Mase IS 09-10.2 Installatie gids

Type
Installatie gids

Deze handleiding is ook geschikt voor

GENERATORS
- 32 -
NL
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
DE GARANTIE KOMT TE VERVALLEN ALS DE INBOUW EN HET GEBRUIK NIET VOLGENS
DE SPECIFICATIES IN DEZE INSTALLATIEHANDLEIDING GEBEURT.
INHOUD
1 INSTALLATIE .................................................. 33
1.1 installatieruimte ................................................ 33
1.2 montage in het schip ........................................ 33
1.3 ventilatie ........................................................... 33
2 KOELSYSTEEM .............................................. 33
2.1 externe koelsysteem ........................................ 33
2.2 voorbeeld van installatie boven de waterlijn ....... 33
2.3 voorbeeld van installatie onder de waterlijn ....... 33
2.4 voorbeeld van installatie met een scheider water en
uitlaatgassen ................................................... 34
2.5 componenten ................................................... 34
2.6 nat uitlaatsysteem ........................................... 35
3
BRANDSTOFSYSTEEM ................................. 35
4 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN ................... 35
4.1 accu.................................................................35
4.2 bedieningspaneel ............................................. 35
4.3 wisselstroom .................................................... 35
4.4 hoofdschakelaar ...............................................36
5 HIJSEN ............................................................ 36
GEVAAR
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
Wijst op een dreigende gevaarlijke situatie die, als u deze omstandigheden niet
vermijdt, (dodelijk) lichamelijk letsel op kan leveren.
- Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet
vermijdt, lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet
vermijdt, matig lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan
hebben. Waarschuwt ook om veilig te werken.
Belangrijke informatie. Als de machine niet conform deze informatie wordt gebruikt kan
de garantie in gevaar komen.
INFORMATIE
De tekeningen die bijgevoegd zijn dienen alleen als illustratie. Ook als uw situatie niet exact met deze illustraties
overeen komt blijven de aanwijzingen en veiligheidsvoorschriften onverminderd van kracht.
MASE streeft er naar continue haar produkten te verbeteren. Modificaties kunnen zonder mededeling vooraf
worden doorgevoerd.
GENERATORS
-
33
-
NL
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
1. INSTALLATIE
De generator moet in een voldoende geventileerde
omgeving staan, met voldoende aanvoer voor de
verbrandingslucht. De ruimte moet gescheiden van andere
vertrekken en geluidswerend zijn uitgevoerd. De generator
moet zo geplaatst zijn dat deze goed toegankelijk is voor
normaal onderhoud. Voortstuwingsmotoren mogen in de
zelfde ruimte staan opgesteld, mits aan bovenstaande
voorwaarden wordt voldaan.
1.2 Montage in het schip
Om de generator goed vast te zetten moet deze op een
frame worden gemonteerd die voldoende sterk is en
trillingen kan absorberen. Boorgaten volgens fig. 1.
1.3 Ventilatie
De generator is lucht gekoeld. De diesel motor is
vloeistofgekoeld.
In de geluiddichte omkasting zitten openingen voor het
toelaten van verbrandingslucht. Deze mogen niet worden
afgesloten! (fig. 2)
2. KOELSYSTEEM
De motor van de IS 8-9.5 heeft indirekte vloeistofkoeling.
De warmte van het koelsysteem wordt via een
warmtewisselaar aan het buitenwater afgegeven. De
elektrische generator is luchtgekoeld.
Een uitlaatsysteem voor het afvoeren van het koelwater/
uitlaatgas mengsel dient aanwezig te zijn (zie hoofdstuk
2).
2.1 Extern koelsysteem
Schepen gebruiken gewoonlijk één van de twee systemen
voor het innemen van buitenwater (fig.3).
1 - direct open huiddoorvoer
2 - systeem met schelp
Mase beveelt het gebruik van systeem 1. aan. Dit systeem
voorkomt het gevaar dat water onder druk langs de
waterpomp de motor binnendringt.
Gebruik geen afscherming van de waterinlaat.
Het huiddoorvoersysteem van MASE is aangepast
om het binnendringen van vervuiling te voorkomen.
Als andere, op de markt te verkrijgen systemen
gebruikt worden dan moeten deze vaker worden
gekontroleerd en schoongemaakt.
Het systeem met schelp kan de volgende problemen
veroorzaken.
a - Gemonteerd met de sleuven in de vaarrichting:
Gedurende de vaart met de generator buiten werking kan
door de opgebouwde druk water langs de waterpomp door
de uitlaat de motor binnendringen.
b - Gemonteerd met de sleuven naar achteren gericht:
Gedurende de vaart kan nu onderdruk ontstaan. De
waterpomp kan nu onvoldoende pompen waardoor
oververhitting van de generator dreigt. Ook kunnen er
startproblemen van de pomp optreden waardoor de impeller
kapot kan gaan.
2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn
(fig.4)
1 huiddoorvoer
2 huidafsluiter
3 aftapkraan
4 wierpot
5 generator
6 waterslot
7 demper
8 huiddoorvoer
9 waterlijn
A - slangen, inwendige diameter 50 mm.
B - slangen, inwendige diameter 15 mm.
C - slangenklemmen
Maten zoals aangegeven in fig. 4 en 5 dienen
aangehouden te worden.
Het waterslot (6 fig. 4) vangt het water uit de uitlaat
op als de generator uit staat. Zo wordt voorkomen
dat water terug de motor in kan stromen via het
uitlaatspruitstuk en de uitlaatkleppen. Om deze
bescherming goed te laten werken is het essentieel
dat de in deze figuur genoemde maten worden
aangehouden.
2.3 Voorbeeld van montage onder de waterlijn
(fig.5).
1 huiddoorvoer
2 huidafsluiter
3 aftapkraan
4 wierpot
5 beluchter
6 waterslot
7 demper
8 huiddoorvoer
9 generator
10 lekleiding
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
INFORMATIE
GENERATORS
- 34 -
NL
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
11 waterlijn
A - slangen, inwendige diameter 50 mm.
B - slangen, inwendige diameter 15 mm.
C - slangenklemmen
2.4 Voorbeeld van installatie met een scheider
water en uitlaatgassen, boven of onder de waterlijn.
(fig. 6)
1 huiddoorvoer
2 huidafsluiter
3 aftapkraan
4 wierpot
5 generator
6 waterslot
7 water-uitlaatgassen scheider
8 huiddoorvoer
9 demper
10 huiddoorvoer uitlaatgassen
11 waterlijn
(fig. 7)
1 huiddoorvoer
2 huidafsluiter
3 aftapkraan
4 wierpot
5 beluchter
6 waterslot
7 water-uitlaatgassen scheider
8 huiddoorvoer
9 demper
10 huiddoorvoer uitlaatgassen
11 waterlijn
12 lekleiding
13 beluchter
A - slangen, inwendige diameter 50 mm. Zeewater- en
uitlaatgassenbestendig
B - slangen, inwendige diameter 15 mm.
Zeewaterbestendig
C - slangenklemmen
D - slangen, inwendige diameter 40 mm.
Uitlaatgassenbestendig (min. 70°C)
E - slangen, inwendige diameter 25 mm.
Zeewaterbestendig
De in de figuren genoemde maten dienen te worden
aagehouden. Voor een betere demping van het
uitlaatlawaai is het aan te raden een extra demper
in slang D op te nemen op ca. 1 meter van de water-
uitlaatgassen scheider.
2.5 Componenten
Het koelwatersysteem moet compleet gescheiden
zijn van dat van de hoofdmotor.
1- huiddoorvoer 1/2"
Als de generator meer dan 1 meter boven de waterlijn
is gemonteerd, moet er een terugslagklep worden
gemonteerd achter de huidafsluiter (1 van fig. 8). Dit
voorkomt dat het systeem leegloopt als de generator
niet draait. Hierdoor zou bij het opstarten de impeller
van de waterpomp kunnen beschadigen. Om de
zelfde reden dient de zuigleiding bij een eerste
opstart handmatig met water gevuld te worden.
2 - kogelafsluiter, 1/2"
3 - kogelafsluiter, 1/2"
Deze dient om het water te kunnen aftappen bij langdurige
stilstand of onderhoud aan de generator.
4 - Waterfilter met kijkglas.
Voorkomt binnendringen van waterplanten of zand.
Capacitiet voor de IS 8-9.5: 25-29 liter per uur.
Het filter dient fijnmazig te zijn. Mesh 2 (470 micron)
is aanbevolen voor een goede werking.
5 - Beluchter. Deze klep zorgt dat de druk in het
systeem niet onder de luchtdruk kan dalen. Anders zou
water de generator in kunnen lopen. Een beluchter moet
gemonteerd worden als de injectiebocht van de generator
minder dan 15 cm. boven de waterlijn zit. De beluchter
dient minstens 50 cm. boven de waterlijn gemonteerd te
zijn (zie fig. 11).
De beluchter dient te worden gemonteerd tussen
perszijde van de zeewaterpomp en
uitlaatinjectiebocht (fig 11).
De beluchtingsslang van de beluchter dient vanaf
de beluchter àf te lopen om ophoping van water bij
uitgeschakelde generator te voorkomen (zie fig. 9).
Opm.: -De beluchtingsslang naar de bilge of naar een
huiddoorvoer ruimschoots boven de waterlijn laten lopen.
Er kan tijdens bedrijf kleine hoeveelheden water uit komen.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
GENERATORS
-
35
-
NL
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
2.6 Nat uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem dient geheel gescheiden te zijn van
dat van de hoofdmotor.
De maximale slanglengte van het waterslot tot aan
het hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2
meter. Anders kan er te veel water teruglopen het
waterslot in.
1- Waterslot
Deze dient op of onder het niveau van de voet van de
omkasting van de generator te worden gemonteerd. Het
waterslot voorkomt teruglopen van water naar de generator
en dempt het uitlaatlawaai. Voor verdere maten zie fig. 4
en 5.
2 - Demper.
Deze dempt het uitlaatlawaai verder en dient maximaal 1
meter van de huiddoorvoer te worden gemonteerd.
3 - Huiddoorvoer koelwater.
3 BRANDSTOFSYSTEEM
De generatorset wordt van brandstof voorzien via
brandstofslangen gemarkeerd met “Diesel” voor de toevoer
en “Diesel return” voor de retour naar de tank (fig. 13). Een
brandstoffilter met waterafscheider dient in de
brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. Als de
tank 50 cm. of meer onder de brandstofpomp van de
generator ligt dient een terugslagklep met een openingsdruk
van minder dan 50 mbar. in de brandstoftoevoerleiding te
worden gemonteerd. De brandstofslangen dienen een
binnendiameter te hebben van 6,3 mm. Het materiaal
hiervan moet voldoen aan ISO 7840.
Voor verdere informatie betreffende de motor zie de
gebruikershandleiding van Yanmar.
4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4.1 Accu
Gebruik een aparte startaccu van 12 V en met een
minimum capaciteit van 70 Ah. als startaccu.
Gebruik geen accu met een kleinere capacitiet.
Gebruik kabels met een doorsnede van tenminste 25
mm2 als de lengte minder dan 5 meter bedraagt. Anders
tenminste 35 mm2 gebruiken. Sluit de kabels aan volgens
fig. 15.
- Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+] van
de startmotor.
- Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met [-
] gemarkeerde plaats op de generator aan.
- Bescherm de aansluitingen op de accu met zuurvrije
vaseline.
De generator is voorzien van een acculader voor het laden
van zijn eigen startaccu. (max. 15 A bij 12 V)
Monteer de accu in een goed geventileerde
omgeving, weg van elke mogelijke warmte- en
ontstekingsbron zoals de generator zelf. Controleer
geregeld de accupolen en het vloeistofnivo van de
accu. Indien de kabels moeten worden losgenomen
volg dan bovengenoemde instructies in omgekeerde
volgorde. Let op niet de accukabels te verwisselen.
Dit kan grote schade aan de generator en accu tot
gevolg hebben. Sluit geen andere verbruikers aan
op deze accu.
Om galvanische stromen te minimaliseren mag de
generatoraccu niet verbonden worden met andere accu’s
aan boord.
4.2 bedieningspaneel
Er zijn twee modellen afstandsbedieningspaneel leverbaar
die op het instrumentenpaneel geïnstalleerd kunnen
worden en die aangesloten kunnen worden op de
stroomopwekkingsgroep om de groep te starten en te
stoppen.
Beide modellen worden geleverd met een 20 m lange
elektrische verbindingskabel die voorbereid is voor een
verbindingsconnector aan de uiteinden
Steek de connector van de verbindingskabel in de specia-
le insteekverbinding aan de onderkant van de kast van het
instrumentenpaneel aan de binnenzijde van de
stroomopwekkingsgroep (afb. 16 - ref. 1) en de
tegenovergestelde kant aan het
afstandsbedieningspaneel.
4.3 wisselstroom
Deze aansluiting kan tot stand worden gebracht via het
vermogensklemmenbord op de wisselstroomdynamo van
de stroomgenerator (afb 14 ref. 1). Dit klemmenbord is
bereikbaar nadat het sluitpaneel verwijderd is zoals
aangegeven op afb.13 ref. 1.
Deze serie stroomopwekkingsgroepen biedt de
mogelijkheid van gebruik zowel op 115V - 50Hz / 120V -
60Hz als op 230V - 50Hz / 240V -60Hz.
Er zijn dus verschillende aansluitmogelijkheden (en dus
verschillende gebruiksmogelijkheden) volgens de
hieronder vermelde configuraties.
1 - Parallelle aansluiting. (fig.15, rif.2)
De spanning (115/120V) kan afgetakt worden van 11 en 4.
WAARSCHUWING
INFORMATIE
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
GENERATORS
- 36 -
NL
IS 8 - 9.5 9 - 10.2
2 - Seriële aansluiting. (fig.5, rif.1)
De spanning (230/240V) kan afgetakt worden van 11 en 4
- Het is ook mogelijk, bij seriële aansluiting, om
tegelijkertijd 115/120V af te takken van 3 en 11 of 2 en 4
èn 230V van 11 en 4. Zie fig. 15, rif.3.
In geval van seriële gebruik kan slechts de helft van
het maximale vermogen per aansluiting worden
afgenomen.
- Zorg dat de som van de belastingen het nominale
vermogen niet overstijgt.
- Automatische zekeringen dienen in alle gevallen te
worden gebruikt volgens onderstaande tabellen.
Enkele stroomafname
Hz V kW A
115 62.6
230 31.3
120 67.5
240 33.7
115 71.3
230 36.6
120 79.1
240 39.5
IS 9.5 50 8.2
IS 10.2 60 9.5
IS 8
IS 9.5 8.1
7.250
60
Dubbele stroomafname
Hz V kW A
115
230
120
240
115
230
120
240
IS 10.2 60 9.5 39.5
IS 9.5 50 8.2 35.6
31.3
33.7
IS 8 50 7.2
IS 9.5 60 8.1
4.4 hoofdschakelaar
Een keuzeschakelaar dient gemonteerd te worden indien
u wilt kunnen overschakelen van generator- naar walstroom
(fig.17).
WAARSCHUWING
GEVAAR
5. HIJSEN
Voor het verplaatsen of hijsen van de generator is een
hijsoog voorzien.
Het hijsen op andere dan de aangegeven plaats kan
schade aan de generator of omkasting opleveren
en/of gevaar voor omstanders.

Documenttranscriptie

NL GENERATORS IS 8 - 9.5 9 - 10.2 INHOUD DE GARANTIE KOMT TE VERVALLEN ALS DE INBOUW EN HET GEBRUIK NIET VOLGENS DE SPECIFICATIES IN DEZE INSTALLATIEHANDLEIDING GEBEURT. 1 1.1 1.2 1.3 INSTALLATIE .................................................. 33 installatieruimte ................................................ 33 montage in het schip ........................................ 33 ventilatie ........................................................... 33 2 2.1 2.2 2.3 2.4 KOELSYSTEEM .............................................. 33 externe koelsysteem ........................................ 33 voorbeeld van installatie boven de waterlijn ....... 33 voorbeeld van installatie onder de waterlijn ....... 33 voorbeeld van installatie met een scheider water en uitlaatgassen ................................................... 34 2.5 componenten ................................................... 34 2.6 nat uitlaatsysteem ........................................... 35 3 BRANDSTOFSYSTEEM ................................. 35 4 4.1 4.2 4.3 4.4 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN ................... 35 accu ................................................................. 35 bedieningspaneel ............................................. 35 wisselstroom .................................................... 35 hoofdschakelaar ............................................... 36 5 HIJSEN ............................................................ 36 GEVAAR WAARSCHUWING Wijst op een dreigende gevaarlijke situatie die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, (dodelijk) lichamelijk letsel op kan leveren. Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben. VOORZICHTIG Wijst op een mogelijk gevaarlijke omstandigheid die, als u deze omstandigheden niet vermijdt, matig lichamelijk letsel en/of schade aan de apperatuur tot gevolg kan hebben. Waarschuwt ook om veilig te werken. INFORMATIE Belangrijke informatie. Als de machine niet conform deze informatie wordt gebruikt kan de garantie in gevaar komen. De tekeningen die bijgevoegd zijn dienen alleen als illustratie. Ook als uw situatie niet exact met deze illustraties overeen komt blijven de aanwijzingen en veiligheidsvoorschriften onverminderd van kracht. MASE streeft er naar continue haar produkten te verbeteren. Modificaties kunnen zonder mededeling vooraf worden doorgevoerd. - 32 - NL IS 8 - 9.5 9 - 10.2 GENERATORS 1. INSTALLATIE De generator moet in een voldoende geventileerde omgeving staan, met voldoende aanvoer voor de verbrandingslucht. De ruimte moet gescheiden van andere vertrekken en geluidswerend zijn uitgevoerd. De generator moet zo geplaatst zijn dat deze goed toegankelijk is voor normaal onderhoud. Voortstuwingsmotoren mogen in de zelfde ruimte staan opgesteld, mits aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan. 1.2 Montage in het schip Om de generator goed vast te zetten moet deze op een frame worden gemonteerd die voldoende sterk is en trillingen kan absorberen. Boorgaten volgens fig. 1. 1.3 Ventilatie De generator is lucht gekoeld. De diesel motor is vloeistofgekoeld. In de geluiddichte omkasting zitten openingen voor het toelaten van verbrandingslucht. Deze mogen niet worden afgesloten! (fig. 2) 2. KOELSYSTEEM De motor van de IS 8-9.5 heeft indirekte vloeistofkoeling. De warmte van het koelsysteem wordt via een warmtewisselaar aan het buitenwater afgegeven. De elektrische generator is luchtgekoeld. Een uitlaatsysteem voor het afvoeren van het koelwater/ uitlaatgas mengsel dient aanwezig te zijn (zie hoofdstuk 2). 2.1 Extern koelsysteem Schepen gebruiken gewoonlijk één van de twee systemen voor het innemen van buitenwater (fig.3). 1 - direct open huiddoorvoer 2 - systeem met schelp Mase beveelt het gebruik van systeem 1. aan. Dit systeem voorkomt het gevaar dat water onder druk langs de waterpomp de motor binnendringt. WAARSCHUWING Gebruik geen afscherming van de waterinlaat. INFORMATIE Het huiddoorvoersysteem van MASE is aangepast om het binnendringen van vervuiling te voorkomen. Als andere, op de markt te verkrijgen systemen gebruikt worden dan moeten deze vaker worden gekontroleerd en schoongemaakt. Het systeem met schelp kan de volgende problemen veroorzaken. aGemonteerd met de sleuven in de vaarrichting: Gedurende de vaart met de generator buiten werking kan door de opgebouwde druk water langs de waterpomp door de uitlaat de motor binnendringen. bGemonteerd met de sleuven naar achteren gericht: Gedurende de vaart kan nu onderdruk ontstaan. De waterpomp kan nu onvoldoende pompen waardoor oververhitting van de generator dreigt. Ook kunnen er startproblemen van de pomp optreden waardoor de impeller kapot kan gaan. 2.2 Voorbeeld van installatie boven de waterlijn (fig.4) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 huiddoorvoer huidafsluiter aftapkraan wierpot generator waterslot demper huiddoorvoer waterlijn ABC- slangen, inwendige diameter 50 mm. slangen, inwendige diameter 15 mm. slangenklemmen WAARSCHUWING Maten zoals aangegeven in fig. 4 en 5 dienen aangehouden te worden. WAARSCHUWING Het waterslot (6 fig. 4) vangt het water uit de uitlaat op als de generator uit staat. Zo wordt voorkomen dat water terug de motor in kan stromen via het uitlaatspruitstuk en de uitlaatkleppen. Om deze bescherming goed te laten werken is het essentieel dat de in deze figuur genoemde maten worden aangehouden. 2.3 Voorbeeld van montage onder de waterlijn (fig.5). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 huiddoorvoer huidafsluiter aftapkraan wierpot beluchter waterslot demper huiddoorvoer generator lekleiding - 33 - GENERATORS 11 waterlijn ABC- slangen, inwendige diameter 50 mm. slangen, inwendige diameter 15 mm. slangenklemmen 2.4 Voorbeeld van installatie met een scheider water en uitlaatgassen, boven of onder de waterlijn. (fig. 6) 1 huiddoorvoer 2 huidafsluiter 3 aftapkraan 4 wierpot 5 generator 6 waterslot 7 water-uitlaatgassen scheider 8 huiddoorvoer 9 demper 10 huiddoorvoer uitlaatgassen 11 waterlijn (fig. 7) 1 huiddoorvoer 2 huidafsluiter 3 aftapkraan 4 wierpot 5 beluchter 6 waterslot 7 water-uitlaatgassen scheider 8 huiddoorvoer 9 demper 10 huiddoorvoer uitlaatgassen 11 waterlijn 12 lekleiding 13 beluchter A - slangen, inwendige diameter 50 mm. Zeewater- en uitlaatgassenbestendig B - slangen, inwendige diameter 15 mm. Zeewaterbestendig C - slangenklemmen D - slangen, inwendige diameter 40 mm. Uitlaatgassenbestendig (min. 70°C) E - slangen, inwendige diameter 25 mm. Zeewaterbestendig WAARSCHUWING De in de figuren genoemde maten dienen te worden aagehouden. Voor een betere demping van het uitlaatlawaai is het aan te raden een extra demper in slang D op te nemen op ca. 1 meter van de wateruitlaatgassen scheider. - 34 - NL IS 8 - 9.5 9 - 10.2 2.5 Componenten WAARSCHUWING Het koelwatersysteem moet compleet gescheiden zijn van dat van de hoofdmotor. 1- huiddoorvoer 1/2" WAARSCHUWING Als de generator meer dan 1 meter boven de waterlijn is gemonteerd, moet er een terugslagklep worden gemonteerd achter de huidafsluiter (1 van fig. 8). Dit voorkomt dat het systeem leegloopt als de generator niet draait. Hierdoor zou bij het opstarten de impeller van de waterpomp kunnen beschadigen. Om de zelfde reden dient de zuigleiding bij een eerste opstart handmatig met water gevuld te worden. 2kogelafsluiter, 1/2" 3kogelafsluiter, 1/2" Deze dient om het water te kunnen aftappen bij langdurige stilstand of onderhoud aan de generator. 4Waterfilter met kijkglas. Voorkomt binnendringen van waterplanten of zand. Capacitiet voor de IS 8-9.5: 25-29 liter per uur. WAARSCHUWING Het filter dient fijnmazig te zijn. Mesh 2 (470 micron) is aanbevolen voor een goede werking. 5Beluchter. Deze klep zorgt dat de druk in het systeem niet onder de luchtdruk kan dalen. Anders zou water de generator in kunnen lopen. Een beluchter moet gemonteerd worden als de injectiebocht van de generator minder dan 15 cm. boven de waterlijn zit. De beluchter dient minstens 50 cm. boven de waterlijn gemonteerd te zijn (zie fig. 11). WAARSCHUWING De beluchter dient te worden gemonteerd tussen perszijde van de zeewaterpomp en uitlaatinjectiebocht (fig 11). De beluchtingsslang van de beluchter dient vanaf de beluchter àf te lopen om ophoping van water bij uitgeschakelde generator te voorkomen (zie fig. 9). Opm.: -De beluchtingsslang naar de bilge of naar een huiddoorvoer ruimschoots boven de waterlijn laten lopen. Er kan tijdens bedrijf kleine hoeveelheden water uit komen. NL IS 8 - 9.5 9 - 10.2 GENERATORS 2.6 Nat uitlaatsysteem Het uitlaatsysteem dient geheel gescheiden te zijn van dat van de hoofdmotor. WAARSCHUWING De maximale slanglengte van het waterslot tot aan het hoogste punt in het uitlaatsysteem bedraagt 2 meter. Anders kan er te veel water teruglopen het waterslot in. 1Waterslot Deze dient op of onder het niveau van de voet van de omkasting van de generator te worden gemonteerd. Het waterslot voorkomt teruglopen van water naar de generator en dempt het uitlaatlawaai. Voor verdere maten zie fig. 4 en 5. 2Demper. Deze dempt het uitlaatlawaai verder en dient maximaal 1 meter van de huiddoorvoer te worden gemonteerd. 3- Huiddoorvoer koelwater. 3 BRANDSTOFSYSTEEM De generatorset wordt van brandstof voorzien via brandstofslangen gemarkeerd met “Diesel” voor de toevoer en “Diesel return” voor de retour naar de tank (fig. 13). Een brandstoffilter met waterafscheider dient in de brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. Als de tank 50 cm. of meer onder de brandstofpomp van de generator ligt dient een terugslagklep met een openingsdruk van minder dan 50 mbar. in de brandstoftoevoerleiding te worden gemonteerd. De brandstofslangen dienen een binnendiameter te hebben van 6,3 mm. Het materiaal hiervan moet voldoen aan ISO 7840. INFORMATIE Voor verdere informatie betreffende de motor zie de gebruikershandleiding van Yanmar. - Sluit de pluspool [+] van de accu aan de pluspool [+] van de startmotor. - Sluit vervolgens de minpool [-] van de accu op de met [] gemarkeerde plaats op de generator aan. - Bescherm de aansluitingen op de accu met zuurvrije vaseline. De generator is voorzien van een acculader voor het laden van zijn eigen startaccu. (max. 15 A bij 12 V) WAARSCHUWING Monteer de accu in een goed geventileerde omgeving, weg van elke mogelijke warmte- en ontstekingsbron zoals de generator zelf. Controleer geregeld de accupolen en het vloeistofnivo van de accu. Indien de kabels moeten worden losgenomen volg dan bovengenoemde instructies in omgekeerde volgorde. Let op niet de accukabels te verwisselen. Dit kan grote schade aan de generator en accu tot gevolg hebben. Sluit geen andere verbruikers aan op deze accu. Om galvanische stromen te minimaliseren mag de generatoraccu niet verbonden worden met andere accu’s aan boord. 4.2 Er zijn twee modellen afstandsbedieningspaneel leverbaar die op het instrumentenpaneel geïnstalleerd kunnen worden en die aangesloten kunnen worden op de stroomopwekkingsgroep om de groep te starten en te stoppen. Beide modellen worden geleverd met een 20 m lange elektrische verbindingskabel die voorbereid is voor een verbindingsconnector aan de uiteinden Steek de connector van de verbindingskabel in de speciale insteekverbinding aan de onderkant van de kast van het instrumentenpaneel aan de binnenzijde van de stroomopwekkingsgroep (afb. 16 - ref. 1) en de tegenovergestelde kant aan het afstandsbedieningspaneel. 4.3 4. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 4.1 Accu Gebruik een aparte startaccu van 12 V en met een minimum capaciteit van 70 Ah. als startaccu. WAARSCHUWING Gebruik geen accu met een kleinere capacitiet. Gebruik kabels met een doorsnede van tenminste 25 mm2 als de lengte minder dan 5 meter bedraagt. Anders tenminste 35 mm2 gebruiken. Sluit de kabels aan volgens fig. 15. bedieningspaneel wisselstroom Deze aansluiting kan tot stand worden gebracht via het vermogensklemmenbord op de wisselstroomdynamo van de stroomgenerator (afb 14 ref. 1). Dit klemmenbord is bereikbaar nadat het sluitpaneel verwijderd is zoals aangegeven op afb.13 ref. 1. Deze serie stroomopwekkingsgroepen biedt de mogelijkheid van gebruik zowel op 115V - 50Hz / 120V 60Hz als op 230V - 50Hz / 240V -60Hz. Er zijn dus verschillende aansluitmogelijkheden (en dus verschillende gebruiksmogelijkheden) volgens de hieronder vermelde configuraties. 1Parallelle aansluiting. (fig.15, rif.2) De spanning (115/120V) kan afgetakt worden van 11 en 4. - 35 - NL GENERATORS 2 - Seriële aansluiting. (fig.5, rif.1) De spanning (230/240V) kan afgetakt worden van 11 en 4 - Het is ook mogelijk, bij seriële aansluiting, om tegelijkertijd 115/120V af te takken van 3 en 11 of 2 en 4 èn 230V van 11 en 4. Zie fig. 15, rif.3. IS 8 - 9.5 9 - 10.2 5. HIJSEN Voor het verplaatsen of hijsen van de generator is een hijsoog voorzien. GEVAAR WAARSCHUWING In geval van seriële gebruik kan slechts de helft van het maximale vermogen per aansluiting worden afgenomen. - Zorg dat de som van de belastingen het nominale vermogen niet overstijgt. - Automatische zekeringen dienen in alle gevallen te worden gebruikt volgens onderstaande tabellen. Enkele stroomafname Hz IS 8 50 IS 9.5 60 IS 9.5 50 IS 10.2 60 V 115 230 120 240 115 230 120 240 kW 7.2 8.1 8.2 9.5 A 62.6 31.3 67.5 33.7 71.3 36.6 79.1 39.5 Dubbele stroomafname Hz 4.4 IS 8 50 IS 9.5 60 IS 9.5 50 IS 10.2 60 V 115 230 120 240 115 230 120 240 kW A 7.2 31.3 8.1 33.7 8.2 35.6 9.5 39.5 hoofdschakelaar Een keuzeschakelaar dient gemonteerd te worden indien u wilt kunnen overschakelen van generator- naar walstroom (fig.17). - 36 - Het hijsen op andere dan de aangegeven plaats kan schade aan de generator of omkasting opleveren en/of gevaar voor omstanders.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40

Mase IS 09-10.2 Installatie gids

Type
Installatie gids
Deze handleiding is ook geschikt voor