Documenttranscriptie
MC824H
Functies die
geprogrammeerd
kunnen worden
met behulp van de programmeereenheid Oview
STF MC824H – Rev01
Firmware: TF02
ALGEMENE FUNCTIES
Naam
Deze parameter maakt het mogelijk een andere naam dan de originele aan de automatisering toe te kennen, om de identificatie ervan te vergemakkelijken (bijv. “poort noordzijde").
De naam mag uit maximaal 24 tekens bestaan, inclusief spaties.
Geheel
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 63, de in de fabriek ingestelde waarde is “0”.
Het geheel is een nummer dat verplicht moet worden toegekend aan iedere reductiemotor, ontvanger of andere inrichting die in
een BusT4 netwerk kan worden aangesloten, om de “homezone” ervan aan te geven. Vervolgens zal het tijdens het gebruik van
de automatiseringen binnen een samengestelde installatie mogelijk zijn alle inrichtingen met hetzelfde geheelnummer tegelijkertijd aan te sturen.
Adres
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 127, de in de fabriek ingestelde waarde is 3.
Het adres is een nummer dat verplicht moet worden toegekend aan iedere reductiemotor, ontvanger of andere inrichting die in
een BusT4 netwerk kan worden aangesloten, om deze inrichting te onderscheiden van de andere inrichtingen die deel uitmaken van een geheel. Het is dus noodzakelijk dat de inrichtingen van een geheel allemaal een verschillend adres hebben.
Groep
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 15, de in de fabriek ingestelde waarde is “0”. Deze functie
maakt het mogelijk om aan een inrichting die moet worden aangestuurd (bijvoorbeeld een reductiemotor of een andere inrichting die in een BusT4 netwerk kan worden aangesloten), een nummer toe te kennen dat aangeeft dat de inrichting in kwestie tot
een bepaalde “aansturingsgroep” behoort. Van een groep kunnen meerdere inrichtingen deel uitmaken, die ook tot verschillende gehelen kunnen behoren. Er kunnen maximaal 14 groepen met inrichtingen worden aangemaakt, en eenzelfde inrichting
kan in 4 verschillende groepen worden opgenomen.
In een netwerk met verschillende inrichtingen maakt deze functie het mogelijk:
- tegelijkertijd verschillende in een groep, opgenomen inrichtingen aan te sturen, ook als deze tot verschillende gehelen behoren;
- één enkele ontvanger, geïnstalleerd in één van de tot de groep behorende inrichtingen, gebruiken om alle inrichtingen die deel
van deze groep uitmaken aan te sturen.
Firmware versie (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan de firmware-versie van een inrichting worden weergegeven.
Hardware versie (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan de hardware-versie van een inrichting worden weergegeven.
Serienummer (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan het serienummer, dat een inrichting op eenduidige wijze identificeert, worden weergegeven. Dit nummer is
voor iedere inrichting verschillend, ook als de inrichtingen van hetzelfde model zijn.
Wachtwoordbeheer:
Deze functie is nuttig om de toegang tot alle of enkele van de programmeerfuncties van een inrichting door onbevoegde personen te beperken. Als een inrichting door een wachtwoord is beschermd, is het om een programmeersessie te kunnen beginnen
noodzakelijk eerst een “log in” procedure uit te voeren en na afloop van de sessie een “log out” procedure. Opmerking – De “log
out” procedure maakt het mogelijk de toegang aan onbevoegde personen te ontzeggen door het bestaande wachtwoord
opnieuw te activeren. Let op! – Bij het programmeren van het wachtwoord op meerdere inrichtingen (bijvoorbeeld, het wachtwoord van de Oview, het wachtwoord van de besturingseenheid, van de ontvanger etc.), verdient het de aanbeveling één en
hetzelfde wachtwoord te gebruiken dat voor alle inrichtingen, met inbegrip van de Oview, gelijk is. Op die manier voorkomt u dat er bij iedere verandering van inrichting gedurende het gebruik van de Oview of de bijbehorende software een nieuwe “log in” procedure moet worden uitgevoerd.
In de inrichtingen (inclusief de Oview) kunnen twee soorten wachtwoorden geprogrammeerd worden:
- het gebruikerswachtwoord, dat uit maximaal 6 alfanumerieke tekens bestaat. Let op! – Gebruik geen hoofdletters.
- het installateurswachtwoord, dat uit maximaal 6 alfanumerieke tekens bestaat. Let op! – Gebruik geen hoofdletters.
FUNCTIES BESTURINGSEENHEID
Installatie
Zoekfunctie bluebus
Deze functie maakt het mogelijk de leerprocedure van de met de ingang Bluebus en de ingang ALT van de besturingseenheid
van een automatisering verbonden inrichtingen te activeren. Belangrijk – Om het zoeken van de inrichtingen te activeren moet
u op de toets “Uitvoeren” drukken.
Motortype
Met deze functie kunt u het aangesloten motortype in de besturingseenheid opslaan. Kies met behulp van de toetsen p en q.
het motortype uit de lijst met beschikbare motoren. Nadat u de motor heeft geselecteerd drukt u op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
Zoekfunctie afstandswaarden
Met deze functie activeert u de automatische procedure voor het zoeken van de afstandswaarden: de besturingseenheid meet
automatisch de openingshoeken van de vleugels en berekent de standen voor opening en vertraging. Om de procedure voor
het zoeken van een afstandswaarde te activeren, drukt u op de toets “Uitvoeren”.
Programmering posities
• maximale sluiting
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van de positie voor maximale sluiting “positie 0” (wanneer de vleugel de mechanische sluitaanslag raakt). Om deze positie te programmeren dient u eerst de motor te selecteren (1
of 2) met de toetsen t en u; vervolgens, met de toetsen p (open) en q(sluit), stuurt u, in de modaliteit ‘persoon aanwezig’,
aan de zojuist geselecteerde motor de instructie voor maximale sluiting. Druk op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
• maximale opening
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van de positie voor maximale opening “positie 1” (wanneer de vleugel de mechanische openingsaanslag raakt). Om deze positie te programmeren dient u eerst de motor te selecteren
(1 of 2) met de toetsen t en u; vervolgens, met de toetsen p (open) en q(sluit), stuurt u, in de modaliteit ‘persoon aanwezig’,
aan de zojuist geselecteerde motor de instructie voor maximale opening. Druk op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
• opening
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van de gewenste openingspositie “positie A” (positie
waarin de vleugel tot stilstand moet komen na afloop van een openingsmanoeuvre). Om deze positie te programmeren dient u
eerst de motor te selecteren (1 of 2) met de toetsen t en u; vervolgens, met de toetsen p (open) en q(sluit), zet u, in de modaliteit ‘persoon aanwezig’, de zojuist geselecteerde motor in de openingsstand. Druk op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
• gedeeltelijke opening 1
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van de positie voor gedeeltelijke opening 1 (positie
waarin de vleugel tot stilstand moet komen na afloop van een openingsmanoeuvre, na een instructie Open gedeeltelijk 1). Om
deze positie te programmeren dient u eerst de motor te selecteren (1 of 2) met de toetsen t en u; vervolgens, met de toetsen
p (open) en q(sluit), zet u, in de modaliteit ‘persoon aanwezig’, de zojuist geselecteerde motor in de positie voor gedeeltelijke
opening 1. Druk op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
• gedeeltelijke opening 2
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van de positie voor gedeeltelijke opening 2 (positie
waarin de vleugel tot stilstand moet komen na afloop van een openingsmanoeuvre, na een instructie Open gedeeltelijk 2). Om
deze positie te programmeren dient u eerst de motor te selecteren (1 of 2) met de toetsen t en u; vervolgens, met de toetsen
p (open) en q(sluit), zet u, in de modaliteit ‘persoon aanwezig’, de zojuist geselecteerde motor in de positie voor gedeeltelijke
opening 2. Druk op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
• gedeeltelijke opening 3
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van de positie voor gedeeltelijke opening 3 (positie
waarin de vleugel tot stilstand moet komen na afloop van een openingsmanoeuvre, na een instructie Open gedeeltelijk 3). Om
deze positie te programmeren dient u eerst de motor te selecteren (1 of 2) met de toetsen t en u; vervolgens, met de toetsen
p (open) en q(sluit), zet u, in de modaliteit ‘persoon aanwezig’, de zojuist geselecteerde motor in de positie voor gedeeltelijke
opening 3. Druk op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
• vertraging in openingsbeweging
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van de grootte van de vertragingszone van de vleugel,
gedurende de openingsmanoeuvre (door de motoren afgelegd traject, van het begin van de vertragingsfase tot aan de openingsstand). Om de vertraging te programmeren dient u eerst de motor te selecteren (1 of 2) met de toetsen t en u; vervolgens kiest u de gewenste waarde met de toetsen p en q en drukt u op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
• vertraging in sluitbeweging
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van de grootte van de vertragingszone van de vleugel,
gedurende de sluitmanoeuvre (door de motoren afgelegd traject, van het begin van de vertragingsfase tot aan de positie voor
maximale sluiting “positie 0”). Om de vertraging te programmeren dient u eerst de motor te selecteren (1 of 2) met de toetsen t
en u; vervolgens kiest u de gewenste waarde met de toetsen p en q en drukt u op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
• faseverschil openen
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van het faseverschil in de openingsbeweging (traject
dat de vleugel 2 aflegt voordat de opening van vleugel 1 begint). Om het faseverschil te programmeren dient u de gewenste
waarde te kiezen met de toetsen p en q, sla het gegeven vervolgens op met de toets “OK”.
• faseverschil sluiten
Deze functie, uitgedrukt in encoderpulsen, dient voor het programmeren van het faseverschil in de sluitbeweging (traject dat de
vleugel 1 aflegt voordat de sluitingsmanoeuvre van vleugel 2 begint). Om het faseverschil te programmeren dient u de gewenste waarde te kiezen met de toetsen p en q, sla het gegeven vervolgens op met de toets “OK”.
• afstandswaarde uitschakeling
Deze parameter, uitgedrukt in encoderpulsen, kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 255; de in de fabriek ingestelde waarde hangt af van het installatietype. De gekozen waarde definieert de lengte van het interval, op het punt van de mechanische sluit- en openingsaanslag, waarbinnen de omkeermanoeuvre, veroorzaakt door een eventuele activering van de functie
“obstakeldetectie” wordt uitgesloten. Om de afstandswaarde voor uitsluiting te programmeren dient u de gewenste waarde te
kiezen met de toetsen p en q, sla het gegeven vervolgens op met de toets “OK”.
Gegevens wissen
Met deze functie is het mogelijk de configuratie van een besturingseenheid en de in deze eenheid opgeslagen gegevens te wissen. Hiervoor kunt u kiezen uit een reeks van items:
❏ afstandswaarden – hiermee wist u alle opgeslagen afstandswaarden;
❏ bluebus inrichtingen – hiermee wist u de configuratie van de Bluebus inrichtingen en van de ALT ingang;
❏ functiewaarden – hiermee wist u alle waarden en instellingen van de door de besturingseenheid voorziene functies;
❏ wis alles – hiermee wist u alle gegevens die aanwezig zijn in het geheugen van de besturingseenheid, met uitzondering van
de gereserveerde parameters: geheel, adres, hardware-versie, software-versie, serienummer.
Om te wissen: kies de te wissen configuratie met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “Uitvoeren”.
Basisparameters
Automatische sluiting
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Deze functie maakt het mogelijk in de
besturingseenheid van de automatisering de automatische sluiting te activeren, aan het eind van een openingsmanoeuvre. Als
de functie actief is (ON), zal na afloop van de in de functie “pauzetijd” geprogrammeerde wachttijd de automatische sluitmanoeuvre beginnen.
Als de functie niet actief is (OFF), is de werking van de besturingseenheid van het “semi-automatische” type. Programmering
parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Pauzetijd
Deze parameter wordt uitgedrukt in seconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 250 sec.; de in de fabriek
ingestelde waarde is 30 sec. Met deze functie kunt u in de besturingseenheid de wachttijd programmeren die moet verstrijken
tussen het einde van een openingsmanoeuvre en het begin van een sluitmanoeuvre. BELANGRIJK – Deze functie heeft alleen
effect als de functie “automatische sluiting” actief is. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en
q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Sluit na foto
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Wanneer de functie actief is (ON), zal de
werking ervan variëren op basis van de parameter die is ingesteld in de functie “Automatische sluiting”:
◆ met de functie “Automatische sluiting” actief (ON) zal, indien gedurende de openings- of sluitmanoeuvre de fotocellen
(Foto of Foto 1) in werking treden, de pauzetijd worden teruggebracht tot 5 seconden, ongeacht de geprogrammeerde “pauzetijd”;
◆ met de functie “Automatische sluiting” niet actief (OFF) zal, indien gedurende de sluitmanoeuvre de fotocellen (Foto of Foto
1) in werking treden, de “automatische sluiting” geactiveerd worden, met de geprogrammeerde “pauzetijd”.
Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Sluit altijd
• actief
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Deze functie is nuttig in het geval van
een stroomstoring, ook van korte duur. Als de automatisering gedurende een openingsmanoeuvre namelijk blokkeert als gevolg
van een stroomstoring en de functie actief is (ON), zal bij het terugkeren van de elektrische stroom de sluitmanoeuvre normaal
worden uitgevoerd. Als de functie daarentegen niet actief (OFF) is, zal de automatisering op het moment dat de stroom terugkeert geblokkeerd blijven. Opmerking – Om veiligheidsredenen zal, wanneer de functie actief is, de sluitmanoeuvre vooraf worden gegaan door een wachttijd die geprogrammeerd wordt in de functie “tijd voorwaarschuwing”. Programmering parameter:
kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• modaliteit
Deze parameter wordt in de fabriek ingesteld op de modaliteit “sluit altijd”. De functie biedt 2 werkingsmodi:
❏ sluit altijd – Zie voor deze modus de functie “actief” van het item “sluit altijd”;
❏ sla sluiting op – Door deze modus te activeren zijn er na een stroomstoring bij de terugkeer van de stroom twee situaties
mogelijk: a) uitvoering van de automatische sluiting met inachtneming van de tijd die geprogrammeerd is in de functie “tijd
voorwaarschuwing”, als de automatisering op het moment van de stroomstoring bezig was met het aftellen van bovengenoemde tijd; b) uitvoering van de sluitmanoeuvre als de automatisering op het moment van de stroomstoring bezig was met
een automatische sluiting en de manoeuvre nog niet voltooid was. Opmerking – Als de automatische sluiting vóór de
stroomstoring geannuleerd werd (bijvoorbeeld door versturing van de instructie Alt), zal bij het terugkeren van de stroom de
sluitmanoeuvre niet worden uitgevoerd.
Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• wachttijd
Deze parameter wordt uitgedrukt in seconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 20 sec., de in de fabriek
ingestelde waarde is 5 sec. Met deze functie kunt u de wachttijd die u wilt laten verstrijken tussen het einde van de openingsmanoeuvre en het begin van de sluitmanoeuvre in de besturingseenheid programmeren. Programmering parameter: kies de
gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Snelheidsbeheer
• snelheid open
Met deze parameter programmeert u de snelheid van de motor gedurende een openingsmanoeuvre; deze kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 (minimumsnelheid) en 6 (maximumsnelheid); in de fabriek is de waarde 6 ingesteld. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• snelheid sluit
Met deze parameter programmeert u de snelheid van de motor gedurende een sluitmanoeuvre; deze kan worden ingesteld op
een waarde tussen 1 (minimumsnelheid) en 6 (maximumsnelheid); in de fabriek is de waarde 6 ingesteld. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• snelheid vertraging openingsmanoeuvre
Met deze parameter programmeert u de snelheid van de motor gedurende de vertragingsfase van een openingsmanoeuvre;
deze kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 (minimumsnelheid) en 4 (maximumsnelheid); in de fabriek is de waarde 2
ingesteld. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• snelheid vertraging sluitmanoeuvre
Met deze parameter programmeert u de snelheid van de motor gedurende de vertragingsfase van een sluitmanoeuvre; deze
kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 (minimumsnelheid) en 4 (maximumsnelheid); in de fabriek is de waarde 2 ingesteld. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Beheer kracht
• kracht openingsmanoeuvre
Deze parameter kan voor elke motor worden ingesteld op een waarde tussen 1 (minimumkracht) en 8 (maximumkracht); in de
fabriek is de waarde 3 ingesteld. Deze functie dient voor het instellen van de maximumwaarde van de kracht (*), die de motoren
gedurende een openingsmanoeuvre op de vleugels uitoefenen, voordat de functie “obstakeldetectie” wordt geactiveerd. Als de
door de motor gevraagde stroom de ingestelde waarde overschrijdt, stopt de besturingseenheid de aan de gang zijnde
manoeuvre en voert zo nodig een omkering van de beweging uit. Programmering parameter: kies de motor (1 of 2) met de toetsen t en u; kies vervolgens de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• sluitkracht
Deze parameter kan voor elke motor worden ingesteld op een waarde tussen 1 (minimumkracht) en 8 (maximumkracht); in de
fabriek is de waarde 3 ingesteld. Deze functie dient voor het instellen van de maximumwaarde van de kracht (*), die de motoren
gedurende een sluitmanoeuvre op de vleugels uitoefenen, voordat de functie “obstakeldetectie” wordt geactiveerd. Als de door
de motor gevraagde stroom de ingestelde waarde overschrijdt, stopt de besturingseenheid de aan de gang zijnde manoeuvre
en voert zo nodig een omkering van de beweging uit. Programmering parameter: kies de motor (1 of 2) met de toetsen t en u;
kies vervolgens de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
(*) Opmerking: de kracht is gekoppeld aan de elektrische stroom die door de motor wordt opgenomen.
Beheer gevoeligheid
• gevoeligheid open
Aan deze parameter kan een waarde tussen 1 (minimumkracht) en 8 (maximumkracht) worden toegekend; de in de fabriek ingestelde waarde hangt af van het installatietype. Deze functie dient voor het instellen van de maximumwaarde van de kracht (**), die
de motoren gedurende een openingsmanoeuvre op de vleugels uitoefenen, voordat de functie “obstakeldetectie” wordt geactiveerd. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• gevoeligheid sluit
Aan deze parameter kan een waarde tussen 1 (minimumkracht) en 8 (maximumkracht) worden toegekend; de in de fabriek ingestelde waarde hangt af van het installatietype. Deze functie dient voor het instellen van de maximumwaarde van de kracht (**), die
de motoren gedurende een sluitmanoeuvre op de vleugels uitoefenen, voordat de functie “obstakeldetectie” wordt geactiveerd.
Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
(**) Opmerking: de kracht is gekoppeld aan de frequentie van de van de encoder afkomstige impulsen.
Bewegingsaanzet
• actief
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Als deze functie wordt ingesteld op
“ON”, begint de manoeuvre op de maximale kracht en snelheid, om gedurende de beginfase meer vermogen aan de motor te
geven. Na afloop van de aanzetfase gaat de manoeuvre verder met een geleidelijk versnellingsverloop. Deze functie is nuttig
wanneer de automatisering geblokkeerd wordt doordat er veel statische wrijving is (sneeuw of ijs). Programmering parameter:
kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• tijd bewegingsaanzet
Deze parameter wordt uitgedrukt in seconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 3 seconden, de in de fabriek
ingestelde waarde is afhankelijk van het gebruikte type motor. Met deze functie kunt u de duur van de aanzetbeweging aan het
begin van een manoeuvre programmeren. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en
druk vervolgens op de toets “OK”.
Belangrijk – Als de functie actief is (ON), wordt de aanzetbeweging voor iedere willekeurige openings- en sluitmanoeuvre geactiveerd. Als de functie daarentegen niet actief is (OFF) en de “tijd aanzetbeweging” wordt ingesteld op een waarde anders dan
0, wordt de aanzetbeweging alleen geactiveerd voor openingsmanoeuvres die beginnen met gesloten poort en met een tijdsduur die gelijk is aan de ingestelde tijd.
Voorwaarschuwing
• actief
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Als deze functie is ingesteld op “ON”,
kan de voorwaarschuwingstijd die verstrijkt tussen de inschakeling van het knipperlicht en het begin van een openings- of sluitmanoeuvre worden geactiveerd. Deze tijd kan naar wens worden ingesteld en is nuttig om van te voren te waarschuwen voor
een gevaarlijke situatie. Belangrijk – Als deze functie niet actief is (OFF), zal het knipperlicht pas worden ingeschakeld op het
moment dat de manoeuvre begint. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• tijd in openingsmanoeuvre
Deze parameter wordt uitgedrukt in seconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 10 sec., in de fabriek is een
waarde van 3 sec. ingesteld. Met deze functie kan de tijd worden ingesteld dat het knipperlicht knippert om te waarschuwen dat
er een openingsmanoeuvre zal beginnen; deze tijd is gekoppeld aan de functie “voorwaarschuwing”. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• tijd in sluitmanoeuvre
Deze parameter wordt uitgedrukt in seconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 10 sec., in de fabriek is een
waarde van 3 sec. ingesteld. Met deze functie kan de tijd worden ingesteld dat het knipperlicht knippert om te waarschuwen dat
er een sluitmanoeuvre zal beginnen; deze tijd is gekoppeld aan de functie “voorwaarschuwing”. Programmering parameter: kies
de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Stand-by
• actief
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Door deze functie in te stellen op “ON”
is het mogelijk het verbruik van de automatisering omlaag te brengen. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met
de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• modaliteit
De functie biedt 3 werkingsmodi:
❏ veiligheden – Door deze modus in te stellen zal de besturingseenheid, na afloop van een manoeuvre en na het verstrijken
van de stand-by tijd (parameter die geprogrammeerd kan worden in de functie “wachttijd”), alle zenders van de Bluebus fotocellen en alle led’s uitschakelen, met uitzondering van de Bluebus led, die echter langzamer zal knipperen. Opmerking – Op
het moment dat de besturingseenheid een instructie ontvangt, zal de normale werking van de automatisering (dus zonder
gereduceerd energieverbruik) automatisch hervat worden.
❏ bluebus – Door deze modus in te stellen zal de besturingseenheid, na afloop van een manoeuvre en na het verstrijken van
de stand-by tijd de Bluebus uitgang (de inrichtingen) en alle led’s uitschakelen, met uitzondering van de Bluebus led, die echter langzamer zal knipperen. Opmerking – Op het moment dat de besturingseenheid een instructie ontvangt, zal de normale
werking van de automatisering (dus zonder gereduceerd energieverbruik) automatisch hervat worden.
❏ alles – Door deze modus in te stellen zal de besturingseenheid, na afloop van een manoeuvre en na het verstrijken van de
stand-by tijd, de Bluebus uitgang (de inrichtingen), enkele interne circuits en alle led’s uitschakelen, met uitzondering van de
Bluebus led, die echter veel langzamer zal knipperen. Opmerking – Op het moment dat de besturingseenheid een instructie
ontvangt, zal de normale werking van de automatisering (dus zonder gereduceerd energieverbruik) automatisch hervat worden.
Programmering modus: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
• wachttijd
Deze parameter wordt uitgedrukt in seconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 250, de in de fabriek ingestelde waarde is 60 seconden. Deze functie dient voor het instellen van de tijd die moet verstrijken tussen het einde van een
manoeuvre en het begin van de functie “stand-by”, als deze laatste geactiveerd is (ON). Programmering parameter: kies de
gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Blokkering automatisering
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Met deze functie kunt u de werking van
de automatisering deactiveren, door de waarde in te stellen op “ON”. In dit geval zal geen enkele verstuurde instructie worden uitgevoerd, met uitzondering van de instructies “Stap-voor-stap hoge prioriteit”, “Deblokkeer, “Deblokkeer en sluit” en “Deblokkeer
en open”. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Blokkering toetsen
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Met deze functie kan de werking van de
toetsen op de besturingseenheid gedeactiveerd worden. Programmering parameter: kies de gewenste waarde met de toetsen
p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Drukstoot
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Door deze functie te activeren (ON),
wordt, voordat de openingsmanoeuvre begint (uitgaande vanuit de stand met gesloten poort), een korte sluitmanoeuvre geactiveerd, om het ontgrendelen van het elektrische slot te vergemakkelijken. Programmering parameter: kies de gewenste waarde
met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Waarde korte omkering
Deze parameter wordt uitgedrukt in milliseconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 2,5 seconden, in de
fabriek is een waarde van 1,3 seconden ingesteld. Met deze functie wordt de duur van de “korte omkering” van de motoren
ingesteld; deze vindt plaats na versturing van een “Alt” instructie aan de besturingseenheid. Programmering parameter: kies de
gewenste waarde met de toetsen p en q en druk vervolgens op de toets “OK”.
Drukafvoer sluit
Deze parameter wordt uitgedrukt in milliseconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 1 seconden, in de
fabriek is een waarde van 0 seconden ingesteld. Met deze functie kan voor elk van de motoren de duur van de “korte omkering”
na afloop van een complete sluitmanoeuvre worden ingesteld. Programmering drukafvoer: kies de motor (1 of 2) met de toetsen
t en u; kies vervolgens de gewenste waarde met de toetsen p en q en druk op de toets “OK” om het gegeven op te slaan.
Geavanceerde parameters
configuratie INSTRUCTIES
Onder dit item worden de instructies gegroepeerd die beschikbaar zijn voor en toegewezen kunnen worden aan de ingangen
1 - 2 - 3 op de besturingseenheid van een automatisering. De instructies die beschikbaar zijn voor elk van de ingangen zijn
beschreven in Tabel 1; de instructiecategorieën en de bijbehorende werkingsmodi daarentegen zijn beschreven in Tabel 1a, 1b,
1c etc. Belangrijk – Om een correcte werking van de besturingseenheid te verzekeren, is het noodzakelijk dat aan de
instructie die op een bepaalde ingang is geprogrammeerd, de bijbehorende instructiecategorie wordt toegewezen
en, tot slot, de gewenste werkingsmodus.
Om een ingang te configureren, voert u de volgende stappen uit:
01. Kies in de sectie “Geavanceerde parameters” het item “configuratie ingangen” en, vervolgens, de ingang die u wilt programmeren. Kies de gewenste instructie en bevestig de keuze met “OK”.
02. Vervolgens selecteert u, nog steeds in sectie “Geavanceerde parameters”, het item “configuratie instructies” en kiest u de
instructiecategorie die bij de eerder gekozen instructie hoort, in stap 01. Kies tot slot de gewenste werkingsmodus.
Er zijn drie ingangen beschikbaar:
• Ingang 1: Met deze functie programmeert u de ingang 1, door er een instructie van uw keuze uit de lijst van Tabel 1 aan toe
te kennen. Ingang 1 werd in de fabriek geprogrammeerd op de instructie “stap-voor-stap”, met de instructiecategorie “stapvoor-stap” en de werkingsmodus “open - stop - sluit - open”.
• Ingang 2: Met deze functie programmeert u de ingang 2, door er een instructie van uw keuze uit de lijst van Tabel 1 aan toe
te kennen. Ingang 2 werd in de fabriek geprogrammeerd op de instructie “open”, met de instructiecategorie “openingsmanoeuvre” en de werkingsmodus “open - stop - open”.
• Ingang 3: Met deze functie programmeert u de ingang 3, door er een instructie van uw keuze uit de lijst van Tabel 1 aan toe
te kennen. Ingang 3 werd in de fabriek geprogrammeerd op de instructie “sluit”, met de instructiecategorie “sluitmanoeuvre” en
de werkingsmodus “sluit - stop - sluit”.
TABEL 1: CONFIGURATIE INGANGEN
INSTRUCTIE
INSTRUCTIECATEGORIE
BESCHRIJVING
Voert geen enkele instructie uit.
Geen instructie
Stap-voor-stap
Stap-voor-stap
programmeer de gewenste werkingsmodus; kies in Tabel 1-A (“configuratie instructies”>“stap-voor-stap”>werkingsmodus ...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de manoeuvre
volgend op de eerder uitgevoerde (of nog aan
de gang zijde) manoeuvre uitvoeren, afhankelijk
van de volgorde van de manoeuvres die voorzien is reeks van de geprogrammeerde werkingsmodus.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Open gedeeltelijk 1
Gedeeltelijke opening
programmeer de gewenste werkingsmodus: kies in Tabel 1-B (“configuratie instructies” > “open gedeeltelijk” > werkingsmodus ...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de openingsmanoeuvre uitvoeren tot de waarde bereikt is
die geprogrammeerd werd in de functie “gedeeltelijke opening 1” (Functies besturingseenheid > installatie > waarden > gedeeltelijke opening 1). De opeenvolging van de manoeuvres
geschiedt volgens de reeks die is vastgelegd in
de geprogrammeerde werkingsmodus.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Open
Opening
programmeer de gewenste werkingsmodus:
kies in Tabel 1-C (“configuratie instructies” > “opening” > werkingsmodus...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de openingsmanoeuvre uitvoeren tot de waarde bereikt is
die geprogrammeerd werd in de functie “opening” (Functies besturingseenheid > installatie
> waarden > opening). De opeenvolging van
de manoeuvres geschiedt volgens de reeks die
is vastgelegd in de geprogrammeerde werkingsmodus.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Sluit
Sluiting
programmeer de gewenste werkingsmodus:
kies in Tabel 1-D (configuratie instructies” > “sluiting” > werkingsmodus ...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de sluitmanoeuvre uitvoeren tot de mechanische sluiteindaanslagen bereikt zijn. De opeenvolging
van de manoeuvres geschiedt volgens de reeks die is vastgelegd in de geprogrammeerde
werkingsmodus.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Stop
Wanneer men deze instructie verstuurt, zal de
besturingseenheid de aan de gang zijde manoeuvre geleidelijk en in korte tijd stoppen (niet
onmiddellijk).
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Woonblok
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de openingsmanoeuvre uitvoeren met de reeks “open open” totdat de in de functie “opening” geprogrammeerde posities is bereikt (Functies besturingseenheid > installatie >afstandwaarden
> opening). Opmerking – Als, na het bereiken
van de openingsstand, na deze instructie een
andere instructie wordt verstuurd, voert de applicatie de sluitmanoeuvre uit.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Stap-voor-stap hoge
prioriteit
Stap-voor-stap
programmeer de gewenste werkingsmodus; kies in Tabel 1-A (“configuratie instructies” > “stap-voor-stap” > werkingsmodus ...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de manoeuvre
volgend op de eerder uitgevoerde (of nog aan
de gang zijde) manoeuvre uitvoeren, ten opzichte van de volgorde van de manoeuvres die
voorzien is reeks van de geprogrammeerde werkingsmodus.
Belangrijk – Deze instructie wordt ook uitgevoerd als in de besturingseenheid de instructie
“blokkeer” is ingesteld (zie Tabel 1).
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Open gedeeltelijk 2
Gedeeltelijke opening
programmeer de gewenste werkingsmodus: kies in Tabel 1-B (“configuratie instructies” > “gedeeltelijke opening” >
werkingsmodus ...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de openingsmanoeuvre uitvoeren tot de waarde bereikt is
die geprogrammeerd werd in de functie “gedeeltelijke opening 2” (Functies besturingseenheid > installatie > waarden > gedeeltelijke opening 2). De opeenvolging van de manoeuvres
geschiedt volgens de reeks die is vastgelegd in
de geprogrammeerde werkingsmodus.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Open gedeeltelijk 3
Gedeeltelijke opening
programmeer de gewenste werkingsmodus: kies in Tabel 1-B (“configuratie instructies” > “gedeeltelijke opening” >
werkingsmodus ...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de openingsmanoeuvre uitvoeren tot de waarde bereikt is
die geprogrammeerd werd in de functie “gedeeltelijke opening 3” (Functies besturingseenheid > installatie > waarden > gedeeltelijke opening 3). De opeenvolging van de manoeuvres
geschiedt volgens de reeks die is vastgelegd in
de geprogrammeerde werkingsmodus.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Open en blokkeer
A Opening
programmeer de gewenste werkingsmodus:
kies in Tabel 1-C (“configuratie instructies” > “opening” > werkingsmodus...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de openingsmanoeuvre uitvoeren tot de waarde bereikt is
die geprogrammeerd werd in de functie “opening” (Functies besturingseenheid > installatie
> waarden > opening). Nadat de mechanische
stops (eindaanslagen) zijn bereikt, wordt de
automatisering geblokkeerd.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Sluit en blokkeer
Sluiting
programmeer de gewenste werkingsmodus:
kies in Tabel 1-D (configuratie instructies” > “sluiting” > werkingsmodus ...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie de sluitmanoeuvre uitvoeren tot de mechanische sluiteindaanslagen bereikt zijn. Nadat de mechanische stops (eindaanslagen) zijn bereikt, wordt
de automatisering geblokkeerd.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Blokkeer
Wanneer men deze instructie verstuurt, zal de
besturingseenheid blokkeren en geen enkele
instructie meer uitvoeren, met uitzondering van
de instructies “Stap-voor-stap hoge prioriteit”,
“Deblokkeer”, “Deblokkeer en sluit” en “Deblokkeer en open”.
Ingang geconfigureerd als normaal open
Deblokkeer
Wanneer men deze instructie verstuurt, zal de
besturingseenheid deblokkeren en de normale
werking hervatten (alle verstuurde instructies
kunnen worden uitgevoerd).
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Gebruikerslicht timer
Met deze instructie kunt u het gebruikerslicht,
dat geprogrammeerd kan worden op uitgang
1, 2 en 3, activeren. Het gebruikerslicht blijft
actief gedurende de tijd die geprogrammeerd
is in de functie “tijd gebruikerslicht” (Functies
besturingseenheid > geavanceerde parameters > configuratie uitgangen > tijd gebruikerslicht). Opmerking – Wanneer het gebruikerslicht al actief is en de instructie “gebruikerslicht
timer” opnieuw wordt verstuurd, wordt de tijd
die geprogrammeerd is in de functie “tijd gebruikerslicht” weer ‘opgeladen’.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Gebruikerslicht On/Off
Met deze instructie kunt u het gebruikerslicht,
dat geprogrammeerd kan worden op uitgang
1, 2 en 3, activeren en deactiveren. LET OP!
Het uitschakelen van het gebruikerslicht gebeurt automatisch bij overschrijding van de tijd
van de timer die geprogrammeerd is in de functie “tijd gebruikerslicht” (Functies besturingseenheid > geavanceerde parameters > configuratie uitgangen > tijd gebruikerslicht).
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Alt
Open woonblok
Alt
programmeer de gewenste werkingsmodus; kies in Tabel 1-E, 1-F (“configuratie
instructies” > “alt” > werkingsmodus...)
Wanneer men deze instructie verstuurt, zal de
besturingseenheid de manoeuvre ogenblikkelijk stoppen en de applicatie de ingestelde werkingsmodus laten uitvoeren.
Ingang geconfigureerd als normaal gesloten.
Wanneer men deze instructie verstuurt, laat de
besturingseenheid de applicatie alleen de openingsmanoeuvre uitvoeren tot de waarde be-
reikt is die geprogrammeerd werd in de functie
“opening” (Functies besturingseenheid > installatie > waarden > opening). Opmerking –
Deze instructie is nuttig in het geval de aansturingsfotocellen of een magnetische wikkeling
gebruikt worden.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Foto
Veiligheidsfunctie
Wanneer u deze instructie verstuurt gedurende
de sluitmanoeuvre, stopt de besturingseenheid
de aan de gang zijnde manoeuvre en keert de
manoeuvre om (met een openingsbeweging).
Ingang geconfigureerd als normaal gesloten.
Foto 1
Veiligheidsfunctie
Wanneer u deze instructie verstuurt gedurende
de sluitmanoeuvre, stopt de besturingseenheid
de aan de gang zijnde manoeuvre en keert de
manoeuvre om (met een openingsbeweging).
Wanneer u deze instructie verstuurt gedurende
de openingsmanoeuvre, stopt de besturingseenheid de aan de gang zijnde manoeuvre om
deze weer te hervatten op het moment dat de
input van de instructie stopt.
Ingang geconfigureerd als normaal gesloten.
Foto 2
Veiligheidsfunctie
Wanneer u deze instructie verstuurt gedurende
de openingsmanoeuvre, stopt de besturingseenheid de aan de gang zijnde manoeuvre en keert
de manoeuvre om (met een sluitbeweging).
Ingang geconfigureerd als normaal gesloten.
Deblokkeer en open
Wanneer men deze instructie verstuurt, zal de
besturingseenheid deblokkeren (de normale
werking wordt hervat) en de applicatie een
openingsmanoeuvre laten uitvoeren.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Deblokkeer en sluit
Wanneer men deze instructie verstuurt, zal de
besturingseenheid deblokkeren (de normale
werking wordt hervat) en de applicatie een
sluitmanoeuvre laten uitvoeren.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Activeer automatische
opening
Met deze instructie kan de functie van de bluebus besturingsfotocellen en van de in de modus “open woonblok” geconfigureerde ingangen activeren of deactiveren. Opmerking – In
de fabriek is de functie ingesteld op ‘actief’.
Wanneer deze functie bijvoorbeeld actief is zal
de besturingseenheid, wanneer de aansturingsfotocellen geactiveerd (verduisterd) worden, de applicatie een openingsmanoeuvre laten uitvoeren.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Deactiveer automatische
opening
Met deze instructie wordt de hierboven beschreven modus “activeer automatische opening” gedeactiveerd.
Ingang geconfigureerd als normaal open.
Configuratie INSTRUCTIES
Onder dit item worden de instructiecategorieën gegroepeerd die toegewezen kunnen worden aan de ingangen 1 - 2 - 3 (zie
de sectie “configuratie ingangen - Tabel 1” om te zien welke instructies beschikbaar zijn). Iedere instructiecategorie biedt diverse werkingsmodi die beschreven zijn in een tabel (1-A, 1-B, etc.):
Stap-voor-stap
In deze instructiecategorie is het mogelijk één van de werkingsmodi te kiezen die beschreven zijn in Tabel 1-A.
TABEL 1-A: CONFIGURATIE INSTRUCTIES
WERKINGSMODUS
BESCHRIJVING
Open - stop - sluit - stop
De beschreven instructiereeks wordt uitgevoerd.
Open - stop - sluit - open
In de fabriek ingestelde werkingsmodus (Ingang 1 - instructie “stap-voor-stap”). De beschreven instructiereeks
wordt uitgevoerd.
Open - sluit - open - sluit
De beschreven instructiereeks wordt uitgevoerd.
Stap-voor-stap woonblok 1
De instructiereeks “open - open” wordt uitgevoerd totdat de
stand voor maximale opening bereikt is. Indien, nadat deze
stand bereikt is, een andere instructie wordt verstuurd, voert
de besturingseenheid de sluitmanoeuvre uit.
Stap-voor-stap woonblok 2
De instructiereeks “open - open” wordt uitgevoerd totdat de
stand voor maximale opening bereikt is. Indien, nadat deze
stand bereikt is, een andere instructie wordt verstuurd, voert
de besturingseenheid de sluitmanoeuvre uit. Als de verstuurde
instructie langer dan 2 seconden actief blijft, voert de besturingseenheid een stop uit.
Stap-voor-stap 2
De instructiereeks “open - stop - sluit - open“ wordt uitgevoerd. Belangrijk – Als de verstuurde instructie langer dan 2
seconden actief blijft, activeert de besturingseenheid de
manoeuvre van de instructie “gedeeltelijke opening 1” (configuratie ingangen > Tabel 1).
Persoon aanwezig
De openings- of sluitmanoeuvre wordt uitsluitend uitgevoerd
als de verstuurde instructie aanhoudt (persoon aanwezig).
“Industriële” werkingsmodus
De instructiereeks “open in semi-automatische modus - sluit
bij aanwezigheid van persoon” wordt uitgevoerd.
Open gedeeltelijk
In deze instructiecategorie is het mogelijk één van de werkingsmodi te kiezen die beschreven zijn in Tabel 1-B.
TABEL 1-B: CONFIGURATIE INSTRUCTIES
WERKINGSMODUS
BESCHRIJVING
Open - stop - sluit - stop
In de fabriek ingestelde werkingsmodus. De beschreven
instructiereeks wordt uitgevoerd.
Open - stop - sluit - open
De beschreven instructiereeks wordt uitgevoerd.
Open - sluit - open - sluit
De beschreven instructiereeks wordt uitgevoerd.
Stap-voor-stap woonblok 1
De instructiereeks “Open gedeeltelijk - Open gedeeltelijk” wordt
uitgevoerd tot het bereiken van de positie die geprogrammeerd is
in de functie “Gedeeltelijke opening”; indien, nadat deze stand
bereikt is, een andere instructie wordt verstuurd,voert de besturingseenheid de sluitmanoeuvre uit.
Stap-voor-stap woonblok 2
De instructiereeks “Open gedeeltelijk - Open gedeeltelijk”
wordt uitgevoerd tot het bereiken van de positie die geprogrammeerd is in de functie “Gedeeltelijke opening”; indien,
nadat deze stand bereikt is, een andere instructie wordt verstuurd, voert de besturingseenheid de sluitmanoeuvre uit.
Belangrijk – Als de verstuurde instructie langer dan 2 seconden actief blijft, voert de besturingseenheid een stop uit.
Persoon aanwezig
De manoeuvre voor “Gedeeltelijke opening” of “Sluiting” wordt
uitsluitend uitgevoerd als de instructie actief wordt gehouden
(persoon aanwezig).
“Industriële” werkingsmodus
De instructiereeks “open in semi-automatische modus sluit bij aanwezigheid van persoon” wordt uitgevoerd.
Open
In deze instructiecategorie is het mogelijk één van de werkingsmodi te kiezen die beschreven zijn in Tabel 1-C.
TABEL 1-C: CONFIGURATIE INSTRUCTIES
WERKINGSMODUS
BESCHRIJVING
Open - stop - open
In de fabriek ingestelde werkingsmodus (Ingang 2 - instructie “open”). De beschreven instructiereeks wordt uitgevoerd.
Open woonblok 1
De instructiereeks “open - open” wordt uitgevoerd.
Open woonblok 2
De instructiereeks “open - open” wordt uitgevoerd. Belangrijk – Als de verstuurde instructie langer dan 2 seconden actief
blijft, voert de besturingseenheid een stop uit.
Open persoon aanwezig
De openingsmanoeuvre wordt uitsluitend uitgevoerd als de
verstuurde instructie aanhoudt (persoon aanwezig).
“Industriële” werkingsmodus
De instructiereeks “open in semi-automatische modus - sluit
bij aanwezigheid van persoon” wordt uitgevoerd.
Sluit
In deze instructiecategorie is het mogelijk één van de werkingsmodi te kiezen die beschreven zijn in Tabel 1-D.
TABEL 1-D: CONFIGURATIE INSTRUCTIES
WERKINGSMODUS
BESCHRIJVING
Sluit - stop - sluit
In de fabriek ingestelde instructiereeks (Ingang 3 - instructie “sluit”). De beschreven instructiereeks wordt uitgevoerd.
Sluit woonblok 1
De instructiereeks “sluit - sluit” wordt uitgevoerd.
Sluit woonblok 2
De instructiereeks “sluit - sluit” wordt uitgevoerd. Belangrijk –
Wanneer men, bij het versturen van een instructie, deze langer
dan 2 seconden actief houdt, zal de besturingseenheid de
Stop activeren.
Sluit persoon aanwezig
De sluitmanoeuvre wordt uitsluitend uitgevoerd als de verstuurde instructie aanhoudt (persoon aanwezig).
“Industriële” werkingsmodus
De instructiereeks “open in semi-automatische modus sluit bij aanwezigheid van persoon” wordt uitgevoerd.
Alt in openingsmanoeuvre
In deze instructiecategorie is het mogelijk één van de werkingsmodi te kiezen die beschreven zijn in Tabel 1-E.
TABEL 1-E: CONFIGURATIE INSTRUCTIES
WERKINGSMODUS
BESCHRIJVING
Alt
Wanneer dit type werking wordt ingesteld wanneer de besturingseenheid de instructie ontvangt, wordt de aan de gang
zijnde openingsmanoeuvre onmiddellijk geblokkeerd.
Alt en korte omkering
In de fabriek ingestelde werkingsmodus. Wanneer de besturingseenheid de instructie ontvangt, zal hij de aan de gang
zijnde openingsmanoeuvre onmiddellijk stoppen en de applicatie een korte omkering van de manoeuvre in tegengestelde
richting laten uitvoeren (sluiting).
Alt in sluitmanoeuvre
In deze instructiecategorie is het mogelijk één van de werkingsmodi te kiezen die beschreven zijn in Tabel 1-F.
TABEL 1-F: CONFIGURATIE INSTRUCTIES
WERKINGSMODUS
BESCHRIJVING
Alt
Wanneer de besturingseenheid de instructie ontvangt, zal zij
de aan de gang zijnde sluitmanoeuvre onmiddellijk blokkeren.
Alt en korte omkering
In de fabriek ingestelde werkingsmodus. Wanneer de besturingseenheid de instructie ontvangt, zal hij de aan de gang
zijnde sluitmanoeuvre onmiddellijk stoppen en de applicatie
een korte omkering van de manoeuvre in tegengestelde richting laten uitvoeren (opening).
Configuratie UITGANGEN
Onder dit item worden de functies gegroepeerd die beschikbaar zijn en toegewezen kunnen worden aan de Uitgangen 1 (flash) 2 - 3 die aanwezig zijn op de besturingseenheid van een automatisering. Iedere uitgang biedt diverse functies, die beschreven
zijn in een tabel (Tabel 2, Tabel 3, etc.):
Uitgang 1 (flash)
Voor deze uitgang is het mogelijk één van de functies te kiezen die beschreven zijn in Tabel 2.
TABEL 2: CONFIGURATIE UITGANGEN
FUNCTIE
BESCHRIJVING
sca (= lampje Poort Open)
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje uit = applicatie staat stil in stand voor maximale sluiting;
langzaam knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase
openingsmanoeuvre;
snel knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase sluitmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie staat stil in
stand anders dan de maximale sluitstand
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
poort open
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje aan = applicatie in positie van maximale opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
poort gesloten
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje aan = applicatie in positie van maximale sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
lampje onderhoud
Het geprogrammeerde lampje geeft aan hoeveel manoeuvres
er zijn uitgevoerd en daarmee dus ook de eventuele noodzaak
tot het uitvoeren van onderhoud aan de installatie:
lampje brandt gedurende 2 sec aan het begin van de openingsmanoeuvre = aantal manoeuvres minder dan 80%;
lampje knippert gedurende de uitvoering van de volledige
manoeuvre = aantal manoeuvres tussen ’80 en 100%;
lampje knippert altijd = aantal manoeuvres meer dan 100%.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
knipperlicht
Dankzij deze functie kan het knipperlicht door regelmatig knipperen (0,5 seconde aan, 0,5 seconde uit) aangeven dat de
automatisering bezig is met het uitvoeren van een manoeuvre.
Actieve uitgang 12 Vcc / max. 21 W
gebruikerslicht
Deze functie is van het type ON/OFF. Belangrijk – Aangezien
het licht niet bestuurd wordt door een timer, wordt om veiligheidsredenen aangeraden een geschikte lamp te gebruiken,
die de warmte van het afgegeven licht goed verdraagt..
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
elektrisch slot 1
Wanneer deze functie geprogrammeerd is zal, wanneer de
openingsmanoeuvre wordt uitgevoerd, het elektrische slot
geactiveerd worden gedurende de tijd die geprogrammeerd is
in de functie “tijd elektrisch slot - configuratie uitgangen”.
Actieve uitgang 12 Vca / max. 15 VA
zuignap 1
Wanneer deze functie geprogrammeerd is, zal de zuignap
actief worden wanneer de applicatie in de positie van Maximale sluiting is. Opmerking – In alle andere situaties is de zuignap
gedeactiveerd.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
rood stoplicht
Deze functie geeft de activiteit van de applicatie gedurende de
fasen van een sluitmanoeuvre aan:
langzaam knipperen = uitvoering van de sluitmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie in positie van
maximale sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
groen stoplicht
Deze functie geeft de activiteit van de applicatie gedurende de
fasen van een openingsmanoeuvre aan:
langzaam knipperen = uitvoering van de openingsmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie in positie van
maximale opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 1
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Dit is nuttig wanneer
er in dezelfde installatie externe inrichtingen geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één enkele zender
bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 2
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Deze bedrijfsmodus is
nuttig wanneer er in dezelfde installatie externe inrichtingen
geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één
enkele zender bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 3
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Deze bedrijfsmodus is
nuttig wanneer er in dezelfde installatie externe inrichtingen
geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één
enkele zender bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturings-
eenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 4
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Deze bedrijfsmodus is
nuttig wanneer er in dezelfde installatie externe inrichtingen
geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één
enkele zender bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
Uitgang 2 (elektrisch slot)
Voor deze uitgang is het mogelijk één van de functies te kiezen die beschreven zijn in Tabel 3.
TABEL 3: CONFIGURATIE UITGANGEN
FUNCTIE
BESCHRIJVING
sca (= lampje Poort Open)
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje uit = applicatie staat stil, in positie van maximale sluiting;
langzaam knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase
openingsmanoeuvre;
snel knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase sluitmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie staat stil in
stand anders dan de maximale sluitstand
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
poort open
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje aan = applicatie in positie van maximale opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
poort gesloten
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje aan = applicatie in positie van maximale sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
lampje onderhoud
Het geprogrammeerde lampje geeft aan hoeveel manoeuvres
er zijn uitgevoerd en daarmee dus ook de eventuele noodzaak
tot het uitvoeren van onderhoud aan de installatie:
lampje brandt gedurende 2 sec aan het begin van de openingsmanoeuvre = aantal manoeuvres minder dan 80%;
lampje knippert gedurende de uitvoering van de volledige
manoeuvre = aantal manoeuvres tussen ’80 en 100%;
lampje knippert altijd = aantal manoeuvres meer dan 100%.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
knipperlicht
Dankzij deze functie kan het knipperlicht door regelmatig knipperen (0,5 seconde aan, 0,5 seconde uit) aangeven dat de
automatisering bezig is met het uitvoeren van een manoeuvre.
Actieve uitgang 12 Vcc / max. 21 W
gebruikerslicht
Deze functie is van het type ON/OFF. Belangrijk – Aangezien
het licht niet bestuurd wordt door een timer, wordt om veiligheidsredenen aangeraden een geschikte lamp te gebruiken,
die de warmte van het afgegeven licht goed verdraagt.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
elektrisch slot 1
Wanneer deze functie geprogrammeerd is zal, wanneer de
openingsmanoeuvre wordt uitgevoerd, het elektrische slot
geactiveerd worden gedurende de tijd die geprogrammeerd is
in de functie “tijd elektrisch slot - configuratie uitgangen”.
Actieve uitgang 12 Vca / max. 15 VA
zuignap 1
Wanneer deze functie geprogrammeerd is, zal de zuignap
actief worden wanneer de applicatie in de positie van Maximale sluiting is. Opmerking – In alle andere situaties is de zuignap
gedeactiveerd.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
rood stoplicht
Deze functie geeft de activiteit van de applicatie gedurende de
fasen van een sluitmanoeuvre aan:
langzaam knipperen = uitvoering van de sluitmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie in positie van
maximale sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
groen stoplicht
Deze functie geeft de activiteit van de applicatie gedurende de
fasen van een openingsmanoeuvre aan:
langzaam knipperen = uitvoering van de openingsmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie in positie van
maximale opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 1
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Dit is nuttig wanneer
er in dezelfde installatie externe inrichtingen geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één enkele zender
bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 2
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Dit is nuttig wanneer
er in dezelfde installatie externe inrichtingen geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één enkele zender
bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 3
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Dit is nuttig wanneer
er in dezelfde installatie externe inrichtingen geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één enkele zender
bestuurd moeten worden. WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is,
omdat het eerder in het geheugen werd opgeslagen met een
instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal
activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de instructie naar de motor toe negeren.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 4
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Dit is nuttig wanneer
er in dezelfde installatie externe inrichtingen geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één enkele zender
bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
Uitgang 3 (sca)
Voor deze uitgang is het mogelijk één van de functies te kiezen die beschreven zijn in Tabel 4.
TABEL 4: CONFIGURATIE UITGANGEN
FUNCTIE
BESCHRIJVING
sca (= lampje Poort Open)
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje uit = applicatie staat stil, in positie van maximale sluiting;
langzaam knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase
openingsmanoeuvre;
snel knipperend lampje = applicatie in uitvoeringsfase sluitmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie staat stil in
stand anders dan de maximale sluitstand
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
poort open
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje aan = applicatie in positie van maximale opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 10 W
poort gesloten
Het geprogrammeerde lampje geeft de werkingsstatussen van
de besturingseenheid aan:
lampje aan = applicatie in positie van maximale sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 10 W
lampje onderhoud
Het geprogrammeerde lampje geeft aan hoeveel manoeuvres
er zijn uitgevoerd en daarmee dus ook de eventuele noodzaak
tot het uitvoeren van onderhoud aan de installatie:
lampje brandt gedurende 2 sec aan het begin van de openingsmanoeuvre = aantal manoeuvres minder dan 80%;
lampje knippert gedurende de uitvoering van de volledige
manoeuvre = aantal manoeuvres tussen ’80 en 100%;
lampje knippert altijd = aantal manoeuvres meer dan 100%.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
gebruikerslicht
Deze functie is van het type ON/OFF. Belangrijk – Aangezien
het licht niet bestuurd wordt door een timer, wordt om veiligheidsredenen aangeraden een geschikte lamp te gebruiken,
die de warmte van het afgegeven licht goed verdraagt..
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
zuignap 1
Wanneer deze functie geprogrammeerd is, zal de zuignap
actief worden wanneer de applicatie in de positie van Maximale sluiting is. Opmerking – In alle andere situaties is de zuignap
gedeactiveerd.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
rood stoplicht
Deze functie geeft de activiteit van de applicatie gedurende de
fasen van een sluitmanoeuvre aan:
langzaam knipperen = uitvoering van de sluitmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie in positie van
maximale sluiting;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Actieve uitgang 24 Vcc / max. 4 W
groen stoplicht
Deze functie geeft de activiteit van de applicatie gedurende de
fasen van een openingsmanoeuvre aan:
langzaam knipperen = uitvoering van de openingsmanoeuvre;
ononderbroken brandend lampje = applicatie in positie van
maximale opening;
lampje uit = applicatie in andere posities.
Uitgang actief 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 1
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Dit is nuttig wanneer
er in dezelfde installatie externe inrichtingen geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één enkele zender
bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Uitgang actief 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 2
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Deze bedrijfsmodus is
nuttig wanneer er in dezelfde installatie externe inrichtingen
geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één
enkele zender bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Uitgang actief 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 3
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Deze bedrijfsmodus is
nuttig wanneer er in dezelfde installatie externe inrichtingen
geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één
enkele zender bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Uitgang actief 24 Vcc / max. 4 W
radiokanaal nr. 4
Als dit radiokanaal wordt ingesteld voor de configuratie van de
uitgang 1 (flash) zal, wanneer er een instructie wordt verstuurd
met de zender, dit kanaal actief worden. Deze bedrijfsmodus is
nuttig wanneer er in dezelfde installatie externe inrichtingen
geïnstalleerd worden (bijvoorbeeld een hulplicht), die met één
enkele zender bestuurd moeten worden.
WAARSCHUWING – Als in de ontvanger van de besturingseenheid dit radiokanaal niet vrij is, omdat het eerder in het
geheugen werd opgeslagen met een instructie, zal de besturingseenheid, wanneer men het kanaal activeert met de zender, uitsluitend de geprogrammeerde uitgang activeren en de
instructie naar de motor toe negeren.
Uitgang actief 24 Vcc / max. 4 W
Tijd elektrisch slot
Deze parameter wordt uitgedrukt in seconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 10 seconden, in de fabriek
is een waarde van 2 seconden ingesteld. Met deze functie wordt de activeringstijd van het elektrische slot na het begin van de
openingsmanoeuvre (uitgaand van de stand met gesloten poort) ingesteld.
Tijd gebruikerslicht
Deze parameter wordt uitgedrukt in seconden en kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 250, de in de fabriek ingestelde waarde is 60 seconden. Deze functie dient ervoor om te programmeren hoe lang u wilt dat het gebruikerslicht blijft branden.
DIAGNOSTIEK
Ingangen / uitgangen
Met deze functie kunt u de werkingsstatus van alle ingangen en uitgangen op de besturingseenheid weergeven. De functies van
de ingangen en uitgangen zijn beschreven in Tabel 5.
TABEL 5: DIAGNOSTIEK ingangen / uitgangen
PARAMETER
BESCHRIJVING
Diagnose 1 - IN
INGANGEN RADIO (On / Off):
Kanaal 1
Kanaal 2
Kanaal 3
Kanaal 4
SERIËLE INGANGEN RADIO
TOETSEN KAART:
nr 1
nr 2
nr 3
STATUS INGANGEN:
ing 1
ing 2
ing 3
ing alt
CONFIGURATIE ‘’ALT’
Geeft aan wanneer kanaal 1 van de radio-ontvanger actief is.
Geeft aan wanneer kanaal 2 van de radio-ontvanger actief is.
Geeft aan wanneer kanaal 3 van de radio-ontvanger actief is.
Geeft aan wanneer kanaal 4 van de radio-ontvanger actief is.
Geeft aan wanneer de besturingseenheid via BusT4 een seriële
instructie ontvangt van een radio-ontvanger; er kunnen minimaal 1
en maximaal 15 van dergelijke instructies zijn.
Geeft aan wanneer toets 1 (= OPEN) op de besturingseenheid wordt
ingedrukt.
Geeft aan wanneer toets 2 (= STOP) op de besturingseenheid wordt
ingedrukt.
Geeft aan wanneer toets 3 (= CLOSE) op de besturingseenheid
wordt ingedrukt.
Geeft aan wanneer ingang 1 actief is.
Geeft aan wanneer ingang 2 actief is.
Geeft aan wanneer ingang 3 actief is.
Geeft aan wanneer de ingang 'alt' actief is.
Geeft aan wat voor soort aansluiting er aanwezig is op de klem alt.
De aansluiten kunnen van de volgende types zijn: niet geconfigureerd; NC; NA; 1 resistieve contactlijst 8K2; 2 resistieve contactlijsten
8K2; buiten range.
DREMPEL MANOEUVRE:
Geeft de werkingsstatus van de begrenzer van het aantal manoeuvres aan, uitgedrukt in verschillende niveaus:
1e niveau: OK;
2e niveau: DREMPEL 1; de manoeuvre start met een vertraging van
2 sec.;
3e niveau: DREMPEL 2; de manoeuvre start met een vertraging van
5 sec.;
4e niveau: MOTORALARM; de manoeuvre start alleen als er een persoon aanwezig is.
LAATSTE 8 MANOEUVRES
Geeft de eventuele storingen aan die zich kunnen voordoen gedurende de normale werking van de applicatie, de laatste 8 uitgevoerde
manoeuvres worden weergegeven.
AUTOMATISCHE OPENING
Geeft aan of deze functie actief is.
Diagnose 1 - OUT
ALGEMENE GEGEVENS:
Stand-by
STROOMTOEVOER:
FOUTEN GEHEUGEN:
Functies
Bluebus
Afstandswaarden
STATUS ENCODER:
Ing M1
Ing M2
UITGANGEN:
Out 1
Geeft aan wanneer de automatisering in de stand-by modus is.
Geeft aan wat voor stroomvoorziening de automatisering gebruikt:
elektriciteitsnet (120/230 Vac) of bufferbatterij (24 Vcc)
Geeft aan of er een fout aanwezig is in de opgeslagen gegevens met
betrekking tot de functies die geprogrammeerd kunnen worden met
de Oview.
Geeft aan of er een fout aanwezig is in de opgeslagen gegevens met
betrekking tot de configuratie van de inrichtingen die zijn verbonden
met de bluebus ingang.
Geeft aan of er een fout aanwezig is in de opgeslagen gegevens met
betrekking tot de afstandswaarden.
Geeft aan wanneer de ingang encoder 1 actief is.
Geeft aan wanneer de ingang encoder 2 actief is.
Out M1
Out M2
Geeft aan wanneer de uitgang 1 actief is. Let op – 12/24 Vcc spanning aanwezig.
Geeft aan wanneer de uitgang 2 actief is. Let op – 12/24 Vcc spanning aanwezig.
Geeft aan wanneer de uitgang 3 actief is. Let op – 24 Vcc spanning
aanwezig.
Geeft aan wanneer de motor 1 in werking is.
Geeft aan wanneer de motor 2 in werking is.
ALARMEN:
Overbelasting out 1
Overbelasting out 2
Overbelasting out 3
Duidt op een elektrische overbelasting of kortsluiting in de uitgang 1.
Duidt op een elektrische overbelasting of kortsluiting in de uitgang 2.
Duidt op een elektrische overbelasting of kortsluiting in de uitgang 3.
Out 2
Out 3
Overige parameters
Met deze functie kan de werkingsstatus van enkele door de besturingseenheid gemeten parameters worden weergegeven. De
parameters zijn beschreven in Tabel 6.
TABEL 6: DIAGNOSTIEK overige parameters
PARAMETER
BESCHRIJVING
Diagnose 2
DIVERSE PARAMETERS:
Gebruikerslicht
Pauzetijd
Dit is de timer voor uitschakeling van het gebruikerslicht.
Dit is del timer voor het tellen van de pauzetijd tussen de ene manoeuvre en de andere.
Dit is de door de besturingseenheid gemeten motortemperatuur.
Dit is de spanning die geleverd wordt aan de externe inrichtingen.
Dit is de waarde van de stroom die wordt opgenomen door de inrichtingen die zijn verbonden met de bluebus uitgang, berekend als percentage.
Temperatuur
Spanning gebruikers
Gemiddelde stroom Bus
MOTOR 1:
Koppel
Dit is de waarde van het koppel dat gedurende de manoeuvre wordt
ontwikkeld door de motor 1, berekend als percentage.
Dit is de gemiddelde spanning die gedurende de manoeuvre aan de
motor 1 wordt geleverd, berekend als percentage.
Geeft de fysieke positie van de bij de motor 1 horende encoder aan,
berekend als een percentage.
Spanning
Positie
MOTOR 2:
Koppel
Dit is de waarde van het koppel dat gedurende de manoeuvre wordt
ontwikkeld door de motor 2, berekend als percentage.
Dit is de gemiddelde spanning die gedurende de manoeuvre aan de
motor 2 wordt geleverd, berekend als percentage.
Geeft de fysieke positie van de bij de motor 2 horende encoder aan,
berekend als een percentage.
Spanning
Positie
Diagnostiek bluebus inrichtingen
Met deze functie kunt u het type inrichting, de werkingsstatus en de configuratie van de met de Bluebus verbonden inrichtingen
weergeven. Deze parameters zijn beschreven in Tabel 7.
TABEL 7: DIAGNOSTIEK bluebus inrichtingen
PARAMETER
BESCHRIJVING
Bluebus
FOTOCELLEN:
FOTO
FOTO II
FOTO 1
FOTO 1 II
FOTO 2
FOTO 2 II
FOTO 3
FOTO APRI
FOTO APRI II
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de besturingsfotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus
is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de besturingsfotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus
is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
INSTRUCTIES:
CMD 1 (INSTR 1)
CMD 2 (INSTR 2)
CMD 3 (INSTR 3)
CMD 4 (INSTR 4)
OVERIGE:
POORT
BLOKKERING AUTOMATISERING
GEHEUGEN
BUS
STAND-BY
Geeft aan of de besturingsinrichting aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de besturingsinrichting aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de besturingsinrichting aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de besturingsinrichting aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Dit is de constante werkingsstatus van de applicatie.
Geeft aan wanneer de automatisering geblokkeerd is na het versturen van een “Blokkeer” instructie.
Signaleert een probleem met betrekking tot de in het geheugen van
de besturingseenheid opgeslagen gegevens van de bluebus inrichtingen.
Geeft kortsluiting in de bluebus uitgang aan.
Geeft aan wanneer de besturingseenheid in stand-by status is.
ONDERHOUD
Waarde alarmdrempel
Aan deze parameter kan een waarde tussen 0 en 64.000 (manoeuvres) worden toegekend; in de fabriek is de waarde ingesteld
op 1500 (manoeuvres). Met deze functie is het mogelijk een referentielimiet te programmeren; wanneer deze limiet wordt overschreden is het goed de automatisering een onderhoudsbeurt te geven. Om de drempel te programmeren dient u de gewenste waarde te kiezen met de toetsen p en q, sla het gegeven vervolgens op met de toets “OK”.
Deeltelling
Met deze functie is het mogelijk weer te geven hoeveel manoeuvres een automatisering heeft uitgevoerd na de laatste onderhoudsbeurt.
Onderhoud wissen
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is “OFF”. Met deze functie kunt u de waarde van
de “deeltelling” wissen; dit moet gedaan worden na het uitvoeren van onderhoud op de automatisering.
Om de deeltelling te wissen kiest u de waarde ON met de toets p en drukt u op de toets “OK”.
GEAVANCEERDE FUNCTIES
Historie gebeurtenissen
Met deze functie is het mogelijk de door de besturingseenheid gegenereerde of ontvangen “gebeurtenissen” weer te geven.
Onder “gebeurtenis” verstaat men een conditie die ertoe leidt dat de besturingseenheid zijn werkingsstatus verandert, zoals bijvoorbeeld: de activering van een ingang, het eind van een manoeuvre, de inwerkingtreding van een fotocel of van de ingang ‘alt’
etc. In dit gedeelte is het mogelijk de datum en het type van de gebeurtenis weer te geven.
Bijwerking firmware
De functie dient voor het bijwerken van de firmware van een besturingseenheid met een andere compatibele firmware, zonder
verplichting tot het vervangen van de kaart. Ga voor de bijwerking als volgt te werk:
01. Download het bijwerkingbestand van de firmware (de bijwerking van de software is beschikbaar op de internetsite www.niceservice.com);
02. Selecteer onder het item “Geavanceerde functies” de functie “Bijwerking firmware”;
03. In het scherm dat verschijnt selecteert u “Selecteer bestand” en selecteert u vervolgens het zojuist gedownloade bijwerkingbestand. Aan de linkerkant van het scherm zijn de gegevens met betrekking tot de software van de bij te werken inrichting
te lezen en aan de rechterkant de gegevens met betrekking tot de compatibele bijwerkingsoftware en hardwareversies;
04. Als het bestand compatibel is verschijnt op de knop het opschrift “Werk firmware bij”; als u dit selecteert, begint de bijwerkingprocedure. Als na afloop van de procedure het opschrift “Bijwerking met succes voltooid” verschijnt, betekent dit dat
de bijwerking voltooid is. Als daarentegen op de knop het opschrift “Probeer opnieuw” verschijnt, selecteert u de knop om de
bijwerking opnieuw te doen.
Als u er niet in slaagt de bijwerking uit te voeren, is het mogelijk meerdere malen opnieuw te proberen of terug te gaan naar het
scherm “Lijst inrichtingen” door “Terug” te selecteren en daarna te beslissen op welke manier u verder wilt gaan. In dit scherm
zal de inrichting waarmee u eerder aan het werk was niet meer zichtbaar zijn, om hem weer te geven moet u de pijl rechtsonder
op het scherm selecteren en vervolgens de functie “Inrichtingen in boot-fase”. Op die manier zoekt u inrichtingen die klaar zijn
voor een bijwerking van de firmware.
Op dit punt is het mogelijk opnieuw te proberen om de bijwerking uit te voeren, door de hierboven beschreven procedure in zijn
geheel te herhalen.
Als het niet mogelijk is de bijwerking uit te voeren, wordt aanbevolen contact op te nemen met de klantenservice van Nice.
Machtigingen gebruiker
Via deze functie kan de installateur selecteren welke functies en parameters voor de gebruiker zichtbaar en instelbaar moeten
zijn. De installateur kan om veiligheidsredenen bijvoorbeeld verhinderen dat de gebruiker de parameters voor kracht en snelheid
van de motor van een automatisering wijzigt.
De gebruikerstoegang kan uitsluitend beheerd worden via gebruik van het “wachtwoord installateur” (wachtwoordbeheer - algemene functies). Opmerking – Alle parameters van de verschillende functies van een besturingseenheid of van een ontvanger
worden in de fabriek op ‘gedeactiveerd’ ingesteld.