebruik een aparte startaccu van 12 V en met een
minimum capaciteit van 70 Ah. als startaccu.
Gebruik geen accu met een kleinere capacitiet.
Gebruik kabels met een doorsnede van tenminste 25
mm2 als de lengte minder dan 5 meter bedraagt. Anders
tenminste 35 mm2 gebruiken. Sluit de kabels aan volgens
fig. 15.
- Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+] van
de startmotor.
- Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met [-
] gemarkeerde plaats op de generator aan.
- Bescherm de aansluitingen op de accu met zuurvrije
vaseline.
De generator is voorzien van een acculader voor het laden
van zijn eigen startaccu. (max. 15 A bij 12 V)
Monteer de accu in een goed geventileerde
omgeving, weg van elke mogelijke warmte- en
ontstekingsbron zoals de generator zelf. Controleer
geregeld de accupolen en het vloeistofnivo van de
accu. Indien de kabels moeten worden losgenomen
volg dan bovengenoemde instructies in omgekeerde
volgorde. Let op niet de accukabels te verwisselen.
Dit kan grote schade aan de generator en accu tot
gevolg hebben. Sluit geen andere verbruikers aan
op deze accu.
Om galvanische stromen te minimaliseren mag de
generatoraccu niet verbonden worden met andere accu’s
aan boord.
4.2 bedieningspaneel
Er zijn twee modellen afstandsbedieningspaneel leverbaar
die op het instrumentenpaneel geïnstalleerd kunnen
worden en die aangesloten kunnen worden op de
stroomopwekkingsgroep om de groep te starten en te
stoppen.
Beide modellen worden geleverd met een 20 m lange
elektrische verbindingskabel die voorbereid is voor een
verbindingsconnector aan de uiteinden
Steek de connector van de verbindingskabel in de specia-
le insteekverbinding aan de onderkant van de kast van het
instrumentenpaneel aan de binnenzijde van de
stroomopwekkingsgroep (afb. 16 - ref. 1) en de
tegenovergestelde kant aan het
afstandsbedieningspaneel.
4.3 wisselstroom
Deze aansluiting kan tot stand worden gebracht via het
vermogensklemmenbord op de wisselstroomdynamo van
de stroomgenerator (afb 14 ref. 1). Dit klemmenbord is
bereikbaar nadat het sluitpaneel verwijderd is zoals
aangegeven op afb.13 ref. 1.
Deze serie stroomopwekkingsgroepen biedt de
mogelijkheid van gebruik zowel op 115V - 50Hz / 120V -
60Hz als op 230V - 50Hz / 240V -60Hz.
Er zijn dus verschillende aansluitmogelijkheden (en dus
verschillende gebruiksmogelijkheden) volgens de
hieronder vermelde configuraties.
1 - Parallelle aansluiting. (fig.15, rif.2)
De spanning (115/120V) kan afgetakt worden van 11 en 4.
WAARSCHUWING
INFORMATIE
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING