GENERATORS
- 36 -
IS 9000 - 9500
De beluchter dient te worden gemonteerd tussen
perszijde van de zeewaterpomp en
uitlaatinjectiebocht (fig 11).
De beluchtingsslang van de beluchter dient vanaf de
beluchter àf te lopen om ophoping van water bij
uitgeschakelde generator te voorkomen (zie fig. 9).
Opm.: -De beluchtingsslang naar de bilge of naar een
huiddoorvoer ruimschoots boven de waterlijn laten lopen.
Er kan tijdens bedrijf kleine hoeveelheden water uit
komen.
2.6 Nat uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem dient geheel gescheiden te zijn van
dat van de hoofdmotor.
De maximale slanglengte van het waterslot tot aan
het hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2
meter. Anders kan er te veel water teruglopen het
waterslot in.
1- Waterslot
Deze dient op of onder het niveau van de voet van de
omkasting van de generator te worden gemonteerd. Het
waterslot voorkomt teruglopen van water naar de
generator en dempt het uitlaatlawaai. Voor verdere
maten zie fig. 4 en 5.
2 - Demper.
Deze dempt het uitlaatlawaai verder en dient maximaal
1 meter van de huiddoorvoer te worden gemonteerd.
3 - Huiddoorvoer koelwater.
3.0 BRANDSTOFSYSTEEM
De generatorset wordt van brandstof voorzien via
brandstofslangen gemarkeerd met “Diesel” voor de
toevoer en “Diesel return” voor de retour naar de tank
(fig. 13). Een brandstoffilter met waterafscheider dient in
de brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. Als
de tank 50 cm. of meer onder de brandstofpomp van de
generator ligt dient een terugslagklep met een
openingsdruk van minder dan 50 mbar. in de
brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. De
brandstofslangen dienen een binnendiameter te hebben
van 6,3 mm. Het materiaal hiervan moet voldoen aan
ISO 7840.
Voor verdere informatie betreffende de motor zie de
gebruikershandleiding van Yanmar.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4.1 Accu
Gebruik een aparte startaccu van 12 V en met een
minimum capaciteit van 70 Ah. als startaccu.
Gebruik geen accu met een kleinere capacitiet.
Gebruik kabels met een doorsnede van tenminste 25
mm2 als de lengte minder dan 5 meter bedraagt. Anders
tenminste 35 mm2 gebruiken. Sluit de kabels aan volgens
fig. 15.
- Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+] van
de startmotor.
- Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met
[-] gemarkeerde plaats op de generator aan.
- Bescherm de aansluitingen op de accu met zuurvrije
vaseline.
De generator is voorzien van een acculader voor het
laden van zijn eigen startaccu. (max. 15 A bij 12 V)
Monteer de accu in een goed geventileerde omgeving,
weg van elke mogelijke warmte- en ontstekingsbron
zoals de generator zelf. Controleer geregeld de
accupolen en het vloeistofnivo van de accu. Indien
de kabels moeten worden losgenomen volg dan
bovengenoemde instructies in omgekeerde
volgorde. Let op niet de accukabels te verwisselen.
Dit kan grote schade aan de generator en accu tot
gevolg hebben. Sluit geen andere verbruikers aan
op deze accu.
Om galvanische stromen te minimaliseren mag de
generatoraccu niet verbonden worden met andere accu’s
aan boord.
4.2 bedieningspaneel
Deze aansluiting kan gemaakt worden middels het
aansluitpaneel (1 van fig. 16). Gebruik de kabel die aan
het bedieningspaneel is bevestigd. De te gebruiken
connectoren zijn genummerd 1 tot en met 9. De
afschermingskabel dient op een aparte terminal (2 van
fig. 16) met een geïsoleerde kabelschoen te worden
bevestigd. Volg de kleurcoderingen van fig. 17 en gebruik
een trekontlasting op 3 van fig. 16.
Het bedieningspaneel bevat 5 LEDS voor controle en
alarm (1 van fig. 18), een urenteller (2 van fig. 18) en start
en stop knoppen (3/4/5 van fig. 18).
Voor bevestigen zie maten van fig. 18.
Voor bediening van de generator moet het paneel
worden gebruikt. Geen andere dan bijgeleverde
onderdelen gebruiken! Maak de accukabels los als u
aan het paneel werkt.
INFORMATIE
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING