APRILIA SCARABEO STREET 125 STREET de handleiding

Categorie
Motorfietsen
Type
de handleiding
APRILIA WOULD LIKE TO THANK YOU
for choosing one of its products. We have compiled this booklet to provide a comprehensive overview of your vehicle's quality features. Please, read it
carefully before riding the vehicle for the first time. It contains information, tips and precautions for using your vehicle. It also describes features, details
and devices to assure you that you have made the right choice. We believe that if you follow our suggestions, you will soon get to know your new vehicle
well and that it will continue to give you satisfactory service for many years to come. This booklet is an integral part of the vehicle and must be handed
over to the new owner in the event of sale.
APRILIA WIL U BEDANKEN
omdat u één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kan waarderen. Wij
raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen
in verband met het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen
dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hier rekening mee zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig,
waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste
moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
SCARABEO 125 STREET SCARABEO 200 STREET
Ed. 10 2007
The instructions in this booklet have been compiled primarily to offer a simple and clear guide to using the vehicle; it also describes routine maintenance
procedures and regular checks that should be carried out on the vehicle at an Aprilia Dealer or Authorised Workshop. This booklet also contains
instructions for simple repairs. Any operations not specifically described in this booklet require the use of special tools and/or particular technical
knowledge; for these operations, please take your vehicle to an Aprilia Dealer or Authorised Workshop.
De instructies in deze handleiding zijn voorbereid om vooral een eenvoudige en duidelijke leidraad te zijn voor het gebruik; men vindt eveneens de
handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die bij een Dealer of Erkende aprilia Garage moeten uitgevoerd worden. De
handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in deze uitgave zijn beschreven,
vereisen dat men over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis beschikt; voor het uitvoeren van deze herstellingen raadt men aan
om zich te wenden tot een Dealer of Erkende aprilia Garage.
2
Personal safety
Failure to completely observe these instructions will
result in serious risk of personal injury.
Persoonlijke veiligheid
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd, kan dit ernstig letsel aan personen tot ge-
volg hebben.
Safeguarding the environment
Sections marked with this symbol indicate the correct
use of the vehicle to prevent damaging the environ-
ment.
Bescherming van
Geeft het juiste gedrag aan dat u aan moet houden
zodat het gebruik van het voertuig geen schade aan-
richt aan de natuur.
Vehicle intactness
The incomplete or non-observance of these regula-
tions leads to the risk of serious damage to the vehicle
and sometimes even the invalidity of the guarantee.
Staat van het voertuig
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd kan dit ernstige schade aan het voertuig,
en eventueel het vervallen van deze garantie tot ge-
volg hebben.
The symbols shown above are very important. They
are used to highlight those parts of the booklet that
should be read with particular care. As you can see,
each sign consists of a different graphic symbol, mak-
ing it quick and easy to locate the various topics.
Before starting the engine, read this booklet thorough-
ly and the "SAFE RIDING" section in particular. Your
safety as well as other's does not only depend on the
quickness of your reflexes and agility, but also on how
well you know your vehicle, the state of maintenance
of the vehicle itself and your knowledge of the rules
for SAFE RIDING. For your safety, get to know your
vehicle well so as to safely ride and master it in road
traffic IMPORTANT This booklet is an integral part of
the vehicle, and must be handed to the new owner in
the event of sale.
Bovengenoemde signalen zijn erg belangrijk. Ze heb-
ben namelijk tot doel om de delen van het boekje aan
te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u
ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch sym-
bool, zodat de bijbehorende onderwerpen meteen
duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillen-
de delen. Vooraleer men de motor start, leest men
aandachtig deze handleiding, en vooral de paragraaf
"VEILIG RIJDEN". Uw veiligheid en die van anderen
hangt niet enkel af van uw reflexen en vlugheid, maar
ook van de kennis en de efficiëntie van het voertuig,
en van de kennis van de fundamentele regels voor het
VEILIG RIJDEN. We raden daarom aan om vertrouwd
te raken met het voertuig, zodat u zich veilig en be-
heersd kan bewegen in het verkeer. BELANGRIJK
Deze handleiding moet beschouwd worden als inte-
grerend deel van het voertuig, en moet worden over-
handigd bij de verkoop ervan.
3
4
INDEX
INDEX
VEHICLE......................................................................................... 7
Arrangement of the main components......................................... 10
Dashboard................................................................................... 11
Analogue instrument panel.......................................................... 13
Clock............................................................................................ 18
Key switch.................................................................................... 19
Locking the steering wheel....................................................... 20
Switch direction indicators........................................................... 21
Horn button.................................................................................. 22
Light switch.................................................................................. 22
Start-up button............................................................................. 23
Engine stop button....................................................................... 23
The saddle................................................................................... 24
Identification................................................................................. 25
Saddle opening button................................................................. 27
Rear top box opening.................................................................. 28
Bag clip........................................................................................ 29
Antitheft hook............................................................................... 30
USE................................................................................................. 31
Checks......................................................................................... 32
Refuelling..................................................................................... 34
Shock absorber adjustment......................................................... 36
Running in.................................................................................... 38
Starting up the engine.................................................................. 40
Difficult start up............................................................................ 50
Stopping the engine..................................................................... 50
Catalytic silencer.......................................................................... 53
Stand........................................................................................... 54
Suggestions to prevent theft........................................................ 55
Safe driving.................................................................................. 56
Rear rack..................................................................................... 63
VOERTUING..................................................................................... 7
Plaats van de hoofdcomponenten................................................. 10
Legenda......................................................................................... 11
Analoog instrumentenpaneel......................................................... 13
Klok................................................................................................ 18
Sleutelschakelaar........................................................................... 19
Inschakeling van het stuurslot.................................................... 20
Schakelaar richtingaanwijzers....................................................... 21
Drukknop claxon............................................................................ 22
Koplampschakelaar....................................................................... 22
Startknop........................................................................................ 23
Stopschakelaar motor.................................................................... 23
Het zadel........................................................................................ 24
Identificatie..................................................................................... 25
Knop voor het openen van het zadel............................................. 27
Penen van de koffer voor............................................................... 28
Tassenhaak................................................................................... 29
Antidiefstalhaak.............................................................................. 30
GEBRUIK.......................................................................................... 31
Controles........................................................................................ 32
Tanken........................................................................................... 34
Regeling van de schokdempers..................................................... 36
Inrijden........................................................................................... 38
Starten des motors......................................................................... 40
Moeilijke start................................................................................. 50
Het stilleggen van de motor........................................................... 50
Katalysator..................................................................................... 53
Standaard...................................................................................... 54
Tips tegen diefstal.......................................................................... 55
Het veilig rijden.............................................................................. 56
Bagagedrager................................................................................ 63
5
MAINTENANCE.............................................................................. 65
Engine oil level............................................................................. 66
Engine oil level check............................................................... 68
Engine oil top-up...................................................................... 69
Engine oil change..................................................................... 70
Tyres............................................................................................ 71
Spark plug dismantlement........................................................... 74
Removing the air filter.................................................................. 78
Air filter cleaning.......................................................................... 79
Cooling fluid level......................................................................... 81
Checking the brake oil level......................................................... 86
Battery......................................................................................... 90
Use of a new battery................................................................ 95
Checking the electrolyte level.................................................. 96
Long periods of inactivity............................................................. 98
Fuses........................................................................................... 100
Lamps.......................................................................................... 103
Front light group........................................................................... 106
Headlight adjustment............................................................... 108
Front direction indicators............................................................. 109
Rear optical unit........................................................................... 111
Number plate light........................................................................ 112
Idle adjustment............................................................................ 112
Front and rear disc brake............................................................. 115
Periods of inactivity...................................................................... 117
Cleaning the vehicle.................................................................... 119
Transport..................................................................................... 122
TECHNICAL DATA......................................................................... 129
Kit equipment............................................................................... 135
SPARE PARTS AND ACCESSORIES........................................... 137
PROGRAMMED MAINTENANCE.................................................. 139
Scheduled maintenance table..................................................... 140
SPECIAL FITTINGS....................................................................... 147
ONDERHOUD................................................................................... 65
Peil van de motorolie..................................................................... 66
Controle van het peil van de motorolie....................................... 68
Het bijvullen van motorolie......................................................... 69
Vervanging van de motorolie...................................................... 70
Banden........................................................................................... 71
Demonteren van de bougie............................................................ 74
Demonteren van het luchtfilter....................................................... 78
Reiniging van de luchtfilter............................................................. 79
Peil van de koelvloeistof................................................................ 81
Controle van het oliepeil van de remmen...................................... 86
Accu............................................................................................... 90
Inwerkingstelling van een nieuwe accu...................................... 95
Controle van het elektrolytpeil.................................................... 96
Lange stilstand............................................................................... 98
Zekeringen..................................................................................... 100
Lampen.......................................................................................... 103
Voorste optische groep.................................................................. 106
Regeling van de koplamp........................................................... 108
Voorste richtingaanwijzers............................................................. 109
Achterste optische groep............................................................... 111
Nummerplaatlicht........................................................................... 112
Regeling van het minimum toerental............................................. 112
Schijfrem vooraan en achteraan.................................................... 115
Stilstand van het voertuig............................................................... 117
Reinigen van het voertuig.............................................................. 119
Vervoer.......................................................................................... 122
TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................. 129
Bijgeleverde gereedschappen....................................................... 135
ONDERDELEN EN ACCESSOIRES................................................ 137
GEPLAND ONDERHOUD................................................................ 139
Tabel van het geprogrammeerd onderhoud.................................. 140
SPECIALE UITRUSTINGEN............................................................. 147
6
SCARABEO 125 STREET
SCARABEO 200 STREET
Chap. 01
Vehicle
Hst. 01
Voertuing
7
03_01
8
1 Vehicle / 1 Voertuing
03_02
9
1 Vehicle / 1 Voertuing
Arrangement of the main
components (03_02)
KEY
1. Fuse box
2. Battery
3. Left rear-view mirror
4. Rear brake fluid reservoir
5. Bag hook
6. Coolant expansion tank cap
7. Expansion tank
8. Air filter
9. Antitheft hook (for aprilia "Body-Guard"
armoured cable OPTIONAL)
10. Centre stand
11. Side stand
12. Left passenger footrest
13. Engine oil refill cap
14. Engine oil cap access cover
15. Front inspection cover
16. Helmet case
17. Passenger handgrip
18. Passenger saddle
19. Fuel tank
20. Fuel tank cap
Plaats van de
hoofdcomponenten (03_02)
Legende
1. Zekeringenhouder
2. Accu
3. Linker achteruitkijkspiegeltje
4. Vloeistoftank van de achterrem
5. Lasthaak
6. Dop van het expansievat van de koel-
vloeistof
7. Expansievat
8. Luchtfilter
9. Antidiefstlhaak (voor de pantserkabel
"Body-Guard" aprilia OPT)
10. Centrale standaard
11. Laterale standaard
12. Linker voetensteun van de passagier
13. Vuldop van de motorolie
14. Deksel voor de toegang tot de dop
van de motorolie
15. Voorste inspectiedeksel
16. Koffertje voor de helm
17. Handgreep van de passagier
18. Zadeltje van de passagier
19. Brandstoftank
10
1 Vehicle / 1 Voertuing
21. Front brake liquid tank
22. Ignition switch/steering lock/saddle
unlocking
23. Glove compartment
24. Central inspection cover
25. Right rear-view mirror
26. Horn
27. Spark plug
28. Central fairing
29. Left passenger footrest
30. Case opening lock
20. Dop van de brandstoftank
21. Vloeistoftank van de voorrem
22. Schakelaar ontsteking/stuurslot/de-
blokkering van het zadel
23. Opbergruimte
24. Centraal inspectiedeksel
25. Rechter achteruitkijkspiegeltje
26. Akoestische melder
27. Bougie
28. Centrale bekleding
29. Rechter voetensteun van de passa-
gier
30. Blokje voor de opening van het kof-
fertje
Dashboard (03_03)
KEY
1. Electrical controls on the left-hand side
of the handlebars
2. Combined brake lever (front + rear)
3. Front brake lever
4. Throttle grip
5. Electrical controls on the right-hand
side of the handlebars
Legenda (03_03)
Legende
1. Elektrische commando's op de linker
kant van het stuur
2. Hendel van de gecombineerde rem
(voorrem + achterrem)
3. Hendel van de voorrem
4. Gashandvat
5. Elektrische commando's op de rechter
kant van het stuur
11
1 Vehicle / 1 Voertuing
6. Instruments and gauges
7. Ignition switch/steering lock (ON-OFF-
LOCK) /saddle unlocking (OPEN)
6. Instrumenten en indicators
7. Schakelaar ontsteking / stuurslot ( ON-
OFF-LOCK) / deblokkering van het zadel
(OPEN)
03_03
12
1 Vehicle / 1 Voertuing
03_04
Analogue instrument panel
(03_04)
KEY
1. Fuel gauge
2. Total odometer
3. Digital clock
4. Functions and digital clock adjustment
buttons
5. Speedometer
Analoog instrumentenpaneel
(03_04)
Legende
1. Indicator van het brandstofpeil
2. Kilometerteller totaal
3. Digitale kok
4. Drukknoppen voor de selectie van de
functies en de regeling van de digitale
klok
5. Snelheidsmeter
13
1 Vehicle / 1 Voertuing
6. Coolant temperature gauge
7. Green right turn indicator warning light
8. Green low-beam warning light
9. Blue high-beam warning light
10. Red engine oil pressure warning light
11. Yellow amber low fuel warning light
12. Green left turn indicator warning light
6. Indicator van de temperatuur van de
koelvloeistof
7. Groene controlelamp van de rechter
richtingaanwijzers
8. Groene controlelamp van het dimlicht
9. Blauwe controlelamp van het groot
licht
10. Rode controlelamp van de druk van
de motorolie
11. Ambergele controlelamp van de
brandstofreserve
12. Groene controlelamp van de linker
richtingaanwijzers
INSTRUMENTS AND GAUGES DE-
SCRIPTION
Right turn indicator warning light «7»
Flashes when in right turning mode.
BESCHRIJVING VAN DE INSTRUMEN-
TEN EN DE INDICATORS
Controlelamp van de rechter richting-
aanwijzers «7»
Knippert wanneer het signaal voor het
rechts afslaan in functie is.
Left turn indicator warning light «12»
Flashes when in left turning mode.
Controlelamp van de linker richting-
aanwijzers «12»
Knippert wanneer het signaal voor het
links afslaan in functie is.
14
1 Vehicle / 1 Voertuing
Engine oil pressure warning light «10»
Turns on every time the ignition switch is
set to ON and the engine has not been
started, thus testing the bulb correct func-
tioning. Replace the bulb if it does not turn
on during this phase.
The warning light should turn off as soon
as the engine is started.
CAUTION
IF THE WARNING LIGHT TURNS ON
WHILE THE ENGINE IS WORKING
PROPERLY, THIS MEANS THAT THE
OIL PRESSURE IN THE CIRCUIT IS
NOT ENOUGH. IF THIS OCCURS,
STOP THE ENGINE AT ONCE AND
CONTACT AN aprilia Official Dealer.
Controlelamp van de druk van de mo-
torolie «10»
Deze wordt aangeschakeld elke keer de
ontstekingsschakelaar op ON wordt ge-
plaatst en de motor wordt niet gestart, en
voert zo de werkingstest van het lampje
uit. Wanneer het lampje tijdens deze fase
niet aangaat, moet het vervangen wor-
den.
De controlelamp moet uitgaan wanneer
de motor wordt gestart.
LET OP
WANNEER DE CONTROLELAMP OP-
LICHT TIJDENS DE NORMALE WERK-
ING VAN DE MOTOR, IS DE DRUK VAN
DE MOTOROLIE IN HET CIRCUIT ON-
VOLDOENDE. IN DIT GEVAL LEGT
MEN ONMIDDELLIJK DE MOTOR
STIL, EN WENDT MEN ZICH TOT EEN
Officiële aprilia Dealer.
Total odometer «2»
Shows the total number of kilometres
covered.
Kilometerteller totaal «2»
Duidt het totaal aantal afgelegde kilome-
ters aan.
Speedometer «5»
Shows riding speed.
Snelheidsmeter «5»
Duidt de rijsnelheid aan.
15
1 Vehicle / 1 Voertuing
High-beam warning light «9»
Turns on when the front headlamp high-
beam bulb is activated or when the high-
beam light is flashed (Passing).
Controlelamp van het groot licht «9»
Deze licht op wanneer het lampje van het
groot licht van het voorlicht geactiveerd
is, of wanneer men het groot licht doet
knipperen (Passing).
Low-beam warning light «8»
Turns on when the front headlamp low-
beam bulb is activated.
Controlelamp van het dimlicht «8»
Deze licht op wanneer het lampje van het
dimlicht van de voorste koplamp geacti-
veerd wordt.
Low fuel warning light «11»
Turns on when there is a 2-litre fuel re-
serve in the tank.
Controlelamp van de brandstofreser-
ve «11»
Deze licht op wanneer er in de brandstof-
tank 2 liter brandstof overblijft.
Fuel gauge «1»
Shows the approximate fuel level in the
tank.
When the needle reaches the red area,
there are about 2 litres of fuel left in the
tank. If this occurs, refill the tank as
soon as possible.
Indicator van het brandstofpeil «1»
Duidt bij benadering het brandstofpeil in
de tank aan.
Wanneer het wijzertje de rode zone be-
reikt, blijft er 2 liter brandstof over in de
tank. In dit geval moet men zo vlug mo-
gelijk tanken.
Digital clock «3» Digitale klok «3»
Op het display kan het uur, de datum en
de seconden gevisualiseerd worden.
16
1 Vehicle / 1 Voertuing
View time, date and seconds in this dis-
play.
Coolant temperature gauge «6»
Shows the approximate temperature of
the coolant in the engine.
When the needle starts to move away
from the "min" mark, the temperature is
adequate to ride the scooter.
The normal operational temperature is
when the needle is at central area of the
scale.
If the needle enters the red area, stop the
engine and check the coolant level.
CAUTION
IF THE TEMPERATURE EXCEEDS
THE MAXIMUM ALLOWED «MAX»
RED AREA OF THE SCALE), THE EN-
GINE CAN BE SERIOUSLY DAM-
AGED.
Indicator van de temperatuur van de
koelvloeistof «6»
Duidt bij benadering de temperatuur aan
van de koelvloeistof in de motor.
Wanneer het wijzertje zich naar het
"min" peil begint te verplaatsen, is de
temperatuur voldoende om met het voer-
tuig te kunnen rijden.
Wanneer het wijzertje zich in de centrale
zone van de schaal bevindt, is de wer-
kingstemperatuur normaal.
Wanneer het wijzertje de rode zone be-
reikt, legt men de motor stil en controleert
men het peil van de koelvloeistof.
LET OP
WANNEER DE MAXIMUM TOEGESTA-
NE TEMPERATUUR WORDT OVER-
SCHREDEN (DE RODE ZONE «MAX»
VAN DE SCHAAL), KAN DE MOTOR
ERNSTIG WORDEN BESCHADIGD.
17
1 Vehicle / 1 Voertuing
03_05
Clock (03_05, 03_06)
Description of functions:
•
Standard display: hours and mi-
nutes.
•
Date display: pressing the but-
ton «1» shows month and day
numbers.
•
Seconds display: press the but-
ton «1» twice.
NOTE
CONTACT AN OFFICIAL APRILIA
DEALER TO HAVE THE CLOCK BAT-
TERY REPLACED.
Klok (03_05, 03_06)
Beschrijving van de functies:
•
Normale visualisering: uren en
minuten.
•
Visualisering van de datum:
druk op de toets «1», en het
nummer van de maand en de
dag verschijnen.
•
Visualisering van de seconden:
druk twee keer op de toets «1».
N.B.
VOOR DE VERVANGING VAN DE BAT-
TERIJ VAN DE KLOK, WENDT MEN
ZICH TOT EEN OFFICIËLE APRILIA
DEALER.
03_06
Adjustment:
•
Pressing the button «2» once
displays date and time alterna-
tively.
•
Month: pressing «2» again dis-
plays the month on the left (the
rest disappears). Pressing the
button «1» sets the desired
month.
•
Day: pressing «2» again dis-
plays the day on the right.
Pressing the button «1» sets the
desired day.
•
Time: pressing the button «2»
displays the time on the left with
the letter «A» or «P» (A= am,
P= pm). Pressing the button
«1» sets the desired time.
Regeling:
•
Druk één keer op de toets «2»,
en de datum en het uur worden
afwisselend gevisualiseerd.
•
Maand: druk nogmals op «2»,
en de maand zal links verschij-
nen (de rest verdwijnt). Druk op
de toets «1» om de gewenste
maand in te stellen.
•
Dag: druk nogmaals op «2», en
de dag zal rechts verschijnen.
Druk op de toets «1» om de ge-
wenste dag in te stellen.
•
Uur: druk nogmaals op de toets
«2» en links zal het uur met de
letter «A» of «P» verschijnen
(A= antimeridiaan, P= postme-
ridiaan). Druk op de toets «1»
18
1 Vehicle / 1 Voertuing
•
Minutes: pressing the button
«2» displays the day to the right
of the display. Pressing the but-
ton «1» sets the desired mi-
nutes.
So the digital clock has been adjusted.
Press the button «2» and then button
«1» to return to regular operation.
om het gewenste uur in te stel-
len.
•
Minuten: druk nogmals op de
toets «2», om rechts op het dis-
play de minuten te verkrijgen.
Druk op de toets «1» om de ge-
wenste minuten in te stellen.
De klok wordt op deze manier geregeld.
Druk nogmaals op de toets «2», en ver-
volgens op de toets «1» om terug te ke-
ren naar de normale werking.
03_07
Key switch (03_07)
The ignition switch «1» is found on the
right side, near the headstock.
NOTE
THE KEY«2» ACTIVATES THE IGNI-
TION SWITCH/ STEERING LOCK, THE
SADDLE LOCK AND THE GLOVEBOX
LATCH.
Sleutelschakelaar (03_07)
Ontstekingsschakelaar «1» vindt men op
de rechter kant, nabij de kop van de
stuurinrichting.
N.B.
DE SLEUTEL «2» ACTIVEERT DE
SCHAKELAAR VAN DE ONTSTE-
KING / STUURSLOT, HET SLOT VAN
HET ZADEL EN HET SLOT VAN DE
OPBERGRUIMTE.
The vehicle is supplied with two keys
(one is the spare key).
Bij het voertuig worden twee sleutels bij-
geleverd (één reservesleutel).
N.B.
BEWAAR DE RESERVESLEUTEL
NIET OP HET VOERTUIG.
19
1 Vehicle / 1 Voertuing
NOTE
KEEP THE SPARE KEY IN DIFFERENT
PLACE, NOT WITH THE VEHICLE.
SWITCH POSITION
ON «C»: The engine and lights can be set
to work. It is not possible to withdraw the
key.
OFF «B» : The engine and lights cannot
be set to work. It is possible to remove the
key.
LOCK «A» : The steering is locked. It is
impossible to start the engine or switch
on the lights. It is possible to remove the
key.
POSITIE VAN DE SCHAKELAAR
ON «C»: De motor en de lichten kunnen
in werking worden gesteld. Het is niet
mogelijk om de sleutel te verwijderen.
OFF «B» : De motor en de lichten kunnen
niet in werking worden gesteld. Het is
mogelijk om de sleutel te verwijderen.
LOCK «A» : De stuurinrichting is geblok-
keerd. Het is niet mogelijk om de motor te
starten en om de lichten te activeren. Het
is mogelijk om de sleutel te verwijderen.
03_08
Locking the steering wheel
(03_08)
To lock the steering:
•
Turn the handlebar completely
to the left.
•
Turn the key «2» to «OFF».
•
Press and turn the key «2» an-
ticlockwise (to the left), move
the handlebar slowly until the
key «2» is set to «LOCK».
•
Extract the key.
Inschakeling van het stuurslot
(03_08)
Om de stuurinrichting te blokkeren:
•
Draai het stuur volledig naar
links.
•
Draai de sleutel «2» in positie
«OFF».
•
Druk op de sleutel «2» en draai
hem in tegenwijzerszin (naar
links), draai traag aan het stuur
tot de sleutel «2» op «LOCK»
wordt geplaatst.
•
Verwijder de sleutel.
20
1 Vehicle / 1 Voertuing
CAUTION
AVOIDING LOSING CONTROL OF THE
VEHICLE, NEVER TURN THE KEY TO
"LOCK" WHILE RIDING.
NOTE
TURNING, WITHOUT PRESSING, THE
KEY ACTIVATES THE SADDLE LOCK
BUT NOT THE STEERING LOCK.
NOTE
TURN THE KEY AND MOVE THE HAN-
DLEBAR AT THE SAME TIME.
LET OP
DRAAI DE SLEUTEL NOOIT IN POSI-
TIE «LOCK» TIJDENS HET RIJDEN,
ZODAT MEN DE CONTROLE OVER
HET VOERTUIG NIET VERLIEST.
N.B.
WANNEER ER ENKEL AAN DE SLEU-
TEL WORDT GEDRAAID ZONDER ER
OP TE DRUKKEN, WORDT HET SLOT
VAN HET ZADEL GEACTIVEERD, EN
HET STUURSLOT NIET.
N.B.
DRAAI DE SLEUTEL EN DRAAI TEGE-
LIJKERTIJD AAN HET STUUR.
03_09
Switch direction indicators
(03_09)
Move the switch «2» to the left, to indicate
a left turn; move the switch to the right, to
indicate a right turn. Pressing the central
part of the switch deactivates the turn in-
dicator.
NOTE
ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY
IS SET TO "ON"
Schakelaar richtingaanwijzers
(03_09)
Verplaats schakelaar «2» naar links, om
aan te duiden dat men naar links draait;
verplaats de schakelaar naar rechts, om
aan te duiden dat men naar rechts draait;
Druk centraal op de schakelaar, om de
richtingaanwijzer te desactiveren.
N.B.
DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT-
21
1 Vehicle / 1 Voertuing
STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO-
SITIE «ON» BEVINDT
03_10
Horn button (03_10)
Pressing the button "1" activates the
horn.
NOTE
ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY
IS SET TO "ON"
Drukknop claxon (03_10)
Door op drukknop «1» te drukken, acti-
veert men de akoestische melder.
N.B.
DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO-
SITIE «ON» BEVINDT
03_11
Light switch (03_11)
If the light switch «3» is set to «A», the
high-beam light is activated; if it is set to
«B», the low-beam light is activated.
Turning the light switch to «C» the high-
beam light flashes.
NOTE
ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY
IS SET TO "ON"
NOTE
ONCE THE LIGHT SWITCH IS RE-
LEASED FROM THE PASSING MODE
Koplampschakelaar (03_11)
Wanneer de omleider van de lichten «3»
zich in positie «A» bevindt, wordt het
groot licht geactiveerd; wanneer hij zich
in positie «B» bevindt, wordt het dimlicht
geactiveerd.
Door op de omleider van de lichten te
drukken in positie «C», activeert men het
knipperen van het groot licht.
N.B.
DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO-
SITIE «ON» BEVINDT
22
1 Vehicle / 1 Voertuing
IN "C"THE HIGH-BEAM LIGHT STOPS
FLASHING.
N.B.
WANNEER MEN DE OMLEIDER VAN
DE LICHTEN IN MODALITEIT KNIPPE-
REN «C» LOSLAAT, WORDT HET
KNIPPEREN VAN HET GROOT LICHT
GEDEACTIVEERD.
03_12
Start-up button (03_12)
By pressing the starter button «2», the
starter motor makes the engine rotate.
NOTE
ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY
IS SET TO "ON"
Startknop (03_12)
Door op drukknop «2» te drukken, doet
het startmotortje de motor draaien.
N.B.
DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO-
SITIE «ON» BEVINDT
03_13
Engine stop button (03_13)
It acts as an engine cut-off or emergency
stop switch. With the switch «1» in «A»
«ON» , it is possible to start the engine;
when it is in «B» «OFF» , the engine
stops.
NOTE
ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY
IS SET TO "ON"
Stopschakelaar motor (03_13)
Dit is een veiligheidsschakelaar of een
noodstopschakelaar. Met de schakelaar
«1» in positie «A» «ON», is het mogelijk
om de motor te starten; in positie «B»
«OFF» , wordt de motor stilgelegd.
N.B.
DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO-
SITIE «ON» BEVINDT
23
1 Vehicle / 1 Voertuing
CAUTION
DO NOT ACTIVATE THE ENGINE
STOP SWITCH WHILE RIDING THE
VEHICLE.
CAUTION
WITH THE ENGINE OFF AND THE IG-
NITION SWITCH SET TO "ON" THE
BATTERY MAY DISCHARGE. WITH
THE ENGINE OFF AND AFTER IT
STOPS TURN THE IGNITION SWITCH
TO "OFF".
LET OP
RAAK DE STOPSCHAKELAAR VAN
DE MOTOR NIET AAN TIJDENS HET
RIJDEN.
LET OP
MET DE MOTOR STIL EN DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR MET SLEUTEL
IN POSITIE «ON», KAN DE ACCU ONT-
LADEN. WANNEER HET VOERTUIG
STILSTAAT NADAT MEN DE MOTOR
HEEFT STILGELEGD, DRAAIT MEN
DE ONTSTEKINGSSCHAKELAAR IN
POSITIE «OFF».
03_14
The saddle (03_14)
ADJUSTABLE PASSENGER SADDLE
The passenger saddle «3» can be adjus-
ted lengthways, to three different posi-
tions:
- fully forwards «A»;
- standard «B»;
- fully backwards «C».
To adjust:
Het zadel (03_14)
REGELBAAR ZADELTJE VAN DE
PASSAGIER
Het zadeltje van de passagier «3» kan in
de lengte in drie verschillende posities
geregeld worden:
- helemaal vooruit «A»;
- standaard «B»;
- helemaal achteruit «C».
Voor de regeling:
24
1 Vehicle / 1 Voertuing
•
Lift the saddle.
•
Loosen the screws «4».
•
Move the saddle «3» to the de-
sired position.
•
Tighten the screws «4».
UNDER NO CIRCUMSTANCES LOOS-
EN THE SPECIAL SCREWS «5». TAM-
PERING WITH THESE SCREWS MAY
JEOPARDISE SAFETY.
•
Hef het zadel op.
•
Los de bouten «4».
•
Verplaats het zadeltje «3» naar
de gewenste positie.
•
Sluit de bouten «4».
HANDEL VOOR GEEN ENKELE RE-
DEN OP DE SPECIALE BOUT «5». GE-
KNOEI AAN DEZE BOUT SCHAADT
DE VEILIGHEID.
Identification (03_15, 03_16,
03_17)
Write down the chassis and engine num-
bers in the specific space in this manual.
The chassis number can be used to order
spare parts.
NOTE
ALTERING IDENTIFICATION NUM-
BERS CAN BE SERIOUSLY PUNISH-
ED BY LAW, PARTICULARLY MODI-
FYING THE CHASSIS NUMBER WILL
IMMEDIATELY INVALIDATE THE
WARRANTY.
Identificatie (03_15, 03_16,
03_17)
Het is goed om het framenummer en het
motornummer op de speciale plaats in dit
boekje te schrijven.
Het framenummer kan gebruikt worden
voor het aanschaffen van reserveonder-
delen.
N.B.
HET WIJZIGEN VAN DE IDENTIFICA-
TIENUMMERS KAN LEIDEN TOT ERN-
STIGE STRAFRECHTELIJKE EN AD-
MINISTRATIEVE SANCTIES, VOORAL
HET WIJZIGEN VAN HET FRAMENUM-
25
1 Vehicle / 1 Voertuing
MER DOET DE GARANTIE ONMID-
DELLIJK VERVALLEN.
03_15
03_16
Chassis number
The chassis number is stamped on the
central chassis bar. For readings:
•
Open the glove compartment.
•
Unscrew and remove the screw
«1».
•
Remove the front inspection
cover «2».
Chassis
No.: ...............................................
NOTE
UPON REFITTING, INSERT
THE FITTING TABS CORRECTLY IN
THEIR SLOTS.
Framenummer
Het framenummer is gedrukt op de cen-
trale buis van het frame. Om het te lezen,
moet het volgende uitgevoerd worden:
•
Open de opbergruimte.
•
Draai de bout «1» los en verwij-
der ze.
•
Verwijder het voorste inspectie-
dekseltje «2».
Framenum-
mer: ................................................
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE PLAATST MEN
HET KLEMLIPJE CORRECT IN DE
SPECIALE ZITTEN.
26
1 Vehicle / 1 Voertuing
03_17
Engine number
The engine number is stamped near the
rear shock absorber lower support.
Engine
No.: ...............................................
Motornummer
Het motornummer is gedrukt in de nabij-
heid van de onderste steun van de ach-
terste schokdemper.
Motornum-
mer: ................................................
Saddle opening button (03_18)
To unlock the saddle:
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Insert the key in the steering
lock ignition switch.
NOTE
TURN BUT DO NOT PRESS THE KEY
«3».
Knop voor het openen van het
zadel (03_18)
Om het zadel te blokkeren:
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Plaats de sleutel in de schake-
laar van de ontsteking/stuurslot.
N.B.
DRAAI AAN DE SLEUTEL «3» ZON-
DER ER OP TE DRUKKEN.
27
1 Vehicle / 1 Voertuing
03_18
•
Turn the key «3» anticlockwise
until a clicking sound indicates
the lock is open.
•
Turn the key back to OFF.
•
Lift the saddle «4».
•
To lock the saddle, lower and
press it (but do not force it), re-
leasing the lock.
CAUTION
BEFORE RIDING, MAKE SURE THAT
THE SADDLE IS CORRECTLY
LOCKED INTO POSITION.
•
Draai de sleutel «3» in tegenwij-
zerszin tot men de klik hoort die
aanduidt dat het slot geopend is.
•
Plaats de sleutel weer in OFF.
•
Hef het zadel op «4».
•
Om het zadel te blokkeren,
plaatst men het omlaag en drukt
men er op (zonder te forceren)
zodat het slot klikt.
LET OP
VOORALEER MEN GAAT RIJDEN,
CONTROLEERT MEN OF HET ZADEL
CORRECT GEBLOKKEERD IS.
03_19
Rear top box opening (03_19)
It is located under the handlebar, in the
internal shield. To access:
•
Insert the key «1» in the lock.
•
Turn the key clockwise, pull it
and open the cover «2».
Lift and press the cover «2» to lock it. The
key is not needed.
NOTE
BEFORE LOCKING THE COVER,
MAKE SURE THAT THE KEY HAS NOT
BEEN LEFT INSIDE THE GLOVE-BOX.
Penen van de koffer voor
(03_19)
Deze bevindt zich onder het stuur, in de
interne beschermingsplaat, en om deze
te bereiken handelt men als volgt:
•
Plaats de sleutel «1» in het slot.
•
Draai de sleutel in wijzerszin,
trek er aan, en open het deurtje
«2».
Om het deurtje «2» te blokkeren, heft
men het op en drukt men er op. Hiervoor
hoeft men de sleutel niet te gebruiken.
28
1 Vehicle / 1 Voertuing
Characteristic
Maximum weight allowed:
1.5 kg.
N.B.
VOORALEER MEN HET DEURTJE
BLOKKEERT, CONTROLEERT MEN
OF MEN DE SLEUTEL NIET HEEFT
VERGETEN IN DE OPBERGRUIMTE.
Technische kenmerken
Maximum toegestaan gewicht:
1,5 kg.
03_20
Bag clip (03_20)
The bag hook «3» is located at the front
of the internal shield.
CAUTION
DO NOT HANG BULKY BAGS OR
PACKAGES ON THE HOOK TO AVOID
OBSTRUCTING VEHICLE HANDLING
AND FEET MOVEMENT.
Characteristic
Maximum allowed weight
1.5 kg
Tassenhaak (03_20)
De lasthaak «3» bevindt zich op de inter-
ne beschermingsplaat, in de voorkant.
LET OP
HANG GEEN TE GROTE TASSEN OF
PAKKEN AAN DE LASTHAAK, OM-
DAT DE HANDELBAARHEID VAN HET
VOERTUIG OF DE BEWEGING VAN
DE VOETEN ZOU KUNNEN GEHIN-
DERD WORDEN.
Technische kenmerken
Maximum toegestaan gewicht
1,5 kg
29
1 Vehicle / 1 Voertuing
03_21
Antitheft hook (03_21)
The antitheft hook «1» is placed on the
left side of the scooter, near the passen-
ger footrests.
To prevent possible thefts, it is advisable
to secure the scooter with the aprilia
"Body Guard" armoured cable «2» (OP-
TIONAL) available at any Official aprilia
Dealers.
NOTE
DO NOT USE THE HOOK TO LIFT THE
VEHICLE, OR FOR OTHER PURPO-
SES, SINCE IT HAS BEEN DESIGNED
ONLY TO SECURE THE SCOOTER
ONCE PARKED.
Antidiefstalhaak (03_21)
De antidiefstalhaak «1» bevindt zich aan
de linker kant van het voertuig, nabij de
voetensteun van de passagier.
Om de eventuele diefstal van het voertuig
te voorkomen, raadt men aan om het vast
te maken met de pantserkabel "Body-
Guard" aprilia (OPT) «2», die men vindt
bij de Officiële aprilia Dealers.
N.B.
GEBRUIK DE HAAK NIET OM HET
VOERTUIG OP TE HEFFEN OF VOOR
ANDERE DOELEINDEN, OMDAT DE-
ZE ENKEL ONTWORPEN IS OM HET
VOERTUIG VAST TE MAKEN WAN-
NEER HET GEPARKEERD WORDT.
30
1 Vehicle / 1 Voertuing
SCARABEO 125 STREET
SCARABEO 200 STREET
Chap. 02
Use
Hst. 02
Gebruik
31
Checks
CAUTION
BEFORE SETTING-OFF, ALWAYS
CARRY OUT A PRELIMINARY CHECK
OF THE VEHICLE, FOR CORRECT
AND SAFE OPERATION. FAILURE TO
DO SO MAY RESULT IN SEVERE PER-
SONAL INJURY OR VEHICLE DAM-
AGE.
DO NOT HESITATE TO CONTACT AN
Official aprilia Dealer IF YOU DO NOT
UNDERSTAND HOW SOME CON-
TROLS WORK OR IF A MALFUNCTION
IS DETECTED OR SUSPECTED.
CHECKS DO NOT TAKE LONG AND
RESULT IN SIGNIFICANTLY EN-
HANCED SAFETY.
Controles
LET OP
VÓÓR HET VERTREK VOERT MEN
STEEDS EEN VOORAFGAANDE CON-
TROLE UIT VAN HET VOERTUIG,
VOOR EEN CORRECTE EN VEILIGE
WERKING. HET NIET UITVOEREN
VAN DEZE CONTROLEHANDELIN-
GEN KAN ERNSTIGE LETSELS AAN
UZELF OF SCHADE AAN HET VOER-
TUIG VEROORZAKEN.
AARZEL NIET OM ZICH TE WENDEN
TOT EEN Officiële aprilia Dealer, WAN-
NEER OPGEMERKT WORDT DAT ER
ONREGELMATIGHEDEN ZIJN IN VER-
BAND MET ENKELE COMMANDO'S
OF MET DE WERKING.
DE NODIGE TIJD VOOR EEN CON-
TROLE IS UITERST BEPERKT, EN DE
VEILIGHEID KOMT OP DE EERSTE
PLAATS.
PRE-RIDE CHECKS
Front and rear disc brake Check for proper operation. Check
brake lever free play and brake
fluid level. Check for leaks. Check
the pads and anti-squeal plates for
VOORBEREIDENDE CONTROLES
Voorste en achterste schijfrem Controleer de werking, de lege
loop van de commandohendels,
het peil van de vloeistof en
eventuele lekken. Controleer de
32
2 Use / 2 Gebruik
wear (rear ones only). If necessary,
top-up the brake fluid.
Brake levers Check they function smoothly.
Lubricate the joints if necessary.
Throttle grip Check that the throttle functions
smoothly and can be fully opened
and closed in all steering positions.
Adjust and/or lubricate if
necessary.
Wheels/ tyres Check that tyres are in good
conditions. Check inflation
pressure, tyre wear and potential
damage.
Steering Check that the rotation is uniform,
smooth and there are no signs of
clearance or slackness.
Centre and side stands Check that it works smoothly and it
goes back to its normal position
when the springs are released.
Lubricate couplings and joints if
necessary.
Fastener elements Check that the fastener elements
are not loose.
Adjust or tighten if necessary.
Fuel tank Check the level and refill if
necessary.
slijtage van de pastilles en van de
antigefluitplaatjes (enkel
achteraan). Indien nodig laat men
remvloeistof bijvullen.
Remhendels Controleer of ze zacht werken.
Smeer indien nodig de
bewegingsplaatsen.
Gashendel Controleer of hij zacht werkt en of
men hem volledig kan openen en
sluiten, in alle posities van het
stuur. Registreer en/of smeer
indien nodig.
Wielen/banden Controleer de conditie van de
rijvlakken van de banden, de
spanning, de slijtage en eventuele
schade.
Stuur Controleer of het draaien
homogeen en vloeiend, en zonder
speling of het lossen ervan
gebeurt.
Laterale standaard en centrale
standaard
Controleer of deze zacht werken,
en of de spanning van de veren ze
in de normale positie
terugbrengen. Smeer indien nodig
de koppelingen en de
bewegingsplaatsen.
Bevestigingselementen Controleer of de
bevestigingselementen niet gelost
zijn.
33
2 Use / 2 Gebruik
Check the circuit for leaks or
obstructions.
Check that the tank cover closes
correctly.
Coolant Fluid level inside the expansion
tank should be between the «MIN»
and «MAX» reference marks.
Engine stop switch (ON - OFF) Check function.
Lights, warning lights, horn or
electrical devices
Check the correct operation of the
horn and lights. Replace the bulbs
or repair any malfunctions.
Stel ze af of sluit ze eventueel.
Brandstoftank Controleer het peil, en tank indien
nodig.
Controleer eventuele lekken of
afsluitingen van het circuit.
Controleer de correcte sluiting van
de brandstofdop.
Koelvloeistof Het vloeistofpeil in het expansievat
moet zich tussen de «MIN» en
«MAX» referenties bevinden.
Schakelaar voor het stilleggen van
de motor (ON - OFF)
Controleer de correcte werking.
Lichten, controlelampen,
akoestische melder of elektrische
mechanismen
Controleer de correcte werking van
de akoestische en visieve
mechanismen. Vervang de
lampjes of grijp in bij schade.
04_01
Refuelling (04_01)
Use only leaded petrol (4 Stars UK) or
unleaded petrol, with a minimum octane
rating of 95 (NORM) and 85 (NOMM).
TANK CAPACITY
(reserve included): 8.9 l
TANK RESERVE: 2 l
To reach the fuel tank cap:
•
Lift the saddle.
Tanken (04_01)
Gebruik enkel superbenzine met of zon-
der lood (4 Stars UK), met een minimum
octaangehalte van 95 (N.O.R.M.) en 85
(N.O.M.M.).
CAPACITEIT VAN DE TANK
(inclusief reserve): 8,9 l
RESERVE VAN DE TANK : 2 l
Om de dop van de brandstoftank te be-
reiken:
34
2 Use / 2 Gebruik
•
Unscrew the tank cap «1».
CAUTION
FUEL USED TO DRIVE EXPLOSION
ENGINES IS HIGHLY INFLAMMABLE
AND CAN BECOME EXPLOSIVE UN-
DER SPECIFIC CONDITIONS.
CARRY OUT REFILLING AND MAIN-
TENANCE PROCEDURES IN A WELL-
VENTILATED PLACE AND WITH THE
ENGINE OFF.
DO NOT SMOKE WHILE REFUELLING
OR WHEN CLOSE TO FUEL VA-
POURS, AVOID CONTACT WITH NAK-
ED FLAMES, SPARKS OR ANY OTH-
ER SOURCE THAT MAY CAUSE FUEL
TO CATCH FIRE OR EXPLODE.
AVOID SPILLING FUEL OFF THE FILL-
ER AS IT MAY CATCH FIRE IN CON-
TACT WITH THE ENGINE HOT SUR-
FACES. IN CASE OF ACCIDENTAL
FUEL SPILLS, CHECK THAT THE
AREA IS COMPLETELY DRY BEFORE
STARTING THE VEHICLE.
FUEL EXPANDS WHEN EXPOSED TO
HEAT OR SUN RAYS, THEREFORE BE
CAREFUL AND DO NOT REFILL THE
TANK UP TO THE TOP.
CLOSE THE CAP ADEQUATELY AF-
TER REFUELLING. BE CAREFUL
FUEL DOES NOT GET INTO CONTACT
•
Hef het zadel op.
•
Draai de tankdop «1» los.
LET OP
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR EN KAN EXPLO-
SIEF WORDEN IN BEPAALDE OM-
STANDIGHEDEN.
VOER HET TANKEN EN DE ONDER-
HOUDSHANDELINGEN UIT IN EEN
GEVENTILEERDE ZONE EN MET DE
MOTOR UIT.
ROOK NIET TIJDENS HET TANKEN
EN IN DE NABIJHEID VAN BRAND-
STOFDAMPEN, EN VERMIJDT ABSO-
LUUT CONTACT MET VRIJE VLAM-
MEN, VONKEN EN EENDER WELKE
ANDER BRON DIE HET VLAM VATTEN
OF EXPLODEREN ERVAN KAN VER-
OORZAKEN.
VERMIJDT BOVENDIEN HET UIT-
STROMEN VAN BRANDSTOF UIT DE
KLEP, OMDAT HIJ KAN VLAM VAT-
TEN IN CONTACT MET DE GLOEIEND
HETE OPPERVLAKKEN VAN DE MO-
TOR. WANNEER ER ONVRIJWILLIG
BRANDSTOF WORDT GEMORST,
CONTROLEERT MEN OF DE ZONE
COMPLEET DROOG IS, VOORDAT
MEN HET VOERTUIG START.
35
2 Use / 2 Gebruik
WITH YOUR SKIN, DO NOT INHALE
VAPOURS OR SWALLOW FUEL. DO
NOT TRANSFER FUEL FROM ONE
CONTAINER TO ANOTHER USING A
HOSE.
CAUTION
DO NOT DISPOSE OF FUEL INTO THE
ENVIRONMENT.
CAUTION
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN.
BRANDSTOF ZET UIT INDIEN BLOOT-
GESTELD AAN WARMTE EN ZONNE-
STRALEN, DUS MAG MEN DE TANK
NOOIT VULLEN TOT AAN DE RAND.
SLUIT ZORGVULDIG DE DOP NA HET
TANKEN. VERMIJDT DAT DE BRAND-
STOF IN CONTACT KOMT MET DE
HUID, VERMIJDT HET INADEMEN
VAN DE DAMPEN, HET INSLIKKEN,
EN HET OVERGIETEN VAN EEN TANK
NAAR EEN ANDERE MET BEHULP
VAN EEN BUIS.
LET OP
LOOS DE BRANDSTOF NIET IN HET
MILIEU.
LET OP
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Shock absorber adjustment
(04_02, 04_03)
Check oil and oil seal of front suspension
following the instructions on the sched-
uled maintenance chart.
Regeling van de
schokdempers (04_02, 04_03)
Laat de olie en de oliekeerring van de
voorste ophanging controleren, volgens
de aanduidingen in de tabel van het ge-
programmeerd onderhoud.
36
2 Use / 2 Gebruik
TO HAVE THE REAR SUSPENSION
OIL CHANGED TAKE YOUR SCOOT-
ER TO AN OFFICIAL APRILIA DEALER
WHO WILL PROVIDE A PRECISE AND
QUICK SERVICE.
VOOR DE VERVANGING VAN DE OLIE
VAN DE VOORSTE OPHANGING,
WENDT MEN ZICH TOT EEN OFFICIË-
LE APRILIA DEALER, DIE EEN ZORG-
VULDIGE EN SNELLE SERVICE ZAL
GARANDEREN.
04_02
04_03
The rear suspension consists of a dou-
ble-acting shock absorber (compression/
extension braking), with silent-block en-
gine mount.
The shock absorber features a ring nut to
adjust the spring preloading. The manu-
facturer has set the standard suspension
adjustment for a rider weighing about 70
kg. For other weights, use a hook span-
ner (supplied) on the ring nut «1» to de-
fine the ideal running settings.
- Using the specific wrench, unscrew the
locking ring nut.
- Operate the adjustment ring nut
«1» (shock absorber spring preloading
adjustment).
NOTE
THE ADJUSTMENT RING NUT
SHOULD NOT BE TIGHTENED OVER
14 MM. IF SUCH MEASUREMENT IS
EXCEEDED, THERE WILL BE SOME
De achterste ophanging bestaat uit een
schokdemper met dubbel effect (rem-
ming bij compressie/extensie), en is be-
vestigd door middel van de silent-block
aan de motor.
De schokdemper is voorzien van een
moer voor de regeling van de voorbelas-
ting van de veer. De standaardregeling,
die wordt ingesteld in de fabriek, is voor-
zien voor een bestuurder van ongeveer
70 kg. Voor andere gewichten en behoef-
ten, handelt men op moer «1» met de
sectorsleutel (bijgevoegd), om een ideale
rijconditie te verkrijgen.
- Door gebruik te maken van de speciale
sleutel, draait men gematigd de blokkeer-
moer los.
- Handel op de regelmoer «1» (regeling
van de voorbelasting van de veer van de
schokdemper).
N.B.
DE REGELMOER MAG NIET VASTGE-
DRAAID WORDEN VOOR MEER DAN
37
2 Use / 2 Gebruik
JERKING WHEN RIDING EVEN ON
SOME SLIGHTLY UNEVEN ROADS.
14 MM. WANNEER DEZE WAARDE
WORDT OVERSCHREDEN, ZAL HET
VOERTUIG TIJDENS HET RIJDEN
PLOTSELING BEGINNEN TE SCHOK-
KEN BIJ DE MINSTE ONEFFENHEID
VAN HET TERREIN.
REAR SUSPENSION SPRING PRE-
LOADING ADJUSTMENT
Ring nut rotation to A: Spring preload-
ing increases. The scooter suspension is
very hard. To be used with even or ordi-
nary surfaces or when riding with pas-
senger.
Ring nut rotation to B: Spring preload-
ing diminishes. The scooter suspension
is very soft. To be used on uneven roads
or when riding without passenger.
REGELING VAN DE VOORBELAS-
TING VAN DE VEER VAN DE ACHTER-
STE OPHANGING
Rotatie van de moer naar A: De voor-
belasting van de veer verhoogt. De in-
richting van het voertuig is harder. Te
gebruiken op een glad of normaal weg-
dek en voor het rijden met passagier.
Rotatie van de moer naar B: De voor-
belasting van de veer verlaagt. De inrich-
ting van het voertuig is zachter. Te
gebruiken op een onverhard wegdek en
voor het rijden zonder passagier.
Running in
Engine run-in is essential to ensure en-
gine long life and correct operation.
If possible, ride on roads with lots of turns
and/or slopes for a more efficient run-in
of the engine, suspensions and brakes.
Follow these indications:
Inrijden
De proefperiode van de motor is funda-
menteel voor het garanderen van de duur
en de correcte werking.
Rij indien mogelijk op wegen met veel
bochten en/of hellingen, waar de motor,
de ophangingen of de remmen worden
onderworpen aan een meer efficiëntere
proefperiode.
38
2 Use / 2 Gebruik
•
Do not twist the throttle grip fully
at low rpm whether during or af-
ter the run-in period.
•
0-100 Km (0-62 miles). During
the first 100 km (62 miles) step
carefully on the brakes to avoid
rough and long braking. This is
to allow for an appropriate set-
tlement of the friction material of
the brake disc pads.
•
0-500 Km (0-312 miles). During
the first 500 km (312 miles), do
not ride the scooter over 80% of
its maximum speed foreseen.
•
Avoid keeping a constant speed
for long stretches.
•
After the first 1000 km (825
miles), increase speed gradual-
ly until reaching maximum per-
formance.
CAUTION
AFTER THE FIRST 1000 KM (625
MILES) IN OPERATION, PERFORM
THE CHECKS INDICATED IN THE
SCHEDULED MAINTENANCE CHART
TO AVOID INJURIES TO YOURSELF,
OTHERS AND/OR DAMAGING THE
VEHICLE.
NOTE
ONLY AFTER THE FIRST RUN-IN 500
KM (312 MILES) IT IS POSSIBLE TO
ATTAIN THE BEST SPEED AND AC-
Men moet zich houden aan de volgende
indicaties:
•
Draai het gashandvat tijdens en
na de proefperiode niet volledig
open bij lage regimes.
•
0-100 Km (0-62 mijl). Tijdens
de eerste 100 km (62 mijl) han-
delt men voorzichtig op de rem-
men, en vermijdt men om
bruusk en lang te remmen. Dit
om een correcte stabilisatie van
het wrijvingsmateriaal van de
pastilles op de remschijf te ver-
krijgen.
•
0-500 Km (0-312 mijl). Tijdens
de eerste 500 Km (312 mijl) mag
men niet harder rijden dan 80%
van de voorziene maximum
snelheid.
•
Vermijdt om voor lange tijd een
constante snelheid aan te hou-
den.
•
Na de eerste 1000 Km (825 mijl)
verhoogt men geleidelijk aan de
snelheid, tot de maximale pres-
taties worden bereikt.
LET OP
NA DE EERSTE 1000 KM (625 MIJL)
VAN WERKING, VOERT MEN DE CON-
TROLES UIT DIE VOORZIEN ZIJN IN
DE TABEL VAN HET GEPROGRAM-
MEERD ONDERHOUD, OM LETSELS
AAN ZICHZELF OF ANDEREN EN/OF
39
2 Use / 2 Gebruik
CELERATION PERFORMANCE OF
YOUR SCOOTER.
SCHADE AAN HET VOERTUIG TE
VOORKOMEN.
N.B.
ENKEL NA DE EERSTE 500 KM (312
MIJL) VAN DE PROEFPERIODE, IS
HET MOGELIJK OM DE BESTE PRES-
TATIES VAN HET ACCELERATIEVER-
MOGEN EN DE SNELHEID VAN HET
VOERTUIG TE VERKRIJGEN.
04_04
Starting up the engine (04_04,
04_05, 04_06, 04_07, 04_08,
04_09, 04_10, 04_11)
•
To start the engine, place the
scooter on its centre stand.
•
Make sure that the light switch
«1» is set in low-beam position.
•
Set the engine stop switch «2»
to ON.
•
Turn the key «3» and set the ig-
nition switch to ON.
CAUTION
EXHAUST FUMES CONTAIN CARBON
MONOXIDE, AN EXTREMELY HARM-
FUL SUBSTANCE IF INHALED. NEV-
ER START THE ENGINE IN CLOSED
OR NOT WELL-VENTILATED ROOMS.
Starten des motors (04_04,
04_05, 04_06, 04_07, 04_08,
04_09, 04_10, 04_11)
•
Om de motor te starten, plaatst
men het voertuig op de centrale
standaard.
•
Controleer of de omleider van
de lichten «1» zich in de positie
van het dimlicht bevindt.
•
Plaats de schakelaar voor het
stilleggen van de motor «2» op
ON.
•
Draai aan de sleutel «3» en
plaats de ontstekingsschake-
laar op ON .
LET OP
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN UITERST
40
2 Use / 2 Gebruik
FAILURE TO OBSERVE THIS WARN-
ING COULD LEAD TO UNCON-
SCIOUSNESS AND EVEN DEATH
CAUSED BY SUFFOCATION.
DO NOT CLIMB ON THE VEHICLE TO
START IT UP. DO NOT START THE EN-
GINE WHILE THE VEHICLE RESTS ON
ITS SIDE STAND.
NOTE
NOW, THE (RED) ENGINE OIL PRES-
SURE WARNING LIGHT «4» TURNS
ON IN THE INSTRUMENT PANEL AND
WILL REMAIN ON UNTIL THE ENGINE
STARTS-UP.
SCHADELIJKE STOF WANNEER ZE
WORDT INGEADEMD. VERMIJD HET
STARTEN VAN DE MOTOR IN GESLO-
TEN OF ONVOLDOENDE GEVENTI-
LEERDE RUIMTEN.
WANNEER MEN DIT ADVIES NIET OP-
VOLGT, KAN MEN FLAUWVALLEN EN
OOK STERVEN DOOR VERSTIKKING.
GAAN NIET OP HET VOERTUIG ZIT-
TEN VOOR DE START. START DE MO-
TOR NIET WANNEER HET VOERTUIG
OP DE LATERALE STANDAARD IS
GEPLAATST.
N.B.
OP DIT MOMENT LICHT DE RODE
CONTROLELAMP VAN DE DRUK VAN
DE MOTOROLIE «4» OP, DIE ZAL
AANBLIJVEN TOT DE MOTOR GE-
START WORDT.
04_05
•
Block one wheel at least operat-
ing one brake lever «5». If the
engine fails to start, it means
there is no current in the ignition
relay and the engine does not
start.
•
Press the starter button «6» but
do not accelerate and release it
as soon as the engine starts.
NOTE
TO AVOID EXCESSIVE BATTERY
CONSUMPTION, DO NOT HOLD
•
Blokkeer minstens een wiel,
door een remhendel «5» te ac-
tiveren. Wanneer dit niet ge-
beurt, bereikt de stroom het
startrelais niet, en de motor start
niet.
•
Druk op de startknop «6» zon-
der gas te geven, en laat hem
los wanneer de motor start.
N.B.
OM EEN EXCESSIEF VERBRUIK VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN, HOUDT
41
2 Use / 2 Gebruik
DOWN THE STARTER BUTTON FOR
MORE THAN FIVE SECONDS (TEN
WHEN STARTING UP AFTER PRO-
LONGED INACTIVITY). IF THE ENGINE
FAILS TO START AFTER THIS TIME,
WAIT TEN SECONDS AND PRESS
THE STARTER BUTTON AGAIN.
CAUTION
NEVER PRESS THE STARTER BUT-
TON «6» WHEN THE ENGINE IS AL-
READY RUNNING: DOING SO MAY
DAMAGE THE STARTER MOTOR.
MEN DE STARTKNOP NIET VOOR
LANGER DAN VIJF SECONDEN INGE-
DRUKT (TIEN SECONDEN IN GEVAL
VAN EEN START NA EEN LANGE IN-
ACTIVITEIT). WANNEER IN DIT TIJDS-
INTERVAL DE MOTOR NIET START,
WACHT MEN TIEN SECONDEN EN
DRUKT MEN OPNIEUW OP DE START-
KNOP.
LET OP
VERMIJDT OM DE STARTKNOP «6» IN
TE DRUKKEN WANNEER DE MOTOR
REEDS GESTART IS: HET STARTMO-
TORTJE ZOU BESCHADIGD KUNNEN
WORDEN.
04_06
•
If the engine does not start with-
in three or four seconds, slightly
turn the throttle grip «7» (Pos.
B), while holding down the start-
er button «6».
CAUTION
WHEN THE ENGINE IS RUNNING, THE
ENGINE OIL PRESSURE WARNING
LIGHT "4" SHOULD TURN OFF. IF THE
WARNING LIGHT STAYS ON OR
TURNS ON WHILE THE ENGINE IS
WORKING PROPERLY THIS MEANS
THAT THE OIL PRESSURE IN THE
CIRCUIT IS NOT ENOUGH. SHOULD
THIS OCCUR, STOP THE ENGINE AT
•
Wanneer de motor niet start bin-
nen drie of vier seconden, draait
men gematigd (Pos. B) aan het
gashandvat «7», door de start-
knop «6» ingedrukt te houden.
LET OP
WANNEER DE MOTOR IS GESTART,
MOET DE CONTROLELAMP VAN DE
DRUK VAN DE MOTOROLIE «4» UIT-
GAAN. WANNEER DE CONTROLE-
LAMP AANBLIJFT OF OPLICHT TIJ-
DENS DE NORMALE WERKING VAN
DE MOTOR, IS DE DRUK VAN DE MO-
TOROLIE IN HET CIRCUIT ONVOL-
DOENDE. IN DIT GEVAL LEGT MEN
42
2 Use / 2 Gebruik
ONCE AND CONTACT AN aprilia Offi-
cial Dealer. NEVER USE THE VEHICLE
WITH LOW ENGINE OIL SO AS TO
AVOID DAMAGING ENGINE PARTS.
ONMIDDELLIJK DE MOTOR STIL, EN
WENDT MEN ZICH TOT EEN Officiële
aprilia Dealer. GEBRUIK HET VOER-
TUIG NIET MET EEN ONVOLDOENDE
HOEVEELHEID MOTOROLIE, OM
SCHADE TE VERMIJDEN AAN DE ON-
DERDELEN VAN DE MOTOR.
04_07
•
Keep at least one brake lever
operated and accelerate only
when setting off.
DO NOT SET OFF SUDDENLY WHEN
THE ENGINE IS COLD. TO MINIMISE
THE EMISSION OF AIR POLLUTING
SUBSTANCES AND FUEL CONSUMP-
TION, WARM UP THE ENGINE BY RID-
ING THE FIRST KILOMETRES AT A
LIMITED SPEED.
•
Hou minstens één remhendel
geactiveerd, en geef geen gas
tot het vertrek.
VERTREK NIET BRUUSK WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT. OM DE
EMISSIE VAN VERVUILENDE STOF-
FEN IN DE LUCHT EN HET BRAND-
STOFVERBRUIK TE BEPERKEN,
WORDT AANGERADEN OM TIJDENS
DE EERSTE KILOMETERS AAN EEN
BEPERKTE SNELHEID TE RIJDEN.
04_08
Start-up with flooded engine:
The engine may get flooded if the start-
up procedure is not properly carried out
or in case of excess of fuel in intake pipes
and the carburettor.
To clean a flooded engine:
•
Press the starter button «6» for
a few seconds (running the
empty engine) with the throttle
Start met verzopen motor:
Wanneer men de startprocedure niet cor-
rect uitvoert, of wanneer er een exces-
sieve hoeveelheid brandstof aanwezig is
in de aanzuigleiding en in de carburator,
zou de motor kunnen verzuipen.
Om een verzopen motor te reinigen, han-
delt men als volgt:
•
Druk op de startknop «6» voor
enkele seconden (door de motor
43
2 Use / 2 Gebruik
grip «7» completely twisted
(Pos. C).
Cold start:
If the ambient temperature is low (near or
below 0°C), there may be problems with
the first start-up.
In this case:
•
Press the starter button «6» for
five seconds and at the same
time slightly turn the throttle grip
«7» (Pos. B).
If the engine starts:
•
Release the throttle grip
«7» (Pos. A).
•
If the idle speed is not stable,
twist the throttle grip «7» with
short and frequent rotations.
If the engine does not start:
•
Wait some seconds and follow
the procedure for cold starts.
•
Remove the spark plug and
check it is not wet.
•
If the spark plug is wet, clean
and dry it.
Before refitting:
•
Press the starter button «6» and
make the starter motor turn for
about five seconds, without ac-
celerating.
leeg te doen draaien) met het
gashandvat «7» volledig ge-
draaid (Pos. C).
Koude start:
Wanneer de omgevingstemperatuur laag
is (dichtbij of onder het vriespunt), zou de
eerste start moeilijk kunnen verlopen.
In dit geval handelt men als volgt:
•
Druk voor vijf seconden op de
startknop «6» en draai tegelij-
kertijd gematigd (Pos. B) aan
het gashandvat «7».
Wanneer de motor start:
•
Laat het gashandvat «7» los
(Pos. A).
•
Wanneer het minimumregime
instabiel blijkt, handelt men op
het gashandvat «7» met kleine
en frequente rotaties.
Wanneer de motor niet start:
•
Wacht enkele seconden, en
voer de procedure van de koude
start weer uit.
•
Verwijder eventueel de bougie
en controleer of ze niet vochtig
is.
•
Wanneer de bougie vochtig is,
reinigt en droogt men ze.
Vooraleer men ze hermonteert, handelt
men als volgt:
•
Druk op de startknop «6» en laat
het startmotortje draaien voor
ongeveer vijf seconden, zonder
gas te geven.
44
2 Use / 2 Gebruik
NOTE
PLACE A CLEAN CLOTH ON THE
CYLINDER NEXT TO THE SPARK
PLUG SEAT TO PROTECT IT FROM
POTENTIAL OIL SPLASHES.
N.B.
PLAATS EEN REIN DOEK OP DE CI-
LINDER, NABIJ DE ZIT VAN DE BOU-
GIE, TER BESCHERMING TEGEN
EVENTUELE OLIESPATTEN.
04_09
04_10
To set off: t
•
Get on the scooter and keep at
least one foot on the ground for
stability.
•
Adjust the angle of rear-view
mirrors adequately.
NOTE
IF, WHILE RIDING, THE LOW FUEL
WARNING LIGHT ON THE INSTRU-
MENT PANEL TURNS ON, IT MEANS
THERE ARE STILL 2 litres OF FUEL
Om te vertrekken:
•
Ga op het voertuig zitten, en hou
minstens één voet op de grond
om de stabiliteit te garanderen.
•
Regel de achteruitkijkspiegel-
tjes op correcte wijze.
N.B.
WANNEER TIJDENS HET RIJDEN DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE OP HET DASH-
BOARD OPLICHT, BESCHIKT MEN
NOG OVER 2 LITER BRANDSTOF.
TANK ZO VLUG MOGELIJK.
45
2 Use / 2 Gebruik
LEFT. REFUEL AS SOON AS POSSI-
BLE.
CAUTION
WITH THE VEHICLE AT A STAND-
STILL, PRACTICE USING THE REAR-
VIEW MIRRORS. THE MIRROR RE-
FLECTING SURFACE IS CONVEX SO
OBJECTS MAY SEEM FARTHER
THAN THEY REALLY ARE. THESE
MIRRORS OFFER A WIDE-ANGLE
VIEW AND ONLY EXPERIENCE
HELPS YOU JUDGE THE DISTANCE
SEPARATING YOU AND THE VEHI-
CLE BEHIND.
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG STIL-
STAAT, PROBEERT MEN REEDS OM
AAN DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJES GEWOON TE RAKEN. HET RE-
FLECTERENDE OPPERVLAK IS
ROND, DAAROM LIJKEN DE VOOR-
WERPEN VERDER DAN DAT ZE WER-
KELIJK ZIJN. DEZE SPIEGELTJES
BIEDEN EEN GROOTHOEKIG BEELD,
EN ENKEL ERVARING MAAKT HET IN-
SCHATTEN MOGELIJK VAN DE AF-
STAND VAN DE VOERTUIGEN DIE
VOLGEN.
04_11
•
Release the brake lever and ac-
celerate, slightly twisting the
throttle grip (Pos. B); the scooter
starts moving forward.
DO NOT SET OFF SUDDENLY WHEN
THE ENGINE IS COLD. TO MINIMISE
THE EMISSION OF AIR POLLUTING
SUBSTANCES AND FUEL CONSUMP-
TION, WARM UP THE ENGINE BY RID-
ING THE FIRST KILOMETRES AT A
LIMITED SPEED.
•
Laat de remhendel los en geef
gas, door gematigd aan (Pos. B)
het gashandvat te draaien; het
voertuig zal beginnen te rijden.
VERTREK NIET BRUUSK WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT. OM DE
EMISSIE VAN VERVUILENDE STOF-
FEN IN DE LUCHT EN HET BRAND-
STOFVERBRUIK TE BEPERKEN,
WORDT AANGERADEN OM TIJDENS
DE EERSTE KILOMETERS AAN EEN
BEPERKTE SNELHEID TE RIJDEN.
46
2 Use / 2 Gebruik
CAUTION
NEVER ACCELERATE AND DECEL-
ERATE REPEATEDLY AND CONTINU-
OUSLY AS YOU MAY INADVERTENT-
LY LOSE CONTROL OF YOUR
VEHICLE.
IF YOU HAVE TO BRAKE, DECELER-
ATE AND OPERATE BOTH BRAKES
TO OBTAIN A UNIFORM BRAKING,
CAREFULLY ACTIVATING THE
BRAKING PARTS IN AN ADEQUATE
MANNER.
OPERATING ONLY EITHER THE
FRONT OR THE REAR BRAKE SIG-
NIFICANTLY DECREASES THE
BRAKING POWER AND A WHEEL
MAY GET BLOCKED RESULTING IN
LACK OF GRIP. IN CASE OF STOP IN
ASCENT, FULLY DECELERATE AND
ONLY USE THE BRAKES TO KEEP
THE VEHICLE STOPPED. USING THE
ENGINE TO KEEP THE VEHICLE
STOPPED MAY CAUSE THE VARIA-
TOR TO OVERHEAT.
BEFORE GETTING INTO A BEND, RE-
DUCE SPEED OR BRAKE; WHILE
BENDING, RIDE AT THE SAME MOD-
ERATE AND CONSTANT SPEED OR
SLIGHTLY ACCELERATE; DO NOT
LET OP
NIET HERHAALDELIJK EN VOORT-
DUREND GAS GEVEN EN VERTRA-
GEN, OMDAT MEN DE CONTROLE
OVER HET VOERTUIG ONOPZETTE-
LIJK KAN VERLIEZEN.
WANNEER MEN REMT, VERTRAAGT,
OF BEIDE REMMEN ACTIVEERT OM
UNIFORM TE VERTRAGEN, DOSEERT
MEN OP GESCHIKTE WIJZE DE DRUK
OP DE REMMEN.
WANNEER MEN ENKEL DE VOOR-
REM OF DE ACHTERREM ACTI-
VEERT, VERMINDERT MEN DE REM-
KRACHT AANZIENLIJK, EN LOOPT
MEN HET RISICO DAT EEN WIEL
BLOKKEERT, MET ALS GEVOLG HET
VERLIES VAN GRIP. WANNEER MEN
MOET STOPPEN OP EEN HELLING,
VERTRAAGT MEN VOLLEDIG EN GE-
BRUIKT MEN ENKEL DE REMMEN OM
HET VOERTUIG STIL TE LATEN
STAAN. WANNEER ME DE MOTOR
GEBRUIKT OM HET VOERTUIG STIL
TE LATEN STAAN, KAN DE VARIA-
TOR OVERVERHIT RAKEN.
VOORALEER MEN EEN BOCHT
NEEMT, VERMINDERT MEN SNEL-
HEID OF REMT MEN, ZODAT MEN DE
47
2 Use / 2 Gebruik
BRAKE IN EXCESS: THERE IS HIGH
RISK OF SKIDDING.
BRAKING CONTINUOUSLY WHILE
GOING DOWNHILL MAY RESULT IN
FRICTION GASKET OVERHEATING
AND CONSEQUENTLY IN POOR
BRAKING. TAKE ADVANTAGE OF
THE ENGINE COMPRESSION USING
THE BRAKES ALTERNATIVELY.
WHEN GOING DOWNHILL NEVER
RIDE WITH THE ENGINE OFF.
WHEN RIDING ON WET SURFACES
OR WITH POOR GRIP (SNOW, ICE,
MUD, ETC.) AT A MODERATE SPEED
AVOIDING SUDDEN BRAKING OR
MANOEUVRES THAT MAY LEAD TO
LACK OF GRIP AND CONSEQUENTLY
TO FALLS.
PAY ATTENTION TO OBSTACLES ON
OR VARIATIONS IN THE ROAD SUR-
FACE.
UNEVEN ROADS, RUTS, DRAINS,
TRAFFIC SIGNS PAINTED ON THE
ROADS, PIPEWORK METAL SHEETS
MAY BECOME SLIPPERY WHEN IT
RAINS. CROSS OVER THEM WITH EX-
TREME CAUTION, RIDE CAREFULLY
AND INCLINE THE SCOOTER THE
LEAST POSSIBLE.
BOCHT MET GEMATIGDE EN CON-
STANTE SNELHEID OF LICHT VER-
TRAAGD INGAAT; VERMIJDT OM
HARD TE REMMEN: HET IS GOED MO-
GELIJK DAT MEN GAAT SCHUIVEN.
WANNEER MEN TIJDENS EEN DA-
LING VOORTDUREND REMT, KUN-
NEN DE WRIJVINGSPAKKINGEN
OVERVERHIT RAKEN, ZODAT DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN VERMINDERT. GEBRUIK DE
COMPRESSIE VAN DE MOTOR, DOOR
PERIODIEK GEBRUIK TE MAKEN VAN
BEIDE REMMEN.
TIJDENS EEN DALING MAG MEN NIET
RIJDEN MET DE MOTOR UIT.
OP EEN NATTE ONDERGROND, OF
ALLESZINS MET WEINIG GRIP (SNEE-
UW, IJS, MODDER, ENZ), RIJDT MEN
MET EEN GEMATIGDE SNELHEID, EN
VERMIJDT MEN OM BRUUSK TE REM-
MEN EN OM MANOEUVRES UIT TE
VOEREN DIE GRIPVERLIES VEROOR-
ZAKEN, EN DUS HET VALLEN TOT
GEVOLG HEBBEN.
LET OP VOOR EENDER WELK OB-
STAKEL OF VERANDERING VAN DE
GEOMETRIE VAN HET WEGDEK.
ONVERHARDE WEGEN, RAILS, PUT-
DEKSELS, GESCHILDERDE SIGNA-
LERINGEN OP HET WEGDEK EN ME-
TALEN PLATEN VAN WERVEN WOR-
DEN GLAD WANNEER HET REGENT,
EN DAAROM MOETEN DEZE ZEER
48
2 Use / 2 Gebruik
CAUTION
ALWAYS SIGNAL CHANGES IN DI-
RECTION WITH THE APPROPRIATE
DEVICES AND WELL IN ADVANCE,
AVOID ABRUPT AND DANGEROUS
MANOEUVRES. TURN OFF THE DEVI-
CES IMMEDIATELY AFTER THE
CHANGE IN DIRECTION. RIDE WITH
EXTREME CAUTION WHEN OVER-
TAKING OR BEING OVERTAKEN BY
OTHER VEHICLES. WHEN IT RAINS,
SPRAY CAUSED BY LARGE VEHI-
CLES REDUCES VISIBILITY; AIR
SHIFTS MAY CAUSE LOSS OF CON-
TROL ON YOUR VEHICLE.
VOORZICHTIG WORDEN BENADERD,
EN MAG MEN NIET BRUUSK RIJDEN
EN ZO WEINIG MOGELIJK HET VOER-
TUIG DOEN HELLEN.
LET OP
MELD STEEDS OP VOORHAND WAN-
NEER MEN VAN RIJBAAN OF RIJ-
RICHTING VERANDERT MET DE
HIERVOOR VOORZIENE MECHANIS-
MEN, EN VERMIJD BRUUSKE OF GE-
VAARLIJKE MANOEUVRES. SCHA-
KEL DE MECHANISMEN ONMIDDEL-
LIJK UIT NADAT MEN VAN RIJRICH-
TING HEEFT VERANDERD. WAN-
NEER MEN INHAALT OF MEN WORDT
INGEHAALD DOOR ANDERE VOER-
TUIGEN, MOET MEN ZEER VOOR-
ZICHTIG ZIJN. BIJ REGEN WORDT
HET ZICHT VERMINDERD DOOR HET
OPSTUIVEN VAN WATER, DAT
WORDT VEROORZAAKT DOOR GRO-
TE VOERTUIGEN; DOOR DE LUCHT-
VERPLAATSING KAN MEN DE CON-
TROLE OVER HET VOERTUIG VER-
LIEZEN.
49
2 Use / 2 Gebruik
04_12
Difficult start up (04_12)
If the scooter has been inactive for a long
time, starting may be delayed as the fuel
supply circuit may be partially empty.
In this case:
•
Press the starter button «6» for
about ten seconds so that the
carburettor float chamber gets
filled.
Moeilijke start (04_12)
Wanneer het voertuig voor lange tijd niet
werd gebruikt, is het mogelijk dat de start
niet klaar is, omdat het voedingscircuit
van de brandstof gedeeltelijk leeg zou
kunnen zijn.
In dit geval handelt men als volgt:
•
Druk op de startknop «6» voor
ongeveer tien seconden, zodat
het kuipje van de carburator ge-
vuld kan worden.
04_13
Stopping the engine (04_13,
04_14)
•
Release the throttle grip (pos.
A) and press the brakes gradu-
ally to stop the scooter.
•
Keep at least one brake operat-
ed for a brief stop.
CAUTION
WHENEVER POSSIBLE, AVOID
ROUGH BRAKING, SUDDEN DECEL-
ERATION AND BRAKING IN EXCESS.
Het stilleggen van de motor
(04_13, 04_14)
•
Laat het gashandvat los (pos.
A) en activeer geleidelijk de
remmen om de beweging van
het voertuig te stoppen.
•
Tijdens een momentele pauze,
moet men minstens één rem ac-
tiveren.
LET OP
VERMIJD INDIEN MOGELIJK OM
BRUUSK TE STOPPEN, ONVER-
WACHTS TE VERTRAGEN EN HARD
TE REMMEN.
50
2 Use / 2 Gebruik
04_14
CAUTION
PARK ON SAFE AND LEVEL GROUND
TO PREVENT THE VEHICLE FROM
FALLING.
DO NOT LEAN THE VEHICLE ON A
WALL OR LAY ON THE GROUND.
MAKE SURE THE VEHICLE AND SPE-
CIALLY ITS HOT PARTS DO NOT
POSE ANY RISK TO PEOPLE OR
CHILDREN. DO NOT LEAVE YOUR VE-
HICLE UNATTENDED WITH THE EN-
GINE ON OR THE KEY IN THE IGNI-
TION SWITCH.
DO NOT SEAT ON THE VEHICLE
WHEN THE STAND IS LOWERED.
LET OP
PARKEER HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND,
ZODAT HET NIET VALT.
LAAT HET VOERTUIG NIET STEUNEN
TEGEN MUREN, EN LEG HET NIET OP
DE GROND.
CONTROLEER OF HET VOERTUIG,
EN VOORAL DE GLOEIEND HETE DE-
LEN ERVAN, NIET GEVAARLIJK ZIJN
VOOR PERSONEN EN KINDEREN.
LAAT HET VOERTUIG NIET ONBE-
WAAKT ACHTER MET DE MOTOR
AAN, OF MET DE SLEUTEL IN DE
ONTSTEKINGSSCHAKELAAR.
GA NIET OP HET VOERTUIG ZITTEN
WANNEER DE STANDAARD UITGE-
KLAPT IS.
PARKING
•
Stop the vehicle.
•
Set the engine stop switch «1»
to OFF.
•
Turn the key «2» and set the ig-
nition switch «3» to OFF.
•
Rest the scooter on its stand.
•
Block the steering and pull out
the key.
PARKEREN
•
Stop het voertuig.
•
Plaats de schakelaar voor het
stilleggen van de motor «1» op
OFF.
•
Draai aan de sleutel «2» en
plaats de ontstekingsschake-
laar «3» op OFF.
•
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
•
Blokkeer de stuurinrichting en
verwijder de sleutel.
51
2 Use / 2 Gebruik
CAUTION
WHEN THE ENGINE IS OFF AND THE
IGNITION SWITCH IS SET TO «ON»
THE BATTERY CAN GET DIS-
CHARGED.
CAUTION
DO NOT LEAVE THE KEY INSERTED
IN THE IGNITION SWITCH.
CAUTION
WITH THE ENGINE OFF, IT IS NOT
NECESSARY TO CLOSE THE FUEL
VALVE, FOR IT HAS AN AUTOMATIC
SEALING SYSTEM.
CAUTION
PARK ON SAFE AND LEVEL GROUND
TO PREVENT THE VEHICLE FROM
FALLING.
DO NOT LEAN THE SCOOTER ON A
WALL OR LAY IT ON THE GROUND.
MAKE SURE THE SCOOTER AND
SPECIALLY ITS HOT PARTS DO NOT
POSE ANY RISK TO PEOPLE OR
CHILDREN.
DO NOT LEAVE YOUR SCOOTER UN-
ATTENDED WITH THE ENGINE ON OR
THE KEY IN THE IGNITION SWITCH.
LET OP
MET DE MOTOR UIT EN DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR IN POSITIE ON,
KAN DE ACCU ONTLADEN.
LET OP
LAAT DE SLEUTEL NIET IN DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR.
LET OP
WANNEER DE MOTOR STILLIGT, IS
HET NIET NODIG OM HET BRAND-
STOFKRAANTJE TE SLUITEN, OM-
DAT HET VOORZIEN IS VAN EEN
AUTOMATISCH DICHTINGSSYS-
TEEM.
LET OP
PARKEER HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND,
ZODAT HET NIET VALT.
LAAT HET VOERTUIG NIET STEUNEN
TEGEN MUREN, EN LEG HET NIET OP
DE GROND. CONTROLEER OF HET
VOERTUIG, EN VOORAL DE GLOEI-
END HETE DELEN ERVAN, NIET GE-
VAARLIJK ZIJN VOOR PeRSONEN EN
KINDEREN.
52
2 Use / 2 Gebruik
DO NOT SIT ON THE VEHICLE WHEN
IT REST ON ITS STAND.
LAAT HET VOERTUIG NIET ONBE-
WAAKT ACHTER MET DE MOTOR
AAN, OF MET DE SLEUTEL IN DE
ONTSTEKINGSSCHAKELAAR. GA
NIET OP HET VOERTUIG ZITTEN
WANNEER HET OP DE STANDAARD
STAAT.
Catalytic silencer
Vehicle owners are warned that the law
may prohibit the following:
•
the removal of any device or el-
ement belonging to a new scoot-
er or any other action by anyone
leading to render it non-operat-
ing, if not for maintenance, re-
pair or replacement reasons, in
order to control noise emission
before the sale or delivery of the
vehicle to the ultimate buyer or
while it is used;
•
using the scooter after that de-
vice or element has been re-
moved or rendered non-operat-
ing.
Check the muffler/exhaust silencer and
the silencer pipes, make sure there are
no signs of rust or holes and that the ex-
haust system works properly.
If exhaust noise increases, take your
scooter at once to an Official aprilia
Dealer.
Katalysator
Men waarschuwt de eigenaar van het
voertuig dat de wet het volgende kan ver-
bieden:
•
de verwijdering en elke daad
voor het niet operationeel ma-
ken, door eender wie, ware het
niet voor onderhoudshandelin-
gen, herstellingen of vervan-
ging, eender welk mechanisme
of samenstellend ingebouwd
element van een nieuw voertuig,
voor het controleren van lawaai
vóór verkoop of levering van het
voertuig aan de koper of terwijl
het wordt gebruikt;
•
het gebruik van het voertuig na-
dat dit mechanisme of samen-
stellend element werd verwij-
derd of niet-operationeel werd
gemaakt.
Controleer de uitlaat/knaldemper van de
uitlaat en de buizen van de knaldemper,
en controleer of er geen roest of boringen
zijn en of het uitlaatsysteem correct
werkt.
53
2 Use / 2 Gebruik
NOTE
DO NOT TAMPER WITH THE EX-
HAUST SYSTEM.
Wanneer het lawaai van het uitlaatsys-
teem verhoogt, contacteert men onmid-
dellijk een Officiële aprilia Dealer.
N.B.
HET IS VERBODEN OM TE KNOEIEN
AAN HET UITLAATSYSTEEM.
04_15
04_16
Stand (04_15, 04_16)
Centre stand
•
Hold the left handgrip «4» and
the passenger handgrip «5».
•
Push the stand lever «6».
Side stand
•
Hold the left handgrip «4» and
the passenger handgrip «5».
•
Push the side stand «7» with
your right foot to fully lower it.
•
Tilt the vehicle until the stand
touches the ground.
•
Turn the handlebar fully left-
wards.
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
Standaard (04_15, 04_16)
Centrale standaard
•
Grijp het linker handvat «4» en
de handgreep van de passagier
«5» vast.
•
Duw op de hendel van de stan-
daard «6».
Laterale standaard
•
Grijp het linker handvat «4» en
de handgreep van de passagier
«5» vast.
•
Duw op de laterale standaard
«7» met de rechter voet, en klap
hem volledig uit.
•
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
•
Draai het stuur helemaal naar
links.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
54
2 Use / 2 Gebruik
CAUTION
RISK OF FALLING OR ROLLING
OVER.
WHEN PULLING THE VEHICLE UP-
RIGHT, FROM PARKING TO RIDING
POSITION, THE STAND AUTOMATI-
CALLY FOLDS UP.
LET OP
GEVAAR OP VALLEN OF OMSLAAN.
WANNEER MEN HET VOERTUIG
RECHTTREKT VAN DE PARKEERPO-
SITIE NAAR DE RIJPOSITIE, KLAP DE
STANDAARD AUTOMATISCH IN.
Suggestions to prevent theft
NEVER leave the ignition key in the lock
and always use the steering lock.
Park the scooter in a safe place such as
a garage or a place with guards.
Make sure all scooter documents are in
order and the road tax paid.
Write down your personal details and tel-
ephone number on this page to help iden-
tifying the owner in case of scooter
retrieval after a theft.
LAST
NAME: ...............................................
NAME: ....................................................
...
AD-
DRESS: ...............................................
Tips tegen diefstal
Laat de ontstekingssleutel NOOIT achter
op het voertuig, en gebruik steeds het
stuurslot.
Parkeer het voertuig op een veilige
plaats, indien mogelijk in een garage of
een bewaakte plaats.
Controleer of de documenten en de ver-
keersbelasting in orde zijn.
Schrijf uw gegevnes en telefoonnummer
op deze pagina, om de identificatie van
de eigenaar te vergemakkelijken in geval
van het terugvinden van het voertuig na
diefstal.
NAAM: ...............................................
VOOR-
NAAM: ....................................................
...
ADRES: ................................................
55
2 Use / 2 Gebruik
................................................................
...
TELEPHONE
No: ....................................
IMPORTANT In many cases, stolen ve-
hicles can be identified through data in-
dicated in the use and maintenance
manual.
................................................................
...
TELEFOONNUM-
MER: ....................................
BELANGRIJK In veel gevallen worden
gestolen voertuigen geïdentificeerd door
middel van de gegevens in het gebruiks-
en onderhoudsboekje.
04_17
04_18
Safe driving (04_17, 04_18,
04_19, 04_20, 04_21, 04_22,
04_23, 04_24, 04_25, 04_26,
04_27, 04_28)
MAIN SAFETY RULES
To ride the vehicle it is necessary to com-
ply with all legal requirements (driving
license, minimum driving age, psycho-
physical performance, insurance, taxes
and fees, registration, license plate, etc.).
You should practise using the vehicle in
traffic-free areas and/or private property
until you have become thoroughly ac-
quainted with the vehicle.
Driving under the influence of medica-
tion, alcohol and narcotic drugs or psy-
chotropic substances dramatically in-
creases the risk of accidents.
Do not ride your vehicle if you feel tired or
drowsy and always keep safe psycho-
physical riding conditions.
Het veilig rijden (04_17, 04_18,
04_19, 04_20, 04_21, 04_22,
04_23, 04_24, 04_25, 04_26,
04_27, 04_28)
FUNDAMENTELE VEILIGHEIDSRE-
GELS
Om met het voertuig te rijden moet men
beschikken over alle door de wet voor-
ziene vereisten (rijbewijs, minimum leef-
tijd, psychofysische geschiktheid, verze-
kering, overheidsbelasting, registratie,
nummerplaat, enz.).
Men raadt aan om het voertuig gewoon
te raken in zones met weinig verkeer en/
of in private eigendommen.
Rijden onder invloed van medicijnen, al-
cohol, verdovende of psychotrope mid-
delen verhoogt aanzienlijk het risico op
ongevallen.
Men moet er zeker van zijn dat de psy-
chofysische condities geschikt zijn voor
56
2 Use / 2 Gebruik
04_19
The main cause of motorcycle accidents
is users' inexperience.
NEVER lend the vehicle to beginners and
always make sure that the rider complies
with all necessary requirements for a safe
riding.
Strictly obey all national and local traffic
signs and rules.
Avoid any abrupt and dangerous
swerves for your own as well as others'
safety (for example: rearing up on the
back wheel, riding over the speed limit,
etc.). Besides, always assess and bear in
mind the road surface conditions, visibil-
ity, etc.
Do not knock obstacles that can damage
the vehicle or cause loss of control.
Do not ride on the course of the vehicle
in front just to improve your own speed.
CAUTION
ALWAYS RIDE WITH BOTH HANDS
ON THE HANDLEBAR AND FEET ON
THE FOOTRESTS (OR THE RIDER' S
het rijden, met vooral aandacht voor fysi-
sche moeheid of slaperigheid.
De meeste ongevallen zijn te wijten aan
het gebrek aan ervaring van de bestuur-
der.
Leen het voertuig NOOIT aan beginners,
en controleer in elk geval of de bestuur-
der in het bezit is van alle vereisten voor
het rijden.
Respecteer nauwkeurig de bewegwijze-
ring en het normenstelsel in verband met
het nationale en plaatselijk verkeer.
Vermijdt bruuske en gevaarlijke manoeu-
vres voor zichzelf en voor anderen (voor-
beeld: het steigeren, het niet naleven van
de snelheidslimieten, enz.), bovendien
moet men steeds rekening houden met
de condities van het wegdek, de zicht-
baarheid, enz.
Stoot niet tegen obstakels die schade
aan het voertuig of controleverlies over
het voertuig kunnen veroorzaken.
Blijf niet achter voertuigen rijden om de
eigen snelheid te verhogen.
LET OP
RIJ STEEDS MET BEIDE HANDEN OP
HET STUUR EN DE VOETEN OP HET
VOETENVLAK (OF OP DE VOETEN-
STEUNEN VAN DE BESTUURDER),
57
2 Use / 2 Gebruik
FOOTRESTS) IN THE ADEQUATE RID-
ING POSITION.
EN BEHOU EEN CORRECTE RIJPOSI-
TIE.
04_20
04_21
Never stand on your feet or stretch your-
self while riding.
The rider should always be attentive,
never get distracted or influenced by peo-
ple, things or actions (never smoke, eat,
drink, read, etc.) while riding.
Always use fuel and lubricants specific
for the vehicle, of the type recommended
in the "LUBRICANTS TABLE". Check
fuel, oil and coolant frequently for correct
level.
In case of an accident or after the vehicle
has fallen down or suffered a sudden
bump, make sure the control levers, pip-
ing, cables, brake circuit and main parts
of the vehicle have not been damaged.
If necessary, take the vehicle to an Offi-
cial aprilia Dealer to check especially the
frame, handlebar, suspensions, safety
components and any device the user
cannot assess without the aid of a spe-
cialist.
Report any malfunction to the engineers
and/or mechanics in order to facilitate
their work.
Never ride the vehicle if the damage jeop-
ardises safety.
Vermijdt absoluut om recht te staan op
het voertuig en om zich uit te rekken tij-
dens het rijden.
De bestuurder mag niet afgeleid zijn, zich
niet laten afleiden of niet laten beïnvloe-
den door personen, voorwerpen, acties
(niet eten, roken, drinken, lezen, enz.)
wanneer hij met het voertuig rijdt.
Gebruik de brandstof en specifieke
smeermiddelen voor het voertuig, van
het type dat men vindt in de "TABEL VAN
DE SMEERMIDDELEN", controleer her-
haaldelijk of de voorgeschreven peilen
van brandstof, olie en koelvloeistoffen
correct zijn.
Wanneer het voertuig een ongeval heeft
gehad, gevallen is of er werd tegen ge-
stoten, controleert men of de comman-
dohendels, de buizen, de kabels, de
reminstallatie en de fundamentele delen
niet zijn beschadigd.
Laat het voertuig eventueel controleren
bij een Officiële aprilia Dealer, door voor-
al aandacht te schenken voor het frame,
het stuur, de ophangingen, de veilig-
heidsonderdelen en mechanismen waar-
voor de gebruiker niet in staat is om hun
integriteit vast te stellen.
58
2 Use / 2 Gebruik
04_22
Do not modify the position, angle or col-
our of: license plate, turn indicators, light-
ing devices and horn.
Any changes to the vehicle will void the
warranty.
Any change introduced to the vehicle and
the removal of original parts may jeop-
ardise the vehicle performance and
therefore reduce safety or even render
the vehicle inappropriate for legal riding.
Comply with all national and local laws
and regulations on vehicle equipment.
In particular do not introduce technical
changes leading to improve performance
and under no circumstances alter the
original specifications of the vehicle.
Never race with vehicles.
Never ride off-road.
Meldt eender welke slechte werking om
de ingreep van techniekers en/of mecha-
niciens te bevorderen.
Rij absoluut niet met het voertuig wan-
neer de aangebrachte schade de veilig-
heid schaadt.
Wijzig absoluut niet de positie, de helling
of de kleur van: de nummerplaat, de rich-
tingaanwijzers, de verlichtingsmechanis-
men en de akoestische melders.
Wanneer men wijzigingen uitvoert aan
het voertuig, vervalt de garantie.
Elke eventuele aan het voertuig aange-
brachte wijziging en de verwijdering van
originele stukken, kan de prestaties van
het voertuig schaden, en dus het veilig-
heidsniveau schaden en het voertuig
zelfs illegaal maken.
Men raadt aan om zich steeds te houden
aan alle wetsvoorschriften en nationale
en plaatselijke reglementen in verband
met de uitrusting van het voertuig.
Men moet vooral vermijden om techni-
sche wijzigingen aan te brengen voor het
verhogen van de prestaties, of die alles-
zins de originele kenmerken van het
voertuig wijzigen.
Vermijdt absoluut om wedstrijden te hou-
den met de voertuigen.
Vermijdt om te crossen.
59
2 Use / 2 Gebruik
04_23
04_24
CLOTHING
Before riding off, remember to put on the
helmet and fasten it correctly. Make sure
it is a homologated model, that it is un-
damaged, of the right size and that the
visor is clean.
Wear appropriate protective clothes,
preferably light-coloured and/or in reflec-
tive material. In this way you will be easily
visible to other drivers, thus reducing the
risk of being hit, and you will be better
protected in case of falling.
Always wear tight-fitting clothes without
open cuffs; avoid hanging strings, belts or
ties; these or any other objects should not
interfere with a safe riding when getting
entangled with the riding elements or due
to a special movement.
Never carry in your pockets objects that
can be potentially dangerous in case of
fall, like: pointed objects such as keys,
pens, glass containers, etc. (the same
rule applies to passengers).
KLEDING
Vooraleer men gaat rijden denkt men er-
aan om steeds en correct de helm op te
zetten en vast te maken. Controleer of hij
gehomologeerd en integer is, of de maat
juist is en of het visier rein is.
Draag beschermende kleding, indien mo-
gelijk met een lichte en/of reflecterende
kleur. Op deze manier is men goed zicht-
baar voor andere weggebruikers en ver-
mindert men aanzienlijk het risico op
aanrijdingen, en is men beter beschermd
wanneer men valt.
De kleding moet goed aansluiten en de
uiteinden moeten gesloten zijn; koorden,
ceinturen en dassen mogen niet benge-
len; vermijdt dat deze of andere voorwer-
pen interfereren met het rijden, doordat
ze verstrengd raken met bewegende on-
derdelen of ander delen.
Hou geen voorwerpen bij zich, die moge-
lijk gevaarlijk zijn wanneer men valt, bij-
voorbeeld: puntige voorwerpen zoals
sleutels, pennen, glazen voorwerpen,
enz. (dit advies geldt eveneens voor de
eventuele passagier).
60
2 Use / 2 Gebruik
04_25
ACCESSORIES
User is personally responsible for the in-
stallation and use of the accessories.
While assembling accessories, make
sure that they do not cover the sound or
light alarm devices or affect their correct
functioning, do not limit the suspension
travel or the steering angle, do not ob-
struct control actuation or reduce the
ground clearance and inclination angle at
corners.
Do not use accessories that hinder ac-
cess to the controls as they may increase
the reaction time in case of an emergen-
cy.
Fairings and large windshields fitted to
the vehicle may cause aerodynamic
forces that affect the vehicle stability
while riding, mainly at high speeds.
Make sure the accessory is firm and se-
cured to the vehicle and that it does not
pose any risks while riding the vehicle.
Do not add or modify electrical equipment
that exceed the vehicle capacity as this
may result in a sudden stop or a danger-
ous lack of power required to keep the
sound and light alarm devices operative.
aprilia advises using original accesso-
ries (aprilia genuine accessories).
ACCESSOIRES
De gebruiker is verantwoordelijk voor de
keuze van de installatie en het gebruik
van de accessoires.
Men raadt aan tijdens de montage, dat
het accessoire de mechanismen van het
akoestisch en visief melden niet bedekt
en dus de functionaliteit ervan schaadt,
de werking van de ophangingen en de
hoek van sturing niet beperkt, de active-
ring van de commando´s niet hindert, en
de hoogte van de grond en de helhoek in
een bocht niet vermindert.
Vermijdt het gebruik van accessoires die
de toegang tot de commando´s hinderen,
en die dus de reactietijden bij nood kun-
nen verlengen.
De bekledingen en de windschermen
met grote afmetingen, die gemonteerd
zijn op het voertuig, kunnen aerodynami-
sche krachten veroorzaken die de stabi-
liteit van het voertuig tijdens het rijden
schaden, vooral bij hoge snelheden.
Controleer of het accessoire goed veran-
kerd is op het voertuig en dat het niet
gevaarlijk is tijdens het rijden.
Wijzig of voeg geen elektrische appara-
ten toe die het draagvermogen van het
voertuig overschrijden; op deze wijze zou
het voertuig onverwacht kunnen stilvallen
of zou er een gevaarlijke afwezigheid van
stroom kunnen zijn, die nodig is voor de
61
2 Use / 2 Gebruik
werking van de akoestische en visieve
meldingsmechanismen.
aprilia raadt het gebruik aan van origine-
le accessoires (aprilia genuine accesso-
ries).
04_26
04_27
LOADING
Do not overload your vehicle. Keep pack-
ages as close as possible to the vehicle
centre of gravity and distribute load even-
ly on both sides to minimise imbalance.
Check also that the load is firm and se-
cured to the vehicle, mainly for long trips.
Do not hang anything from your vehicle's
handlebars, mudguards or forks, such as
protruding, bulky, heavy and/or danger-
ous objects: this will slow the vehicle per-
formance when turning and will upset the
handling of your vehicle.
Do not carry packages that protrude from
vehicle sides as this may hit people or
objects and result in loss of control of your
vehicle.
Never carry packages that are not se-
curely fastened to the vehicle.
Do not carry packages that protrude from
the luggage rack or which cover any of
the sound and light alarm devices.
Never carry animals or small children on
the glove-box or the luggage rack.
Never exceed the maximum weight al-
lowed for each luggage rack.
BELASTING
Wees voorzichtig en matig bij het laden
van bagage. Men moet de bagage zo
dicht mogelijk bij het zwaartepunt van het
voertuig laden en uniform verdelen op de
twee kanten, om elke onbalans zo klein
mogelijk te houden. Controleer boven-
dien of de lading goed is verankerd op het
voertuig, vooral tijdens lange reizen.
Bevestig absoluut geen plaatsinnemen-
de, volumineuze, zware en/of gevaarlijke
voorwerpen aan het stuur, de spatborden
en de vorken: dit kan het voertuig vertra-
gen in bochten, en dus de handelbaar-
heid ervan schaden.
Plaats op de kanten van het voertuig
geen plaatsinnemende bagage, omdat
dit personen of obstakels zou kunnen
aanstoten, en dus controleverlies over
het voertuig zou kunnen veroorzaken.
Vervoer geen bagage die niet stevig is
bevestigd aan het voertuig.
Vervoer geen bagage die ver uit de ba-
gagedrager steekt, of die de akoestische
en visieve verlichtingsmechanismen be-
dekt.
62
2 Use / 2 Gebruik
04_28
Overloading the vehicle may result in lack
of stability and poor handling.
Vervoer geen dieren of kinderen op de
documentenhouder of bagagedrager.
Overschrijdt de maximum limiet van het
vervoerbare gewicht niet voor elke baga-
gedrager.
De overbelasting van het voertuig
schaadt de stabiliteit en de handelbaar-
heid.
04_29
Rear rack (04_29)
•
Insert the key in the opening
lock of the helmet case.
•
Lift the helmet case cover «5».
•
Lower and press (but not force)
the helmet case cover to release
the lock and close it.
Bagagedrager (04_29)
•
Plaats de sleutel in het blokje
voor het openen van het koffer-
tje voor de helm.
•
Hef het deksel «5» van het kof-
fertje voor de helm op.
•
Om het deksel van het koffertje
voor de helm te blokkeren, klapt
men het omlaag en drukt men er
op (zonder te forceren), zodat
het slot klikt.
63
2 Use / 2 Gebruik
64
2 Use / 2 Gebruik
SCARABEO 125 STREET
SCARABEO 200 STREET
Chap. 03
Maintenance
Hst. 03
Onderhoud
65
Engine oil level (05_01, 05_02)
Check frequently the engine oil level fol-
lowing the instructions of the scheduled
maintenance chart.
CAUTION
PARK THE VEHICLE ON SAFE AND
LEVEL GROUND.
CAUTION
THE ENGINE AND THE EXHAUST
SYSTEM COMPONENTS CAN GET
VERY HOT AND REMAIN SO FOR
SOME TIME EVEN AFTER THE EN-
GINE IS TURNED OFF. WEAR INSU-
LATING GLOVES BEFORE HANDLING
THESE PARTS OR WAIT UNTIL THE
ENGINE AND THE EXHAUST SYSTEM
COOL DOWN.
Peil van de motorolie (05_01,
05_02)
Controleer regelmatig het peil van de mo-
torolie, volgens de indicaties van de tabel
van het geprogrammeerd onderhoud.
LET OP
PLAATS HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND.
LET OP
DE MOTOR EN DE ONDERDELEN VAN
DE UITLAATINSTALLATIE WORDEN
ZEER WARM EN BLIJVEN WARM
VOOR EEN ZEKERE PERIODE, OOK
NADAT DE MOTOR WORDT UITGE-
ZET. VOORALEER MEN DEZE ON-
DERDELEN HANTEERT, DRAAGT
MEN ISOLERENDE HANDSCHOE-
NEN, OF WACHT MEN TOT DE MO-
TOR EN DE UITLAATINSTALLATIE
AFGEKOELD ZIJN.
66
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_01
05_02
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Stop the engine and let it cool
down so that the crankshaft oil
drains out and cools down.
•
Lift the left mat of the driver foot-
rest.
•
Unfold the left passenger foot-
rest.
•
. Unscrew the three fixing
screws «1» of the oil inspection
cover «2».
•
Remove the oil inspection cover
«2» from the scooter left-hand
side.
•
Unscrew and pull out the meas-
urement tap-dipstick «1».
•
Clean the area in contact with oil
using a clean cloth.
•
Screw the tap-dipstick «3» fully
into the tube «4».
•
Remove the tap-dipstick «3»
again and read the level the oil
reaches on the dipstick:
MAX = maximum level;
MIN = minimum level.
The difference between «MAX» and
«MIN» level is 200 cm3.
•
The level is correct when it is
close to the MAX level marked
on the measuring dipstick.
NOTE
FAILURE TO FOLLOW THESE OPER-
ATIONS MAY RESULT IN AN INCOR-
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Leg de motor stil en laat hem af-
koelen, zodat de olie in de carter
kan draineren en de olie zelf kan
afkoelen.
•
Trek het linker matje van de voe-
tensteun van de bestuurder ge-
deeltelijk omhoog.
•
Open de linker voetensteun van
de passagier.
•
Draai de drie bevestigingsbou-
ten «1» van het inspectiedeksel
van de olie «2» los.
•
Verwijder het inspectiedeksel
van de olie «2» langs de linker
kant van het voertuig.
•
Draai de dop-staaf «1» los en
verwijder hem.
•
Reinig het deel dat in contact
komt met de olie met een rein
doek.
•
Draai de dop-staaf «3» volledig
vast in de vulboring.«4».
•
Verwijder opnieuw de dop/staaf
«3» en lees het oliepeil af op de
staaf:
MAX = maximum peil;
MIN = minimum peil.
Het verschil tussen het «MIN» en het
«MAX» bedraagt 200 cm3.
•
Het peil is correct wanneer het
ongeveer het MAX peil bereikt,
dat wordt aangegeven op de
meetstaaf.
67
3 Maintenance / 3 Onderhoud
RECT READING OF THE ENGINE OIL
LEVEL.
CAUTION
DO NOT GO BEYOND THE MAX AND
BELOW THE MIN LEVEL MARKS TO
AVOID SEVERE ENGINE DAMAGE.
N.B.
WANNEER MEN VOORAFGAANDE
HANDELINGEN NIET UITVOERT, KAN
HET ZIJN DAT MEN EEN FOUTE OP-
METING UITVOERT VAN HET PEIL
VAN DE MOTOROLIE.
LET OP
OVERSCHRIJDT DE MARKERING
«MAX» NIET EN LAAT HET NIET ON-
DER DE MARKERING «MIN» KOMEN,
OM GEEN ERNSTIGE SCHADE AAN
DE MOTOR TE VEROORZAKEN.
Engine oil level check
CAUTION
HANDLING OIL FOR PROLONGED PE-
RIODS AND ON A REGULAR BASIS
CAN CAUSE SERIOUS SKIN DAM-
AGE.
WASH YOUR HANDS CAREFULLY
AFTER HANDLING OIL.
WHEN CARRYING OUT MAINTE-
NANCE OPERATIONS, IT IS ADVISA-
BLE TO WEAR LATEX GLOVES.
Controle van het peil van de
motorolie
LET OP
DE OLIE KAN ERNSTIGE SCHADE
VEROORZAKEN AAN DE HUID, IN-
DIEN LANG EN DAGELIJKS GEHAN-
TEERD.
MEN RAADT AAN OM DE HANDEN
ZORGVULDIG TE WASSEN NA HET
HANTEREN VAN OLIE.
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
68
3 Maintenance / 3 Onderhoud
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
DO NOT DISPOSE OF OIL INTO THE
ENVIRONMENT.
CAUTION
PROCEED WITH CAUTION.
DO NOT SPILL OIL.
BE CAREFUL NOT TO DIRTY COMPO-
NENTS, THE WORKING OR SUR-
ROUNDING AREA.
THOROUGHLY WASH OUT ANY OIL
TRACE.
IN THE EVENT OF OIL LEAKS OR
MALFUNCTIONING, TAKE YOUR VE-
HICLE TO AN Official aprilia Dealer.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
LOOS DE OLIE NIET IN HET MILIEU.
LET OP
WEES VOORZICHTIG BIJ HET GE-
BRUIK.
GIET DE OLIE NIET UIT.
DRAAG ZORG OM GEEN ENKEL ON-
DERDEEL, OM DE ZONE WAARIN
MEN WERKT, EN OM OMLIGGENDE
ZONES NIET TE BESMEUREN.
REINIG ZORGVULDIG ELK EVENTU-
EEL OLIESPOOR.
BIJ OLIELEKKEN OF EEN SLECHTE
WERKING WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
Engine oil top-up
•
Pour a small quantity of oil in the
tube «4» and wait approximately
five minutes so that the oil flows
evenly into the crankshaft.
•
Check the oil level and top up, if
necessary.
•
Top up with small quantities of
oil, until the recommended level
is reached.
Het bijvullen van motorolie
•
Giet een kleine hoeveelheid olie
in de vulboring «4» en wacht on-
geveer één minuut tot de olie
uniform in de carter kan lopen.
•
Voer de controle van het peil uit,
en vul eventueel bij.
•
Voer het bijvullen uit met kleine
hoeveelheden olie, tot het voor-
geschreven peil wordt bereikt.
69
3 Maintenance / 3 Onderhoud
•
At the end of the operation,
screw and tighten the tap-dip-
stick «3».
CAUTION
RIDING THE VEHICLE WITH INSUFFI-
CIENT LUBRICATION OR CONTAMI-
NATED OR NOT RECOMMENDED LU-
BRICANTS ACCELERATES THE
WEAR AND TEAR OF MOVING PARTS
AND CAN CAUSE IRRETRIEVABLE
DAMAGE.
•
Na de handeling draait men de
dop-staaf «3» vast, en sluit men
hem.
LET OP
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET MET
ONVOLDOENDE SMERING OF MET
VERONTREINIGDE OF ONGESCHIK-
TE SMEERMIDDELEN, OMDAT DE BE-
WEGENDE DELEN ERVAN SNELLER
ZULLEN VERSLIJTEN EN DUS ERN-
STIGE SCHADE KUNNEN TOEBREN-
GEN.
Engine oil change
It is necessary to have the engine oil
change following the instructions on the
scheduled maintenance chart and to
check the level/top-up periodically.
Take your scooter to an Official aprilia
Dealer to carry out the replacement.
NOTE
USE OIL OF THE TYPE SPECIFIED IN
THE RECOMMENDED PRODUCTS TA-
BLE.
Vervanging van de motorolie
De olie van de motor moet vervangen
worden volgens de aanduidingen in de
tabellen van het onderhoud, en de con-
trole van het peil en het eventueel bijvul-
len moet regelmatig uitgevoerd worden.
Voor de vervanging wendt men zich tot
een Officiële aprilia Dealer.
N.B.
GEBRUIK OLIE VAN HET TYPE DAT
MEN VINDT IN DE TABEL VAN DE
AANBEVOLEN PRODUCTEN.
70
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_03
Tyres (05_03, 05_04)
TYRES
This vehicle is fitted with tyres without in-
ner tubes (Tubeless).
CAUTION
CHECK FREQUENTLY TYRE PRES-
SURE WITH TYRES AT AMBIENT TEM-
PERATURE.
THE MEASUREMENT MAY BE INCOR-
RECT IF TYRES ARE WARM. CHECK
TYRE PRESSURE MAINLY BEFORE
AND AFTER A LONG JOURNEY.AN
OVER-INFLATED TYRE WILL PRO-
VIDE A HARSH RIDE AS SURFACE
UNEVENNESS IS NOT CUSHIONED
AND IS SENT TO THE HANDLEBAR,
THUS REDUCING GRIP AND STABIL-
ITY SPECIALLY WHEN CORNERING.
CONVERSELY, AN UNDER-INFLATED
TYRE WILL EXTEND THE CONTACT
PATCH TO INCLUDE A LARGER POR-
TION OF THE TYRE SIDEWALLS «1».
IF SO, THE TYRE COULD SLIP ON OR
EVEN GET DETACHED FROM THE
RIM RESULTING IN LOSS OF CON-
TROL OVER THE VEHICLE. THE TYRE
MIGHT EVEN JUMP OFF THE RIM UN-
DER HARD BRAKING. EVENTUALLY
THE VEHICLE MIGHT SKID IN A BEND.
INSPECT THREAD SURFACE AND
CHECK IT FOR WEAR. BADLY WORN
Banden (05_03, 05_04)
BANDEN
Dit voertuig is voorzien van banden zon-
der binnenband (tubeless).
LET OP
CONTROLEER PERIODIEK DE SPAN-
NING VAN DE BANDEN BIJ DE OMGE-
VINGSTEMPERATUUR.
WANNEER DE BANDEN WARM ZIJN,
IS DE METING NIET CORRECT. VOOR
DE METING UIT VOORAL VÓÓR EN
NA EEN LANGE REIS.WANNEER DE
SPANNING TE HOOG IS, WORDT DE
ONEFFENHEID VAN HET TERREIN
NIET GEDEMPT, EN DUS NAAR DE
STUURINRICHTING VERSTUURT, ZO-
DAT HET RIJCOMFORT VERMINDERT
EN DE WEGLIGGING IN BOCHTEN
VERSLECHTERT.
WANNEER VICEVERSA DE BANDEN-
SPANNING ONVOLDOENDE IS, WER-
KEN DE ZIJKANTEN «1» VAN DE
BANDEN MEER, EN KAN HET ZIJN
DAT DE BAND OP DE VELG SLIPT OF
LOSKOMT, MET ALS GEVOLG DAT
MEN DE CONTROLE OVER HET
VOERTUIG VERLIEST. WANNEER
MEN BRUUSK REMT KUNNEN DE
BANDEN UIT DE VELGEN KOMEN. IN
BOCHTEN KAN HET VOERTUIG
GAAN SLIPPEN. CONTROLEER DE
71
3 Maintenance / 3 Onderhoud
TYRES ADVERSELY AFFECT TRAC-
TION AND HANDLING. SOME TYRE
TYPES HOMOLOGATED FOR THIS
VEHICLE FEATURE WEAR INDICA-
TORS. THERE ARE SEVERAL TYPES
OF WEAR INDICATORS.
CONSULT YOUR DEALER ON METH-
ODS TO CHECK WEAR. CARRY OUT
A VISUAL INSPECTION FOR TYRE
CONSUMPTION. REPLACE TYRES IF
WORN. OLD TYRES THAT ARE NOT
FULLY WORN CAN GET HARD RE-
SULTING IN LACK OF GRIP. RE-
PLACE TYRES IF THIS OCCURS. RE-
PLACE TYRES WHEN WORN OR IF
THE TREAD HAS A HOLE BIGGER
THAN 5 MM. BALANCE THE WHEELS
AFTER A TYRE IS MENDED.. USE ON-
LY TYRE SIZES INDICATED BY THE
MANUFACTURER. DO NOT FIT
TYRES WITH INNER TUBES ON RIMS
FOR TUBELESS TYRES OR VICE VER-
SA. CHECK THAT THE INFLATION
VALVES HAVE THEIR CAPS FITTED
IN ORDER TO AVOID UNEXPECTED
FLAT TYRES.
REPLACEMENT, REPAIR, MAINTE-
NANCE AND BALANCING OPERA-
TIONS ARE HIGHLY IMPORTANT AND
SO THEY SHOULD BE CARRIED OUT
USING THE SPECIFIC TOOLS AND
WITH THE ADEQUATE KNOWLEDGE.
IT IS THEREFORE ESSENTIAL TO
HAVE YOUR TYRES AND WHEELS
SERVICED AT AN Official aprilia Deal-
er OR A SPECIALISED TYRE WORK-
STAAT VAN HET RIJOPPERVLAK EN
DE SLIJTAGE, OMDAT SLECHTE
BANDENCONDITIES DE WEGLIG-
GING EN DE MANOEUVREERBAAR-
HEID VAN HET VOERTUIG KUNNEN
SCHADEN. ENKELE BANDENTYPES,
DIE GEHOMOLOGEERD ZIJN VOOR
DIT VOERTUIG, HEBBEN EEN SLIJ-
TAGE-INDICATOR. ER BESTAAN
VERSCHILLENDE TYPES VAN SLIJ-
TAGE-INDICATORS.
VOOR INFORMATIE IN VERBAND
MET DE CONTROLE VAN DE SLIJTA-
GE, WENDT MEN ZICH TOT DE VER-
KOPER. CONTROLEER VISIEF DE
SLIJTAGE VAN DE BANDEN, EN VER-
VANG ZE INDIEN ZE VERSLETEN
ZIJN. WANNEER DE BANDEN OUD
ZIJN, EN OOKAL ZIJN ZE NIET VER-
SLETEN, KUNNEN ZE VERHARDEN
EN DUS DE WEGLIGGING SCHADEN.
IN DIT GEVAL VERVANGT MEN DE
BANDEN VERVANG DE BANDEN
WANNEER ZE VERSLETEN ZIJN, OF
WANNEER ER EEN EVENTUEEL GAT
IS IN DE ZONE VAN HET RIJVLAK DAT
GROTER IS DAN 5 MM. NADAT MEN
DE BAND HEEFT LATEN HERSTEL-
LEN, LAAT MEN DE WIELEN BALAN-
CEREN. GEBRUIK UITSLUITEND DE
MAAT VAN BANDEN DIE WORDT
AANGEDUID DOOR HET HUIS.
PLAATS GEEN BANDEN VAN HET TY-
PE MET BINNENBAND OP VELGEN
VOOR TUBELESS BANDEN, EN VICE-
VERSA. CONTROLEER OF DE KLEP-
72
3 Maintenance / 3 Onderhoud
SHOP. NEW TYRES CAN BE COV-
ERED BY A SLIPPERY COAT: RIDE
WITH CAUTION DURING THE FIRST
KILOMETRES. DO NOT APPLY UN-
SUITABLE LIQUIDS ON TYRES.
PEN VOOR HET OPBLAZEN STEEDS
HUN DOPJES HEBBEN, OM HET
PLOTSELING LEEGLOPEN VAN DE
BANDEN TE VERMIJDEN.
DE HANDELINGEN VAN HET VER-
VANGEN, HERSTELLEN, ONDER-
HOUD EN BALANCEREN ZIJN ZEER
BELANGRIJK, EN MOETEN DUS UIT-
GEVOERD WORDEN MET GESCHIK-
TE GEREEDSCHAPPEN EN MET DE
NODIGE ERVARING. DAAROM
RAADT MEN AAN OM ZICH TE WEN-
DEN TOT EEN Officiële aprilia Dealer
OF EEN BANDENSPECIALIST VOOR
HET UITVOEREN VAN DE VOORAF-
GAANDE HANDELINGEN. WANNEER
DE BANDEN NIEUW ZIJN, KUNNEN ZE
BEDEKT ZIJN MET EEN GLADDE
LAAG: DE EERSTE KILOMETERS
MOET MEN VOORZICHTIG RIJDEN.
SMEER DE BANDEN NIET IN MET ON-
GESCHIKTE VLOEISTOFFEN.
DEPTH MINIMUM LIMIT «2»
Front: 2 mm
Rear 2 mm
MINIMUM DIEPTELIMIET «2»
Vooraan: 2 mm
Achteraan 2 mm
73
3 Maintenance / 3 Onderhoud
TYRE WEAR MINIMUM THRESHOLD «2» (USA
VERSION)
Front (USA version) 3 mm
Rear (USA version) 3 mm
MINIMUM DIEPTELIMIET VAN HET RIJVLAK
«2» (VERSIE USA)
Vooraan (versie USA) 3 mm
Achteraan (versie USA) 3 mm
05_04
05_05
Spark plug dismantlement
(05_05, 05_06, 05_07)
Check and/or replace the spark plug fol-
lowing the instructions in the scheduled
maintenance table. Remove the spark
plug regularly, clean off carbon scales,
and replace it if necessary.
To access the spark plug:
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Unscrew and remove the two
fixing screws «1».
Demonteren van de bougie
(05_05, 05_06, 05_07)
Controleer de bougie en/of vervang ze
volgens de aanduidingen in de tabel van
het geprogrammeerd onderhoud. De-
monteer periodiek de bougie, reinig ze
van koolstofafzettingen, en vervang ze
indien nodig.
Om de bougie te bereiken, handelt men
als volgt:
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
74
3 Maintenance / 3 Onderhoud
•
Remove the central inspection
cover «2».
CAUTION
PROCEED WITH CAUTION.
DO NOT DAMAGE THE TABS AND/OR
THEIR CORRESPONDING SLOTS.
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
NOTE
UPON REFITTING, INSERT
THE FITTING TABS CORRECTLY IN
THEIR SLOTS.
•
Draai de twee bouten «1» los en
verwijder ze.
•
Verwijder het centrale inspectie-
deksel «2».
LET OP
WEES VOORZICHTIG BIJ HET GE-
BRUIK.
BESCHADIG DE LIPJES EN/OF DE RE-
LATIEVE KLEMVERBINDINGSZITTEN
NIET.
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE PLAATST MEN
HET KLEMLIPJE CORRECT IN DE
SPECIALE ZITTEN.
For removal and cleaning: Voor de verwijdering en de reiniging han-
delt men als volgt:
75
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
BEFORE CARRYING OUT THE FOL-
LOWING OPERATIONS AND IN OR-
DER TO AVOID BURNS, LEAVE EN-
GINE AND MUFFLER TO COOL OFF
TO AMBIENT TEMPERATURE.
LET OP
VOORALEER MEN DE VOLGENDE
HANDELINGEN UITVOERT, LAAT
MEN DE MOTOR EN DE UITLAAT AF-
KOELEN TOT DEZE DE OMGEVINGS-
TEMPERATUUR HEBBEN BEREIKT,
OM MOGELIJKE BRANDWONDEN TE
VERMIJDEN.
•
Remove the spark plug «4»
hood «3».
•
Remove any mark of dirt from
the spark plug base; therefore,
unscrew it with the wrench sup-
plied with the tool kit and pull it
out from its seat, being careful
not to let dust or other substan-
ces into the cylinder.
•
Check that spark plug electrode
and central porcelain insulator
do not have carbon deposits or
corrosion; if necessary, clean it
with an appropriate spark plug
cleaner and an iron wire and/or
metal brush.
•
Blow energetically with a blast of
air so that no removed deposit
gets into the engine. The spark
plug should be replaced if it
shows cracks on the insulator,
corroded electrodes or undue
deposits.
•
Check the gap between electro-
des with a thickness gauge. The
•
Verwijder de pipet «3» van de
bougie «4».
•
Verwijder al het vuil van de basis
van de bougie, draai ze los met
de in de gereedschapskit bijge-
leverde sleutel, en verwijder ze
van de zit, door op te letten om
geen stof of andere stoffen in de
cilinder te laten komen.
•
Controleer of de elektrode en
het centrale porcelein van de
bougie geen koolstofafzettingen
of corrosietekens vertonen, en
reinig ze eventueel met speciale
reinigers voor bougies, met een
ijzerdraad en/of metalen borstel.
•
Reinig goed met een luchtstraal,
zodat de verwijderde afzettin-
gen niet in de motor terecht ko-
men. Wanneer de bougie een
gescheurde isolering, verroeste
elektroden of excessieve afzet-
tingen heeft, moet ze vervangen
worden.
76
3 Maintenance / 3 Onderhoud
gap should be 0.7 - 0.8 mm; if
necessary, adjust it by carefully
bending the earth electrode.
•
Make sure the washer is in good
conditions. Fit the washer and
then screw the spark plug man-
ually to avoid damaging the
thread.
•
Tighten using the spanner sup-
plied with the toolkit, making the
spark plug complete 1/2 turn to
compress the washer.
Locking torques (N*m)
Spark plug
18 Nm (1.8 kgm)
•
Controleer de afstand tussen de
elektroden met een diktemeter.
Deze dikte moet 0,7 - 0,8 mm
bedragen; regel de dikte even-
tueel door voorzichtig de mas-
saelektrode te buigen.
•
Controleer of de rondel zich in
goede condities bevindt. Met
gemonteerde rondel draait men
de bougie met de hand vast, om
schade aan de schroefdraad te
vermijden.
•
Sluit ze met de sleutel, bijgele-
verd in de gereedschapskit,
door elke bougie een 1/2 draai
te laten maken om de rondel
dicht te drukken.
Aandraaikoppels (N*m)
Bougie
18 Nm (1,8 Kgm)
05_06
•
Place the spark plug tube cor-
rectly so that it does not get dis-
connected due to engine vibra-
tions.
•
Reassemble the central inspec-
tion cover.
CAUTION
TIGHTEN THE SPARK PLUG COR-
RECTLY, OTHERWISE THE ENGINE
MAY OVERHEAT AND GET IRRE-
•
Plaats de pipet van de bougie
correct, zodat deze niet kan los-
komen door de vibraties van de
motor.
•
Hermonteer het centrale inspec-
tiedeksel.
LET OP
DE BOUGIE MOET GOED WORDEN
VASTGEDRAAID, OMDAT ANDERS
DE MOTOR KAN OVERVERHITTEN,
77
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_07
TRIEVABLE DAMAGED. USE ONLY
THE RECOMMENDED TYPE OF
SPARK PLUG, OTHERWISE, THE EN-
GINE DURATION AND PERFORM-
ANCE COULD BE COMPROMISED.
EN DUS ERNSTIG WORDT BESCHA-
DIGD. GEBRUIK ENKEL BOUGIES
VAN HET AANBEVOLEN TYPE, AN-
DERS ZOUDEN DE PRESTATIES EN
DE DUUR VAN DE MOTOR GE-
SCHAAD KUNNEN WORDEN.
05_08
05_09
Removing the air filter (05_08,
05_09)
•
Lift the saddle.
•
Unscrew and remove the
screws «1».
•
Slide off the whole filter «2» from
above.
•
Separate the retaining net «3»
from the support «4».
•
Remove the filtering element
«5».
Demonteren van het luchtfilter
(05_08, 05_09)
•
Hef het zadel op.
•
Draai de bouten «1» los en ver-
wijder ze.
•
Verwijder de volledige filter «2»
langs boven.
•
Scheidt het beperkingsnetje
«3» van de steun «4».
•
Verwijder het filterend element
«5».
78
3 Maintenance / 3 Onderhoud
Air filter cleaning (05_10)
Cleaning and check the air filter condi-
tions following the instructions in the
scheduled maintenance table. This will
depend on use conditions.
If the vehicle is used in dusty or wet
roads, cleaning operations should be car-
ried out more frequently.
Remove the filtering element from the
scooter for cleaning.
Reiniging van de luchtfilter
(05_10)
De reiniging en de controle van de staat
van de luchtfilter moeten volgens de aan-
duidingen in de tabel van het geprogram-
meerd onderhoud uitgevoerd worden; dit
zal afhangen van de gebruikscondities.
Wanneer het voertuig wordt gebruikt op
natte of stoffige wegen, moeten de han-
delingen van de reiniging vlugger worden
uitgevoerd.
Voor de reiniging van het filterend ele-
ment, moet men het van het voertuig ver-
wijderen.
•
Wash the filtering element «5»
with clean non-inflammable or a
high-degree volatility solvents
and let it dry it thoroughly.
•
Apply filter oil over the surface.
•
Check the bottom of the bleed
pipe «6» is not dirty.
CAUTION
TO AVOID RISK OF FIRE OR EXPLO-
SION DO NOT USE PETROL OR IN-
FLAMMABLE SOLVENTS TO CLEAN
THE FILTERING ELEMENT.
•
Was het filterend element «5»
met reine oplosmiddelen, die
niet ontvlambaar zijn en die
geen hoog verdampingspunt
hebben, en laat het zorgvuldig
drogen.
•
Breng op de volledige opper-
vlakte olie voor filters aan.
•
Controleer de aanwezigheid
van onzuiverheden in het onder-
ste deel van de ontluchtingsbuis
«6».
79
3 Maintenance / 3 Onderhoud
LET OP
GEBRUIK GEEN BENZINE OF BRAND-
BARE OPLOSMIDDELEN VOOR HET
WASSEN VAN HET FILTEREND ELE-
MENT, OM HET RISICO OP BRAND EN
EXPLOSIES TE VERMIJDEN.
REMOVE ANY DEPOSIT THAT MAY
HAVE FORMED IN THE BLEED PIPE
COMING FROM THE FILTER HOUS-
ING.
WANNEER ER BINNENIN DE ONT-
LUCHTINGSBUIS AFZETTINGEN ZIJN
DIE AFKOMSTIG ZIJN VAN DE FIL-
TERKAST, MOETEN DEZE VERWIJ-
DERD WORDEN.
05_10
To remove any deposits inside the bleed
pipe:
•
Remove the cap «7».
•
Drain off the content in a bowl;
then, send it to a collection cen-
tre.
Voor het elimineren van eventuele afzet-
tingen binnenin de ontluchtingsbuis, han-
delt men als volgt:
•
Verwijder het dopje «7».
•
Laat de inhoud in een recipiënt
stromen; overhandig het daarna
aan een inzamelcentrum.
80
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_11
Cooling fluid level (05_11,
05_12, 05_13)
Check the coolant level periodically or af-
ter long trips; have it changed as indica-
ted in the scheduled maintenance table
at an Official aprilia Dealer.
Coolant liquid solution is 50% water and
50% antifreeze. This mixture is ideal for
most operating temperatures and provide
a good protection against corrosion. It is
advisable to use the same mixture even
in hot weather as this minimises loss due
to evaporation and the need of frequent
top-ups. Thus, mineral salt deposits
formed in the radiator by evaporated wa-
ter are also minimised and the efficiency
of the cooling system is not affected.
When the temperature drops below zero
degrees centigrade, check the cooling
system frequently and add more anti-
freeze if needed (up to 60% max.).
Use distilled water in the coolant mixture
to avoid damaging the engine.
CAUTION
DO NOT USE YOUR VEHICLE IF THE
COOLANT LEVEL IS BELOW THE MIN-
IMUM LEVEL MARKED "MIN".
Peil van de koelvloeistof
(05_11, 05_12, 05_13)
Controleer regelmatig en na lange reizen
het peil van de koelvloeistof; laat de vloei-
stof vervangen volgens de aanduidingen
in de tabel van het geprogrammeerd on-
derhoud, bij een Officiële aprilia Dea-
ler.
De oplossing van de koelvloeistof be-
staat uit 50% water en 50% antivries. Dit
mengsel is ideaal voor het grootste deel
van de werkingstemperaturen en garan-
deert een goede bescherming tegen cor-
rosie. Het is passend om hetzelfde meng-
sel ook te behouden voor het warme
seizoen, omdat zo verlies door verdam-
ping en de nood voor frequente bijvullin-
gen worden verminderd. Op deze manier
verminderen de bezinksels van mineraal-
zouten die in de radiator van het ver-
dampte water werden gelaten, en veran-
dert de efficiëntie van de koelinstallatie
niet. Wanneer de buitentemperatuur zich
onder het vriespunt bevindt, moet men
het koelcircuit frequent controleren, en
voegt men indien nodig een hogere con-
centratie antivries toe (tot een maximum
van 60%).
Voor de koeloplossing gebruikt men ge-
destilleerd water, om de motor niet te
beschadigen.
81
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
COOLANT IS TOXIC IF INGESTED;
CONTACT WITH YOUR EYES OR SKIN
MAY CAUSE IRRITATION. IF THE FLU-
ID GETS IN CONTACT WITH THE
EYES OR SKIN, RINSE REPEATEDLY
WITH PLENTY OF WATER AND SEEK
MEDICAL ADVICE. IF SWALLOWED,
INDUCE VOMITING, RINSE MOUTH
AND THROAT WITH PLENTY OF WA-
TER AND SEEK MEDICAL ADVICE IM-
MEDIATELY.
CAUTION
DO NOT DISPOSE OF THE FLUID INTO
THE ENVIRONMENT.
CAUTION
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN.
MAKE SURE NOT TO POUR THE
COOLANT ON HOT ENGINE OR EX-
HAUST SYSTEM COMPONENTS; IT
LET OP
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET WAN-
NEER DE KOELVLOEISTOF ZICH ON-
DER HET MINIMUM "MIN" PEIL BE-
VINDT.
LET OP
DE KOELVLOEISTOF IS SCHADELIJK
WANNEER HIJ WORDT INGESLIKT;
HET CONTACT MET DE HUID EN DE
OGEN KAN IRRITATIES VEROORZA-
KEN. WANNEER DE VLOEISTOF IN
CONTACT ZOU KOMEN MET DE HUID
EN DE OGEN, SPOELT MEN LANG
MET VEEL WATER, EN RAADPLEEGT
MEN EEN ARTS. WANNEER HET
WORDT INGESLIKT, MOET MEN
OVERGEVEN, DE MOND EN DE KEEL
SPOELEN MET VEEL WATER, EN ON-
MIDDELLIJK EEN ARTS RAADPLE-
GEN.
LET OP
LOOS DE VLOEISTOF NIET IN HET MI-
LIEU.
82
3 Maintenance / 3 Onderhoud
MAY CATCH FIRE PRODUCING INVIS-
IBLE FLAMES.
WHEN CARRYING OUT MAINTE-
NANCE OPERATIONS, IT IS ADVISA-
BLE TO WEAR LATEX GLOVES.
TAKE YOUR SCOOTER TO AN OFFI-
CIAL APRILIA DEALER TO CARRY
OUT THE REPLACEMENT.
DO NOT REMOVE THE COVER OF
THE EXPANSION TANK «1» WHEN
THE ENGINE IS HOT AS THE COOL-
ANT IS UNDER PRESSURE AND AT A
HIGH TEMPERATURE. CONTACT
WITH THE SKIN OR CLOTHES MAY
CAUSE SERIOUS BURNS AND/OR IN-
JURIES.
LET OP
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN, OP DE HETE DELEN
VAN DE MOTOR EN VAN DE UITLAAT-
INSTALLATIE; DEZE ZOU BRAND
KUNNEN VATTEN MET ONZICHTBA-
RE VLAMMEN.
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN OFFICIËLE APRILIA
DEALER.
VERWIJDER DOP «1» NIET VAN HET
EXPANSIEVAT WANNEER DE MOTOR
WARM STAAT, OMDAT DE KOEL-
VLOEISTOF ONDER DRUK STAAT EN
EEN HOGE TEMPRATUUR HEEFT. BIJ
CONTACT MET DE HUID OF DE KLE-
DING KAN HET ERNSTIGE LETSELS
EN/OF SCHADE VEROORZAKEN.
83
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_12
05_13
Checking
•
Stop the engine and wait until it
cools down.
•
Open the glove compartment.
•
Unscrew and remove the screw
«4».
•
Remove the front inspection
cover «5».
•
Make sure that the coolant level
in the expansion tank «2» is be-
tween the «MIN» and «MAX»
reference marks.
MIN = minimum level.
MAX = maximum level.
Otherwise:
•
Loosen (rotating twice anticlock-
wise) but do not remove the fill-
ing cap «1».
•
Wait for some seconds so that
possible pressure may be
purged.
•
Unscrew and remove the tap
«1».
•
Top up with coolant until it is
near the "MAX" level.
•
Refit the filling cap «1».
•
Refit the front inspection cover.
CAUTION
PARK THE VEHICLE ON SAFE AND
LEVEL GROUND.
Controle
•
Leg de motor stil en wacht tot hij
afkoelt.
•
Open de opbergruimte.
•
Draai de bout «4» los en verwij-
der ze.
•
Verwijder het voorste inspectie-
deksel «5».
•
Controleer of het vloeistofpeil in
het expansievat «2» zich tussen
de «MIN» en «MAX» referenties
bevindt.
MIN = minimum peil.
MAX = maximum peil.
In het omgekeerde geval:
•
Los de vuldop «1» (door in te-
genwijzerszin te draaien), zon-
der hem te verwijderen.
•
Wacht enkele seconden zodat
de eventuele druk kan ontluch-
ten.
•
Draai de dop «1» los en verwij-
der hem.
•
Vul bij met koelvloeistof tot het
peil van de vloeistof ongeveer
het "MAX" peil bereikt.
•
Plaats de vuldop «1» weer.
•
Herplaats het voorste inspectie-
deksel.
LET OP
PLAATS HET VOERTUIG OP EEN
VAST EN VLAK TERREIN.
84
3 Maintenance / 3 Onderhoud
NOTE
CAP «1» IS CONNECTED TO A
BREATHER PIPE «3». DO NO FORCE
OR DISCONNECT THE BREATHER
PIPE «3».
CAUTION
WAIT FOR THE ENGINE TO COOL
DOWN BEFORE CHECKING OR TOP-
PING-UP THE COOLANT LEVEL.
CAUTION
COOLANT IS TOXIC IF INGESTED;
CONTACT WITH EYES OR SKIN MAY
CAUSE IRRITATION. DO NOT INTRO-
DUCE YOUR FINGERS OR ANY OTH-
ER OBJECT TO CHECK IF THERE IS
COOLANT OR NOT.
CAUTION
WHEN TOPPING-UP, DO NOT EX-
CEED THE «MAX» LEVEL OR THE
FLUID WILL FLOW OUT WHEN THE
ENGINE IS RUNNING.
N.B.
AAN DE DOP «1» IS EEN ONTLUCH-
TINGSBUIS «3» VERBONDEN. FOR-
CEER DE ONTLUCHTINGSBUIS «3»
NIET EN MAAK HEM NIET LOS.
LET OP
VOER DE HANDELINGEN VAN DE
CONTROLE EN HET BIJVULLEN VAN
DE KOELVLOEISTOF UIT WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT.
LET OP
DE KOELVLOEISTOF IS SCHADELIJK
WANNEER HET WORDT INGESLIKT;
HET CONTACT MET DE HUID EN DE
OGEN KAN IRRITATIES VEROORZA-
KEN. VOEL NIET MET DE VINGERS OF
GEBRUIK GEEN ANDERE VOORWER-
PEN OM TE CONTROLEREN OF ER
KOELVLOEISTOF AANWEZIG IS.
LET OP
BIJ HET BIJVULLEN MAG MEN HET
«MAX» PEIL NIET OVERSCHRIJDEN,
ANDERS ZAL DE VLOEISTOF TIJ-
DENS DE WERKING VAN DE MOTOR
UITSTROMEN.
85
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
IF THERE IS AN EXCESSIVE CON-
SUMPTION OF COOLANT OR THE
RESERVOIR REMAINS EMPTY,
CHECK THAT THERE ARE NO LEAKS
IN THE CIRCUIT. FOR REPAIRS, TAKE
YOUR VEHICLE TO AN OFFICIAL
APRILIA DEALER.
LET OP
WANNEER HET VERBRUIK VAN
KOELVLOEISTOF EXCESSIEF IS, EN
WANNEER HET EXPANSIEVAT LEEG
BLIJFT, CONTROLEERT MEN OF ER
GEEN LEKKEN ZIJN IN HET CIRCUIT.
VOOR DE HERSTELLING, WENDT
MEN ZICH TOT EEN OFFICIËLE APRI-
LIA DEALER.
Checking the brake oil level
(05_14)
When the friction pads wear out, the
brake fluid level in the reservoir goes
down to automatically compensate for
that wear.
The brake fluid reservoirs are located on
the handlebar, near the brake lever at-
tachments.
Check frequently the brake fluid level in
the reservoirs and the brake pad wear.
NOTE
THIS VEHICLE IS FITTED WITH
FRONT AND REAR DISC BRAKES
WITH INDEPENDENT HYDRAULIC
CIRCUITS. THE FOLLOWING INFOR-
Controle van het oliepeil van
de remmen (05_14)
Met het verbruik van de wrijvingspastilles
vermindert het peil van de remvloeistof in
de tank, om automatisch de slijtage te
compenseren.
De tanks van de remvloeistof vindt men
onder de stuurbedekking, in de nabijheid
van de koppelingen van de remhendels.
Controleer regelmatig het peil van de
remvloeistof in de tanks, en de slijtage
van de pastilles.
N.B.
DIT VOERTUIG IS UITGERUST MET
SCHIJFREMMEN VOORAAN EN ACH-
TERAAN, MET GESCHEIDEN HY-
DRAULISCHE CIRCUITS. DE VOL-
GENDE INFORMATIE BETREFT EEN
86
3 Maintenance / 3 Onderhoud
MATION REFERS TO ONE BRAKING
CIRCUIT BUT IT APPLIES TO BOTH.
CAUTION
DO NOT USE YOUR VEHICLE IF A
FLUID LEAK IN THE BRAKING CIR-
CUIT IS DETECTED.
ENKELE REMINSTALLATIE, MAAR IS
GELDIG VOOR BEIDE.
LET OP
GEBRUIK HET VOERTUIG NOOIT
WANNEER MEN EEN LEK OPMERKT
VAN DE REMINSTALLATIE.
To check level:
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Remove the arrow protection
plastic.
•
Rotate the handlebar so that the
fluid in the oil fluid reservoir is
parallel to the "MIN '' reference
mark on the sight glass «1».
•
Check that the fluid in the reser-
voir is over the "MIN '' reference
mark on the sight glass «1».
MIN = minimum level.
CAUTION
PARK THE VEHICLE ON SAFE AND
LEVEL GROUND.
Voor de controle van het peil handelt men
als volgt:
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Verwijder de plastic bescher-
mingen van de richtingaanwij-
zers.
•
Draai het stuur zodat de vloei-
stof in de tank van de remvloei-
stof parallel staat met de ''MIN ''
referentie op het glasje «1».
•
Controleer of de vloeistof in de
tank de ''MIN '' referentie op het
glasje «1» overtreft.
MIN = minimum peil.
LET OP
PLAATS HET VOERTUIG OP EEN
VAST EN VLAK TERREIN.
87
3 Maintenance / 3 Onderhoud
If the level is too low:
•
Check the disc brake pads for
wear
If pads and/or the disc need not to be re-
placed:
•
Take your scooter to an Official
aprilia Dealer to carry out the
replacement.
CAUTION
BRAKE LEVEL DECREASES GRADU-
ALLY AS BRAKE PADS WEAR DOWN.
CAUTION
CHECK BRAKING EFFICIENCY.
IN CASE OF EXCESSIVE TRAVEL OF
THE BRAKE LEVER OR POOR PER-
FORMANCE OF THE BRAKING CIR-
CUIT, TAKE YOUR SCOOTER TO AN
Official aprilia Dealer AS IT MAY BE
NECESSARY TO PURGE AIR FROM
THE CIRCUIT.
Wanneer het peil te laag is :
•
Controleer de slijtage van de
rempastilles van de schijfrem-
men.
Wanneer de pastilles en/of de schijf niet
aan vervanging toe zijn:
•
Voor het bijvullen wendt men
zich tot een Officiële aprilia
Dealer.
LET OP
HET PEIL VAN DE VLOEISTOF VER-
MINDERT PROGRESSIEF MET DE
SLIJTAGE VAN DE PASTILLES.
LET OP
CONTROLEER DE REMEFFICIËNTIE.
IN GEVAL VAN EEN EXCESSIEVE
LOOP VAN DE REMHENDEL OF VAN
VERLIES VAN EFFICIËNTIE VAN DE
REMINSTALLATIE, WENDT MEN ZICH
TOT EEN Officiële aprilia Dealer, OM-
DAT HET NODIG KAN ZIJN OM EEN
ONTLUCHTING UIT TE VOEREN VAN
DE INSTALLATIE.
88
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_14
CAUTION
UNEXPECTED CLEARANCE VARIA-
TIONS OR ELASTIC RESISTANCE IN
THE BRAKE LEVER ARE DUE TO
FAILURE IN THE HYDRAULIC CIR-
CUIT.
CONTACT AN aprilia Official Dealer IN
CASE OF DOUBTS ON THE CORRECT
OPERATION OF THE BRAKING SYS-
TEM AND WHEN THE ORDINARY
CHECKS CAN NOT BE CARRIED OUT.
CAUTION
PAY SPECIAL ATTENTION TO THE
BRAKE DISC AND THE FRICTION
GASKETS AND CHECK THAT THEY
ARE NOT OILY OR GREASY, SPE-
CIALLY AFTER MAINTENANCE OP-
ERATIONS OR CHECKS.
CHECK THAT THE BRAKE PIPE IS
NOT TWISTED OR WORN.
DO NOT DISPOSE OF THE FLUID INTO
THE ENVIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
LET OP
PLOTSELINGE WIJZIGINGEN VAN DE
SPELING OF EEN ELASTISCHE
WEERSTAND OP DE HENDEL VAN DE
REM, ZIJN TE WIJTEN AAN PROBLE-
MEN MET HET HYDRAULISCH SYS-
TEEM.
IN GEVAL VAN TWIJFELS IN VER-
BAND MET DE PERFECTE WERKING
VAN DE REMINSTALLATIE, EN IN GE-
VAL MEN NIET IN STAAT IS OM DE
NORMALE CONTROLEHANDELIN-
GEN UIT TE VOEREN, WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
LET OP
LET VOORAL OP VOOR DE SCHIJF-
REM EN VOOR DE WRIJVINGSPAK-
KINGEN, EN CONTROLEER OF ZE
NIET VETTIG ZIJN OF INGEVET ZIJN,
VOORAL NA HET UITVOEREN VAN
DE ONDERHOUDS OF CONTROLE-
HANDELINGEN.
CONTROLEER OF DE REMBUIS NIET
IN ELKAAR IS GEDRAAID OF VER-
SLETEN IS.
LOOS DE VLOEISTOF NIET IN HET MI-
LIEU.
89
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
BRAKES ARE THE MOST IMPORTANT
COMPONENTS TO ENSURE SAFETY
AND THEREFORE THEY HAVE TO BE
ALWAYS IN PERFECT CONDITIONS;
CHECK THE BRAKES BEFORE EACH
RIDE.
A DIRTY DISC SMEARS THE PADS
RESULTING IN POOR BRAKING. RE-
PLACE DIRTY PADS AND CLEAN
AGAIN THE DIRTY DISC USING A TOP
QUALITY DEGREASING PRODUCT.
THE BRAKE FLUID SHOULD BE RE-
PLACED EVERY TWO YEARS AT AN
OFFICIAL APRILIA DEALER.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
LET OP
DE REMMEN ZIJN DE ONDERDELEN
DIE HET MEEST DE VEILIGHEID GA-
RANDEREN, EN MOETEN DUS
STEEDS PERFECT EFFICIËNT WOR-
DEN GEHOUDEN; CONTROLEER ZE
VÓÓR ELKE REIS.
EEN VUILE SCHIJF BESMEURT DE
PASTILLES, EN VERMINDERT DUS
DE DOELTREFFENDHEID VAN HET
REMMEN. VUILE PASTILLES MOE-
TEN WORDEN VERVANGEN, TER-
WIJL DE VUILE SCHIJF MOET GEREI-
NIGD WORDEN MET EEN ONTVET-
TEND PRODUCT VAN HOGE KWALI-
TEIT.
DE REMVLOEISTOF MOET ELKE
TWEE JAAR WORDEN VERVANGEN
DOOR EEN OFFICIËLE APRILIA DEA-
LER.
Battery (05_15, 05_16, 05_17,
05_18)
Check the electrolyte level and the leads
tightening according to the indications in
the scheduled maintenance tables.
Accu (05_15, 05_16, 05_17,
05_18)
Controleer het elektrolytpeil en de sluiting
van de klemmen, volgens de aanduidin-
gen die men vindt in de tabel van het
geprogrammeerd onderhoud.
90
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
FIRE HAZARD. FUEL OR ANY OTHER
FLAMMABLE SUBSTANCES MUST
NOT BE CLOSE TO ELECTRICAL
COMPONENTS.
THE BATTERY ELECTROLYTE IS
TOXIC, CORROSIVE AND AS IT CON-
TAINS SULPHURIC ACID, IT CAN
CAUSE BURNS WHEN IN CONTACT
WITH THE SKIN. WEAR PROTECTION
CLOTHES, A FACE MASK AND/OR
SAFETY GOGGLES WHEN CARRY-
ING OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS. IF THE ELECTROLYTIC FLUID
GETS INTO CONTACT WITH THE
SKIN, WASH WITH ABUNDANT COOL
WATER.
IF THE FLUID GETS INTO CONTACT
WITH THE EYES, WASH WITH ABUN-
DANT WATER FOR FIFTEEN MI-
NUTES AND CONSULT AN EYE SPE-
CIALIST IMMEDIATELY.
IF IT IS ACCIDENTALLY SWAL-
LOWED, DRINK A LOT OF WATER OR
MILK, THEN MILK OF MAGNESIA OR
VEGETAL OIL, AND SEEK MEDICAL
ADVICE IMMEDIATELY.
THE BATTERY RELEASES EXPLO-
SIVE GASES. KEEP IT AWAY OF
FLAMES, SPARKS, CIGARETTES OR
ANY OTHER HEAT SOURCE.
WHEN RECHARGING OR USING THE
BATTERY, BE CAREFUL TO HAVE
THE ROOM ADEQUATELY AIRED. DO
LET OP
BRANDGEVAAR. HOU BRANDSTOF
EN ANDERE ONTVLAMBARE STOF-
FEN VER WEG VAN ELEKTRISCHE
ONDERDELEN.
DE ELEKTROLYT VAN DE ACCU IS
GIFTIG EN BIJTEND, EN IN CONTACT
MET DE HUID KAN HET BRANDWON-
DEN VOORZAKEN OMDAT HET ZWA-
VELZUUR BEVAT. DRAAG BESCHER-
MENDE KLEDING, EEN MASKER
VOOR HET GEZICHT EN/OF EEN BE-
SCHERMENDE BRIL WANNEER MEN
ONDERHOUD UITVOERT. WANNEER
DE ELEKTROLYTVLOEISTOF IN CON-
TACT ZOU KOMEN MET DE HUID,
MOET MEN OVERVLOEDIG WASSEN
MET KOUD WATER.
WANNEER HET IN CONTACT ZOU KO-
MEN MET DE OGEN, MOET MEN
OVERVLOEDIG WASSEN MET WA-
TER VOOR ONGEVEER VIJFTIEN MI-
NUTEN, EN ONMIDDELLIJK EEN
OOGARTS RAADPLEGEN.
WANNEER HET TOEVALLIG ZOU
WORDEN INGESLIKT, MOET MEN
VEEL WATER OF MELK DRINKEN,
DAARAAN MAGNESIUMMELK OF VE-
GETALE OLIE DRINKEN, EN ONMID-
DELLIJK EEN ARTS RAADPLEGEN.
DE ACCU VERSPREIDT EXPLOSIEVE
GASSEN, EN HET MOET DUS UIT DE
BUURT WORDEN GEHOUDEN VAN
VRIJE VLAMMEN, VONKEN, SIGA-
91
3 Maintenance / 3 Onderhoud
NOT BREATH GASES RELEASED
WHEN THE BATTERY IS BEING RE-
CHARGED.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
PAY ATTENTION NOT TO TILT THE
VEHICLE EXCESSIVELY TO AVOID
DANGEROUS SPILLS OF BATTERY
FLUID.
CAUTION
DO NOT INVERT THE CONNEXIONS
OF THE BATTERY LEADS.
CONNECT AND DISCONNECT THE
BATTERY WITH THE IGNITION
SWITCH SET TO «OFF» OR THIS MAY
DAMAGE SOME COMPONENTS.
CONNECT THE POSITIVE LEAD (+)
FIRST AND THEN THE NEGATIVE
ONE (-). DISCONNECT IN THE RE-
VERSE ORDER.
BATTERY FLUID IS CORROSIVE.
DO NOT POUR OR SPREAD IT ESPE-
CIALLY ON PLASTIC PARTS.
WHEN RECHARGING A "MAINTE-
NANCE FREE" BATTERY INSTALLED
USE A SPECIFIC BATTERY CHARGER
(VOLTAGE/CONSTANT AMPERAGE
OR CONSTANT VOLTAGE TYPE).
USING A CONVENTIONAL BATTERY
CHARGER MAY DAMAGE THE BAT-
TERY.
RETTEN EN EENDER WELKE ANDE-
RE WARMTEBRON.
TIJDENS HET LADEN OF HET GE-
BRUIK, VOORZIET MEN HET LOKAAL
VAN EEN GESCHIKTE VENTILATIE
EN VERMIJDT MEN HET INADEMEN
VAN DE GASSEN DIE VRIJKOMEN
TIJDENS HET OPLADEN VAN DE AC-
CU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
LET OP OM HET VOERTUIG NIET TE
VEEL TE HELLEN, OM GEVAARLIJKE
UITSTROMINGEN VAN VLOEISTOF
UIT DE ACCU TE VERMIJDEN.
LET OP
DRAAI DE VERBINDINGEN VAN DE
KABELS VAN DE ACCU NOOIT OM.
VERBINDT EN MAAK DE ACCU LOS
MET DE ONTSTEKINGSSCHAKE-
LAAR IN POSITIE «OFF», ANDERS
ZOUDEN SOMMIGE ONDERDELEN
SCHADE KUNNEN OPLOPEN. VER-
BINDT EERST DE POSITIEVE KABEL
(+) EN DAARNA DE NEGATIEVE (-).
MAAK ZE LOS IN DE OMGEKEERDE
VOLGORDE.
DE VLOEISTOF VAN DE ACCU IS
CORROSIEF.
GIET ZE NIET UIT EN VERSPREIDT ZE
NIET, VOORAL NIET OP DE PLASTIC
DELEN.
92
3 Maintenance / 3 Onderhoud
WANNEER MEN EEN ACCU INSTAL-
LEERT VAN HET TYPE "ZONDER ON-
DERHOUD", GEBRUIKT MEN VOOR
HET OPLADEN EEN SPECIFIEKE AC-
CULADER (VAN HET TYPE MET CON-
STANTE VOLTAGE/ELEKTRISCHE
STROOMSTERKTE OF CONSTANTE
VOLTAGE).
WANNEER MEN EEN ACCULADER
VAN HET CONVENTIONELE TYPE GE-
BRUIKT, KAN DE ACCU BESCHA-
DIGD WORDEN.
05_15
•
Make sure the ignition switch is
set to OFF.
•
Unscrew and remove the
screws «8».
•
Remove the front case «9» by
pulling it downwards.
•
Remove the fuse box lock «1»
from the clip «2».
•
Unscrew and remove the screw
«3».
•
Remove the clip «2».
•
Slide off the battery housing
«4» and the battery.
•
Check that the wire terminals
«5» and the battery leads «6»
are:
- in good conditions (not corroded or cov-
ered by deposits).
- covered by neutral grease or petroleum
jelly.
If necessary:
•
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie OFF
bevindt.
•
Draai de bouten «8» los en ver-
wijder ze.
•
Verwijder de voorste motorkap
«9» langs onder.
•
Verwijder het blokje van de ze-
keringenhouder«1» van de slui-
ting «2».
•
Draai de bout «3» los en verwij-
der ze.
•
Verwijder de sluiting «2».
•
Verwijder de accuhouderdoos
«4» compleet met accu.
•
Controleer of de terminals «5»
van de kabels en de klemmen
«6» van de accu als volgt zijn:
- in goede condities (en niet verroest of
bedekt met afzettingen);
- of ze bedekt zijn met neutraal vet of va-
seline.
93
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_16
05_17
05_18
•
Disconnect the negative termi-
nal (-) first and then the positive
one (+).
•
Brush with a metal bristle brush
to eliminate any sign of corro-
sion.
•
Connect again the positive ter-
minal (+) first and then the neg-
ative one (-).
•
Cover the terminals and leads
with neutral grease or petroleum
jelly.
Indien nodig voert men het volgende uit:
•
Maak eerste de negatieve kabel
(-) en daarna de positieve kabel
los (+).
•
Gebruik een metalen borstel om
alle corrosie te verwijderen.
•
Maak eerst de positieve kabel
(+) en daarna de negatieve ka-
bel weer vast (-). Bedek de ter-
minals en de klemmen met neu-
traal vet of vaseline.
•
94
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_19
05_20
05_21
Use of a new battery (05_19,
05_20, 05_21)
Take out the battery housing:
•
Make sure the ignition switch is
set to OFF.
•
Unscrew and remove the
screws «8».
•
Remove the front case «9», by
sliding it off from behind.
•
Remove the fuse box lock «1»
from the clip «2».
•
Unscrew and remove the screw
«3».
•
Remove the clip «2».
•
Slide off the battery housing
«4» and the battery.
New battery commissioning:
•
Position the battery in its hous-
ing.
•
Connect the battery breather
pipe «7».
•
Connect the positive terminal
(+) first and then the negative
one (-).
•
Cover the terminals and leads
with neutral grease or petroleum
jelly.
•
Reposition the battery housing.
CAUTION
ALWAYS CONNECT THE BATTERY
BREATHER SO THAT SULPHURIC
ACID STEAM FROM THE BREATHER
Inwerkingstelling van een
nieuwe accu (05_19, 05_20,
05_21)
Verwijder de accuhouderdoos:
•
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie OFF
bevindt.
•
Draai de bouten «8» los en ver-
wijder ze.
•
Verwijder de voorste motorkap
«9» langs achter.
•
Verwijder het blokje van de ze-
keringenhouder «1» van de slui-
ting «2».
•
Draai de bout «3» los en verwij-
der ze.
•
Verwijder de sluiting «2».
•
Verwijder de accuhouderdoos
«4» compleet met accu.
Indienstneming van een nieuwe accu
•
Plaats de accu op zijn plaats.
•
Verbindt het ontluchtingsbuisje
«7» van de accu.
•
Verbindt eerst de positieve ka-
bel (+) en daarna de negatieve
kabel (-).
•
Bedek de terminals en de klem-
men met neutraal vet of vaseli-
ne.
•
Herplaats de accuhouderdoos.
95
3 Maintenance / 3 Onderhoud
DOES NOT CORRODE THE ELECTRI-
CAL SYSTEM, PAINTED PARTS, RUB-
BER COMPONENTS OR GASKETS.
LET OP
VERBINDT STEEDS DE ONTLUCH-
TING VAN DE ACCU, OM TE VERMIJ-
DEN DAT DE ZWAVELZUURDAMPEN
DIE UIT DE ONTLUCHTING KOMEN
DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE, DE
GELAKTE DELEN, DE RUBBEREN
DETAILS OF DE PAKKINGEN KUN-
NEN AANTASTEN.
05_22
Checking the electrolyte level
(05_22, 05_23, 05_24, 05_25)
•
Make sure the ignition switch is
set to «OFF».
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Unscrew and remove the
screws «8».
•
Remove the front case «9», by
sliding it off downwards.
CAUTION
PROCEED WITH CAUTION.
DO NOT DAMAGE THE TABS AND/OR
THEIR CORRESPONDING SLOTS.
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
Controle van het elektrolytpeil
(05_22, 05_23, 05_24, 05_25)
•
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie
«OFF» bevindt.
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Draai de bouten «8» los en ver-
wijder ze.
•
Verwijder de voorste motorkap
«9» langs onder.
LET OP
WEES VOORZICHTIG BIJ HET GE-
BRUIK.
BESCHADIG DE LIPJES EN/OF DE RE-
LATIEVE KLEMVERBINDINGSZITTEN
NIET.
96
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_23
05_24
NOTE
UPON REFITTING, INSERT
THE FITTING TABS CORRECTLY IN
THEIR SLOTS.
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE PLAATST MEN
HET KLEMLIPJE CORRECT IN DE
SPECIALE ZITTEN.
05_25
•
Remove the fuse box lock «1»
from the clip «2».
•
Unscrew and remove the screw
«3».
•
Remove the clip «2».
•
Take out the battery housing
«4» and the battery.
Check that the fluid level is between the
two "MIN" and "MAX" notches printed
on the side of the battery.
Otherwise:
•
Verwijder het blokje van de ze-
keringenhouder «1» van de slui-
ting «2».
•
Draai de bout «3» los en verwij-
der ze.
•
Verwijder de sluiting «2».
•
Verwijder de accuhouderdoos
«4» compleet met accu.
Controleer of het vloeistofpeil zich tussen
de twee strepen "MIN" en "MAX" be-
vindt, die op de zijkant van de accu ge-
drukt zijn.
97
3 Maintenance / 3 Onderhoud
•
Restore the fluid level by adding
distilled water.
NOTE
USE DISTILLED WATER ONLY TO
TOP-UP ELECTROLYTE FLUID. DO
NOT EXCEED THE "MAX" MARK,
SINCE THE LEVEL INCREASES DUR-
ING RECHARGE.
Anders handelt men als volgt:
•
Herstel het vloeistofpeil door ge-
destilleerd water toe te voegen.
N.B.
VOOR HET BIJVULLEN VAN DE ELEK-
TROLYTVLOEISTOF, GEBRUIKT MEN
ENKEL GEDESTILLEERD WATER.
OVERSCHRIJDT NOOIT DE "MAX"
REFERENTIE, OMDAT HET PEIL TIJ-
DENS HET LADEN VERHOOGT.
05_26
Long periods of inactivity
(05_26, 05_27, 05_28)
BATTERY PROLONGED INACTIVITY:
If the vehicle is inactive longer than fifteen
days, it is necessary to recharge the bat-
tery to avoid sulphation:
Battery removal
•
Take out the battery housing.
•
Disconnect the negative termi-
nal (-) first and then the positive
one (+).
•
Remove the battery breather
pipe «7».
•
Remove the battery «8» from its
housing and keep it on a flat sur-
face in a cool and dry place.
•
Refit the battery housing.
Lange stilstand (05_26, 05_27,
05_28)
LANGE INACTIVITEIT VAN DE ACCU:
Wanneer het voertuig inactief blijft voor
langer dan vijftien dagen, moet men de
accu opladen om sulfatatie te vermijden.
Verwijdering van de accu:
•
Verwijder de accuhouderdoos.
•
Maak eerst de negatieve kabel
(-) los en daarna de positieve
kabel (+).
•
Verwijder het ontluchtingsbuisje
van de accu «7».
•
Verwijder de accu «8» uit zijn
plaats, en plaats ze op een vlak-
ke ondergrond, in een koele en
droge ruimte.
•
Herplaats de accuhouderdoos.
98
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_27
CAUTION
ONCE REMOVED THE BATTERY
MUST BE PUT AWAY IN A SAFE
PLACE AND OUT OF THE REACH OF
CHILDREN.
LET OP
DE VERWIJDERDE ACCU MOET
WORDEN OPGEBORGEN OP EEN
VEILGE PLAATS EN UIT DE BUURT
VAN KINDEREN.
05_28
Battery recharge:
•
Remove the cell caps.
•
Check the battery electrolyte
level.
•
Connect the battery to a battery
charger.
•
Recharge with a rating 1/10 of
the battery capacity.
•
Once the recharge is comple-
ted, check the electrolyte level
again and top up with distilled
water, if necessary.
•
Refit the cell caps.
In winter or when the vehicle remains
stopped, check the charge frequently
(about once a month) to avoid deteriora-
tion.
If the battery is still on the vehicle, dis-
connect the cables from the terminals.
Het opladen van de accu:
•
Verwijder de doppen van de ele-
menten.
•
Controleer het elektrolytpeil van
de accu.
•
Verbindt de accu aan een accu-
lader.
•
Er wordt een lading aangeraden
met een elektrische stroom-
sterkte van 1/10 van de capaci-
teit van de accu zelf.
•
Wanneer de lading voltooid is,
hercontroleert men het elektro-
lytpeil en vult men eventueel bij
met gedestilleerd water.
•
Verwijder de doppen van de ele-
menten.
Tijdens de winter of wanneer het voertuig
stilstaat, controleert men periodiek de la-
ding (ongeveer eens per maand) om het
verval ervan te vermijden.
Wanneer de accu op het voertuig blijft,
maakt men de kabels los van de klem-
men.
99
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
REFIT THE BATTERY ONLY 5-10 MI-
NUTES AFTER DISCONNECTING THE
CHARGER AS THE BATTERY KEEPS
PRODUCING GASES FOR A SHORT
TIME.
LET OP
HERMONTEER DE ACCU ENKEL NA 5-
10 MINUTEN NA HET UITSCHAKELEN
VAN DE LAADAPPARATUUR, OMDAT
DE ACCU GAS BLIJFT PRODUCEREN
VOOR EEN KORTE PERIODE.
Fuses (05_29, 05_30, 05_31)
FUSE REPLACEMENT
Checking the fuses is necessary when-
ever an electrical component fails to op-
erate or is malfunctioning or when the
engine does not start. Check the 7.5 to
15A fuses first and then the 20A fuse.
CAUTION
NEVER ATTEMPT TO REPAIR FAUL-
TY FUSES. NEVER USE A FUSE OF A
RATING OTHER THAN SPECIFIED.
THIS COULD DAMAGE THE ELECTRI-
CAL SYSTEM OR CAUSE A SHORT
CIRCUIT, WITH THE RISK OF FIRE.
Zekeringen (05_29, 05_30,
05_31)
VERVANGING VAN DE ZEKERINGEN
Wanneer men het niet of onregelmatig
werken van een elektrisch onderdeel of
het niet starten van de motor opmerkt,
moet men de zekeringen controleren.
Controleer eerst de zekeringen van 7,5
en 15 A, en vervolgens de zekering van
20 A.
LET OP
HERSTEL GEEN DEFECTE ZEKERIN-
GEN. GEBRUIK NOOIT ANDERE ZE-
KERINGEN DAN GESPECIFICEERD.
MEN ZOU SCHADE KUNNEN VER-
OORZAKEN AAN HET ELEKTRISCH
SYSTEEM, OF ZELFS BRAND IN GE-
VAL VAN KORSTSLUITING.
100
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
A FUSE THAT BLOWS FREQUENTLY
MAY INDICATE A SHORT CIRCUIT OR
OVERLOAD. IF THIS OCCURS, CON-
TACT AN Official aprilia Dealer.
LET OP
WANNEER EEN ZEKERING FRE-
QUENT WORDT BESCHADIGD, IS ER
WAARSCHIJNLIJK EEN KORTSLUI-
TING OF EEN OVERBELASTING. IN
DIT GEVAL RAADPLEEGT MEN EEN
Officiële aprilia Dealer.
05_29
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Unscrew and remove the two
fixing screws «3».
•
Remove the front case «4» by
sliding it downwards.
CAUTION
PROCEED WITH CAUTION.
DO NOT DAMAGE THE TABS AND/OR
THEIR CORRESPONDING SLOTS.
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
NOTE
UPON REFITTING, INSERT
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Draai de twee bouten «3» los en
verwijder ze.
•
Verwijder de voorste motorkap
«4» langs onder.
LET OP
WEES VOORZICHTIG BIJ HET GE-
BRUIK.
BESCHADIG DE LIPJES EN/OF DE RE-
LATIEVE KLEMVERBINDINGSZITTEN
NIET.
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
101
3 Maintenance / 3 Onderhoud
THE FITTING TABS CORRECTLY IN
THEIR SLOTS.
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE PLAATST MEN
HET KLEMLIPJE CORRECT IN DE
SPECIALE ZITTEN.
05_30
•
Extract a fuse at a time and
check whether the link bar «1»
is divided.
•
Before replacing the fuse, find
the cause of the failure if possi-
ble.
•
Replaced any failed fuses with a
fuse of equal current rating.
•
Reposition the front case.
NOTE
IF THE SPARE FUSE IS USED, RE-
PLACE WITH ONE OF THE SAME
TYPE IN THE CORRESPONDING FIT-
TING.
•
Verwijder de zekeringen één
voor één, en controleer of de
draad
•
«1»
•
onderbroken is. Vooraleer men
de zekering vervangt, zoekt
men indien mogelijk de oorzaak
die het probleem heeft veroor-
zaakt.
•
Vervang de zekering indien be-
schadigd, met een andere met
hetzelfde ampèregehalte.
•
Herplaats de motorkap.
N.B.
WANNEER MEN EEN RESERVEZEKE-
RING GEBRUIKT, PLAATST MEN EEN
GELIJKE IN DE SPECIALE ZITTING.
FUSE DISTRIBUTION
7.5A fuse (2) From the ignition switch to ignition.
SCHIKKING VAN DE ZEKERINGEN
Zekering van 7,5A (2) Van de ontstekingsschakelaar
naar de ontsteking.
102
3 Maintenance / 3 Onderhoud
15A fuse (5) From the ignition switch to all light
loads and horn.
20A fuse (6) From the battery to ignition switch,
voltage regulator, electrical fan.
Zekering van 15A (5) Van de ontstekingsschakelaar
naar alle ladingen van het licht en
de akoestische melder.
Zekering van 20A (6) Vanaf de accu naar de
ontstekingsschakelaar, de
spanningsregelaar, de elektroklep.
05_31
Lamps
CAUTION
FIRE HAZARD. FUEL OR ANY OTHER
FLAMMABLE SUBSTANCES MUST
NOT BE CLOSE TO ELECTRICAL
COMPONENTS.
Lampen
LET OP
BRANDGEVAAR. HOU BRANDSTOF
EN ANDERE ONTVLAMBARE STOF-
FEN VER WEG VAN ELEKTRISCHE
ONDERDELEN.
103
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
BEFORE REPLACING A BULB, TURN
THE IGNITION SWITCH TO "KEY OFF"
AND WAIT A FEW MINUTES FOR THE
BULB TO COOL OFF.
WEAR CLEAN GLOVES OR USE A
CLEAN DRY CLOTH TO REPLACE
THE BULB.
DO NOT LEAVE PRINTS ON THE
BULB AS THIS MAY CAUSE IT TO
OVERHEAT OR EVEN BLOW OUT. IF
YOU TOUCH THE BULB WITHOUT
WEARING GLOVES, CLEAN OFF
PRINTS WITH ALCOHOL TO AVOID
DAMAGING THE BULB.
DO NOT FORCE ELECTRICAL CA-
BLES.
NOTE
BEFORE CHANGING A BULB, CHECK
THE FUSES.
LET OP
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, PLAATST MEN DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR IN POSITIE
«OFF», EN WACHT MEN ENKELE MI-
NUTEN ZODAT DEZE KAN AFKOE-
LEN.
WANNEER MEN HET LAMPJE VER-
VANGT, DRAAGT MEN REINE HAND-
SCHOENEN OF GEBRUIKT MEN EEN
REIN EN DROOG DOEK.
LAAD GEEN AFDRUKKEN ACHTER
OP HET LAMPJE, OMDAT HET KAN
OVERVERHITTEN EN DUS STUK KAN
GAAN. WANNEER MEN HET LAMPJE
MET DE BLOTE HANDEN AANRAAKT,
REINIGT MEN DE EVENTUELE AF-
DRUKKEN MET ALCOHOL, OM TE
VERMIJDEN DAT HET WORDT BE-
SCHADIGD.
FORCEER DE ELEKTRISCHE KA-
BELS NIET.
N.B.
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, CONTROLEERT MEN DE ZE-
KERINGEN.
104
3 Maintenance / 3 Onderhoud
BULBS/WARNING LIGHTS
High-/low-beam bulb 12V - 55/60W
Tail light bulb 12V - 3W
Turn indicators bulb 12V - 10W
Rear tail light /stop light bulb 12V - 5/21W
License plate light bulb 12V - 5W
Instrument panel lighting bulb 12V - 1.2W
Turn indicator warning light 12V - 2W
Engine oil pressure warning light 12V - 2W
Low-beam warning light 12V - 2W
High-beam warning light 12V - 2W
Low fuel warning light 12V - 2W
LAMPEN/CONTROLELAMPEN
Lamp van het dimlicht / groot licht 12V - 55/60W
Lamp van het positielicht 12V - 3W
Lamp van het licht van de
richtingaanwijzers
12V - 10W
Lamp van het achterste
positielicht/stoplicht
12V - 5/21W
Lamp van het nummerplaatlicht 12V - 5W
Lamp van de verlichting van het
dashboard
12V - 1,2W
Controlelamp van de
richtingaanwijzers
12V - 2W
Controlelamp van de oliedruk van
de motor
12V - 2W
Controlelamp van het dimlicht 12V - 2W
Controlelamp van het groot licht 12V - 2W
Controlelamp van de
brandstofreserve
12V - 2W
105
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_32
Front light group (05_32,
05_33, 05_34)
In the front headlight there are:
- one high-/low-beam light bulb «1»;
- one tail light bulb «2».
For replacement:
•
Unscrew and remove the screw
«3».
•
Unscrew and remove the
screws «4».
•
Remove the frame «5».
•
Take out the parabole «6»
NOTE
DO NOT INVERT SCREWS «3» AND
«4» POSITIONS WHEN REFITTING.
NOTE
WHEN REFITTING, MOUNT THE PAR-
ABOLE «6» MAKING IT COINCIDE
WITH THE INSERTION POSITIONS.
Voorste optische groep
(05_32, 05_33, 05_34)
Op het achterlicht vindt men:
- één lampje van het dimlicht/groot licht
«1»;
- één lampje van het positielicht «2».
Voor de vervanging:
•
Draai de bout «3» los en verwij-
der ze.
•
Draai de bouten «4» los en ver-
wijder ze.
•
Verwijder de omlijsting «5».
•
Verwijder de parabool «6»
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE MOGEN DE
POSITIES VAN DE BOUTEN «3» EN
«4» NIET OMGEKEERD WORDEN.
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE INSTALLEERT
MEN CORRECT DE PARABOOL «6»,
DOOR DE PLAATSINGSZITTEN TE
DOEN OVEREENKOMEN.
106
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_33
HIGH-/LOW-BEAM LIGHT BULB (HAL-
OGEN)
•
Hold the bulb electric connector
«7», pull and disconnect it from
the bulb «1».
•
Turn the bulb holder «8» anti-
clockwise and take it out from
the parabole housing.
•
Take out the bulb «1».
When refitting the bulb:
•
Place the bulb holder «8» in the
parabole housing and turn it
clockwise.
•
Connect the bulb electrical con-
nector «7».
CAUTION
DO NOT PULL THE ELECTRICAL CA-
BLES WHEN TAKING OUT THE BULB
ELECTRICAL CONNECTOR.
NOTE
INSERT THE BULB «1» IN THE PARA-
BOLE HOUSING MAKING THE TWO
BULB TONGUES «9» COINCIDE WITH
THE CORRESPONDING PARABOLE
HOUSING GUIDES «10».
LAMPJE VAN HET DIMLICHT/GROOT
LICHT (HALOGEEN)
•
Grijp de elektrische connector
van het lampje «7» vast, trek er
aan en maak het lampje «1» los.
•
Draai de lamphouder «8» in te-
genwijzerszin en verwijder hem
van de paraboolzit.
•
Verwijder het lampje «1».
Bij de hermontage:
•
Plaats de lamphouder «8» in de
paraboolzit en draai hem in wij-
zerszin.
•
Verbindt de elektrische connec-
tor van het lampje «7».
LET OP
OM DE ELEKTRISCHE CONNECTOR
VAN HET LAMPJE TE VERWIJDEREN,
MAG MEN NIET AAN DE ELEKTRI-
SCHE KABELS TREKKEN.
N.B.
PLAATS HET LAMPJE «1» IN DE PA-
RABOOLZIT, DOOR DE TWEE KLEM-
VERBINDINGEN «9» OP HET LAMPJE
TE DOEN OVEREENKOMEN MET DE
RESPECTIEVELIJKE GELEIDERS
«10» OP DE PARABOOLZIT.
107
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_34
TAIL LIGHT BULB
•
Hold the bulb holder «11», pull
and extract it from its fitting.
•
Remove the tail light bulb «2»
and replace it with one of the
same type.
CAUTION
DO NOT PULL THE ELECTRICAL CA-
BLES WHEN TAKING OUT THE BULB
HOLDER.
POSITIELAMPJE
•
Grijp de lamphouder «11» vast,
trek er aan en verwijder het uit
de zit.
•
Verwijder het positielampje «2»
en vervang het met een ander
van hetzelfde type.
LET OP
TREK NIET AAN DE ELEKTRISCHE
KABELS OM DE LAMPENHOUDER TE
VERWIJDEREN.
05_35
Headlight adjustment (05_35,
05_36)
For a quick check of the correct direction
of the front light beams, place the scooter
ten metres from a vertical wall and make
sure the ground is level. Turn on the low
beam light, sit on the scooter and check
that the light beam projected to the wall
is a little below the headlight horizontal
straight line (about 9/10 of the total
height). To adjust the light beam:
•
Remove the top fairing.
•
Use a screwdriver to operate the
corresponding screw «1».
TIGHTEN the screw (clockwise) to raise
the light beam.
Regeling van de koplamp
(05_35, 05_36)
Voor een snelle controle van de correcte
richting van de lichtbundel vooraan,
plaats men het voertuig op tien meter af-
stand van een verticale wand, en contro-
leert men of het terrein vlak is. Ontsteek
het dimlicht, ga op het voertuig zitten en
controleer of de lichtbundel die op de
wand wordt geprojecteerd zich iets onder
de horizontale lijn van de koplamp be-
vindt (ongeveer 9/10 van de totale hoog-
te). Voor het regelen van de lichtbundel:
•
Verwijder het kapje.
•
Handel met een schroeven-
draaier op de speciale bout «1».
108
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_36
UNDO the screw (anticlockwise) to lower
the light beam.
Door haar VAST TE DRAAIEN (in wij-
zerszin) wordt de lichtbundel verhoogd.
Door haar LOS TE DRAAIEN (in tegen-
wijzerszin) wordt de lichtbundel verlaagd.
05_37
Front direction indicators
(05_37)
For replacement:
•
Unscrew and remove the screw
«1».
•
Remove the protective screen
«2».
•
Press the bulb «3» moderately
and turn it anticlockwise.
•
Take out the bulb from its fitting.
NOTE
THE FOLLOWING INFORMATION RE-
FERS TO ONLY ONE INDICATOR BUT
IT APPLIES TO ALL INDICATORS.
CAUTION
OPERATE WITH CAUTION. DO NOT
DAMAGE THE TAB AND/OR ITS
SLOTS.
Voorste richtingaanwijzers
(05_37)
Voor de vervanging:
•
Draai de bout «1» los en verwij-
der ze.
•
Verwijder het scherm «2».
•
Druk gematigd op het lampje
«3» en draai het in tegenwijzers-
zin.
•
Verwijder het lampje uit de zit.
N.B.
DE VOLGENDE INFORMATIE BE-
TREFT ÉÉN RICHTINGAANWIJZER,
MAAR IS GELDIG VOOR ALLE RICH-
TINGAANWIJZERS.
LET OP
WEES VOORZICHTIG BIJ HET GE-
BRUIK. BESCHADIG HET LIPJE EN/
OF DE RELATIEVE KLEMVERBIN-
DINGSZITTEN NIET.
109
3 Maintenance / 3 Onderhoud
NOTE
IF THE BULB HOLDER «4» IS STICKS
OUT ITS FITTING, INSERT IT AGAIN
CORRECTLY BY MATCHING THE
BULB HOLDER RADIAL OPENING
WITH THE SCREW SEAT.
NOTE
INSERT THE BULB IN THE BULB
HOLDER SO THAT THE TWO GUIDING
PINS COINCIDE WITH THEIR GUIDES
ON THE BULB HOLDER.
N.B.
WANNEER DE LAMPHOUDER «4» UIT
ZIJN ZIT ZOU KOMEN, HERPLAATST
MEN HEM CORRECT DOOR DE STER-
VORMIGE OPENING VAN DE LAMP-
HOUDER TE DOEN OVEREENKOMEN
MET DE ZIT VAN DE BOUT.
N.B.
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMPEN-
HOUDER, DOOR DE TWEE GELEI-
DERPINNETJES TE DOEN OVEREEN-
KOMEN MET DE RESPECTIEVELIJKE
GELEIDERS OP DE LAMPENHOU-
DER.
•
Install a bulb of the same type
adequately.
When refitting the bulb:
NOTE
WHEN REFITTING, POSITION THE
PROTECTIVE SCREEN «2» COR-
RECTLY IN ITS CORRESPONDING
POSITION.
NOTE
TIGHTEN THE SCREW «1» CAREFUL-
LY AND MODERATELY TO AVOID
DAMAGING THE PROTECTIVE
GLASS «2».
•
Installeer op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
Bij de hermontage:
N.B.
BIJ DE HERASSEMBLAGE PLAATST
MEN HET SCHERM «2» CORRECT IN
ZIJN ZIT.
N.B.
SLUIT VOORZICHTING EN GEMATIGD
DE BOUT «1», ZODAT HET SCHERM
«2» NIET WORDT BESCHADIGD.
110
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_38
Rear optical unit (05_38)
REAR LIGHT BULBS
In the rear light there are:
- one taillight/stop light bulb «1»;
- one license plate light bulb «2».
For replacement:
•
Unscrew the screws «3».
•
Remove the protective screen
«4».
TAIL LIGHT/STOP LIGHT BULB
•
Press the bulb «1» moderately
and turn it anticlockwise.
•
Take out the bulb from its fitting.
•
Fit a bulb of the same type cor-
rectly.
NOTE
INSERT THE BULB IN THE BULB
HOLDER SO THAT THE TWO GUIDING
PINS COINCIDE WITH THEIR GUIDES
ON THE BULB HOLDER.
Achterste optische groep
(05_38)
LAMPJES VAN DE ACHTERLICHTEN
Op het achterlicht vindt men:
- één lampje van het positielicht/stoplicht
«1»;
- één lampje van het nummerplaatlicht
«2».
Voor de vervanging:
•
Draai de bouten «3» los en ver-
wijder ze.
•
Verwijder het scherm «4».
LAMPJE VAN HET POSITIELICHT /
STOPLICHT
•
Druk gematigd op het lampje
«1» en draai het in tegenwijzers-
zin.
•
Verwijder het lampje uit de zit.
•
Instaleer correct een lampje van
hetzelfde type.
N.B.
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMPEN-
HOUDER, DOOR DE TWEE GELEI-
DERPINNETJES TE DOEN OVEREEN-
KOMEN MET DE RESPECTIEVELIJKE
GELEIDERS OP DE LAMPENHOU-
DER.
111
3 Maintenance / 3 Onderhoud
Number plate light
Slide off the bulb «2» and replace it with
another of the same type.
NOTE
WHEN REFITTING, POSITION THE
PROTECTIVE GLASS CORRECTLY IN
ITS POSITION.
CAUTION
TIGHTEN THE SCREWS «3» CARE-
FULLY AND MODERATELY TO AVOID
DAMAGING THE PROTECTIVE
SCREEN «».
Nummerplaatlicht
Verwijder de lamp «2» en vervang ze met
een andere van hetzelfde type.
N.B.
BIJ DE HERASSEMBLAGE PLAATST
MEN HET SCHERM CORRECT IN ZIJN
ZIT.
LET OP
SLUIT VOORZICHTING EN GEMATIGD
DE BOUTEN «3», ZODAT HET
SCHERM NIET WORDT BESCHA-
DIGD.
05_39
Idle adjustment (05_39, 05_40,
05_41, 05_42)
Adjust the idle speed whenever it be-
comes irregular.
To carry out this operation:
•
Ride some kilometres until
reaching the regular operating
temperature; then, stop the en-
gine.
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Unscrew and remove the two
screws «1».
•
Remove the central inspection
cover «2».
Regeling van het minimum
toerental (05_39, 05_40, 05_41,
05_42)
Voer de regeling van het minimum toe-
rental uit, elke keer dit onregelmatig blijkt.
Voor het uitvoeren van deze handeling
handelt men als volgt:
•
Rij enkele kilometers tot de tem-
peratuur van de normale werk-
ing wordt bereikt.
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Draai de twee bouten «1» los en
verwijder ze.
•
Verwijder het centrale inspectie-
deksel «2».
112
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_40
05_41
•
Lift the saddle.
•
Unscrew and remove the
screws «3».
•
Slightly detach the rear part of
the central fairing «4».
•
Remove the central fairing «4»
by pulling it.
CAUTION
PROCEED WITH CAUTION.
DO NOT DAMAGE THE TABS AND/OR
THEIR CORRESPONDING SLOTS.
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
NOTE
UPON REFITTING, INSERT
THE FITTING TABS CORRECTLY IN
THEIR SLOTS.
•
Hef het zadel op.
•
Draai de bouten «3» los en ver-
wijder ze.
•
Verwijder gematigd het achter-
ste deel van de centrale bekle-
ding «4».
•
Verwijder de centrale bekleding
«4» langs voor.
LET OP
WEES VOORZICHTIG BIJ HET GE-
BRUIK.
BESCHADIG DE LIPJES EN/OF DE RE-
LATIEVE KLEMVERBINDINGSZITTEN
NIET.
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE PLAATST MEN
HET KLEMLIPJE CORRECT IN DE
SPECIALE ZITTEN.
113
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_42
•
Connect the electronic rpm indi-
cator to the spark plug wire.
•
Start the engine.
The idle engine rpm should be 1600 ±
100 rpm approximately. In that case, the
engine does not make the rear wheel
move.
If necessary:
•
Act on the set screw «5» located
to the right of the fuel tank, op-
erating from the front left side of
the scooter.
TIGHTEN the screw (clockwise) to in-
crease rpms.
UNDO the screw (anticlockwise) to re-
duce rpms.
•
Accelerate and decelerate
some times with the throttle grip
to check its correct functioning
and that the idle speed is stable.
NOTE
DO NOT TURN THE AIR SET SCREW
TO AVOID CHANGING THE CARBU-
RETION ADJUSTMENT. TAKE YOUR
VEHICLE TO AN OFFICIAL APRILIA
DEALER IF NECESSARY.
•
Verbindt een elektronische toe-
renteller aan de kabel van de
bougie.
•
Leg de motor stil.
Het minimum rotatieregime van de motor
moet ongeveer 1600 ± 100 toeren/min
zijn, in dit geval wordt het achterwiel niet
in rotatie gebracht door de motor.
Indien nodig voert men het volgende uit:
•
Door te handelen langs links
achteraan van het voertuig, han-
delt men op de registerbout «5»,
die zich op de rechter kant van
de brandstoftank bevindt.
Door ze VAST TE DRAAIEN (in wijzers-
zin) wordt het toerental verhoogd.
Door ze LOS TE DRAAIEN (in tegenwij-
zerszin) wordt het toerental verlaagd.
•
Door te handelen op het gas-
handvat, versnelt en vertraagt
men enkele keren om de correc-
te werking te controleren en of
het minimum toerental stabiel
blijft.
N.B.
HANDEL NIET OP DE REGELBOUT
VAN DE LUCHT, OM WIJZIGINGEN
VAN DE IJKING VAN DE CARBURATIE
TE VERMIJDEN. INDIEN NODIG
WENDT MEN ZICH TOT EEN OFFICIË-
LE APRILIA DEALER.
114
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_43
05_44
Front and rear disc brake
(05_43, 05_44, 05_45)
PADS WEAR CHECK
Check brake pads for wear and replace
them as indicated in the scheduled main-
tenance tables. Disc brake pad wear de-
pend on the use, the riding style and the
roads.
To carry out a quick pad check:
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Carry out a visual check be-
tween discs and pads.
With a lamp and a mirror, proceed:
FRONT BRAKE CALLIPER
- From the front bottom side for the left
pad (A);
- From the front top side for the right pad
(B).
REAR BRAKE CALLIPER
- From above and behind for both pads
(C).
NOTE
THE FOLLOWING INFORMATION RE-
FERS TO ONE BRAKING CIRCUIT BUT
IS VALID FOR BOTH.
Schijfrem vooraan en
achteraan (05_43, 05_44,
05_45)
CONTROLE VAN DE SLIJTAGE VAN
DE PASTILLES
Controleer de slijtage van de rempastilles
volgens de aanduidingen in de tabel van
het geprogrammeerd onderhoud. De slij-
tage van de pastilles van de remschijf
hangt af van het gebruik, van het rijg-
edrag en van het wegtype.
Voor het uitvoeren van een snelle con-
trole van de slijtage van de pastilles:
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Voer een visieve controle uit
tussen de remschijf en de pas-
tilles.
Gebruik een lamp en een spiegeltje voor
de controle:
TANG VAN DE VOORREM
- Langs onder vooraan voor de linker pas-
tille (A);
- Langs boven vooraan voor de rechter
pastille (B).
TANG VAN DE ACHTERREM
- Langs boven achteraan voor beide pas-
tilles (C).
115
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
CHECK BRAKE PADS FOR WEAR
MAINLY BEFORE EACH RIDE.
N.B.
DE VOLGENDE INFORMATIE BE-
TREFT ÉÉN REMINSTALLATIE, MAAR
IS GELDIG VOOR BEIDE.
LET OP
CONTROLEER DE SLIJTAGE VAN DE
REMPASTILLES VOORAL VÓÓR
ELKE REIS.
05_45
Replace both brake pads when the fric-
tion material is worn (even it is just one of
brake pads) to about 1.5mm (or even if
one of the wear indicators is no longer
visible).
- Front pads «1»;
- Rear pads «2».
NOTE
EXCESSIVE WEAR OF THE FRICTION
MATERIAL MAKES THE PAD METAL
SUPPORT GET INTO CONTACT WITH
THE DISC, WHICH RESULTS IN A
METALLIC NOISE AND SPARKS IN
THE CALLIPER; THEREFORE, BRAK-
ING EFFICIENCY AND DISC SAFETY
AND INTEGRITY ARE AT RISK.
Wanneer de dikte van het wrijvingsmate-
riaal (ook van slechts één pastille) ver-
minderd is tot ongeveer 1,5 mm (of
wanneer slechts één van de slijtage-indi-
cators niet meer zichtbaar is), moeten
beide pastilles vervangen worden.
- Voorste pastilles «1»;
- Achterste pastilles «2».
N.B.
EEN VERDER VERBRUIK VAN HET
WRIJVINGSMATERIAAL KAN HET
CONTACT VEROORZAKEN MET DE
METALEN STEUN VAN DE PASTIL-
LES MET DE SCHIJF, MET ALS GE-
VOLG LAWAAI VAN METAAL EN DE
TANG DIE VONKEN MAAKT; DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN, DE VEILIGHEID EN DE INTEGRI-
TEIT VAN DE SCHIJF WORDEN OP
DEZE MANIER GESCHAAD.
116
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAUTION
TAKE YOUR SCOOTER TO AN Official
aprilia Dealer TO HAVE DISCS RE-
PLACED.
LET OP
VOOR DE VERVANGING MOET MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer
WENDEN.
Periods of inactivity (05_46,
05_47)
Take some measures to avoid the side
effects of not using the scooter. Besides,
it is necessary to carry out general repairs
and checks before garaging the scooter
as one can forget to do so afterwards.
Proceed as follows:
•
Empty the fuel tank and the car-
burettor completely.
•
Remove the spark plug.
•
Pour one teaspoonful (5 - 10
cm³) of engine oil into the cylin-
der.
NOTE
PLACE A CLEAN CLOTH ON THE
CYLINDER NEXT TO THE SPARK
PLUG SEAT TO PROTECT IT FROM
POTENTIAL OIL SPLASHES.
Stilstand van het voertuig
(05_46, 05_47)
Men moet enkele voorzorgsmaatregelen
treffen om de effecten van het niet ge-
bruiken van het voertuig tegen te gaan.
Bovendien moet men de herstellingen en
de algemene controle vóór het opbergen
uitvoeren, anders kan men vergeten om
dit vervolgens uit te voeren.
Handel als volgt:
•
Ledig volledig de brandstoftank
en de carburator.
•
Verwijder de bougie.
•
Giet in de cilinder een lepeltje (5
- 10 cm³) olie voor motoren.
N.B.
PLAATS EEN REIN DOEK OP DE CI-
LINDER, NABIJ DE ZIT VAN DE BOU-
GIE, TER BESCHERMING TEGEN
EVENTUELE OLIESPATTEN.
117
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_46
05_47
•
Set the ignition switch to ''ON''
and press the engine starter but-
ton for some seconds to distrib-
ute the oil evenly on the cylinder
surfaces.
•
Remove the protection cloth.
•
Refit the spark plug.
•
Remove the battery.
•
Wash and dry the scooter.
•
Wax painted surfaces.
•
Inflate tyres.
•
Position the scooter so that both
tyres are not in contact with the
ground.
•
Keep the scooter in a cool and
dry place, not exposed to sun-
light or marked temperature var-
iations.
•
Cover the muffler exhaust end
with a plastic bag so that it does
not get wet.
•
Do not use plastic or waterproof
materials to cover the scooter.
AFTER STORAGE
•
Uncover and clean the scooter.
•
Check the battery for correct
charge and install it.
•
Refill the fuel tank.
•
Carry out the preliminary check-
ups.
CAUTION
AS A TEST, RIDE THE VEHICLE FOR
A FEW KILOMETRES AT A MODER-
•
Plaats de ontstekingsschake-
laar op ''ON'' en druk voor enke-
le seconden op de startknop van
de motor, om de olie uniform op
de oppervlakken van de cilinder
te verdelen.
•
Verwijder het beschermend
doek.
•
Hermonteer de bougie.
•
Verwijder de accu.
•
Was en droog het voertuig.
•
Breng was aan op de gelakte
oppervlakken.
•
Blaas de banden op.
•
Plaats het voertuig zodanig dat
beide banden van de grond zijn,
door een speciale steun te ge-
bruiken.
•
Plaats het voertuig in een niet
verwarmde en niet vochtige
ruimte, beschermd tegen zon-
nestralen, en waar de tempera-
tuursveranderingen minimaal
zijn.
•
Plaats een plastic zakje over de
uitlaat en maak het vast, om te
vermijden dat er vochtigheid in
komt.
•
Bedek het voertuig, maar ver-
mijdt het gebruik van plastic of
waterdicht materiaal.
NA HET OPBERGEN
•
Verwijder de bedekking, en rei-
nig het voertuig.
•
Controleer de staat van de la-
ding van de accu, en installeer
ze.
118
3 Maintenance / 3 Onderhoud
ATE SPEED AND AWAY FROM TRAF-
FIC AREAS.
•
Tank brandstof in de brandstof-
tank.
•
Voer de voorafgaande controles
uit.
LET OP
VOER VOOR ENKELE KILOMETERS
EEN TESTRIT UIT AAN EEN GEMA-
TIGDE SNELHEID, IN EEN VER-
KEERSVRIJE ZONE.
Cleaning the vehicle
Clean the scooter frequently when riding
in the following areas or conditions:
•
Air pollution (cities and industrial
areas).
•
Atmospheric salinity and humid-
ity (seashore areas, hot and wet
weather).
•
Special environmental / season-
al conditions (use of salt, anti-
icing chemical products on
roads in wintertime).
•
Pay special care that industrial
or polluting dust deposits do not
form on the bodywork, and also
remove tar stains, dead insect,
bird droppings, etc.
•
Avoid parking the scooter under
trees; during some seasons, ac-
tually some residues, resin,
Reinigen van het voertuig
Reinig het voertuig regelmatig wanneer
het wordt gebruikt in de volgende zones
of condities:
•
Atmosferische vervuiling (stad
en industriële zones).
•
Zoutgehalte en vochtigheid uit
de atmosfeer (zeegebieden,
warm en vochtig klimaat).
•
Speciale milieu/seizoenscondi-
ties (het gebruik van zout, che-
mische anti-ijsproducten op we-
gen in de winterperiode).
•
Vermijdt vooral dat er op de car-
rosserie afzettingen overblijven
van industriële en vervuilende
stoffen, teervlekken, dode in-
secten, uitwerpselen van vo-
gels, enz.
119
3 Maintenance / 3 Onderhoud
fruits or leaves containing chem-
ical substances which damage
the paint fall from trees.
CAUTION
AFTER CLEANING YOUR VEHICLE,
BRAKING EFFICIENCY MAY BE TEM-
PORARILY AFFECTED DUE TO THE
PRESENCE OF WATER ON THE FRIC-
TION SURFACES OF THE BRAKING
CIRCUIT. CALCULATE A LONGER
BRAKING DISTANCE IN ORDER TO
AVOID ACCIDENTS. BRAKE REPEAT-
EDLY TO RESTORE NORMAL OPER-
ATION. CARRY OUT THE PRE-RIDE
CHECKS.
•
Parkeer niet onder bomen; In
sommige seizoenen kan er uit
de bomen hars, fruit of bladeren
vallen die chemische stoffen be-
vatten die schadelijk zijn voor de
lak.
LET OP
NADAT MEN HET VOERTUIG HEEFT
GEWASSEN, KAN DE REMDOEL-
TREFFENDHEID TIJDELIJK MINDER
ZIJN DOOR DE AANWEZIGHEID VAN
WATER OP DE WRIJVINGSOPPER-
VLAKKEN VAN DE REMINSTALLATIE.
VOORZIE EEN LANGE REMAFSTAND
OM ONGELUKKEN TE VERMIJDEN.
ACTIVEER HERHAALDELIJK DE
REMMEN, OM DE NORMALE REM-
CONDITIES TE HERSTELLEN. VOER
DE VOORBEREIDENDE CONTROLES
UIT.
To clean off dirt and mud deposited on
painted surfaces, soften caked dirt with a
low-pressure water jet. Sponge off using
a car body sponge soaked in a car body
shampoo and water solution (2 ÷ 4%
parts of shampoo). Then rinse with plenty
of water, and dry with a chamois leather.
To clean the engine outer parts, use de-
greasing detergent, brushes and old
cloths.
Om het vuil en de modder te verwijderen
die zich hebben afgezet op de gelakte
oppervlakken, moet men een waterstraal
onder lage druk gebruiken, de vuile delen
zorgvuldig nat maken, de modder en het
vuil verwijderen met een zachte spons
voor carrosseries, die doordrenkt is met
veel water en shampoo (2 ÷ 4% delen
shampoo in water). Spoel vervolgens
overvloedig met water en droog af met
een zeemvel. Om de externe delen van
de motor te reinigen, gebruikt men een
120
3 Maintenance / 3 Onderhoud
TO CLEAN THE HEADLIGHTS USE A
SPONGE SOAKED IN WATER AND
MILD DETERGENT, RUBBING THE
SURFACE GENTLY AND RINSING
FREQUENTLY WITH PLENTY OF WA-
TER. REMEMBER TO CLEAN THE VE-
HICLE CAREFULLY BEFORE APPLY-
ING SILICON WAX POLISH. DO NOT
POLISH MATT-PAINTED SURFACES
WITH POLISHING PASTE. THE VEHI-
CLE SHOULD NEVER BE WASHED IN
DIRECT SUNLIGHT, ESPECIALLY
DURING SUMMER, OR WITH THE
BODYWORK STILL HOT AS THE CAR
SHAMPOO CAN DAMAGE THE PAINT-
WORK IF IT DRIES BEFORE BEING
RINSED OFF.
DO NOT USE LIQUIDS AT TEMPERA-
TURES OVER 40 °C WHEN CLEANING
PLASTIC PARTS OF THE SCOOTER.
DO NOT AIM HIGH PRESSURE AIR/
WATER JETS OR STEAM JETS AT
THE FOLLOWING PARTS: WHEEL
HUBS, CONTROLS ON THE RIGHT
AND LEFT SIDES OF THE HANDLE-
BAR, BEARINGS, BRAKE PUMPS, IN-
STRUMENTS AND GAUGES, MUF-
FLER EXHAUST, GLOVE-BOX/TOOL
KIT, IGNITION SWITCH /STEERING
LOCK, RADIATOR FINS, FUEL TANK
ontvettend reinigingsmiddel, kwasten en
doeken.
VOOR DE REINIGING VAN DE LICH-
TEN GEBRUIKT MEN EEN SPONS DIE
WERD ONDERGEDOMPELD IN WA-
TER EN EEN NEUTRAAL REINIGINGS-
MIDDEL, WRIJFT MEN ZACHTJES OP
DE OPPERVLAKKEN EN SPOELT
MEN FREQUENT MET VEEL WATER.
MEN HERINNERT DAT HET OPPOET-
SEN MET SILICONENWAS UITGE-
VOERD MOET WORDEN NADAT MEN
HET VOERTUIG ZORGVULDIG HEEFT
GEWASSEN. POETS MATTE LAKKEN
NIET OP MET SCHURENDE PASTA'S.
HET WASSEN MAG NOOIT WORDEN
UITGEVOERD IN DE ZON, VOORAL
NIET IN DE ZOMER WANNEER DE
CARROSSERIE NOG WARM IS, OM-
DAT DE SHAMPOO DIE VÓÓR HET
SPOELEN OPDROOGT DE LAK KAN
BESCHADIGEN.
GEBRUIK GEEN VLOEISTOFFEN MET
EEN TEMPERATUUR VAN MEER DAN
40°C VOOR HET REINIGEN VAN DE
PLASTIC DELEN VAN HET VOER-
TUIG. RICHT DE WATERSTRALEN OF
PERSLUCHT OF DAMP NIET OP DE
VOLGENDE DELEN: DE NAVEN VAN
DE WIELEN, DE COMMANDO´S OP DE
121
3 Maintenance / 3 Onderhoud
CAP, HEADLAMPS AND ELECTRICAL
CONNECTIONS.
DO NOT USE ALCOHOL, PETROL OR
SOLVENT TO CLEAN RUBBER OR
PLASTIC PARTS AND THE SADDLE;
USE ONLY WATER AND NEUTRAL
SOAP INSTEAD.
CAUTION
DO NOT APPLY ANY PROTECTIVE
WAX ON THE SADDLE OR IT MAY BE-
COME SLIPPERY.
LINKER EN RECHTER KANT VAN HET
STUUR, DE KUSSENTJES, DE REM-
POMPEN, DE INSTRUMENTEN EN DE
INDICATORS, DE UITLAAT VAN DE
KNALDEMPER, DE DOCUMENTEN-
RUIMTE / DE GEREEDSCHAPSKIT, DE
ONTSTEKINGSSCHAKELAAR / HET
STUURSLOT, DE RADIATORVINNEN,
DE BRANDSTOFDOP, DE LICHTEN
EN DE ELEKTRISCHE VERBINDIN-
GEN.
VOOR DE REINIGING VAN DE RUB-
BEREN EN PLASTIC DELEN EN VAN
HET ZADEL, MAG MEN NOOIT ALCO-
HOL OF BENZINE OF OPLOSMIDDE-
LEN GEBRUIKEN; GEBRUIK DAAR-
ENTEGEN WATER EN NEUTRALE
ZEEP.
LET OP
GEBRUIK OP HET ZADEL GEEN BE-
SCHERMENDE WAS, OM TE VERMIJ-
DEN DAT HET GAAT SCHUIVEN.
Transport (05_48, 05_49,
05_50, 05_51)
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Shut off the engine and wait until
it cools off.
•
Take a container with a capacity
higher than the amount of fuel in
Vervoer (05_48, 05_49, 05_50,
05_51)
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Leg de motor stil en wacht tot hij
afkoelt.
•
Neem een recipiënt met een ho-
gere capaciteit dan de brandstof
die aanwezig is in de tank, en
122
3 Maintenance / 3 Onderhoud
the tank and place on the scoot-
er left hand side.
•
Remove the fuel tank cap.
•
To drain the fuel off the tank use
a hand-operated pump or a sim-
ilar system.
CAUTION
BEFORE TRANSPORTING THE VEHI-
CLE, IT IS NECESSARY TO EMPTY
THE FUEL TANK AND THE CARBU-
RETTOR ADEQUATELY, CHECKING
THAT THEY ARE DRY.
WHILE TRANSPORTING THE VEHI-
CLE, IT SHOULD BE AT ALL TIMES
VERTICAL AND WELL ANCHORED IN
ORDER TO AVOID FUEL, OIL OR
COOLANT LEAKS.
IN CASE OF FAILURE, DO NOT HAVE
THE VEHICLE TOWED. ASK FOR AN
ADEQUATE ASSISTANCE.
CAUTION
FIRE HAZARD.
WAIT UNTIL THE ENGINE AND THE
MUFFLER ARE COLD.
FUEL VAPOURS ARE HARMFUL TO
HEALTH.
BEFORE ANY OPERATION, MAKE
SURE THAT THE ROOM WHERE YOU
plaats het op de grond aan de
linker kant van het voertuig.
•
Verwijder de dop van de brand-
stoftank.
•
Voor het ledigen van de brand-
stof uit de tank, gebruikt men
een manuele pomp of een soort-
gelijk systeem.
LET OP
VOORALEER MEN HET VOERTUIG
VERVOERT, MOET MEN ZORGVUL-
DIG DE BRANDSTOFTANK EN DE
CARBURATOR LEDIGEN, EN CON-
TROLEERT MEN OF DEZE GOED
DROOG ZIJN.
TIJDENS DE VERPLAATSING MOET
HET VOERTUIG VERTICAAL BLIJVEN
EN GOED WORDEN VERANKERD,
ZODAT HET VERLIES VAN BRAND-
STOF, OLIE EN KOELVLOEISTOF
WORDT VERMEDEN.
IN GEVAL VAN EEN DEFECT MAG
MEN HET VOERTUIG NIET SLEPEN,
MAAR MOET MEN EEN HULPDIENST
CONTACTEREN.
LET OP
BRANDGEVAAR.
WACHT TOT DE MOTOR EN DE UIT-
LAAT VOLLEDIG AFGEKOELD ZIJN.
123
3 Maintenance / 3 Onderhoud
ARE HAS ADEQUATE AIR VENTILA-
TION.
DO NOT INHALE FUEL VAPOURS.
DO NOT SMOKE OR USE NAKED
FLAMES.
DO NOT DISPOSE OF FUEL INTO THE
ENVIRONMENT.
CAUTION
AFTER EMPTYING THE TANK, REFIT
THE FUEL TANK CAP ADEQUATELY.
DE BRANDSTOFDAMPEN ZIJN SCHA-
DELIJK VOOR DE GEZONDHEID.
CONTROLEER EERST OF HET LO-
KAAL WAAR MEN HANDELT GOED
VERLUCHT IS.
ADEM DE BRANDSTOFDAMPEN NIET
IN.
ROOK NIET EN GEBRUIK GEEN VRIJE
VLAMMEN.
LOOS DE BRANDSTOF NIET IN HET
MILIEU.
LET OP
NA HET LEDIGEN VAN DE TANK,
HERPLAATST MEN CORRECT DE
DOP VAN DE TANK.
To empty the carburettor completely: Voor het volledig ledigen van de carbu-
rator, handelt men als volgt:
•
Rest the scooter on its centre
stand.
•
Unscrew and remove the two
fixing screws «1».
•
Remove the central inspection
cover «2».
•
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
•
Draai de twee bouten «1» los en
verwijder ze.
•
Verwijder het centrale inspectie-
deksel «2».
•
Lift the saddle.
•
Unscrew and remove the
screws «3».
•
Hef het zadel op.
•
Draai de bouten «3» los en ver-
wijder ze.
124
3 Maintenance / 3 Onderhoud
•
Slightly detach the rear part of
the central fairing «4».
•
Remove the central fairing «4»
by pulling it.
CAUTION
PROCEED WITH CAUTION.
DO NOT DAMAGE THE TABS AND/OR
THEIR CORRESPONDING SLOTS.
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
NOTE
UPON REFITTING, INSERT
THE FITTING TABS CORRECTLY IN
THEIR SLOTS.
•
Verwijder gematigd het achter-
ste deel van de centrale bekle-
ding «4».
•
Verwijder de centrale bekleding
«4» langs voor.
LET OP
WEES VOORZICHTIG BIJ HET GE-
BRUIK.
BESCHADIG DE LIPJES EN/OF DE RE-
LATIEVE KLEMVERBINDINGSZITTEN
NIET.
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE PLAATST MEN
HET KLEMLIPJE CORRECT IN DE
SPECIALE ZITTEN.
125
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_48
05_49
05_50
•
Put the clear end of pipe «6» into
a container.
•
Operating from the front left-
hand side of the scooter, open
the carburettor drainage by un-
doing the drainage screw «5»
placed under the float chamber.
When all the fuel in the carburettor is
drained:
•
Loosen the drainage screw «5»
completely.
LOOSEN THE DRAINAGE SCREW «5»
CORRECTLY TO AVOID FUEL LEAK-
AGE FROM THE CARBURETTOR
WHEN REFILLING IT.
TAKE YOUR SCOOTER TO AN OFFI-
CIAL APRILIA DEALER IF NECESSA-
RY.
•
Plaats het vrije uiteinde van de
buis «6» in een recipiënt.
•
Door te handelen vanaf de voor-
kant links, opent men de afvoer
van de carburator, door de drai-
nagebout «5» te lossen die zich
onder het kuipje bevindt.
Wanneer alle brandstof uit de carburator
is verwijderd, handelt men als volgt:
•
Draai de drainagebout «5» vol-
ledig vast.
DRAAI DE DRAINAGEBOUT «5»
ZORGVULDIG VAST OM BRAND-
STOFLEKKEN UIT DE CARBURATOR
TIJDENS HET TANKEN TE VERMIJ-
DEN.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN OFFICIËLE APRILIA DEALER.
126
3 Maintenance / 3 Onderhoud
05_51
127
3 Maintenance / 3 Onderhoud
128
3 Maintenance / 3 Onderhoud
SCARABEO 125 STREET
SCARABEO 200 STREET
Chap. 04
Technical data
Hst. 04
Technische
gegevens
129
TECHNICAL DATA
Max. length 2080 mm
Max. width 720 mm
Max. height (to the windshield) 1330 mm
Saddle height 800 mm
Centre to centre distance 1400 mm (VERSION 125)
1415 mm (VERSION 200)
Minimum ground clearance 165 mm
Kerb weight 153 kg (VERSION 125)
165 kg (VERSION 200)
Fuel (reserve included) 8.9 l
Fuel reserve 2 l
Engine oil - engine oil change and
engine oil filter replacement
1100 cm³
Transmission oil 250 cm³
Coolant 1.2 l (50% water + 50% ethylene
glycol antifreeze fluid)
Seats 2
Scooter max load (rider +
passenger + luggage)
180 kg (VERSION 125)
210 kg (VERSION 200)
TECHNISCHE GEGEVENS VAN HET VOERTUIG
Max lengte 2080 mm
Max breedte 720 mm
Max hoogte (tot de kap) 1330 mm
Hoogte tot het zadel 800 mm
Asafstand 1400 mm (VERSIE 125)
1415 mm (VERSIE 200)
Minimum vrije hoogte vanaf de
grond
165 mm
Gewicht per versnellingsorde 153 kg (VERSIE 125)
165 kg (VERSIE 200)
Brandstof (inclusief de reserve) 8,9 l
Brandstofreserve 2 l
Motorolie - vervanging van de
motorolie en de filter van de
motorolie
1100 cc
Olie van de transmissie 250 cc
Koelvloeistof 1,2 l (50% water + 50% antivries
met ethyleenglycol)
Plaatsen 2
Max belasting van het voertuig
(bestuurder + passagier + bagage )
180 kg (VERSIE 125)
130
4 Technical data / 4 Technische gegevens
Battery 12V - 12 Ah
fuses 20- 15- 7.5 A
Generator (permanent magneto) 12 V - 180 W (VERSION 125)
12 V - 235 W (VERSION 200)
Chassis type high-strength steel tubular chassis,
single spar at the front,
superimposed double cradle at the
rear
Steering inclination angle 28°
Trail 90 mm
Front suspension Hydraulic action telescopic fork
Front suspension travel 110 mm
Rear suspension hydraulic action double-acting
shock absorber, adjustable
preloading
Rear suspension travel 105 mm
Front brake Ø 260 mm disc brake with
hydraulic transmission
Rear brake Ø 240 mm disc brake with
hydraulic transmission
Wheel rims made of light alloy
Front wheel rim 2.50 x 16"
Rear wheel rim 3.00 x 16"
Tyres type without inner tube (tubeless)
Front tyre 110 / 80 - 16" 55 P
210 kg (VERSIE 200)
Accu 12V - 12 Ah
Zekeringen 20- 15- 7,5 A
Generator (met permanente
magneet)
12 V - 180 W (VERSIE 125)
12 V - 235 W (VERSIE 200)
Type van frame monoligger vooraan met dubbele
overlappende motorsteun
achteraan, in stalen buizen met
hoge extrusielimiet
Hellingshoek van de
stuurinrichting
28°
Voorloop 90 mm
Voorste ophanging Telescoopvork met hydraulische
werking
Verplaatsing van de voorste
ophanging
110 mm
Achterste ophanging hydraulische schokdemper met
dubbele effect, met regeling van de
voorbelasting
Verplaatsing van de achterste
ophanging
105 mm
Voorrem met schijf - Ø 260 mm - met
hydraulische transmissie
Achterrem met schijf - Ø 240 mm - met
hydraulische transmissie
Wielvelgen lichte legering
131
4 Technical data / 4 Technische gegevens
Rear tyre 130 / 80 - 16" 64 P
Front tyre standard inflation
pressure
190 kPa (1.9 bar)
Rear tyre standard inflation
pressure
190 kPa (1.9 bar)
Front tyre standard inflation
pressure with passenger
200 kPa (2.0 bar)
Rear tyre standard inflation
pressure with passenger
220 kPa (2.2 bar)
Velg van het voorwiel 2,50 x 16"
Velg van het achterwiel 3,00 x 16"
Type van banden zonder binnenband (tubeless)
Voorband 110 / 80 - 16" 55 P
Achterste band 130 / 80 - 16" 64 P
Standaardspanning van de
voorband
190 KPa (1,9 bar)
Standaardspanning van de
achterband
190 KPa (1,9 bar)
Spanning van de voorband met
passagier
200 KPa (2,0 bar)
Spanning van de achterband met
passagier
220 KPa (2,2 bar)
ENGINE TECHNICAL DATA
Engine model M287M (VERSION 125)
M28BM (VERSION 200)
Engine type Single-cylinder, 4 stroke, 4 valves,
wet sump forced lubrication
system, overhead camshaft.
Cylinder quantity 1
Overall engine capacity 124 cm³ (125 VERSION)
198 cm³ (200 VERSION)
TECHNISCHE GEGEVENS VAN DE MOTOR
Model van de motor M287M (VERSIE 125)
M28BM (VERSIE 200)
Type van motor Monocilindrisch 4-takt met 4
kleppen, geforceerde smering met
vochtige carter, as met nokken in
de kop.
Aantal cilinders 1
Complessieve cilinderinhoud 124 cm³ (VERSIE 125)
198 cm³ (VERSIE 200)
132
4 Technical data / 4 Technische gegevens
Bore/stroke 57 mm / 48.6 mm (125 VERSION)
72 mm / 48.6 mm (200 VERSION)
Compression ratio 12 ± 0.5 : 1 (125 VERSION)
11.5 ± 0.5 : 1 (200 VERSION)
Start-up electric
Engine revs at idle speed 1600 ± 100 rpm
Clutch automatic centrifugal dry clutch
Transmission automatic
Cooling forced-circulation air cooling driven
by a centrifugal pump
Valve clearance Intake 0.10 Discharge 0.15
Variator continuous, automatic
Main transmission V-belt
Secondary transmission Gear reduction unit
Engine/wheel total ratio - minimum 36.5
- maximum 10.95
Carburettor model CVK 30 Keihin
Type of supply vacuum pump
Fuel premium leaded petrol (4 Stars
UK) or unleaded petrol, with a
minimum octane rating of 95
(NORM) and 85 (NOMM)
Cilinderdiameterboring/loop 57 mm / 48,6 mm (VERSIE 125)
72 mm / 48,6 mm (VERSIE 200)
Compressieverhouding 12 ± 0,5 : 1 (VERSIE 125)
11,5 ± 0,5 : 1 (VERSIE 200)
Start Elektrisch
Toerental van de motor bij het
minimumregime
1600 ± 100 toeren/min
Koppeling automatische, droge
centrifugekoppeling
Versnellingsbak automatisch
Koeling met geforceerde
vloeistofcirculatie, door een
centrifugepomp
Kleppenspeling Aanzuiging 0,10 Uitlaat 0,15
Variator continu en automatisch
Primaire transmissie Met trapeziumvormige riem
Secundaire transmissie Met raderwerk
Totale verhouding motor/wiel - minimum 36,5
- maximum 10,95
Model van carburator CVK 30 Keihin
Benzinetype onderdrukpomp
Brandstof superbenzine met lood (4 Stars
UK) of zonder lood, met een
133
4 Technical data / 4 Technische gegevens
Ignition type Capacitive discharge at variable
advance
Ignition advance Variable managed by control unit.
5° idle speed - 24° > 4000 rpm
Spark plug NGK CR8EB - alternatively: NGK
CR7EB - NGK CR9EB -
CHAMPION RG6YC - CHAMPION
RG4HC
Spark plug electrode gap 0.7 -0.8 mm
minimum octaangehalte van 95
(N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.).
Type van ontsteking Met capacitieve uitlaat met
variabele voorontsteking
Voorontsteking Variabele ontsteking, beheerd
door de centrale. 5° minimum - 24°
> 4000 toeren/min
Bougie NGK CR8EB - en als alternatief:
NGK CR7EB - NGK CR9EB -
CHAMPION RG6YC - CHAMPION
RG4HC
Afstand van de elektroden van de
bougie
0,7 - 0,8 mm
BULBS/WARNING LIGHTS
High-/low-beam bulb 12V - 55/60W
Tail light bulb 12V - 3W
Turn indicators bulb 12V - 10W
Rear tail light /stop light bulb 12V - 5/21W
License plate light bulb 12V - 5W
Instrument panel lighting bulb 12V - 1.2W
Turn indicator warning light 12V - 2W
Engine oil pressure warning light 12V - 2W
Low-beam warning light 12V - 2W
High-beam warning light 12V - 2W
LAMPEN/CONTROLELAMPEN
Lamp van het dimlicht / groot licht 12V - 55/60W
Lamp van het positielicht 12V - 3W
Lamp van het licht van de
richtingaanwijzers
12V - 10W
Lamp van het achterste
positielicht/stoplicht
12V - 5/21W
Lamp van het nummerplaatlicht 12V - 5W
Lamp van de verlichting van het
dashboard
12V - 1,2W
Controlelamp van de
richtingaanwijzers
12V - 2W
134
4 Technical data / 4 Technische gegevens
Low fuel warning light 12V - 2W Controlelamp van de oliedruk van
de motor
12V - 2W
Controlelamp van het dimlicht 12V - 2W
Controlelamp van het groot licht 12V - 2W
Controlelamp van de
brandstofreserve
12V - 2W
06_01
Kit equipment (06_01)
The tool kit «6» is located in the its hous-
ing, under the saddle.
•
Lift the saddle.
The tools supplied are:
•
pouch bag;
•
a twin screwdriver;
•
a 16 mm box-spanner;
•
a short Phillips screwdriver;
•
a hook spanner for shock ab-
sorbers;
•
a 3 mm Allen wrench.
Bijgeleverde gereedschappen
(06_01)
De gereedschapskit «6» is bevestigd in
de speciale plaats onder het zadel.
•
Hef het zadel op.
De bijgevoegde gereedschappen zijn:
•
gereedschapstas;
•
dubbele schroevendraier;
•
buissleutel van 16 mm;
•
korte kruisschroevendraaier;
•
sectorsleutel voor schokdem-
pers;
•
inbussleutel van 3 mm.
135
4 Technical data / 4 Technische gegevens
136
4 Technical data / 4 Technische gegevens
SCARABEO 125 STREET
SCARABEO 200 STREET
Chap. 05
Spare parts and
accessories
Hst. 05
Onderdelen en
accessoires
137
138
5 Spare parts and accessories / 5 Onderdelen en accessoires
SCARABEO 125 STREET
SCARABEO 200 STREET
Chap. 06
Programmed
maintenance
Hst. 06
Gepland
onderhoud
139
Scheduled maintenance table
CAUTION
FIRE HAZARD.
FUEL OR ANY OTHER INFLAMMABLE
SUBSTANCES MUST NOT BE CLOSE
TO ELECTRICAL COMPONENTS.
BEFORE ANY MAINTENANCE OPER-
ATION OR INSPECTION ON THE VE-
HICLE, SHUT OFF THE ENGINE AND
REMOVE THE KEY. WAIT UNTIL THE
ENGINE AND THE EXHAUST SYSTEM
ARE COLD. WHENEVER POSSIBLE,
LIFT THE VEHICLE WITH A SPECIFIC
EQUIPMENT ON A FIRM AND LEVEL
GROUND.
BEFORE ANY OPERATION, MAKE
SURE THAT THE ROOM WHERE YOU
ARE HAS ADEQUATE AIR VENTILA-
TION.
TO AVOID BURNS BE SPECIALLY
CAREFUL WITH HOT ENGINE AND
EXHAUST SYSTEM PARTS.
DO NOT HOLD ANY MECHANICAL OR
OTHER VEHICLE PARTS WITH YOUR
MOUTH: VEHICLE COMPONENTS
ARE NOT EDIBLE; ON THE CONTRA-
RY, SOME OF THEM ARE HARMFUL
AND EVEN TOXIC.
Tabel van het
geprogrammeerd onderhoud
LET OP
BRANDGEVAAR.
HOU BRANDSTOF EN ANDERE ONT-
VLAMBARE STOFFEN VER WEG VAN
ELEKTRISCHE ONDERDELEN.
VOORALEER MEN EENDER WELKE
ONDERHOUDSHANDELING OF IN-
SPECTIE UITVOERT OP HET VOER-
TUIG, LEGT MEN DE MOTOR STIL EN
VERWIJDERT MEN DE SLEUTEL.
WACHT TOT DE MOTOR EN DE UIT-
LAATINSTALLATIE AFGEKOELD
ZIJN, EN HEF INDIEN MOGELIJK HET
VOERTUIG OP MET DE SPECIALE AP-
PARATUUR OP EEN VASTE EN VLAK-
KE ONDERGROND.
CONTROLEER EERST OF HET LO-
KAAL WAAR MEN HANDELT GOED
VERLUCHT IS.
SCHENK VOORAL AANDACHT AAN
DE DELEN VAN DE MOTOR EN DE
UITLAATINSTALLLATIE DIE NOG
WARM ZIJN, OM BRANDWONDEN TE
VERMIJDEN.
HOU NOOIT MECHANISCHE OF AN-
DERE DELEN VAN HET VOERTUIG IN
DE MOND: GEEN ENKEL ONDER-
DEEL IS EETBAAR, ENKELE DELEN
140
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
NOTE
UNLESS OTHERWISE INDICATED,
REFIT THE UNIT FOLLOWING THE
REMOVAL STEPS BUT IN REVERSE
ORDER.
WHEN CARRYING OUT MAINTE-
NANCE OPERATIONS, IT IS ADVISA-
BLE TO WEAR LATEX GLOVES.
ZIJN INTEGENDEEL SCHADELIJK OF
ZELFS GIFTIG.
N.B.
WANNEER HET NIET UITDRUKKE-
LIJK IS BESCHREVEN, WORDT DE
HERMONTAGE VAN DE GROEPEN IN
OMGEKEERDE ZIN VAN DE MONTA-
GEHANDELINGEN UITGEVOERD.
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
In general terms, routine maintenance
operations can be carried out by the own-
er; however, some operations may re-
quire specific tools and technical training.
For servicing or technical advice, consult
an Official aprilia Dealer for prompt and
accurate service.
Ask your Official aprilia Dealer to test
the vehicle on the road after a repair but
nonetheless, personally carry out the
Pre-ride Checks after a maintenance op-
eration.
Normaalgezien kunnen de handelingen
van het gewoon onderhoud door de ge-
bruiker worden uitgevoerd; in enkele ge-
vallen kan men specifieke gereedschap-
pen nodig hebben en moet men
technisch voorbereid zijn.
Wanneer men assistentie of technisch
advies nodig heeft, wendt men zich tot
een Officiële aprilia Dealer, die een
zorgvuldige en bekommerde service ga-
randeert.
Men raadt aan om aan de Officiële apri-
lia Dealer te vragen om een testrit uit te
voeren na een herstelling, of om alleszins
persoonlijk de Voorbereidende Controles
uit te voeren na een onderhoudshande-
ling.
141
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
AFTER RUN-IN PERIOD 1000 KM OR (612 MI)
Battery and terminals - Check
Carburettor - Idle speed - Adjust
Accelerator operation - Check
Brake locking operation - Check
Coolant - Check
Engine oil - Change
Transmission oil - Replace
Brake pad wear - Check
Brake fluid - Check
Safety locks - check
Steering - check up
FINE RODAGGIO 1000 KM O(612 MI)
Accu en klemmen - Controleren
Carburator - Minimumregime - Regelen
Werking van het gashandvat - Controleren
Werking van de blokkering van de remmen - Controleren
Koelvloeistof - Controleren
Motorolie - Vervangen
Olie van de transmissie - Vervangen
Slijtage van de rempastilles - Controleren
Remvloeistof - Controleren
Veiligheidsblokkeringen - controle
Stuurinrichting - controle
EVERY MONTH
Tyres - Inflation pressure - Check
ELKE MAAND
Banden - Spanning - Controleren
EVERY 2000 KM (1242 MILES)
Brake pad wear - Check
ELKE 2000 KM (1242 MIJL)
Slijtage van de rempastilles - Controleren
142
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
EVERY 3000 KM (1864 MILES)
Engine oil - Check
OGNI 3000 KM (1864 MI)
Motorolie - Controleren
EVERY 6000 KM (3728 MILES) OR 8 MONTHS
Battery and terminals - Check
Spark plug - Check
Engine oil - Change
Transmission oil - Check
Air filter - Clean.
Variator belt - Check
Engine oil filter - Replace
Valve clearance - Check
Brake fluid - Check
Coolant - Check
Variator rollers and variator plastic guide - Check
Wheels - Tyres - Check
Brake pad wear - Check
OGNI 6000 KM (3728 MI) O 8 MESI
Accu en klemmen - Controleren
Bougie - Controleren
Motorolie - Vervangen
Olie van de transmissie - Controleren
Luchtfilter - Reinigen
Riem van de variator - Controleren
Oliefilter van de motor - Vervangen
Kleppenspeling - Controleren
Remvloeistof - Controleren
Koelvloeistof - Controleren
Variatorrollen en plastic geleiders van de variator - Controleren
Wielen - Banden - Controleren
Slijtage van de rempastilles - Controleren
143
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
EVERY 12000 KM (7456 MILES) OR 16 MONTHS
Spark plug - Replace
Variator belt - Replace
Variator rollers and variator plastic guide - Replace
Accelerator operation - Check
Brake locking operation - Check
Variator grease - Change
Light aiming - Check
Steering sleeve bearings - Check
Steering - check up
Steering - adjustment
Safety locks - check
Suspensions - Check
Carburettor - Idle speed - Adjust
OGNI 12000 KM (7456 MI) O 16 MESI
Bougie Vervangen
Riem van de variator - Vervangen
Variatorrollen en plastic geleiders van de variator - Vervangen
Werking van het gashandvat - Controleren
Werking van de blokkering van de remmen - Controleren
Vet van de variator - Vervangen
Richting van de lichten - werking - Controleren
Kussentjes van de stuurinrichtingskop - Controleren
Stuurinrichting - controle
Stuurinrichting - registratie
Veiligheidsblokkeringen - controle
Ophangingen - Controle
Carburator - Minimumregime - Regelen
EVERY 24000 KM (14913 MILES)
Transmission oil - Replace
Variator rollers and variator plastic guide - Replace
Valve clearance - check
OGNI 24000 KM (14913 MI)
Olie van de transmissie - Vervangen
Variatorrollen en plastic geleiders van de variator - Vervangen
Kleppenspeling - Controle
144
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
EVERY 2 YEARS
Brake fluid - Change
Coolant - Change
Secondary air intake filter - Clean
OGNI 2 ANNI
Remvloeistof - Vervangen
Koelvloeistof - Vervangen
Filter van de inlaat van de secundaire lucht - Reinigen
RECOMMENDED PRODUCTS TABLE
Product
Description Specifications
AGIP CITY HI TEC 4T Engine oil SAE 5W/40, API SL, ACEA A3, JASO MA
AGIP GEAR SYNTH SAE 75W-90 Gearbox oil API GL4, GL5
AGIP FORK 7.5W Fork oil -
AGIP GREASE SM2 Lithium grease with molybdenum for bearings
and other points needing lubrication
NLGI 2
AGIP BRAKE 4 Brake fluid FMVSS DOT4+
SPECIAL AGIP PERMANENT fluid Coolant Biodegradable coolant, ready for use, with
"long life" technology and characteristics
(pink). Freezing protection up to -40°.
According to CUNA 956-16 standard.
TABEL VAN DE AANBEVOLEN PRODUCTEN
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP CITY HI TEC 4T Motorolie SAE 5W/40, API SL, ACEA A3, JASO MA
145
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP GEAR SYNTH SAE 75W-90 Olie voor de versnellingsbak API GL4, GL5
AGIP FORK 7.5W Olie van de vork -
AGIP GREASE SM2 Lithiumvet met molybdeen voor de kussentjes
en andere te smeren punten
NLGI 2
AGIP BRAKE 4 Remvloeistof FMVSS DOT4+
AGIP PERMANENT SPEZIAL Koelvloeistof Biologisch afbreekbare koelvloeistof,
gebruiksklaar, met "long life" technologie en
kenmerken (rood). Verzekert een bescherming
tegen vriestemperaturen tot -40°. Beantwoordt
aan de norm CUNA 956-16.
146
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
SCARABEO 125 STREET
SCARABEO 200 STREET
Chap. 07
Special fittings
Hst. 07
Speciale
uitrustingen
147
148
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
TABLE OF CONTENTS
A
Accessories: 137
Air filter: 78, 79
B
Battery: 90, 95
Brake: 86, 115
C
Clock: 18
D
Disc brake: 115
E
Engine oil: 66, 68–70
Engine stop: 23
F
Fuses: 100
H
Headlight: 108
Horn: 22
I
Identification: 25
Instrument panel: 13
K
Key switch: 19
L
Light switch: 22
M
Maintenance: 65, 139, 140
S
Saddle: 24, 27
Scheduled maintenance:
140
Shock absorber: 36
Spark plug: 74
Stand: 54
Start-up: 23
T
Technical data: 129
Tyres: 71
149
150
TREFWOORDENREGISTER
A
Accessoires: 137
ACCU: 90, 95
B
Bagagedrager: 63
Banden: 71
BIJGELEVERDE
GEREEDSCHAPPEN: 135
BOUGIE: 74
C
Claxon: 22
G
Geprogrammeerd
onderhoud: 140
H
Het stilleggen van de motor:
50
I
Identificatie: 25
K
Klok: 18
Koelvloeistof: 81
Koplamp: 108
L
Lampen: 103
Luchtfilter: 78, 79
M
Motorolie: 66, 68–70
O
Onderhoud: 65, 139, 140
Optische groep: 106, 111
R
Richtingaanwijzers: 21, 109
S
Schijfrem: 115
Schokdempers: 36
Sleutelschakelaar: 19
Standaard: 54
Start: 50
Stuurslot: 20
T
Technische gegevens: 129
Z
Zadel: 24, 27
Zekeringen: 100
151
THE VALUE OF SERVICE
Thanks to continuous technical updates and specific training programs on aprilia products, only aprilia Official Network mechanics know this vehicle fully and have the special tools necessary to carry
out maintenance and repair operations correctly.
The reliability of the vehicle also depends on its mechanical conditions. Checking the vehicle before riding, its regular maintenance and the use of Original aprilia Spare Parts only, are essential factors!
For information about the nearest Official Dealer and/or Service Centre, consult the Yellow Pages or search directly on the inset map in our Official Website:
www.aprilia.com
Only aprilia Original Spare Parts ensure products already studied and tested during the vehicle design stage. All aprilia Original Spare Parts undergo quality control procedures to guarantee full reliability
and duration.
The descriptions and illustrations given in this publication are not binding; while the basic characteristics as described and illustrated in this manual remain unchanged, aprilia reserves the right, at any
time and without being required to update this publication beforehand, to make any changes to components, parts or accessories, which it considers necessary to improve the product or which are
required for manufacturing or construction reasons.
Not all versions/models shown in this publication are available in all countries. The availability of individual versions/models should be confirmed with the official Aprilia sales network.
© Copyright 2006- Aprilia. All rights reserved. Reproduction of this publication in whole or in part is prohibited. Aprilia - After-sales service.
Aprilia trademark is property of Piaggio & C. S.p.A.
DE WAARDE VAN DE ASSISTENTIE
Dankzij de voortdurende technische actualiseringen en de specifieke trainingsprogramma´s van de aprilia producten, kennen enkel de onderhoudsmonteurs van het Officiële Netwerk van aprilia
grondig dit voertuig, en beschikken ze over de nodige speciale uitrusting voor een correcte uitvoering van de handelingen van het onderhoud en de herstellingen.
De betrouwbaarheid van het voertuig hangt ook af van de mechanische condities van het voertuig. De controle vóór het rijden, het regelmatig onderhoud en het exclusief gebruik van de Originele
Reserveonderdelen van aprilia zijn essentiële factoren !
Voor informatie in verband met de dichtstbijzijnde Officiële dealer en/of Assistentiedienst, raadpleegt men de Gouden Gids of zoekt men rechtstreeks op de geografische kaart op onze Officiële
Website:
www.aprilia.com
Enkel wanneer men Originele Aprilia Reserveonderdelen aanvraagt, zal men een product krijgen dat reeds bestudeerd en getest werd tijdens de ontwerpfase van het voertuig. De Originele Aprilia
Reserveonderdelen worden systematisch onderworpen aan kwaliteitscontroleprocedures om de volledige betrouwbaarheid en de duur ervan te garanderen.
De beschrijvingen en de illustraties in deze uitgave zijn niet bindend; Aprilia houdt zich derhalve het recht voor om, met behoud van de essentiële eigenschappen van het model dat hierin is beschreven
en geïllustreerd, op elk moment wijzigingen aan te brengen aan de organen, de onderdelen of aan de levering van accessoires naar gelang zij dit nodig acht om het product te verbeteren, of om te
voldoen aan vereisten van constructieve of commerciële aard, zonder verplicht te zijn om tijdig deze uitgave bij te werken.
Niet alle versies in deze uitgave zijn in alle landen beschikbaar. De beschikbaarheid van de afzonderlijke versies moet gecontroleerd worden via het officiële verkoopsnetwerk van Aprilia.
© Copyright 2006- Aprilia. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren van de inhoud, ook van delen hiervan, is verboden. Aprilia - Dienst na verkoop.
Het merk Aprilia is eigendom van Piaggio & C. S.p.A.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153

APRILIA SCARABEO STREET 125 STREET de handleiding

Categorie
Motorfietsen
Type
de handleiding