NL
67
W 570 Flexio
13. Instelling van de materiaalhoeveelheid (Afb. 8)
Hoeveelheid materiaal instellen door de stelschroef op de trekker te verdraaien.
minder materiaal linksom draaien (-)
meer materiaal rechtsom draaien (+)
14. Instelling van de luchthoeveelheid (Afb. 9)
i
Afhankelijk van de viscositeit (vloeibaarheid) van het te verspuiten materiaal
en de aard van het te coaten object kan het zinvol zijn de luchthoeveelheid te
variëren. Zeer dunvloeibare materialen, zoals waterige beits, hoeven niet met de
maximale luchthoeveelheid te worden verstoven. Het is aan te raden daarbij de
luchthoeveelheid te reduceren en daardoor de spuitnevel te minimaliseren. Dat
geldt ook bij gebruik van de Detail spuitopzet en de Corner&Reach spuitopzet
(accessoires).
Draai de luchthoeveelheidsregelaar (afb. 9, 1) in de gewenste positie.
dunvloeibare materialen
Wood & Metal
dikvloeibare materialen (bijv. binnenwandverf)
Wall & Ceiling
15. Spuittechniek
i
Het spuitresultaat wordt grotendeels bepaald door hoe glad en schoon het
te spuiten oppervlak vooraf is gemaakt. Behandel het oppervlak daarom
zorgvuldig voor en houd het stofvrij.
•
Dek oppervlakken die niet moeten worden gespoten af.
•
Dek schroefdraden en dergelijke aan het spuitobject af.
i
Belangrijk: Begin buiten het te spuiten oppervlak en voorkom
onderbrekingen binnen het te spuiten oppervlak.
•
De spuitbeweging moet niet met de pols worden uitgevoerd, maar met de arm. Zo
blijft tijdens het spuiten de afstand tussen het spuitpistool en het oppervlak altijd
gelijk. Kies een afstand van 5 - 15 cm, afhankelijk van de gewenste straalbreedte. Bij
de verwerking van binnenwandverf moet de afstand ca. 20-30 cm bedragen.
Afb. 10 A/10 B: GOED gelijkmatige afstand tot het object.
Afb. 10 C: FOUT ongelijke afstand heeft een ongelijke verfaanbrenging als
resultaat.
•
Beweeg het spuitpistool gelijkmatig heen en weer of op en neer, afhankelijk van de
instelling van de spuitstraalvorm.
•
Gelijkmatige bewegingen met het spuitpistool geven een uniforme
oppervlaktekwaliteit.
•
Haal de trekker over. De W 570 is voorzien van een tweetraps trekker. Eerst wordt de turbine
gestart. Wanneer de trekker verder wordt ingedrukt, wordt materiaal getransporteerd.
•
Spuitbeeld aan het spuitpistool instellen.
De bijgevoegde oefeningsposter is ideaal, om zich met de bediening van
het spuitpistool vertrouwd te maken. Na deze eerste spuitpogingen, moet
doelmatig op karton of soortgelijke ondergrond een spuittest worden
uitgevoerd, om de materiaal- en luchthoeveelheid voor een optimaal
spuitbeeld vast te stellen. Gedetailleerde informatie over deze instellingen
is te vinden in de volgende hoofdstukken 11 -14.
11. Instelling van de gewenste
spuitstraalvorm (Wall Extra I-Spray
spuitopzet)
WAARSCHUWING! Gevaar voor verwonding! Nooit tijdens het instellen
van de luchtkap aan de handbeugel trekken.
Door draaien aan de instelring (afb. 4, 1) kunnen 2 verschillende spuitstraalvormen
ingesteld worden.
Afb. 5 A = verticale vlakke straal voor het horizontaal opbrengen van verf
Afb. 5 B = horizontale vlakke straal voor het verticaal opbrengen van verf
Met de rode instelhendel kan aanvullend tussen een brede ( )
en een smalle ( ) spuitstraal omgeschakeld worden.
12. Instelling van de gewenste spuitstraalvorm
(Standard spuitopzet)
WAARSCHUWING! Gevaar voor verwonding! Nooit tijdens het instellen
van de luchtkap aan de handbeugel trekken.
Draai de wartel (afb. 6, 1) iets los en draai de luchtkap (2) in de gewenste spuitvormstand
(pijl). Draai vervolgens de wartel weer vast.
Afb. 7 A = verticale vlakke straal voor het horizontaal opbrengen van verf
Afb. 7 B = horizontale vlakke straal voor het verticaal opbrengen van verf
Afb. 7 C = ronde straal voor hoeken en randen en voor moeilijk
bereikbare oppervlakken