Nice Automation Ten de handleiding

Type
de handleiding
Ten
Garage door opener
Instructions and warnings for the fitter
Istruzioni ed avvertenze per l’installatore
Instructions et recommandations pour l’installateur
Anweisungen und Hinweise für den Installateur
Instrucciones y advertencias para el instalador
Instrukcje i uwagi dla instalatora
Aanwijzingen en aanbevelingen voor de installateur
TN2010
TN2020
194
Ten
Table of contents: page
1 Aanbevelingen 195
2 Beschrijving van het product en gebruiksdoel 196
2.1 Gebruikslimieten 196
2.2 Controle van de componenten van het product 197
2.3 Typische installatie 198
2.4 Kabellijst 198
3 Installatie 199
3.1 Controles vooraf 199
3.2 Installatie van de reductiemotor 199
3.3 Afstelling van de eindschakelaars 202
3.4 Installatie van de verschillende inrichtingen 202
3.5 Elektrische aansluitingen 202
3.5.1 Beschrijving van de elektrische aansluitingen 203
3.5.2 Elektrische aansluiting tweede motor 204
4 Eindcontroles en inbedrijfstelling 204
4.1 Aansluiting van de stroomvoorziening 204
4.2 Herkenning van de inrichtingen 204
4.3 Herkenning van de openings-en
sluitstanden van de deur 205
4.4 Controle van de beweging van de deur 206
4.5 Vooraf ingestelde functies 206
4.6 Radio-ontvanger 206
5 Eindtest en inbedrijfstelling 206
5.1 Eindtest 206
5.2 Inbedrijfstelling 207
6 Onderhoud en afvalverwerking 208
6.1 Onderhoud 208
6.2 Afvalverwerking 208
7 Nadere details 208
7.1 Programmeertoetsen 208
7.2 Programmeringen 208
7.2.1 Functies eerste niveau (functies ON-OFF) 209
7.2.2 Programmering eerste niveau (functies ON-OFF) 209
7.2.3 Functies tweede niveau (instelbare parameters) 210
7.2.4 Programmering tweede niveau
(instelbare parameters) 211
7.2.5 Voorbeeld van programmering eerste niveau
(functies ON-OFF) 211
7.2.6 Voorbeeld van programmering tweede
niveau (instelbare parameters) 212
7.3 Plaatsen of weghalen van inrichtingen 212
7.3.1 BlueBus 212
7.3.2 Ingang STOP 213
7.3.3 Fotocellen 213
7.3.4 Codeschakelaar MOTB en lezer van
transponderkaarten MOMB 213
7.3.5 Herkenning andere inrichtingen 214
7.3.6 Geheugen volledig uitwissen 214
7.3.7 Programmering draairichting van de motor 214
7.3.8 Terugstelling positie encoder 215
7.4 Bijzondere functies 215
7.4.1 Functie “Open altijd” 215
7.4.2
Functie “Beweeg in ieder geval” 215
7.4.3 Onderhoudswaarschuwing 215
7.4.4
Controle van het aantal uitgevoerde manoeuvres
216
7.4.5 Terugstelling teller manoeuvres 216
7.5 Aansluiten van andere inrichtingen 216
7.6 Oplossen van problemen 217
7.6.1 Lijst Historie anomalieën 217
7.7 Diagnostiek en signalering 217
7.7.1 Signaleringen met het knipperlicht 218
7.7.2 Signaleringen op de besturingseenheid 219
7.8 Accessoires 220
7.8.1 Portable programmeereenheid 220
7.8.2 Bufferbatterij 221
7.8.3 Voorbereidende montage voor OTA11 221
8 Technische gegevens 222
Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de
gebruiker van de reductiemotor TEN 223
195
NL
1) Aanbevelingen
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen voor het installeren.
Een onjuiste installatie kan ernstige schade ten gevolge
hebben.
Volg alle aanwijzingen voor installatie op.
Deze handleiding bevat belangrijke informatie voor de veiligheid van de
installatie. Alvorens u met de installatie gaat beginnen dient u alle in deze
handleiding vervatte aanwijzingen te lezen. Bewaar deze handleiding
ook voor later gebruik.
Met het oog op gevaarlijke situaties die zich tijdens de installatie en het
gebruik van TEN kunnen voordoen, moeten ook tijdens de installatie de
wetten, voorschriften en regels volledig in acht genomen worden. In dit
hoofdstuk zullen algemene aanbevelingen gegeven worden; andere
belangrijke aanbevelingen vindt u in de hoofdstukken “3.1 Controles
vooraf”; “5 Eindtest en inbedrijfstelling”.
Volgens de meest recente Europese wetgeving valt het
aanleggen van een automatische deur of poort onder wat
voorzien is in de Europese Richtlijn 98/37/EG (Machinericht-
lijn) en met name onder de voorschriften: EN 13241-1 (gehar-
moniseerde norm); EN 12445; EN 12453 en EN 12635, die een
verklaring van vermoedelijke conformiteit aan de machine-
richtlijnen mogelijk maken.
Verdere inlichtingen, richtlijnen ten aanzien van risico’s en het samen-
stellen van het technische dossier zijn beschikbaar op:“www.nicefory-
ou.com”. Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor technisch perso-
neel dat voor de installatie gekwalificeerd is. Behalve de specifieke los te
halen bijlage welke de installateur dient te verzorgen, namelijk “Aanwij-
zingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductie-
motor TEN” kan andere informatie die in dit dossier is vervat, niet als
interessant voor de eindgebruiker worden beschouwd!
• Ieder ander gebruik van TEN dat niet voorzien is in deze aanwijzingen
is verboden; oneigenlijk gebruik kan gevaar opleveren of letsel aan
mensen en schade aan zaken veroorzaken.
Voordat u met de installatie begint, dient u een analyse van de risico’s
te maken waarvan de lijst van essentiële veiligheidseisen zoals die in
Bijlage I van de Machinerichtlijn zijn voorzien, deel uitmaakt; hierin
geeft u de toegepaste oplossingen aan. Wij maken u erop attent dat
de risicoanalyse één van de documenten is die deel uit maken van het
“technisch dossier” van de automatisering.
• Controleer of er verdere inrichtingen nodig zijn om de automatisering
met TEN op basis van de specifieke toepassingssituatie en aanwezige
gevaren te completeren; u dient daarbij bijvoorbeeld risico’s op het
gebied van botsen, beknelling, scharen, etc. en andere algemene
gevaren in acht te nemen.
Breng geen wijzigingen aan onderdelen aan, indien dit niet in deze
handleiding is voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar
storingen veroorzaken. NICE wijst elke aansprakelijkheid voor schade
tengevolge van gewijzigde artikelen van de hand.
Zorg ervoor dat er tijdens het installeren niets, ook geen vloeistof, in de
besturingseenheid of andere open inrichting kan komen; neem eventu-
eel contact op het het technisch servicecentrum van NICE; het gebruik
van TEN in deze situaties kan een gevaarlijke situatie doen ontstaan.
• Het automatisme mag niet gebruikt worden voordat de inbedrijfstelling
heeft plaatsgevonden zoals dat in hoofdstuk: “5 Eindtest en inbedrijf-
stelling” is aangegeven
• De afvalverwerking van het verpakkingsmateriaal van TEN moet geheel
en al volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden.
• Indien er zich een storing voordoet die u niet met behulp van de in deze
handleiding vervatte informatie kunt oplossen, gelieve u contact op te
nemen met de technische servicedienst van NICE.
• Wanneer er een automatische schakelaar of zekering in werking is
getreden, dient u alvorens die terug te stellen, de storing op te zoeken
en die te verhelpen.
• Voordat u de interne klemmetjes onder de dekplaat van TEN aanraakt
dient u alle circuits van stroomtoevoer los te koppelen; indien dit niet
te zien is, dient u een bord aan te brengen met de tekst:“ LET OP
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”.
Bijzondere aanbevelingen ten aanzien van de gebruiksgeschiktheid van
dit product met betrekking tot de “Machinerichtlijn" 98/37/EG (ex
89/392/ EEG):
Dit product wordt op de markt gebracht als een "machine-onderdeel"
en is er dus voor gemaakt om in een machine ingebouwd te worden
of met andere machines geassembleerd te worden teneinde "een
machine" op grond van de Richtlijn 98/37/ EG te vormen alleen in
combinatie met andere onderdelen op de manier zoals dat in deze
handleiding beschreven is. Zoals dat voorzien is in de Richtlijn 98/37/
EG wordt er gewaarschuwd dat het niet geoorloofd is dit product in
bedrijf te stellen zolang de fabrikant van de machine waarin dit product
wordt opgenomen, deze niet heeft geïdentificeerd en verklaard als
conform de Richtlijn 98/37/ EG.
Bijzondere aanbevelingen ten aanzien van de gebruiksgeschiktheid van
dit product met betrekking tot de Richtlijn "Laagspanning" 73/23/ EEG
en de daaropvolgende wijziging 93/68/ EEG.
Dit product voldoet aan de eisen van de Richtlijn "Laagspanning"
indien het gebruikt wordt voor de toepassing en in de configuratie
zoals dat in deze handleiding met aanwijzingen voorzien is en in com-
binatie met de artikelen uit de productencatalogus van Nice S.p.a. Het
zou kunnen zijn dat er niet aan deze eisen voldaan wordt als het pro-
duct gebruikt wordt in een configuratie of met andere producten die
niet voorzien zijn; het is verboden het product in deze situaties te
gebruiken zolang degene die de installatie verricht niet heeft gecontro-
leerd of ze aan de in de Richtlijn gestelde eisen voldoen.
Bijzondere aanbevelingen ten aanzien van de gebruiksgeschiktheid van
dit product met betrekking tot de Richtlijn "Elektromagnetische Compa-
tibiliteit" 89/336/ EEG en daaropvolgende wijzigingen 92/31/ EEG en
93/68/ EEG:
Dit product is onderworpen aan tests met betrekking tot de elektro-
magnetische compatibiliteit in de meest kritieke gebruiksituaties, in de
configuratie zoals die in deze handleiding met aanwijzingen voorzien is
en in combinatie met artikelen uit de productencatalogus van Nice
S.p.a. Het zou kunnen zijn dat de elektromagnetische compatibiliteit
niet gegarandeerd is, als het product gebruikt wordt in een configura-
tie of met andere producten die niet voorzien zijn; het is verboden het
product in deze situaties te gebruiken zolang degene die de installatie
verricht niet heeft gecontroleerd of ze aan de in de Richtlijn gestelde
eisen voldoen.
!
!
196
2.1) Gebruikslimieten
De gegevens met betrekking tot de prestaties van TEN kunt u in hoofdstuk “8 Technische gegevens” vinden en dat zijn de enige waarden
waarmee het mogelijk is correct te beoordelen of die voor een bepaalde toepassing geschikt is. In het algemeen kan TEN kanteldeuren auto-
matiseren op basis van de in tabel 2 opgevoerde limieten.
De in tabel 2 opgevoerde afmetingen geven slechts een indicatie en dienen alleen voor een eerste schatting. De vraag of TEN daadwerkelijk geschikt
is een bepaalde deur te automatiseren hangt af van de mate van uitbalancering van de vleugel, de wrijving van de geleiders en andere zo af en toe
aanwezige factoren, zoals de kracht van de wind of de aanwezigheid van ijs waardoor de beweging van de vleugel belemmerd zou kunnen worden.
Voor een reële controle is het absoluut noodzakelijk de kracht te meten die er nodig is om de vleugel over haar gehele loop te laten bewegen en te
controleren dat deze kracht niet groter is dan het “nominale koppel” dat in hoofdstuk “8 Technische gegevens” is aangegeven; bovendien dient er
om het aantal cycli/uur en de opeenvolgende cycli vast te stellen, rekening gehouden te worden met wat er in de tabellen 3 en 4 opgevoerd is.
Kracht om de vleugel te verplaatsen (Nm) Max. aantal cycli/uur Max. aantal cycli achter elkaari
Tot 150 30 19
150÷250 28 16
250÷350 25 14
Tabel 4: Tabel 4: limieten met betrekking tot de benodigde kracht om de vleugel met 1 TN2010 + 1TN2020 te verplaatsen
Typologie deur Aangedreven met 1 motor Aangedreven met 2 motoren
Buiten de gevel draaiende kanteldeur
Max. hoogte 2,6m Max. lengte 3m Max. hoogte 2,6m Max. lengte 5,4m
Binnen de gevel draaiende kanteldeur
Max. hoogte 2,6m Max. lengte 3m Max. hoogte 2,6m Max. lengte 5,4m
Tabel 2: gebruikslimieten reductiemotoren TEN
TEN (afbeelding 1) is een reductiemotor voor het automatiseren van kanteldeuren met teengewichten; kanteldeuren met veren, buiten de gevel
draaiend en binnen de gevel blijven, en gelede deuren. TEN is voorzien van een systeem met elektronische eindpositie uitgerust met een abso-
lute encoder die in staat is altijd de positie van de motor te vinden, ook wanneer de deur wordt ontgrendeld om hem handmatig te verplaat-
sen. Het systeem is in staat het einde van de manoeuvre (bij opening en sluiting) via een vertragingsfase te bereiken. Bovendient controleert
het constant de belasting waaraan de motor tijdens de manoeuvres is onderworpen en constateert daarbij eventuele anomalieën, zoals bij-
voorbeeld een onverwacht obstakel dat de vleugel in zijn beweging hindert; in dat geval stopt de automatisering en loopt eventjes terug.
Voordat u gaat installeren dient u te controleren of de onderdelen van het pro-
duct intact zijn, het gekozen model adequaat is en de omgeving van installa-
tie geschikt.
2) Beschrijving van het product en gebruiksbestemming
1
Model type Beschrijving
TN2010 Onomkeerbare reductiemotor, besturingseenheid, elektronische eindpositie dankzij absolute encoder en gebruikerslamp.
TN2020 Onomkeerbare reductiemotor en gebruikerslamp. Te gebruiken als “Slave” van TN2010 of TN2020
* Als hij anders wordt gebruikt, dient u zich ervan te vergewissen dat de stroomtoevoer afkomstig is van een systeem op veiligheidslaagspanning
waarin geen spanning wordt opgewekt die hoger is dan de veiligheidslaagspanning.
Tabel 1: beschrijving samenstelling TEN
Om oververhitting te voorkomen heeft de besturingseenheid een begrenzer van het aantal, dat zich baseert op de belasting
van de motor en de duur van de cycli, waarbij deze in werking treedt wanneer de maximale limiet overschreden wordt.
Kracht om de vleugel te verplaatsen (N) Max. aantal cycli/uur Max. aantal cycli achter elkaar
Tot 120 20 35
120÷180 18 33
180÷220 15 30
Tabel 3: limieten met betrekking tot de benodigde kracht om de vleugel met 1 TN2010 te verplaatsen
197
NL
In hoofdstuk “8 Technische gegevens” vindt u de geschatte “levensduur“ dat wil zeggen de gemiddelde economische levensduur van het
product. Deze waarde wordt sterk beïnvloed door de zwaarte-index van de manoeuvres, dat wil zeggen door de som van alle factoren die
bijdragen aan het slijtageproces. Om deze schatting te kunnen maken dienen alle zwaarte-indexen van tabel 5 bij elkaar opgeteld te worden;
daarna dient u het resultaat daarvan te controleren in de grafiek van de geschatte levensduur. Bij voorbeeld TN2010 op een deur van 130
kg, waarvoor een kracht van 180Nm nodig is om hem te bewegen, voorzien van fotocellen en zonder andere uitputtingselementen heeft een
zwaarte-index gelijk aan 60% (30+20+10). Op basis van de grafiek wordt de levensduur op 18.000 cycli geschat.
Er wordt op gewezen dat de schatting van de levensduur gebaseerd is op berekeningen bij het ontwerpen en op proeven op prototypes;
daar het om een schatting gaat, geeft dit geen enkele garantie voor de daadwerkelijke levensduur van het product.
Zwaarte-index % TN2010 TN2010
+
TN2020
Gewicht van de vleugel kg
Tot 100 20 10
100 ÷ 180 30 20
180 ÷ 230 40 30
Meer dan 230 60 50
Kracht om de vleugel te verplaatsen N
Tot 160 10 5
160 ÷ 240 20 15
240 ÷ 290 40 30
290 ÷ 350 - 50
Andere vermoeidheidselementen (in aanmerking te nemen als de
mogelijkheid, dat dat gebeurt groter is dan 10% )
Omgevingstemperatuur hoger dan
40°C of lager dan 0°C of
vochtigheidsgraad van meer dan 80% 10 10
Aanwezigheid van stof of zand 15 15
Aanwezigheid van zoute omgeving 20 20
Onderbreking manoeuvre door Foto 10 10
Onderbreking manoeuvre door Stop 20 20
Snelheid hoger dan “L4 snel” 15 15
Totale zwaarte-index %:
Tabel 5: schatting van de levensduur met betrekking tot de zwaarte-index van de manoeuvre
0
5000
10000
15000
20000
25000
30000
35000
40000
45000
50000
0 102030405060708090100
Totale zwaarte-index %
Levensduur in cycli
2.2) Controle van de onderdelen van het product
• Controleer of de verpakking intact is;
• Verwijder de verpakking en vergewis u ervan dat wat hieronder (afbeelding 2) is beschreven, aanwezig is:
Aantal stks.
TN2010
A 1 Reductiemotor TEN
B 2 Moeren M6
C 2 Moeren M8
D 2 Stiften met schroefdraad M6x14
E 2 Borgschijven Ø8
F 2 Schroeven M8x110
G 1 Ontgrendelingsstaaf
2
198
2.3) Typische installatie
Op afbeelding 3 vindt u een typische installatie van een automatisering van kanteldeuren met toepassing van TEN.
1 TEN
2 Vierkante buis 20x20
3 Steunbeugel
4 Telescooparm
5 Fotocellen
6 Fotocellen op zuiltje
7 Contactlijst
8 Knipperlicht 12V met ingebouwde antenne
9 Sleutelschakelaar
10 Radiozender
2.4) Kabellijst
Op de typische installatie op afbeelding 3 worden ook de kabels aangegeven die noodzakelijk zijn voor de aansluiting van de verschillende
inrichtingen; in tabel 6 worden de kenmerken van de kabels aangegeven
De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het type installatie; zo bevelen we bijvoorbeeld een kabel van het type
H03VV-F aan, wanneer die binnenshuis gebruikt wordt.
!
Opmerkingen: (*) als de voedingskabel een lengte van meer dan 30 m heeft, is er een kabel met een grotere doorsnede nodig, bijvoor-
beeld 3x2,5mm² en dient er aarding in de nabijheid van de automatisering plaats te vinden.
Aansluiting Type kabel Maximaal toegestane lengte
A – Elektrische toevoerleiding 1 kabel (3 x 1,5 mm²) 30 m (*)
B – Knipperlicht 12V 1 kabel (2 x 1 mm²) 20 m
C - Antenne 1 afgeschermde kabel (type RG58) 20 m (aanbevolen lengte: minder dan 5 m)
D – Fotocellen 1 kabel (2 x 0,25 mm²) 20 m
E - Sleutelschakelaar 1 kabel (4 x 0,25 mm²) 20 m
F - Contactlijst 1 kabel (2 x 0,25 mm²) 20 m
Tabel 6: kabellijst
3
199
NL
De installatie van Ten dient uitsluitend door gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden waarbij de wetten, voor-
schriften en regels en wat in deze aanwijzingen staat, in acht worden genomen.
!
3) Installatie
3.1) Controles vooraf
Voordat u met de installatie van TEN begint, dient u onderstaande
controles uit te voeren:
• Controleer en vergewis u ervan dat na installatie geen enkel deel
van de deur de openbare weg of trottoirs in beslag neemt.
Vergewis u ervan dat al het te gebruiken materiaal in een optimale
staat verkeert en geschikt is voor gebruik en conform de voor-
schriften.
Controleer of het gewicht en de afmetingen van de vleugel binnen
de gebruikslimieten zoals die in paragraaf “2.1 Gebruikslimieten”
zijn aangegeven, vallen.
Vergewis u ervan door de waarden uit hoofdstuk “8 Technische
gegevens” te vergelijken, dat de benodigde kracht om de vleugel
in beweging te brengen, kleiner is dan de helft van het “Maximale
koppel” en dat de benodigde kracht om de vleugel te laten bewe-
gen als deze eenmaal loopt, kleiner is dan de helft van het “Nomi-
nale koppel”; het is raadzaam een marge van 50% op deze krach-
ten aan te houden, omdat slechte weers-omstandigheden de wrij-
ving kunnen verhogen.
Controleer of er over de gehele loop van de deur, zowel bij sluiting
als opening, geen punten met een grotere wrijving zijn.
• Vergewis u ervan dat de mechanische stops sterk genoeg zijn en
controleer dat er geen gevaar bestaat dat de deur uit de geleide-
rails loopt.
Controleer of de deur goed in evenwicht is; dat wil zeggen deze
mag niet in beweging komen, wanneer de manoeuvre op een wil-
lekeurige stand onderbroken wordt.
• Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtin-
gen (fotocellen, toetsen, e.d.) zo gekozen zijn dat er niet tegen aan
gestoten kan worden en of de bevestigingsvlakken stevig genoeg
zijn.
Controleer op basis van het type deur buiten de gevel of binnen de
gevel draaiende of gelede deur – of het mogelijk is TEN te beves-
tigen op de hoogten zoals die respectievelijk op de afbeeldingen 5,
6 of 7 zijn aangegeven.
Controleer dat de handmatige ontgrendeling zich op een hoogte
van minder dan 1,8 m bevindt, of zorg daar zo nodig voor
• Indien er niet voldoende ruimte is tussen de steunarm en het vas-
te deel van de deur, zal het noodzakelijk zijn het accessoire “gebo-
gen armen” te gebruiken om een kruising te voorkomen.
• Zorg ervoor dat geen enkel deel van het automatisme in water of
een andere vloeistof terecht kan komen.
Houd de onderdelen van TEN uit de buurt van relevante warmte-
bronnen en open vuur. Anders zou TEN schade kunnen oplopen of
zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
Indien er in de vleugel een kleinere toegangsdeur is, dient u zich
ervan te vergewissen dat deze de normale loop niet belemmert, en
indien dit wel het geval is, voor een adequate blokkering te zorgen.
Sluit de besturingseenheid op een leiding van de elektrische
stroomvoorziening aan welke correct geaard is.
De leiding van de elektrische stroomvoorziening dient door een
adequate thermomagnetische en differentiaalschakelaar beveiligd
te zijn. Op de toevoerlijn van de stroom van het elektriciteitsnet
dient een inrichting te komen die de stroomtoevoer kan onderbre-
ken (met overspanningscategorie III, d.w.z. met een minimumaf-
stand tussen de contacten van tenminste 3,5 mm) of ander gelijk-
waardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een
stekker. Als die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich
niet in de nabijheid van de automatisering bevindt, dient er een
blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd
inschakelen.
3.2) Installatie van de reductiemotor
De plaatsing van TEN verschilt op basis van het type te automatise-
ren deur en van de beperkingen die in het hoofdstuk “2.1 Gebruik-
slimieten” zijn aangegeven
TEN beschikt over een eindpositie met een absolute
encoder die vooraf is afgesteld op de stand “bijna dicht”
die ook werkt wanneer de motor is ontgrendeld. Om deze
reden moet de stap 8 worden uitgevoerd wanneer de
DEUR DICHT is.
N.B.: Voor het installeren van 2 motoren volgt u dezelfde procedure
als voor één motor waarbij u de installatie uitvoert zoals u die kunt
zien op afbeelding 14.
1. Na het type te hebben vastgesteld bevestigt u de steunbeugel op
de deur, perfect verticaal, (afbeelding 4), waarbij u de aangege-
ven hoogten dient aan te houden.
1.1 Voor buiten de gevel draaiende kanteldeuren dient de
draaias van de 50÷100 mm onder de steunarm van de deur
te liggen.(afbeelding 5)
1.2 Op binnen de gevel draaiende kanteldeuren moet de draaias
van de armen precies op één lijn liggen met de steunarm van
de deur. (afbeelding 6)
1.3 Op gelede kanteldeuren moet de draaias van de armen
50÷100 mm onder de draaischarnier van de deur liggen
(afbeelding 7).
Als u TEN omgekeerd gebruikt dient u de bestu-
ringseenheid hiervoor met de portable program-
meereenheid Oview te programmeren (zie hiervoor
paragraaf “7.8.1 Portable programmeereenheid”.
2. Bevestig de reductiemotor met de daarvoor bestemde schroeven
aan de beugel (afbeelding 8)
3. Ontgrendel de reductiemotor door de handgreep tegen de wij-
zers van de klok in te draaien (afbeelding 9).
4. Bevestig de zijsteunbeugels goed vast en volkomen op één lijn
met de rotatie-as van de motor en breng de meegeleverde pas-
bussen aan. (afbeelding 10).
Op basis van de ruimte tussen de steunarm en het vaste
frame van de deur zult u rechte dan wel gebogen armen
moeten gebruiken.
5. Bevestig de bovenste steun op het frame van de deur (afbeelding
11): indien hij al aanwezig is controleert u of deze geschikt is voor
de te gebruiken armen. De op afbeelding 11 aangegeven hoog-
ten vormen slechts een aanwijzing; zij kunnen verschillen al naar
gelang de afmetingen van de deur.
6. Breng de transmissiebuis in de bus van de arm en in de as van
de motor aan; snijd de buis op maat af. (afbeelding 12)
7. Zet de deur helemaal open en snijd de armen op maat af waarbij u
eraan dient te denken dat zij bij gesloten deur over tenminste 70
mm worden geleid (afbeelding 13). Mocht de lengte onvoldoende
zijn, verplaats dan de bovenste steun of kies langere armen.
8. Steek de armen in de bijbehorende geleiders en controleer of de
deur vrijelijk zonder belemmeringen loopt.
Controleer opnieuw de uitbalancering: de deur zal goed
uitgebalanceerd zijn, wanneer hij niet meer beweegt als
hij op een willekeurige plaats tot stilstand wordt gebracht.
Stel zo nodig de uitbalanceringssystemen bij.
!
!
202
3.3) Afstelling van de eindschakelaars
Ten 2010 beschikt niet over mechanische eindschakelaars, maar heeft een elektronisch systeem met een absolute eindpositie. Voor het
afstellen hiervan zie paragraaf “4.3 Herkennen van de openings-en sluitstanden van de deur.”
3.4) Installatie van de verschillende inrichtingen
Installeer de andere voorziene inrichtingen volgens de aanwijzingen hiervoor. Controleer in paragraaf ”3.56 de beschrijving van de elektrische
aansluitingen“ en op afbeelding 17 de inrichtingen die op TEN kunnen worden aangesloten
17
3.5) Elektrische aansluitingen
Bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen mag de installatie absoluut niet onder spanning staan
1. Om de elektrische aansluitingen te kunnen verrichten dient u de schroeven van de dekplaat los te draaien (afbeelding 15)
2. Verwijder de twee rubber membranen, die de opening waar de kabels doorheen gevoerd moeten worden, afsluiten. Snijd in het mem-
braan een opening en steek de netkabel in het membraan en de rechter opening. Snijd in het membraan en steek de andere kabels naar
de verschillende inrichtingen in het membraan en de linkeropening. Laat de kabels 20÷30 cm uitsteken. Zie tabel 6 voor het type kabels.
3. Sluit de netkabel rechtstreeks op de klemmetjes 1(fase), 2 (nulleider) en 3 (aarde) aan; zet daarna de kabel met een bandje vast zoals dat
op afbeelding 16 is aangegeven
4. Voer de aansluiting van de andere kabels volgens het schema op afbeelding 17 uit. Voor nog meer gemak zijn de klemmetjes uitneembaar
5. Na afloop van de aansluitingen dient u de kabels vast te zetten met bandjes (afbeelding 18).
!
18
15
16
203
NL
3.5.1) Beschrijving van de elektrische aansluitingen
In deze paragraaf vindt u een beknopte beschrijving van de elektrische aansluitingen: zie voor verdere details ook 7.3 “Bijplaatsen of weghalen
van inrichtingen”
FLASH deze uitgang kan worden geprogrammeerd (zie L4 in tabel 10) om een van onderstaande inrichtingen aan te sluiten:
Knipperlicht
Indien als “knipperlicht” op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk op deze uitgang het knipperlicht van
NICE “LUCY B” of MLB of MLBT met een 12V-autolampje van 12 V 21W aan te sluiten.
Tijdens de manoeuvre knippert dit met een tijdsduur van 0,5s aan en 0,5s uit.
Functie: “controlelampje deur open”, “actief bij dichte deur” of “actief bij open deur”
Indien met een van deze 3 functies op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk een controlelampje 24V max
5W voor onderstaande signaleringen aan te sluiten
Functie “controlelampje deur open”
Uit: bij dichte deur
Langzaam knipperend: deur gaat open
Snel knipperend: deur gaat dicht
Aan: deur open (niet dicht)
Functie “actief bij dichte deur”
Aan: deur dicht
Uit: in alle andere gevallen
Functie “actief bij open deur”
Aan: deur open
Uit: in alle andere gevallen
Deze uitgang kan ook voor andere functies worden geprogrammeerd; zie paragraaf “7.2.3 Functies tweede niveau
(afstelbare parameters)”
Zuignap*
Indien als “zuignap” op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk op deze uitgang een zuignap 24V max 10W
(uitvoeringen alleen met elektromagneet, zonder elektronische inrichtingen) aan te sluiten.
Wanneer de deur dicht is, wordt de zuignap geactiveerd wanneer de deur wordt vergrendeld. Bij de openings- of sluit-
manoeuvre wordt de zuignap gedeactiveerd.
Elektrische vergrendeling*
Indien als “elektrische vergrendeling” op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk op deze uitgang een elek-
trische vergrendeling die vanzelf dichtvalt 24V max 10W (uitvoeringen alleen met elektromagneet, zonder elektronische
inrichtingen) aan te sluiten. Tijdens de openingsmanoeuvre wordt de elektrische vergrendeling geactiveerd en blijft die
geactiveerd om de deur vrij te maken en manoeuvre uit te voeren. Bij de sluitmanoeuvre dient u zich ervan te vergewis-
sen dat de elektrische vergrendeling zich automatisch vastkoppelt.
Elektrisch slot*
Indien als “elektrisch slot” op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk op deze uitgang een elektrisch slot
dat vanzelf dichtvalt 24V max 10W (uitvoeringen alleen met elektromagneet, zonder elektronische inrichtingen) aan te
sluiten. Tijdens de openingsmanoeuvre wordt het elektrische slot geactiveerd en blijft die geactiveerd om de deur vrij te
maken en manoeuvre uit te voeren. Bij de sluitmanoeuvre dient u zich ervan te vergewissen dat het elektrische slot zich
automatisch vastkoppelt.
BLUEBUS op dit klemmetje kunnen compatibele inrichtingen aangesloten worden; ze worden allemaal parallel aangesloten met
twee draden waarover zowel de elektrische stroomvoorziening als de communicatiesignalen lopen. Verdere informatie
over BlueBUS vindt u in paragraaf “7.3.1 BlueBUS”.
STOP Stop ingang voor inrichtingen die de lopende manoeuvre kunnen blokkeren of eventueel kunnen onderbreken; door
het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u contacten van het type “Normaal Dicht” NC, type “Normaal Open” NO of
inrichtingen met een constante weerstand of optische inrichting aansluiten. Meer informatie over STOP vindt u in para-
graaf “7.3.2 Ingang STOP”.
PP ingang voor inrichtingen die de manoeuvre in de modus Stap-voor-Stap aansturen; het is mogelijk contacten van het
type “Normaal Open” NO aan te sluiten.
OPEN ingang voor inrichtingen die alleen de openingsmanoeuvre aansturen; het is mogelijk contacten van het type “Normaal
Open” aan te sluiten.
CLOSE ingang voor inrichtingen die alleen de sluitmanoeuvre aansturen; het is mogelijk contacten van het type “Normaal Open”
aan te sluiten.
ANTENNA ingang voor aansluiting van de antenne voor de radio-ontvanger. (de antenne is in LUCY B ingebouwd).
* Er kunnen alleen inrichtingen worden aangesloten die slechts een elektromagneet hebben.
Gebruik geen andere inrichtingen dan die welke voorzien zijn
204
4.1) Aansluiting van de stroomvoorziening
De aansluiting op de stroomvoorziening van TEN dient door ervaren, deskundig personeel in het bezit van de vereis-
te kenmerken uitgevoerd te worden onder volledige inachtneming van wetten, voorschriften en reglementen.
Zodra TEN onder spanning staat, is het raadzaam enkele eenvoudige controles uit te voeren:
1. Controleer dat de led BLUEBus enkele seconden snel en vervolgens regelmatig met een frequentie van één knippering per seconde knip-
pert (afbeelding 31).
2. Als er fotocellen zijn dient u te controleren of ook de leds op de fotocellen (zowel op TX als op RX) knipperen; Het is niet van belang met
welke frequentie, want dat hangt van andere factoren af.
3. Controleer dat de op de uitgang FLASH aangesloten inrichting uit is
4. Controleer dat het gebruikerslicht uit is.
Als dit niet het geval is, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar de besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen nauw-
keuriger te controleren
Andere nuttige informatie voor het zoeken naar en oplossen van storingen vindt u in het hoofdstuk “7.6 Oplossen van problemen”.
!
4.2) Herkennen van de inrichtingen
Nadat de installatie van stroom is voorzien dient de besturingseenheid de op de ingangen
BlueBUS en STOP aangesloten inrichtingen te herkennen. Voor deze fase knipperen de led-
lampjes L1 en L2 om aan te geven dat de procedure voor het herkennen van de inrichtin-
gen moet worden uitgevoerd.
De herkenningsfase van de inrichtingen dient altijd uitgevoerd te worden
ook al is er geen enkele inrichting aangesloten.
1. Druk op de toetsen [] en [Set] en houd die ingedrukt (afbeelding 20)
2. Laat de toetsen los wanneer de leds L1 en L2 zeer snel gaan knipperen (na ongeveer 3s)
3. Wacht enkele seconden tot de besturingseenheid de herkenningsfase van de inrichtin-
gen heeft beëindigd
Nadat de inrichtingen herkend zijn moet het ledlampje STOP blijven branden; de ledlampjes L1
en L2 zullen uit gaan (eventueel zullen de ledlampjes L3 en L4 beginnen te knipperen)
De herkenningsfase van de aangesloten inrichtingen kan op elk desgewenst moment opnieuw
worden uitgevoerd, ook wanneer er bijvoorbeeld na installatie een inrichting wordt bijgeplaatst.
!
20
4) Eindcontroles en inbedrijfstelling
3.5.2) Elektrische aansluiting tweede motor
Als de installatie het gebruik van 2 motoren voorziet, een TN2010 en
een TN2020, dient u de elektrische aansluiting op de tweede motor
te verrichten zoals dat hieronder is beschreven.
1. Verricht op de reductiemotor TN 2010 dezelfde aansluitingen als
die welke voorzien zijn voor de installatie op een enkele motor.
2. Tussen de besturingseenheid van de TN2010 en het klemmen-
bord van de TN2020 dient u de kabels “tweede motor” en
“gebruikerslicht tweede motor” aan te sluiten zoals dat te zien is
(op afbeelding 19), waarbij u de aangegeven polariteit in acht
dient te nemen.
19
205
NL
4.3) Herkennen van de openings-en sluitstanden van de deur
Na de herkenningsfase van de inrichtingen dient de besturingseenheid de openings- en sluitstanden van de deur in het geheugen op te slaan;
behalve enkele posities naar keuze, zijn er in het totaal 6 posities:
Positie Led Betekenis
FCA L1 Hoogte van de grootst mogelijke opening. Wanneer de deur op deze stand komt, stopt hij.
RA L2 Hoogte waar de vertraging tijdens de openingsmanoeuvre begint; wanneer de deur op deze stand komt, mindert de motor
snelheid tot hij op zijn minimumsnelheid komt.
RI L4 Tussenhoogte van vertraging bij de sluitmanoeuvre. Wanneer dit punt is geprogrammeerd mindert de deur ongeveer 50cm
eerder snelheid, in zodat hij de stand RINT op minimumsnelheid passeert. Na de hoogte RI gaat de motor weer terug naar
de geprogrammeerde snelheid.
AP L5 Hoogte van gedeeltelijke opening. Dit is de positie waarop de deur stopt nadat er een instructie voor gedeeltelijke opening
is gegeven
RC L7 Hoogte waar de vertraging tijdens de sluitmanoeuvre begint; wanneer de deur op deze stand komt, mindert de motor
snelheid tot hij op zijn minimumsnelheid komt.
FCC L8 Hoogte van totale sluiting; wanneer de deur op deze stand komt, stopt hij.
Tijdens deze manoeuvres slaat de besturingseenheid in haar geheu-
gen de kracht op die nodig is voor de openings- en sluitmanoeuvres.
Het is van belang dat deze eerste manoeuvres niet worden
onderbroken, bijvoorbeeld door een instructie STOP.
De herkenningsfase van de aangesloten inrichtingen kan op elk des-
gewenst moment opnieuw worden uitgevoerd, ook na installatie; u
behoeft ze alleen maar vanaf punt 1 opnieuw uit te voeren. Mocht
het nodig zijn een enkele hoogte te wijzigen, dan kunt u de pro-
grammering van de niet van belang zijnde hoogten overslaan door 2
maal snel op de toets [Set] te drukken voor elke positie die u wilt
overslaan.
21
Wanneer de hoogten nog onbekend zijn, knipperen de leds L3 en L4.
Hieronder wordt de procedure voor het opslaan van de standen beschreven. Het is verplicht de hoogten FCA en FCC te programmeren, ter-
wijl dat bij de andere mogelijk is; in dat laatste geval worden zij automatisch door de besturingseenheid berekend.
1. Druk op [Set] + [] en houd die 3 seconden ingedrukt om in de geheugenopslag hoogten binnen te gaan. (Afbeelding 21)
De led L1 knippert: programmering hoogte FCA
2. Verplaats met de toetsen [] o [] de deur naar de openingsstand.
3. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte FCA te bevestigen. De led L1 blijft branden.
De led L2 knippert: programmering hoogte RA
4. Als u de hoogte vertraging opening niet wilt programmeren dient u 2 maal snel op de toets [Set] te drukken om naar de volgende
programmering te gaan; de led L2 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder.
5. Verplaats met de toetsen [] o [] de deur naar de stand van vertraging bij opening.
6. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte RA te bevestigen. De led L2 blijft branden.
De led L4 knippert: programmering hoogte RI
7. Als u de tussenstand vertraging opening niet wilt programmeren dient u 2 maal snel op de toets [Set] te drukken om naar de
volgende programmering te gaan; de led L4 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder.
8. Verplaats met de toetsen [] o [] de deur naar de tussenstand vertraging.
9. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte RI te bevestigen. De led L4 blijft branden.
De led L5 knippert: programmering hoogte AP
10. Als u de hoogte gedeeltelijke opening niet wilt programmeren dient u 2 maal snel op de toets [Set] te drukken om naar de
volgende programmering te gaan; de led L5 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder.
11. Verplaats met de toetsen [] o [] de deur naar de stand van gedeeltelijke opening.
12. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte AP te bevestigen. De led L5 blijft branden.
De led L7 knippert: programmering hoogte RC
13. Als u de hoogte vertraging sluiting niet wilt programmeren dient u 2 maal snel op de toets [Set] te drukken om naar de volgende
programmering te gaan; de led L7 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder.
14. Verplaats met de toetsen [] o [] de deur naar de stand van vertraging in sluiting.
15. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte RC te bevestigen. De led L7 blijft branden.
De led L8 knippert: programmering hoogte FCC
16. Verplaats met de toetsen [] o [] de deur naar de sluitstand.
17. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte FCC te bevestigen. De led L8 blijft branden.
18. Wanneer u de toets [Set] los laat, gaan alle leds uit.
19. Geef een instructie voor opening door op de toets [Open] te drukken; er wordt nu een complete openingsmanoeuvre uitgevoerd.
20. Geef een instructie voor sluiting door op de toets [Close] te drukken; er wordt nu een complete sluitmanoeuvre uitgevoerd
206
Dit is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering ten-
einde een zo groot mogelijke veiligheid te garanderen. De eindtest
kan ook als periodieke controle voor de verschillende inrichtingen
van de automatisering gebruikt worden.
De eindtest van de gehele installatie moet door vakbe-
kwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. Dat
moet ook bepalen welke tests in functie van de bestaan-
de risico’s noodzakelijk zijn en controleren of de wettelij-
ke voorschriften, regelgeving en regels en met name alle
vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor
de controle van automatiseringen voor poorten en deuren
bepaalt, in acht zijn genomen.
!
5) Eindtest en inbedrijfstelling
4.6) Radio-ontvanger
Voor het aansturen op afstand van TEN, is er op de besturingseenheid
een plug-in SM voor radio-ontvangers van het type SMXI, SMXIS of OXI
die apart leverbaar zijn. Voor het aanbrengen van de radio-ontvanger
dient u de stroomtoevoer naar de TEN te onderbreken en te werk te gaan
zoals dat op afbeelding 21 wordt aangegeven. In tabel 7 wordt de kop-
peling tussen de uitgang van de radio-ontvangers SMXI en SMXIS en de
instructie die TEN zal uitvoeren, beschreven:
Indien de radio-ontvanger OXI uit de lijn NiceOpera wordt gebruikt,
zal de ontvanger in de MODUS II UITGEBREID de onderstaande
instructies kunnen verzenden:
Uitgang 1 Instructie “P.P.” (Stap-voor-Stap)
Uitgang 2 Instructie “Gedeeltelijke opening”
Uitgang 3 Instructie “Open”
Uitgang 4 Instructie “Sluit”
Tabel 7: instructies met ontvanger SMXI, SMXIS
Instructie 1 Stap-voor-stap
Instructie 2 Open gedeeltelijk 1
Instructie 3 Open
Instructie 4 Sluit
Instructie 5 Stop
Instructie 6 Stap-voor-stap Woonblok
Instructie 7 Stap-voor-stap Hoge prioriteit
Instructie 8 Open gedeeltelijk 2
Instructie 9 Open gedeeltelijk 3
Instructie 10 Open en Vergrendel automatisering
Instructie 11 Sluit en Vergrendel automatisering
Instructie 12 Vergrendel automatisering
Instructie 13 Ontgrendel automatisering
Instructie 14 On Timer Gebruikerslicht
Instructie 15 On-Off Gebruikerslicht
Tabel 8: instructies met de ontvanger OXI
22
4.4) Controle van de manoeuvre van de deur
Na de herkenningsfase van de standen is het raadzaam enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de deur correct loopt.
1. Druk op de toets [OPEN] om de instructie voor de manoeuvre “Open” te geven; controleer of de openingsmanoeuvre van de deur regel-
matig verloopt zonder verandering van snelheid; controleer of de vertraging bij het openen op de geprogrammeerde stand wordt uitge-
voerd.
2. Druk op de toets [CLOSE] om de instructie voor de manoeuvre “Sluit” te geven; controleer of de sluitmanoeuvre van de deur regelma-
tig verloopt zonder verandering van snelheid en de vertraging in sluiting op de geprogrammeerde stand wordt uitgevoerd.
3. Controleer dat het knipperlicht tijdens de manoeuvres met een frequentie van 0,5s aan en 0,5s uit knippert.
4. Voer meerdere openings-en sluitmanoeuvres uit om te beoordelen of er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of andere onre-
gelmatigheden zijn, zoals punten met een grotere wrijving.
5. bestemd ook tijdens bruuske veranderingen in snelheid bij de manoeuvre van de deur
4.5) Vooraf ingestelde functies
De besturingseenheid van TEN beschikt over enkele programmeerbare functies; in de fabriek worden deze functies in een configuratie afge-
steld die voor het merendeel van de automatiseringen optimaal is; in ieder geval kunnen de functies op elk gewenst moment via de juiste
programmeringsprocedure gewijzigd worden; raadpleeg hiervoor paragraaf “7.2 Programmeringen”.
5.1) Eindtest
Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoorbeeld
contactlijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase in de eind-
test vereist; voor deze inrichtingen zullen de procedures uit de desbe-
treffende handleidingen met aanwijzingen gevolgd moeten worden. Voor
de eindtest van TEN dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren:
1. Controleer dat alle voorschriften vervat in deze handleiding en
met name hoofdstuk 1 “Aanbevelingen” nauwgezet in acht wor-
den genomen.
2. Ontgrendel de deur door de ontgrendelingsgreep van elke motor
tegen de wijzers van de klok in te draaien (afbeelding 40); con-
troleer of het mogelijk is de deur zowel in openings- als sluitrich-
ting handmatig te verplaatsen met een kracht van niet meer dan
225N waarbij u dit doet op het punt dat voor de handmatige
manoeuvre bestemd is.
3. Vergrendel de motoren aan de deur door de ontgrendelingsgreep
met de wijzers van de klok mee te draaien (afbeelding 41).
207
NL
4. Voer met behulp van de bedienings-of uitschakelingsorganen
(sleutelschakelaar, bedieningstoetsen of radiozenders), tests voor
het doen sluiten, openen en stoppen van de deur uit en verifieer
of de manoeuvre uitgevoerd wordt zoals dat voorzien is.
5. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen
of de deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellings-
defecten zijn, of bijzondere wrijvingspunten.
6. Controleer één voor één of alle veiligheidsinrichtingen in de instal-
latie (fotocellen, contactlijsten, etc.) goed werken; met name of
het ledlampje OK op de besturingseenheid telkens wanneer een
van deze inrichtingen in werking treedt, 2 maal snel knippert ter
bevestiging van het feit dat de besturingseenheid de gebeurtenis
herkent.
7. Om te controleren of de fotocellen goed werken en met name of
er geen interferenties met andere inrichtingen zijn, voert u een 30
cm lange cilinder met een diameter van 5 cm op de optische as,
eerst dichtbij de TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het
midden van die twee. Ga dan na of de inrichting in alle gevallen in
werking treedt en van de actieve status op de alarmstatus over-
gaat, en omgekeerd. Tenslotte controleert u of dat de voorziene
reactie in de besturingseenheid oproept, bijvoorbeeld of bij de
sluitmanoeuvre deze niet wordt uitgevoerd.
8. Als gevaarlijke situaties welke door de beweging van de vleugel
opgeheven zijn door middel van beperking van de stootkracht,
dient u deze kracht te meten volgens de voorschriften van de
norm EN 12445. Als afstelling van de “Snelheid” en de aansturing
van het “Motorkracht” gebruikt worden als hulpmiddel voor het
systeem om de stootkracht terug te brengen, probeer dan die
instelling te vinden, welke de beste resultaten oplevert.
5.2) Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eind-
test van TEN en de andere aanwezige inrichtingen met succes zijn
afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of inbedrijfstelling in “tijdelij-
ke” situaties is niet toegestaan.
1. Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar
dat tenminste 10 jaar, dat tenminste bestaat uit: de overzichtste-
kening van de automatisering, het elektrisch bedradingsschema,
een analyse van de risico’s en de toegepaste oplossing daarvoor,
de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor alle
gebruikte inrichtingen (gebruik voor TEN de bijgevoegde EG-Ver-
klaring van overeenstemming); kopie van de gebruiksaanwijzin-
gen en het onderhoudsplan van de automatisering.
2. Breng een plaatje op de deur aan met daarop tenminste de vol-
gende gegevens: type automatisering, naam en adres van de
fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienum-
mer, bouwjaar en “CE”-keurmerk.
3. Breng in de nabijheid van de deur een niet te verwijderen etiket of
plaatje aan waarop de handelingen zijn aangegeven voor het ont-
grendelen en handmatig bewegen van de deur
4. Breng op de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan met
daarop deze afbeelding (minimale hoogte 60mm).(afbeelding 23)
5. Stel de verklaring van overeenstemming voor de automatisering
op en geef ze aan de eigenaar van de automatisering.
6. Maak de handleiding “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het
gebruik van de automatisering” en geef die aan de eigenaar van
de automatisering.
7. Stel een onderhoudsplan (met daarin de voorschriften voor het
onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering) op en
geef dit aan de eigenaar van de automatisering.
8. Informeer vóór de inbedrijfstelling van de automatisering de eige-
naar uitvoerig en schriftelijk (bijvoorbeeld in de handleiding met
aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automa-
tisering) over de nog aanwezige gevaren en risico’s.
23
208
7.2) Programmering
Op de besturingseenheid van TEN zijn enkele programmeerbare
functies beschikbaar; instelling van deze functies vindt plaats met
behulp van 3 toetsen op de besturingseenheid: [] [Set] [] en
worden via 8 ledlampjes: L1….L8 zichtbaar gemaakt.
De programmeerbare functies welke op TEN beschikbaar zijn, zijn
over 2 niveaus verdeeld:
Eerste niveau: functies instelbaar in modus ON-OFF (actief of niet
actief); in dit geval geeft elk ledlampje L1….L8 een functie aan; als
het aan is, is de functie actief, als het uit is, is de functie niet actief;
zie tabel 8.
Tweede niveau: parameters die instelbaar zijn op een schaal met
waarden van 1 tot 8; in dit geval geeft elk ledlampje L1….L8 de
waarde aan die uit 8 mogelijkheden is gekozen; zie tabel 10.
In dit hoofdstuk worden de mogelijkheden ten aanzien van programmering, aanpassing aan de persoonlijke behoeften van de gebruiker, dia-
gnostiek en opsporing van storingen met betrekking tot TEN behandeld
Alle toetsen voeren tijdens de manoeuvre, afgezien van het feit of het een openings- dan wel sluitmanoeuvre is, de
functie STOP uit waarbij de loop van de motor wordt onderbroken.
!
7) Nadere details
Met de toets “OPEN” kunt u het openen van de deur aansturen of het punt
van programmering naar boven verplaatsen.
Met de toets “STOP” kunt u de manoeuvre onderbreken; als u hem langer
dan 5 seconden ingedrukt houdt kunt u de programmering binnengaan
Met de toets “CLOSE “kunt u het sluiten van de deur aansturen of het punt
van programmering naar beneden verplaatsen.
7.1) Programmeertoetsen
Op de besturingseenheid van TEN bevinden zich 3 toetsen die gebruikt kunnen wor-
den zowel om de besturingseenheid tijdens de tests aan te sturen als voor het pro-
grammeren (Afbeelding 25)
25
OPEN
STOP
SET
CLOSE
In dit hoofdstuk vindt u de benodigde informatie voor uitvoering van het onderhoudsplan en de afvalverwerking van TEN
6) Onderhoud en afvalverwerking
6.1) Onderhoud
Om de veiligheid op een constant niveau te houden en een zo lang
mogelijke levensduur van de gehele automatisering te waarborgen is
regelmatig onderhoud vereist.
Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige
inachtneming van de veiligheidsvoorschriften van deze
handleiding en volgens de van kracht zijnde wettelijke
voorschriften en regelgeving.
Volg voor de andere inrichtingen die niet tot de TEN behoren de aan-
wijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan daarvoor op.
1. Voor TEN is een geprogrammeerde onderhoudsbeurt vereist die
op zijn minst binnen 6 maanden of 1.000 manoeuvres na de vori-
ge onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden:
2. Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening los.
3. Controleer alle materialen waaruit de automatisering bestaat op
kwaliteitsvermindering en let daarbij vooral op aantasting of roest-
vorming van de structurele delen; vervang die delen welke onvol-
doende garantie bieden.
4. Controleer de staat van slijtage van alle bewegende delen: teles-
cooparmen, kabels van de tegengewichten en alle delen van de
vleugel; vervang de versleten onderdelen.
5. Sluit de elektrische stroomvoorziening weer aan en voer alle test
en controles uit zoals die in paragraaf “5.1 Eindtest” voorzien zijn.
!
6.2) Afvalverwerking
Wanneer de levensduur van dit product ten einde is, dienen, zoals dit
ook bij de installatiewerkzaamheden het geval is, de ontmantelings-
werkzaamheden door gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden.
Dit product bestaat uit verschillende soorten materiaal, waarvan sommi-
ge hergebruikt kunnen worden, terwijl voor andere afvalverwerking is
vereist. Win inlichtingen over de methoden van hergebruik of afvalver-
werking in en houd u aan de plaatselijk van kracht zijnde voorschriften.
Sommige delen van dit product zouden vervuilende of
gevaarlijke stoffen kunnen bevatten. Als die in het milieu
worden achtergelaten zouden ze schadelijke gevolgen voor
het milieu of de gezondheid ten gevolge kunnen hebben.
Zoals u kunt zien aan het symbool op afbeelding 24 is het verboden dit
product met het gewone huisvuil weg te gooien. Scheid uw afval voor
verwerking op een manier zoals die in de plaatselijke regelgeving voor-
zien is; of lever het product bij uw leverancier in wanneer u een nieuw
gelijksoortig product koopt. De plaatselijke regelgeving kan in zware
straffen voorzien in geval van illegale dumping van dit product.
1. Koppel de elektrische stroomvoorziening, met inbegrip van de
bufferbatterij, voor de automatisering los.
2. Demonteer alle inrichtingen en accessoires, waarbij u de proce-
dure in omgekeerde volgorde volgt ten opzichte van die welke in
hoofdstuk “3 Installatie” is beschreven
3. Verzamel voor zover mogelijk die onderdelen die hergebruikt of ver-
werkt kunnen of moeten worden, zoals bijvoorbeeld de metalen
delen van de kunststof delen, elektronische kaarten, batterijen, etc.
4. Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en
geef deze aan bedrijven die zich met het hergebruik en de afval-
verwerking daarvan bezighouden.
!
24
209
NL
Led Functie Beschrijving
L1 Automatisch sluiten Met deze functie is een automatische sluiting van de deur mogelijk na afloop van de geprogrammeerde
pauzeduur; in de fabriek is de Pauzeduur afgesteld op 30 seconden maar dit kan gewijzigd worden in 10,
20, 40, 60, 80, 120, 160 en 200 seconden.
Als de functie niet actief is, werkt de deur “semi-automatisch”.
L2 Terugloop na Foto Met deze functie is het mogelijk de deur zo lang pen te houden als nodig is om er doorheen te gaan; door
het in werking treden van "Foto" gaat de deur automatisch weer dicht na een pauzeduur van 5s
(onafhankelijk van de geprogrammeerde waarde).
Dit verandert al naar gelang de functie "Automatische Sluiting " al dan niet actief is.
Wanneer "Automatische Sluiting" niet actief is: De deur gaat steeds helemaal open (ook als Foto
eerder vrij komt). Bij het vrijkomen van Foto gaat de deur automatisch weer dicht na een pauze van 5s.
Wanneer "Automatische Sluiting" actief is: de openingsmanoeuvre wordt onmiddellijk na het
vrijkomen van de fotocellen onderbroken en de deur gaat automatisch weer dicht na een pauze van 5s.
De functie "Terugloop na Foto" wordt altijd uitgeschakeld wanneer een manoeuvre met een instructie “Stop”
onderbroken is. Als de functie "Terugloop na Foto" niet actief is, zal de pauzeduur overeenkomen met de
geprogrammeerde pauzeduur of er zal de deur niet automatisch dicht gaan als de functie niet actief is.
L3 Sluit altijd De functie “Sluit altijd” treedt in werking, waarbij een sluiting veroorzaakt wordt, wanneer bij terugkeer van
de stroom wordt geconstateerd dat de deur open is.
Om veiligheidsredenen wordt deze manoeuvre voorafgegaan door een voorwaarschuwing van 3s.
Als de functie niet actief is zal bij terugkeer van de stroom de deur blijven open staan.
L4 Stand-By Met deze functie kan het verbruik zoveel mogelijk teruggebracht worden. Als deze functie actief is zal de
besturingseenheid 1 minuut na afloop van de manoeuvre de uitgang BlueBUS (en dus de inrichtingen) en
alle ledlampjes uitschakelen met uitzondering van het ledlampje BlueBUS dat langzamer zal gaan
knipperen. Wanneer de besturingseenheid een instructie ontvangt, zal ze de volledige functionering
herstellen. Als deze functie niet actief is zal er geen vermindering van verbruik zijn.
L5 Lange terugloop Met deze functie is het mogelijk te kiezen welke terugloop u wilt dat de deur uitvoert nadat STOP of de
krachtbeperking in werking is getreden. Als de functie niet is geactiveerd, is er een korte terugloop (15cm
circa). Als de functie is geactiveerd, vindt inversie plaats tot de maximum hoogte van opening of sluiting.
L6 Voorwaarschuwing Met de functie voorwaarschuwing wordt er een pauze van 3s aangehouden tussen het moment waarop het
knipperlicht gaat branden en de manoeuvre begint om van te voren voor een gevaarlijke situatie te
waarschuwen. Als de voorwaarschuwing niet actief is, zal het knipperlicht tegelijk met het begin van de
manoeuvre aan gaan.
L7 Gevoeligheid Met deze functie is het mogelijk de gevoeligheid van de motor bij obstakeldetectie aanzienlijk te verhogen.
Als deze functie als hulpmiddel wordt gebruikt, dient u voor het vaststellen van de stootkracht ook de
“Snelheid” en “Kracht van de motor” in het menu van het tweede niveau af te stellen.
L8 2 motoren Deze functie moet worden geactiveerd wanneer er 2 motoren worden geïnstalleerd.
Bij normaal functioneren van TEN zijn de ledlampjes L1….L8 aan of uit op basis van de status van de functie waaraan zij gekoppeld zijn,
bijvoorbeeld L1 is aan, als de functie “Automatisch sluiten” actief is. Tijdens de manoeuvre knipperen de leds L1…L8 waarmee ze de kracht
aangeven die nodig is om de deur op dat moment te bewegen. Als L8 knippert, is de benodigde kracht gering en die loopt op tot het
knipperen van L1 die de maximumkracht aangeeft. Gelieve op te merken dat er geen enkel verband bestaat tussen het door de ledlampjes
tijdens de manoeuvre aangegeven krachtniveau (dat een absolute waarde is) en het niveau dat door de leds wordt aangegeven tijdens het
programmeren van de kracht (dat een relatieve waarde is). Zie L5 en L6 in tabel 10.
Tabel 8: lijst programmeerbare functies: eerste niveau
7.2.1) Functies eerste niveau (functies ON-OFF)
7.2.2) Programmering eerste niveau (functies ON-OFF)
In de fabriek worden alle functies van het eerste niveau op “OFF” gezet, maar dat kan op elk gewenst moment veranderd worden zoals in
tabel 8 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op
de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt, zal de procedure automatisch beëindigd worden
waarbij de wijzigingen die tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen.
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3. Druk op de toets [] o [] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het ledlampje dat
de te wijzigen functie vertegenwoordigt
4. Druk op de toets [Set] om de status van de functie te wijzigen (kort knipperen = OFF;
lang knipperen = ON)
5. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.
10s
N.B.: de punten 3 en 4 kunnen tijdens dezelfde programmeerfase herhaald worden om andere functies op ON of OFF te zetten.
Tabel 9: voor het wijzigen van de functies ON-OFF Voorbeeld
SET
SET
SET
L1
of
210
7.2.3) Functies tweede niveau (instelbare parameters)
Tabel 10: lijst programmeerbare functies: tweede niveau
Pauzeduur
Functie P.P.
Snelheid
motor
Uitgang
FLASH.
Kracht motor
bij opening
Kracht motor
bij sluiting
Onderhouds-
waarschuwing
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
10 seconden
20 seconden
40 seconden
60 seconden
80 seconden
120 seconden
160 seconden
200 seconden
Open - stop - sluit - stop
Open - stop - sluit - stop
Open - sluit - open - sluit
Woonblok
Woonblok 2 (langer dan 2” veroorzaakt een stop)
Stap-voor-stap 2 (korter dan 2” veroorzaakt een gedeeltelijke opening)
Lemand aanwezig
Opening “semi-automatisch”, sluiting “iemand aanwezig”
Snelheid 1 (30% - langzaam)
Snelheid 2 (44%)
Snelheid 3 (58%)
Snelheid 4 (72%)
Snelheid 5 (86%)
Snelheid 6 (100% - snel)
Open V4, sluit V2
Open V6, sluit V4
Functie Controlelampje Deur Open
Actief als de deur dicht is
Actief als de deur open is
Knipperlicht
Elektrische vergrendeling
Elektrisch slot
Zuignap
Controlelampje Onderhoud
Kracht 1 (laag)
Kracht 2
Kracht 3
Kracht 4
Kracht 5
Kracht 6
Kracht 7
Kracht 8 (hoog)
Kracht 1 (laag)
Kracht 2
Kracht 3
Kracht 4
Kracht 5
Kracht 6
Kracht 7
Kracht 8 (hoog)
Automatisch (op grond van de zwaarte van de manoeuvres)
1.000
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
Led ingang Parameter Led (niveau) waarde Beschrijving
Stelt de pauzeduur af, dat wil
zeggen de tijd die er verstrijkt
voordat de deur weer automa-
tisch dicht gaat. Dit werkt
alleen als de functie automa-
tisch sluiten actief is.
Stelt de reeks instructies af die
gekoppeld zijn aan de ingang
Stap-voor-Stap of aan de eer-
ste radio-instructie.
Stelt de snelheid van de motor
af tijdens een normale
manoeuvre.
Hiermee kiest u de op de uitgang
FLASH aangesloten inrichting. Voor-
dat u van programmering verandert
dient u erop te letten dat de op het
klemmetje FLASH aangesloten inrich-
ting overeenkomt met wat in para-
graaf 3.4.1 “Beschrijving van de elek-
trische aansluitingen” is beschreven.
Stelt het controlesysteem voor
de kracht van de motor af om die
aan het gewicht van de deur bij
de openingsmanoeuvre aan te
passen en stelt dus de gevoelig-
heid van de obstakeldetectie af.
Stelt het controlesysteem voor
de kracht van de motor af om
die aan het gewicht van de
deur bij de sluitmanoeuvre aan
te passen en stelt dus de
gevoeligheid van de obstakel-
detectie af.
Hiermee wordt het aantal
manoeuvres ingesteld waarna
het verzoek tot onderhoud van
de automatisering moet wor-
den gesignaleerd (zie para-
graaf “7.4.3 Onderhouds-
waarschuwing”).
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
N.B.: “ “ is de fabrieksafstelling SEGUE
211
NL
Lijst
anomalieën
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L7
L8
Resultaat 1
ste
manoeuvre (de meest recente)
Resultaat 2
de
manoeuvre
Resultaat 3
de
manoeuvre
Resultaat 4
de
manoeuvre
Resultaat 5
de
manoeuvre
Resultaat 6
de
manoeuvre
Resultaat 7
de
manoeuvre
Resultaat 8
ste
manoeuvre
Led ingang Parameter Led (niveau) waarde Beschrijving
Hiermee kunt u het type ano-
malie controleren dat zich tij-
dens de voorgaande 8
manoeuvres heeft voorgedaan
(zie paragraaf “7.6.1 Lijst his-
torie anomalieën”).
L8
N.B.: “ “ is de fabrieksafstelling
Alle parameters kunnen naar believen zonder enige contra-indicatie worden afgesteld; alleen het afstellen van de “Motorkracht tijdens ope-
ning” “Motorkracht tijdens sluiting” zouden enige nadere aandacht kunnen vereisen:
Het is af te raden hoge krachtwaarden te gebruiken om het feit te compenseren dat de vleugel punten met een abnormale wrijvingswaar-
de heeft; een te grote kracht kan afbreuk doen aan de werking van het veiligheidssysteem of schade aan de vleugel toebrengen.
Als de controle van de “Motorkracht” gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem de stootkracht bij botsing te beperken dient na elke
afstelling de kracht opnieuw gemeten te worden, zoals de norm EN 12445 dat voorschrijft.
• Slijtage en weersinvloeden zijn van invloed op de manoeuvre van de deur; zo af en toe dient de afstelling van de kracht opnieuw gecon-
troleerd te worden.
7.2.4) Programmering tweede niveau (instelbare parameters)
In de fabriek worden alle instelbare parameterfuncties ingesteld zoals in tabel 9 wordt aangegeven met: “ ” maar die kunnen op elk gewenst
moment worden gewijzigd zoals in tabel 10 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s
tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt zal de procedure
automatisch beëindigd worden waarbij de wijzigingen dit tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen.
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3. Druk op de toetsen [] of [] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het “ledlampje ingang”
dat de te wijzigen parameter vertegenwoordigt
4. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 5 en 6 voortdurend
ingedrukt te blijven
5. Wacht ongeveer 3s waarna dat ledlampje zal gaan branden dat het actuele niveau van de te wijzigen
parameter vertegenwoordigt
6. Druk op de toetsen [] of [] om het ledlampje dat de waarde van de parameter vertegenwoordigt,
te verplaatsen.
7. Laat de toets [Set] los
8. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten..
10s
N.B.: de punten 3 tot 7 kunnen tijdens dezelfde programmeerfase herhaald worden om nog meer parameters in te stellen
Tabel 11: voor het wijzigen van instelbare parameters Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
L1
of
of
7.2.5) Voorbeeld van programmering van het eerste niveau (functies ON-OFF)
Als voorbeeld wordt de reeks handelingen gegeven die noodzakelijk is voor het wijzigen van de fabrieksinstelling van de functies voor het
activeren van de functies “Automatisch Sluiten” (L1) en “Sluit altijd” (L3).
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3. Druk een maal op de toets [Set] om de status van de aan L1 gekoppelde functie te wijzigen
(Automatische sluiting) te wijzigen; nu zal het ledlampje L1 langdurige knipperingen afgeven
4. Druk 2 maal op toets [] om het knipperende ledlampje op het ledlampje L3 te verplaatsen
5. Druk 1 maal op de toets [Set] om de status van de aan L3 gekoppelde functie (Sluit altijd) te wijzigen;
nu zal het ledlampje L3 met lange knipperingen gaan knipperen
6. Druk 1 maal op de toets [Set] om de status van de aan L3 gekoppelde functie (Automatische sluiting)
te wijzigen; nu zal het ledlampje L3 met lange knipperingen gaan knipperen
7. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.
10s
Na deze handelingen moeten de ledlampjes L1 en L3 blijven branden om aan te geven dat de functies “Automatisch Sluiten” en “Sluit altijd”
actief zijn.
Tabel 12: voorbeeld van programmering eerste niveau Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
SET
L1
L1
L3
L3
L3
212
7.2.6) Voorbeeld van programmering tweede niveau (instelbare parameters)
Als voorbeeld geven wij de reeks handelingen die nodig is om de fabrieksinstelling van de parameters te wijzigen en de “Pauzeduur” op 60s
(ingang op L1 en niveau op L4) te verlengen en de “Snelheid (ingang op L4 en niveau op L6).
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 4 en 5 ingedrukt
te blijven
4. Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L3 gaat branden dat het actuele niveau van de “Pauzeduur”
vertegenwoordigt 3s
5. Druk 1 maal op de toets [] om het brandende ledlampje naar L3 te verplaatsen dat de nieuwe
waarde van de “Pauzeduur” vertegenwoordigt
6. Laat de toets [Set] los
7. Druk 2 maal op de toets [] om het knipperende ledlampje naar het ledlampje L3 te verplaatsen
L3
8. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 9 en 10
ingedrukt te blijven
9. Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L4 gaat branden dat het actuele niveau van de “Motorsnelheid”
vertegenwoordigt. 3s
10. Druk 2 maal op de toets [] om het brandende ledlampje naar L6 te verplaatsen dat de nieuwe
waarde van de “Motorsnelheid” vertegenwoordigt. L3
11. Laat de toets [Set] los
12. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.
10s
Tabel 13: voorbeeld van programmering tweede niveau Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
SET
7.3) Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen
U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een automatisering met TEN toevoegen of er een uit verwijderen. Met name op “BlueBUS”
en de ingang “STOP” kunnen verschillende soorten inrichtingen worden aangesloten zoals dat in de volgende paragrafen aangegeven is.
Nadat er inrichtingen zijn toegevoegd of verwijderd, is het noodzakelijk een herkenningsprocedure voor inrichtingen uit te voeren zoals dat in
paragraaf “7.3.5 Herkennen van andere inrichtingen” beschreven is.
7.3.1) BlueBUS
BlueBUS is een techniek waarbij het mogelijk is alle compatibele inrichtingen slechts met twee draden aan te sluiten waarover zowel de elek-
trische stroom als de communicatiesignalen lopen. Alle inrichtingen worden parallel aangesloten op dezelfde 2 draden van BlueBUS en zon-
der dat daarbij de polariteit in acht genomen moet worden; elke inrichting wordt afzonderlijk herkend omdat die tijdens de installering een
eenduidig adres wordt toegekend. Op BlueBUS kunnen bijvoorbeeld fotocellen, veiligheidsinrichtingen, bedieningstoetsen, signalerings-
lampjes etc aangesloten worden. De besturingseenheid van TEN herkent alle aangesloten inrichtingen één voor één via een adequate her-
kenningsprocedure en is in staat om met de grootst mogelijke zekerheid alle eventuele anomalieën te detecteren. Om deze reden is het tel-
kens wanneer er een op BlueBUS aangesloten inrichting toegevoegd of verwijderd wordt, noodzakelijk de herkenningsprocedure in de bestu-
ringseenheid uit te voeren zoals dat in paragraaf “7.3.5 Herkennen van andere inrichtingen” beschreven is.
SET
L1
L3
L3
L4
7.3.2) Ingang STOP
STOP is de ingang die onmiddellijke onderbreking de manoeuvre ver-
oorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze ingang kunnen de
inrichtingen met uitgang met normaal open contacten “NO” aangeslo-
ten worden, alsook normaal gesloten contracten “NC”, OPTO SENSOR
of inrichtingen met een uitgang met constante weerstand 8,2K, zoals
bijvoorbeeld de contactlijsten. Zoals voor BlueBUS, herkent de bestu-
ringseenheid het soort inrichting dat tijdens de herkenningsfase op de
ingang STOP is aangesloten (zie paragraaf “7.3.5 Herkennen van ande-
re inrichtingen”); daarna wordt er een STOP veroorzaakt indien er zich
een wijziging ten opzichte van de herkende staat voordoet. Door het uit-
voeren van de juiste handelingen kunt u op de STOP-ingang meer dan
één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van het hetzelfde type:
Er kunnen meerdere NO-inrichtingen parallel op elkaar aangeslo-
ten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
Er kunnen meerdere NC-inrichtingen serieel op elkaar aangesloten
worden zonder beperking van het aantal daarvan.
Twee inrichtingen met een uitgang met constante weerstand
8,2k kunnen parallel geschakeld worden; als er meer dan 2
inrichtingen zijn dienen ze allemaal via een “cascadeschakeling“
op één enkele eindweerstand van 8,2k aangesloten worden.
• Een combinatie van NO en NC is mogelijk door de 2 contacten
parallel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van
8,2k te verbinden (en dus is ook de combinatie van de 3 inrich-
tingen mogelijk: NO, NC en 8,2k).
Indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, garanderen
alleen die inrichtingen welke een uitgang met een con-
stante weerstand van 8,2k hebben of de optische inrich-
tingen OPTO SENSOR de veiligheidscategorie 3 tegen sto-
ringen volgens de norm EN 954-1.
!
213
NL
Voor het aansluiten van een optische inrichting van het type OPTO
SENSOR dient te werk te gaan zoals dat op afbeelding 26 ia aan-
gegeven. De maximale stroom die op de leiding 12Vcc wordt ver-
schaft, bedraagt 40mA.
26
7.3.3) Fotocellen
Het systeem “BlueBUS” biedt de mogelijkheid de besturingseenheid via adressering met speciale jumpers de fotocellen te laten herkennen
en de correcte detectiefunctie toe te kennen. Adressering dient zowel op TX als op RX uitgevoerd te worden (waarbij de jumpers op dezelf-
de manier geplaatst moeten worden); hierbij dient u na te gaan of er geen andere stellen fotocellen met hetzelfde adres bestaan.
In een automatisme voor kanteldeuren dat geautomatiseerd is met TEN, is het mogelijk de fotocellen te installeren zoals dat op afbeelding
27 is aangegeven. Na het installeren of verwijderen van fotocellen dient er een herkenningsprocedure in de besturingseenheid uitgevoerd te
worden zoals dat in paragraaf “4.2 Herkennen van inrichtingen” beschreven is.
27
FOTO
Fotocel h = 50
die bij het sluiten in werking treedt
FOTO II
Fotocel h = 100
die bij het sluiten in werking treedt
FOTO 1
Fotocel h = 50 die zowel bij het sluiten als bij
het openen in werking treedt
FOTO 1 II
Fotocel h = 100 die zowel bij het sluiten als
bij het openen in werking treedt
FOTO 2
Fotocel
die bij het openen in werking treedt
FOTO 2 II
Fotocel
die bij het openen in werking treedt
FOTO 3
NIET-TOEGESTANE CONFIGUTATIE
Tabel 14: adressen van de fotocellen
Fotocel Bruggetjes Fotocel Bruggetjes
7.3.4) Codeschakelaar MOTB en lezer voor transponderkaarten MOMB
Het is mogelijk op BlueBUS maximaal 4 codeschakelaars MOTB of lezers voor transponderkaarten MOMB
Met MOTB is het mogelijk de automatisering aan te sturen nadat een geldige en eerder geregistreerde cijfercombinatie is ingetoetst.
Met MOMB is het mogelijk de automatisering aan te sturen door een geldige en eerder geregistreerde transponderkaarten bij de lezer te hou-
den. Deze inrichtingen hebben een eenduidige identificatiecode en worden door de besturingseenheid alleen erkend nadat die in het geheu-
gen is opgeslagen, wat gebeurt tijdens de fase van verwerving van de inrichtingen. Op deze manier zal een eventuele poging de inrichting
valselijk te vervangen, het niet mogelijk maken de automatiering aan te sturen.
Zie voor verdere inlichtingen de handleiding met aanwijzingen voor MOTB en MOMB.
214
7.3.5) Herkennen van andere inrichtingen
Normaal gesproken vindt de herkenningsprocedure van de op Blu-
eBUS en de ingang STOP aangesloten inrichtingen tijdens de instal-
latiefase plaats; als er echter inrichtingen worden bijgeplaatst of ver-
wijderd is het mogelijk de herkenningsfase opnieuw uit te voeren
zoals hieronder is weergegeven.
1. Druk op de toetsen [] en [Set]] en houd die ingedrukt (Afbeel-
ding 28)
2. Laat de toetsen los wanneer de ledlampjes L1 en L2 zeer snel
beginnen te knipperen (na ongeveer 3s)
3. Wacht enkele seconden totdat de besturingseenheid het her-
kennen van de inrichtingen beëindigd heeft
4. Na afloop van de herkenningsprocedure zal het ledlampje STOP blij-
ven branden, zullen de ledlampjes L1 en L2 ophouden te knipperen
(eventueel zullen de ledlampjes L3 en L4 beginnen te knipperen)
Nadat er inrichtingen toegevoegd of verwijderd zijn is het
noodzakelijk opnieuw de eindtest van de automatisering
uit te voeren en wel volgens wat er in paragraaf “5.1 Eind-
test” aangegeven is.
28
7.3.6) Geheugen volledig uitwissen
7.3.7) Programmering draairichting van de motor
Wanneer het nodig is om het geheugen volledig uit te wissen en de fabriekswaarden te herstellen, dient u de volgende procedure uit met stil-
staande motor uit te voeren.
1. Druk gedurende 3 seconden op []+[], laat de toetsen weer los wanneer alle leds gelijktijdig gaan branden.
Wanneer de procedure beëindigd is, knipperen L1 en L2.
Deze procedure wijzigt noch de parameter die bij de draairichting van Ten hoort noch de positie van de encoder.
!
In de fabriek is Ten afgesteld om een openingsmanoeuvre uit te voeren zoals wordt getoond op afbeelding 5. De draairichting kan door mid-
del van programmering worden omgedraaid om de openingsmanoeuvre uit te voeren zoals getoond wordt in afbeelding 7.
Programmeerprocedure voor de draairichting van de motor
1. Druk op toets [Set] en houd deze gedurende 3 sec. ingedrukt
2 Laat toets [Set] los wanneer led L1 begint te knipperen
3. Druk gelijktijdig op de toetsen []en[] om de draairichting van de motor te wijzigen
4. Laat de toetsen []en[] los
• wanneer de gebruikerslamp brandt, is de draairichting van de motor in omgekeerde richting geprogrammeerd;
• wanneer de gebruikerslamp niet brandt, is de draairichting van de motor in de standaardrichting geprogrammeerd.
5. Wacht 10 sec. om de programmering te verlaten als gevolg van het verstrijken van de maximumtijdsduur.
Opm.: punt 3 en 4 kunnen tijdens de programmeerfase herhaald worden waardoor de draairichting van de motor gewijzigd wordt.
Wanneer de draairichting van de motor wordt gewijzigd, moet de procedure “Geheugenopslag van de posities”
opnieuw worden uitgevoerd.
Controle van de geprogrammeerde draairichting van de motor
Om te controleren in welke draairichting de motor is geprogrammeerd, moet de volgende procedure worden uitgevoerd
1. Sluit de stroomtoevoer naar Ten af (door de stekker eruit te trekken of de zekering te verwijderen)
2. Voorzie Ten van stroom
3. Eerst gaan de leds L1….L8 knipperen; na afloop daarvan, gaat er gedurende enkele seconden een enkele led branden die de positie
van de encoder aangeeft.
4. Op het moment dat de positie van de encoder wordt gesignaleerd, moet u de gebruikerslamp controleren:
• indien de gebruikerslamp gaat branden, is de draairichting van de motor in omgekeerde richting geprogrammeerd;
• indien de gebruikerslamp niet brandt, is de draairichting van de motor in de standaardrichting geprogrammeerd.
215
NL
7.4) Bijzondere functies
7.4.1) Functie “Open altijd”
De functie “Open Altijd” is een eigenschap van de besturingseenheid waardoor het mogelijk is altijd een openingsmanoeuvre aan te sturen
wanneer de instructie “Stap-voor-Stap” langer dan 3 seconden duurt; dit is vooral nuttig bij het aansluiten van het contact van een tijdscha-
kelklok op het klemmetje PP om de deur tijdens een bepaald tijdsbestek open te houden. Deze eigenschap is geldig ongeacht de program-
mering van de ingang PP, (zie parameter “Functie PP” in tabel 10).
7.4.2) Functie “Beweeg in ieder geval”
Mocht de een of andere veiligheidsinrichting niet correct werken of buiten gebruik zijn, dan is het toch mogelijk de deur in de modus “Iemand
aanwezig”aan te sturen en te manoeuvreren. Zie voor de details de paragraaf “Bediening terwijl de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn”
in de bijlage “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor TEN”.
7.4.3) Onderhoudswaarschuwing
TEN biedt de gebruiker de mogelijkheid te waarschuwen
wanneer er een onderhoudscontrole van de automatise-
ring dient te worden uitgevoerd. Het aantal manoeuvres
waarna signalering plaatsvindt, kan uit 8 niveaus geselec-
teerd worden en wel via de instelbare parameter “Onder-
houdswaarschuwing” (zie tabel 10).
Het niveau 1 van afstelling is “automatisch” en houdt rekening met
de zwaarte van de manoeuvres, dat wil zeggen de belasting en de
duur van de manoeuvre, terwijl de andere afstellingen op basis van
het aantal manoeuvres vastgesteld zijn. Signalering van het verzoek
om onderhoud vindt plaats via het knipperlicht of op het controle-
lampje onderhoud, afhankelijk van de programmering (zie tabel 10).
Op basis van het aantal uitgevoerde manoeuvres ten opzichte van
de geprogrammeerde limiet signaleren het knipperlicht Flash en het
controlelampje onderhoud wat in tabel 15 aangegeven is.
Aantal manoeuvres Signalering op Flash Signalering op het controlelampje onderhoud
Minder dan 80% van de limiet Normaal (0,5s aan, 0.5s uit) Blijft ongeveer 2s branden bij het begin van de
openingsmanoeuvre
Tussen 81 en 100% van de limiet Blijft aan het begin van de manoeuvre ongeveer 2s branden Knippert zolang de manoeuvre duurt
en gaat daarna normaal verder
Meer dan 100% van de limiet Blijft aan het begin en einde van de manoeuvre ongeveer 2s Knippert altijd.
branden en gaat daarna normaal verder
Tabel 15: Onderhoudswaarschuwing met Flash en controlelampje onderhoud
7.3.8) Terugstelling positie encoder
Door middel van deze procedure kan de encoder in de fabriekspositie worden gebracht om de montage van Ten uit te kunnen voeren terwijl
de deur gesloten is. Wanneer het nodig mocht zijn de draairichting van de motor te wijzigen, dient u eerst de “Programmering van de draai-
richting van de motor” uit te voeren en daarna de “Terugstelling van de positie van de encoder”.
LET OP
: DE HIERNA BESCHREVEN PROCEDURE MOET UITSLUITEND OP DE WERKBANK WORDEN UITGEVOERD.
VOER DE PROCEDURE NIET UIT MET EEN OP DE DEUR GEINSTALLEERDE MOTOR.
1. Druk op de toetsen []en[] en houd deze ingedrukt tot alle leds van L1 tot L8 gaan branden.
2. Laat de toetsen los wanneer de leds uitgaan.
Nadat alle leds zijn uitgegaan, gaat één van de leds L1 tot L8 weer branden en deze geeft de positie van de encoder aan.
3. Druk op dat moment de toets [Set] in en houd deze ingedrukt totdat de motor start. Zodra de motor start, dient u de toets los te laten
.
De besturingseenheid zorgt ervoor dat de beweging van de motor de encoder op led L6 positioneert.
4. Nadat de motor gestopt is, branden alle leds en vervolgens gaan ze weer uit; controleer vervolgens of de led die opnieuw gaat
branden L6 is. Indien dit niet het geval is, voer dan opnieuw de procedure vanaf punt 1 uit.
5. Nadat deze reeks ten einde is gekomen, blijven de leds L1 en L2 knipperen.
!
216
7.5) Aansluiting van andere inrichtingen
Mocht het nodig zijn externe inrichtingen zoals bijvoorbeeld een lezer
voor transponderkaarten of het lampje van de verlichting van de
sleutelschakelaar van stroom te voorzien, dan kunt u de stroom aan-
sluiten zoals op afbeelding 29 te zien is. De spanning van de stroom-
toevoer is 24Vcc -30% ÷ +50% met maximale beschikbare stroom
van 100mA.
29
7.4.4) Controle van het aantal uitgevoerde manoeuvres
Met de functie “Onderhoudswaarschuwing” is het mogelijk het aantal uitgevoerde manoeuvres te controleren, weergegeven in een percen-
tage van de ingevoerde limiet. Om dit te controleren gaat u als volgt te werk:
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje begint te knipperen
3. Druk op de toetsen [] of []] om het brandende ledlampje naar L7 te verplaatsen, dat wil zeggen
het “ledlampje ingang” voor de parameter “Onderhoudswaarschuwing”
4. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] moet tijdens alle stappen 5, 6 en 7
ingedrukt gehouden worden
5. Wacht ongeveer 3s; daarna zal het ledlampje gaan branden dat het actuele niveau van de parameter
Onderhoudswaarschuwing” vertegenwoordigt 3s
6. Druk op de toetsen [] en [] en laat ze onmiddellijk los.
7. Het ledlampje dat behoort bij het geselecteerde niveau zal enkele malen knipperen. Het aantal
knipperingen identificeert het percentage uitgevoerde manoeuvres (in veelvouden van 10%) ten
opzichte van de ingestelde limiet. Bijvoorbeeld: als de onderhoudswaarschuwing op L7 is ingesteld,
dat wil zeggen, dat 10% met 1000 manoeuvres overeenkomt; als het ledlampje 4 maal knippert,
betekent dit dat de 40% van de manoeuvres bereikt is (dat wil zeggen tussen 4000 en 4999 manoeuvres).
Als er nog geen 10% van de manoeuvres bereikt is zal het ledlampje helemaal niet gaan knipperen.
8. Laat de toets [Set] los.
Tabel 16: Controle van het aantal uitgevoerde manoeuvres
Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
L1
X1 = 10%
X2 = 20%
X3 = 30%
X4 = 40%
X5 = 50%
X6 = 60%
X7 = 70%
X8 = 80%
X9 = 90%
X10 = 100%
L7
of
en
7.4.5) Terugstelling teller manoeuvres
Na het onderhoud op de installatie verricht te hebben dient u de teller manoeuvres terug te stellen.
Ga te werk zoals dat in tabel 17 beschreven is.
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3. Druk op de toetsen [] of [] om het brandende ledlampje naar L7 te verplaatsen, dat wil zeggen
het “ledlampje ingang” voor de parameter “Onderhoudswaarschuwing”
4. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] moet ingedrukt gehouden worden
tijdens alle stappen 5 en 6
5. Wacht ongeveer 3s; daarna zal het ledlampje gaan branden dat het actuele niveau van de parameter
“Onderhoudswaarschuwing” vertegenwoordigt 3s
6. Druk op de toetsen [] en [] en houd die tenminste 5 seconden ingedrukt, laat vervolgens de
2 toetsen los. Het ledlampje dat bij het geselecteerde niveau behoort, zal een aantal malen snel
knipperen om aan te geven dat de teller van de manoeuvres teruggesteld is.
7. Laat de toets [Set] los.
Tabel 17: Terugstelling teller manoeuvres
Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
L1
L7
of
en
217
NL
7.7) Diagnostiek en signaleringen
Sommige inrichtingen geven zelf al speciale signaleringen waardoor het mogelijk is de bedrijfsstatus of eventuele storing te herkennen.
7.6) Oplossen van problemen
In tabel 18 kunt u nuttige aanwijzingen vinden om eventuele storin-
gen te verhelpen die u tijdens de installatie of bij een eventueel defect
tegen kunt komen
30
Tabel 18: opsporen van storingen
Symptomen Mogelijke oorzaak en eventuele remedie
De radiozender stuurt de deur niet aan en het
ledlampje op de zender gaat niet branden
De radiozender stuurt de deur niet aan, maar het
ledlampje op de zender gaat branden.
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en
het ledlampje OK knippert niet
Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en
het knipperlicht knippert niet.
De manoeuvre gaat niet van start en het knipper-
licht knippert enkele malen
De manoeuvre gaat van start, maar onmiddellijk
daarna vindt er een korte terugloop plaats
Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig.
Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen.
Controleer of het radiosignaal van de zendercorrect wordt uitgezonden; u gaat hiervoor
empirisch te werk: druk op een toets en plaats het ledlampje op de antenne van een
gewoon radiotoestel (het beste is een goedkoop toestel) dat aan staat en afgestemd is
op de FM-band op de frequentie van 108,5Mhz of zo dicht mogelijk daarbij; nu zou u
een zacht krakend geluid moeten horen
Controleer of de stroomvoorziening naar de TEN van de elektriciteitsleiding een spanning
van 230V heeft. Vergewis u ervan dat de zekeringen F1 en F2 niet onderbroken zijn; zo
ja, dan dient u de oorzaak van de storing op te sporen en ze met andere met dezelfde
stroomwaarde en kenmerken te vervangen (afbeelding 30).
Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als de instructie de ingang PP bereikt,
moet het ledlampje tweemaal knipperen om aan te gevan dat de instructie ontvangen is.
Tel het aantal malen dat dat licht knippert en controleer aan de hand van de gegevens
in tabel 20.
De geselecteerde kracht zou te klein kunnen zijn om de deur te laten bewegen. Contro-
leer of er geen obstakels zijn en selecteer eventueel een grotere kracht.
7.6.1) Lijst Historie anomalieën
TEN biedt u de mogelijkheid de eventuele anomalieën te tonen die zich tijdens de laatste 8 manoeuvres hebben voorgedaan, bijvoorbeeld
de onderbreking van een manoeuvre als gevolg van het in werking treden van een fotocel of van een contactlijst. Om de lijst anomalieën te
verifiëren gaat u te werk zoals dat in tabel 19 is aangegeven.
1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3. Druk op de toetsen [] of []om het brandende ledlampje naar L8 te verplaatsen, dat wil zeggen
het “ledlampje ingang” voor de parameter “Lijst anomalieën”
4. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] moet tijdens alle stappen 5 en 6
ingedrukt gehouden worden
5. Wacht ongeveer 3s; daarna zullen de ledlampjes gaan branden die overeenkomen met de manoeuvres
waar zich een anomalie heeft voorgedaan. Het ledlampje L1 geeft de uitkomst van de meest recente
manoeuvre aan, het ledlampje L8 geeft de uitkomst van de achtste aan. Als het ledlampje aan is,
betekent dit dat er zich tijdens de manoeuvre anomalieën hebben voorgedaan; als het ledlampje uit is,
betekent dit dat de manoeuvre ten einde is gekomen zonder anomalieën. 3s
6. Druk op de toetsen [] en [] om de gewenste manoeuvre te selecteren:
Het ledlampje in kwestie zal zoveel keer knipperen als het knipperlicht dat normaal doet na een
anomalie (zie tabel 20).
7. Laat de toets [Set] los.
Tabel 19: Historie anomalieën Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
L1
L8
of
en
218
Bij het begin van de manoeuvre komen de op BlueBUS aangesloten inrichtingen
niet overeen met die welke tijdens de herkenningsfase in het geheugen zijn opge-
slagen. Het kan zijn dat er defecte inrichtingen zijn; controleer en vervang die zo
nodig; als er wijzigingen zijn uitgevoerd dient de herkenningsprocedure opnieuw
uitgevoerd te worden (7.3.4 Herkennen van andere inrichtingen).
7.7.1) Signaleringen met het knipperlicht
Als er een knipperlicht wordt aangesloten, zal dit tijdens de manoeuvre één maal per seconde knipperen; wanneer er een storing is, zal het
kortere knipperingen geven; deze knipperingen worden twee maal herhaald met daartussen een pauze van een seconde. Tabel 23. Dezelf-
de signaleringen worden ook uitgevoerd met het gebruikerslicht.
Tabel 20: signaleringen op het knipperlicht FLASH
Snelle knipperingen Oorzaak HANDELING
1 knippering
pauze van 1 seconde
1 knippering
Fout op de BlueBUS
3 knipperingen
pauze van 1 seconde
3 knipperingen
4 knipperingen
pauze van 1 seconde
4 knipperingen
5 knipperingen
pauze van 1 seconde
5 knipperingen
6 knipperingen
pauze van 1 seconde
6 knipperingen
7 knipperingen
pauze van 1 seconde
7 knipperingen
Inwerkingtreding van de
begrenzer van de “Motor-
kracht”
Tijdens de manoeuvre heeft de deur meer wrijving ondervonden; controleer de
oorzaak
2 knipperingen
pauze van 1 seconde
2 knipperingen
Inwerkingtreding van een foto-
cel
Bij het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen geen toestemming
tot de manoeuvre, controleer of er obstakels zijn
Dit is normaal tijdens de manoeuvre als er daadwerkelijk een obstakel is.
Inwerkingtreding van de
ingang STOP
Bij het begin van de manoeuvre of tijdens de manoeuvre is de ingang STOP in
werking getreden; controleer de oorzaak.
Fout in de interne parameters
van de elektronische bestu-
ringseenheid
Wacht tenminste 30 seconden en probeer dan opnieuw een instructie te geven;
als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig defect kunnen
zijn en dient de elektronische kaart vervangen te worden.
De maximumlimiet voor het
aantal manoeuvres per uur is
overschreden.
Wacht enkele minuten dat de begrenzer van het aantal manoeuvres weer onder
de maximumlimiet komt.
Fout in de interne elektrische
circuits
Koppel alle circuits enige seconden van de stroomtoevoer los; probeer daarna
een instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een
ernstig defect op de kaart kunnen zijn of in de bekabeling van de motor. Contro-
leer en vervang eventueel.
8 knipperingen
pauze van 1 seconde
8 knipperingen
Overstroom in de
motorcircuits
Ontkoppel alle toevoercircuits enkele seconden en geef daarna een instructie; als
de situatie niet verandert, zou er een ernstig defect in de kaart of in de motorbe-
kabeling kunnen zijn. Controleer en vervang zo nodig.
219
NL
Led CLOSE Oorzaak HANDELING
Led OPEN Oorzaak HANDELING
Led PP Oorzaak HANDELING
31
Led BLUEBUS Oorzaak HANDELING
Led STOP Oorzaak HANDELING
Uit
7.7.2) Signaleringen op de besturingseenheid
Op de besturingseenheid van TEN bevinden zich een reeks ledjes
die elk bepaalde signaleringen kunnen geven, zowel wanneer alles
normaal functioneert als bij storingen. (Afbeelding 31).
Tabel 21: leds op de klemmetjes van de besturingseenheid
Storing
Controleer of er stroom is; controleer of de zekeringen niet in werking getre-
den zijn; is dat het geval, controleer dan de oorzaak van de storing en ver-
vang de zekeringen vervolgens met andere met dezelfde waarde.
Aan Ernstige storing
Er is een ernstige storing opgetreden; probeer de besturingseenheid enkele
seconden uit te zetten; als deze status niet verandert, is er een defect en dient
de elektronische kaart vervangen te worden.
Eén knippering per seconde Alles OK Normale werking van de besturingseenheid
2 snelle knipperingen
Er is een wijziging
opgetreden in de status van
de ingangen
Dit is normaal wanneer er een wijziging optreedt op één van de ingangen: PP,
STOP, OPEN CLOSE of wanneer de fotocellen in werking treden of de radio-
zender gebruikt wordt.
Serie knipperingen met daartus-
sen een pauze van een seconde
Verschillende
Dit is dezelfde signalering als die op het knipperlicht of gebruikerslicht. Zie
tabel 20
Uit
Inwerkingtreding van de
ingang STOP
Controleer de op de ingang STOP aangesloten inrichtingen
Aan Alles OK Ingang STOP actief
Uit Alles OK Ingang PP niet actief
Aan
Inwerkingtreding van de
ingang PP
Dit is normaal wanneer de op de ingang PP aangesloten inrichting daad-
werkelijk actief is
Uit Alles OK Ingang OPEN niet actief
Aan
Inwerkingtreding van de
ingang OPEN
Dit is normaal wanneer de op de ingang OPEN aangesloten inrichting
daadwerkelijk actief is
Uit Alles OK Ingang CLOSE niet actief
Aan
Inwerkingtreding van de
ingang CLOSE
Dit is normaal wanneer de op de ingang CLOSE aangesloten inrichting
daadwerkelijk actief is
Led 1 Beschrijving
Programmering van de functies gaande
Indien dit samen met L2 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen
van de openings-en sluitstanden van de deur uit te voeren (zie paragraaf “4.3 Herkenning van de openings-
en sluitstanden van de deur”).
Led L3 Beschrijving
Led L2 Beschrijving
Uit
Tabel 22: leds op de toetsen van de besturingseenheid
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatische sluiting” niet geactiveerd is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatische sluiting” geactiveerd is.
Programmering van de functies gaande.
Als deze samen met L2 knippert betekent dit dat u de herkenningsfase voor de inrichtingen moet uitvoe-
ren (zie paragraaf “4.2 Herkenning van de inrichtingen”).
Aan
Knippert
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Terugloop na foto” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Terugloop na foto” actief is.
Programmering van de functies gaande
Indien dit samen met L1 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen
van de inrichtingen uit te voeren (zie paragraaf “4.2 Herkenning van de inrichtingen”).
Aan
Knippert
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatisch sluiten” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatisch sluiten” actief is.Aan
Knippert
220
Programmering van de functies gaande
Led L5 Beschrijving
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Lange terugloop” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Lange terugloop” actief is.
Aan
Knippert
Programmering van de functies gaande
Indien dit samen met L3 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen
van de openings-en sluitstanden van de deur uit te voeren (zie paragraaf “4.3 Herkenning van de openings-
en sluitstanden van de deur”).
Led L4 Beschrijving
Programmering van de functies gaande.
Led L6 Beschrijving
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Voorwaarschuwing” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Voorwaarschuwing” actief is.
Aan
Knippert
Programmering van de functies gaande.
Led L7 Beschrijving
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Gevoeligheid stroommeting” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Gevoeligheid stroommeting” actief is.
Aan
Knippert
Programmering van de functies gaande.
Led L8 Beschrijving
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat er 1 motor is geïnstalleerd.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat er 2 motoren zijn geïnstalleerd.
Aan
Knippert
Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Stand-By” niet actief is.
Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Stand-By” actief is.
Aan
Knippert
7.8) Accessoires
Voor TEN zijn de volgende accessoires verkrijgbaar. Raadpleeg de catalogus producten van Nice S.p.A. voor de complete en bijgewerk-
te lijst met accessoires.
SMXI / SMXIS Radio-ontvanger op 433,92MHz met digitale
codering Rolling Code
OXI
Radio-ontvanger op 433,92MHz met digitale codering; voor-
zien van Modus II uitgebreid voor het verzenden van 15 soor-
ten instructie naar de besturingseenheid
OView Portable aansturings-en programmeereenheid met grafi-
sche display
TNA2 Besturingseenheid voor TN2010
OTA2 Steunbeugel voor motor met een lengte van 1250mm
OTA3 Steunbeugel voor motor met een lengte van 2000mm
TNA4 Stel aandrijfassen met een lengte van 1500mm
TNA5 Stel rechte standaard telescooparmen
TNA6 Stel gebogen standaard telescooparmen
TNA8 Stel aandrijfassen met een met een lengte van 200 mm
OTA11 Set voor ontgrendeling van buitenaf met metalen koordje
OTA12 Set voor ontgrendeling van buitenaf met sluithaak voor-
zien van sleutel
TNA38 Retourinrichting voor 1 stel aandrijfassen
TS Waarschuwingsbord
PS324 Bufferbatterij
7.8.1) Portable programmeereenheid
Op de speciale BusT4-connector (zie afbeelding 32) kunt u de por-
table programmeereenheid OView aansluiten waarmee het mogelijk
is alle installatie- en onderhoudswerkzaamheden uit te voeren alsook
de diagnose van eventuele storingen. Om bij de connector te kun-
nen komen dient u het membraam weg te halen zoals u dat op de
afbeelding 32 kunt zien en de connector in de speciale plaats daar-
voor (afbeelding 33) te steken. De portable programmeereenheid
kan tot op kabellentgte van 100m van de besturingseenheid worden
geplaatst; ze kan op meerdere besturingseenheden, tot 16, tegelijk
worden aangesloten en kan ook aangesloten blijven, terwijl TEN nor-
maal functioneert; in dit geval geeft een speciaal menu "gebruiker"
de gelegenheid instructies naar de bedieningseenheid te verzenden.
Als er in de besturingseenheid een radio-ontvanger van het type OXI
is aangebracht, kunt u via de portable programmeereenheid toe-
gang krijgen tot de parameters van de in het geheugen opgeslagen
zenders.
Voor deze functies hebt u een 4-draads verbindingskabel (BusT4)
nodig waarmee u ook de firmware van de besturingseenheid van
TEN kunt bijwerken. Verdere informatie vindt u in de handleiding van
de programmeereenheid OView; of in het specifieke addendum over
de “Verdere functies van TEN met OView” die u ook op de site
www.niceforyou.com kunt vinden.
32 33
221
NL
7.8.3) Voorbereidende montage voor OTA11
7.8.2) Bufferbatterij
Draai de schroeven los en verwijder
de dekplaten aan de zijkant
Monteer de PS334 onder de
TN2010
Haal de kabel van de batterij
door de kabelingang van Ten
Haal het membraam op de box
van de besturingseenheid weg
Sluit de kabel op de batterij-
stekker aan
Draai de schroeven los en verwij-
der het bandje
38 39
Draai de meegeleverde pin vast en
let daarbij op de plaats ten opzich-
te van de handgreep
40
Breng het kabeltje en de veer aan,
zoals dat is aangegeven
Bevestig de veer met de meegele-
verde schroef 4,2x13, schroef het
bandje weer vast en breng tenslot-
te de hoes aan.
41 42
Snijd de voorkerving op het deksel-
tje door en sluit alles weer waarbij u
erom moet denken de dichting niet
te pletten
43
34 35 36 37
222
IP 44
Nee
Teneinde haar producten steeds meer te vervolmaken behoudt NICE S.p.a. zich het recht voor op elk gewenst moment en zonder voorbe-
richt wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven.
Alle technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C)
8) Technische gegevens
Technische gegevens: TEN
Model type TN2020 TN2010 TN2010+TN2020
TN2010 TN2020 TN2010+TN2020
* Op 50°C is de maximale werkingsfrequentie (cycli/uur): 4 6 4
** Op 50°C is de maximale tijd van continue werking (minuten): 12 6 7
Noodstroomtoevoer
Uitgang knipperlicht
Gebruikerslicht 12V/10W fitting BA15S
Typologie
Elektromechanische reductiemotor voor het automatische manoeuvre-
ren van buiten de gevel en binnen de gevel draaiende kanteldeuren
voor particulier gebruik compleet met elektronische besturingseenheid
Maximumkoppel bij de start 320 Nm 350 Nm 500 Nm
25 cycli/uur 15 cycli/uur 25 cycli/uur
14 minuten 22 minuten 14 minuten
220Nm 240 Nm 330 Nm
III I I
/Ja
Nominale koppel
Snelheid loos
1,7rpm; de besturingseenheid biedt de mogelijkheid 6 snelhe-
den te programmeren
1.4 (24Vcc)
/
Voor 1 knipperlicht LUCYB;
MLB of MLBT (lamp 12V, 21W))
/
//
/
1.2rpm0.9 (24Vcc)Snelheid bij het nominale koppel
Maximale frequentie werkingscycli bij het nomi-
nale koppel (de besturingseenheid beperkt het
aantal cycli tot het maximum zoals voorzien in
de tabellen 3 en 4) *
Maximumduur continue werking bij het nomi-
nale koppel (de besturingseenheid beperkt de
duur van continue werking tot het maximum
zoals voorzien in de tabellen 3 en 4) **
Gebruikslimieten
Over het algemeen is TEN in staat uitgebalanceerde deuren met een oppervlakte tot 8m
2
bij 1 motor en tot
14m
2
bij 2 motoren te automatiseren, volgens de limieten zoals voorzien in de tabel 2 te automatiseren.
Maximaal opgenomen vermogen bij de start
[overeenkomende met Ampère]
130W (5.5A) 240W (1A) 350W (1.4A)
[2A uitvoering V1] [3A uitvoering V1]
Isolatieklasse
Uitgang BlueBUS
Een uitgang met een belasting van
maximaal 12 eenheden BlueBUS
/
/
Ingang STOP
Voor normaal gesloten contacten,
normaal open contacten en/of voor
constante weerstand 8,2K, met
automatische herkenning van de
“normale” status (een verandering
ten opzichte van de opgeslagen sta-
tus veroorzaakt de instructie “STOP”)
//Ingang PP
Voor normaal open contacten
(sluiting van het contact veroor-
zaakt de instructie P.P.)
//Ingang OPEN
Voor normaal open contacten
(het sluiten van het contact
geeft de instructie OPEN)
//Ingang SLUIT
Voor normaal open contacten
(het sluiten van het contact geeft
de instructie SLUIT)
//Ingang RADIOANTENNE
52 ohm voor kabel van het type
RG58 of dergelijke
//Insteken van radio
Connector SM voor ontvangers
SMXI, SMXIS of OXI
Stroomvoorziening TEN 230Vac (-10% +15%) 50/60Hz.24 Vcc (-30% +50%)
Levensduur Geschat op 10000 à 50000 cycli, op basis van de in tabel 5 opgevoerde voorwaarden
Stroomvoorziening TEN/V1 120Vac (-10% +15%) 50/60Hz.
//Programmeerbare functies
8 functies van het type ON-OFF
en 8 afstelbare functies (zie de
tabellen 8 en 10)
//Functies met zelflering
Zelflering van de op de uitgang
BlueBUS aangesloten inrichtin-
gen. Zelflering van het soort
inrichting "STOP" (contact NO,
NC of weerstand 8,2K)Herken-
ning van de openings-en sluit-
standen van de deuren en bere-
kening van de punten van vertra-
ging en gedeeltelijke opening
Werkingstemperatuur -20°C ÷ +50°C
Beschermingsklasse
Afmetingen 512 x 150 h 158
Gebruik in bijzonder zure, zoute of potentieel
explosieve omgeving
Gewicht 7.2 Kg 10 Kg
223
NL
Proficiat met de keuze van een product Nice voor uw automati-
sering! Nice S.p.a. produceert componenten voor het automatise-
ren van poorten, deuren, rolpoorten, rolluiken en zonwering:
reductiemotors, besturingseenheden, afstandsbedieningen, waar-
schuwingslichten, fotocellen en accessoires. Nice gebruikt uitslui-
tend kwaliteitsmateriaal en -bewerkingen, en geroepen als zij zich
voelt, zoekt ze naar vernieuwende oplossingen die haar apparaten
- verzorgd in de technische esthetische en ergonomische aspec-
ten - zo gebruiksvriendelijk mogelijk maakt: in het uitgebreide pro-
gramma van Nice zal uw installateur ongetwijfeld dat product uit-
gekozen hebben dat het meest aan uw eisen beantwoordt. Nice
is echter niet de fabrikant van uw automatiseringsinstallatie, die
daarentegen het resultaat is van analyse, evaluatie, keuze van
materialen, en het aanleggen daarvan door uw vertrouwensinstal-
lateur. Elke automatisering is uniek en alleen uw installateur bezit
de ervaring en het vakmanschap dat nodig is om een installatie
volgens uw verlangens uit te voeren, veilig en betrouwbaar in de
tijd, en vooral volgens de regelen der kunst, dat wil zeggen con-
form de geldende voorschriften. Een automatiseringsinstallatie is
een groot gemak, een waardevol veiligheidssysteem en kan met
een beetje aandacht tot in lengte van dagen duren. Ook al beant-
woordt de automatisering in uw bezit aan het in normen en wet-
ten voorgeschreven veiligheidsniveau, dit sluit niet uit dat er een
“restrisico” bestaat, dat wil zeggen de mogelijkheid dat er gevaar-
lijke situaties kunnen ontstaan, die gewoonlijk te wijten zijn aan
onverantwoordelijk of zelfs verkeerd gebruik; hierom willen wij u
enige adviezen geven hoe u met de automatisering dient om te
gaan teneinde elk eventueel probleem te voorkomen:
Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat
gebruiken, is het raadzaam u door de installateur te laten uit-
leggen waar de restrisico's ontstaan, en enkele minuten van uw
tijd te besteden aan het lezen van deze handleiding met aan-
wijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de
installateur u overhandigd heeft. Bewaar deze handleiding
voor eventuele toekomstige twijfels en geef haar aan een even-
tuele nieuwe eigenaar van de automatisering.
Fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vor-
men slechts een hulpinrichting voor de veiligheid. De
technologie daarvan is uiterst betrouwbaar, maar de fotocellen
kunnen onder extreme omstandigheden niet goed werken of
zelfs defect raken, iets wat in bepaalde gevallen niet onmiddel-
lijk duidelijk zou kunnen zijn. Daarom, en in ieder geval als goe-
de regel:
- Is de doorgang is slechts toegestaan wanneer de poort of de
deur helemaal open staat en de vleugels niet meer bewegen.
- IS doorgang TEN STRENGSTE VERBODEN terwijl de poort of
de deur dicht gaat!
Controleer regelmatig of de fotocellen goed werken en laat de
onderhoudscontroles tenminste om het half jaar uitvoeren.
Uw automatisering is een machine die getrouwelijk
uw instructies opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk
gebruik kan maken dat het een gevaarlijke machine wordt: laat
de automatisering niet werken als er zich mensen, dieren of
zaken binnen haar bereik bevinden.
Kinderen: een automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad
van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de
manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt
en altijd een voorspelbare en veilige activering garandeert. Het
is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de buurt
van de installatie te spelen en de afstandsbedieningen buiten
hun bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per
ongeluk in werking komt: het is geen speelgoed!
Controleer de installatie dikwijls, vooral de kabels, veren
en steunen, om eventuele problemen met de balancering en
tekenen van slijtage of schade tijdig te ontdekken. Controleer
eens per maand of de motor terugloopt wanneer de deur een
50 mm hoog voorwerp raakt dat op de grond ligt. Gebruik de
automatisering niet, als het nodig is een reparatie of afstelling uit
te voeren, daar een defect aan de installatie of een niet-correct
uitgebalanceerde deur verwondingen kan veroorzaken.
Storingen: Zodra u constateert dat de automatiseringsinstal-
latie niet werkt zoals ze dat zou moeten doen, dient u de
stroomtoevoer naar de installatie te onderbreken en haar hand-
matig te ontgrendelen. Probeer niet zelf te repareren, maar roep
de hulp van uw vertrouwensinstallateur in: intussen kan de
installatie werken als een niet geautomatiseerde toegang, wan-
neer u de reductiemotor op de hieronder beschreven manier
ontgrendeld hebt.
Onderhoud: Zoals elke machine heeft uw installatie periodiek
onderhoud nodig om haar zo lang mogelijk en geheel veilig te
laten werken. Stel met uw installateur een onderhoudsplan met
periodieke frequentie op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een
woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan, maar dit
tijdsbestek kan variëren in functie van een meer of minder inten-
sief gebruik. Alle controle-, onderhouds- of reparatiewerkzaam-
heden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden
uitgevoerd.
Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, breng geen wij-
zigingen aan de installatie en de programmerings- en afstel-
lingsparameters van uw automatiseringsinstallatie aan: uw
installateur is aansprakelijk.
De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de
eventuele reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd
te worden door wie die uitvoert en de documenten dienen door
de eigenaar van de installatie bewaard te worden.
De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan
en moet uitvoeren zijn het reinigen van de glaasjes van de foto-
cellen en het verwijderen van bladeren en stenen die het auto-
matisme in diens werking kunnen belemmeren. Om te voorko-
men dat iemand de deur in beweging kan brengen dient u
eraan te denken Voordat u gaat beginnen, dient u er aan te
denken de automatisering te ontgrendelen (zoals hieron-
der beschreven), alle bronnen van stroomvoorziening (ook de
bufferbatterijen indien aanwezig) los te koppelen en voor het
schoonmaken alleen een vochtige in water gedrenkte doek te
gebruiken.
Afvalverwerking: Als de automatisering niet meer gebruikt
kan worden, dient u zich ervan te vergewissen dat de sloop
daarvan door gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd en dat
het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschriften
wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden.
In geval van defecten of stroomuitval: In afwachting
van het bezoek van uw installateur, (of het terugkeren van de
elektrische stroom als de installatie niet van bufferbatterijen
voorzien is), mag de installatie gebruikt worden als elke ande-
re niet-geautomatiseerde toegang. Hiertoe dient u de auto-
matisering handmatig te ontgrendelen: aan deze handeling,
die de enige is die de gebruiker van de automatisering mag
uitvoeren, heeft Nice bijzonder veel aandacht besteed om u
altijd een maximum aan gebruiksvriendelijkheid te garande-
ren, zonder dat u gereedschap moet gebruiken of fysieke
kracht moet aanwenden.
Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor TEN
Belangrijke aanwijzingen voor de veiligheid
Het is voor de veiligheid van mensen belangrijk deze aanwijzingen op te volgen
Bewaar deze aanwijzingen
Deze aanwijzingen kunnen een aanvulling zijn op de “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering” die de installateur aan de eigenaar van de automatisering zal overhandigen en die hiermee aangevuld dienen te worden.
!
224
Ontgrendeling en handmatige manoeuvre: voordat u dit gaat doen dient u erop te letten dat ontgrendeling alleen
kan plaatsvinden wanneer de vleugel stil staat.
Bediening wanneer de veiligheidsinrichtingen
buiten gebruik zijn: indien de veiligheidsinrichtingen
van de deur niet correct mochten functioneren, kunt u de
deur toch bedienen.
Activeer de bediening van de deur (met de afstandsbe-
diening, sleutelschakelaar, etc.); als alles in orde is zal
de deur normaal open of dicht gaan, anders zal het
knipperlicht enkele malen knipperen en zal de manoeu-
vre niet van start gaan (het aantal malen dat het knip-
perlicht knippert heeft te maken met de reden waarom
de manoeuvre niet van start kan gaan).
In dit geval moet u de bedieningsinrichting binnen 3 secon-
den nogmaals activeren en geactiveerd houden.
Na ongeveer 2s komt de deur in beweging en wel in de
modus “iemand aanwezig”, d.w.z. zolang de bedienings-
inrichting geactiveerd blijft, beweegt de deur; zodra de
bedieningsinrichting losgelaten wordt, stopt de deur.
Wanneer de beveiligingen buiten gebruik zijn,
moet het automatisme zo snel mogelijk gerepa-
reerd worden.
Vervanging van de batterij van de afstandsbedie-
ning: als uw afstandsbediening na enige tijd minder lijkt te
werken, of helemaal niet te werken, zou dit eenvoudigweg
kunnen komen omdat de batterij leeg is (afhankelijk van
het type daarvan kan dat na verschillende maanden of na
twee/drie jaar zijn). U kunt dit zien doordat het waarschu-
wingslampje dat de doorzending bevestigt, zwak brandt,
of helemaal niet brandt, of slechts eventjes brandt. Voor-
dat u zich tot de installateur wendt kunt u proberen de
batterij van een andere zender die wèl werkt, in te zetten:
als dit de oorzaak van de storing is, behoeft u alleen maar
een nieuwe batterij van hetzelfde type in te zetten.
Let op: De batterijen bevatten vervuilende stoffen: gooi
ze niet met het gewone huisvuil weg, maar gebruik de
methoden die in de plaatselijke voorschriften voorzien zijn.
Vervangen van de lamp: voordat u dit gaat doen dient u eerst de stroomtoevoer naar de TEN te onderbreken.
Bent u tevreden? Indien u in uw huis nog een nieuwe automatiseringsinstallatie zou willen, kunt u zich, wanneer u
zich tot dezelfde installateur en Nice wendt, van de adviezen van een specialist en de meest geavanceerde producten
op de markt verzekeren. Het resultaat: een automatisering die het best functioneert en een maximale compatibiliteit met
de andere automatiseringen. Wij bedanken u voor het lezen van deze aanbevelingen, en wij hopen dat u veel plezier van
uw nieuwe installatie zult hebben: wend u voor elke vraag, nu of in de toekomst, vol vertrouwen tot uw installateur.
Voor ontgrendeling draait u de handgreep tegen
de wijzers van de klok in en verplaatst u hand-
matig de vleugel (Afbeelding 44.)
Om de handgreep weer terug te stellen brengt u
hem in verticale stand en draait u hem met de wij-
zers van de klok mee, waarna u de vleugel hand-
matig verplaatst tot hij vasthaakt (Afbeelding 45)
44 45
1. Open de dekplaat door de schroeven A los te
draaien zoals dat is aangegeven (afbeelding
46)
2. Draai het lampje los en vervang het met een
nieuw 12-V van 10W met fitting BA15S in
(Afbeelding 47)
46 47

Documenttranscriptie

Ten TN2010 TN2020 Garage door opener Instructions and warnings for the fitter Istruzioni ed avvertenze per l’installatore Instructions et recommandations pour l’installateur Anweisungen und Hinweise für den Installateur Instrucciones y advertencias para el instalador Instrukcje i uwagi dla instalatora Aanwijzingen en aanbevelingen voor de installateur Ten Table of contents: 1 Aanbevelingen page 195 2 Beschrijving van het product en gebruiksdoel 196 2.1 Gebruikslimieten 2.2 Controle van de componenten van het product 197 2.3 Typische installatie 198 2.4 Kabellijst 198 196 7.2.3 Functies tweede niveau (instelbare parameters) 210 7.2.4 Programmering tweede niveau (instelbare parameters) 7.2.5 Voorbeeld van programmering eerste niveau (functies ON-OFF) 7.2.6 211 211 Voorbeeld van programmering tweede niveau (instelbare parameters) 212 7.3 Plaatsen of weghalen van inrichtingen 212 3 Installatie 199 7.3.1 BlueBus 212 3.1 Controles vooraf 199 7.3.2 Ingang STOP 213 3.2 Installatie van de reductiemotor 199 7.3.3 Fotocellen 213 3.3 Afstelling van de eindschakelaars 202 7.3.4 Codeschakelaar MOTB en lezer van 3.4 Installatie van de verschillende inrichtingen 202 3.5 Elektrische aansluitingen 202 3.5.1 Beschrijving van de elektrische aansluitingen 3.5.2 Elektrische aansluiting tweede motor transponderkaarten MOMB 213 7.3.5 Herkenning andere inrichtingen 214 203 7.3.6 Geheugen volledig uitwissen 214 204 7.3.7 Programmering draairichting van de motor 214 7.3.8 Terugstelling positie encoder 215 4 Eindcontroles en inbedrijfstelling 204 7.4 Bijzondere functies 215 4.1 Aansluiting van de stroomvoorziening 204 7.4.1 Functie “Open altijd” 215 4.2 Herkenning van de inrichtingen 204 7.4.2 Functie “Beweeg in ieder geval” 215 4.3 Herkenning van de openings-en 7.4.3 Onderhoudswaarschuwing 215 sluitstanden van de deur 205 7.4.4 Controle van het aantal uitgevoerde manoeuvres 216 4.4 Controle van de beweging van de deur 206 7.4.5 Terugstelling teller manoeuvres 216 4.5 Vooraf ingestelde functies 206 7.5 Aansluiten van andere inrichtingen 216 4.6 Radio-ontvanger 206 7.6 Oplossen van problemen 217 7.6.1 Lijst Historie anomalieën 217 5 Eindtest en inbedrijfstelling 206 7.7 Diagnostiek en signalering 217 5.1 Eindtest 206 7.7.1 Signaleringen met het knipperlicht 218 5.2 Inbedrijfstelling 207 7.7.2 Signaleringen op de besturingseenheid 219 7.8 Accessoires 220 6 Onderhoud en afvalverwerking 208 7.8.1 Portable programmeereenheid 220 6.1 Onderhoud 208 7.8.2 Bufferbatterij 221 6.2 Afvalverwerking 208 7.8.3 Voorbereidende montage voor OTA11 221 7 Nadere details 208 8 Technische gegevens 222 7.1 Programmeertoetsen 208 7.2 Programmeringen 208 Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de 7.2.1 Functies eerste niveau (functies ON-OFF) 209 gebruiker van de reductiemotor TEN 7.2.2 Programmering eerste niveau (functies ON-OFF) 209 194 223 1) Aanbevelingen Belangrijke veiligheidsaanwijzingen voor het installeren. ! Een onjuiste installatie kan ernstige schade ten gevolge hebben. Volg alle aanwijzingen voor installatie op. Deze handleiding bevat belangrijke informatie voor de veiligheid van de installatie. Alvorens u met de installatie gaat beginnen dient u alle in deze handleiding vervatte aanwijzingen te lezen. Bewaar deze handleiding ook voor later gebruik. Met het oog op gevaarlijke situaties die zich tijdens de installatie en het gebruik van TEN kunnen voordoen, moeten ook tijdens de installatie de wetten, voorschriften en regels volledig in acht genomen worden. In dit hoofdstuk zullen algemene aanbevelingen gegeven worden; andere belangrijke aanbevelingen vindt u in de hoofdstukken “3.1 Controles vooraf”; “5 Eindtest en inbedrijfstelling”. ! Volgens de meest recente Europese wetgeving valt het aanleggen van een automatische deur of poort onder wat voorzien is in de Europese Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) en met name onder de voorschriften: EN 13241-1 (geharmoniseerde norm); EN 12445; EN 12453 en EN 12635, die een verklaring van vermoedelijke conformiteit aan de machinerichtlijnen mogelijk maken. Verdere inlichtingen, richtlijnen ten aanzien van risico’s en het samenstellen van het technische dossier zijn beschikbaar op:“www.niceforyou.com”. Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor technisch personeel dat voor de installatie gekwalificeerd is. Behalve de specifieke los te halen bijlage welke de installateur dient te verzorgen, namelijk “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor TEN” kan andere informatie die in dit dossier is vervat, niet als interessant voor de eindgebruiker worden beschouwd! • Ieder ander gebruik van TEN dat niet voorzien is in deze aanwijzingen is verboden; oneigenlijk gebruik kan gevaar opleveren of letsel aan mensen en schade aan zaken veroorzaken. • Voordat u met de installatie begint, dient u een analyse van de risico’s te maken waarvan de lijst van essentiële veiligheidseisen zoals die in Bijlage I van de Machinerichtlijn zijn voorzien, deel uitmaakt; hierin geeft u de toegepaste oplossingen aan. Wij maken u erop attent dat de risicoanalyse één van de documenten is die deel uit maken van het “technisch dossier” van de automatisering. • Controleer of er verdere inrichtingen nodig zijn om de automatisering met TEN op basis van de specifieke toepassingssituatie en aanwezige gevaren te completeren; u dient daarbij bijvoorbeeld risico’s op het gebied van botsen, beknelling, scharen, etc. en andere algemene gevaren in acht te nemen. • Breng geen wijzigingen aan onderdelen aan, indien dit niet in deze handleiding is voorzien. Dergelijke handelingen kunnen alleen maar storingen veroorzaken. NICE wijst elke aansprakelijkheid voor schade tengevolge van gewijzigde artikelen van de hand. • Zorg ervoor dat er tijdens het installeren niets, ook geen vloeistof, in de besturingseenheid of andere open inrichting kan komen; neem eventueel contact op het het technisch servicecentrum van NICE; het gebruik van TEN in deze situaties kan een gevaarlijke situatie doen ontstaan. • Het automatisme mag niet gebruikt worden voordat de inbedrijfstelling heeft plaatsgevonden zoals dat in hoofdstuk: “5 Eindtest en inbedrijfstelling” is aangegeven • De afvalverwerking van het verpakkingsmateriaal van TEN moet geheel en al volgens de plaatselijk geldende regels plaatsvinden. • Indien er zich een storing voordoet die u niet met behulp van de in deze handleiding vervatte informatie kunt oplossen, gelieve u contact op te nemen met de technische servicedienst van NICE. • Wanneer er een automatische schakelaar of zekering in werking is getreden, dient u alvorens die terug te stellen, de storing op te zoeken en die te verhelpen. • Voordat u de interne klemmetjes onder de dekplaat van TEN aanraakt dient u alle circuits van stroomtoevoer los te koppelen; indien dit niet te zien is, dient u een bord aan te brengen met de tekst:“ LET OP ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN IN UITVOERING”. Bijzondere aanbevelingen ten aanzien van de gebruiksgeschiktheid van dit product met betrekking tot de “Machinerichtlijn" 98/37/EG (ex 89/392/ EEG): • Dit product wordt op de markt gebracht als een "machine-onderdeel" en is er dus voor gemaakt om in een machine ingebouwd te worden of met andere machines geassembleerd te worden teneinde "een machine" op grond van de Richtlijn 98/37/ EG te vormen alleen in combinatie met andere onderdelen op de manier zoals dat in deze handleiding beschreven is. Zoals dat voorzien is in de Richtlijn 98/37/ EG wordt er gewaarschuwd dat het niet geoorloofd is dit product in bedrijf te stellen zolang de fabrikant van de machine waarin dit product wordt opgenomen, deze niet heeft geïdentificeerd en verklaard als conform de Richtlijn 98/37/ EG. Bijzondere aanbevelingen ten aanzien van de gebruiksgeschiktheid van dit product met betrekking tot de Richtlijn "Laagspanning" 73/23/ EEG en de daaropvolgende wijziging 93/68/ EEG. • Dit product voldoet aan de eisen van de Richtlijn "Laagspanning" indien het gebruikt wordt voor de toepassing en in de configuratie zoals dat in deze handleiding met aanwijzingen voorzien is en in combinatie met de artikelen uit de productencatalogus van Nice S.p.a. Het zou kunnen zijn dat er niet aan deze eisen voldaan wordt als het product gebruikt wordt in een configuratie of met andere producten die niet voorzien zijn; het is verboden het product in deze situaties te gebruiken zolang degene die de installatie verricht niet heeft gecontroleerd of ze aan de in de Richtlijn gestelde eisen voldoen. Bijzondere aanbevelingen ten aanzien van de gebruiksgeschiktheid van dit product met betrekking tot de Richtlijn "Elektromagnetische Compatibiliteit" 89/336/ EEG en daaropvolgende wijzigingen 92/31/ EEG en 93/68/ EEG: • Dit product is onderworpen aan tests met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit in de meest kritieke gebruiksituaties, in de configuratie zoals die in deze handleiding met aanwijzingen voorzien is en in combinatie met artikelen uit de productencatalogus van Nice S.p.a. Het zou kunnen zijn dat de elektromagnetische compatibiliteit niet gegarandeerd is, als het product gebruikt wordt in een configuratie of met andere producten die niet voorzien zijn; het is verboden het product in deze situaties te gebruiken zolang degene die de installatie verricht niet heeft gecontroleerd of ze aan de in de Richtlijn gestelde eisen voldoen. 195 NL 2) Beschrijving van het product en gebruiksbestemming TEN (afbeelding 1) is een reductiemotor voor het automatiseren van kanteldeuren met teengewichten; kanteldeuren met veren, buiten de gevel draaiend en binnen de gevel blijven, en gelede deuren. TEN is voorzien van een systeem met elektronische eindpositie uitgerust met een absolute encoder die in staat is altijd de positie van de motor te vinden, ook wanneer de deur wordt ontgrendeld om hem handmatig te verplaatsen. Het systeem is in staat het einde van de manoeuvre (bij opening en sluiting) via een vertragingsfase te bereiken. Bovendient controleert het constant de belasting waaraan de motor tijdens de manoeuvres is onderworpen en constateert daarbij eventuele anomalieën, zoals bijvoorbeeld een onverwacht obstakel dat de vleugel in zijn beweging hindert; in dat geval stopt de automatisering en loopt eventjes terug. Tabel 1: beschrijving samenstelling TEN Model type Beschrijving TN2010 Onomkeerbare reductiemotor, besturingseenheid, elektronische eindpositie dankzij absolute encoder en gebruikerslamp. TN2020 Onomkeerbare reductiemotor en gebruikerslamp. Te gebruiken als “Slave” van TN2010 of TN2020 * Als hij anders wordt gebruikt, dient u zich ervan te vergewissen dat de stroomtoevoer afkomstig is van een systeem op veiligheidslaagspanning waarin geen spanning wordt opgewekt die hoger is dan de veiligheidslaagspanning. 1 Voordat u gaat installeren dient u te controleren of de onderdelen van het product intact zijn, het gekozen model adequaat is en de omgeving van installatie geschikt. 2.1) Gebruikslimieten De gegevens met betrekking tot de prestaties van TEN kunt u in hoofdstuk “8 Technische gegevens” vinden en dat zijn de enige waarden waarmee het mogelijk is correct te beoordelen of die voor een bepaalde toepassing geschikt is. In het algemeen kan TEN kanteldeuren automatiseren op basis van de in tabel 2 opgevoerde limieten. Tabel 2: gebruikslimieten reductiemotoren TEN Typologie deur Buiten de gevel draaiende kanteldeur Binnen de gevel draaiende kanteldeur Aangedreven met 1 motor Max. hoogte 2,6m Max. lengte 3m Max. hoogte 2,6m Max. lengte 3m Aangedreven met 2 motoren Max. hoogte 2,6m Max. lengte 5,4m Max. hoogte 2,6m Max. lengte 5,4m De in tabel 2 opgevoerde afmetingen geven slechts een indicatie en dienen alleen voor een eerste schatting. De vraag of TEN daadwerkelijk geschikt is een bepaalde deur te automatiseren hangt af van de mate van uitbalancering van de vleugel, de wrijving van de geleiders en andere zo af en toe aanwezige factoren, zoals de kracht van de wind of de aanwezigheid van ijs waardoor de beweging van de vleugel belemmerd zou kunnen worden. Voor een reële controle is het absoluut noodzakelijk de kracht te meten die er nodig is om de vleugel over haar gehele loop te laten bewegen en te controleren dat deze kracht niet groter is dan het “nominale koppel” dat in hoofdstuk “8 Technische gegevens” is aangegeven; bovendien dient er om het aantal cycli/uur en de opeenvolgende cycli vast te stellen, rekening gehouden te worden met wat er in de tabellen 3 en 4 opgevoerd is. Tabel 3: limieten met betrekking tot de benodigde kracht om de vleugel met 1 TN2010 te verplaatsen Kracht om de vleugel te verplaatsen (N) Tot 120 120÷180 180÷220 Max. aantal cycli/uur 20 18 15 Max. aantal cycli achter elkaar 35 33 30 Tabel 4: Tabel 4: limieten met betrekking tot de benodigde kracht om de vleugel met 1 TN2010 + 1TN2020 te verplaatsen Kracht om de vleugel te verplaatsen (Nm) Tot 150 150÷250 250÷350 Max. aantal cycli/uur 30 28 25 Max. aantal cycli achter elkaari 19 16 14 Om oververhitting te voorkomen heeft de besturingseenheid een begrenzer van het aantal, dat zich baseert op de belasting van de motor en de duur van de cycli, waarbij deze in werking treedt wanneer de maximale limiet overschreden wordt. 196 In hoofdstuk “8 Technische gegevens” vindt u de geschatte “levensduur“ dat wil zeggen de gemiddelde economische levensduur van het product. Deze waarde wordt sterk beïnvloed door de zwaarte-index van de manoeuvres, dat wil zeggen door de som van alle factoren die bijdragen aan het slijtageproces. Om deze schatting te kunnen maken dienen alle zwaarte-indexen van tabel 5 bij elkaar opgeteld te worden; daarna dient u het resultaat daarvan te controleren in de grafiek van de geschatte levensduur. Bij voorbeeld TN2010 op een deur van 130 kg, waarvoor een kracht van 180Nm nodig is om hem te bewegen, voorzien van fotocellen en zonder andere uitputtingselementen heeft een zwaarte-index gelijk aan 60% (30+20+10). Op basis van de grafiek wordt de levensduur op 18.000 cycli geschat. Er wordt op gewezen dat de schatting van de levensduur gebaseerd is op berekeningen bij het ontwerpen en op proeven op prototypes; daar het om een schatting gaat, geeft dit geen enkele garantie voor de daadwerkelijke levensduur van het product. Tabel 5: schatting van de levensduur met betrekking tot de zwaarte-index van de manoeuvre TN2010 TN2010 + TN2020 Gewicht van de vleugel kg Tot 100 20 10 100 ÷ 180 30 20 180 ÷ 230 40 30 Meer dan 230 60 50 Kracht om de vleugel te verplaatsen N Tot 160 10 5 160 ÷ 240 20 15 240 ÷ 290 40 30 290 ÷ 350 50 Andere vermoeidheidselementen (in aanmerking te nemen als de mogelijkheid, dat dat gebeurt groter is dan 10% ) Omgevingstemperatuur hoger dan 40°C of lager dan 0°C of vochtigheidsgraad van meer dan 80% 10 10 Aanwezigheid van stof of zand 15 15 Aanwezigheid van zoute omgeving 20 20 Onderbreking manoeuvre door Foto 10 10 Onderbreking manoeuvre door Stop 20 20 Snelheid hoger dan “L4 snel” 15 15 Totale zwaarte-index %: Levensduur in cycli Zwaarte-index % 50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Totale zwaarte-index % NL 2.2) Controle van de onderdelen van het product • Controleer of de verpakking intact is; • Verwijder de verpakking en vergewis u ervan dat wat hieronder (afbeelding 2) is beschreven, aanwezig is: A B C D E F G Aantal stks. 1 2 2 2 2 2 1 TN2010 Reductiemotor TEN Moeren M6 Moeren M8 Stiften met schroefdraad M6x14 Borgschijven Ø8 Schroeven M8x110 Ontgrendelingsstaaf 2 197 2.3) Typische installatie Op afbeelding 3 vindt u een typische installatie van een automatisering van kanteldeuren met toepassing van TEN. 3 1 2 3 4 5 TEN Vierkante buis 20x20 Steunbeugel Telescooparm Fotocellen 6 7 8 9 10 Fotocellen op zuiltje Contactlijst Knipperlicht 12V met ingebouwde antenne Sleutelschakelaar Radiozender 2.4) Kabellijst Op de typische installatie op afbeelding 3 worden ook de kabels aangegeven die noodzakelijk zijn voor de aansluiting van de verschillende inrichtingen; in tabel 6 worden de kenmerken van de kabels aangegeven ! De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het type installatie; zo bevelen we bijvoorbeeld een kabel van het type H03VV-F aan, wanneer die binnenshuis gebruikt wordt. Tabel 6: kabellijst Aansluiting A – Elektrische toevoerleiding B – Knipperlicht 12V C - Antenne D – Fotocellen E - Sleutelschakelaar F - Contactlijst Opmerkingen: 198 Type kabel 1 kabel (3 x 1,5 mm²) 1 kabel (2 x 1 mm²) 1 afgeschermde kabel (type RG58) 1 kabel (2 x 0,25 mm²) 1 kabel (4 x 0,25 mm²) 1 kabel (2 x 0,25 mm²) Maximaal toegestane lengte 30 m (*) 20 m 20 m (aanbevolen lengte: minder dan 5 m) 20 m 20 m 20 m (*) als de voedingskabel een lengte van meer dan 30 m heeft, is er een kabel met een grotere doorsnede nodig, bijvoorbeeld 3x2,5mm² en dient er aarding in de nabijheid van de automatisering plaats te vinden. 3) Installatie ! De installatie van Ten dient uitsluitend door gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden waarbij de wetten, voorschriften en regels en wat in deze aanwijzingen staat, in acht worden genomen. 3.1) Controles vooraf Voordat u met de installatie van TEN begint, dient u onderstaande controles uit te voeren: • Controleer en vergewis u ervan dat na installatie geen enkel deel van de deur de openbare weg of trottoirs in beslag neemt. • Vergewis u ervan dat al het te gebruiken materiaal in een optimale staat verkeert en geschikt is voor gebruik en conform de voorschriften. • Controleer of het gewicht en de afmetingen van de vleugel binnen de gebruikslimieten zoals die in paragraaf “2.1 Gebruikslimieten” zijn aangegeven, vallen. • Vergewis u ervan door de waarden uit hoofdstuk “8 Technische gegevens” te vergelijken, dat de benodigde kracht om de vleugel in beweging te brengen, kleiner is dan de helft van het “Maximale koppel” en dat de benodigde kracht om de vleugel te laten bewegen als deze eenmaal loopt, kleiner is dan de helft van het “Nominale koppel”; het is raadzaam een marge van 50% op deze krachten aan te houden, omdat slechte weers-omstandigheden de wrijving kunnen verhogen. • Controleer of er over de gehele loop van de deur, zowel bij sluiting als opening, geen punten met een grotere wrijving zijn. • Vergewis u ervan dat de mechanische stops sterk genoeg zijn en controleer dat er geen gevaar bestaat dat de deur uit de geleiderails loopt. • Controleer of de deur goed in evenwicht is; dat wil zeggen deze mag niet in beweging komen, wanneer de manoeuvre op een willekeurige stand onderbroken wordt. • Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtingen (fotocellen, toetsen, e.d.) zo gekozen zijn dat er niet tegen aan gestoten kan worden en of de bevestigingsvlakken stevig genoeg zijn. • Controleer op basis van het type deur buiten de gevel of binnen de gevel draaiende of gelede deur – of het mogelijk is TEN te bevestigen op de hoogten zoals die respectievelijk op de afbeeldingen 5, 6 of 7 zijn aangegeven. • Controleer dat de handmatige ontgrendeling zich op een hoogte van minder dan 1,8 m bevindt, of zorg daar zo nodig voor • Indien er niet voldoende ruimte is tussen de steunarm en het vaste deel van de deur, zal het noodzakelijk zijn het accessoire “gebogen armen” te gebruiken om een kruising te voorkomen. • Zorg ervoor dat geen enkel deel van het automatisme in water of een andere vloeistof terecht kan komen. • Houd de onderdelen van TEN uit de buurt van relevante warmtebronnen en open vuur. Anders zou TEN schade kunnen oplopen of zouden er storingen, brand of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. • Indien er in de vleugel een kleinere toegangsdeur is, dient u zich ervan te vergewissen dat deze de normale loop niet belemmert, en indien dit wel het geval is, voor een adequate blokkering te zorgen. • Sluit de besturingseenheid op een leiding van de elektrische stroomvoorziening aan welke correct geaard is. • De leiding van de elektrische stroomvoorziening dient door een adequate thermomagnetische en differentiaalschakelaar beveiligd te zijn. Op de toevoerlijn van de stroom van het elektriciteitsnet dient een inrichting te komen die de stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z. met een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3,5 mm) of ander gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stekker. Als die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich niet in de nabijheid van de automatisering bevindt, dient er een blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschakelen. NL 3.2) Installatie van de reductiemotor De plaatsing van TEN verschilt op basis van het type te automatiseren deur en van de beperkingen die in het hoofdstuk “2.1 Gebruikslimieten” zijn aangegeven ! TEN beschikt over een eindpositie met een absolute encoder die vooraf is afgesteld op de stand “bijna dicht” die ook werkt wanneer de motor is ontgrendeld. Om deze reden moet de stap 8 worden uitgevoerd wanneer de DEUR DICHT is. N.B.: Voor het installeren van 2 motoren volgt u dezelfde procedure als voor één motor waarbij u de installatie uitvoert zoals u die kunt zien op afbeelding 14. 1. Na het type te hebben vastgesteld bevestigt u de steunbeugel op de deur, perfect verticaal, (afbeelding 4), waarbij u de aangegeven hoogten dient aan te houden. 1.1 Voor buiten de gevel draaiende kanteldeuren dient de draaias van de 50÷100 mm onder de steunarm van de deur te liggen.(afbeelding 5) 1.2 Op binnen de gevel draaiende kanteldeuren moet de draaias van de armen precies op één lijn liggen met de steunarm van de deur. (afbeelding 6) 1.3 Op gelede kanteldeuren moet de draaias van de armen 50÷100 mm onder de draaischarnier van de deur liggen (afbeelding 7). ! Als u TEN omgekeerd gebruikt dient u de besturingseenheid hiervoor met de portable programmeereenheid Oview te programmeren (zie hiervoor paragraaf “7.8.1 Portable programmeereenheid”. 2. Bevestig de reductiemotor met de daarvoor bestemde schroeven aan de beugel (afbeelding 8) 3. Ontgrendel de reductiemotor door de handgreep tegen de wijzers van de klok in te draaien (afbeelding 9). 4. Bevestig de zijsteunbeugels goed vast en volkomen op één lijn met de rotatie-as van de motor en breng de meegeleverde pasbussen aan. (afbeelding 10). Op basis van de ruimte tussen de steunarm en het vaste frame van de deur zult u rechte dan wel gebogen armen moeten gebruiken. 5. Bevestig de bovenste steun op het frame van de deur (afbeelding 11): indien hij al aanwezig is controleert u of deze geschikt is voor de te gebruiken armen. De op afbeelding 11 aangegeven hoogten vormen slechts een aanwijzing; zij kunnen verschillen al naar gelang de afmetingen van de deur. 6. Breng de transmissiebuis in de bus van de arm en in de as van de motor aan; snijd de buis op maat af. (afbeelding 12) 7. Zet de deur helemaal open en snijd de armen op maat af waarbij u eraan dient te denken dat zij bij gesloten deur over tenminste 70 mm worden geleid (afbeelding 13). Mocht de lengte onvoldoende zijn, verplaats dan de bovenste steun of kies langere armen. 8. Steek de armen in de bijbehorende geleiders en controleer of de deur vrijelijk zonder belemmeringen loopt. Controleer opnieuw de uitbalancering: de deur zal goed uitgebalanceerd zijn, wanneer hij niet meer beweegt als hij op een willekeurige plaats tot stilstand wordt gebracht. Stel zo nodig de uitbalanceringssystemen bij. 199 3.3) Afstelling van de eindschakelaars Ten 2010 beschikt niet over mechanische eindschakelaars, maar heeft een elektronisch systeem met een absolute eindpositie. Voor het afstellen hiervan zie paragraaf “4.3 Herkennen van de openings-en sluitstanden van de deur.” 3.4) Installatie van de verschillende inrichtingen Installeer de andere voorziene inrichtingen volgens de aanwijzingen hiervoor. Controleer in paragraaf ”3.56 de beschrijving van de elektrische aansluitingen“ en op afbeelding 17 de inrichtingen die op TEN kunnen worden aangesloten 3.5) Elektrische aansluitingen ! Bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen mag de installatie absoluut niet onder spanning staan 1. Om de elektrische aansluitingen te kunnen verrichten dient u de schroeven van de dekplaat los te draaien (afbeelding 15) 2. Verwijder de twee rubber membranen, die de opening waar de kabels doorheen gevoerd moeten worden, afsluiten. Snijd in het membraan een opening en steek de netkabel in het membraan en de rechter opening. Snijd in het membraan en steek de andere kabels naar de verschillende inrichtingen in het membraan en de linkeropening. Laat de kabels 20÷30 cm uitsteken. Zie tabel 6 voor het type kabels. 3. Sluit de netkabel rechtstreeks op de klemmetjes 1(fase), 2 (nulleider) en 3 (aarde) aan; zet daarna de kabel met een bandje vast zoals dat op afbeelding 16 is aangegeven 4. Voer de aansluiting van de andere kabels volgens het schema op afbeelding 17 uit. Voor nog meer gemak zijn de klemmetjes uitneembaar 5. Na afloop van de aansluitingen dient u de kabels vast te zetten met bandjes (afbeelding 18). 15 17 202 16 18 3.5.1) Beschrijving van de elektrische aansluitingen In deze paragraaf vindt u een beknopte beschrijving van de elektrische aansluitingen: zie voor verdere details ook 7.3 “Bijplaatsen of weghalen van inrichtingen” FLASH BLUEBUS STOP PP OPEN CLOSE ANTENNA deze uitgang kan worden geprogrammeerd (zie L4 in tabel 10) om een van onderstaande inrichtingen aan te sluiten: Knipperlicht Indien als “knipperlicht” op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk op deze uitgang het knipperlicht van NICE “LUCY B” of MLB of MLBT met een 12V-autolampje van 12 V 21W aan te sluiten. Tijdens de manoeuvre knippert dit met een tijdsduur van 0,5s aan en 0,5s uit. Functie: “controlelampje deur open”, “actief bij dichte deur” of “actief bij open deur” Indien met een van deze 3 functies op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk een controlelampje 24V max 5W voor onderstaande signaleringen aan te sluiten Functie “controlelampje deur open” Uit: bij dichte deur Langzaam knipperend: deur gaat open Snel knipperend: deur gaat dicht Aan: deur open (niet dicht) Functie “actief bij dichte deur” Aan: deur dicht Uit: in alle andere gevallen Functie “actief bij open deur” Aan: deur open Uit: in alle andere gevallen Deze uitgang kan ook voor andere functies worden geprogrammeerd; zie paragraaf “7.2.3 Functies tweede niveau (afstelbare parameters)” Zuignap* Indien als “zuignap” op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk op deze uitgang een zuignap 24V max 10W (uitvoeringen alleen met elektromagneet, zonder elektronische inrichtingen) aan te sluiten. Wanneer de deur dicht is, wordt de zuignap geactiveerd wanneer de deur wordt vergrendeld. Bij de openings- of sluitmanoeuvre wordt de zuignap gedeactiveerd. Elektrische vergrendeling* Indien als “elektrische vergrendeling” op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk op deze uitgang een elektrische vergrendeling die vanzelf dichtvalt 24V max 10W (uitvoeringen alleen met elektromagneet, zonder elektronische inrichtingen) aan te sluiten. Tijdens de openingsmanoeuvre wordt de elektrische vergrendeling geactiveerd en blijft die geactiveerd om de deur vrij te maken en manoeuvre uit te voeren. Bij de sluitmanoeuvre dient u zich ervan te vergewissen dat de elektrische vergrendeling zich automatisch vastkoppelt. Elektrisch slot* Indien als “elektrisch slot” op de uitgang “FLASH” geprogrammeerd is het mogelijk op deze uitgang een elektrisch slot dat vanzelf dichtvalt 24V max 10W (uitvoeringen alleen met elektromagneet, zonder elektronische inrichtingen) aan te sluiten. Tijdens de openingsmanoeuvre wordt het elektrische slot geactiveerd en blijft die geactiveerd om de deur vrij te maken en manoeuvre uit te voeren. Bij de sluitmanoeuvre dient u zich ervan te vergewissen dat het elektrische slot zich automatisch vastkoppelt. op dit klemmetje kunnen compatibele inrichtingen aangesloten worden; ze worden allemaal parallel aangesloten met twee draden waarover zowel de elektrische stroomvoorziening als de communicatiesignalen lopen. Verdere informatie over BlueBUS vindt u in paragraaf “7.3.1 BlueBUS”. Stop ingang voor inrichtingen die de lopende manoeuvre kunnen blokkeren of eventueel kunnen onderbreken; door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u contacten van het type “Normaal Dicht” NC, type “Normaal Open” NO of inrichtingen met een constante weerstand of optische inrichting aansluiten. Meer informatie over STOP vindt u in paragraaf “7.3.2 Ingang STOP”. ingang voor inrichtingen die de manoeuvre in de modus Stap-voor-Stap aansturen; het is mogelijk contacten van het type “Normaal Open” NO aan te sluiten. ingang voor inrichtingen die alleen de openingsmanoeuvre aansturen; het is mogelijk contacten van het type “Normaal Open” aan te sluiten. ingang voor inrichtingen die alleen de sluitmanoeuvre aansturen; het is mogelijk contacten van het type “Normaal Open” aan te sluiten. ingang voor aansluiting van de antenne voor de radio-ontvanger. (de antenne is in LUCY B ingebouwd). * Er kunnen alleen inrichtingen worden aangesloten die slechts een elektromagneet hebben. Gebruik geen andere inrichtingen dan die welke voorzien zijn 203 NL 3.5.2) Elektrische aansluiting tweede motor Als de installatie het gebruik van 2 motoren voorziet, een TN2010 en een TN2020, dient u de elektrische aansluiting op de tweede motor te verrichten zoals dat hieronder is beschreven. 1. Verricht op de reductiemotor TN 2010 dezelfde aansluitingen als die welke voorzien zijn voor de installatie op een enkele motor. 2. Tussen de besturingseenheid van de TN2010 en het klemmenbord van de TN2020 dient u de kabels “tweede motor” en “gebruikerslicht tweede motor” aan te sluiten zoals dat te zien is (op afbeelding 19), waarbij u de aangegeven polariteit in acht dient te nemen. 19 4) Eindcontroles en inbedrijfstelling 4.1) Aansluiting van de stroomvoorziening ! De aansluiting op de stroomvoorziening van TEN dient door ervaren, deskundig personeel in het bezit van de vereiste kenmerken uitgevoerd te worden onder volledige inachtneming van wetten, voorschriften en reglementen. Zodra TEN onder spanning staat, is het raadzaam enkele eenvoudige controles uit te voeren: 1. Controleer dat de led BLUEBus enkele seconden snel en vervolgens regelmatig met een frequentie van één knippering per seconde knippert (afbeelding 31). 2. Als er fotocellen zijn dient u te controleren of ook de leds op de fotocellen (zowel op TX als op RX) knipperen; Het is niet van belang met welke frequentie, want dat hangt van andere factoren af. 3. Controleer dat de op de uitgang FLASH aangesloten inrichting uit is 4. Controleer dat het gebruikerslicht uit is. Als dit niet het geval is, dient u onmiddellijk de stroomtoevoer naar de besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen nauwkeuriger te controleren Andere nuttige informatie voor het zoeken naar en oplossen van storingen vindt u in het hoofdstuk “7.6 Oplossen van problemen”. 4.2) Herkennen van de inrichtingen Nadat de installatie van stroom is voorzien dient de besturingseenheid de op de ingangen BlueBUS en STOP aangesloten inrichtingen te herkennen. Voor deze fase knipperen de ledlampjes L1 en L2 om aan te geven dat de procedure voor het herkennen van de inrichtingen moet worden uitgevoerd. ! De herkenningsfase van de inrichtingen dient altijd uitgevoerd te worden ook al is er geen enkele inrichting aangesloten. 1. Druk op de toetsen [▲] en [Set] en houd die ingedrukt (afbeelding 20) 2. Laat de toetsen los wanneer de leds L1 en L2 zeer snel gaan knipperen (na ongeveer 3s) 3. Wacht enkele seconden tot de besturingseenheid de herkenningsfase van de inrichtingen heeft beëindigd Nadat de inrichtingen herkend zijn moet het ledlampje STOP blijven branden; de ledlampjes L1 en L2 zullen uit gaan (eventueel zullen de ledlampjes L3 en L4 beginnen te knipperen) De herkenningsfase van de aangesloten inrichtingen kan op elk desgewenst moment opnieuw worden uitgevoerd, ook wanneer er bijvoorbeeld na installatie een inrichting wordt bijgeplaatst. 204 20 4.3) Herkennen van de openings-en sluitstanden van de deur Na de herkenningsfase van de inrichtingen dient de besturingseenheid de openings- en sluitstanden van de deur in het geheugen op te slaan; behalve enkele posities naar keuze, zijn er in het totaal 6 posities: Positie FCA RA Led L1 L2 RI L4 AP L5 RC L7 FCC L8 Betekenis Hoogte van de grootst mogelijke opening. Wanneer de deur op deze stand komt, stopt hij. Hoogte waar de vertraging tijdens de openingsmanoeuvre begint; wanneer de deur op deze stand komt, mindert de motor snelheid tot hij op zijn minimumsnelheid komt. Tussenhoogte van vertraging bij de sluitmanoeuvre. Wanneer dit punt is geprogrammeerd mindert de deur ongeveer 50cm eerder snelheid, in zodat hij de stand RINT op minimumsnelheid passeert. Na de hoogte RI gaat de motor weer terug naar de geprogrammeerde snelheid. Hoogte van gedeeltelijke opening. Dit is de positie waarop de deur stopt nadat er een instructie voor gedeeltelijke opening is gegeven Hoogte waar de vertraging tijdens de sluitmanoeuvre begint; wanneer de deur op deze stand komt, mindert de motor snelheid tot hij op zijn minimumsnelheid komt. Hoogte van totale sluiting; wanneer de deur op deze stand komt, stopt hij. Wanneer de hoogten nog onbekend zijn, knipperen de leds L3 en L4. Hieronder wordt de procedure voor het opslaan van de standen beschreven. Het is verplicht de hoogten FCA en FCC te programmeren, terwijl dat bij de andere mogelijk is; in dat laatste geval worden zij automatisch door de besturingseenheid berekend. 1. Druk op [Set] + [▼] en houd die 3 seconden ingedrukt om in de geheugenopslag hoogten binnen te gaan. (Afbeelding 21) De led L1 knippert: programmering hoogte FCA 2. Verplaats met de toetsen [▲] o [▼] de deur naar de openingsstand. 3. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte FCA te bevestigen. De led L1 blijft branden. De led L2 knippert: programmering hoogte RA 4. Als u de hoogte vertraging opening niet wilt programmeren dient u 2 maal snel op de toets [Set] te drukken om naar de volgende programmering te gaan; de led L2 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder. 5. Verplaats met de toetsen [▲] o [▼] de deur naar de stand van vertraging bij opening. 6. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte RA te bevestigen. De led L2 blijft branden. De led L4 knippert: programmering hoogte RI 7. Als u de tussenstand vertraging opening niet wilt programmeren dient u 2 maal snel op de toets [Set] te drukken om naar de volgende programmering te gaan; de led L4 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder. 8. Verplaats met de toetsen [▲] o [▼] de deur naar de tussenstand vertraging. 9. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte RI te bevestigen. De led L4 blijft branden. De led L5 knippert: programmering hoogte AP 10. Als u de hoogte gedeeltelijke opening niet wilt programmeren dient u 2 maal snel op de toets [Set] te drukken om naar de volgende programmering te gaan; de led L5 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder. 11. Verplaats met de toetsen [▲] o [▼] de deur naar de stand van gedeeltelijke opening. 12. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte AP te bevestigen. De led L5 blijft branden. De led L7 knippert: programmering hoogte RC 13. Als u de hoogte vertraging sluiting niet wilt programmeren dient u 2 maal snel op de toets [Set] te drukken om naar de volgende programmering te gaan; de led L7 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder. 14. Verplaats met de toetsen [▲] o [▼] de deur naar de stand van vertraging in sluiting. 15. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte RC te bevestigen. De led L7 blijft branden. De led L8 knippert: programmering hoogte FCC 16. Verplaats met de toetsen [▲] o [▼] de deur naar de sluitstand. 17. Druk 2 seconden op de toets [Set] om de hoogte FCC te bevestigen. De led L8 blijft branden. 18. Wanneer u de toets [Set] los laat, gaan alle leds uit. 19. Geef een instructie voor opening door op de toets [Open] te drukken; er wordt nu een complete openingsmanoeuvre uitgevoerd. 20. Geef een instructie voor sluiting door op de toets [Close] te drukken; er wordt nu een complete sluitmanoeuvre uitgevoerd NL Tijdens deze manoeuvres slaat de besturingseenheid in haar geheugen de kracht op die nodig is voor de openings- en sluitmanoeuvres. Het is van belang dat deze eerste manoeuvres niet worden onderbroken, bijvoorbeeld door een instructie STOP. De herkenningsfase van de aangesloten inrichtingen kan op elk desgewenst moment opnieuw worden uitgevoerd, ook na installatie; u behoeft ze alleen maar vanaf punt 1 opnieuw uit te voeren. Mocht het nodig zijn een enkele hoogte te wijzigen, dan kunt u de programmering van de niet van belang zijnde hoogten overslaan door 2 maal snel op de toets [Set] te drukken voor elke positie die u wilt overslaan. 21 205 4.4) Controle van de manoeuvre van de deur Na de herkenningsfase van de standen is het raadzaam enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de deur correct loopt. 1. Druk op de toets [OPEN] om de instructie voor de manoeuvre “Open” te geven; controleer of de openingsmanoeuvre van de deur regelmatig verloopt zonder verandering van snelheid; controleer of de vertraging bij het openen op de geprogrammeerde stand wordt uitgevoerd. 2. Druk op de toets [CLOSE] om de instructie voor de manoeuvre “Sluit” te geven; controleer of de sluitmanoeuvre van de deur regelmatig verloopt zonder verandering van snelheid en de vertraging in sluiting op de geprogrammeerde stand wordt uitgevoerd. 3. Controleer dat het knipperlicht tijdens de manoeuvres met een frequentie van 0,5s aan en 0,5s uit knippert. 4. Voer meerdere openings-en sluitmanoeuvres uit om te beoordelen of er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of andere onregelmatigheden zijn, zoals punten met een grotere wrijving. 5. bestemd ook tijdens bruuske veranderingen in snelheid bij de manoeuvre van de deur 4.5) Vooraf ingestelde functies De besturingseenheid van TEN beschikt over enkele programmeerbare functies; in de fabriek worden deze functies in een configuratie afgesteld die voor het merendeel van de automatiseringen optimaal is; in ieder geval kunnen de functies op elk gewenst moment via de juiste programmeringsprocedure gewijzigd worden; raadpleeg hiervoor paragraaf “7.2 Programmeringen”. 4.6) Radio-ontvanger Voor het aansturen op afstand van TEN, is er op de besturingseenheid een plug-in SM voor radio-ontvangers van het type SMXI, SMXIS of OXI die apart leverbaar zijn. Voor het aanbrengen van de radio-ontvanger dient u de stroomtoevoer naar de TEN te onderbreken en te werk te gaan zoals dat op afbeelding 21 wordt aangegeven. In tabel 7 wordt de koppeling tussen de uitgang van de radio-ontvangers SMXI en SMXIS en de instructie die TEN zal uitvoeren, beschreven: Tabel 7: instructies met ontvanger SMXI, SMXIS Uitgang Uitgang Uitgang Uitgang 1 2 3 4 Instructie Instructie Instructie Instructie “P.P.” (Stap-voor-Stap) “Gedeeltelijke opening” “Open” “Sluit” Tabel 8: instructies met de ontvanger OXI Indien de radio-ontvanger OXI uit de lijn NiceOpera wordt gebruikt, zal de ontvanger in de MODUS II UITGEBREID de onderstaande instructies kunnen verzenden: Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie Instructie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Stap-voor-stap Open gedeeltelijk 1 Open Sluit Stop Stap-voor-stap Woonblok Stap-voor-stap Hoge prioriteit Open gedeeltelijk 2 Open gedeeltelijk 3 Open en Vergrendel automatisering Sluit en Vergrendel automatisering Vergrendel automatisering Ontgrendel automatisering On Timer Gebruikerslicht On-Off Gebruikerslicht 22 5) Eindtest en inbedrijfstelling Dit is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering teneinde een zo groot mogelijke veiligheid te garanderen. De eindtest kan ook als periodieke controle voor de verschillende inrichtingen van de automatisering gebruikt worden. ! De eindtest van de gehele installatie moet door vakbekwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden. Dat moet ook bepalen welke tests in functie van de bestaande risico’s noodzakelijk zijn en controleren of de wettelijke voorschriften, regelgeving en regels en met name alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de controle van automatiseringen voor poorten en deuren bepaalt, in acht zijn genomen. 5.1) Eindtest Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoorbeeld contactlijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase in de eindtest vereist; voor deze inrichtingen zullen de procedures uit de desbetreffende handleidingen met aanwijzingen gevolgd moeten worden. Voor de eindtest van TEN dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren: 1. Controleer dat alle voorschriften vervat in deze handleiding en met name hoofdstuk 1 “Aanbevelingen” nauwgezet in acht worden genomen. 206 2. Ontgrendel de deur door de ontgrendelingsgreep van elke motor tegen de wijzers van de klok in te draaien (afbeelding 40); controleer of het mogelijk is de deur zowel in openings- als sluitrichting handmatig te verplaatsen met een kracht van niet meer dan 225N waarbij u dit doet op het punt dat voor de handmatige manoeuvre bestemd is. 3. Vergrendel de motoren aan de deur door de ontgrendelingsgreep met de wijzers van de klok mee te draaien (afbeelding 41). 4. Voer met behulp van de bedienings-of uitschakelingsorganen (sleutelschakelaar, bedieningstoetsen of radiozenders), tests voor het doen sluiten, openen en stoppen van de deur uit en verifieer of de manoeuvre uitgevoerd wordt zoals dat voorzien is. 5. Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of bijzondere wrijvingspunten. 6. Controleer één voor één of alle veiligheidsinrichtingen in de installatie (fotocellen, contactlijsten, etc.) goed werken; met name of het ledlampje OK op de besturingseenheid telkens wanneer een van deze inrichtingen in werking treedt, 2 maal snel knippert ter bevestiging van het feit dat de besturingseenheid de gebeurtenis herkent. 7. Om te controleren of de fotocellen goed werken en met name of er geen interferenties met andere inrichtingen zijn, voert u een 30 cm lange cilinder met een diameter van 5 cm op de optische as, eerst dichtbij de TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden van die twee. Ga dan na of de inrichting in alle gevallen in werking treedt en van de actieve status op de alarmstatus overgaat, en omgekeerd. Tenslotte controleert u of dat de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept, bijvoorbeeld of bij de sluitmanoeuvre deze niet wordt uitgevoerd. 8. Als gevaarlijke situaties welke door de beweging van de vleugel opgeheven zijn door middel van beperking van de stootkracht, dient u deze kracht te meten volgens de voorschriften van de norm EN 12445. Als afstelling van de “Snelheid” en de aansturing van het “Motorkracht” gebruikt worden als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht terug te brengen, probeer dan die instelling te vinden, welke de beste resultaten oplevert. 5.2) Inbedrijfstelling Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eindtest van TEN en de andere aanwezige inrichtingen met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of inbedrijfstelling in “tijdelijke” situaties is niet toegestaan. 1. Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar dat tenminste 10 jaar, dat tenminste bestaat uit: de overzichtstekening van de automatisering, het elektrisch bedradingsschema, een analyse van de risico’s en de toegepaste oplossing daarvoor, de conformiteitsverklaringen van alle fabrikanten voor alle gebruikte inrichtingen (gebruik voor TEN de bijgevoegde EG-Verklaring van overeenstemming); kopie van de gebruiksaanwijzingen en het onderhoudsplan van de automatisering. 2. Breng een plaatje op de deur aan met daarop tenminste de volgende gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (verantwoordelijk voor de “inbedrijfstelling”), serienummer, bouwjaar en “CE”-keurmerk. 3. Breng in de nabijheid van de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan waarop de handelingen zijn aangegeven voor het ontgrendelen en handmatig bewegen van de deur 4. Breng op de deur een niet te verwijderen etiket of plaatje aan met daarop deze afbeelding (minimale hoogte 60mm).(afbeelding 23) 5. Stel de verklaring van overeenstemming voor de automatisering op en geef ze aan de eigenaar van de automatisering. 6. Maak de handleiding “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering” en geef die aan de eigenaar van de automatisering. 7. Stel een onderhoudsplan (met daarin de voorschriften voor het onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering) op en geef dit aan de eigenaar van de automatisering. 8. Informeer vóór de inbedrijfstelling van de automatisering de eigenaar uitvoerig en schriftelijk (bijvoorbeeld in de handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering) over de nog aanwezige gevaren en risico’s. NL 23 207 6) Onderhoud en afvalverwerking In dit hoofdstuk vindt u de benodigde informatie voor uitvoering van het onderhoudsplan en de afvalverwerking van TEN 6.1) Onderhoud Om de veiligheid op een constant niveau te houden en een zo lang mogelijke levensduur van de gehele automatisering te waarborgen is regelmatig onderhoud vereist. ! Het onderhoud moet uitgevoerd worden met volledige inachtneming van de veiligheidsvoorschriften van deze handleiding en volgens de van kracht zijnde wettelijke voorschriften en regelgeving. Volg voor de andere inrichtingen die niet tot de TEN behoren de aanwijzingen van het desbetreffende onderhoudsplan daarvoor op. 1. Voor TEN is een geprogrammeerde onderhoudsbeurt vereist die 2. 3. 4. 5. op zijn minst binnen 6 maanden of 1.000 manoeuvres na de vorige onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden: Koppel alle bronnen van elektrische stroomvoorziening los. Controleer alle materialen waaruit de automatisering bestaat op kwaliteitsvermindering en let daarbij vooral op aantasting of roestvorming van de structurele delen; vervang die delen welke onvoldoende garantie bieden. Controleer de staat van slijtage van alle bewegende delen: telescooparmen, kabels van de tegengewichten en alle delen van de vleugel; vervang de versleten onderdelen. Sluit de elektrische stroomvoorziening weer aan en voer alle test en controles uit zoals die in paragraaf “5.1 Eindtest” voorzien zijn. 6.2) Afvalverwerking Wanneer de levensduur van dit product ten einde is, dienen, zoals dit ook bij de installatiewerkzaamheden het geval is, de ontmantelingswerkzaamheden door gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden. Dit product bestaat uit verschillende soorten materiaal, waarvan sommige hergebruikt kunnen worden, terwijl voor andere afvalverwerking is vereist. Win inlichtingen over de methoden van hergebruik of afvalverwerking in en houd u aan de plaatselijk van kracht zijnde voorschriften. ! Sommige delen van dit product zouden vervuilende of gevaarlijke stoffen kunnen bevatten. Als die in het milieu worden achtergelaten zouden ze schadelijke gevolgen voor het milieu of de gezondheid ten gevolge kunnen hebben. Zoals u kunt zien aan het symbool op afbeelding 24 is het verboden dit product met het gewone huisvuil weg te gooien. Scheid uw afval voor verwerking op een manier zoals die in de plaatselijke regelgeving voorzien is; of lever het product bij uw leverancier in wanneer u een nieuw gelijksoortig product koopt. De plaatselijke regelgeving kan in zware straffen voorzien in geval van illegale dumping van dit product. 1. Koppel de elektrische stroomvoorziening, met inbegrip van de bufferbatterij, voor de automatisering los. 2. Demonteer alle inrichtingen en accessoires, waarbij u de procedure in omgekeerde volgorde volgt ten opzichte van die welke in hoofdstuk “3 Installatie” is beschreven 3. Verzamel voor zover mogelijk die onderdelen die hergebruikt of verwerkt kunnen of moeten worden, zoals bijvoorbeeld de metalen delen van de kunststof delen, elektronische kaarten, batterijen, etc. 4. Sorteer de diversche elektrische en recycleerbare materialen en geef deze aan bedrijven die zich met het hergebruik en de afvalverwerking daarvan bezighouden. 24 7) Nadere details In dit hoofdstuk worden de mogelijkheden ten aanzien van programmering, aanpassing aan de persoonlijke behoeften van de gebruiker, diagnostiek en opsporing van storingen met betrekking tot TEN behandeld 7.1) Programmeertoetsen Op de besturingseenheid van TEN bevinden zich 3 toetsen die gebruikt kunnen worden zowel om de besturingseenheid tijdens de tests aan te sturen als voor het programmeren (Afbeelding 25) ▲ Met de toets “OPEN” kunt u het openen van de deur aansturen of het punt OPEN van programmering naar boven verplaatsen. STOP Met de toets “STOP” kunt u de manoeuvre onderbreken; als u hem langer SET dan 5 seconden ingedrukt houdt kunt u de programmering binnengaan CLOSE Met de toets “CLOSE “kunt u het sluiten van de deur aansturen of het punt van programmering naar beneden verplaatsen. ▼ 25 ! Alle toetsen voeren tijdens de manoeuvre, afgezien van het feit of het een openings- dan wel sluitmanoeuvre is, de functie STOP uit waarbij de loop van de motor wordt onderbroken. 7.2) Programmering Op de besturingseenheid van TEN zijn enkele programmeerbare functies beschikbaar; instelling van deze functies vindt plaats met behulp van 3 toetsen op de besturingseenheid: [▲] [Set] [▼] en worden via 8 ledlampjes: L1….L8 zichtbaar gemaakt. De programmeerbare functies welke op TEN beschikbaar zijn, zijn over 2 niveaus verdeeld: 208 Eerste niveau: functies instelbaar in modus ON-OFF (actief of niet actief); in dit geval geeft elk ledlampje L1….L8 een functie aan; als het aan is, is de functie actief, als het uit is, is de functie niet actief; zie tabel 8. Tweede niveau: parameters die instelbaar zijn op een schaal met waarden van 1 tot 8; in dit geval geeft elk ledlampje L1….L8 de waarde aan die uit 8 mogelijkheden is gekozen; zie tabel 10. 7.2.1) Functies eerste niveau (functies ON-OFF) Tabel 8: lijst programmeerbare functies: eerste niveau Led Functie L1 Automatisch sluiten L2 Terugloop na Foto L3 Sluit altijd L4 Stand-By L5 Lange terugloop L6 Voorwaarschuwing L7 Gevoeligheid L8 2 motoren Beschrijving Met deze functie is een automatische sluiting van de deur mogelijk na afloop van de geprogrammeerde pauzeduur; in de fabriek is de Pauzeduur afgesteld op 30 seconden maar dit kan gewijzigd worden in 10, 20, 40, 60, 80, 120, 160 en 200 seconden. Als de functie niet actief is, werkt de deur “semi-automatisch”. Met deze functie is het mogelijk de deur zo lang pen te houden als nodig is om er doorheen te gaan; door het in werking treden van "Foto" gaat de deur automatisch weer dicht na een pauzeduur van 5s (onafhankelijk van de geprogrammeerde waarde). Dit verandert al naar gelang de functie "Automatische Sluiting " al dan niet actief is. Wanneer "Automatische Sluiting" niet actief is: De deur gaat steeds helemaal open (ook als Foto eerder vrij komt). Bij het vrijkomen van Foto gaat de deur automatisch weer dicht na een pauze van 5s. Wanneer "Automatische Sluiting" actief is: de openingsmanoeuvre wordt onmiddellijk na het vrijkomen van de fotocellen onderbroken en de deur gaat automatisch weer dicht na een pauze van 5s. De functie "Terugloop na Foto" wordt altijd uitgeschakeld wanneer een manoeuvre met een instructie “Stop” onderbroken is. Als de functie "Terugloop na Foto" niet actief is, zal de pauzeduur overeenkomen met de geprogrammeerde pauzeduur of er zal de deur niet automatisch dicht gaan als de functie niet actief is. De functie “Sluit altijd” treedt in werking, waarbij een sluiting veroorzaakt wordt, wanneer bij terugkeer van de stroom wordt geconstateerd dat de deur open is. Om veiligheidsredenen wordt deze manoeuvre voorafgegaan door een voorwaarschuwing van 3s. Als de functie niet actief is zal bij terugkeer van de stroom de deur blijven open staan. Met deze functie kan het verbruik zoveel mogelijk teruggebracht worden. Als deze functie actief is zal de besturingseenheid 1 minuut na afloop van de manoeuvre de uitgang BlueBUS (en dus de inrichtingen) en alle ledlampjes uitschakelen met uitzondering van het ledlampje BlueBUS dat langzamer zal gaan knipperen. Wanneer de besturingseenheid een instructie ontvangt, zal ze de volledige functionering herstellen. Als deze functie niet actief is zal er geen vermindering van verbruik zijn. Met deze functie is het mogelijk te kiezen welke terugloop u wilt dat de deur uitvoert nadat STOP of de krachtbeperking in werking is getreden. Als de functie niet is geactiveerd, is er een korte terugloop (15cm circa). Als de functie is geactiveerd, vindt inversie plaats tot de maximum hoogte van opening of sluiting. Met de functie voorwaarschuwing wordt er een pauze van 3s aangehouden tussen het moment waarop het knipperlicht gaat branden en de manoeuvre begint om van te voren voor een gevaarlijke situatie te waarschuwen. Als de voorwaarschuwing niet actief is, zal het knipperlicht tegelijk met het begin van de manoeuvre aan gaan. Met deze functie is het mogelijk de gevoeligheid van de motor bij obstakeldetectie aanzienlijk te verhogen. Als deze functie als hulpmiddel wordt gebruikt, dient u voor het vaststellen van de stootkracht ook de “Snelheid” en “Kracht van de motor” in het menu van het tweede niveau af te stellen. Deze functie moet worden geactiveerd wanneer er 2 motoren worden geïnstalleerd. Bij normaal functioneren van TEN zijn de ledlampjes L1….L8 aan of uit op basis van de status van de functie waaraan zij gekoppeld zijn, bijvoorbeeld L1 is aan, als de functie “Automatisch sluiten” actief is. Tijdens de manoeuvre knipperen de leds L1…L8 waarmee ze de kracht aangeven die nodig is om de deur op dat moment te bewegen. Als L8 knippert, is de benodigde kracht gering en die loopt op tot het knipperen van L1 die de maximumkracht aangeeft. Gelieve op te merken dat er geen enkel verband bestaat tussen het door de ledlampjes tijdens de manoeuvre aangegeven krachtniveau (dat een absolute waarde is) en het niveau dat door de leds wordt aangegeven tijdens het programmeren van de kracht (dat een relatieve waarde is). Zie L5 en L6 in tabel 10. 7.2.2) Programmering eerste niveau (functies ON-OFF) In de fabriek worden alle functies van het eerste niveau op “OFF” gezet, maar dat kan op elk gewenst moment veranderd worden zoals in tabel 8 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt, zal de procedure automatisch beëindigd worden waarbij de wijzigingen die tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen. Tabel 9: voor het wijzigen van de functies ON-OFF 1. Voorbeeld Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt SET 2. L1 3. 4. 5. 3s Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen Druk op de toets [▲] o [▼] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het ledlampje dat de te wijzigen functie vertegenwoordigt Druk op de toets [Set] om de status van de functie te wijzigen (kort knipperen = OFF; lang knipperen = ON) Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten. SET of SET 10s N.B.: de punten 3 en 4 kunnen tijdens dezelfde programmeerfase herhaald worden om andere functies op ON of OFF te zetten. 209 NL 7.2.3) Functies tweede niveau (instelbare parameters) Tabel 10: lijst programmeerbare functies: tweede niveau Led ingang Parameter Led (niveau) L1 Pauzeduur L2 Functie P.P. L3 Snelheid motor L4 L5 L6 L7 N.B.: “ 210 Uitgang FLASH. Kracht motor bij opening Kracht motor bij sluiting Onderhoudswaarschuwing L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8 “ is de fabrieksafstelling waarde 10 seconden 20 seconden 40 seconden 60 seconden 80 seconden 120 seconden 160 seconden 200 seconden Open - stop - sluit - stop Open - stop - sluit - stop Open - sluit - open - sluit Woonblok Woonblok 2 (langer dan 2” veroorzaakt een stop) Stap-voor-stap 2 (korter dan 2” veroorzaakt een gedeeltelijke opening) Lemand aanwezig Opening “semi-automatisch”, sluiting “iemand aanwezig” Snelheid 1 (30% - langzaam) Snelheid 2 (44%) Snelheid 3 (58%) Snelheid 4 (72%) Snelheid 5 (86%) Snelheid 6 (100% - snel) Open V4, sluit V2 Open V6, sluit V4 Functie Controlelampje Deur Open Actief als de deur dicht is Actief als de deur open is Knipperlicht Elektrische vergrendeling Elektrisch slot Zuignap Controlelampje Onderhoud Kracht 1 (laag) Kracht 2 Kracht 3 Kracht 4 Kracht 5 Kracht 6 Kracht 7 Kracht 8 (hoog) Kracht 1 (laag) Kracht 2 Kracht 3 Kracht 4 Kracht 5 Kracht 6 Kracht 7 Kracht 8 (hoog) Automatisch (op grond van de zwaarte van de manoeuvres) 1.000 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000 Beschrijving Stelt de pauzeduur af, dat wil zeggen de tijd die er verstrijkt voordat de deur weer automatisch dicht gaat. Dit werkt alleen als de functie automatisch sluiten actief is. Stelt de reeks instructies af die gekoppeld zijn aan de ingang Stap-voor-Stap of aan de eerste radio-instructie. Stelt de snelheid van de motor af tijdens een normale manoeuvre. Hiermee kiest u de op de uitgang FLASH aangesloten inrichting. Voordat u van programmering verandert dient u erop te letten dat de op het klemmetje FLASH aangesloten inrichting overeenkomt met wat in paragraaf 3.4.1 “Beschrijving van de elektrische aansluitingen” is beschreven. Stelt het controlesysteem voor de kracht van de motor af om die aan het gewicht van de deur bij de openingsmanoeuvre aan te passen en stelt dus de gevoeligheid van de obstakeldetectie af. Stelt het controlesysteem voor de kracht van de motor af om die aan het gewicht van de deur bij de sluitmanoeuvre aan te passen en stelt dus de gevoeligheid van de obstakeldetectie af. Hiermee wordt het aantal manoeuvres ingesteld waarna het verzoek tot onderhoud van de automatisering moet worden gesignaleerd (zie paragraaf “7.4.3 Onderhoudswaarschuwing”). SEGUE Led ingang L8 Parameter Lijst anomalieën Led (niveau) L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8 waarde Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat 1ste manoeuvre (de meest recente) 2de manoeuvre 3de manoeuvre 4de manoeuvre 5de manoeuvre 6de manoeuvre 7de manoeuvre 8ste manoeuvre Beschrijving Hiermee kunt u het type anomalie controleren dat zich tijdens de voorgaande 8 manoeuvres heeft voorgedaan (zie paragraaf “7.6.1 Lijst historie anomalieën”). N.B.: “ “ is de fabrieksafstelling Alle parameters kunnen naar believen zonder enige contra-indicatie worden afgesteld; alleen het afstellen van de “Motorkracht tijdens opening” “Motorkracht tijdens sluiting” zouden enige nadere aandacht kunnen vereisen: • Het is af te raden hoge krachtwaarden te gebruiken om het feit te compenseren dat de vleugel punten met een abnormale wrijvingswaarde heeft; een te grote kracht kan afbreuk doen aan de werking van het veiligheidssysteem of schade aan de vleugel toebrengen. • Als de controle van de “Motorkracht” gebruikt wordt als hulpmiddel voor het systeem de stootkracht bij botsing te beperken dient na elke afstelling de kracht opnieuw gemeten te worden, zoals de norm EN 12445 dat voorschrijft. • Slijtage en weersinvloeden zijn van invloed op de manoeuvre van de deur; zo af en toe dient de afstelling van de kracht opnieuw gecontroleerd te worden. 7.2.4) Programmering tweede niveau (instelbare parameters) In de fabriek worden alle instelbare parameterfuncties ingesteld zoals in tabel 9 wordt aangegeven met: “ ” maar die kunnen op elk gewenst moment worden gewijzigd zoals in tabel 10 is aangegeven. Let bij het uitvoeren van deze procedure goed op, want er is een tijdlimiet van 10s tussen het moment waarop u op de ene toets en vervolgens op de andere drukt; wanneer deze limiet overschreven wordt zal de procedure automatisch beëindigd worden waarbij de wijzigingen dit tot dat moment aangebracht zijn, in het geheugen worden opgeslagen. Tabel 11: voor het wijzigen van instelbare parameters 1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt 2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen 3. 7. Druk op de toetsen [▲] of [▼] om het knipperende ledlampje te verplaatsen op het “ledlampje ingang” dat de te wijzigen parameter vertegenwoordigt Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 5 en 6 voortdurend ingedrukt te blijven Wacht ongeveer 3s waarna dat ledlampje zal gaan branden dat het actuele niveau van de te wijzigen parameter vertegenwoordigt Druk op de toetsen [▲] of [▼] om het ledlampje dat de waarde van de parameter vertegenwoordigt, te verplaatsen. Laat de toets [Set] los 8. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.. Voorbeeld SET SET L1 4. 5. 6. 3s of SET NL of SET 10s N.B.: de punten 3 tot 7 kunnen tijdens dezelfde programmeerfase herhaald worden om nog meer parameters in te stellen 7.2.5) Voorbeeld van programmering van het eerste niveau (functies ON-OFF) Als voorbeeld wordt de reeks handelingen gegeven die noodzakelijk is voor het wijzigen van de fabrieksinstelling van de functies voor het activeren van de functies “Automatisch Sluiten” (L1) en “Sluit altijd” (L3). Tabel 12: voorbeeld van programmering eerste niveau 1. Voorbeeld Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt SET 2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen 3. Druk een maal op de toets [Set] om de status van de aan L1 gekoppelde functie te wijzigen (Automatische sluiting) te wijzigen; nu zal het ledlampje L1 langdurige knipperingen afgeven Druk 2 maal op toets [▼] om het knipperende ledlampje op het ledlampje L3 te verplaatsen L1 4. SET 3s SET L1 L3 5. 6. 7. Druk 1 maal op de toets [Set] om de status van de aan L3 gekoppelde functie (Sluit altijd) te wijzigen; nu zal het ledlampje L3 met lange knipperingen gaan knipperen Druk 1 maal op de toets [Set] om de status van de aan L3 gekoppelde functie (Automatische sluiting) te wijzigen; nu zal het ledlampje L3 met lange knipperingen gaan knipperen Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten. SET L3 SET L3 10s Na deze handelingen moeten de ledlampjes L1 en L3 blijven branden om aan te geven dat de functies “Automatisch Sluiten” en “Sluit altijd” actief zijn. 211 7.2.6) Voorbeeld van programmering tweede niveau (instelbare parameters) Als voorbeeld geven wij de reeks handelingen die nodig is om de fabrieksinstelling van de parameters te wijzigen en de “Pauzeduur” op 60s (ingang op L1 en niveau op L4) te verlengen en de “Snelheid (ingang op L4 en niveau op L6). Tabel 13: voorbeeld van programmering tweede niveau Voorbeeld 1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt 2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen SET SET L1 3. 4. 5. 6. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 4 en 5 ingedrukt te blijven Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L3 gaat branden dat het actuele niveau van de “Pauzeduur” vertegenwoordigt Druk 1 maal op de toets [▼] om het brandende ledlampje naar L3 te verplaatsen dat de nieuwe waarde van de “Pauzeduur” vertegenwoordigt Laat de toets [Set] los 3s SET L3 3s L3 SET 7. Druk 2 maal op de toets [▼] om het knipperende ledlampje naar het ledlampje L3 te verplaatsen 8. Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] dient tijdens de stappen 9 en 10 ingedrukt te blijven Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L4 gaat branden dat het actuele niveau van de “Motorsnelheid” vertegenwoordigt. Druk 2 maal op de toets [▼] om het brandende ledlampje naar L6 te verplaatsen dat de nieuwe waarde van de “Motorsnelheid” vertegenwoordigt. Laat de toets [Set] los L3 9. 10. 11. SET L4 3s L3 SET 12. Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten. 10s 7.3) Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een automatisering met TEN toevoegen of er een uit verwijderen. Met name op “BlueBUS” en de ingang “STOP” kunnen verschillende soorten inrichtingen worden aangesloten zoals dat in de volgende paragrafen aangegeven is. Nadat er inrichtingen zijn toegevoegd of verwijderd, is het noodzakelijk een herkenningsprocedure voor inrichtingen uit te voeren zoals dat in paragraaf “7.3.5 Herkennen van andere inrichtingen” beschreven is. 7.3.1) BlueBUS BlueBUS is een techniek waarbij het mogelijk is alle compatibele inrichtingen slechts met twee draden aan te sluiten waarover zowel de elektrische stroom als de communicatiesignalen lopen. Alle inrichtingen worden parallel aangesloten op dezelfde 2 draden van BlueBUS en zonder dat daarbij de polariteit in acht genomen moet worden; elke inrichting wordt afzonderlijk herkend omdat die tijdens de installering een eenduidig adres wordt toegekend. Op BlueBUS kunnen bijvoorbeeld fotocellen, veiligheidsinrichtingen, bedieningstoetsen, signaleringslampjes etc aangesloten worden. De besturingseenheid van TEN herkent alle aangesloten inrichtingen één voor één via een adequate herkenningsprocedure en is in staat om met de grootst mogelijke zekerheid alle eventuele anomalieën te detecteren. Om deze reden is het telkens wanneer er een op BlueBUS aangesloten inrichting toegevoegd of verwijderd wordt, noodzakelijk de herkenningsprocedure in de besturingseenheid uit te voeren zoals dat in paragraaf “7.3.5 Herkennen van andere inrichtingen” beschreven is. 7.3.2) Ingang STOP STOP is de ingang die onmiddellijke onderbreking de manoeuvre veroorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze ingang kunnen de inrichtingen met uitgang met normaal open contacten “NO” aangesloten worden, alsook normaal gesloten contracten “NC”, OPTO SENSOR of inrichtingen met een uitgang met constante weerstand 8,2KΩ, zoals bijvoorbeeld de contactlijsten. Zoals voor BlueBUS, herkent de besturingseenheid het soort inrichting dat tijdens de herkenningsfase op de ingang STOP is aangesloten (zie paragraaf “7.3.5 Herkennen van andere inrichtingen”); daarna wordt er een STOP veroorzaakt indien er zich een wijziging ten opzichte van de herkende staat voordoet. Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de STOP-ingang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van het hetzelfde type: • Er kunnen meerdere NO-inrichtingen parallel op elkaar aangesloten worden zonder beperking van het aantal daarvan. • Er kunnen meerdere NC-inrichtingen serieel op elkaar aangesloten worden zonder beperking van het aantal daarvan. 212 • Twee inrichtingen met een uitgang met constante weerstand 8,2kΩ kunnen parallel geschakeld worden; als er meer dan 2 inrichtingen zijn dienen ze allemaal via een “cascadeschakeling“ op één enkele eindweerstand van 8,2kΩ aangesloten worden. • Een combinatie van NO en NC is mogelijk door de 2 contacten parallel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van 8,2kΩ te verbinden (en dus is ook de combinatie van de 3 inrichtingen mogelijk: NO, NC en 8,2kΩ). ! Indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, garanderen alleen die inrichtingen welke een uitgang met een constante weerstand van 8,2kΩ hebben of de optische inrichtingen OPTO SENSOR de veiligheidscategorie 3 tegen storingen volgens de norm EN 954-1. Voor het aansluiten van een optische inrichting van het type OPTO SENSOR dient te werk te gaan zoals dat op afbeelding 26 ia aangegeven. De maximale stroom die op de leiding 12Vcc wordt verschaft, bedraagt 40mA. 26 7.3.3) Fotocellen Het systeem “BlueBUS” biedt de mogelijkheid de besturingseenheid via adressering met speciale jumpers de fotocellen te laten herkennen en de correcte detectiefunctie toe te kennen. Adressering dient zowel op TX als op RX uitgevoerd te worden (waarbij de jumpers op dezelfde manier geplaatst moeten worden); hierbij dient u na te gaan of er geen andere stellen fotocellen met hetzelfde adres bestaan. In een automatisme voor kanteldeuren dat geautomatiseerd is met TEN, is het mogelijk de fotocellen te installeren zoals dat op afbeelding 27 is aangegeven. Na het installeren of verwijderen van fotocellen dient er een herkenningsprocedure in de besturingseenheid uitgevoerd te worden zoals dat in paragraaf “4.2 Herkennen van inrichtingen” beschreven is. NL 27 Tabel 14: adressen van de fotocellen Fotocel FOTO Fotocel h = 50 die bij het sluiten in werking treedt FOTO II Fotocel h = 100 die bij het sluiten in werking treedt FOTO 1 Fotocel h = 50 die zowel bij het sluiten als bij het openen in werking treedt FOTO 1 II Fotocel h = 100 die zowel bij het sluiten als bij het openen in werking treedt Bruggetjes Fotocel Bruggetjes FOTO 2 Fotocel die bij het openen in werking treedt FOTO 2 II Fotocel die bij het openen in werking treedt FOTO 3 NIET-TOEGESTANE CONFIGUTATIE 7.3.4) Codeschakelaar MOTB en lezer voor transponderkaarten MOMB Het is mogelijk op BlueBUS maximaal 4 codeschakelaars MOTB of lezers voor transponderkaarten MOMB Met MOTB is het mogelijk de automatisering aan te sturen nadat een geldige en eerder geregistreerde cijfercombinatie is ingetoetst. Met MOMB is het mogelijk de automatisering aan te sturen door een geldige en eerder geregistreerde transponderkaarten bij de lezer te houden. Deze inrichtingen hebben een eenduidige identificatiecode en worden door de besturingseenheid alleen erkend nadat die in het geheugen is opgeslagen, wat gebeurt tijdens de fase van verwerving van de inrichtingen. Op deze manier zal een eventuele poging de inrichting valselijk te vervangen, het niet mogelijk maken de automatiering aan te sturen. Zie voor verdere inlichtingen de handleiding met aanwijzingen voor MOTB en MOMB. 213 7.3.5) Herkennen van andere inrichtingen Normaal gesproken vindt de herkenningsprocedure van de op BlueBUS en de ingang STOP aangesloten inrichtingen tijdens de installatiefase plaats; als er echter inrichtingen worden bijgeplaatst of verwijderd is het mogelijk de herkenningsfase opnieuw uit te voeren zoals hieronder is weergegeven. 1. Druk op de toetsen [▲] en [Set]] en houd die ingedrukt (Afbeelding 28) 2. Laat de toetsen los wanneer de ledlampjes L1 en L2 zeer snel beginnen te knipperen (na ongeveer 3s) 3. Wacht enkele seconden totdat de besturingseenheid het herkennen van de inrichtingen beëindigd heeft 4. Na afloop van de herkenningsprocedure zal het ledlampje STOP blijven branden, zullen de ledlampjes L1 en L2 ophouden te knipperen (eventueel zullen de ledlampjes L3 en L4 beginnen te knipperen) Nadat er inrichtingen toegevoegd of verwijderd zijn is het noodzakelijk opnieuw de eindtest van de automatisering uit te voeren en wel volgens wat er in paragraaf “5.1 Eindtest” aangegeven is. 28 7.3.6) Geheugen volledig uitwissen Wanneer het nodig is om het geheugen volledig uit te wissen en de fabriekswaarden te herstellen, dient u de volgende procedure uit met stilstaande motor uit te voeren. 1. Druk gedurende 3 seconden op [▲] + [▼], laat de toetsen weer los wanneer alle leds gelijktijdig gaan branden. Wanneer de procedure beëindigd is, knipperen L1 en L2. ! Deze procedure wijzigt noch de parameter die bij de draairichting van Ten hoort noch de positie van de encoder. 7.3.7) Programmering draairichting van de motor In de fabriek is Ten afgesteld om een openingsmanoeuvre uit te voeren zoals wordt getoond op afbeelding 5. De draairichting kan door middel van programmering worden omgedraaid om de openingsmanoeuvre uit te voeren zoals getoond wordt in afbeelding 7. Programmeerprocedure voor de draairichting van de motor 1. 2 3. 4. Druk op toets [Set] en houd deze gedurende 3 sec. ingedrukt Laat toets [Set] los wanneer led L1 begint te knipperen Druk gelijktijdig op de toetsen [▲] en [▼] om de draairichting van de motor te wijzigen Laat de toetsen [▲] en [▼] los • wanneer de gebruikerslamp brandt, is de draairichting van de motor in omgekeerde richting geprogrammeerd; • wanneer de gebruikerslamp niet brandt, is de draairichting van de motor in de standaardrichting geprogrammeerd. 5. Wacht 10 sec. om de programmering te verlaten als gevolg van het verstrijken van de maximumtijdsduur. Opm.: punt 3 en 4 kunnen tijdens de programmeerfase herhaald worden waardoor de draairichting van de motor gewijzigd wordt. Wanneer de draairichting van de motor wordt gewijzigd, moet de procedure “Geheugenopslag van de posities” opnieuw worden uitgevoerd. Controle van de geprogrammeerde draairichting van de motor Om 1. 2. 3. te controleren in welke draairichting de motor is geprogrammeerd, moet de volgende procedure worden uitgevoerd Sluit de stroomtoevoer naar Ten af (door de stekker eruit te trekken of de zekering te verwijderen) Voorzie Ten van stroom Eerst gaan de leds L1….L8 knipperen; na afloop daarvan, gaat er gedurende enkele seconden een enkele led branden die de positie van de encoder aangeeft. 4. Op het moment dat de positie van de encoder wordt gesignaleerd, moet u de gebruikerslamp controleren: • indien de gebruikerslamp gaat branden, is de draairichting van de motor in omgekeerde richting geprogrammeerd; • indien de gebruikerslamp niet brandt, is de draairichting van de motor in de standaardrichting geprogrammeerd. 214 7.3.8) Terugstelling positie encoder Door middel van deze procedure kan de encoder in de fabriekspositie worden gebracht om de montage van Ten uit te kunnen voeren terwijl de deur gesloten is. Wanneer het nodig mocht zijn de draairichting van de motor te wijzigen, dient u eerst de “Programmering van de draairichting van de motor” uit te voeren en daarna de “Terugstelling van de positie van de encoder”. ! LET OP: DE HIERNA BESCHREVEN PROCEDURE MOET UITSLUITEND OP DE WERKBANK WORDEN UITGEVOERD. VOER DE PROCEDURE NIET UIT MET EEN OP DE DEUR GEINSTALLEERDE MOTOR. 1. 2. 3. 4. 5. Druk op de toetsen [▲] en [▼] en houd deze ingedrukt tot alle leds van L1 tot L8 gaan branden. Laat de toetsen los wanneer de leds uitgaan. Nadat alle leds zijn uitgegaan, gaat één van de leds L1 tot L8 weer branden en deze geeft de positie van de encoder aan. Druk op dat moment de toets [Set] in en houd deze ingedrukt totdat de motor start. Zodra de motor start, dient u de toets los te laten. De besturingseenheid zorgt ervoor dat de beweging van de motor de encoder op led L6 positioneert. Nadat de motor gestopt is, branden alle leds en vervolgens gaan ze weer uit; controleer vervolgens of de led die opnieuw gaat branden L6 is. Indien dit niet het geval is, voer dan opnieuw de procedure vanaf punt 1 uit. Nadat deze reeks ten einde is gekomen, blijven de leds L1 en L2 knipperen. 7.4) Bijzondere functies 7.4.1) Functie “Open altijd” De functie “Open Altijd” is een eigenschap van de besturingseenheid waardoor het mogelijk is altijd een openingsmanoeuvre aan te sturen wanneer de instructie “Stap-voor-Stap” langer dan 3 seconden duurt; dit is vooral nuttig bij het aansluiten van het contact van een tijdschakelklok op het klemmetje PP om de deur tijdens een bepaald tijdsbestek open te houden. Deze eigenschap is geldig ongeacht de programmering van de ingang PP, (zie parameter “Functie PP” in tabel 10). 7.4.2) Functie “Beweeg in ieder geval” Mocht de een of andere veiligheidsinrichting niet correct werken of buiten gebruik zijn, dan is het toch mogelijk de deur in de modus “Iemand aanwezig”aan te sturen en te manoeuvreren. Zie voor de details de paragraaf “Bediening terwijl de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn” in de bijlage “Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor TEN”. 7.4.3) Onderhoudswaarschuwing TEN biedt de gebruiker de mogelijkheid te waarschuwen wanneer er een onderhoudscontrole van de automatisering dient te worden uitgevoerd. Het aantal manoeuvres waarna signalering plaatsvindt, kan uit 8 niveaus geselecteerd worden en wel via de instelbare parameter “Onderhoudswaarschuwing” (zie tabel 10). Het niveau 1 van afstelling is “automatisch” en houdt rekening met de zwaarte van de manoeuvres, dat wil zeggen de belasting en de duur van de manoeuvre, terwijl de andere afstellingen op basis van het aantal manoeuvres vastgesteld zijn. Signalering van het verzoek om onderhoud vindt plaats via het knipperlicht of op het controlelampje onderhoud, afhankelijk van de programmering (zie tabel 10). Op basis van het aantal uitgevoerde manoeuvres ten opzichte van de geprogrammeerde limiet signaleren het knipperlicht Flash en het controlelampje onderhoud wat in tabel 15 aangegeven is. Tabel 15: Onderhoudswaarschuwing met Flash en controlelampje onderhoud Aantal manoeuvres Minder dan 80% van de limiet Signalering op Flash Normaal (0,5s aan, 0.5s uit) Tussen 81 en 100% van de limiet Blijft aan het begin van de manoeuvre ongeveer 2s branden en gaat daarna normaal verder Meer dan 100% van de limiet Blijft aan het begin en einde van de manoeuvre ongeveer 2s branden en gaat daarna normaal verder Signalering op het controlelampje onderhoud Blijft ongeveer 2s branden bij het begin van de openingsmanoeuvre Knippert zolang de manoeuvre duurt Knippert altijd. 215 NL 7.4.4) Controle van het aantal uitgevoerde manoeuvres Met de functie “Onderhoudswaarschuwing” is het mogelijk het aantal uitgevoerde manoeuvres te controleren, weergegeven in een percentage van de ingevoerde limiet. Om dit te controleren gaat u als volgt te werk: Voorbeeld Tabel 16: Controle van het aantal uitgevoerde manoeuvres 1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt 2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje begint te knipperen SET 3s SET L1 3. 4. 5. 6. Druk op de toetsen [▲] of [▼]] om het brandende ledlampje naar L7 te verplaatsen, dat wil zeggen het “ledlampje ingang” voor de parameter “Onderhoudswaarschuwing” Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] moet tijdens alle stappen 5, 6 en 7 ingedrukt gehouden worden Wacht ongeveer 3s; daarna zal het ledlampje gaan branden dat het actuele niveau van de parameter Onderhoudswaarschuwing” vertegenwoordigt Druk op de toetsen [▲] en [▼] en laat ze onmiddellijk los. L7 of SET 3s en 7. Het ledlampje dat behoort bij het geselecteerde niveau zal enkele malen knipperen. Het aantal knipperingen identificeert het percentage uitgevoerde manoeuvres (in veelvouden van 10%) ten opzichte van de ingestelde limiet. Bijvoorbeeld: als de onderhoudswaarschuwing op L7 is ingesteld, dat wil zeggen, dat 10% met 1000 manoeuvres overeenkomt; als het ledlampje 4 maal knippert, betekent dit dat de 40% van de manoeuvres bereikt is (dat wil zeggen tussen 4000 en 4999 manoeuvres). Als er nog geen 10% van de manoeuvres bereikt is zal het ledlampje helemaal niet gaan knipperen. 8. Laat de toets [Set] los. X1 X2 X3 X4 X5 X6 X7 X8 X9 X10 = = = = = = = = = = 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% SET 7.4.5) Terugstelling teller manoeuvres Na het onderhoud op de installatie verricht te hebben dient u de teller manoeuvres terug te stellen. Ga te werk zoals dat in tabel 17 beschreven is. Voorbeeld Tabel 17: Terugstelling teller manoeuvres 1. Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt SET 2. SET L1 3. 4. 5. 6. 7. Druk op de toetsen [▲] of [▼] om het brandende ledlampje naar L7 te verplaatsen, dat wil zeggen het “ledlampje ingang” voor de parameter “Onderhoudswaarschuwing” Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] moet ingedrukt gehouden worden tijdens alle stappen 5 en 6 Wacht ongeveer 3s; daarna zal het ledlampje gaan branden dat het actuele niveau van de parameter “Onderhoudswaarschuwing” vertegenwoordigt Druk op de toetsen [▲] en [▼] en houd die tenminste 5 seconden ingedrukt, laat vervolgens de 2 toetsen los. Het ledlampje dat bij het geselecteerde niveau behoort, zal een aantal malen snel knipperen om aan te geven dat de teller van de manoeuvres teruggesteld is. Laat de toets [Set] los. L7 of SET 3s en SET 7.5) Aansluiting van andere inrichtingen Mocht het nodig zijn externe inrichtingen zoals bijvoorbeeld een lezer voor transponderkaarten of het lampje van de verlichting van de sleutelschakelaar van stroom te voorzien, dan kunt u de stroom aansluiten zoals op afbeelding 29 te zien is. De spanning van de stroomtoevoer is 24Vcc -30% ÷ +50% met maximale beschikbare stroom van 100mA. 29 216 3s Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen 7.6) Oplossen van problemen In tabel 18 kunt u nuttige aanwijzingen vinden om eventuele storingen te verhelpen die u tijdens de installatie of bij een eventueel defect tegen kunt komen 30 Tabel 18: opsporen van storingen Symptomen De radiozender stuurt de deur niet aan en het ledlampje op de zender gaat niet branden De radiozender stuurt de deur niet aan, maar het ledlampje op de zender gaat branden. Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en het ledlampje OK knippert niet Er wordt geen enkele manoeuvre aangestuurd en het knipperlicht knippert niet. De manoeuvre gaat niet van start en het knipperlicht knippert enkele malen De manoeuvre gaat van start, maar onmiddellijk daarna vindt er een korte terugloop plaats Mogelijke oorzaak en eventuele remedie Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig. Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen. Controleer of het radiosignaal van de zendercorrect wordt uitgezonden; u gaat hiervoor empirisch te werk: druk op een toets en plaats het ledlampje op de antenne van een gewoon radiotoestel (het beste is een goedkoop toestel) dat aan staat en afgestemd is op de FM-band op de frequentie van 108,5Mhz of zo dicht mogelijk daarbij; nu zou u een zacht krakend geluid moeten horen Controleer of de stroomvoorziening naar de TEN van de elektriciteitsleiding een spanning van 230V heeft. Vergewis u ervan dat de zekeringen F1 en F2 niet onderbroken zijn; zo ja, dan dient u de oorzaak van de storing op te sporen en ze met andere met dezelfde stroomwaarde en kenmerken te vervangen (afbeelding 30). Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als de instructie de ingang PP bereikt, moet het ledlampje tweemaal knipperen om aan te gevan dat de instructie ontvangen is. Tel het aantal malen dat dat licht knippert en controleer aan de hand van de gegevens in tabel 20. De geselecteerde kracht zou te klein kunnen zijn om de deur te laten bewegen. Controleer of er geen obstakels zijn en selecteer eventueel een grotere kracht. NL 7.6.1) Lijst Historie anomalieën TEN biedt u de mogelijkheid de eventuele anomalieën te tonen die zich tijdens de laatste 8 manoeuvres hebben voorgedaan, bijvoorbeeld de onderbreking van een manoeuvre als gevolg van het in werking treden van een fotocel of van een contactlijst. Om de lijst anomalieën te verifiëren gaat u te werk zoals dat in tabel 19 is aangegeven. Tabel 19: Historie anomalieën 1. Voorbeeld Druk op de toets [Set] en houd die ongeveer 3s ingedrukt SET 2. Laat de toets [Set] los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen 3. Druk op de toetsen [▲] of [▼]om het brandende ledlampje naar L8 te verplaatsen, dat wil zeggen het “ledlampje ingang” voor de parameter “Lijst anomalieën” Druk op de toets [Set] en houd die ingedrukt; de toets [Set] moet tijdens alle stappen 5 en 6 ingedrukt gehouden worden Wacht ongeveer 3s; daarna zullen de ledlampjes gaan branden die overeenkomen met de manoeuvres waar zich een anomalie heeft voorgedaan. Het ledlampje L1 geeft de uitkomst van de meest recente manoeuvre aan, het ledlampje L8 geeft de uitkomst van de achtste aan. Als het ledlampje aan is, betekent dit dat er zich tijdens de manoeuvre anomalieën hebben voorgedaan; als het ledlampje uit is, betekent dit dat de manoeuvre ten einde is gekomen zonder anomalieën. Druk op de toetsen [▲] en [▼] om de gewenste manoeuvre te selecteren: Het ledlampje in kwestie zal zoveel keer knipperen als het knipperlicht dat normaal doet na een anomalie (zie tabel 20). Laat de toets [Set] los. SET L1 4. 5. 6. 7. 3s L8 of SET 3s en SET 7.7) Diagnostiek en signaleringen Sommige inrichtingen geven zelf al speciale signaleringen waardoor het mogelijk is de bedrijfsstatus of eventuele storing te herkennen. 217 7.7.1) Signaleringen met het knipperlicht Als er een knipperlicht wordt aangesloten, zal dit tijdens de manoeuvre één maal per seconde knipperen; wanneer er een storing is, zal het kortere knipperingen geven; deze knipperingen worden twee maal herhaald met daartussen een pauze van een seconde. Tabel 23. Dezelfde signaleringen worden ook uitgevoerd met het gebruikerslicht. Tabel 20: signaleringen op het knipperlicht FLASH Snelle knipperingen Oorzaak HANDELING 1 knippering pauze van 1 seconde 1 knippering Fout op de BlueBUS Bij het begin van de manoeuvre komen de op BlueBUS aangesloten inrichtingen niet overeen met die welke tijdens de herkenningsfase in het geheugen zijn opgeslagen. Het kan zijn dat er defecte inrichtingen zijn; controleer en vervang die zo nodig; als er wijzigingen zijn uitgevoerd dient de herkenningsprocedure opnieuw uitgevoerd te worden (7.3.4 Herkennen van andere inrichtingen). 2 knipperingen pauze van 1 seconde 2 knipperingen Inwerkingtreding van een fotocel Bij het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen geen toestemming tot de manoeuvre, controleer of er obstakels zijn Dit is normaal tijdens de manoeuvre als er daadwerkelijk een obstakel is. 3 knipperingen pauze van 1 seconde 3 knipperingen Inwerkingtreding van de begrenzer van de “Motorkracht” Tijdens de manoeuvre heeft de deur meer wrijving ondervonden; controleer de oorzaak 4 knipperingen pauze van 1 seconde 4 knipperingen Inwerkingtreding van de ingang STOP Bij het begin van de manoeuvre of tijdens de manoeuvre is de ingang STOP in werking getreden; controleer de oorzaak. 5 knipperingen pauze van 1 seconde 5 knipperingen Fout in de interne parameters van de elektronische besturingseenheid Wacht tenminste 30 seconden en probeer dan opnieuw een instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig defect kunnen zijn en dient de elektronische kaart vervangen te worden. 6 knipperingen pauze van 1 seconde 6 knipperingen De maximumlimiet voor het aantal manoeuvres per uur is overschreden. Wacht enkele minuten dat de begrenzer van het aantal manoeuvres weer onder de maximumlimiet komt. 7 knipperingen pauze van 1 seconde 7 knipperingen Fout in de interne elektrische circuits Koppel alle circuits enige seconden van de stroomtoevoer los; probeer daarna een instructie te geven; als er geen verandering in de status optreedt, zou er een ernstig defect op de kaart kunnen zijn of in de bekabeling van de motor. Controleer en vervang eventueel. Overstroom in de motorcircuits Ontkoppel alle toevoercircuits enkele seconden en geef daarna een instructie; als de situatie niet verandert, zou er een ernstig defect in de kaart of in de motorbekabeling kunnen zijn. Controleer en vervang zo nodig. 8 knipperingen pauze van 1 seconde 8 knipperingen 218 7.7.2) Signaleringen op de besturingseenheid Op de besturingseenheid van TEN bevinden zich een reeks ledjes die elk bepaalde signaleringen kunnen geven, zowel wanneer alles normaal functioneert als bij storingen. (Afbeelding 31). 31 Tabel 21: leds op de klemmetjes van de besturingseenheid Led BLUEBUS Oorzaak HANDELING Controleer of er stroom is; controleer of de zekeringen niet in werking getreStoring den zijn; is dat het geval, controleer dan de oorzaak van de storing en verUit vang de zekeringen vervolgens met andere met dezelfde waarde. Aan Ernstige storing Eén knippering per seconde Alles OK Er is een wijziging opgetreden in de status van de ingangen 2 snelle knipperingen Serie knipperingen met daartusVerschillende sen een pauze van een seconde Led STOP Oorzaak Inwerkingtreding Uit ingang STOP Aan Alles OK Led PP Oorzaak Uit Alles OK Inwerkingtreding Aan ingang PP Led OPEN Oorzaak Uit Alles OK Inwerkingtreding Aan ingang OPEN Led CLOSE Oorzaak Uit Alles OK Inwerkingtreding Aan ingang CLOSE Er is een ernstige storing opgetreden; probeer de besturingseenheid enkele seconden uit te zetten; als deze status niet verandert, is er een defect en dient de elektronische kaart vervangen te worden. Normale werking van de besturingseenheid Dit is normaal wanneer er een wijziging optreedt op één van de ingangen: PP, STOP, OPEN CLOSE of wanneer de fotocellen in werking treden of de radiozender gebruikt wordt. Dit is dezelfde signalering als die op het knipperlicht of gebruikerslicht. Zie tabel 20 HANDELING van de van de van de van de Controleer de op de ingang STOP aangesloten inrichtingen Ingang STOP actief HANDELING Ingang PP niet actief Dit is normaal wanneer de op de ingang PP aangesloten inrichting daadwerkelijk actief is HANDELING Ingang OPEN niet actief Dit is normaal wanneer de op de ingang OPEN aangesloten inrichting daadwerkelijk actief is HANDELING Ingang CLOSE niet actief Dit is normaal wanneer de op de ingang CLOSE aangesloten inrichting daadwerkelijk actief is NL Tabel 22: leds op de toetsen van de besturingseenheid Led 1 Beschrijving Uit Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatische sluiting” niet geactiveerd is. Aan Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatische sluiting” geactiveerd is. • Programmering van de functies gaande. Knippert • Als deze samen met L2 knippert betekent dit dat u de herkenningsfase voor de inrichtingen moet uitvoeren (zie paragraaf “4.2 Herkenning van de inrichtingen”). Led L2 Uit Aan Knippert Led L3 Uit Aan Knippert Beschrijving Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Terugloop na foto” niet actief is. Bij normaal functioneren geeft dit aan dat “Terugloop na foto” actief is. • Programmering van de functies gaande • Indien dit samen met L1 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de inrichtingen uit te voeren (zie paragraaf “4.2 Herkenning van de inrichtingen”). Beschrijving Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatisch sluiten” niet actief is. Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Automatisch sluiten” actief is. • Programmering van de functies gaande • Indien dit samen met L2 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de openings-en sluitstanden van de deur uit te voeren (zie paragraaf “4.3 Herkenning van de openingsen sluitstanden van de deur”). 219 Led L4 Uit Aan Knippert Led L5 Uit Aan Knippert Led L6 Uit Aan Knippert Led L7 Uit Aan Knippert Led L8 Uit Aan Knippert Beschrijving Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Stand-By” niet actief is. Bij normaal functioneren geeft dit aan dat de functie “Stand-By” actief is. • Programmering van de functies gaande • Indien dit samen met L3 brandt, wil dit zeggen dat het noodzakelijk is de procedure voor het herkennen van de openings-en sluitstanden van de deur uit te voeren (zie paragraaf “4.3 Herkenning van de openingsen sluitstanden van de deur”). • • • • Beschrijving Bij normaal functioneren geeft dit aan dat Bij normaal functioneren geeft dit aan dat Programmering van de functies gaande Beschrijving Bij normaal functioneren geeft dit aan dat Bij normaal functioneren geeft dit aan dat Programmering van de functies gaande. Beschrijving Bij normaal functioneren geeft dit aan dat Bij normaal functioneren geeft dit aan dat Programmering van de functies gaande. Beschrijving Bij normaal functioneren geeft dit aan dat Bij normaal functioneren geeft dit aan dat Programmering van de functies gaande. de functie “Lange terugloop” niet actief is. de functie “Lange terugloop” actief is. de functie “Voorwaarschuwing” niet actief is. de functie “Voorwaarschuwing” actief is. de functie “Gevoeligheid stroommeting” niet actief is. de functie “Gevoeligheid stroommeting” actief is. er 1 motor is geïnstalleerd. er 2 motoren zijn geïnstalleerd. 7.8) Accessoires Voor TEN zijn de volgende accessoires verkrijgbaar. Raadpleeg de catalogus producten van Nice S.p.A. voor de complete en bijgewerkte lijst met accessoires. SMXI / SMXIS Radio-ontvanger op 433,92MHz met digitale codering Rolling Code Radio-ontvanger op 433,92MHz met digitale codering; voorOXI zien van Modus II uitgebreid voor het verzenden van 15 soorten instructie naar de besturingseenheid OView Portable aansturings-en programmeereenheid met grafische display TNA2 Besturingseenheid voor TN2010 OTA2 Steunbeugel voor motor met een lengte van 1250mm OTA3 Steunbeugel voor motor met een lengte van 2000mm TNA4 TNA5 TNA6 TNA8 OTA11 OTA12 TNA38 TS PS324 Stel aandrijfassen met een lengte van 1500mm Stel rechte standaard telescooparmen Stel gebogen standaard telescooparmen Stel aandrijfassen met een met een lengte van 200 mm Set voor ontgrendeling van buitenaf met metalen koordje Set voor ontgrendeling van buitenaf met sluithaak voorzien van sleutel Retourinrichting voor 1 stel aandrijfassen Waarschuwingsbord Bufferbatterij 7.8.1) Portable programmeereenheid Op de speciale BusT4-connector (zie afbeelding 32) kunt u de portable programmeereenheid OView aansluiten waarmee het mogelijk is alle installatie- en onderhoudswerkzaamheden uit te voeren alsook de diagnose van eventuele storingen. Om bij de connector te kunnen komen dient u het membraam weg te halen zoals u dat op de afbeelding 32 kunt zien en de connector in de speciale plaats daarvoor (afbeelding 33) te steken. De portable programmeereenheid kan tot op kabellentgte van 100m van de besturingseenheid worden geplaatst; ze kan op meerdere besturingseenheden, tot 16, tegelijk worden aangesloten en kan ook aangesloten blijven, terwijl TEN normaal functioneert; in dit geval geeft een speciaal menu "gebruiker" 32 220 de gelegenheid instructies naar de bedieningseenheid te verzenden. Als er in de besturingseenheid een radio-ontvanger van het type OXI is aangebracht, kunt u via de portable programmeereenheid toegang krijgen tot de parameters van de in het geheugen opgeslagen zenders. Voor deze functies hebt u een 4-draads verbindingskabel (BusT4) nodig waarmee u ook de firmware van de besturingseenheid van TEN kunt bijwerken. Verdere informatie vindt u in de handleiding van de programmeereenheid OView; of in het specifieke addendum over de “Verdere functies van TEN met OView” die u ook op de site www.niceforyou.com kunt vinden. 33 7.8.2) Bufferbatterij 34 35 Monteer de PS334 onder de TN2010 36 Haal de kabel van de batterij door de kabelingang van Ten 37 Haal het membraam op de box van de besturingseenheid weg Sluit de kabel op de batterijstekker aan 7.8.3) Voorbereidende montage voor OTA11 38 Draai de schroeven los en verwijder de dekplaten aan de zijkant 39 Draai de schroeven los en verwijder het bandje 40 Draai de meegeleverde pin vast en let daarbij op de plaats ten opzichte van de handgreep NL 41 Breng het kabeltje en de veer aan, zoals dat is aangegeven 42 Bevestig de veer met de meegeleverde schroef 4,2x13, schroef het bandje weer vast en breng tenslotte de hoes aan. 43 Snijd de voorkerving op het dekseltje door en sluit alles weer waarbij u erom moet denken de dichting niet te pletten 221 8) Technische gegevens Teneinde haar producten steeds meer te vervolmaken behoudt NICE S.p.a. zich het recht voor op elk gewenst moment en zonder voorbericht wijzigingen in haar producten aan te brengen, waarbij functionaliteit en gebruiksbestemming echter gehandhaafd blijven. Alle technische gegevens hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 20°C (±5°C) Technische gegevens: TEN Model type Typologie Maximumkoppel bij de start Nominale koppel TN2020 / 320 Nm 220Nm Snelheid loos 1.4 (24Vcc) Snelheid bij het nominale koppel Maximale frequentie werkingscycli bij het nominale koppel (de besturingseenheid beperkt het aantal cycli tot het maximum zoals voorzien in de tabellen 3 en 4) * Maximumduur continue werking bij het nominale koppel (de besturingseenheid beperkt de duur van continue werking tot het maximum zoals voorzien in de tabellen 3 en 4) ** 0.9 (24Vcc) Gebruikslimieten Levensduur Stroomvoorziening TEN Stroomvoorziening TEN/V1 Maximaal opgenomen vermogen bij de start [overeenkomende met Ampère] Isolatieklasse Noodstroomtoevoer Gebruikerslicht 15 cycli/uur 25 cycli/uur 14 minuten 22 minuten 14 minuten Over het algemeen is TEN in staat uitgebalanceerde deuren met een oppervlakte tot 8m2 bij 1 motor en tot 14m2 bij 2 motoren te automatiseren, volgens de limieten zoals voorzien in de tabel 2 te automatiseren. Geschat op 10000 à 50000 cycli, op basis van de in tabel 5 opgevoerde voorwaarden 24 Vcc (-30% +50%) 230Vac (-10% +15%) 50/60Hz. 120Vac (-10% +15%) 50/60Hz. 130W (5.5A) 240W (1A) 350W (1.4A) [2A uitvoering V1] [3A uitvoering V1] III I I / Ja 12V/10W fitting BA15S / Uitgang BlueBUS / Ingang STOP / Ingang PP / Ingang OPEN / Ingang SLUIT / Ingang RADIOANTENNE / Insteken van radio / Programmeerbare functies / Functies met zelflering / Voor 1 knipperlicht LUCYB; MLB of MLBT (lamp 12V, 21W)) Een uitgang met een belasting van maximaal 12 eenheden BlueBUS Voor normaal gesloten contacten, normaal open contacten en/of voor constante weerstand 8,2KΩ, met automatische herkenning van de “normale” status (een verandering ten opzichte van de opgeslagen status veroorzaakt de instructie “STOP”) Voor normaal open contacten (sluiting van het contact veroorzaakt de instructie P.P.) Voor normaal open contacten (het sluiten van het contact geeft de instructie OPEN) Voor normaal open contacten (het sluiten van het contact geeft de instructie SLUIT) 52 ohm voor kabel van het type RG58 of dergelijke Connector SM voor ontvangers SMXI, SMXIS of OXI 8 functies van het type ON-OFF en 8 afstelbare functies (zie de tabellen 8 en 10) Zelflering van de op de uitgang BlueBUS aangesloten inrichtingen. Zelflering van het soort inrichting "STOP" (contact NO, NC of weerstand 8,2KΩ)Herkenning van de openings-en sluitstanden van de deuren en berekening van de punten van vertraging en gedeeltelijke opening -20°C ÷ +50°C / / / / / / / / / / Nee IP 44 512 x 150 h 158 7.2 Kg * Op 50°C is de maximale werkingsfrequentie (cycli/uur): ** Op 50°C is de maximale tijd van continue werking (minuten): 222 TN2010+TN2020 25 cycli/uur Uitgang knipperlicht Werkingstemperatuur Gebruik in bijzonder zure, zoute of potentieel explosieve omgeving Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht TN2010 Elektromechanische reductiemotor voor het automatische manoeuvreren van buiten de gevel en binnen de gevel draaiende kanteldeuren voor particulier gebruik compleet met elektronische besturingseenheid 350 Nm 500 Nm 240 Nm 330 Nm 1,7rpm; de besturingseenheid biedt de mogelijkheid 6 snelheden te programmeren 1.2rpm 10 Kg TN2010 4 12 TN2020 6 6 TN2010+TN2020 4 7 Aanwijzingen en aanbevelingen bestemd voor de gebruiker van de reductiemotor TEN Belangrijke aanwijzingen voor de veiligheid ! Het is voor de veiligheid van mensen belangrijk deze aanwijzingen op te volgen Bewaar deze aanwijzingen Deze aanwijzingen kunnen een aanvulling zijn op de “Aanwijzingen en aanbevelingen voor het gebruik van de automatisering” die de installateur aan de eigenaar van de automatisering zal overhandigen en die hiermee aangevuld dienen te worden. Proficiat met de keuze van een product Nice voor uw automatisering! Nice S.p.a. produceert componenten voor het automatiseren van poorten, deuren, rolpoorten, rolluiken en zonwering: reductiemotors, besturingseenheden, afstandsbedieningen, waarschuwingslichten, fotocellen en accessoires. Nice gebruikt uitsluitend kwaliteitsmateriaal en -bewerkingen, en geroepen als zij zich voelt, zoekt ze naar vernieuwende oplossingen die haar apparaten - verzorgd in de technische esthetische en ergonomische aspecten - zo gebruiksvriendelijk mogelijk maakt: in het uitgebreide programma van Nice zal uw installateur ongetwijfeld dat product uitgekozen hebben dat het meest aan uw eisen beantwoordt. Nice is echter niet de fabrikant van uw automatiseringsinstallatie, die daarentegen het resultaat is van analyse, evaluatie, keuze van materialen, en het aanleggen daarvan door uw vertrouwensinstallateur. Elke automatisering is uniek en alleen uw installateur bezit de ervaring en het vakmanschap dat nodig is om een installatie volgens uw verlangens uit te voeren, veilig en betrouwbaar in de tijd, en vooral volgens de regelen der kunst, dat wil zeggen conform de geldende voorschriften. Een automatiseringsinstallatie is een groot gemak, een waardevol veiligheidssysteem en kan met een beetje aandacht tot in lengte van dagen duren. Ook al beantwoordt de automatisering in uw bezit aan het in normen en wetten voorgeschreven veiligheidsniveau, dit sluit niet uit dat er een “restrisico” bestaat, dat wil zeggen de mogelijkheid dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, die gewoonlijk te wijten zijn aan onverantwoordelijk of zelfs verkeerd gebruik; hierom willen wij u enige adviezen geven hoe u met de automatisering dient om te gaan teneinde elk eventueel probleem te voorkomen: • Voordat u de automatisering voor de eerste maal gaat gebruiken, is het raadzaam u door de installateur te laten uitleggen waar de restrisico's ontstaan, en enkele minuten van uw tijd te besteden aan het lezen van deze handleiding met aanwijzingen en aanbevelingen voor de gebruiker die de installateur u overhandigd heeft. Bewaar deze handleiding voor eventuele toekomstige twijfels en geef haar aan een eventuele nieuwe eigenaar van de automatisering. • Fotocellen zijn geen veiligheidsinrichting maar vormen slechts een hulpinrichting voor de veiligheid. De technologie daarvan is uiterst betrouwbaar, maar de fotocellen kunnen onder extreme omstandigheden niet goed werken of zelfs defect raken, iets wat in bepaalde gevallen niet onmiddellijk duidelijk zou kunnen zijn. Daarom, en in ieder geval als goede regel: - Is de doorgang is slechts toegestaan wanneer de poort of de deur helemaal open staat en de vleugels niet meer bewegen. - IS doorgang TEN STRENGSTE VERBODEN terwijl de poort of de deur dicht gaat! Controleer regelmatig of de fotocellen goed werken en laat de onderhoudscontroles tenminste om het half jaar uitvoeren. • Uw automatisering is een machine die getrouwelijk uw instructies opvolgt; onverantwoordelijk en oneigenlijk gebruik kan maken dat het een gevaarlijke machine wordt: laat de automatisering niet werken als er zich mensen, dieren of zaken binnen haar bereik bevinden. • Kinderen: een automatiseringsinstallatie biedt een hoge graad van veiligheid, doordat ze met haar beveiligingssystemen de manoeuvre bij aanwezigheid van mensen of zaken onderbreekt en altijd een voorspelbare en veilige activering garandeert. Het is in ieder geval verstandig kinderen te verbieden in de buurt van de installatie te spelen en de afstandsbedieningen buiten hun bereik te houden om te voorkomen dat de installatie per ongeluk in werking komt: het is geen speelgoed! • Controleer de installatie dikwijls, vooral de kabels, veren en steunen, om eventuele problemen met de balancering en tekenen van slijtage of schade tijdig te ontdekken. Controleer eens per maand of de motor terugloopt wanneer de deur een 50 mm hoog voorwerp raakt dat op de grond ligt. Gebruik de automatisering niet, als het nodig is een reparatie of afstelling uit te voeren, daar een defect aan de installatie of een niet-correct uitgebalanceerde deur verwondingen kan veroorzaken. • Storingen: Zodra u constateert dat de automatiseringsinstallatie niet werkt zoals ze dat zou moeten doen, dient u de stroomtoevoer naar de installatie te onderbreken en haar handmatig te ontgrendelen. Probeer niet zelf te repareren, maar roep de hulp van uw vertrouwensinstallateur in: intussen kan de installatie werken als een niet geautomatiseerde toegang, wanneer u de reductiemotor op de hieronder beschreven manier ontgrendeld hebt. • Onderhoud: Zoals elke machine heeft uw installatie periodiek onderhoud nodig om haar zo lang mogelijk en geheel veilig te laten werken. Stel met uw installateur een onderhoudsplan met periodieke frequentie op; Nice raadt bij normaal gebruik bij een woning een onderhoudsbezoek om het half jaar aan, maar dit tijdsbestek kan variëren in functie van een meer of minder intensief gebruik. Alle controle-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. • Ook al bent u van mening dit te kunnen doen, breng geen wijzigingen aan de installatie en de programmerings- en afstellingsparameters van uw automatiseringsinstallatie aan: uw installateur is aansprakelijk. • De eindtest, de periodieke onderhoudswerkzaamheden en de eventuele reparatiewerkzaamheden dienen gedocumenteerd te worden door wie die uitvoert en de documenten dienen door de eigenaar van de installatie bewaard te worden. De enige werkzaamheden die de gebruiker regelmatig kan en moet uitvoeren zijn het reinigen van de glaasjes van de fotocellen en het verwijderen van bladeren en stenen die het automatisme in diens werking kunnen belemmeren. Om te voorkomen dat iemand de deur in beweging kan brengen dient u eraan te denken Voordat u gaat beginnen, dient u er aan te denken de automatisering te ontgrendelen (zoals hieronder beschreven), alle bronnen van stroomvoorziening (ook de bufferbatterijen indien aanwezig) los te koppelen en voor het schoonmaken alleen een vochtige in water gedrenkte doek te gebruiken. • Afvalverwerking: Als de automatisering niet meer gebruikt kan worden, dient u zich ervan te vergewissen dat de sloop daarvan door gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd en dat het materiaal volgens de plaatselijk geldende voorschriften wordt hergebruikt of naar de afvalverwerking wordt gezonden. • In geval van defecten of stroomuitval: In afwachting van het bezoek van uw installateur, (of het terugkeren van de elektrische stroom als de installatie niet van bufferbatterijen voorzien is), mag de installatie gebruikt worden als elke andere niet-geautomatiseerde toegang. Hiertoe dient u de automatisering handmatig te ontgrendelen: aan deze handeling, die de enige is die de gebruiker van de automatisering mag uitvoeren, heeft Nice bijzonder veel aandacht besteed om u altijd een maximum aan gebruiksvriendelijkheid te garanderen, zonder dat u gereedschap moet gebruiken of fysieke kracht moet aanwenden. 223 NL Ontgrendeling en handmatige manoeuvre: voordat u dit gaat doen dient u erop te letten dat ontgrendeling alleen kan plaatsvinden wanneer de vleugel stil staat. Voor ontgrendeling draait u de handgreep tegen de wijzers van de klok in en verplaatst u handmatig de vleugel (Afbeelding 44.) 44 Bediening wanneer de veiligheidsinrichtingen buiten gebruik zijn: indien de veiligheidsinrichtingen van de deur niet correct mochten functioneren, kunt u de deur toch bedienen. • Activeer de bediening van de deur (met de afstandsbediening, sleutelschakelaar, etc.); als alles in orde is zal de deur normaal open of dicht gaan, anders zal het knipperlicht enkele malen knipperen en zal de manoeuvre niet van start gaan (het aantal malen dat het knipperlicht knippert heeft te maken met de reden waarom de manoeuvre niet van start kan gaan). • In dit geval moet u de bedieningsinrichting binnen 3 seconden nogmaals activeren en geactiveerd houden. • Na ongeveer 2s komt de deur in beweging en wel in de modus “iemand aanwezig”, d.w.z. zolang de bedieningsinrichting geactiveerd blijft, beweegt de deur; zodra de bedieningsinrichting losgelaten wordt, stopt de deur. Wanneer de beveiligingen buiten gebruik zijn, moet het automatisme zo snel mogelijk gerepareerd worden. Om de handgreep weer terug te stellen brengt u hem in verticale stand en draait u hem met de wijzers van de klok mee, waarna u de vleugel handmatig verplaatst tot hij vasthaakt (Afbeelding 45) 45 Vervanging van de batterij van de afstandsbediening: als uw afstandsbediening na enige tijd minder lijkt te werken, of helemaal niet te werken, zou dit eenvoudigweg kunnen komen omdat de batterij leeg is (afhankelijk van het type daarvan kan dat na verschillende maanden of na twee/drie jaar zijn). U kunt dit zien doordat het waarschuwingslampje dat de doorzending bevestigt, zwak brandt, of helemaal niet brandt, of slechts eventjes brandt. Voordat u zich tot de installateur wendt kunt u proberen de batterij van een andere zender die wèl werkt, in te zetten: als dit de oorzaak van de storing is, behoeft u alleen maar een nieuwe batterij van hetzelfde type in te zetten. Let op: De batterijen bevatten vervuilende stoffen: gooi ze niet met het gewone huisvuil weg, maar gebruik de methoden die in de plaatselijke voorschriften voorzien zijn. Vervangen van de lamp: voordat u dit gaat doen dient u eerst de stroomtoevoer naar de TEN te onderbreken. 1. Open de dekplaat door de schroeven A los te draaien zoals dat is aangegeven (afbeelding 46) 46 2. Draai het lampje los en vervang het met een nieuw 12-V van 10W met fitting BA15S in (Afbeelding 47) 47 Bent u tevreden? Indien u in uw huis nog een nieuwe automatiseringsinstallatie zou willen, kunt u zich, wanneer u zich tot dezelfde installateur en Nice wendt, van de adviezen van een specialist en de meest geavanceerde producten op de markt verzekeren. Het resultaat: een automatisering die het best functioneert en een maximale compatibiliteit met de andere automatiseringen. Wij bedanken u voor het lezen van deze aanbevelingen, en wij hopen dat u veel plezier van uw nieuwe installatie zult hebben: wend u voor elke vraag, nu of in de toekomst, vol vertrouwen tot uw installateur. 224
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228

Nice Automation Ten de handleiding

Type
de handleiding