Mase IS 10.8-12.2 Installatie gids

Type
Installatie gids
IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ
NL
-
38 -
DE GARANTIE KOMT TE VERVALLEN ALS DE
INBOUW EN HET GEBRUIK NIET VOLGENS DE
SPECIFICATIES IN DEZE
INSTALLATIEHANDLEIDING GEBEURT.
1 Installatie .................................................... 39
1.2 Montage in het schip ..................................... 39
1.3 Ventilatie ....................................................... 39
2 Koelsysteem ................................................ 39
2.1 Extern koelsysteem ...................................... 39
2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn
(fig.4) ............................................................ 39
2.3 Voorbeeld van montage onder de waterlijn
(fig.5). ........................................................... 40
2.4 Voorbeeld van installatie met een scheider
water en uitlaatgassen, boven of onder de
waterlijn. ....................................................... 40
2.5 Componenten ................................................ 40
2.6 Nat uitlaatsysteem ........................................ 41
INHOUD
Wijst op een dreigende gevaarlijke situatie die, als u deze omstandigheden niet
vermijdt, (dodelijk) lichamelijk letsel op kan leveren.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet vermijdt,
lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet
vermijdt, matig lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben. Waarschuwt ook om veilig
te werken.
Belangrijke informatie. Als de machine niet conform deze informatie wordt gebruikt kan de
garantie in gevaar komen.
De tekeningen die bijgevoegd zijn dienen alleen als illustratie. Ook als uw situatie niet exact met deze illustraties
overeen komt blijven de aanwijzingen en veiligheidsvoorschriften onverminderd van kracht.
MASE streeft er naar continue haar produkten te verbeteren. Modificaties kunnen zonder mededeling vooraf worden
doorgevoerd.
3 Brandstofsysteem ....................................... 41
4 Elektrische aansluitingen .......................... 41
4.1 Accu ............................................................. 41
4.2 bedieningspaneel .......................................... 42
4.3 wisselstroom ................................................. 42
4.4 hoofdschakelaar ............................................ 42
5 HIJSEN ......................................................... 42
6 REFERENTIES VOOR HET
SCHAKELSCHEMA ...................................... 43
- 39 -
IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ
NL
1. INSTALLATIE
De generator moet in een voldoende geventileerde
omgeving staan, met voldoende aanvoer voor de
verbrandingslucht. De ruimte moet gescheiden van andere
vertrekken en geluidswerend zijn uitgevoerd. De generator
moet zo geplaatst zijn dat deze goed toegankelijk is voor
normaal onderhoud. Voortstuwingsmotoren mogen in de
zelfde ruimte staan opgesteld, mits aan bovenstaande
voorwaarden wordt voldaan.
1.2 Montage in het schip
Om de generator goed vast te zetten moet deze op een
frame worden gemonteerd die voldoende sterk is en
trillingen kan absorberen. Boorgaten volgens fig. 1.
1.3 Ventilatie
De generator is lucht gekoeld. De diesel motor is
vloeistofgekoeld.
In de geluiddichte omkasting zitten openingen voor het
toelaten van verbrandingslucht. Deze mogen niet worden
afgesloten! (fig. 2)
2. KOELSYSTEEM
De motor van de IS9000 heeft indirekte vloeistofkoeling.
De warmte van het koelsysteem wordt via een
warmtewisselaar aan het buitenwater afgegeven. De
elektrische generator is luchtgekoeld.
Een uitlaatsysteem voor het afvoeren van het koelwater/
uitlaatgas mengsel dient aanwezig te zijn (zie hoofdstuk 2).
2.1 Extern koelsysteem
Schepen gebruiken gewoonlijk één van de twee systemen
voor het innemen van buitenwater (fig.3).
1-direct open huiddoorvoer
2-systeem met schelp
Mase beveelt het gebruik van systeem 1. aan. Dit
systeem voorkomt het gevaar dat water onder druk langs
de waterpomp de motor binnendringt.
Gebruik geen afscherming van de waterinlaat.
Het huiddoorvoersysteem van MASE is aangepast
om het binnendringen van vervuiling te voorkomen.
Als andere, op de markt te verkrijgen systemen
gebruikt worden dan moeten deze vaker worden
Het systeem met schelp kan de volgende problemen
veroorzaken.
a-Gemonteerd met de sleuven in de vaarrichting:
Gedurende de vaart met de generator buiten werking
kan door de opgebouwde druk water langs de
waterpomp door de uitlaat de motor binnendringen.
b-Gemonteerd met de sleuven naar achteren gericht:
Gedurende de vaart kan nu onderdruk ontstaan. De
waterpomp kan nu onvoldoende pompen waardoor
oververhitting van de generator dreigt. Ook kunnen
er startproblemen van de pomp optreden waardoor
de impeller kapot kan gaan.
2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn
(fig.4)
1 huiddoorvoer
2 huidafsluiter
3 aftapkraan
4 wierpot
5 generator
6 waterslot
7 demper
8 huiddoorvoer
9 waterlijn
A -slangen, inwendige diameter 50 mm.
B - slangen, inwendige diameter 16 mm.
C - slangenklemmen
D - slangen, inwendige diameter 50 mm.
Maten zoals aangegeven in fig. 4 en 5 dienen
aangehouden te worden.
Het waterslot (6 fig. 4) vangt het water uit de uitlaat op
als de generator uit staat. Zo wordt voorkomen dat
water terug de motor in kan stromen via het
uitlaatspruitstuk en de uitlaatkleppen. Om deze
bescherming goed te laten werken is het essentieel
dat de in deze figuur genoemde maten worden
aangehouden.
IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ
NL
-
40 -
2.3 Voorbeeld van montage onder de waterlijn
(fig.5).
1 huiddoorvoer
2 huidafsluiter
3 aftapkraan
4 wierpot
5 beluchter
6 waterslot
7 demper
8 huiddoorvoer
9 generator
10 lekleiding
11 waterlijn
A -slangen, inwendige diameter 50 mm.
B - slangen, inwendige diameter 20 mm.
C - slangenklemmen
D - slangen, inwendige diameter 50 mm.
2.4 Voorbeeld van installatie met een scheider
water en uitlaatgassen, boven of onder de
waterlijn.
(fig. 6)
1 huiddoorvoer
2 huidafsluiter
3 aftapkraan
4 wierpot
5 generator
6 waterslot
7 water-uitlaatgassen scheider
8 huiddoorvoer
9 demper
10 huiddoorvoer uitlaatgassen
11 huiddoorvoer koelwater
12 waterlijn
(fig. 7)
1 huiddoorvoer
2 huidafsluiter
3 aftapkraan
4 wierpot
5 beluchter
6 waterslot
7 water-uitlaatgassen scheider
8 huiddoorvoer
9 demper
10 huiddoorvoer uitlaatgassen
11 huiddoorvoer koelwater
12 waterlijn
13 lekleiding
14 generator
A-slangen, inwendige diameter 50 mm. Zeewater- en
uitlaatgassenbestendig
B-slangen, inwendige diameter 16 mm.
Zeewaterbestendig
C-slangenklemmen
D-slangen, inwendige diameter 40 mm.
Uitlaatgassenbestendig (min. 70°C)
E-slangen, inwendige diameter 25 mm.
Zeewaterbestendig
De in de figuren genoemde maten dienen te worden
aagehouden. Voor een betere demping van het
uitlaatlawaai is het aan te raden een extra demper in
slang D op te nemen op ca. 1 meter van de water-
uitlaatgassen scheider.
2.5 Componenten
Het koelwatersysteem moet compleet gescheiden
zijn van dat van de hoofdmotor.
1-huiddoorvoer 1/2"
Als de generator meer dan 1 meter boven de waterlijn
is gemonteerd, moet er een terugslagklep worden
gemonteerd achter de huidafsluiter (1 van fig. 8). Dit
voorkomt dat het systeem leegloopt als de generator
niet draait. Hierdoor zou bij het opstarten de impeller
van de waterpomp kunnen beschadigen. Om de
zelfde reden dient de zuigleiding bij een eerste
opstart handmatig met water gevuld te worden.
2-kogelafsluiter, 1/2"
3-kogelafsluiter, 1/2"
Deze dient om het water te kunnen aftappen bij
langdurige stilstand of onderhoud aan de generator.
4-Waterfilter met kijkglas.
Voorkomt binnendringen van waterplanten of zand.
Capacitiet voor de IS9000 minimaal 252 mt per uur.
Het filter dient fijnmazig te zijn. Mesh 2 (470 micron)
is aanbevolen voor een goede werking.
- 41 -
IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ
NL
5-Beluchter. Deze klep zorgt dat de druk in het systeem
niet onder de luchtdruk kan dalen. Anders zou water
de generator in kunnen lopen. Een beluchter moet
gemonteerd worden als de injectiebocht van de
generator minder dan 15 cm. boven de waterlijn zit.
De beluchter dient minstens 50 cm. boven de waterlijn
gemonteerd te zijn (zie fig. 11).
De beluchter dient te worden gemonteerd tussen
perszijde van de zeewaterpomp en uitlaatinjectiebocht
(fig 11).
De beluchtingsslang van de beluchter dient vanaf de
beluchter àf te lopen om ophoping van water bij
uitgeschakelde generator te voorkomen (zie fig. 9).
Opm.: - De beluchtingsslang naar de bilge of naar een
huiddoorvoer ruimschoots boven de waterlijn laten lopen.
Er kan tijdens bedrijf kleine hoeveelheden water uit
komen.
2.6 Nat uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem dient geheel gescheiden te zijn van
dat van de hoofdmotor.
De maximale slanglengte van het waterslot tot aan
het hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2
meter. Anders kan er te veel water teruglopen het
waterslot in.
1-Waterslot
Deze dient op of onder het niveau van de voet van de
omkasting van de generator te worden gemonteerd.
Het waterslot voorkomt teruglopen van water naar
de generator en dempt het uitlaatlawaai. Voor verdere
maten zie fig. 4 en 5.
2-Demper.
Deze dempt het uitlaatlawaai verder en dient
maximaal 1 meter van de huiddoorvoer te worden
gemonteerd.
3-Huiddoorvoer koelwater.
3 BRANDSTOFSYSTEEM
De generatorset wordt van brandstof voorzien via
brandstofslangen gemarkeerd met Diesel voor de toevoer
en Diesel return voor de retour naar de tank (fig. 13). Een
brandstoffilter met waterafscheider dient in de
brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. Als de
tank 50 cm. of meer onder de brandstofpomp van de
generator ligt dient een terugslagklep met een openingsdruk
van minder dan 50 mbar. in de brandstoftoevoerleiding te
worden gemonteerd. De brandstofslangen dienen een
binnendiameter te hebben van 6,3 mm. Het materiaal
hiervan moet voldoen aan ISO 7840.
Voor verdere informatie betreffende de motor zie de
gebruikershandleiding van Yanmar.
4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4.1 Accu
Gebruik een aparte startaccu van 12 V en met een
minimum capaciteit van 70 Ah. als startaccu.
Gebruik geen accu met een kleinere capacitiet.
Gebruik kabels met een doorsnede van tenminste 25 mm2
als de lengte minder dan 5 meter bedraagt. Anders tenminste
35 mm2 gebruiken. Sluit de kabels aan volgens fig. 13.
- Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+]
van de startmotor.
- Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met
[-] gemarkeerde plaats op de generator aan.
- Bescherm de aansluitingen op de accu met zuurvrije
vaseline.
De generator is voorzien van een acculader voor het
laden van zijn eigen startaccu. (max. 15 A bij 12 V)
Monteer de accu in een goed geventileerde omgeving,
weg van elke mogelijke warmte- en ontstekingsbron
zoals de generator zelf. Controleer geregeld de
accupolen en het vloeistofnivo van de accu. Indien de
kabels moeten worden losgenomen volg dan
bovengenoemde instructies in omgekeerde volgorde.
Let op niet de accukabels te verwisselen. Dit kan grote
schade aan de generator en accu tot gevolg hebben.
Sluit geen andere verbruikers aan op deze accu.
Om galvanische stromen te minimaliseren mag de
generatoraccu niet verbonden worden met andere accus
aan boord.
IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ
NL
-
42 -
4.2 bedieningspaneel
Er zijn twee modellen afstandsbedieningspaneel
leverbaar die op het instrumentenpaneel geïnstalleerd
kunnen worden en die aangesloten kunnen worden op de
stroomopwekkingsgroep om de groep te starten en te
stoppen.
Beide modellen worden geleverd met een 20 m lange
elektrische verbindingskabel die voorbereid is voor een
verbindingsconnector aan de uiteinden.
Steek de stekker van de verbindingskabel in de aansluiting
op de rechter zijkant instrumentenpaneel aan de
binnenzijde van de stroomopwekkingsgroep (afb. 12 - ref.
3) en de tegenovergestelde kant aan het
afstandsbedieningspaneel.
4.3 wisselstroom
Om de belastingen aan te sluiten op wisselstroom dient
u het paneel (afb.2 ref.2) te verwijderen, de kabels naar
binnen te leiden door de kabeldoorgangen (afb.2 ref.3 -
afb.12 ref.2), en hen te verbinden met het
vermogensklemmenbord (afb.12 ref.1).
Sluit nooit belastingen met andere spanningen aan dan
die door de stroomopwekkingsgroep worden afgegeven.
Geen belastingen aansluiten met andere spanningen
dan die door de stroomopwekkingsgroep worden
afgegeven
Deze aansluiting dient tot stand te worden gebracht
door een gekwalificeerd technicus, die de informatie
in de handleiding kent en begrepen heeft, en
specifieke bevoegdheden heeft voor werkzaamheden
van elektrische aard, zoals voorgeschreven door de
geldende normen.
Alvorens de stroomopwekkingsgroep te openen moet
de minpool van de startaccu losgekoppeld worden,
om plotseling starten te vermijden.
Deze stroomopwekkingsgroep voorziet kan de volgende
spanningen leveren: 115V - 50 Hz. (parallelle aansluiting)
230V - 50 Hz. (sulla morsettiera di potenza fig. 1a rif. 1)
Het is dus mogelijk de generator op twee manieren aan
te sluiten.
1 - Parallelle aansluiting. (fig. 15-18)
De spanning (115 V) kan afgetakt worden van 11-44
en 6-3 door aansluiting van het klemmenbord van de
wisselstroomdynamo.
2 - Seriële aansluiting. (fig. 16-19) De spanning (230 V) kan
afgetakt worden van 11 en 6en 6 en 19.
Het is ook mogelijk, bij seriële aansluiting, om tegelijkertijd
115 V af te takken van 11 en 44-3 / 6 en 44-3 èn 230V van
11 en 6 Zie fig. 17- 20.
In geval van seriële gebruik kan slechts de helft van
het maximale vermogen per aansluiting worden
afgenomen. (fig.19)
- Om zowel de parallel- als de in serie geschakelde
aansluitingen tot stand te brengen moeten de speciale
draadbruggen op het klemmenbord (afb. 12, ref. 1)
aangebracht worden.
- Automatische zekeringen dienen in alle gevallen te
worden gebruikt volgens onderstaande tabellen.
Hz V kW A
115 84.3
230 42.2
120 95.7
240 47.8
IS 10,8
IS 12,2 11
9.750
60
4.4 hoofdschakelaar
Op de gebruikslijn dient een omschakelaar te worden
gemonteerd waarmee de gebruikers kunnen worden
omgeschakeld tussen de stroomopwekkingsgroep en
een externe voedingslijn. De omschakelaar dient te
worden gedimensioneerd op grond van de omvang van de
belastingen in kwestie, en met als minimum limiet het
vermogen van de stroomopwekkingsgroep; Een grof
schema is te zien op afb. 21.
5. HIJSEN
Voor het verplaatsen of hijsen van de generator is een
hijsoog voorzien (1 van fig 10).
Het hijsen op andere dan de aangegeven plaats kan
schade aan de generator of omkasting opleveren en/
of gevaar voor omstanders.
- 43 -
IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ
NL
6 REFERENTIES VOOR HET SCHAKELSCHEMA
(fig. 22)
1 Urenteller
2 Magnetothermische schakelaar
3 Thermostaat wisselstroomdynamo
4 Vermogensklemmenbord
5 Condensatoren
6 Stator
7 Rotor
8 Wisselstroomdynamo
9 Thermische schakelaar
10 START/STOP- en voorgloeiknop
11 Motorbeschermingsmodule
12 Connector
13 Connector voor verbinding afstandsbedieningspaneel
14 Vlotter brandstofuittrede
15 Oliedrukzender
16 Watertemperatuurzender
17 Sensor hoge watertemperatuur
18 Sensor hoge koelvloeistoftemperatuur
19 Oliedrukschakelaar
20 Acculaadwisselstroomdynamo
21
22 Elektromagnetische stopmagneet
23 Startmotor
24 Verbindingsklemmen accu
25 Voorgloeibougies
26 Zekeringen
27 Voorgloeirelais
28 Verbindingskabel bedieningspaneel
29 START/STOP- en voorgloeiknop
30 Instrument indicator oliedruk

Documenttranscriptie

NL IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ INHOUD DE GARANTIE KOMT TE VERVALLEN ALS DE INBOUW EN HET GEBRUIK NIET VOLGENS DE SPECIFICATIES IN DEZE INSTALLATIEHANDLEIDING GEBEURT. Installatie .................................................... 39 3 Brandstofsysteem ....................................... 41 1.2 Montage in het schip ..................................... 39 1.3 Ventilatie ....................................................... 39 4 Elektrische aansluitingen .......................... 41 4.1 4.2 4.3 4.4 Accu ............................................................. 41 bedieningspaneel .......................................... 42 wisselstroom ................................................. 42 hoofdschakelaar ............................................ 42 5 HIJSEN ......................................................... 42 6 REFERENTIES VOOR HET SCHAKELSCHEMA ...................................... 43 1 2 Koelsysteem ................................................ 39 2.1 Extern koelsysteem ...................................... 39 2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn (fig.4) ............................................................ 39 2.3 Voorbeeld van montage onder de waterlijn (fig.5). ........................................................... 40 2.4 Voorbeeld van installatie met een scheider water en uitlaatgassen, boven of onder de waterlijn. ....................................................... 40 2.5 Componenten ................................................ 40 2.6 Nat uitlaatsysteem ........................................ 41 Wijst op een dreigende gevaarlijke situatie die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, (dodelijk) lichamelijk letsel op kan leveren. Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben. Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, matig lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben. Waarschuwt ook om veilig te werken. Belangrijke informatie. Als de machine niet conform deze informatie wordt gebruikt kan de garantie in gevaar komen. De tekeningen die bijgevoegd zijn dienen alleen als illustratie. Ook als uw situatie niet exact met deze illustraties overeen komt blijven de aanwijzingen en veiligheidsvoorschriften onverminderd van kracht. MASE streeft er naar continue haar produkten te verbeteren. Modificaties kunnen zonder mededeling vooraf worden doorgevoerd. - 38 - NL IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ 1. INSTALLATIE De generator moet in een voldoende geventileerde omgeving staan, met voldoende aanvoer voor de verbrandingslucht. De ruimte moet gescheiden van andere vertrekken en geluidswerend zijn uitgevoerd. De generator moet zo geplaatst zijn dat deze goed toegankelijk is voor normaal onderhoud. Voortstuwingsmotoren mogen in de zelfde ruimte staan opgesteld, mits aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan. 1.2 Montage in het schip Om de generator goed vast te zetten moet deze op een frame worden gemonteerd die voldoende sterk is en trillingen kan absorberen. Boorgaten volgens fig. 1. 1.3 Ventilatie De generator is lucht gekoeld. De diesel motor is vloeistofgekoeld. In de geluiddichte omkasting zitten openingen voor het toelaten van verbrandingslucht. Deze mogen niet worden afgesloten! (fig. 2) 2. KOELSYSTEEM De motor van de IS9000 heeft indirekte vloeistofkoeling. De warmte van het koelsysteem wordt via een warmtewisselaar aan het buitenwater afgegeven. De elektrische generator is luchtgekoeld. Een uitlaatsysteem voor het afvoeren van het koelwater/ uitlaatgas mengsel dient aanwezig te zijn (zie hoofdstuk 2). Het huiddoorvoersysteem van MASE is aangepast om het binnendringen van vervuiling te voorkomen. Als andere, op de markt te verkrijgen systemen gebruikt worden dan moeten deze vaker worden Het systeem met schelp kan de volgende problemen veroorzaken. a - Gemonteerd met de sleuven in de vaarrichting: Gedurende de vaart met de generator buiten werking kan door de opgebouwde druk water langs de waterpomp door de uitlaat de motor binnendringen. b - Gemonteerd met de sleuven naar achteren gericht: Gedurende de vaart kan nu onderdruk ontstaan. De waterpomp kan nu onvoldoende pompen waardoor oververhitting van de generator dreigt. Ook kunnen er startproblemen van de pomp optreden waardoor de impeller kapot kan gaan. 2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn (fig.4) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 huiddoorvoer huidafsluiter aftapkraan wierpot generator waterslot demper huiddoorvoer waterlijn A - slangen, inwendige diameter 50 mm. B - slangen, inwendige diameter 16 mm. C - slangenklemmen D - slangen, inwendige diameter 50 mm. 2.1 Extern koelsysteem Schepen gebruiken gewoonlijk één van de twee systemen voor het innemen van buitenwater (fig.3). Maten zoals aangegeven in fig. 4 en 5 dienen aangehouden te worden. 1 - direct open huiddoorvoer 2 - systeem met schelp Mase beveelt het gebruik van systeem 1. aan. Dit systeem voorkomt het gevaar dat water onder druk langs de waterpomp de motor binnendringt. Het waterslot (6 fig. 4) vangt het water uit de uitlaat op als de generator uit staat. Zo wordt voorkomen dat water terug de motor in kan stromen via het uitlaatspruitstuk en de uitlaatkleppen. Om deze bescherming goed te laten werken is het essentieel dat de in deze figuur genoemde maten worden aangehouden. Gebruik geen afscherming van de waterinlaat. - 39 - NL IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ 2.3 Voorbeeld van montage onder de waterlijn (fig.5). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 A - slangen, inwendige diameter 50 mm. Zeewater- en uitlaatgassenbestendig B - slangen, inwendige diameter 16 mm. Zeewaterbestendig C - slangenklemmen D - slangen, inwendige diameter 40 mm. Uitlaatgassenbestendig (min. 70°C) E - slangen, inwendige diameter 25 mm. Zeewaterbestendig huiddoorvoer huidafsluiter aftapkraan wierpot beluchter waterslot demper huiddoorvoer generator lekleiding waterlijn De in de figuren genoemde maten dienen te worden aagehouden. Voor een betere demping van het uitlaatlawaai is het aan te raden een extra demper in slang D op te nemen op ca. 1 meter van de wateruitlaatgassen scheider. A - slangen, inwendige diameter 50 mm. B - slangen, inwendige diameter 20 mm. C - slangenklemmen D - slangen, inwendige diameter 50 mm. 2.5 Componenten 2.4 Voorbeeld van installatie met een scheider water en uitlaatgassen, boven of onder de waterlijn. (fig. 6) 1 huiddoorvoer 2 huidafsluiter 3 aftapkraan 4 wierpot 5 generator 6 waterslot 7 water-uitlaatgassen scheider 8 huiddoorvoer 9 demper 10 huiddoorvoer uitlaatgassen 11 huiddoorvoer koelwater 12 waterlijn (fig. 7) 1 huiddoorvoer 2 huidafsluiter 3 aftapkraan 4 wierpot 5 beluchter 6 waterslot 7 water-uitlaatgassen scheider 8 huiddoorvoer 9 demper 10 huiddoorvoer uitlaatgassen 11 huiddoorvoer koelwater 12 waterlijn 13 lekleiding 14 generator Het koelwatersysteem moet compleet gescheiden zijn van dat van de hoofdmotor. 1 - huiddoorvoer 1/2" Als de generator meer dan 1 meter boven de waterlijn is gemonteerd, moet er een terugslagklep worden gemonteerd achter de huidafsluiter (1 van fig. 8). Dit voorkomt dat het systeem leegloopt als de generator niet draait. Hierdoor zou bij het opstarten de impeller van de waterpomp kunnen beschadigen. Om de zelfde reden dient de zuigleiding bij een eerste opstart handmatig met water gevuld te worden. 2 - kogelafsluiter, 1/2" 3 - kogelafsluiter, 1/2" Deze dient om het water te kunnen aftappen bij langdurige stilstand of onderhoud aan de generator. 4 - Waterfilter met kijkglas. Voorkomt binnendringen van waterplanten of zand. Capacitiet voor de IS9000 minimaal 252 mt per uur. Het filter dient fijnmazig te zijn. Mesh 2 (470 micron) is aanbevolen voor een goede werking. - 40 - NL IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ 3 BRANDSTOFSYSTEEM 5 - Beluchter. Deze klep zorgt dat de druk in het systeem niet onder de luchtdruk kan dalen. Anders zou water de generator in kunnen lopen. Een beluchter moet gemonteerd worden als de injectiebocht van de generator minder dan 15 cm. boven de waterlijn zit. De beluchter dient minstens 50 cm. boven de waterlijn gemonteerd te zijn (zie fig. 11). De beluchter dient te worden gemonteerd tussen perszijde van de zeewaterpomp en uitlaatinjectiebocht (fig 11). De beluchtingsslang van de beluchter dient vanaf de beluchter àf te lopen om ophoping van water bij uitgeschakelde generator te voorkomen (zie fig. 9). Opm.: - De beluchtingsslang naar de bilge of naar een huiddoorvoer ruimschoots boven de waterlijn laten lopen. Er kan tijdens bedrijf kleine hoeveelheden water uit komen. Voor verdere informatie betreffende de motor zie de gebruikershandleiding van Yanmar. 4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 4.1 Accu 2.6 Nat uitlaatsysteem Het uitlaatsysteem dient geheel gescheiden te zijn van dat van de hoofdmotor. De maximale slanglengte van het waterslot tot aan het hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2 meter. Anders kan er te veel water teruglopen het waterslot in. 1 - Waterslot Deze dient op of onder het niveau van de voet van de omkasting van de generator te worden gemonteerd. Het waterslot voorkomt teruglopen van water naar de generator en dempt het uitlaatlawaai. Voor verdere maten zie fig. 4 en 5. 2 - Demper. Deze dempt het uitlaatlawaai verder en dient maximaal 1 meter van de huiddoorvoer te worden gemonteerd. 3 - Huiddoorvoer koelwater. De generatorset wordt van brandstof voorzien via brandstofslangen gemarkeerd met “Diesel” voor de toevoer en “Diesel return” voor de retour naar de tank (fig. 13). Een brandstoffilter met waterafscheider dient in de brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. Als de tank 50 cm. of meer onder de brandstofpomp van de generator ligt dient een terugslagklep met een openingsdruk van minder dan 50 mbar. in de brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. De brandstofslangen dienen een binnendiameter te hebben van 6,3 mm. Het materiaal hiervan moet voldoen aan ISO 7840. Gebruik een aparte startaccu van 12 V en met een minimum capaciteit van 70 Ah. als startaccu. Gebruik geen accu met een kleinere capacitiet. Gebruik kabels met een doorsnede van tenminste 25 mm2 als de lengte minder dan 5 meter bedraagt. Anders tenminste 35 mm2 gebruiken. Sluit de kabels aan volgens fig. 13. - Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+] van de startmotor. - Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met [-] gemarkeerde plaats op de generator aan. - Bescherm de aansluitingen op de accu met zuurvrije vaseline. De generator is voorzien van een acculader voor het laden van zijn eigen startaccu. (max. 15 A bij 12 V) Monteer de accu in een goed geventileerde omgeving, weg van elke mogelijke warmte- en ontstekingsbron zoals de generator zelf. Controleer geregeld de accupolen en het vloeistofnivo van de accu. Indien de kabels moeten worden losgenomen volg dan bovengenoemde instructies in omgekeerde volgorde. Let op niet de accukabels te verwisselen. Dit kan grote schade aan de generator en accu tot gevolg hebben. Sluit geen andere verbruikers aan op deze accu. Om galvanische stromen te minimaliseren mag de generatoraccu niet verbonden worden met andere accu’s aan boord. - 41 - NL IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ 4.2 bedieningspaneel Er zijn twee modellen afstandsbedieningspaneel leverbaar die op het instrumentenpaneel geïnstalleerd kunnen worden en die aangesloten kunnen worden op de stroomopwekkingsgroep om de groep te starten en te stoppen. Beide modellen worden geleverd met een 20 m lange elektrische verbindingskabel die voorbereid is voor een verbindingsconnector aan de uiteinden. Steek de stekker van de verbindingskabel in de aansluiting op de rechter zijkant instrumentenpaneel aan de binnenzijde van de stroomopwekkingsgroep (afb. 12 - ref. 3) en de tegenovergestelde kant aan het afstandsbedieningspaneel. 4.3 wisselstroom Om de belastingen aan te sluiten op wisselstroom dient u het paneel (afb.2 ref.2) te verwijderen, de kabels naar binnen te leiden door de kabeldoorgangen (afb.2 ref.3 afb.12 ref.2), en hen te verbinden met het vermogensklemmenbord (afb.12 ref.1). Sluit nooit belastingen met andere spanningen aan dan die door de stroomopwekkingsgroep worden afgegeven. 2 - Seriële aansluiting. (fig. 16-19) De spanning (230 V) kan afgetakt worden van 11 en 6en 6 en 19. Het is ook mogelijk, bij seriële aansluiting, om tegelijkertijd 115 V af te takken van 11 en 44-3 / 6 en 44-3 èn 230V van 11 en 6 Zie fig. 17- 20. In geval van seriële gebruik kan slechts de helft van het maximale vermogen per aansluiting worden afgenomen. (fig.19) - Om zowel de parallel- als de in serie geschakelde aansluitingen tot stand te brengen moeten de speciale draadbruggen op het klemmenbord (afb. 12, ref. 1) aangebracht worden. - Automatische zekeringen dienen in alle gevallen te worden gebruikt volgens onderstaande tabellen. Hz IS 10,8 50 IS 12,2 60 V 115 230 120 240 kW 9.7 11 A 84.3 42.2 95.7 47.8 Geen belastingen aansluiten met andere spanningen dan die door de stroomopwekkingsgroep worden afgegeven 4.4 hoofdschakelaar Deze aansluiting dient tot stand te worden gebracht door een gekwalificeerd technicus, die de informatie in de handleiding kent en begrepen heeft, en specifieke bevoegdheden heeft voor werkzaamheden van elektrische aard, zoals voorgeschreven door de geldende normen. Op de gebruikslijn dient een omschakelaar te worden gemonteerd waarmee de gebruikers kunnen worden omgeschakeld tussen de stroomopwekkingsgroep en een externe voedingslijn. De omschakelaar dient te worden gedimensioneerd op grond van de omvang van de belastingen in kwestie, en met als minimum limiet het vermogen van de stroomopwekkingsgroep; Een grof schema is te zien op afb. 21. Alvorens de stroomopwekkingsgroep te openen moet de minpool van de startaccu losgekoppeld worden, om plotseling starten te vermijden. 5. HIJSEN Deze stroomopwekkingsgroep voorziet kan de volgende spanningen leveren: 115V - 50 Hz. (parallelle aansluiting) 230V - 50 Hz. (sulla morsettiera di potenza fig. 1a rif. 1) Het is dus mogelijk de generator op twee manieren aan te sluiten. Voor het verplaatsen of hijsen van de generator is een hijsoog voorzien (1 van fig 10). 1 - Parallelle aansluiting. (fig. 15-18) De spanning (115 V) kan afgetakt worden van 11-44 en 6-3 door aansluiting van het klemmenbord van de wisselstroomdynamo. Het hijsen op andere dan de aangegeven plaats kan schade aan de generator of omkasting opleveren en/ of gevaar voor omstanders. - 42 - NL 6 REFERENTIES VOOR HET SCHAKELSCHEMA (fig. 22) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 Urenteller Magnetothermische schakelaar Thermostaat wisselstroomdynamo Vermogensklemmenbord Condensatoren Stator Rotor Wisselstroomdynamo Thermische schakelaar START/STOP- en voorgloeiknop Motorbeschermingsmodule Connector Connector voor verbinding afstandsbedieningspaneel Vlotter brandstofuittrede Oliedrukzender Watertemperatuurzender Sensor hoge watertemperatuur Sensor hoge koelvloeistoftemperatuur Oliedrukschakelaar Acculaadwisselstroomdynamo Elektromagnetische stopmagneet Startmotor Verbindingsklemmen accu Voorgloeibougies Zekeringen Voorgloeirelais Verbindingskabel bedieningspaneel START/STOP- en voorgloeiknop Instrument indicator oliedruk - 43 - IS 10.8 50 HZ - 12.2 60HZ
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43

Mase IS 10.8-12.2 Installatie gids

Type
Installatie gids