GENERATORS
IS 2500 - 3500 - 4500 - 5500
- 26 -
4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4.1 Accu
Gebruik een aparte accu van 12 V en met een minimum
capaciteit van 30 Ah. als startaccu. Gebruik kabels met
een doorsnede van tenminste 25 mm2 als de lengte
minder dan 5 meter bedraagt. Anders tenminste 35 mm2
gebruiken. Sluit de kabels aan volgens fig. 11.
- Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+]
van de startmotor.
- Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met
[-] gemarkeerde plaats op de generator aan.
- Bescherm de aansluitingen op de accu met vaseline.
De generator is voorzien van een acculader voor het
laden van zijn eigen startaccu. (max. 10 A bij 12 V)
Monteer de accu in een goed geventileerde omgeving,
weg van elke mogelijke warmte en ontstekingsbron
zoals de generator zelf. Controleer geregeld de
accupolen en het vloeistofnivo van de accu. Indien
de kabels moeten worden losgenomen volg dan
bovengenoemde instructies in omgekeerde
volgorde. Let op niet de accukabels te verwisselen.
Dit kan grote schade aan de generator en accu tot
gevolg hebben. Sluit geen andere verbruikers aan
op deze accu.
Om galvanische stromen te minimaliseren mag de
generatoraccu niet verbonden worden met andere accu’s
aan boord.
4.2 Bedieningspaneel
Deze aansluiting kan gemaakt worden middels het
aansluitpaneel (1 van fig. 12). Gebruik de kabel die aan
het bedieningspaneel is bevestigd. De te gebruiken
connectoren zijn genummerd 1 tot en met 9. De
afschermingskabel dient op een aparte terminal (2 van
fig. 12) met een geïsoleerde kabelschoen te worden
bevestigd. Volg de kleurcoderingen van fig. 13 en gebruik
een trekontlasting op 3 van fig. 12.
Het bedieningspaneel bevat 5 LEDS voor controle en
alarm (1 van fig. 14), een urenteller (2 van fig. 14) en start
en stop knoppen (3/4/5 van fig. 14).
Voor bevestigen zie maten van fig. 14.
Voor bediening van de generator moet het paneel
worden gebruikt. Geen andere dan bijgeleverde
onderdelen gebruiken! Maak de accukabels los als u
aan het paneel werkt.
Het bedieningspaneel is voorzien van max. 10 meter
kabel. Deze lengte mag niet zelf worden veranderd
daar anders bedieningsproblemen kunnen optreden.
4.3 Wisselstroom
De wisselstroom aansluitingen zitten op 1 van fig. 15.
De generator wordt in de volgende spanningen geleverd.
115V - 50 Hz. 230V - 50 Hz.
1 -Parallelle aansluiting.
Er zit een brug tussen P1-P2 en F1-F2. De spanning
(115 V) kan afgetakt wordenvan P1 en F2. Zie fig. 16.
2 -Seriële aansluiting.
Er zit een brug tussen P2-F1. De spanning (230 V) kan
afgetakt worden van P1 en F2. Zie fig. 17.
- Het is ook mogelijk, bij seriële aansluiting, om
tegelijkertijd 115 V af te takken van F1 en F2 of P1 en P2.
Zie fig. 18.
-Ook is het mogelijk twee aparte lijnen van 115 V te
gebruiken. Er wordt dan geen brug gemonteerd.
Opm.: In dit geval kan slechts de helft van het maximale
vermogen per aansluiting worden afgenomen.
- Zorg dat de som van de belastingen het nominale
vermogen niet overstijgt.
- Automatische zekeringen dienen in alle gevallen
te worden gebruikt volgens onderstaande tabellen.
- De bovengenoemde aansluitingen dienen
gemaakt te worden op de terminals 1 van fig. 15.
NL
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING