WTA 5500 Data papier

Categorie
Stroomgeneratoren
Type
Data papier
28
FORLI' Italy
INHOUDSOPGAVE
Omschrijving Pagina
1.0 Identificatie....................................................... 29
1.1 Producent ........................................................ 29
1.2 Definities .......................................................... 29
1.3 Vervoer - verplaatsing - opslag......................... 29
1.3.1 Opslagomstandigheden ................................... 29
1.3.2 Gewicht ........................................................... 29
1.3.3 Afmetingen ...................................................... 29
1.3.4 Verplaatsing ..................................................... 29
2.0 Installatie ...................................................... 29
2.1 Bevoegd personeel .......................................... 29
2.2 Montage van de generator ............................... 30
2.3 Elektrische aansluitingen .................................. 30
2.3.1 Aansluiting van de acculader............................ 30
2.3.2 Aansluiting van de startaccu ............................ 30
2.3.3 Aansluiting afstandbedieningspaneel................ 30
2.4 Installeren van de benzinetank
Aansluiting aan de gasfles ................................ 31
3.0 Algemene bediening ................................... 31
3.1 Beschrijving van de generator en zijn werking .. 31
3.2 Veiligheidsadvies .............................................. 31
3.3 Geluidsniveaus ................................................. 31
4.0 Gebruiksinstructies .................................... 32
4.1 Starten van de generator ................................. 32
4.2 De generator stoppen ...................................... 32
4.3 Onvermijdbare risico’s...................................... 32
4.4 Onjuist gebruik ................................................. 32
4.5 Praktische aanwijzingen ................................... 32
4.6 Foutopsporing ................................................. 32
5.0 Onderhoud .................................................... 33
5.1 Aard en frequentie controles ............................ 33
5.2 Onderhoudswerkzaamheden waar geen
gekwalificeerd personeel bij nodig is ................ 33
5.3 Onderhoudswerkzaamheden waar
gekwalificeerd personeel bij nodig is ................ 34
5.3.1 Olie verversen .................................................. 34
5.3.2 Onderhoud luchtfilter........................................ 34
5.3.3 Onderhoud bougie ........................................... 34
5.3.4 Spanningsregeling ........................................... 35
6.0 Stilstand en demontage ............................. 35
6.1 Demontage ...................................................... 35
7.0 Wat te doen bij brand ................................. 35
8.0 Technisch gegevensblad ........................... 36
8.1 Technische specificaties .................................. 36
8.2 Stroomschema’s ....................................... 55÷71
ALGEMENE INHOUDSOPGAVE
................................................ Pag. 1÷9
................................................ Pag. 10÷18
................................................ Pag. 19÷27
................................................ Pag. 28÷36
................................................ Pag. 37÷45
................................................ Pag. 46÷54
I
D
NL
F
SP
GB
© WTA srl -1998
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in Italië
Teksten en grafieken door: VEGA - Forlì
Niets uit deze uitgave mag in enige vorm of op enige wijze worden gereproduceerd, gekopieerd of verspreid, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van WTA srl.
Figuren, omschrijvingen, verwijzingen en technische gegevens in deze handleiding worden slechts als voorbeeld gebruikt en zijn niet bindend.
Aangezien WTA een beleid voert waarbij producten en veiligheid voortdurend worden verbeterd, behouden wij het recht voor op ieder moment,
zonder mededeling vooraf, wijzigingen aan te brengen.
29
FORLI' Italy
1.0 IDENTIFICATIE
Het -identificatieplaatje van de machine is aan de
buitenzijde van de platen behuizing (zie fig. 1) bevestigd.
1.1 PRODUCENT
WTA srl
Via Virgilio, 3
47100 FORLI' - ITALIË
P. IVA 00718330400
1.2 DEFINITIES
In deze handleiding worden drie soorten
„veiligheidsafbeeldingen“ gebruikt om verschillende
gevarenniveaus of andere belangrijke informatie aan te duiden.
GEVAAR
Vestigt uw aandacht op potentieel gevaarlijke situaties die
ernstig persoonlijk letsel kunnen veroorzaken.
PAS OP
Vestigt uw aandacht op potentieel gevaarlijke situaties die
persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken.
LET OP
Vestigt uw aandacht op situaties die storingen of schade
aan de machine kunnen veroorzaken.
1.3 VERVOER - VERPLAATSING - OPSLAG
1.3.1 OPSLAGOMSTANDIGHEDEN
De generator wordt door middel van geschikte verpakking
bestaande uit karton, polystyreen en een versterkte houten
bodem beschermd tegen plotselinge schokken.
De generator dient horizontaal te worden opgeslagen in een
droge en goed geventileerde ruimte.
1.3.2 GEWICHT
Brutogewicht (inclusief verpakking):
Mod. 1000 .......................................... Kg 50
Mod. 2500 .......................................... Kg 62
Mod. 3000 .......................................... Kg 71
Mod. 4000 .......................................... Kg 114
Mod. 5500 .......................................... Kg 140
1.3.3 AFMETINGEN
Zie fig. 2, 3, 4:
Model
1000 2500 3000 4000 5500
A mm 470 530 570 660 700
B mm 535 605 650 740 --
C mm 565 640 680 770 770
D mm 320 385 385 475 520
E mm 315 290 290 355 510
F mm 260 295 295 310 --
Gmm27303062 --
H mm -- 360 360 -- --
I mm 65 87 113 78 --
Lmm659697265 --
M mm 225 222 230 130 --
Nmm36282517 --
O mm 535 605 650 740 735
Pmm2730306255
Q mm 260 295 295 310 370
X mm 590 650 690 780 780
Y mm 385 430 435 540 530
Z mm 335 305 305 380 530
luchtaanzuiggebied
cm
2
220 220 220 260 --
1.3.4 VERPLAATSING
De verpakte generator kan met normale hef- en
transportmiddelen worden verplaatst.
Kisten zijn uitgerust met afstandsstukken voor het gebruik
van handmatige vorkhefwerktuigen.
GEVAAR
Neem de voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van
ongelukken en de veiligheidsvoorschriften nauwkeurig in
acht tijdens het heffen en vervoeren en maak altijd gebruik
van machines met een hoger maximaal vermogen dan de
lading die moet worden opgetild.
2.0 INSTALLATIE
2.1 BEVOEGD PERSONEEL
De generator mag alleen door bevoegd personeel op het
voertuig (caravan, camper of bijzonder voertuig) worden
geïnstalleerd en wel door vakbekwame monteurs of
werkplaatsen die direct door W.T.A. zijn geautoriseerd.
INSTALLATIE TYPE B INSTALLATIE TYPE A
DIM. OPENING
30
FORLI' Italy
Wanneer de installatie door onbevoegde monteurs of
werkplaatsen is uitgevoerd wijst W.T.A. elke
verantwoordelijkheid voor de veiligheid en efficiënte werking
van de generator volgens machinerichtlijn 89/392/EEG van
de hand.
GEVAAR
De aanwijzingen in paragraaf 2.2 - 2.3 - 2.4 zijn alleen
bestemd voor gekwalificeerde monteurs.
2.2 MONTAGE VAN DE GENERATOR
De generatormodellen 1000 - 2500 - 3000 - 4000 zijn
uitgerust met bevestigingsbeugels, trillingsdempers en een
benzinefilter die aan de brandstofvoedingsleiding naar de
generator dient te worden bevestigd. Met de
bevestigingsbeugels kan de generator zowel hangend
(montagetype „A“, zie fig. 3) als op traditionele wijze worden
gemonteerd (montagetype „B“, zie fig. 4).
Dit is mogelijk door het draagvermogen van de
buitenconstructie.
Model 5500 is uitgerust met beugels ter bevestiging van de
buitenafdichting, beugels voor de verankering van de
eenheid, trillingsdempers, een geluiddemper (nr. 29 fig. 16)
die aan de uitlaatleiding die wordt geleverd als accessoire
AG 125 (nr. 34 fig. 16) moet worden aangebracht en een
benzinefilter die standaard binnen de behuizing wordt
geïnstalleerd (nr. 33 fig. 15). Met de beugels (nr. 31 fig. 16)
waarmee de afdichting (nr. 35 fig. 16) kan worden bevestigd
is het mogelijk de generator volledig - inclusief afdichting -
binnen de bestemde ruimte te monteren en de zijkant van
het voertuig perfect af te dichten. De uitlaatslang kan naar
wens worden gelegd, zoals te zien in fig. 16, door de
kromming binnen het apparaat naar boven of naar onder te
draaien. Door de kromming te verwijderen is het ook
mogelijk de uitlaatleiding direct door de behuizing aan de
linkerzijde aan te brengen. De bestemde installatieplaats
moet zowel het gewicht van de generator als de trillingen als
gevolg van de bewegingen van het voertuig kunnen
verdragen („TYPE B“-montage).
Montagetype „A“ (hangende installatie) biedt de volgende
voordelen: kleinere afmetingen, snelle installatie, eenvoudige
toegang voor normale en bijzondere
onderhoudswerkzaamheden.
Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is rondom de behuizing
van de generator, zodat de lucht er goed langs kan stromen
(afkoeling). Het is ook noodzakelijk een afstand van ten
minste 20 mm te behouden tussen de behuizing en de
omliggende onderdelen.
Wanneer de behuizing achter een wiel van het voertuig
wordt gemonteerd dient u er voor te zorgen dat tijdens het
rijden op natte wegen de band geen water in de generator
kan spatten. Voor montagetype „A“ moet u de meegeleverde
metalen steunen gebruiken om ervoor te zorgen dat de
generatorgroep goed vast zit. Wanneer de voorkeur wordt
gegeven aan montagetype „B“ (traditionele installatie), moet
er eerst voor een waterdicht compartiment (fig. 2) gezorgd
worden - tegen het voertuiginterieur en met de afmetingen
die zijn gegeven in paragraaf 1.3.3 - met geboorde
uitlaatgaten en luchtinlaten in de vloer en deur. Maak
bovendien gebruik van een als accessoire geleverde
uitlaatverbindingsstuk (fig. 4) dat direct op de
generatorbehuizing wordt bevestigd met schroeven of
klinken. Om te voorkomen dat het uitlaatgas hercirculeert
binnen het compartiment dient er een vuurvaste afdichting
rondom het uitlaatverbindingsstuk te worden aangebracht.
2.3 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Maak voor 230V gebruik van een standaard kabel met een
doorsnede die overeenstemt met de onderstaande tabel 1.
Steek hem binnen de behuizing via de draaddoorgang (nr.
30 fig. 7 en 9) en verbind hem met de aansluitklemmen (nr.
17/18 fig. 6 en 14) Verbind de aarddraad met nr. 15. De
elektrische stroomkring moet over een relais of een
wisselschakelaar beschikken (b.v. accessoire AG 102/
AG113) om te voorkomen dat de generator wordt
beschadigd wanneer de camper aan een externe netvoeding
wordt aangesloten (er wordt automatisch prioriteit gegeven
aan het stroomnet).
2.3.1 AANSLUITING VAN DE ACCULADER
Maak gebruik van een draad met een minimale doorsnede
die overeenstemt met de bovenstaande tabel 1 om de
aansluitklem (nr. 16 fig. 6 en 14) te verbinden met de
pluspool van de op te laden accu.
Voeg de spanningsregelaar AG111 of eventueel een
schakelaar toe om het opladen af te kunnen breken.
(Zie aansluitschema’s, pagina 55 - 71).
2.3.2 AANSLUITING VAN DE STARTACCU
Om de generator te starten moet u een vuurvaste, beklede
snoer met een doorsnede die overeenstemt met de
bovenstaande tabel 1 verbinden met de pluspool van de
startaccu van het voertuig en met de aansluitklem (nr. 12 fig.
6 en 14).
De aarddraad moet dezelfde doorsnede hebben en vanaf
nr. 13 verbonden zijn met het frame van het voertuig. Zorg
ervoor dat de verbinding schoon en roestvrij is (m.a.w.
schuur het oppervlak als het geverfd is) en bescherm deze
met vet.
2.3.3
AANSLUITING AFSTANDBEDIENINGSPANEEL
Plaats het bedieningspaneel op de gewenste positie binnen
het voertuig en maak gebruik van de afzonderlijk geteste
verlengingskabel AG103 om hem via de connector (nr. 14
fig. 6 en 14) met de generatorgroep te verbinden.
Mod. Doo.
mm
2
Doo.
mm
2
6 m > 6 m
230 V 12 V
1000 1,5 6 10 16
2500 2,5 2,5 10 16
3000 2,5 2,5 10 16
4000 4 2,5 10 16
5500 4 2,5 16 25
TAB. 1
Accu-aansluiting
Stroomsnoeren
Acculader
31
FORLI' Italy
2.4 INSTALLEREN VAN DE BENZINETANK
Monteer de benzinetank zo dicht mogelijk bij de generator
en (indien mogelijk) op dezelfde hoogte, of maximaal 30 cm
daar onder. Behalve dat u de lengte van de benzineleiding
zo klein mogelijk moet houden moet u er ook voor zorgen
dat de slang niet is verbogen of platgedrukt. Plaats de tank
niet bij warmtebronnen en zorg ervoor dat er geen water kan
binnendringen.
Monteer alle aansluitingen met LOCTITE 577 om lekkage
van benzine te voorkomen.
Maak gebruik van een met rubber beklede slang van
6x13mm (van hetzelfde type als gebruikt voor de
generatorgroep) die geschikt is voor loodvrije benzine. Voor
de verlenging dient men de meegeleverde klemmen en het
filter te gebruiken. Het is aan te raden benzineslang AG118
(accessoire) te gebruiken voor de verbinding van de tank
naar de tankmond.
LET OP
Model 5500 heeft geen benzinetank nodig, aangezien deze
standaard in de behuizing van de generatorgroep is
gemonteerd.
AANSLUITING AAN DE GASFLES
PAS OP
Voor de LPG-generatorgroep moet het gas uit het bovenste
deel van de rechtop staande fles worden genomen, achter
de gasafnamesteunen en voor de drukregelaar van de fles,
zodat het gas de generatorgroep in gasvorm en onder hoge
druk binnengaat.
(Aanbevolen minimale druk: 0,7 - 0,9 bar)
3.0 ALGEMENE BEDIENING
LET OP
De onderneming wijst iedere verantwoordelijkheid af voor
schades als gevolg van storingen in de generator.
3.1 BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR
EN ZIJN WERKING
De generator bestaat uit een endothermische benzinemotor
die verbonden is met een stroomopwekker die zowel wissel-
als gelijkstroom produceert.
De eenheid is gehuld in een geluiddichte behuizing van
plaatstaal en wordt geïsoleerd met speciale dempende
materialen. De benzine gaat naar de verbrandingsmotor via
een pomp die standaard op de eenheid zelf wordt
gemonteerd.
3.2 VEILIGHEIDSADVIES
De eenheid zit in een perfect afgesloten behuizing. Hierdoor
is het niet mogelijk dat hete of bewegende onderdelen of
spanningsleidingen worden aangeraakt.
De deur van de eenheid is uitgerust met een slot en de
sleutel mag niet binnen het bereik van kinderen of onbevoegd
personeel worden achtergelaten.
GEVAAR
De eenheid mag alleen worden gebruikt als de deur is
gesloten.
Houd brandgevaarlijke stoffen als benzine, verf,
oplosmiddelen, etc. uit de buurt van de generator.
Laat de hete onderdelen van de generatorgroep niet in
contact komen met brandbare materialen.
Nooit tanken terwijl de motor loopt als de tank dicht bij
de generator is geplaatst.
Raak de generator en zijn aansluitingen nooit aan met
natte handen.
Vervang de zekeringen of thermoschakelaars nooit met
exemplaren met een hogere amperage.
Alle controles aan elektrische onderdelen vinden plaats
als de motor stil staat en mogen alleen door bevoegd
personeel worden uitgevoerd.
De generator wordt vervaardigd volgens de
veiligheidsvoorschriften die worden beschreven in de
conformiteitsverklaring.
3.3 GELUIDSNIVEAUS
De generator is onderworpen aan een geluidemissietest bij
een gekwalificeerd ISTEDIL-laboratorium, waar alle
noodzakelijke tests zijn uitgevoerd en EG-certificaat nr. I-
225/92 werd verstrekt, met de volgende resultaten:
Gemeten volgens EG-richtlijn 84/536
GELUIDSNIVEAU:
Mod. 1000 .......................................... LwA 81
Mod. 2500 .......................................... LwA 85
Mod. 3000 .......................................... LwA 85
Mod. 4000 .......................................... LwA 87
Mod. 5500 .......................................... LwA 87
32
FORLI' Italy
4.0 GEBRUIKSINSTRUCTIES
4.1 STARTEN VAN DE GENERATOR
Normaal wordt de accu van 12 V gebruikt om de
generatorgroep te starten.
Zet eerst de rode knop (nr. 27 fig. 5) op het bedieningspaneel
in de positie „I“.
Om de generatorgroep bij een koude motor te starten moet
u de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) tegelijk met de witte
CHOKE-knop gedurende max. 5 seconden ingedrukt
houden.
Wanneer u de LPG-generator bij een koude motor wilt
starten moet u op de groene knop drukken (nr. 25 fig. 5) en
tegelijkertijd de witte knop (nr. 26 fig. 5) gedurende ongeveer
een seconde „aantippen“ met onderbrekingen van 3
seconden. Zodra de motor aanslaat moet u beide knoppen
loslaten.
Als de motor niet wil starten moet u een paar seconden
wachten en vervolgens de handeling herhalen.
PAS OP
Probeer niet gedurende langere tijd of meerdere keren
(meer dan 5 pogingen achter elkaar) de generatorgroep te
starten, aangezien hierdoor de startmotor beschadigd kan
raken.
Om de generatorgroep te starten als de motor al warm is,
of in de zomer wanneer de buitentemperaturen hoog zijn,
hoeft u alleen op de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) te
drukken.
Bij noodgevallen kan de generatorgroep met de hand
worden gestart door middel van een starthendel (nr. 4 fig.
8 en 15), terwijl (als de motor koud is) de chokemagneet (nr.
36 fig. 8 en 15) met één hand wordt gesloten.
De groene LED op het bedieningspaneel (nr. 23 fig. 5) geeft
aan dat de generatorgroep correct werkt.
4.2 DE GENERATOR STOPPEN
Zet de rode STOP-toets (nr. 27 fig. 5) op het bedieningspaneel
in de positie „0“. Bij de modellen 2500 - 3000 - 4000 - 5500
kunt u eventueel ook gebruik maken van de
veiligheidsschakelaar op de generatorgroep zelf (nr. 7 fig. 6
en 14).
4.3 ONVERMIJDBARE RISICO’S
GEVAAR
De generator is uitgerust met een verbrandingsmotor en
maakt zodoende gebruik van licht ontvlambare brandstoffen.
Uitlaatgassen komen onder de behuizing en zijn, hoewel zij
met koelingslucht worden vermengd, zeer heet.
Raak de onderdelen van de behuizing vlakbij de uitlaat niet
aan en plaats geen handen of andere objecten in de
behuizing.
4.4 ONJUIST GEBRUIK
GEVAAR
De generator mag alleen door gekwalificeerd personeel
worden geïnstalleerd, volgens de aanwijzingen van de
producent.
De generator mag uitsluitend worden gebruikt voor het
opwekken van stroom voor voertuigen die zijn uitgerust met
een standaard elektrische stroomkring die overeenstemt
met de stroom die door de generator wordt voorzien.
4.5 PRAKTISCHE AANWIJZINGEN
Voor het beste gebruik van de generator herinneren wij u er
aan dat kleine, maar langdurige overbelastingen als gevolg
kunnen hebben dat de thermoschakelaars (nr. 10 en 11 in
fig. 6 en 14) worden uitgeschakeld.
Gedurende de inlooptijd is het raadzaam de nieuwe motor
niet te onderwerpen aan belastingen die de nominale
belastingen met 70% overschrijden, in ieder geval tijdens de
eerste 50 werkuren.
4.6 FOUTOPSPORING
Hieronder volgt een lijst met storingen die voor kunnen
komen, met de respectievelijke oorzaken en mogelijke
oplossingen. Als er storingen zijn die niet in deze lijst
voorkomen, kunt u advies vragen bij een bevoegd
klantenservicecentrum.
1 Wanneer de groene START-knop (nr. 25 fig. 5)
op het bedieningspaneel wordt ingedrukt, werkt
de generator niet.
Oorzaken en oplossingen:
1.1 Controleer of de rode schakelaar (nr. 27 fig. 5) in de
positie „I“ staat.
1.2 Stroomsnoeren zijn los.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
1.3 Geen stroomvoorziening naar startmotor.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
1.4 Aarddraad van de generator niet aangesloten.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
2 De startmotor draait, maar de generator wil niet
starten.
Oorzaken en oplossingen:
2.1 Geen brandstof: controleren.
2.2 Geen olie in de motor.
Controleer of het rode waarschuwingslampje (nr. 6
fig. 5) op het bedieningspaneel knippert tijdens het
starten.
Olieniveau controleren en eventueel bijvullen (zie
Onderhoud).
2.3 De veiligheidsschakelaar (nr. 7 fig. 6 en 14) is in de
positie „0“.
Controleer en in positie „I“ zetten.
2.4 Controleer of de stekker van de bougie volledig is
ingestoken.
33
FORLI' Italy
2.5 Geen stroom in de bougie.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
2.6 Er gaat geen brandstof naar de carburateur.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
3 De generator slaat af.
Oorzaken en oplossingen:
3.1 Geen brandstof meer in de tank: tanken.
3.2 Laag olieniveau.
Controleren en bijvullen.
(Zie Onderhoud).
3.3 Luchtfilter is vies.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
4 De generator produceert geen stroom
Oorzaken en oplossingen:
4.1 Thermoschakelaar is uitgeschakeld.
Aanzetten door op de schakelaars te drukken (nr. 10
fig. 6 en 14) voor 230V A.C., (nr. 11 fig. 6 en 14) voor
12V D.C.
4.2 Condensator (nr. 19 fig. 8) is beschadigd.
(Door gekwalificeerd personeel laten controleren).
4.3 Diodenbrug (nr. 21 fig. 8) is beschadigd.
In dit geval werken alleen de 12V D.C. en de groene
LED op het controlepaneel niet.
(Door gekwalificeerd personeel laten controleren).
4.4 Rotordioden zijn beschadigd.
(Door gekwalificeerd personeel laten controleren).
4.5 Frequentie te laag.
(Door gekwalificeerd personeel laten controleren).
5 De geleverde stroom produceert
schommelingen
Oorzaken en oplossingen:
5.1 Te veel olie in de motor: controleren.
5.2 Defecte carburateur.
Laat de carburateur schoonmaken door
gekwalificeerd personeel.
5.0 ONDERHOUD
LET OP
Maak alleen gebruik van originele reserve-onderdelen. De
generator kan worden beschadigd als er niet-originele
onderdelen worden gebruikt die andere kwaliteitsnormen
kennen.
Goed en regelmatig onderhoud zijn van essentieel belang
om de generator op maximaal vermogen te laten werken.
Bovendien zal de generator bij regelmatig onderhoud langer
meegaan.
GEVAAR
Voordat u controles of onderhoudswerkzaamheden gaat
uitvoeren aan de generatorgroep, moet u de
veiligheidsschakelaar (nr. 7 fig. 6 en 14) naar positie „O“
draaien, om te voorkomen dat de eenheid per ongeluk
wordt gestart. Bij model 1000 moet u de bougie-stekker (nr.
1 fig. 8) los maken, aangezien er geen veiligheidsschakelaar
is.
5.1 AARD EN FREQUENTIE CONTROLES
5.2 ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
WAAR GEEN GEKWALIFICEERD
PERSONEEL BIJ NODIG IS
Om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren moet eerst
de deur van de generator worden geopend. Hierbij dienen
de volgende maatregelen in acht genomen te worden:
1) De generator moet in een volledige stilstandspositie zijn
en alle onderdelen moeten afgekoeld zijn.
2) Laat de eenheid afkoelen.
3) Zet de veiligheidsschakelaar in positie „0“.
N.B. Zet hem na de controle weer in positie „I“.
OLIEPEILCONTROLE
1) Verwijder de olievuldop (nr. 9 fig. 8) en maak de peilstok
schoon.
2) Breng de peilstok terug door hem er weer volledig in te
schroeven.
3) Verwijder de peilstok en controleer of het olieniveau
tussen de minimum- en maximumniveaus ligt.
Zo niet, bijvullen met de aanbevolen olie.
4) Breng de dop weer aan.
LET OP
Alle controles moeten worden uitgevoerd terwijl de
generatorgroep waterpas staat.
controle
verversen
(2)
(2)
Luchtfilter schoonmaken
(1)(2)
Bougie controle - schoonmaken
(2)
Klepafstelling controle - afstellen
(2)
Benzinefilter en -tank schoonmaken
(2)
Toerental
of frequentie afstellen
(2)
(2)
Ophangpunten voor
trillingsdempers controle
(2)
Benzineslangen controle Iedere twee jaar (2)
(eventueel vervangen)
N.B. (1): In stoffige gebieden vaker schoonmaken
(2): Alleen door vakpersoneel laten uitvoeren
REGULIERE PERIODES TUSSEN ONDERHOUDSBEURTEN
uitvoeren met de tussenperiodes of na de werkuren
die in de tabel worden gegeven, afhankelijk van de
situatie die zich het eerst voordoet.
Iedere
anno
of
300 uur
Iedere
6 maa.
of
100 uur
Eerste
maand
of
20 uur
Iedere
3 maa.
of
50 uur
Motorolie
Ieder
gebruik
34
FORLI' Italy
5.3 ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
WAAR GEKWALIFICEERD PERSONEEL
BIJ NODIG IS
Voor sommige onderhoudswerkzaamheden kan de eenheid
na het losdraaien van de klemschroeven (nr. 28 fig. 7 en 15)
uit de behuizing worden getrokken.
5.3.1 OLIE VERVERSEN
Maak gebruik van detergent-olie voor viertaktmotoren,
klasse API SG of SF (aangegeven op oliecontainer) met een
SAE-viscositeit die geschikt is voor het klimaat (zie tabel).
Om de olie er gemakkelijker uit te laten lopen kunt u de
motor ongeveer 3 - 5 minuten laten lopen. Vervolgens loost
u de olie terwijl de motor nog warm is, zodat de olie na het
verwijderen van de afvoerklep (nr. 8 fig 8 en 15) sneller en
vollediger via de afvoerpijp (nr. 2 fig. 8 en 15) naar buiten
stroomt.
Aanvullen met de aanbevolen olie via de vulklep (nr. 9 fig. 8)
Tabel 2 toont de hoeveelheid olie in de oliepan.
Model Liters
1000 0,45
2500 0,6
3000 0,6
4000 1,1
5500 1,1
TAB. 2
GEVAAR
U kunt zich aan de hete olie verbranden.
Wanneer u de motor met weinig olie laat lopen, kan de
motor zelf ernstige schadeoplopen.
Controleer het olieniveau wanneer de motor stil staat.
LET OP
Laat de gebruikte olie niet op de grond lopen. De olie dient
te worden opgevangen en overgeleverd aan gekwalificeerde
bedrijven voor verwerking volgens de plaatselijk geldende
regels.
5.3.2 ONDERHOUD LUCHTFILTER
LET OP
Een vervuild luchtfilter vermindert de luchtstroom naar de
carburateur. Om de carburateur goed te laten werken moet
u het filter regelmatig controleren. Vaker controleren wanneer
de motor in stoffige gebieden wordt gebruikt.
GEVAAR
Maak voor het schoonmaken van het luchtfilter nooit gebruik
van dieselolie of oplosmiddelen met een laag
verdampingspunt, aangezien dit brand of ontploffingen kan
veroorzaken.
Laat de motor nooit zonder luchtfilter lopen, aangezien hij in
korte tijd beschadigd kan raken.
1 Controleer beide patronen. Vervang ze als er gaten of
scheuren in zitten (model 1000 H/HG is uitgerust met
één patroon).
2 Patroon van schuimrubber: wassen met een neutrale
reinigingsoplossing en goed afspoelen. Laat de patroon
volledig opdrogen en vervolgens doorweken i n
schone motorolie. Overtollige olie uitwringen.
3 Patroon van papier: enkele malen zacht tegen een hard
oppervlak slaan om het vuil te verwijderen, of
perslucht van binnen naar buiten door het filter blazen.
Probeer het vuil niet weg te borstelen: hierdoor zou het
vuil alleen maar in de vezels komen. Als de papieren
patroon te vies is dient u hem te vervangen.
5.3.3 ONDERHOUD BOUGIE
AANBEVOLEN BOUGIE:
Model 1000 BMR-4A (980073-54744) NGK
BPMR4A-10 (98073-54941) NGK
Model 2500/3000/4000/5500
BP6ES, BPR6ES NGK
W20EP-U, W20EPR-U ND
Maak nooit gebruik van bougies met andere thermische
waarden.
1 Verwijder de bougiestekker (nr. 1 fig. 8) en maak gebruik
van een geschikte bougiesleutel om de bougie te
verwijderen.
2 Controleer de bougie. Als hij versleten is of de isolator
beschadigd of aangetast is, dient u hem te vervangen.
Maak de bougie schoon met een ijzeren borstel als hij
opnieuw moet worden gebruikt.
3 Meet de afstand tussen de elektroden met behulp van
een diktemeter.
De afstand moet 0,7 - 0,8 mm zijn.
Indien nodig aanpassen door de zij-electrode te buigen.
4 Controleer of de afdichtring van de bougie in goede
conditie verkeerd en schroef hem met de hand vast en
zorg ervoor dat hij goed recht zit.
10W 30
-30° -20° -10° 010° 20° 30° 40°
Kamertemperatuur
MULTIGRADE
SG / SF
Warme klimaten
Koude klimaten
15W 50
35
FORLI' Italy
5 Na de montage de bougie vastdraaien met behulp van
een bougiesleutel met het juiste aandrijfmoment.
LET OP
Bij de montage van een nieuwe bougie dient u deze een
halve slag te draaien nadat hij stevig tegen de afdichting is
geplaatst. Wanneer u dezelfde bougie opnieuw gebruikt is
een 1/8 - 1/4 slag voldoende.
PAS OP
De bougie moet goed worden vastgedraaid. Een losse
bougie kan zeer heet worden en de motor beschadigen.
5.3.4 SPANNINGSREGELING
De regeling dient te worden uitgevoerd als de motor warm
is en de generator zonder belasting loopt.
Controleer de spanning van de generator door middel van
een testapparaat of voltmeter verbonden met de stekkerbus
van 230V of de aansluitklemmen (nr. 17-18 fig. 6 en 14) van
de generator.
De spanning moet tussen 230 en 240 Volt liggen.
Als deze waarden niet worden gemeten moet u de
stroomregelschroef (nr. 32 fig. 10 en 15) bijstellen.
Met de wijzers van de klok meedraaien om de spanning te
verhogen.
Tegen de wijzers van de klok in draaien om zowel het
toerental als de spanning te verlagen.
6.00 STILSTAND EN DEMONTAGE
6.01 DEMONTAGE
De eenheid mag alleen door gekwalificeerd werkplaatsen
worden gedemonteerd.
7.0 WAT TE DOEN BIJ BRAND
In het geval van brand mag u de generatorbehuizing niet
openen en moet u gebruik maken van de goedgekeurde
brandblussers.
36
FORLI' Italy
8.0 TECHNISCHE GEGEVENS
8.1 TECHNISCHE SPECIFICATIES
MOTOR 1000H 2500H 3000H 4000H 5500H
Type eencilinder
viertakt eencilinder, viertakt, hangende kleppen
zijkleppen
Honda model G100K2 GX 160 GX 200 GX 270 GX 390
Cilinderinhoud cm
3
97 163 196 270 389
Boring x slag mm 52x46 68x45 68x54 77x58 88x64
Verbruik gkW/h 300 230 230 230 235
Brandstof loodvrije benzine
Startsysteem elektronisch
Bougie NGK / ND NGK NGK NGK NGK
Vermogen motoroliepan liters 0,45 0,6 0,6 1,1 1,1
Snelheidsregelaar automatische centrifugaalregeling
STROOMOPWEKKER 1000H 2500H 3000H 4000H 5500H
Type
synchroon, enkelfasig, zelfregulerend, zelfbekrachtigend, tweepolig, borstelloos
Max. piekvermogen W 900 2200 2700 3800 5300
Voor continu gebruik W 800 2000 2400 3500 4500
Spanning/frequentie 230V 50Hz
Gelijkspanning 12V 25A 12V 10A 12V 10A 12V 10A 12V 10A
Rotorisolatie klasse H H H H H H
Statorisolatie klasse F F F F F F
Koeling luchtkoeling
GENERATOR 1000H 2500H 3000H 4000H 5500H
Totaal gewicht Kg 39 50 59 102 132
Afmetingen (Lengte x Breedte x Hoogte) mm 470x320x315 530x385x290 570x385x290 660x475x355 700x520x510
Ontsteking elektrisch/handmatig
Benzinepomp vacuüm
Afstandsbediening Afzonderlijk bedieningspaneel met:
startknop
choke-knop
stopschakelaar
LED laag benzine peil
in-bedrijf lampje
olielampje (automatische stop)
uurmeter
AN ELECTROLUX COMPANY
Operating and Maintenance Handbook
Libretto Istruzioni Uso e Manutenzione
Bedienungs- und Wartungsanleitung
Bedienings- en onderhoudshandleiding
Livret d'Usage et d'Entretien
Manual de instrucciones de uso y mantenimiento
Read all instructions and advice given in this handbook carefully before use.
Prima di utilizzare il generatore leggere attentamente le istruzioni e le indicazioni riportate nel seguente manuale.
Vor dem Gebrauch des Generators diese Bedienungs- und Wartungsanleitung aufmerksam lesen.
Lees alle aanwijzingen en adviezen in deze handleiding nauwkeurig door voordat u de generator in gebruik neemt
Avant d’utiliser le générateur, lire attentivement les instructions et les renseignements du présent livret.
Antes de utilizar el generador, leer con cuidado las instrucciones y las indicaciones del manual.
Ed. 02/1998
1000 H/HG
2500 H/HG
3000 H/HG
4000 H/HG
5500 H/HG

Documenttranscriptie

FORLI' Italy ALGEMENE INHOUDSOPGAVE GB ................................................ Pag. INHOUDSOPGAVE Omschrijving Pagina 1.0 Identificatie ....................................................... 29 1.1 Producent ........................................................ 29 1.2 Definities .......................................................... 29 1.3 Vervoer - verplaatsing - opslag ......................... 29 1.3.1 Opslagomstandigheden ................................... 29 1.3.2 Gewicht ........................................................... 29 1.3.3 Afmetingen ...................................................... 29 1.3.4 Verplaatsing ..................................................... 29 2.0 Installatie ...................................................... 29 2.1 Bevoegd personeel .......................................... 29 2.2 Montage van de generator ............................... 30 2.3 Elektrische aansluitingen .................................. 30 2.3.1 Aansluiting van de acculader ............................ 30 2.3.2 Aansluiting van de startaccu ............................ 30 2.3.3 Aansluiting afstandbedieningspaneel ................ 30 2.4 Installeren van de benzinetank Aansluiting aan de gasfles ................................ 31 3.0 Algemene bediening ................................... 31 3.1 Beschrijving van de generator en zijn werking .. 31 3.2 Veiligheidsadvies .............................................. 31 3.3 Geluidsniveaus ................................................. 31 4.0 Gebruiksinstructies .................................... 32 4.1 Starten van de generator ................................. 32 4.2 De generator stoppen ...................................... 32 4.3 Onvermijdbare risico’s ...................................... 32 4.4 Onjuist gebruik ................................................. 32 4.5 Praktische aanwijzingen ................................... 32 4.6 Foutopsporing ................................................. 32 5.0 Onderhoud .................................................... 33 5.1 Aard en frequentie controles ............................ 33 5.2 Onderhoudswerkzaamheden waar geen gekwalificeerd personeel bij nodig is ................ 33 5.3 Onderhoudswerkzaamheden waar gekwalificeerd personeel bij nodig is ................ 34 5.3.1 Olie verversen .................................................. 34 5.3.2 Onderhoud luchtfilter ........................................ 34 5.3.3 Onderhoud bougie ........................................... 34 5.3.4 Spanningsregeling ........................................... 35 6.0 Stilstand en demontage ............................. 35 6.1 Demontage ...................................................... 35 7.0 Wat te doen bij brand ................................. 35 8.0 Technisch gegevensblad ........................... 36 8.1 Technische specificaties .................................. 36 8.2 Stroomschema’s ....................................... 55÷71 1÷9 I ................................................ Pag. 10÷18 D ................................................ Pag. 19÷27 NL ................................................ Pag. 28÷36 F ................................................ Pag. 37÷45 SP ................................................ Pag. 46÷54 © WTA srl -1998 Alle rechten voorbehouden Gedrukt in Italië Teksten en grafieken door: VEGA - Forlì Niets uit deze uitgave mag in enige vorm of op enige wijze worden gereproduceerd, gekopieerd of verspreid, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van WTA srl. Figuren, omschrijvingen, verwijzingen en technische gegevens in deze handleiding worden slechts als voorbeeld gebruikt en zijn niet bindend. Aangezien WTA een beleid voert waarbij producten en veiligheid voortdurend worden verbeterd, behouden wij het recht voor op ieder moment, zonder mededeling vooraf, wijzigingen aan te brengen. 28 FORLI' 1.0 IDENTIFICATIE 1.3.3 AFMETINGEN Het -identificatieplaatje van de machine is aan de buitenzijde van de platen behuizing (zie fig. 1) bevestigd. 1.1 Zie fig. 2, 3, 4: Model PRODUCENT INSTALLATIE TYPE A WTA srl Via Virgilio, 3 47100 FORLI' - ITALIË P. IVA 00718330400 1.2 Italy DEFINITIES In deze handleiding worden drie soorten „veiligheidsafbeeldingen“ gebruikt om verschillende gevarenniveaus of andere belangrijke informatie aan te duiden. INSTALLATIE TYPE B GEVAAR Vestigt uw aandacht op potentieel gevaarlijke situaties die ernstig persoonlijk letsel kunnen veroorzaken. PAS OP DIM. OPENING Vestigt uw aandacht op potentieel gevaarlijke situaties die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken. LET OP 1000 2500 3000 4000 5500 A mm 470 530 570 660 700 B mm 535 605 650 740 -- C mm 565 640 680 770 770 D mm 320 385 385 475 520 E mm 315 290 290 355 510 F mm 260 295 295 310 -- G mm 27 30 30 62 -- H mm -- 360 360 -- -- I mm 65 87 113 78 -- L mm 65 96 97 265 -- M mm 225 222 230 130 -- N mm 36 28 25 17 -- O mm 535 605 650 740 735 P mm 27 30 30 62 55 Q mm 260 295 295 310 370 X mm 590 650 690 780 780 Y mm 385 430 435 540 530 Z mm 335 305 305 380 530 220 220 260 -- luchtaanzuiggebied Vestigt uw aandacht op situaties die storingen of schade aan de machine kunnen veroorzaken. cm2 220 1.3.4 VERPLAATSING 1.3 VERVOER - VERPLAATSING - OPSLAG 1.3.1 OPSLAGOMSTANDIGHEDEN De generator wordt door middel van geschikte verpakking bestaande uit karton, polystyreen en een versterkte houten bodem beschermd tegen plotselinge schokken. De generator dient horizontaal te worden opgeslagen in een droge en goed geventileerde ruimte. 1.3.2 GEWICHT Brutogewicht (inclusief verpakking): Mod. 1000 .......................................... Kg 50 Mod. 2500 .......................................... Kg 62 Mod. 3000 .......................................... Kg 71 Mod. 4000 .......................................... Kg 114 Mod. 5500 .......................................... Kg 140 De verpakte generator kan met normale hef- en transportmiddelen worden verplaatst. Kisten zijn uitgerust met afstandsstukken voor het gebruik van handmatige vorkhefwerktuigen. GEVAAR Neem de voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van ongelukken en de veiligheidsvoorschriften nauwkeurig in acht tijdens het heffen en vervoeren en maak altijd gebruik van machines met een hoger maximaal vermogen dan de lading die moet worden opgetild. 2.0 INSTALLATIE 2.1 BEVOEGD PERSONEEL De generator mag alleen door bevoegd personeel op het voertuig (caravan, camper of bijzonder voertuig) worden geïnstalleerd en wel door vakbekwame monteurs of werkplaatsen die direct door W.T.A. zijn geautoriseerd. 29 FORLI' Italy Wanneer de installatie door onbevoegde monteurs of werkplaatsen is uitgevoerd wijst W.T.A. elke verantwoordelijkheid voor de veiligheid en efficiënte werking van de generator volgens machinerichtlijn 89/392/EEG van de hand. uitlaatgaten en luchtinlaten in de vloer en deur. Maak bovendien gebruik van een als accessoire geleverde uitlaatverbindingsstuk (fig. 4) dat direct op de generatorbehuizing wordt bevestigd met schroeven of klinken. Om te voorkomen dat het uitlaatgas hercirculeert binnen het compartiment dient er een vuurvaste afdichting rondom het uitlaatverbindingsstuk te worden aangebracht. GEVAAR 2.3 De aanwijzingen in paragraaf 2.2 - 2.3 - 2.4 zijn alleen bestemd voor gekwalificeerde monteurs. 2.2 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN Maak voor 230V gebruik van een standaard kabel met een doorsnede die overeenstemt met de onderstaande tabel 1. Steek hem binnen de behuizing via de draaddoorgang (nr. 30 fig. 7 en 9) en verbind hem met de aansluitklemmen (nr. 17/18 fig. 6 en 14) Verbind de aarddraad met nr. 15. De elektrische stroomkring moet over een relais of een wisselschakelaar beschikken (b.v. accessoire AG 102/ AG113) om te voorkomen dat de generator wordt beschadigd wanneer de camper aan een externe netvoeding wordt aangesloten (er wordt automatisch prioriteit gegeven aan het stroomnet). MONTAGE VAN DE GENERATOR De generatormodellen 1000 - 2500 - 3000 - 4000 zijn uitgerust met bevestigingsbeugels, trillingsdempers en een benzinefilter die aan de brandstofvoedingsleiding naar de generator dient te worden bevestigd. Met de bevestigingsbeugels kan de generator zowel hangend (montagetype „A“, zie fig. 3) als op traditionele wijze worden gemonteerd (montagetype „B“, zie fig. 4). Dit is mogelijk door het draagvermogen van de buitenconstructie. Model 5500 is uitgerust met beugels ter bevestiging van de buitenafdichting, beugels voor de verankering van de eenheid, trillingsdempers, een geluiddemper (nr. 29 fig. 16) die aan de uitlaatleiding die wordt geleverd als accessoire AG 125 (nr. 34 fig. 16) moet worden aangebracht en een benzinefilter die standaard binnen de behuizing wordt geïnstalleerd (nr. 33 fig. 15). Met de beugels (nr. 31 fig. 16) waarmee de afdichting (nr. 35 fig. 16) kan worden bevestigd is het mogelijk de generator volledig - inclusief afdichting binnen de bestemde ruimte te monteren en de zijkant van het voertuig perfect af te dichten. De uitlaatslang kan naar wens worden gelegd, zoals te zien in fig. 16, door de kromming binnen het apparaat naar boven of naar onder te draaien. Door de kromming te verwijderen is het ook mogelijk de uitlaatleiding direct door de behuizing aan de linkerzijde aan te brengen. De bestemde installatieplaats moet zowel het gewicht van de generator als de trillingen als gevolg van de bewegingen van het voertuig kunnen verdragen („TYPE B“-montage). Montagetype „A“ (hangende installatie) biedt de volgende voordelen: kleinere afmetingen, snelle installatie, eenvoudige toegang voor normale en bijzondere onderhoudswerkzaamheden. Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is rondom de behuizing van de generator, zodat de lucht er goed langs kan stromen (afkoeling). Het is ook noodzakelijk een afstand van ten minste 20 mm te behouden tussen de behuizing en de omliggende onderdelen. Wanneer de behuizing achter een wiel van het voertuig wordt gemonteerd dient u er voor te zorgen dat tijdens het rijden op natte wegen de band geen water in de generator kan spatten. Voor montagetype „A“ moet u de meegeleverde metalen steunen gebruiken om ervoor te zorgen dat de generatorgroep goed vast zit. Wanneer de voorkeur wordt gegeven aan montagetype „B“ (traditionele installatie), moet er eerst voor een waterdicht compartiment (fig. 2) gezorgd worden - tegen het voertuiginterieur en met de afmetingen die zijn gegeven in paragraaf 1.3.3 - met geboorde Mod. 1000 2500 3000 4000 5500 Doo. mm2 Doo. mm2 230 V 12 V 1,5 6 2,5 2,5 2,5 2,5 4 2,5 4 2,5 6m >6m 10 10 10 10 16 16 16 16 16 25 Stroomsnoeren Acculader Accu-aansluiting TAB. 1 2.3.1 AANSLUITING VAN DE ACCULADER Maak gebruik van een draad met een minimale doorsnede die overeenstemt met de bovenstaande tabel 1 om de aansluitklem (nr. 16 fig. 6 en 14) te verbinden met de pluspool van de op te laden accu. Voeg de spanningsregelaar AG111 of eventueel een schakelaar toe om het opladen af te kunnen breken. (Zie aansluitschema’s, pagina 55 - 71). 2.3.2 AANSLUITING VAN DE STARTACCU Om de generator te starten moet u een vuurvaste, beklede snoer met een doorsnede die overeenstemt met de bovenstaande tabel 1 verbinden met de pluspool van de startaccu van het voertuig en met de aansluitklem (nr. 12 fig. 6 en 14). De aarddraad moet dezelfde doorsnede hebben en vanaf nr. 13 verbonden zijn met het frame van het voertuig. Zorg ervoor dat de verbinding schoon en roestvrij is (m.a.w. schuur het oppervlak als het geverfd is) en bescherm deze met vet. 2.3.3 AANSLUITING AFSTANDBEDIENINGSPANEEL Plaats het bedieningspaneel op de gewenste positie binnen het voertuig en maak gebruik van de afzonderlijk geteste verlengingskabel AG103 om hem via de connector (nr. 14 fig. 6 en 14) met de generatorgroep te verbinden. 30 FORLI' 2.4 INSTALLEREN VAN DE BENZINETANK Monteer de benzinetank zo dicht mogelijk bij de generator en (indien mogelijk) op dezelfde hoogte, of maximaal 30 cm daar onder. Behalve dat u de lengte van de benzineleiding zo klein mogelijk moet houden moet u er ook voor zorgen dat de slang niet is verbogen of platgedrukt. Plaats de tank niet bij warmtebronnen en zorg ervoor dat er geen water kan binnendringen. Monteer alle aansluitingen met LOCTITE 577 om lekkage van benzine te voorkomen. Maak gebruik van een met rubber beklede slang van 6x13mm (van hetzelfde type als gebruikt voor de generatorgroep) die geschikt is voor loodvrije benzine. Voor de verlenging dient men de meegeleverde klemmen en het filter te gebruiken. Het is aan te raden benzineslang AG118 (accessoire) te gebruiken voor de verbinding van de tank naar de tankmond. LET OP Model 5500 heeft geen benzinetank nodig, aangezien deze standaard in de behuizing van de generatorgroep is gemonteerd. 3.2 Italy VEILIGHEIDSADVIES De eenheid zit in een perfect afgesloten behuizing. Hierdoor is het niet mogelijk dat hete of bewegende onderdelen of spanningsleidingen worden aangeraakt. De deur van de eenheid is uitgerust met een slot en de sleutel mag niet binnen het bereik van kinderen of onbevoegd personeel worden achtergelaten. GEVAAR • De eenheid mag alleen worden gebruikt als de deur is gesloten. • Houd brandgevaarlijke stoffen als benzine, verf, oplosmiddelen, etc. uit de buurt van de generator. • Laat de hete onderdelen van de generatorgroep niet in contact komen met brandbare materialen. • Nooit tanken terwijl de motor loopt als de tank dicht bij de generator is geplaatst. • Raak de generator en zijn aansluitingen nooit aan met natte handen. • Vervang de zekeringen of thermoschakelaars nooit met exemplaren met een hogere amperage. • Alle controles aan elektrische onderdelen vinden plaats als de motor stil staat en mogen alleen door bevoegd personeel worden uitgevoerd. AANSLUITING AAN DE GASFLES PAS OP Voor de LPG-generatorgroep moet het gas uit het bovenste deel van de rechtop staande fles worden genomen, achter de gasafnamesteunen en voor de drukregelaar van de fles, zodat het gas de generatorgroep in gasvorm en onder hoge druk binnengaat. (Aanbevolen minimale druk: 0,7 - 0,9 bar) 3.0 ALGEMENE BEDIENING LET OP De onderneming wijst iedere verantwoordelijkheid af voor schades als gevolg van storingen in de generator. 3.1 De generator wordt vervaardigd volgens de veiligheidsvoorschriften die worden beschreven in de conformiteitsverklaring. 3.3 GELUIDSNIVEAUS De generator is onderworpen aan een geluidemissietest bij een gekwalificeerd ISTEDIL-laboratorium, waar alle noodzakelijke tests zijn uitgevoerd en EG-certificaat nr. I225/92 werd verstrekt, met de volgende resultaten: Gemeten volgens EG-richtlijn 84/536 GELUIDSNIVEAU: Mod. 1000 .......................................... LwA 81 Mod. 2500 .......................................... LwA 85 Mod. 3000 .......................................... LwA 85 Mod. 4000 .......................................... LwA 87 Mod. 5500 .......................................... LwA 87 BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR EN ZIJN WERKING De generator bestaat uit een endothermische benzinemotor die verbonden is met een stroomopwekker die zowel wisselals gelijkstroom produceert. De eenheid is gehuld in een geluiddichte behuizing van plaatstaal en wordt geïsoleerd met speciale dempende materialen. De benzine gaat naar de verbrandingsmotor via een pomp die standaard op de eenheid zelf wordt gemonteerd. 31 FORLI' Italy 4.0 GEBRUIKSINSTRUCTIES 4.1 STARTEN VAN DE GENERATOR 4.4 GEVAAR Normaal wordt de accu van 12 V gebruikt om de generatorgroep te starten. Zet eerst de rode knop (nr. 27 fig. 5) op het bedieningspaneel in de positie „I“. Om de generatorgroep bij een koude motor te starten moet u de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) tegelijk met de witte CHOKE-knop gedurende max. 5 seconden ingedrukt houden. Wanneer u de LPG-generator bij een koude motor wilt starten moet u op de groene knop drukken (nr. 25 fig. 5) en tegelijkertijd de witte knop (nr. 26 fig. 5) gedurende ongeveer een seconde „aantippen“ met onderbrekingen van 3 seconden. Zodra de motor aanslaat moet u beide knoppen loslaten. Als de motor niet wil starten moet u een paar seconden wachten en vervolgens de handeling herhalen. De generator mag alleen door gekwalificeerd personeel worden geïnstalleerd, volgens de aanwijzingen van de producent. De generator mag uitsluitend worden gebruikt voor het opwekken van stroom voor voertuigen die zijn uitgerust met een standaard elektrische stroomkring die overeenstemt met de stroom die door de generator wordt voorzien. 4.5 Probeer niet gedurende langere tijd of meerdere keren (meer dan 5 pogingen achter elkaar) de generatorgroep te starten, aangezien hierdoor de startmotor beschadigd kan raken. 4.6 FOUTOPSPORING Hieronder volgt een lijst met storingen die voor kunnen komen, met de respectievelijke oorzaken en mogelijke oplossingen. Als er storingen zijn die niet in deze lijst voorkomen, kunt u advies vragen bij een bevoegd klantenservicecentrum. Om de generatorgroep te starten als de motor al warm is, of in de zomer wanneer de buitentemperaturen hoog zijn, hoeft u alleen op de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) te drukken. Bij noodgevallen kan de generatorgroep met de hand worden gestart door middel van een starthendel (nr. 4 fig. 8 en 15), terwijl (als de motor koud is) de chokemagneet (nr. 36 fig. 8 en 15) met één hand wordt gesloten. De groene LED op het bedieningspaneel (nr. 23 fig. 5) geeft aan dat de generatorgroep correct werkt. 1 Wanneer de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) op het bedieningspaneel wordt ingedrukt, werkt de generator niet. Oorzaken en oplossingen: 1.1 Controleer of de rode schakelaar (nr. 27 fig. 5) in de positie „I“ staat. 1.2 Stroomsnoeren zijn los. (Door bevoegd personeel laten controleren). 1.3 Geen stroomvoorziening naar startmotor. (Door bevoegd personeel laten controleren). 1.4 Aarddraad van de generator niet aangesloten. (Door bevoegd personeel laten controleren). DE GENERATOR STOPPEN Zet de rode STOP-toets (nr. 27 fig. 5) op het bedieningspaneel in de positie „0“. Bij de modellen 2500 - 3000 - 4000 - 5500 kunt u eventueel ook gebruik maken van de veiligheidsschakelaar op de generatorgroep zelf (nr. 7 fig. 6 en 14). 4.3 PRAKTISCHE AANWIJZINGEN Voor het beste gebruik van de generator herinneren wij u er aan dat kleine, maar langdurige overbelastingen als gevolg kunnen hebben dat de thermoschakelaars (nr. 10 en 11 in fig. 6 en 14) worden uitgeschakeld. Gedurende de inlooptijd is het raadzaam de nieuwe motor niet te onderwerpen aan belastingen die de nominale belastingen met 70% overschrijden, in ieder geval tijdens de eerste 50 werkuren. PAS OP 4.2 ONJUIST GEBRUIK 2 De startmotor draait, maar de generator wil niet starten. Oorzaken en oplossingen: 2.1 Geen brandstof: controleren. 2.2 Geen olie in de motor. Controleer of het rode waarschuwingslampje (nr. 6 fig. 5) op het bedieningspaneel knippert tijdens het starten. Olieniveau controleren en eventueel bijvullen (zie Onderhoud). 2.3 De veiligheidsschakelaar (nr. 7 fig. 6 en 14) is in de positie „0“. Controleer en in positie „I“ zetten. 2.4 Controleer of de stekker van de bougie volledig is ingestoken. ONVERMIJDBARE RISICO’S GEVAAR De generator is uitgerust met een verbrandingsmotor en maakt zodoende gebruik van licht ontvlambare brandstoffen. Uitlaatgassen komen onder de behuizing en zijn, hoewel zij met koelingslucht worden vermengd, zeer heet. Raak de onderdelen van de behuizing vlakbij de uitlaat niet aan en plaats geen handen of andere objecten in de behuizing. 32 FORLI' 2.5 2.6 Geen stroom in de bougie. (Door bevoegd personeel laten controleren). Er gaat geen brandstof naar de carburateur. (Door bevoegd personeel laten controleren). 3 De generator slaat af. Oorzaken en oplossingen: 3.1 Geen brandstof meer in de tank: tanken. 3.2 Laag olieniveau. Controleren en bijvullen. (Zie Onderhoud). 3.3 Luchtfilter is vies. (Door bevoegd personeel laten controleren). 4 De generator produceert geen stroom Oorzaken en oplossingen: 4.1 Thermoschakelaar is uitgeschakeld. Aanzetten door op de schakelaars te drukken (nr. 10 fig. 6 en 14) voor 230V A.C., (nr. 11 fig. 6 en 14) voor 12V D.C. 4.2 Condensator (nr. 19 fig. 8) is beschadigd. (Door gekwalificeerd personeel laten controleren). 4.3 Diodenbrug (nr. 21 fig. 8) is beschadigd. In dit geval werken alleen de 12V D.C. en de groene LED op het controlepaneel niet. (Door gekwalificeerd personeel laten controleren). 4.4 Rotordioden zijn beschadigd. (Door gekwalificeerd personeel laten controleren). 4.5 Frequentie te laag. (Door gekwalificeerd personeel laten controleren). 5 De geleverde stroom produceert schommelingen Oorzaken en oplossingen: 5.1 Te veel olie in de motor: controleren. 5.2 Defecte carburateur. Laat de carburateur schoonmaken door gekwalificeerd personeel. Italy veiligheidsschakelaar (nr. 7 fig. 6 en 14) naar positie „O“ draaien, om te voorkomen dat de eenheid per ongeluk wordt gestart. Bij model 1000 moet u de bougie-stekker (nr. 1 fig. 8) los maken, aangezien er geen veiligheidsschakelaar is. 5.1 AARD EN FREQUENTIE CONTROLES REGULIERE PERIODES TUSSEN ONDERHOUDSBEURTEN Eerste Iedere Iedere Iedere uitvoeren met de tussenperiodes of na de werkuren Ieder maand 3 maa. 6 maa. anno die in de tabel worden gegeven, afhankelijk van de gebruik of of of of situatie die zich het eerst voordoet. 20 uur 50 uur 100 uur 300 uur controle Motorolie ▲ verversen Luchtfilter ▲(2) schoonmaken ▲(2) (1)▲(2) ▲(2) Bougie controle - schoonmaken Klepafstelling controle - afstellen ▲(2) Benzinefilter en -tank schoonmaken ▲(2) Toerental of frequentie afstellen Ophangpunten voor trillingsdempers Benzineslangen N.B. 5.2 ▲(2) ▲ (2) controle controle (eventueel vervangen) ▲(2) Iedere twee jaar (2) (1): In stoffige gebieden vaker schoonmaken (2): Alleen door vakpersoneel laten uitvoeren ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN WAAR GEEN GEKWALIFICEERD PERSONEEL BIJ NODIG IS Om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren moet eerst de deur van de generator worden geopend. Hierbij dienen de volgende maatregelen in acht genomen te worden: 1) De generator moet in een volledige stilstandspositie zijn en alle onderdelen moeten afgekoeld zijn. 2) Laat de eenheid afkoelen. 3) Zet de veiligheidsschakelaar in positie „0“. N.B. Zet hem na de controle weer in positie „I“. 5.0 ONDERHOUD LET OP Maak alleen gebruik van originele reserve-onderdelen. De generator kan worden beschadigd als er niet-originele onderdelen worden gebruikt die andere kwaliteitsnormen kennen. Goed en regelmatig onderhoud zijn van essentieel belang om de generator op maximaal vermogen te laten werken. Bovendien zal de generator bij regelmatig onderhoud langer meegaan. GEVAAR OLIEPEILCONTROLE 1) Verwijder de olievuldop (nr. 9 fig. 8) en maak de peilstok schoon. 2) Breng de peilstok terug door hem er weer volledig in te schroeven. 3) Verwijder de peilstok en controleer of het olieniveau tussen de minimum- en maximumniveaus ligt. Zo niet, bijvullen met de aanbevolen olie. 4) Breng de dop weer aan. LET OP Alle controles moeten worden uitgevoerd terwijl de generatorgroep waterpas staat. Voordat u controles of onderhoudswerkzaamheden gaat uitvoeren aan de generatorgroep, moet u de 33 FORLI' 5.3 Italy ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN WAAR GEKWALIFICEERD PERSONEEL BIJ NODIG IS 5.3.2 ONDERHOUD LUCHTFILTER LET OP Voor sommige onderhoudswerkzaamheden kan de eenheid na het losdraaien van de klemschroeven (nr. 28 fig. 7 en 15) uit de behuizing worden getrokken. Een vervuild luchtfilter vermindert de luchtstroom naar de carburateur. Om de carburateur goed te laten werken moet u het filter regelmatig controleren. Vaker controleren wanneer de motor in stoffige gebieden wordt gebruikt. 5.3.1 OLIE VERVERSEN 10W 30 -30° -20° -10° 0 10° GEVAAR Warme klimaten 15W 50 MULTIGRADE SG / SF Koude klimaten 20° 30° Maak voor het schoonmaken van het luchtfilter nooit gebruik van dieselolie of oplosmiddelen met een laag verdampingspunt, aangezien dit brand of ontploffingen kan veroorzaken. 40° Kamertemperatuur Maak gebruik van detergent-olie voor viertaktmotoren, klasse API SG of SF (aangegeven op oliecontainer) met een SAE-viscositeit die geschikt is voor het klimaat (zie tabel). Om de olie er gemakkelijker uit te laten lopen kunt u de motor ongeveer 3 - 5 minuten laten lopen. Vervolgens loost u de olie terwijl de motor nog warm is, zodat de olie na het verwijderen van de afvoerklep (nr. 8 fig 8 en 15) sneller en vollediger via de afvoerpijp (nr. 2 fig. 8 en 15) naar buiten stroomt. Aanvullen met de aanbevolen olie via de vulklep (nr. 9 fig. 8) Tabel 2 toont de hoeveelheid olie in de oliepan. Model 1000 2500 3000 4000 5500 Laat de motor nooit zonder luchtfilter lopen, aangezien hij in korte tijd beschadigd kan raken. 1 Controleer beide patronen. Vervang ze als er gaten of scheuren in zitten (model 1000 H/HG is uitgerust met één patroon). 2 Patroon van schuimrubber: wassen met een neutrale reinigingsoplossing en goed afspoelen. Laat de patroon volledig opdrogen en vervolgens doorweken i n schone motorolie. Overtollige olie uitwringen. 3 Patroon van papier: enkele malen zacht tegen een hard oppervlak slaan om het vuil te verwijderen, of perslucht van binnen naar buiten door het filter blazen. Probeer het vuil niet weg te borstelen: hierdoor zou het vuil alleen maar in de vezels komen. Als de papieren patroon te vies is dient u hem te vervangen. Liters 0,45 0,6 0,6 1,1 1,1 5.3.3 ONDERHOUD BOUGIE AANBEVOLEN BOUGIE: Model 1000 BMR-4A (980073-54744) NGK BPMR4A-10 (98073-54941) NGK TAB. 2 GEVAAR Model 2500/3000/4000/5500 BP6ES, BPR6ES W20EP-U, W20EPR-U • U kunt zich aan de hete olie verbranden. • Wanneer u de motor met weinig olie laat lopen, kan de motor zelf ernstige schadeoplopen. • Controleer het olieniveau wanneer de motor stil staat. NGK ND Maak nooit gebruik van bougies met andere thermische waarden. 1 Verwijder de bougiestekker (nr. 1 fig. 8) en maak gebruik van een geschikte bougiesleutel om de bougie te verwijderen. 2 Controleer de bougie. Als hij versleten is of de isolator beschadigd of aangetast is, dient u hem te vervangen. Maak de bougie schoon met een ijzeren borstel als hij opnieuw moet worden gebruikt. 3 Meet de afstand tussen de elektroden met behulp van een diktemeter. De afstand moet 0,7 - 0,8 mm zijn. Indien nodig aanpassen door de zij-electrode te buigen. 4 Controleer of de afdichtring van de bougie in goede conditie verkeerd en schroef hem met de hand vast en zorg ervoor dat hij goed recht zit. LET OP Laat de gebruikte olie niet op de grond lopen. De olie dient te worden opgevangen en overgeleverd aan gekwalificeerde bedrijven voor verwerking volgens de plaatselijk geldende regels. 34 FORLI' 5 Na de montage de bougie vastdraaien met behulp van een bougiesleutel met het juiste aandrijfmoment. LET OP Bij de montage van een nieuwe bougie dient u deze een halve slag te draaien nadat hij stevig tegen de afdichting is geplaatst. Wanneer u dezelfde bougie opnieuw gebruikt is een 1/8 - 1/4 slag voldoende. PAS OP De bougie moet goed worden vastgedraaid. Een losse bougie kan zeer heet worden en de motor beschadigen. 5.3.4 SPANNINGSREGELING De regeling dient te worden uitgevoerd als de motor warm is en de generator zonder belasting loopt. Controleer de spanning van de generator door middel van een testapparaat of voltmeter verbonden met de stekkerbus van 230V of de aansluitklemmen (nr. 17-18 fig. 6 en 14) van de generator. De spanning moet tussen 230 en 240 Volt liggen. Als deze waarden niet worden gemeten moet u de stroomregelschroef (nr. 32 fig. 10 en 15) bijstellen. Met de wijzers van de klok meedraaien om de spanning te verhogen. Tegen de wijzers van de klok in draaien om zowel het toerental als de spanning te verlagen. 6.00 STILSTAND EN DEMONTAGE 6.01 DEMONTAGE De eenheid mag alleen door gekwalificeerd werkplaatsen worden gedemonteerd. 7.0 WAT TE DOEN BIJ BRAND In het geval van brand mag u de generatorbehuizing niet openen en moet u gebruik maken van de goedgekeurde brandblussers. 35 Italy FORLI' Italy 8.0 TECHNISCHE GEGEVENS 8.1 TECHNISCHE SPECIFICATIES MOTOR 1000H Type Honda model Cilinderinhoud Boring x slag Verbruik Brandstof Startsysteem Bougie Vermogen motoroliepan Snelheidsregelaar mm gkW/h eencilinder viertakt zijkleppen G100K2 97 52x46 300 liters NGK / ND 0,45 cm3 STROOMOPWEKKER Type Max. piekvermogen Voor continu gebruik Spanning/frequentie Gelijkspanning Rotorisolatie klasse Statorisolatie klasse Koeling GENERATOR Totaal gewicht Afmetingen (Lengte x Breedte x Hoogte) Ontsteking Benzinepomp Afstandsbediening 2500H H F Kg mm 4000H 5500H eencilinder, viertakt, hangende kleppen GX 160 163 68x45 230 1000H W W 3000H GX 200 GX 270 196 270 68x54 77x58 230 230 loodvrije benzine elektronisch NGK NGK NGK 0,6 0,6 1,1 automatische centrifugaalregeling GX 390 389 88x64 235 2500H 5500H 3000H 4000H NGK 1,1 synchroon, enkelfasig, zelfregulerend, zelfbekrachtigend, tweepolig, borstelloos 900 2200 2700 3800 5300 800 2000 2400 3500 4500 230V 50Hz 12V 25A 12V 10A 12V 10A 12V 10A 12V 10A H H H H H F F F F F luchtkoeling 1000H 39 470x320x315 2500H 3000H 4000H 50 59 102 530x385x290 570x385x290 660x475x355 elektrisch/handmatig vacuüm Afzonderlijk bedieningspaneel met: startknop choke-knop stopschakelaar LED laag benzine peil in-bedrijf lampje olielampje (automatische stop) uurmeter 36 5500H 132 700x520x510 1000 H/HG 2500 H/HG 3000 H/HG 4000 H/HG 5500 H/HG AN ELECTROLUX COMPANY Ed. 02/1998 Operating and Maintenance Handbook Libretto Istruzioni Uso e Manutenzione Bedienungs- und Wartungsanleitung Bedienings- en onderhoudshandleiding Livret d'Usage et d'Entretien Manual de instrucciones de uso y mantenimiento Read all instructions and advice given in this handbook carefully before use. Prima di utilizzare il generatore leggere attentamente le istruzioni e le indicazioni riportate nel seguente manuale. Vor dem Gebrauch des Generators diese Bedienungs- und Wartungsanleitung aufmerksam lesen. Lees alle aanwijzingen en adviezen in deze handleiding nauwkeurig door voordat u de generator in gebruik neemt Avant d’utiliser le générateur, lire attentivement les instructions et les renseignements du présent livret. Antes de utilizar el generador, leer con cuidado las instrucciones y las indicaciones del manual.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59

WTA 5500 Data papier

Categorie
Stroomgeneratoren
Type
Data papier

in andere talen