APRILIA NA 850 Mana ABS de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

APRILIA WOULD LIKE TO THANK YOU
for choosing one of its products. We have compiled this booklet to provide a comprehensive overview of your vehicle's quality features. Please, read it
carefully before riding the vehicle for the first time. It contains information, tips and precautions for using your vehicle. It also describes features, details
and devices to assure you that you have made the right choice. We believe that if you follow our suggestions, you will soon get to know your new vehicle
well and that it will continue to give you satisfactory service for many years to come. This booklet is an integral part of the vehicle and must be handed
over to the new owner in the event of sale.
APRILIA WIL U BEDANKEN
omdat u één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kan waarderen. Wij
raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen
in verband met het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen
dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hier rekening mee zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig,
waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste
moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
Mana GT ABS
Ed. 04 2009
The instructions in this booklet have been compiled primarily to offer a simple and clear guide to using the vehicle; it also describes routine maintenance
procedures and regular checks that should be carried out on the vehicle at an Aprilia Dealer or Authorised Workshop. This booklet also contains
instructions for simple repairs. Any operations not specifically described in this booklet require the use of special tools and/or particular technical
knowledge; for these operations, please take your vehicle to an Aprilia Dealer or Authorised Workshop.
De instructies in deze handleiding zijn voorbereid om vooral een eenvoudige en duidelijke leidraad te zijn voor het gebruik; men vindt eveneens de
handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die bij een Dealer of Erkende aprilia Garage moeten uitgevoerd worden. De
handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in deze uitgave zijn beschreven,
vereisen dat men over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis beschikt; voor het uitvoeren van deze herstellingen raadt men aan
om zich te wenden tot een Dealer of Erkende aprilia Garage.
2
Personal safety
Failure to completely observe these instructions will
result in serious risk of personal injury.
Persoonlijke veiligheid
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd, kan dit ernstig letsel aan personen tot ge-
volg hebben.
Safeguarding the environment
Sections marked with this symbol indicate the correct
use of the vehicle to prevent damaging the environ-
ment.
Bescherming van
Geeft het juiste gedrag aan dat u aan moet houden
zodat het gebruik van het voertuig geen schade aan-
richt aan de natuur.
Vehicle intactness
The incomplete or non-observance of these regula-
tions leads to the risk of serious damage to the vehicle
and sometimes even the invalidity of the guarantee.
Staat van het voertuig
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd kan dit ernstige schade aan het voertuig,
en eventueel het vervallen van deze garantie tot ge-
volg hebben.
The symbols shown above are very important. They
are used to highlight those parts of the booklet that
should be read with particular care. As you can see,
each sign consists of a different graphic symbol, mak-
ing it quick and easy to locate the various topics.
Before starting the engine, read this booklet thorough-
ly and the "SAFE RIDING" section in particular. Your
safety as well as other's does not only depend on the
quickness of your reflexes and agility, but also on how
well you know your vehicle, the state of maintenance
of the vehicle itself and your knowledge of the rules
for SAFE RIDING. For your safety, get to know your
vehicle well so as to safely ride and master it in road
traffic IMPORTANT This booklet is an integral part of
the vehicle, and must be handed to the new owner in
the event of sale.
Bovengenoemde signalen zijn erg belangrijk. Ze heb-
ben namelijk tot doel om de delen van het boekje aan
te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u
ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch sym-
bool, zodat de bijbehorende onderwerpen meteen
duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillen-
de delen. Vooraleer men de motor start, leest men
aandachtig deze handleiding, en vooral de paragraaf
"VEILIG RIJDEN". Uw veiligheid en die van anderen
hangt niet enkel af van uw reflexen en vlugheid, maar
ook van de kennis en de efficiëntie van het voertuig,
en van de kennis van de fundamentele regels voor het
VEILIG RIJDEN. We raden daarom aan om vertrouwd
te raken met het voertuig, zodat u zich veilig en be-
heersd kan bewegen in het verkeer. BELANGRIJK
Deze handleiding moet beschouwd worden als inte-
grerend deel van het voertuig, en moet worden over-
handigd bij de verkoop ervan.
3
4
INDEX
INDEX
GENERAL RULES.......................................................................... 9
Foreword.................................................................................. 10
Carbon monoxide..................................................................... 10
Fuel.......................................................................................... 11
Hot components....................................................................... 12
Coolant..................................................................................... 12
Used engine oil and gearbox oil............................................... 13
Brake and clutch fluid............................................................... 14
Battery hydrogen gas and electrolyte....................................... 15
Stand........................................................................................ 17
Reporting of defects that affect safety...................................... 17
VEHICLE......................................................................................... 19
Arrangement of the main components......................................... 21
Dashboard................................................................................... 24
Instrument panel.......................................................................... 26
Light unit...................................................................................... 27
Digital lcd display......................................................................... 28
Alarms...................................................................................... 31
Control buttons......................................................................... 37
Advanced functions.................................................................. 40
Ignition switch........................................................................... 49
Locking the steering wheel....................................................... 50
Horn button.................................................................................. 50
Switch direction indicators........................................................... 51
Passing button............................................................................. 51
Start-up button............................................................................. 52
Engine stop switch....................................................................... 52
System ABS................................................................................. 52
Immobilizer system operation.................................................. 57
Helmet compartment................................................................... 59
Power supply socket.................................................................... 60
ALGEMENE NORMEN..................................................................... 9
Vooronderstelling....................................................................... 10
Koolmonoxide............................................................................. 10
Brandstof.................................................................................... 11
Warme onderdelen..................................................................... 12
Koelvloeistof............................................................................... 12
Gebruikte motorolie en koppelingsolie....................................... 13
Rem- en koppelingsvloeistof...................................................... 14
Elektrolyt en waterstofgas van de accu...................................... 15
Standaard................................................................................... 17
Communicatie van de defecten die invloed hebben op de vei-
ligheid......................................................................................... 17
VOERTUING..................................................................................... 19
Plaats van de hoofdcomponenten................................................. 21
Legenda......................................................................................... 24
Instrumenten.................................................................................. 26
Groep controlelampjes................................................................... 27
Digitaal display............................................................................... 28
Alarmen...................................................................................... 31
Commandoknoppen................................................................... 37
Geavanceerde functies.............................................................. 40
Startschakelaar.......................................................................... 49
Stuurslot vergrendelen............................................................... 50
Drukknop claxon............................................................................ 50
Schakelaar richtingaanwijzers....................................................... 51
Knop die knippert voor groot licht.................................................. 51
Startknop........................................................................................ 52
Stopschakelaar motor.................................................................... 52
Antiblokkeersysteem ABS.............................................................. 52
De werking van het immobilizersysteem.................................... 57
Helmruimte..................................................................................... 59
5
Opening the saddle.................................................................. 61
Identification................................................................................. 61
Adjusting the windscreen............................................................. 62
Windscreen removal.................................................................... 63
Instrument panel removal............................................................ 63
USE................................................................................................. 65
Checks......................................................................................... 66
Refuelling..................................................................................... 69
Rear shock absorbers adjustment............................................... 70
Front fork adjustment................................................................... 74
Justering af greb til forbremse..................................................... 75
Rear brake pedal adjustment....................................................... 75
Gear pedal adjustment................................................................ 76
Running in.................................................................................... 77
Starting up the engine.................................................................. 79
Moving off / riding........................................................................ 84
Stopping the engine..................................................................... 89
Parking......................................................................................... 90
Catalytic silencer.......................................................................... 91
Stand........................................................................................... 93
Transmission............................................................................... 94
Suggestion to prevent theft.......................................................... 101
Basic safety rules......................................................................... 103
MAINTENANCE.............................................................................. 109
Engine oil level check............................................................... 110
Engine oil top-up...................................................................... 112
Engine oil change..................................................................... 113
Tyres............................................................................................ 116
Spark plug dismantlement........................................................... 119
Removing the sides..................................................................... 119
Removing the air filter.................................................................. 122
Cooling fluid level......................................................................... 123
Checking the brake oil level......................................................... 126
Braking system fluid top up...................................................... 127
Battery removal........................................................................ 127
Use of a new battery................................................................ 129
Checking the electrolyte level.................................................. 130
Charging the battery................................................................. 130
Long periods of inactivity............................................................. 131
Stroomaansluiting.......................................................................... 60
Zadel openen............................................................................. 61
Identificatie..................................................................................... 61
Afstellen van het windscherm........................................................ 62
Demontage windscherm................................................................ 63
Demontage dashboard.................................................................. 63
GEBRUIK.......................................................................................... 65
Controles........................................................................................ 66
Tanken........................................................................................... 69
Regulering achterdempers............................................................. 70
Regulering voorvorken................................................................... 74
Regulering voorremhendel............................................................. 75
Regulering achterrempedaal.......................................................... 75
Regeling van de pedaal van de versnellingsbak............................ 76
Inrijden........................................................................................... 77
Starten des motors......................................................................... 79
Start / besturing.............................................................................. 84
Stoppen van de motor.................................................................... 89
Parkeren........................................................................................ 90
Katalysator..................................................................................... 91
Standaard...................................................................................... 93
Transmissie.................................................................................... 94
Tips tegen diefstal.......................................................................... 101
Basis veiligheidsnormen................................................................ 103
ONDERHOUD................................................................................... 109
Controle van het peil van de motorolie....................................... 110
Het bijvullen van motorolie......................................................... 112
Vervanging van de motorolie...................................................... 113
Banden........................................................................................... 116
Demonteren van de bougie............................................................ 119
Demonteren van de zijschermen................................................... 119
Demonteren van het luchtfilter....................................................... 122
Peil koelvloeistof............................................................................ 123
Controle van het oliepeil van de remmen...................................... 126
Bijvullen van de remvloeistof...................................................... 127
Verwijdering van de accu........................................................... 127
Inwerkingstelling van een nieuwe accu...................................... 129
Controle van het elektrolytpeil.................................................... 130
Opladen van de accu................................................................. 130
6
Fuses........................................................................................... 132
Lamps.......................................................................................... 136
Headlight adjustment............................................................... 139
Front direction indicators............................................................. 141
Rear optical unit........................................................................... 141
Rear turn indicators..................................................................... 142
Number plate light........................................................................ 142
Rear-view mirrors........................................................................ 143
Front and rear disc brake............................................................. 145
Periods of inactivity...................................................................... 146
Cleaning the vehicle.................................................................... 148
Transport..................................................................................... 152
Chain backlash check.............................................................. 153
Chain backlash adjustment...................................................... 154
Checking wear of chain, front and rear sprockets.................... 154
Chain lubrication and cleaning................................................. 156
TECHNICAL DATA......................................................................... 159
Kit equipment............................................................................... 168
PROGRAMMED MAINTENANCE.................................................. 171
Scheduled maintenance table..................................................... 172
SPECIAL FITTINGS....................................................................... 191
Accessories index........................................................................ 192
Länger stillegen.............................................................................. 131
Zekeringen..................................................................................... 132
Lampjes......................................................................................... 136
Afstellen van de koplamp........................................................... 139
Richtingaanwijzers voor................................................................. 141
Lampenset achter.......................................................................... 141
Richtingaanwijzers achter.............................................................. 142
Kentekenverlichting........................................................................ 142
Achteruitkijkspiegels...................................................................... 143
Schijfrem voor en achter................................................................ 145
Stilstand van het voertuig............................................................... 146
Reinigen van het voertuig.............................................................. 148
Vervoer.......................................................................................... 152
Controle van de speling van de ketting...................................... 153
Regeling van de speling van de ketting...................................... 154
Controle van het gebruik van de ketting, het tandrad en kroon
................................................................................................... 154
Smering en reiniging van de ketting........................................... 156
TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................. 159
Bijgeleverd gereedschap............................................................... 168
GEPLAND ONDERHOUD................................................................ 171
Tabel gepland onderhoud.............................................................. 172
SPECIALE UITRUSTINGEN............................................................. 191
index accessoires.......................................................................... 192
7
8
Mana GT ABS
Chap. 01
General rules
Hst. 01
Algemene
normen
9
Foreword
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTING APPLICATIONS.
Vooronderstelling
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
Carbon monoxide
If you need to keep the engine running in
order to perform a procedure, please en-
sure that you do so in an open or very well
ventilated area. Never let the engine run
in an enclosed area. If you do work in an
enclosed area, make sure to use a
smoke-extraction system.
CAUTION
EXHAUST EMISSIONS CONTAIN
CARBON MONOXIDE, A POISONOUS
GAS WHICH CAN CAUSE LOSS OF
CONSCIOUSNESS AND EVEN
DEATH.
Koolmonoxide
Wanneer het nodig is om de motor te
doen werken om een handeling uit te
voeren, controleert men of dit in een open
ruimte of in een goed geventileerd lokaal
gebeurt. Laat de motor nooit werken in
een gesloten ruimte. Wanneer men in
een gesloten ruimte werkt, gebruikt men
een evacuatiesysteem voor de uitlaat-
gassen.
LET OP
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN GIFTIG GAS
DAT BEWUSTELOOSHEID EN OOK
DE DOOD KAN VEROORZAKEN.
10
1 General rules / 1 Algemene normen
Fuel
CAUTION
THE FUEL USED TO POWER INTER-
NAL COMBUSTION ENGINES IS HIGH-
LY FLAMMABLE AND MAY BE EX-
PLOSIVE UNDER CERTAIN CONDI-
TIONS. IT IS THEREFORE RECOM-
MENDED TO CARRY OUT REFUEL-
LING AND MAINTENANCE PROCE-
DURES IN A VENTILATED AREA WITH
THE ENGINE SWITCHED OFF. DO
NOT SMOKE DURING REFUELLING
AND NEAR FUEL VAPOURS, AVOID-
ING ANY CONTACT WITH NAKED
FLAMES, SPARKS OR OTHER SOUR-
CES WHICH MAY CAUSE THEM TO
IGNITE OR EXPLODE.
DO NOT DISPERSE FUEL IN THE EN-
VIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
Brandstof
LET OP
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR EN KAN EXPLO-
SIEF WORDEN IN BEPAALDE OM-
STANDIGHEDEN. VOER HET TANKEN
EN DE ONDERHOUDSHANDELINGEN
UIT IN EEN GEVENTILEERDE ZONE
EN MET DE MOTOR UIT. ROOK NIET
TIJDENS HET TANKEN EN IN DE NA-
BIJHEID VAN BRANDSTOFDAMPEN,
EN VERMIJDT ABSOLUUT CONTACT
MET VRIJE VLAMMEN, VONKEN EN
EENDER WELKE ANDER BRON DIE
HET VLAM VATTEN OF EXPLODEREN
ERVAN KAN VEROORZAKEN.
LOOS DE BRANDSTOF NIET IN HET
MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VEHICLE FALL OR EXCESSIVE INCLI-
NATION CAN CAUSE FUEL OUT-
FLOW.
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
11
1 General rules / 1 Algemene normen
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
Hot components
The engine and the exhaust system com-
ponents get very hot and remain in this
condition for a certain time interval after
the engine has been switched off. Before
handling these components, make sure
that you are wearing insulating gloves or
wait until the engine and the exhaust sys-
tem have cooled down.
Warme onderdelen
De motor en de onderdelen van de uit-
laatinstallatie worden zeer warm en blij-
ven lang warm, ook nadat de motor wordt
uitgezet. Vooraleer men deze onderde-
len hanteert, draagt men isolerende
handschoenen, of wacht men tot de mo-
tor en de uitlaatinstallatie zijn afgekoeld.
Coolant
The coolant contains ethylene glycol
which, under certain conditions, can be-
come flammable. When ethylene glycol
burns, it produces an invisible flame
which can nevertheless cause burns.
CAUTION
TAKE CARE NOT TO POUR COOLANT
ONTO HOT ENGINE OR EXHAUST
SYSTEM COMPONENTS; THE FLUID
MAY CATCH FIRE AND BURN WITH
INVISIBLE FLAMES. WHEN CARRY-
ING OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS, IT IS ADVISABLE TO WEAR
LATEX GLOVES. EVEN THOUGH IT IS
Koelvloeistof
De koelvloeistof bevat ethyleenglycol,
wat in sommige omstandigheden ont-
vlambaar is. Wanneer het brandt, produ-
ceert ethylglycol onzichtbare vlammen,
die toch brandwonden veroorzaken.
LET OP
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN OP DE HETE DELEN VAN
DE MOTOR EN DE UITLAATINSTAL-
LATIE; DEZE ZOU BRAND KUNNEN
VATTEN MET ONZICHTBARE VLAM-
MEN. BIJ ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN RAADT MEN AAN OM LATEX
HANDSCHOENEN TE GEBRUIKEN.
12
1 General rules / 1 Algemene normen
TOXIC, COOLANT HAS A SWEET FLA-
VOUR WHICH MAKES IT VERY AT-
TRACTIVE TO ANIMALS. NEVER
LEAVE THE COOLANT IN OPEN CON-
TAINERS IN AREAS ACCESSIBLE TO
ANIMALS AS THEY MAY DRINK IT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
DO NOT REMOVE THE RADIATOR
CAP WHEN THE ENGINE IS STILL
HOT. THE COOLANT IS UNDER PRES-
SURE AND MAY CAUSE BURNS.
DE KOELVLOEISTOF IS GIFTIG,
MAAR HEEFT TOCH EEN ZOETE
SMAAK, WAT HEM UITERST AAN-
TREKKELIJK MAAKT VOOR DIEREN.
LAAT DE KOELVLOEISTOF NOOIT IN
GEOPENDE VERPAKKINGEN OF IN
POSITIES DIE BEREIKBAAR ZIJN
VOOR DIEREN, DIE ER ZOUDEN VAN
KUNNEN DRINKEN.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VERWIJDER DE RADIATORDOP NIET
WANNEER DE MOTOR NOG WARM
STAAT. DE KOELVLOEISTOF STAAT
ONDER DRUK, EN ZOU BRANDWON-
DEN KUNNEN VEROORZAKEN.
Used engine oil and gearbox
oil
CAUTION
IT IS ADVISABLE TO WEAR LATEX
GLOVES WHEN SERVICING THE VE-
HICLE.
THE ENGINE OR GEARBOX OIL MAY
CAUSE SERIOUS INJURIES TO THE
SKIN IF HANDLED FOR PROLONGED
PERIODS OF TIME AND ON A REGU-
LAR BASIS.
Gebruikte motorolie en
koppelingsolie
LET OP
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
DE OLIE VAN DE MOTOR OF DE VER-
SNELLINGSBAK KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
HUID, WANNEER HET LANG EN DA-
GELIJKS WORDT GEBRUIKT.
13
1 General rules / 1 Algemene normen
WASH YOUR HANDS CAREFULLY
AFTER HANDLING OIL.
HAND THE OIL OVER TO OR HAVE IT
COLLECTED BY THE NEAREST USED
OIL RECYCLING COMPANY OR THE
SUPPLIER.
DO NOT DISPOSE OF OIL IN THE EN-
VIRONMENT
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
MEN RAADT AAN OM DE HANDEN
ZORGVULDIG TE WASSEN NA HET
HANTEREN VAN OLIE.
BEZORG HEM AAN OF LAAT HEM OP-
HALEN DOOR HET DICHTSTBIJZIJN-
DE RECYCLINGBEDRIJF VAN GE-
BRUIKTE OLIES OF DOOR DE
LEVERANCIER.
LOOS DE OLIE NIET IN HET MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Brake and clutch fluid
BRAKE AND CLUTCH FLUIDS CAN
DAMAGE THE PLASTIC OR RUBBER
PAINTED SURFACES. WHEN SERVIC-
ING THE BRAKING SYSTEM OR THE
CLUTCH SYSTEM PROTECT THESE
COMPONENTS WITH A CLEAN
CLOTH. ALWAYS WEAR PROTEC-
TIVE GOGGLES WHEN SERVICING
THESE SYSTEMS. BRAKE AND
CLUTCH FLUIDS ARE EXTREMELY
HARMFUL FOR YOUR EYES. IN THE
EVENT OF ACCIDENTAL CONTACT
WITH YOUR EYES, RINSE THEM IM-
MEDIATELY WITH ABUNDANT COLD,
CLEAN WATER AND SEEK MEDICAL
ADVICE.
Rem- en koppelingsvloeistof
DE REM- EN KOPPELINGSVLOEI-
STOFFEN KUNNEN DE GELAKTE,
PLASTIC OF RUBBEREN OPPER-
VLAKKEN BESCHADIGEN. WAN-
NEER MEN HET ONDERHOUD VAN
DE REM- OF KOPPELINGSINSTALLA-
TIE UITVOERT, BESCHERMT MEN DE-
ZE ONDERDELEN MET EEN SCHONE
DOEK. DRAAG STEEDS EEN BE-
SCHERMENDE BRIL WANNEER MEN
HET ONDERHOUD VAN DE INSTAL-
LATIES UITVOERT. DE REM- EN KOP-
PELINGSVLOEISTOFFEN ZIJN UI-
TERST SCHADELIJK VOOR DE
OGEN. IN GEVAL VAN TOEVALLIG
CONTACT MET DE OGEN, SPOELT
MEN ONMIDDELLIJK MET OVER-
14
1 General rules / 1 Algemene normen
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
VLOEDIG KOUD EN REIN WATER, EN
RAADPLEEGT MEN ONMIDDELLIJK
EEN ARTS.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
Battery hydrogen gas and
electrolyte
CAUTION
THE BATTERY ELECTROLYTE IS
TOXIC, CORROSIVE AND AS IT CON-
TAINS SULPHURIC ACID, IT CAN
CAUSE BURNS WHEN IN CONTACT
WITH THE SKIN. WHEN HANDLING
BATTERY ELECTROLYTE, WEAR
TIGHT-FITTING GLOVES AND PRO-
TECTIVE APPAREL. IN THE EVENT OF
SKIN CONTACT WITH THE ELECTRO-
LYTIC FLUID, RINSE WELL WITH
PLENTY OF CLEAN WATER. IT IS
PARTICULARLY IMPORTANT TO
PROTECT YOUR EYES BECAUSE
EVEN TINY AMOUNTS OF BATTERY
ACID MAY CAUSE BLINDNESS. IF
THE FLUID GETS IN CONTACT WITH
YOUR EYES, WASH WITH ABUNDANT
WATER FOR FIFTEEN MINUTES AND
CONSULT AN EYE SPECIALIST IMME-
DIATELY. IF THE FLUID IS ACCIDEN-
TALLY SWALLOWED, DRINK LARGE
Elektrolyt en waterstofgas van
de accu
LET OP
DE ELEKTROLYT VAN DE ACCU IS
GIFTIG EN BIJTEND, EN IN CONTACT
MET DE HUID KAN HET BRANDWON-
DEN VEROORZAKEN OMDAT HET
ZWAVELZUUR BEVAT. DRAAG
NAUWSLUITENDE HANDSCHOENEN
EN BESCHERMENDE KLEDING WAN-
NEER MEN HET ELEKTROLYT VAN
DE ACCU HANTEERT. WANNEER DE
ELEKTROLYTVLOEISTOF IN CON-
TACT ZOU KOMEN MET DE HUID,
MOET MEN OVERVLOEDIG WASSEN
MET KOUD WATER. HET IS ZEER BE-
LANGRIJK OM DE OGEN TE BE-
SCHERMEN, OMDAT OOK EEN ZEER
KLEINE HOEVEELHEID ZUUR VAN DE
ACCU BLINDHEID KAN VEROORZA-
KEN. WANNEER HET IN CONTACT
ZOU KOMEN MET DE OGEN, MOET
MEN VIJFTIEN MINUTEN LANG OVER-
VLOEDIG WASSEN MET WATER EN
15
1 General rules / 1 Algemene normen
QUANTITIES OF WATER OR MILK,
FOLLOWED BY MILK OF MAGNESIA
OR VEGETABLE OIL AND SEEK MED-
ICAL ADVICE IMMEDIATELY. THE
BATTERY RELEASES EXPLOSIVE
GASES; KEEP IT AWAY FROM
FLAMES, SPARKS, CIGARETTES OR
ANY OTHER HEAT SOURCES. EN-
SURE ADEQUATE VENTILATION
WHEN SERVICING OR RECHARGING
THE BATTERY.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
BATTERY LIQUID IS CORROSIVE. DO
NOT POUR IT OR SPILL IT, PARTICU-
LARLY ON PLASTIC COMPONENTS.
ENSURE THAT THE ELECTROLYTIC
ACID IS COMPATIBLE WITH THE BAT-
TERY TO BE ACTIVATED.
ONMIDDELLIJK EEN OOGARTS
RAADPLEGEN. WANNEER HET TOE-
VALLIG ZOU WORDEN INGESLIKT,
MOET MEN VEEL WATER OF MELK
DRINKEN, DAARNA MAGNESIUM-
MELK OF PLANTAARDIGE OLIE
DRINKEN, EN ONMIDDELLIJK EEN
ARTS RAADPLEGEN. DE ACCU VER-
SPREIDT EXPLOSIEVE GASSEN EN
MOET DUS UIT DE BUURT WORDEN
GEHOUDEN VAN VLAMMEN, VON-
KEN, SIGARETTEN EN ELKE ANDERE
WARMTEBRON. VOORZIE EEN GE-
PASTE VERLUCHTING WANNEER
MEN ONDERHOUD OF HET OPLADEN
VAN DE ACCU UITVOERT.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
DE VLOEISTOF VAN DE ACCU IS
CORROSIEF. GIET ZE NIET UIT EN
VERSPREIDT ZE NIET, VOORAL NIET
OP DE PLASTIC DELEN. CONTRO-
LEER OF HET ELEKTROLYTZUUR
SPECIFIEK VOOR DE TE ACTIVEREN
ACCU IS.
16
1 General rules / 1 Algemene normen
Stand
BEFORE SETTING OFF, MAKE SURE
THE STAND HAS BEEN COMPLETELY
RETRACTED TO ITS POSITION.
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
Standaard
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
Reporting of defects that
affect safety
Unless otherwise specified in this Use
and Maintenance Booklet, do not remove
any mechanical or electrical component.
Communicatie van de
defecten die invloed hebben
op de veiligheid
Behalve waar gespecificeerd wordt in dit
Gebruiks- en onderhoudsboekje, mag
geen enkel mechanisch of elektrisch on-
derdeel gedemonteerd worden.
17
1 General rules / 1 Algemene normen
18
1 General rules / 1 Algemene normen
Mana GT ABS
Chap. 02
Vehicle
Hst. 02
Voertuing
19
02_01
20
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_02
Arrangement of the main
components (02_02)
key:
1. Left side fairing
2. Front left turn indicator
3. Gearshift control on the handle-
bar
4. Left rear-view mirror
5. Helmet compartment / toolkit
6. ABS Fuse
7. Main fuses
8. Battery
9. Saddle
Plaats van de
hoofdcomponenten (02_02)
Legende:
1. Linker zijplaatje
2. Linker richtingaanwijzer voor-
aan
3. Schakelcommando op het stuur
4. Linker achteruitkijkspiegeltje
5. Helmruimte / gereedschapskit
6. Zekering ABS
7. Hoofdzekeringen
8. Accu
9. Zadel
21
2 Vehicle / 2 Voertuing
10. Passenger saddle
11. Rear light
12. Passenger saddle lock
13. Rear left turn indicator
14. Rear shock absorber
15. Left passenger footrest (snap-
on, closed / open)
16. Rear fork
17. Rear tone wheel
18. REAR BRAKE DISC
19. Rear ABS sensor
20. Left rider footrest
21. Transmission air filters
22. Side stand
23. Pedal control lever
24. Parking brake lever
25. Air filter
26. Horn
27. Front left brake disc
28. Fuel tank cap
29. Fuel tank
30. Transmission control unit
31. Auxiliary fuses
32. ABS control unit
33. Right rear-view mirror
34. Front brake fluid reservoir
35. Expansion tank cap
36. adjustable windscreen
37. Front right turn indicator
38. Front headlamp
39. Right side fairing
40. Expansion tank
41. Front right brake disc
42. Front tone wheel
43. Front ABS sensor
44. Engine control unit
45. Engine oil filter
46. Engine oil max level
10. Zadeltje van de passagier
11. Achterlicht
12. Slot van het zadeltje van de pas-
sagier
13. Linker richtingaanwijzer achter-
aan
14. Achterste schokdemper
15. Linker voetensteun van de pas-
sagier (met kliksysteem, geslo-
ten / open)
16. Achtervork
17. Achterste geluidswiel
18. Achterste schijfrem
19. Sensor ABS achteraan
20. Linker voetensteun van de be-
stuurder
21. Luchtfilter van de transmissie
22. Laterale standaard
23. Commandopedaal van de ver-
snellingsbak
24. Hendel van de parkeerrem
25. Luchtfilter
26. Akoestische melder
27. Voorste schijfrem links
28. Dop van de brandstoftank
29. Brandstoftank
30. Centrale van de versnellingsbak
31. Secundaire zekeringen
32. Centrale ABS
33. Rechter achteruitkijkspiegeltje
34. Vloeistoftank van de voorrem
35. Dop van het expansievat
36. regelbaar windscherm
37. Rechter richtingaanwijzer voor-
aan
38. Voorlicht
39. Rechter zijplaatje
40. Expansievat
22
2 Vehicle / 2 Voertuing
47. Engine oil plug
48. Rear brake control lever
49. Right rider footrest
50. Rear brake pump
51. Drive chain
52. Right passenger footrest (snap-
on, closed / open)
53. Rear brake fluid reservoir
54. License plate holder light
55. Rear right turn indicator
41. Voorste schijfrem rechts
42. Voorste geluidswiel
43. Sensor ABS vooraan
44. Centrale van de motor
45. Filter van de motorolie
46. Max peil van de motorolie
47. Dop van de motorolie
48. Commandohendel van de ach-
terrem
49. Rechter voetensteun van de be-
stuurder
50. Pomp van de achterrem
51. Transmissieketting
52. Rechter voetensteun van de
passagier (met kliksysteem, ge-
sloten / open)
53. Vloeistoftank van de achterrem
54. Nummerplaatlicht
55. Rechter richtingaanwijzer ach-
teraan
23
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_03
Dashboard (02_03)
Instrument panel / controls location
key
1. Ignition switch /steering lock
2. Instrument panel
3. Throttle grip
4. Front brake lever
5. Flash switch and high-beam ac-
tivation
6. GEAR DOWN control
7. Helmet compartment opening
control
8. Instrument panel MODE control
Legenda (02_03)
Legende en plaats van de comman-
do's / instrumenten
1. Schakelaar van de ontsteking /
stuurslot
2. Dashboard
3. Gashandvat
4. Hendel van de voorrem
5. Knop voor het knipperen en het
inschakelen van het groot licht
6. Commando GEAR DOWN (ver-
snelling lager)
7. Commando van de opening van
de helmruimte
24
2 Vehicle / 2 Voertuing
9. Turn indicator control
10. Horn button
11. GEAR UP control
12. Starter button / engine stop
switch
13. GEAR MODE control
8. Commando MODE dashboard
9. Commando van de richtingaan-
wijzers
10. Drukknop van de akoestische
melder
11. Commando GEAR UP (versnel-
ling hoger)
12. Knop voor de start / stop van de
motor
13. Commando GEAR MODE (se-
lectie van de modaliteit van het
schakelen)
02_04
25
2 Vehicle / 2 Voertuing
Instrument panel (02_04)
key:
1. Speedometer
2. Multifunctional digital display
3. Warning lights
Instrumenten (02_04)
Legende:
1. Snelheidsmeter
2. Digitaal multifunctioneel display
3. Controlelampen
The instrument panel has an immobilizer
which prevents start-up in case the sys-
tem does not identify a key which has
been programmed before.
The vehicle is supplied with two keys al-
ready programmed. The instrument pan-
el accepts a maximum of four keys at the
same time: contact an Official aprilia
Dealer to enable these keys or to disable
a key that has been lost. When the vehi-
cle is delivered and approximately ten
seconds after the key is set to ON, the
instrument panel requests a personal
five-digit code to be entered. This request
is no longer displayed once the personal
code is entered. For code entering pro-
cedure, see the CODE MODIFICATION
section
It is important to remember the per-
sonal code because:
the vehicle can be started if
the immobilizer system is
faulty
the instrument panel need not
be replaced should the igni-
tion switch be changed
Het dashboard heeft een immobilizer die
de start belet wanneer het systeem de
sleutel die eerder werd opgeslagen niet
herkent.
Bij het voertuig worden twee reeds opge-
slagen sleutels geleverd. Het dashboard
aanvaardt tegelijkertijd maximum vier
sleutels: voor hun activering of voor het
desactiveren van een verloren sleutel,
moet men zich wenden tot een Officiële
aprilia Dealer. Wanneer het voertuig
wordt overhandigd, zal ongeveer 10 se-
conden lang na het draaien van de sleutel
in positie ON het dashboard vragen om
een persoonlijke code van vijf cijfers in te
voeren. Deze vraag zal niet meer worden
weergegeven nadat de persoonlijke code
werd ingevoerd. Voor de procedure van
het invoeren van de code moet de para-
graaf WIJZIGING VAN DE CODE ge-
raadpleegd worden
Het is belangrijk om de persoonlijke
code te herinneren, omdat deze dient
voor het volgende:
het starten van het voertuig
wanneer de werking van het
immobilizersysteem defect is
26
2 Vehicle / 2 Voertuing
new keys can be programmed
het vermijdt de vervanging
van het dashboard wanneer
de ontstekingsschakelaar
moet vervangen worden
het opslaan van nieuwe sleu-
tels
02_05
Light unit (02_05)
key:
1. High-beam warning light, blue
Groep controlelampjes
(02_05)
Legende:
27
2 Vehicle / 2 Voertuing
2. Left turn indicator warning light,
green
3. RPM 4 warning light, red (active
only when in SPORT GEAR
mode)
4. RPM 3 warning light, amber yel-
low (active only when in SPORT
GEAR mode)
5. RPM 2 warning light, amber yel-
low (active only when in SPORT
GEAR mode)
6. RPM 1 warning light, amber yel-
low (active only when in SPORT
GEAR mode)
7. Right turn indicator warning
light, green
8. General alarm warning light, red
9. Low fuel warning light, amber
yellow
1. Controlelamp van het groot licht,
blauw
2. Controlelamp van de linker rich-
tingaanwijzer, groen
3. Controlelamp RPM 4, rood (en-
kel actief in de modaliteit
SPORT GEAR)
4. Controlelamp RPM 3, amber-
geel (enkel actief in de modali-
teit SPORT GEAR)
5. Controlelamp RPM 2, amber-
geel (enkel actief in de modali-
teit SPORT GEAR)
6. Controlelamp RPM 1, amber-
geel (enkel actief in de modali-
teit SPORT GEAR)
7. Controlelamp van de rechter
richtingaanwijzer, groen
8. Rode controlelamp algemeen
alarm
9. Controlelamp van de brandstof-
reserve, ambergeel
02_06
Digital lcd display (02_06,
02_07, 02_08, 02_09)
By turning the ignition key to
"KEY ON", the following indica-
tors on the instrument panel are
displayed:
- The MANA logo
- All warning lights
The general layout of the screen dis-
played for the user is the following:
Digitaal display (02_06, 02_07,
02_08, 02_09)
Door de ontstekingssleutel in
positie ''KEY ON'' te draaien,
wordt op het dashboard het vol-
gende weergegeven:
- Het logo MANA
- Alle controlelampen
De algemene schikking van het beeld-
scherm dat verschijnt is de volgende:
28
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_07
- ambient temperature;
- Clock;
- Odometer;
- Gear engaged;
- Engine temperature bar;
- Trip journal ;
- Additional functions.
- Omgevingstemperatuur;
- Klok;
- Hodogram;
- Versnelling ingeschakeld;
- Balk van de motortemperatuur
- Reisverslag;
- Accessoirefuncties.
02_08
Two kilometres after the low fuel warning
light turns on, the kilometres travelled
with low fuel are shown on the digital dis-
play.
2 km na de aanschakeling van de con-
trolelamp van de brandstofreserve ver-
schijnt op het digitaal display de aandui-
ding van het aantal afgelegde km in
reserve.
When active, it is no longer displayed af-
ter pressing one of the joystick controls
and is displayed again after 60 seconds.
Wanneer deze actief is, verdwijnt ze bij
het drukken op één van de commando's
van de joystick en verschijnt ze weer na
60 seconden.
If the vehicle is using the fuel reserve, the
warning light turns on 60 seconds after
"KEY ON".
Wanneer het voertuig zich in reserve be-
vindt, licht de controlelamp 60 seconden
na "KEY ON" op.
29
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_09
When the external temperature is below
or equal to 3°C (37°F), the display shows
the ice alarm icon.
When the threshold of the maintenance
intervals is exceeded, an icon with a
spanner is shown. Scheduled mainte-
nance operations carried out only by an
authorised aprilia dealer or workshop can
deactivate this indication.
The "spanner" icon flashes for five sec-
onds when the key is set to "KEY ON" and
less than 300 km before the scheduled
maintenance deadline.
With the key set to "KEY OFF" the gen-
eral alarm warning light flashes to indi-
cate the activation of the locking system.
To minimise battery consumption the
light stops flashing after 48 hours.
Wanneer de buitentemperatuur lager of
gelijk is aan 3°C (37°F), verschijnt het ijs-
symbool op het display.
Wanneer de limieten van de onderhouds-
intervals worden overschreden, ver-
schijnt een icoon met het symbool van de
engelse sleutel. Wanneer de geprogram-
meerde onderhoudshandelingen bij de
dealers en geautoriseerde aprilia gara-
ges worden uitgevoerd, kan deze aan-
duiding geëlimineerd worden.
Wanneer de sleutel in de positie "KEY
ON" wordt gedraaid en er ontbreken
300km tot het uitvoeren van het gepro-
grammeerd onderhoud, knippert de
icoon met de "engelse sleutel" voor vijf
seconden.
Met de sleutel in positie "KEY OFF" knip-
pert de controlelamp van het algemeen
alarm om de activering van het immobili-
zersysteem te melden. Om het verbruik
van de accu te veminderen, houdt het
knipperen op na 48 uren.
30
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_10
Alarms (02_10, 02_11, 02_12,
02_13, 02_14, 02_15, 02_16,
02_17, 02_18, 02_19, 02_20,
02_21, 02_22)
In case of failure, a different icon is dis-
played according to the cause at the bot-
tom of the display.
Take your vehicle as soon as possible to
an Official aprilia Dealer.
SERVICE ALARM
In case of failure found in the instrument
panel or in the electronic control unit, the
instrument panel signals the failure by
displaying the SERVICE icon and the red
general warning light comes on.
Given this, and for some kinds of prob-
lems, the engine can be started only if the
side stand is up.
Alarmen (02_10, 02_11, 02_12,
02_13, 02_14, 02_15, 02_16,
02_17, 02_18, 02_19, 02_20,
02_21, 02_22)
Wanneer een onregelmatigheid gedetec-
teerd wordt, wordt op het onderste deel
van het display een icoon weergegeven
die verschilt afhankelijk van de oorzaak.
Men moet zich onmiddellijk tot een Offi-
ciële aprilia Dealer wenden.
ALARM SERVICE
Wanneer een onregelmatigheid gedetec-
teerd wordt door het dashboard of de
elektronische centrale, meldt het dash-
board de onregelmatigheid door de icoon
SERVICE weer te geven en door het op-
lichten van de rode controlelamp van het
algemeen alarm
In dit geval kan de start van de motor,
voor sommige types van onregelmatig-
heden, enkel uitgevoerd worden wan-
neer de laterale standaard ingeklapt is.
31
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_11
If there is an immobilizer failure at igni-
tion, the instrument panel requests you to
enter a user code. If the code is entered
correctly, the instrument panel signals
the failure by displaying the SERVICE
icon and the red general warning light
comes on.
Wanneer bij de ontsteking een onregel-
matigheid van de immobilizer wordt ge-
detecteerd, vraagt het dashboard om de
code van de gebruiker in te voeren Wan-
neer de code correct wordt ingevoerd,
meldt het dashboard de onregelmatig-
heid door het symbool SERVICE weer te
geven en door het oplichten van de rode
controlelamp van het algemeen alarm.
02_12
Air temperature sensor failure
In case of air temperature sensor failure,
the instrument panel signals the problem
by displaying the "--" symbol steadily at
the position where the temperature value
is generally displayed. In this case the red
general warning light does not turn on.
Oil failure
In case of failing oil pressure or oil pres-
sure sensor failure, the bulb and the red
general warning light turn on the instru-
ment panel.
Onregelmatigheid van de tempera-
tuursensor van de lucht
In geval van een onregelmatigheid van
de sensor van de luchttemperatuur meldt
het dashboard de onregelmatigheid met
het vaste symbool "--" in plaats van de
aanduiding van de temperatuur. In dit ge-
val licht de rode controlelamp van het
algemeen alarm niet op.
Onregelmatigheid olie
In geval van een onregelmatigheid van
de oliedruk of de sensor van de oliedruk,
meldt het dashboard de onregelmatig-
heid met een ampul en het oplichten van
de rode controlelamp van het algemeen
alarm.
32
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_13
Engine overheating alarm
The engine overheating alarm is activa-
ted when the temperature is higher than
or equal to 110 °C (230 °F). The red gen-
eral warning light turns on and the ther-
mometer icon flashes on the display to
signal this condition.
Alarm oververhitting van de motor
Het alarm van de oververhitting van de
motor wordt geactiveerd wanneer de
temperatuur gelijk of hoger is dan 110 °C
(230 °F), en wordt gemeld door het op-
lichten van de rode controlelamp van het
algemeen alarm en door het knipperen
van de icoon van de thermometer op het
display.
02_14
Electronic control unit disconnected
alarm
In case no connection is detected, the
disconnection icon is displayed on the in-
strument panel and the red general warn-
ing light turns on to signal this condition.
Alarm elektronische centrale niet ver-
bonden
Wanneer de afwezigheid van de verbin-
ding wordt gedetecteerd, meldt het dash-
board de onregelmatigheid door het sym-
bool van het niet verbonden zijn weer te
geven en door het oplichten van de rode
controlelamp van het algemeen alarm.
02_15
Turn indicator alarms
When the instrument panel detects a fail-
ing turn indicator, the turn indicator warn-
ing light flashes twice as fast and the
problem is signalled on the digital display.
Alarmen richtingaanwijzers
Wanneer het dashboard het stukgaan
van de richtingaanwijzers detecteert,
knippert de controlelamp van de richting-
aanwijzers eens zo snel, en verschijnt de
aanduiding op het digitaal display.
33
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_16
02_17
02_18
Alarms - transmission
In case of alarms for gearshift controls
and mode control connected to the trans-
mission control unit, three kinds of sym-
bols are shown on the display, according
to the nature of the alarm: F, H and M.
F stands for "foot" (foot pedal), H stands
for "handlebar" (handlebar control) and M
is for "mode" (gear mode selection).
In case of alarms related to the transmis-
sion control unit, the general alarm warn-
ing light is lit and the display shows the
word GEAR.
CAUTION
IN CASE THE HANDLEBAR CON-
TROLS ARE DISABLED, THE H SYM-
BOL WILL BE ALSO SHOWN ON THE
DIGITAL DISPLAY.
Alarmen versnellingsbak
In geval van alarmen op de schakelcom-
mando's en het commando mode die ver-
bonden zijn met de centrale van de
versnellingsbak, worden op het display
drie types van symbolen weergegeven
naargelang de aard van het alarm: F, H
en M.
F staat voor "foot" (pedaalcommando), H
voor "handlebar" (commando op het
stuur) en M voor "mode" (selectie van de
modaliteit voor het schakelen).
In geval van alarmen in verband met de
centrale van de versnellingsbak licht de
controlelamp van het algemeen alarm
op, en wordt op het display de opschrift
GEAR weergegeven.
LET OP
OOK IN GEVAL DE COMMANDO'S OP
HET STUUR GEDESACTIVEERD
WORDEN, WORDT OP HET DIGITALE
DISPLAY HET SYMBOOL H WEERGE-
GEVEN.
34
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_19
02_20
Worn belt alarm
The alarm for a worn belt indicates ex-
cessive wear for that belt. There are two
priority levels:
Low-priority alarm: the display
shows the word BELT but the
alarm warning light is off.
High-priority alarm: the display
shows the word BELT and the
alarm warning light comes on si-
multaneously.
For high-priority alarms, the RAIN mode
is automatically set (see the Transmis-
sion chapter).
Alarm riem versleten
Het alarm van de 'riem versleten' meldt
een excessief verbruik van de riem. Er
bestaan twee prioriteitsniveau's:
Alarm met lage prioriteit: op het
display verschijnt de opschrift
BELT, maar de controlelamp
van het alarm is uit.
Alarm met hoge prioriteit: op het
display verschijnt de opschrift
BELT, en de controlelamp van
het alarm licht gelijktijdig op.
In geval van een alarm met hoge prioriteit
heeft u de geforceerde instelling in de
modaliteit RAIN (raadpleeg het hoofdstuk
Transmissie).
35
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_21
ABS Alarm
For alarms related to the ABS control
unit, the general alarm warning light
comes on and at the same time the dis-
play shows the word ABS.
Alarm ABS
In geval van alarmen in verband met de
centrale van het ABS licht de controle-
lamp van het algemeen alarm op, en
wordt op het display de opschrift ABS
weergegeven.
02_22
Side stand alarm
If the side stand is down, the display
shows the stand icon.
Alarm kruk
Wanneer de laterale kruk uitgeklapt is,
wordt op het display het symbool van de
kruk weergegeven.
36
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_23
Control buttons (02_23, 02_24,
02_25, 02_26)
Trip journal 1 and 2
There are two trip journals available.
Press and hold down the MODE control
to the left to select the TRIP JOURNAL 1;
icon "1" on the DIGITAL DISPLAY turns
on.
Press and hold down the MODE control
to the right to select the TRIP JOURNAL
2; icon "2" on the DIGITAL DISPLAY
turns on.
In each journal, each time the MODE
control is briefly pressed to the right or
left, the following information is displayed
in sequence:
TOTAL ODOMETER
TRIP ODOMETER
TRAVELLING TIME
MAXIMUM SPEED
MEAN SPEED
AVERAGE FUEL CONSUMPTION
CURRENT FUEL CONSUMPTION
MENU (only with the vehicle at a stand-
still)
With the following options: TRIP ODOM-
ETER, TRAVELLING TIME, MAXIMUM
SPEED, MEAN SPEED, AVERAGE
FUEL CONSUMPTION, press and hold
Commandoknoppen (02_23,
02_24, 02_25, 02_26)
Boordjournaal 1 en 2
Er zijn twee boordjournaals aanwezig.
Met een lange druk op het commando
MODE naar links, wordt het BOORD-
JOURNAAL 1 geselecteerd, en licht de
icoon "1" op het DIGITAAL DISPLAY op.
Met een lange druk op het commando
MODE naar rechts, wordt het BOORD-
JOURNAAL 2 geselecteerd, en licht de
icoon "2" op het DIGITAAL DISPLAY op.
In elk journaal wordt bij elke korte druk
van het commando MODE naar rechts of
naar links achtereenvolgens de volgende
informatie weergegeven:
HODOMETER TOTAAL
HODOMETER PARTIEEL
TIJDSDUUR
MAXIMUM SNELHEID
GEMIDDELDE SNELHEID
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK
ONMIDDELLIJK BRANDSTOFVER-
BRUIK
MENU (enkel wanneer het voertuig stil-
staat)
Bij de volgende trefwoorden: HODOME-
TER PARTIEEL, TIJDSDUUR, MAXI-
MUM SNELHEID, GEMIDDELDE SNEL-
37
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_24
down the central key to reset all the indi-
cations stored in the active TRIP JOUR-
NAL.
HEID, GEMIDDELD BRANDSTOFVER-
BRUIK wist een korte druk op de centrale
toets alle aanduidingen die opgeslagen
werden in het actieve BOORDJOUR-
NAAL.
02_25
At zero speed, when the display shows
the MENU, press and hold down the cen-
tral button to access the instrument panel
advanced functions.
Wanneer de snelheid nul is en wanneer
het beeldscherm MENU verschijnt, geeft
een lange druk op de centrale toets toe-
gang tot de geavanceerde functies van
het dashboard.
38
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_26
CHRONOMETER
To use the chronometer, select the
CHRONOMETER function from the
MENU of the instrument panel advanced
functions.
The chronometer is shown at the top of
the digital display instead of the gear,
clock and ambient temperature indica-
tors.
With the vehicle in motion the chronom-
eter functioning is controlled by means of
the MODE control central button.
Press the central button briefly to start the
chronometer. Timekeeping starts when
the button is pressed. If the button is
pressed again within 10 seconds after
starting timekeeping, the chronometer is
reset. After that time, and if the button is
pressed again, the data is stored and the
next timekeeping begins.
Timekeeping is cancelled by pressing
and holding down the central button, or
when speed goes back to zero and the
display shows the last time stored.
After storing 40 times, this function is
over. A new series of timekeeping can be
started again only after deleting previous
times stored by means of the MENU of
the instrument panel advanced functions.
CHRONOMETER
Om de chronometer te gebruiken, moet
de functie CHRONOMETER geselec-
teerd worden in het MENU van de ge-
avanceerde functies van het dashboard.
De chronometer zal bovenaan het digi-
taal display verschijnen, en vervangt de
aanduiding van de versnelling, de klok en
de omgevingstemperatuur.
Wanneer het voertuig in beweging is,
wordt de werking van de chronometer ge-
controleerd door de centrale toets van
het commando MODE.
De start van de chronometer wordt uitge-
voerd met een korte druk op de centrale
toets. De eerste druk doet de tijdmeting
starten. Wanneer men nog drukt voor de
eerste 10 seconden vanaf het begin van
de tijdmeting, herbegint de chronometer
vanaf nul. Na deze periode zal bij een
volgende druk het gegeven opgeslagen
worden, en zal de volgende meting star-
ten.
Met een lange druk op de centrale toets
of wanneer de snelheid terugkeert naar
nul, wordt de meting geannuleerd en ver-
schijnt de laatste meting op het display.
Na de verwerving van 40 tijdmetingen,
stopt de verwerving. Een nieuwe sessie
tijdmetingen kan enkel hernomen worden
wanneer de eerder uitgevoerde metingen
gewist worden met het MENU van de ge-
avanceerde functies van het dashboard.
39
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_27
Advanced functions (02_27)
MENU
The configuration menu can be opened
from the menu screen and consists of the
following options:
- EXIT
- SETTINGS
- CONTROL ENABLING (on the handle-
bar)
- CHRONOMETER
- DIAGNOSIS
- LANGUAGES.
Geavanceerde functies
(02_27)
MENU
Het configuratiemenu, dat rechtstreeks
vanaf het beeldscherm van het menu kan
bereikt worden, bestaat uit de volgende
trefwoorden:
- EXIT
- INSTELLINGEN
- ACTIVERING VAN DE COMMANDO'S
(op het stuur)
- CHRONOMETER
- DIAGNOSTIEK
- TALEN.
SETTINGS INSTELLINGEN
40
2 Vehicle / 2 Voertuing
The SETTINGS menu consists of the fol-
lowing options:
- EXIT
- TIME ADJUSTMENT
- BACKLIGHTING
- CODE CHANGE
- CODE RESET
- °C / °F
- 12/24 h
The functions of the settings menu are
indicated in the following sections.
Once each operation is finished, the in-
strument panel goes back to the main
menu.
Het menu van de INSTELLINGEN be-
staat uit de volgende trefwoorden:
- EXIT
- REGELING VAN HET UUR
- RETROVERLICHTING
- WIJZIGING VAN DE CODE
- HERSTELLING VAN DE CODE
- °C/°F
- 12/24 h
De functies van het menu van de instel-
lingen worden aangeduid in de volgende
paragrafen.
Op het einde van de handeling keert het
dashboard terug naar het hoofdmenu.
TIME ADJUSTMENT
The clock can be programmed with this
option. The main display shows "CLOCK
ADJUSTMENT".
The minutes indicator is no longer dis-
played when this function is activated;
only the hours indicator is shown. Each
time the MODE selector is pressed to the
right, the hour value increases; each time
the MODE selector is pressed to the left,
the hour value decreases. Press the
MODE selector central part to store the
set value and to shift to minute adjust-
ment.
REGELING VAN HET UUR
In deze modaliteit wordt de waarde van
de klok ingesteld. Het hoofdscherm ver-
schijnt weer, met de opschrift "REGE-
LING VAN DE KLOK".
Wanneer deze modaliteit wordt bereikt
zal de aanduiding van de minuten ver-
dwijnen en zal enkel die van de uren
blijven. Bij elke druk naar rechts van de
keuzeschakelaar MODE verhoogt de
waarde van de uren, en bij elke druk naar
links van de keuzeschakelaar MODE ver-
laagt de waarde van de uren. Een druk
op het centrale deel van de keuzescha-
kelaar MODE slaat de ingestelde waarde
41
2 Vehicle / 2 Voertuing
The minute indicator is no longer dis-
played when this function is activated;
only the hour indicator is shown. Each
time the MODE selector is pressed to the
right, the minute value increases; each
time the MODE selector is pressed to the
left, the minute value decreases.
Press the MODE selector central part to
store the set value and to exit the clock
adjustment function.
op, en er wordt overgegaan naar de re-
geling van de minuten.
Wanneer deze modaliteit wordt bereikt,
verdwijnt de aanduiding van de uren en
blijft enkel die van de minuten. Bij elke
druk naar rechts van de keuzeschakelaar
MODE verhoogt de waarde van de minu-
ten, en bij elke druk naar links van de
keuzeschakelaar MODE verlaagt de
waarde van de minuten.
Een druk op het centrale deel van de keu-
zeschakelaar MODE slaat de ingestelde
waarde op, en daarna wordt de modaliteit
van de regeling van de klok verlaten.
02_28
BACKLIGHTING
This function adjusts the backlighting
brightness to three levels. Each time the
MODE selector is pressed to the right or
left, the following icons are shown:
LOW
MEAN
HIGH
Once the desired level is selected, press
the MODE selector central part and the
instrument panel goes back to the SET-
TINGS menu.
When the battery is detached, the display
gets configured to the maximum level of
brightness.
RETROVERLICHTING
Met deze functie kan de intensiteit van de
retroverlichting ingesteld worden op drie
niveau's. Bij elke druk naar rechts of links
van de MODE schakelaar, kan de gebrui-
ker de volgende iconen lezen:
LOW
MEAN
HIGH
Op het einde van de handeling keert het
dashboard met een druk op de keuze-
schakelaar MODE in centrale positie te-
rug naar het menu INSTELLINGEN.
Wanneer de accu wordt losgekoppeld,
wordt het display aan de maximum hel-
derheid geconfigureerd.
42
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_29
02_30
CODE CHANGE
This function is used to modify an old
code. Once within this function, the fol-
lowing message is displayed:
"ENTER OLD CODE"
After recognising the old code, the new
code is requested and the display shows
the following message:
"ENTER NEW CODE"
CODE WIJZIGEN
Deze functie wordt gebruikt wanneer
men over de oude code beschikt, en wan-
neer men deze wil wijzigen. In deze func-
tie verschijnt de boodschap:
"VOER DE OUDE CODE IN"
Na de herkenning van de oude code
wordt er gevraagd om de nieuwe code in
te voeren, en het display toont de volgen-
de boodschap:
43
2 Vehicle / 2 Voertuing
Once the operation is finished, the instru-
ment panel shows the SETTINGS menu.
If it is the first time a code is stored, only
the new code is requested.
"VOER DE NIEUWE CODE IN"
Op het einde van de handeling keert het
dashboard terug naar het menu INSTEL-
LINGEN.
Wanneer voor de eerste keer wordt op-
geslagen, wordt enkel het invoeren van
de nieuwe code gevraagd.
CODE RESET
This function is used to set a new code
when the old one is not available; in this
case, at least two keys will have to be in-
serted in the ignition lock. After the first
key has been inserted, the second one is
requested with the following message:
"INSERT KEY II"
In between keys, the instrument panel re-
mains lit; if the key is not inserted within
20 seconds, the operation finishes. After
recognising the second key, the insertion
of the new code is required with the mes-
sage:
"ENTER NEW CODE"
Once the operation is finished, the instru-
ment panel shows the SETTINGS menu.
CAUTION
IF YOU LOSE ONE OF THE SUPPLIED
KEYS, CONTACT AN aprilia official
Dealer.
CODE RESETTEN
Deze functie wordt gebruikt wanneer
men niet over de oude code beschikt en
wanneer men deze wil wijzigen, in dit ge-
val moet men minstens twee sleutels in
het ontstekingsblokje plaatsen. De eerste
is reeds geplaatst, en daarna wordt het
plaatsen van de tweede gevraagd met de
boodschap:
"PLAATS DE TWEEDE SLEUTEL"
Tijdens de overgang van de ene naar de
andere sleutel blijft het dashboard opge-
licht, en wanneer de sleutel niet binnen
de 20 seconden wordt geplaatst wordt de
handeling beëindigd. Na de herkenning
van de tweede sleutel wordt de invoer
van de nieuwe code gevraagd met de
boodschap:
"VOER DE NIEUWE CODE IN"
Op het einde van de handeling keert het
dashboard terug naar het menu INSTEL-
LINGEN.
44
2 Vehicle / 2 Voertuing
LET OP
WANNEER U EEN BIJGELEVERDE
SLEUTEL VERLIEST, WENDT U ZICH
TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
°C/°F
Select the °C / °F option from the SET-
TINGS menu for this function.
This function selects the unit of measure-
ment for the ambient temperature: °C or
°F.
12H / 24H
Select the 12H / 24H option from the
SETTINGS menu for this function.
This menu selects the clock display mode
as 12h or 24h.
°C / °F
Om deze modliteit te bereiken, moet in
het menu INSTELLINGEN °C / °F gese-
lecteerd worden.
Dit menu selecteert de meeteenheid van
de omgevingstemperatuur: °C of °F.
12H / 24H
Om deze modaliteit te bereiken, moet in
het menu INSTELLINGEN 12H / 24H ge-
selecteerd worden.
Dit menu selecteert de weergave 12H of
24H van de klok.
CONTROL ENABLING (on the handle-
bar)
In order to access the function to enable
the controls on the handlebar, select the
CONTROL ENABLING option in the set-
tings menu.
This function enables or disables the use
of the handlebar controls; the foot control
is always active.
The option selected is not cleared even if
the battery is removed.
ACTIVERING VAN DE COMMANDO'S
(op het stuur)
Om de functie van de activering van de
commando's op het stuur te bereiken,
moet vanaf het configuratiemenu het tref-
woord ACTIVERING COMMANDO'S ge-
selecteerd worden.
Met deze functie kan het gebruik van het
commando op het stuur al of niet geacti-
veerd worden; het pedaalcommando blijft
steeds actief.
45
2 Vehicle / 2 Voertuing
If the controls on the handlebar are disa-
bled, the "H" symbol is shown on the
digital display.
De uitgevoerde keuze blijft ook na een
eventuele loskoppeling van de accu.
Wanneer de commando's op het stuur
gedesactiveerd zijn, wordt op het digitaal
display het symbool "H" weergegeven.
CHRONOMETER
Select the CHRONOMETER option from
the configuration menu to access the
chronometer function. When the CHRO-
NOMETER function is selected the dis-
play shows the following options:
- EXIT
- START CHRONOMETER
- VIEW TIMES
- DELETE TIMES
Start chronometer
CHRONOMETER
Om de functie van de chronometer te be-
reiken, moet op het configuratiemenu het
trefwoord CHRONOMETER geselec-
teerd worden. Wanneer de functie
CHRONOMETER wordt geselecteerd,
verschijnt een beeldscherm met de vol-
gende opties:
- EXIT
- ACTIVERING CHRONOMETER
- WEERGAVE METINGEN
- WISSEN METINGEN
Activering van de chronometer
Select this option to display the screen
that allows to select which function
should be shown at the top of the display-
clock or chronometer.
The instrument panel keeps the chosen
configuration even after the key is extrac-
ted / inserted.
Wanneer dit wordt geselecteerd, wordt
een pagina bereikt waar de functie kan
geselecteerd worden die u bovenaan het
display wil: klok of chronometer.
Het dashboard blijft ook na een plaat-
sing / verwijdering van de sleutel in de
gekozen configuratie.
46
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_31
View times
This option shows the stored chronome-
ter times. Press the MODE selector brief-
ly and repeatedly to the right or left to
scroll the time screens; hold it down to
display the CHRONOMETER menu. If
the battery is removed, the stored times
are lost.
Visualiseer de metingen
Deze functie toont de verworven chrono-
metertijden. Met korte drukken op de
keuzeschakelaar MODE naar rechts of
links worden de pagina's van de metin-
gen overlopen, en met een lange druk op
de keuzeschakelaar MODE verschijnt op
het display het menu CHRONOMETER.
Wanneer de accu wordt losgekoppeld
verliest men de opgeslagen tijden.
Delete times
This option deletes the stored chronom-
eter times. A deletion confirmation is re-
quested. Once the operation is finished,
the display goes back to the chronometer
menu.
Wis de metingen
Deze modaliteit elimineert de verworven
chronometertijden. De bevestiging voor
het wissen wordt gevraagd. Na het be-
eindigen van de handeling keert het dis-
play terug naar het menu CHRONOME-
TER.
DIAGNOSIS
Open the configuration menu to display
the DIAGNOSIS option.
This menu interfaces with the systems
present on the vehicle and diagnoses
them. To enable this menu, enter an ac-
cess code available only from aprilia
service centres.
DIAGNOSTIEK
Wanneer het configuratiemenu wordt be-
reikt, is het mogelijk om het trefwoord
DIAGNOSTIEK weer te geven.
Dit menu wordt geïnterfaced met de sys-
temen die aanwezig zijn op de motor, en
voert hierop de diagnose uit. Om deze te
activeren moet de toegangscode inge-
voerd worden, die enkel in het bezit is van
de assistentiecentra van aprilia.
47
2 Vehicle / 2 Voertuing
LANGUAGES
Open the configuration menu to access
the LANGUAGES function. Select the
LANGUAGES option to choose the inter-
face language.
The options are:
- ITALIANO
- ENGLISH
- FRANCAIS
- DEUTSCH
- ESPAÑOL
Once the operation is finished, the dis-
play goes back to the LANGUAGES
menu.
TALEN
Vanaf het configuratiemenu kan de func-
tie van de TALEN bereikt worden. Wan-
neer het trefwoord TALEN wordt gese-
lecteerd, kan de taal van de interface
gekozen worden
De opties zijn:
- ITALIANO
- ENGLISH
- FRANÇAIS
- DUITS
- ESPAÑOL
Op het einde van de handeling keert het
display terug naar het menu TALEN
02_32
48
2 Vehicle / 2 Voertuing
Ignition switch (02_32)
The ignition switch (1) is located at the
front of the fuel reservoir.
The vehicle is supplied with two keys
(one is the spare key).
The lights go off when the ignition switch
is set to «OFF».
NOTE
THE KEY ACTIVATES THE IGNITION
SWITCH AND OPERATES THE
STEERING LOCK.
NOTE
THE LIGHTS TURN ON AUTOMATI-
CALLY UPON ENGINE START-UP.
Startschakelaar (02_32)
De ontstekingsschakelaar (1) bevindt
zich op het voorste deel van de brand-
stoftank.
Bij het voertuig worden twee sleutels bij-
geleverd (één reservesleutel).
Het uitgaan van de lichten gebeurt wan-
neer de ontstekingsschakelaar op
«OFF» wordt geplaatst.
N.B.
DE SLEUTEL ACTIVEERT DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR/HET
STUURSLOT.
N.B.
DE LICHTEN LICHTEN AUTOMA-
TISCH OP NA DE START VAN DE MO-
TOR.
LOCK: The steering is locked. It is not
possible to start the engine or switch on
the lights. The key may be removed
OFF: The engine and lights cannot be
switched on. The key may be removed.
ON: the engine may be started. The key
cannot be removed
LOCK: Het stuur is geblokkeerd. Het is
niet mogelijk om de motor te starten en
om de lichten te activeren. Het is mogelijk
om de sleutel te verwijderen.
OFF: De motor en de lichten kunnen niet
in werking worden gesteld. Het is moge-
lijk om de sleutel te verwijderen.
ON: De motor kan gestart worden. Het is
niet mogelijk om de sleutel te verwijde-
ren.
49
2 Vehicle / 2 Voertuing
Locking the steering wheel
Turn the handlebar fully to the
left.
Turn the key to «OFF».
Push in the key and turn it anti-
clockwise (to the left); steer the
handlebar slowly until the key is
set to «LOCK».
Extract the key.
CAUTION
TO AVOID LOSING CONTROL OF THE
VEHICLE, NEVER TURN THE KEY TO
"LOCK" WHILE RIDING.
Stuurslot vergrendelen
Draai het stuur volledig naar
links.
Draai de sleutel in positie
«OFF».
Druk op de sleutel en draai hem
in tegenwijzerszin (naar links),
en stuur langzaam tot de sleutel
op «LOCK» wordt geplaatst.
Verwijder de sleutel.
LET OP
DRAAI DE SLEUTEL NOOIT IN POSI-
TIE «LOCK» TIJDENS HET RIJDEN,
ZODAT MEN DE CONTROLE OVER
HET VOERTUIG NIET VERLIEST.
02_33
Horn button (02_33)
Press it to activate the horn.
Drukknop claxon (02_33)
Wanneer deze ingedrukt wordt, wordt de
akoestische melder in werking gesteld.
50
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_34
Switch direction indicators
(02_34)
Move the switch to the left, to indicate a
left turn; move the switch to the right, to
indicate a right turn. Pressing the switch
deactivates the turn indicator.
If the turn indicator is not deactivated by
pushing the button, it will be automatically
deactivated after a few seconds.
CAUTION
IF THE ARROW WARNING LIGHT
FLASHES QUICKLY, IT MEANS THAT
ONE OR BOTH TURN INDICATOR
LIGHT BULBS ARE BURNT OUT.
Schakelaar richtingaanwijzers
(02_34)
Verplaats de schakelaar naar links, om
aan te duiden dat men naar links draait;
verplaats de schakelaar naar rechts, om
aan te duiden dat men naar rechts draait;
Plaats de schakelaar centraal om de rich-
tingaanwijzer te deactiveren.
Wanneer de richtingaanwijzer niet ge-
desactiveerd wordt, moet op de knop ge-
drukt worden en zal hij na enkele secon-
den gedesactiveerd worden.
LET OP
WANNEER DE CONTROLELAMP VAN
DE PIJLEN SNEL KNIPPERT, WER-
KEN ÉÉN OF BEIDE LAMPJES VAN
DE RICHTINGAANWIJZERS NIET.
02_35
Passing button (02_35)
Uses the high-beam flash in case of dan-
ger or emergency.
Releasing the switch deactivates the
high-beam flash.
Pushing it forward activates the high-
beam steadily.
Knop die knippert voor groot
licht (02_35)
Hiermee kan men het knipperen van het
groot licht gebruiken, in geval van gevaar
of nood.
Wanneer men de drukknop loslaat, wordt
het knipperen van het groot licht gedeac-
tiveerd.
Wanneer hij naar voor geduwd wordt,
wordt het groot licht vast ingeschakeld.
51
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_36
Start-up button (02_36)
By pressing the button to the right the
starter motor causes the engine to spin.
In order to start the engine, operate either
brake while pressing the starter button to
the right at the same time.
Startknop (02_36)
Wanneer op de knop op de rechter kant
gedrukt wordt, doet het startmotortje de
motor draaien.
Om de motor te starten, moet één van de
twee remmen ingeknepen worden en
moet gelijktijdig de startknop op de rech-
ter kant ingedrukt worden.
02_37
Engine stop switch (02_37)
It acts as an engine cut-off or emergency
stop switch.
Press the switch to the left to stop the en-
gine.
Stopschakelaar motor (02_37)
Dit is een veiligheidsschakelaar of een
noodstopschakelaar.
Druk op de schakelaar op de linker kant
om de motor stil te leggen.
System ABS (02_38, 02_39)
The ABS system is a device that prevents
wheel locking in case of an emergency
braking, thus increasing vehicle stability
at braking when compared with a tradi-
tional braking system.
The ABS system enhances control over
the vehicle, taking into consideration nev-
Antiblokkeersysteem ABS
(02_38, 02_39)
Het ABS is een mechanisme dat het blok-
keren van de wielen belet in geval van
een noodremming, door de stabiliteit van
het voertuig tijdens het remmen te ver-
hogen tegenover een traditioneel rem-
systeem.
52
2 Vehicle / 2 Voertuing
er to exceed the physical limits of vehicle
grip on the road. The rider is fully respon-
sible for riding at a suitable speed based
on weather and road conditions, always
leaving an appropriate safety margin.
Under no circumstances can the ABS
system compensate for the rider's mis-
judgment or improper use of brakes.
NOTE
WHEN THE ABS STARTS WORKING,
A PULSING IS FELT ON THE BRAKE
LEVER.
THE ANTILOCK BRAKING SYSTEM
OF THE WHEEL DOES NOT PREVENT
FALLS WHILE CORNERING.
AN EMERGENCY BRAKING WITH THE
VEHICLE INCLINED, HANDLE BAR
TURNED, ON UNEVEN OR SLIPPERY
ROADS, OR WITH POOR GRIP, CRE-
ATES A LACK OF STABILITY DIFFI-
CULT TO HANDLE. RIDE CAREFULLY
AND SENSIBLY AND ALWAYS
BRAKE GRADUALLY.
DO NOT SPEED RECKLESSLY. THE
VEHICLE GRIP ON THE ROAD IS SUB-
JECT TO LAWS OF PHYSICS WHICH
NOT EVEN THE ABS SYSTEM CAN
ELIMINATE.
Met het ABS systeem wordt de controle
van het voertuig verbeterd, maar de fysi-
sche limieten van de wegligging van het
voertuig mogen niet overschreden wor-
den. De bestuurder is verantwoordelijk
om aan een gepaste snelheid te rijden,
door rekening te houden met de weersin-
vloeden en de toestand van het wegdek,
en door de noodzakelijke veiligheidsmar-
ge te laten.
Het ABS kan in de verschillende situaties
beoordelingsfouten en het oneigenlijk ge-
bruik van de remmen niet compenseren.
N.B.
WANNEER HET ABS IN FUNCTIE
TREEDT, VOELT MEN EEN VIBRATIE
OP DE REMHENDEL.
HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM VAN
HET WIEL BEHOEDT NIET VOOR HET
VALLEN IN BOCHTEN.
DE NOODREMMING MET GEHELD
VOERTUIG, HET STUUR GEDRAAID,
OP EEN SLECHTE EN NATTE WEG OF
OP EEN WEGDEK MET WEINIG GRIP,
GENEREERT EEN MOEILIJK BE-
HEERBARE CONDITIE VAN INSTABI-
LITEIT. ER WORDT AANGERADEN
VERSTANDIG EN VOORZICHTIG TE
RIJDEN, EN OM GRADUEEL TE REM-
MEN.
53
2 Vehicle / 2 Voertuing
RIJ NIET ONVOORZICHTIG, WANT DE
WEGLIGGING VAN HET VOERTUIG
WORDT ONDERWORPEN AAN BE-
PAALDE FYSISCHE WETTEN DIE HET
ABS NIET KAN ELIMINEREN.
02_38
Upon starting the vehicle, after the initial
check of the instrument panel, the gen-
eral alarm warning light (1) flashes and at
the same time the display shows the word
ABS until you ride over 5 km/h (3.1 mph).
After this, the general alarm warning light
goes off and the word ABS is no longer
displayed.
NOTE
PRESS THE MODE BUTTON TO VIEW
THE JOURNEY LOG DATA (THE
WORD ABS IS NOT SHOWN TEMPO-
RARILY, THUS THESE DATA CAN BE
CONSULTED).
Bij de start van het voertuig, na de begin-
check van het dashboard, knippert de
controlelamp van het algemeen alarm (1)
en verschijnt tegelijkertijd op het display
de opschrift ABS tot sneller dan 5 km/h
(3.1 mph) wordt gereden, waarna de con-
trolelamp van het algemeen alarm uit-
gaat en de opschrift ABS verdwijnt.
N.B.
VOOR DE WEERGAVE VAN DE GEGE-
VENS BETREFFENDE HET REISVER-
SLAG MOET OP DE TOETS MODE
GEDRUKT WORDEN (DE OPSCHRIFT
ABS VERDWIJNT TIJDELIJK ZODAT
DE GEGEVENS KUNNEN GELEZEN
WORDEN).
54
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_39
If the general alarm warning light (1) and
the word ABS keep flashing or are stead-
ily on, this means that a malfunction has
been detected and that the ABS has been
deactivated automatically.
In this case carry out the following oper-
ations:
- stop the vehicle;
- key OFF-ON;
- ride over 5 km/h (3.1 mph): the general
alarm warning light must come off and the
display should no longer show the word
ABS;
- the ABS system is working.
If the ABS disabled indication remains:
NOTE
SHOULD THIS OCCUR, CONTACT AN
Official aprilia Dealer.
Als de controlelamp van het algemeen
alarm (1) en de opschrift ABS blijven
knipperen of permanent verschijnen,
werd een slechte werking gedetecteerd
en wordt het ABS automatisch gedesac-
tiveerd.
In dat geval moeten de volgende hande-
lingen uitgevoerd worden:
- stop het voertuig;
- sleutel OFF-ON;
- rij harder dan 5 km/h (3.1 mph): de con-
trolelamp van het algemeen alarm moet
uitgaan en de opschrift ABS moet ver-
dwijnen op het display;
- het ABS is in werking.
Als de melding van het gedesactiveerde
ABS aanhoudt:
N.B.
IN DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
NOTE
THE ABS SYSTEM HAS BEEN DE-
SIGNED AND DEVELOPED, CONSIS-
TENTLY WITH THE REST OF THE
VEHICLE, TO BE USED ON TARMAC
ROADS AND IT IS NOT SUITABLE
FOR OFF-ROAD USE.
IF THE VEHICLE IS USED ON UNSUR-
FACED AND/OR SPECIFICALLY
N.B.
HET ABS SYSTEEM WERD BEDACHT
EN ONTWIKKELD, COHERENT MET
DE REST VAN HET VOERTUIG, VOOR
GEBRUIK OP GEASFALTEERDE WE-
GEN, EN IS NIET GESCHIKT OP AN-
DERE TERREINEN.
ALS OP NIET- GEASFALTEERDE WE-
GEN EN/OF ONEFFEN WEGEN
55
2 Vehicle / 2 Voertuing
ROUGH ROADS, THE ABS SYSTEM
MAY GET DISABLED AUTOMATICAL-
LY; IN ANY CASE, THE BRAKING SYS-
TEM WORKS PERFECTLY WELL AS A
TRADITIONAL NON-ABS BRAKING
SYSTEM AND PROVIDES A STAND-
ARD STOP CAPACITY.
IN ORDER TO REACTIVATE THE SYS-
TEM JUST SHUT OFF AND START
THE VEHICLE UP AGAIN AND RIDE
OVER 5 km/h (3.1 mph).
WORDT GEREDEN, KAN HET ABS
SYSTEEM AUTOMATISCH GEDESAC-
TIVEERD WORDEN, MAAR DE REM-
INSTALLATIE BLIJFT PERFECT WER-
KEND ZOALS EEN TRADITIONELE
REMINSTALLATIE ZONDER ABS, EN
LEVERT DE NORMALE STOPCAPACI-
TEIT.
OM HET SYSTEEM WEER TE ACTIVE-
REN, MOET HET VOERTUIG UITGE-
SCHAKELD WORDEN EN MOET HAR-
DER DAN 5 km/h (3.1 mph) WORDEN
GEREDEN.
THE ABS SYSTEM ACTS ON BOTH
THE FRONT AND REAR WHEELS BY
OBTAINING INFORMATION FROM
THE ROTATION/ LOCKING TONE
WHEELS. ALWAYS CHECK THAT THE
TONE WHEEL IS CLEAN , AND REG-
ULARLY CHECK THAT THE DIS-
TANCE TO THE SENSOR IS CON-
STANT ON ALL 360 GRADES.
SHOULD THE WHEELS BE REMOVED
AND REFITTED, IT IS VERY IMPOR-
TANT TO CHECK THAT THE DIS-
TANCE BETWEEN TONE WHEEL AND
SENSOR IS THE ONE SPECIFIED. FOR
CHECKING AND ADJUSTMENT, CON-
TACT AN Authorised aprilia Work-
shop.
HET ABS SYSTEEM HANDELT OP
HET VOORWIEL EN HET ACHTER-
WIEL DOOR INFORMATIE TE VER-
KRIJGEN VAN DE GELUIDSWIELEN
VAN DE ROTATIE/BLOKKERING. HET
IS BELANGRIJK OM STEEDS TE CON-
TROLEREN OF HET GELUIDSWIEL
REIN IS, EN OM REGELMATIG TE
CONTROLEREN OF DE AFSTAND
MET DE SENSOR CONSTANT IS
OVER 360 GRADEN. IN GEVAL DE
WIELEN GEDEMONTEERD EN WEER
GEMONTEERD WORDEN, MOET GE-
CONTROLEERD WORDEN OF DE AF-
STAND TUSSEN HET GELUIDSWIEL
EN DE SENSOR DE VOORZIENE AF-
STAND IS. VOOR DE CONTROLE EN
DE REGELING WENDT MEN ZICH TOT
56
2 Vehicle / 2 Voertuing
WITH AN ABS SYSTEM, BRAKE PADS
WITH NON-TYPED APPROVED FRIC-
TION MATERIAL CAN COMPROMISE
BRAKING, THUS REDUCING RIDING
SAFETY SIGNIFICANTLY.
Characteristic
Distance between tone wheel and rear
sensor
0.1 - 2.00 mm (0.004 - 0.079 in)
Distance between tone wheel and
front sensor
0.1 - 3.17 mm (0.004 - 0.125 in)
EEN GEAUTORISEERDE aprilia GA-
RAGE
BIJ DE ABS INSTALLATIE SCHADEN
REMPASTILLES MET NIET GEHOMO-
LOGEERD WRIJVINGSMATERIAAL
DE CORRECTE WERKING VAN DE
REMMING, DOOR DRASTISCH DE
RIJVEILIGHEID TE VERLAGEN.
Technische kenmerken
Afstand tussen het geluidswiel en de
achterste sensor
0,1 - 2,00 mm (0.004 - 0.079 in)
Afstand tussen het geluidswiel en de
voorste sensor
0,1 - 3,17 mm (0.004 - 0.125 in)
02_40
Immobilizer system operation
(02_40)
For enhanced theft protection, the vehi-
cle is equipped with an electronic immo-
bilizer system that is activated automati-
cally when the ignition key is removed.
Keep the second key in a safe place since
it is not possible to make a copy if it gets
lost. This would imply replacing numer-
De werking van het
immobilizersysteem (02_40)
Om de bescherming tegen diefstal te ver-
hogen, is het voertuig uitgerust met een
elektronisch blokkeersysteem van de
motor, dat automatisch wordt geacti-
veerd wanneer de ontstekingssleutel
wordt verwijderd.
57
2 Vehicle / 2 Voertuing
ous parts of the vehicle (besides the
locks).
Each key in the grip has an electronic de-
vice - transponder - which modulates the
radio frequency signal emitted by a spe-
cial built-in aerial in the switch when the
vehicle is started.
The modulated signal is the "password"
by which the appropriate central unit rec-
ognises the key and only after this oc-
curs, it allows the engine start-up.
CAUTION
THE IMMOBILIZER SYSTEM CAN
MEMORISE UP TO FOUR KEYS.
DATA STORAGE OPERATION CAN
ONLY BE PERFORMED AT THE DEAL-
ER'S.
DATA STORAGE PROCEDURE CAN-
CELS THE EXISTING CODES. THERE-
FORE, IF A CUSTOMER WANTS TO
PROGRAM SOME NEW KEYS, S/HE
SHOULD GO TO THE DEALER TAK-
ING ALL THE KEYS S/HE WANTS TO
ENABLE.
Bewaar de tweede sleutel op een veilige
plaats, omdat wanneer ook de tweede
sleutel wordt verloren, het niet meer mo-
gelijk is om een kopie te maken. Dit houdt
in dat vele onderdelen van het voertuig
moeten vervangen worden (naast de slo-
ten).
Elke sleutel heeft in de handgreep een
elektronisch mechanisme - transponder -
die het verzonden radiofrequentiesignaal
moduleert bij de start, langs een in de
schakelaar ingebouwde speciale anten-
ne.
Het gemoduleerd signaal vormt het
"wachtwoord" waarmee de speciale cen-
trale de sleutel herkent, en enkel aan
deze voorwaarde de start van de motor
toestaat.
LET OP
HET IMMOBILIZERSYSTEEM KAN
VIER SLEUTELS OPSLAAN.
DE HANDELING VAN HET OPSLAAN
KAN ENKEL BIJ EEN DEALER UITGE-
VOERD WORDEN.
DE PROCEDURE VAN HET OPSLAAN
WIST DE EERDER INGESTELDE CO-
DES, DUS WANNEER DE KLANT
NIEUWE SLEUTELS WIL OPSLAAN,
MOET HIJ ZICH WENDEN TOT EEN
DEALER MET ALLE SLEUTELS DIE
MOETEN GEACTIVEERD WORDEN.
58
2 Vehicle / 2 Voertuing
The immobilizer operation mode is sig-
nalled by the warning light (1) placed on
the instrument panel:
Warning light off: immobilizer
disabled.
Flashing warning light: immobil-
izer enabled.
Quick flashes: key not recog-
nised.
De werkingsmodaliteit van de immobili-
zer wordt gemeld door een controlelamp
(1) op het dashboard:
Controlelamp uit: immobilizer
niet ingeschakeld.
Controlelamp knippert: immobi-
lizer ingeschakeld.
Snelle knipperingen: sleutel niet
herkend.
02_41
02_42
Helmet compartment (02_41,
02_42, 02_43)
To access the helmet compartment:
Turn the key to KEY ON.
Activate the OPEN control (1)
and open the helmet compart-
ment (2).
The open button (1) only works with the
key set to KEY ON. If the battery is dis-
charged, use the manual opening device
(3) under the passenger saddle; lift the
passenger saddle in order to access it.
CAUTION
NEVER OPEN THE HELMET COM-
PARTMENT WHEN THE MOTORBIKE
IS MOVING. WHEN THE HELMET
COMPARTMENT IS OPEN THE HAN-
DLEBAR CANNOT BE TURNED,
WHICH COMPROMISES VEHICLE
HANDLING AND CONSEQUENTLY
Helmruimte (02_41, 02_42,
02_43)
Om de helmruimte te bereiken:
Plaats de sleutel op key ON.
Activeer het commando OPEN
(1), en open het deksel van de
helmruimte (2).
De toets open (1) werkt enkel wanneer de
sleutel zich in positie ON bevindt. Wan-
neer de accu leeg is, moet de manuele
opening (3) onder het zadeltje van de
passagier gebruikt worden; om dit te be-
reiken, moet het zadeltje van de passa-
gier geopend worden.
LET OP
OPEN DE HELMRUIMTE NOOIT WAN-
NEER DE MOTOR DRAAIT. WANNEER
DE HELMRUIMTE GEOPEND WORDT,
KAN HET STUUR NIET GEDRAAID
WORDEN EN HET VOERTUIG NIET
GECONTROLEERD WORDEN; DUS
59
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_43
THE SAFETY OF BOTH BIKE AND
PEOPLE.
ALWAYS CHECK THAT THE HELMET
COMPARTMENT IS CORRECTLY
CLOSED TO PREVENT THE GLOVE-
BOX LIGHT FROM REMAINING LIT
AND SO DISCHARGING THE BAT-
TERY.
WORDT DE INTEGRITEIT VAN HET
VOERTUIG EN DE PERSONEN IN GE-
VAAR GEBRACHT.
CONTROLEER STEEDS OF DE HELM-
RUIMTE CORRECT GESLOTEN IS,
ZODAT HET INTERNE LICHT UIT-
GAAT EN DE ACCU DUS NIET KAN
LEEGLOPEN.
02_44
Power supply socket (02_44)
The plug socket is under the helmet com-
partment.
Open the helmet compartment to access
the plug socket.
Stroomaansluiting (02_44)
Het stopcontact bevindt zich in de helm-
ruimte.
Om het stopcontact te bereiken, moet de
helmruimte geopend worden.
60
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_45
Opening the saddle (02_45)
Rest the vehicle on its stand.
Insert the key (1) in the lock.
Turn the key (1) anticlockwise;
lift the passenger saddle (2).
To lock the saddle (2):
Place the passenger saddle (2)
in its position and press to trip
the lock.
BEFORE RIDING, MAKE SURE THAT
THE SADDLE IS CORRECTLY
LOCKED INTO POSITION.
Zadel openen (02_45)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Plaats de sleutel (1) in het slot.
Draai de sleutel (1) in tegenwij-
zerszin, en hef het zadeltje van
de passagier op (2).
Om het zadel te blokkeren (2):
Plaats het zadeltje van de pas-
sagier (2) in de zit, en druk er op
zodat het slot klikt.
VOORALEER MEN GAAT RIJDEN,
CONTROLEERT MEN OF HET ZADEL
CORRECT GEBLOKKEERD IS.
02_46
Identification (02_46)
Write down the chassis and engine num-
ber in the specific space in this booklet.
The chassis number is handy when pur-
chasing spare parts.
CAUTION
ALTERING IDENTIFICATION NUM-
BERS IS AN OFFENCE WHICH MAY
RESULT IN SEVERE CRIMINAL
CHARGES AND FINES. PARTICULAR-
Identificatie (02_46)
Het is een goede gewoonte om het fra-
menummer en het motornummer op de
speciale plaats in dit boekje te schrijven.
Het framenummer kan gebruikt worden
voor het aanschaffen van reserveonder-
delen.
LET OP
HET WIJZIGEN VAN DE IDENTIFICA-
TIENUMMERS KAN LEIDEN TOT ZWA-
61
2 Vehicle / 2 Voertuing
LY MODIFYING THE CHASSIS NUM-
BER WILL IMMEDIATELY INVALID-
ATE THE WARRANTY.
RE STRAFRECHTELIJKE EN ADMINI-
STRATIEVE SANCTIES; VOORAL DE
WIJZIGING VAN HET FRAMENUM-
MER VEROORZAAKT HET ONMID-
DELLIJKE VERVAL VAN DE GARAN-
TIE
CHASSIS NUMBER
The chassis number is stamped on the
right side of the headstock.
Chassis No. ....................
FRAMENUMMER
Het framenummer is gedrukt op de kop
van het stuur, rechter kant.
Frame nr....................
ENGINE NUMBER
The engine number is stamped on the
base of the right-side engine crankcase.
Engine No. ....................
MOTORNUMMER
Het motornummer is gedrukt op het on-
derstel van de motorcarter, op de rechter
kant.
Motor nr....................
02_47
Adjusting the windscreen
(02_47)
It is possible to adjust the windscreen
manually as follows:
Loosen the two fixing screws for
the windscreen (1).
Adjust the windshield to the de-
sired position.
Afstellen van het windscherm
(02_47)
Het is mogelijk om het windscherm ma-
nueel op de volgende wijze te regelen:
Los de twee bevestigingsbouten
van het windscherm (1).
Regel de gewenste positie van
het windscherm.
Sluit de twee bevestigingsbou-
ten van het windscherm (1).
62
2 Vehicle / 2 Voertuing
Tighten the two fixing screws for
the windscreen (1).
02_48
Windscreen removal (02_48)
The following operations are necessary
to remove the windscreen:
Undo and remove the two fixing
screws for the windscreen (1)
and collect the washers.
Remove the windscreen by
slowly sliding it upwards.
Demontage windscherm
(02_48)
Om het windscherm te demonteren, moet
het volgende uitgevoerd worden:
Draai de twee bevestigingsbou-
ten van het windscherm (1) los
en verwijder ze, en recupereer
de rondellen.
Verwijder het windscherm langs
boven.
02_49
Instrument panel removal
(02_49)
The following operations are necessary
to remove the control panel:
Remove the windscreen.
Undo and remove the 6 screws
(1).
Demontage dashboard
(02_49)
Om het dashboard te verwijderen, moet
het volgende uitgevoerd worden:
Verwijder het windscherm.
Draai de 6 bouten (1) los en ver-
wijder ze.
Remove the control panel to-
gether with the instrument pan-
el.
Verwijder het dashboard com-
pleet met instrumentenbord.
63
2 Vehicle / 2 Voertuing
Disconnect the instrument panel
connector.
Koppel de connector van het in-
strumentenbord los.
64
2 Vehicle / 2 Voertuing
Mana GT ABS
Chap. 03
Use
Hst. 03
Gebruik
65
Checks (03_01)
CAUTION
BEFORE RIDING, ALWAYS PERFORM
A PRELIMINARY CHECK OF THE VE-
HICLE TO ENSURE CORRECT AND
SAFE OPERATION. FAILURE TO DO
SO MAY LEAD TO SERIOUS PERSON-
AL INJURY OR DAMAGE TO THE VE-
HICLE. DO NOT HESITATE TO CON-
TACT AN OFFICIAL aprilia DEALER IF
YOU DO NOT UNDERSTAND HOW
SOME CONTROLS WORK OR IF A
MALFUNCTION IS DETECTED OR
SUSPECTED. CHECKING TAKES
VERY LITTLE TIME BUT CONSIDERA-
BLY INCREASES SAFETY.
Controles (03_01)
LET OP
VÓÓR HET VERTREK VOERT MEN
VOOR EEN CORRECTE EN VEILIGE
WERKING STEEDS EEN VOORAF-
GAANDE CONTROLE VAN HET
VOERTUIG UIT. HET NIET UITVOE-
REN VAN DEZE HANDELINGEN KAN
ERNSTIGE LETSELS AAN UZELF OF
SCHADE AAN HET VOERTUIG VER-
OORZAKEN. AARZEL NIET OM ZICH
TE WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer, WANNEER MEN DE WERKING
VAN BEPAALDE COMMANDO'S NIET
BEGRIJPT OF WANNEER MEN ONRE-
GELMATIGHEDEN IN DE WERKING
MERKT OF VERMOEDT. DE NODIGE
TIJD VOOR EEN CONTROLE IS UI-
TERST BEPERKT, EN DE VEILIGHEID
KOMT OP DE EERSTE PLAATS.
03_01
This vehicle has been programmed to in-
dicate in real time any operation failure
stored in the electronic control unit mem-
ory.
Every time the ignition switch is turned to
"KEY ON", the alarm LED warning light
turns on for about three seconds on the
instrument panel.
Dit voertuig is voorzien voor het onmid-
dellijk ontdekken van eventuele onregel-
matigheden in verband met de werking,
die opgeslagen worden door de elektro-
nische centrale.
Telkens als de ontstekingsschakelaar op
"ON" wordt geplaatst, licht de controle-
lamp van de alarm LED op het dashboard
ongeveer drie seconden lang op.
66
3 Use / 3 Gebruik
PRE-RIDE CHECKS
Front and rear disc brake Check for proper operation. Check
brake lever empty travel and brake
fluid level. Check for leaks. Check
brake pads for wear. If necessary
top-up with brake fluid.
Throttle grip Check that the throttle functions
smoothly and can be fully opened
and closed in all steering positions.
engine oil Check and/or top-up as required.
Wheels/ tyres Check that tyres are in good
conditions. Check inflation
pressure, tyre wear and potential
damage.
Remove any possible strange
body that might be stuck in the
tread design.
Brake levers Check they function smoothly.
Lubricate the joints and adjust the
travel if necessary.
Steering Check that the rotation is uniform,
smooth and there are no signs of
clearance or slackness.
Centre - side stand Check it works properly. Check
that there is no resistance when the
side stand is pulled up and down
VOORAFGAANDE CONTROLES
Voorste en achterste schijfrem Controleer de werking, de loze slag
van de commandohendels, het peil
van de vloeistof en eventuele
lekken. Controleer de slijtage van
de remblokken. Indien nodig vult
men remvloeistof bij.
Gashendel Controleer of hij zacht werkt en of
men hem volledig kan openen en
sluiten, in alle posities van het
stuur.
Motorolie Controleer en/of vul bij indien
nodig.
Wielen/banden Controleer de conditie van de
rijvlakken van de banden, de
spanning, de slijtage en eventuele
schade.
Verwijder eventueel aanwezige
vreemde voorwerpen uit het profiel
van het rijvlak.
Remhendels Controleer of ze zacht werken.
Smeer de bewegingsplaatsen en
regel de slag indien nodig.
Stuur Controleer of het draaien
homogeen en vloeiend, en zonder
speling of het lossen ervan
gebeurt.
67
3 Use / 3 Gebruik
and that the spring tension makes
it snap back to its rest position.
Lubricate couplings and joints if
necessary. Check the safety
switch for correct operation.
Parking brake Check the brake calliper for wear
and adjustment.
Clamping elements Check that the clamping elements
are not loose.
Adjust or tighten them as required.
Fuel tank Check the coolant level and refill if
necessary.
Check the circuit for leaks or
obstructions.
Check that the tank cap closes
correctly.
Engine stop switch (ON - OFF) Check function.
Lights, warning lights, horn, rear
stop light switch and electrical
devices
Check function of horn and lights.
Replace bulbs or repair any faults
noted.
Tone wheels Check that the tone wheels are
perfectly clean and in good
conditions.
Centrale - laterale standaard Controleer of ze werkt. Controleer
of er tijdens het in- en uitklappen
van de standaard geen wrijvingen
zijn, en of de spanning van de
veren hem weer in de normale
positie brengt. Smeer indien nodig
de koppelingen en de
bewegingsplaatsen. Controleer de
correcte werking van de
veiligheidsschakelaar.
Parkeerrem Controleer de slijtage en de
regeling van de remtang.
Bevestigingselementen Controleer of de
bevestigingselementen niet gelost
zijn.
Stel ze af of sluit ze eventueel.
Brandstoftank Controleer het peil, en tank indien
nodig.
Controleer eventuele lekken of
afsluitingen van het circuit.
Controleer de correcte sluiting van
de brandstofdop.
Schakelaar voor het stilleggen van
de motor (ON - OFF)
Controleer de correcte werking.
Lichten, controlelampen,
akoestische melder, schakelaars
van het achterste stoplicht en
elektrische mechanismen
Controleer de correcte werking van
de akoestische en visuele
mechanismen. Vervang de
lampjes of grijp in bij defecten.
68
3 Use / 3 Gebruik
Geluidswielen Controleer of de geluidswielen
perfect rein zijn en niet beschadigd
zijn.
03_02
Refuelling (03_02)
To refuel:
Open the passenger saddle
Turn the fuel tank cap (1) anti-
clockwise.
Remove the fuel tank cap (1).
Fuel tank capacity (including reserve): 16
l (3.52 UKgal; 4.23 US gal)
Fuel tank reserve: 3.3 l (0.73 UKgal; 0.87
USgal)
Use unleaded premium petrol, minimum
octane rating of 95 (NORM) and 85
(NOMM)
Refuel.
CAUTION
DO NOT ADD ADDITIVES OR ANY
OTHER SUBSTANCES TO THE FUEL.
WHEN USING A FUNNEL OR ANY
OTHER ELEMENT, MAKE SURE IT IS
PERFECTLY CLEAN.
Tanken (03_02)
Voor het tanken, handelt men als volgt:
Open het zadeltje van de pas-
sagier
Draai de tankdop (1) in tegen-
wijzerszin.
Verwijder de tankdop (1).
Capaciteit van de tank (inclusief de re-
serve): 16 l (3.52 UK gal; 4.23 US gal)
Reserve van de tank: 3,3 l (0.73 UK gal;
0.87 US gal)
Gebruik loodvrije superbenzine, met een
minimum octaangehalte van 95
(N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.).
Voer het tanken uit.
LET OP
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN AAN DE BRANDSTOF
TOE.
WANNEER EEN TRECHTER OF IETS
ANDERS WORDT GEBRUIKT, MOET
DEZE PERFECT SCHOON WORDEN.
69
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT FILL THE TANK UP TO THE
RIM; FUEL MAXIMUM LEVEL MUST
ALWAYS BE BELOW THE LOWER
EDGE OF THE FILLER NECK (SEE
FIGURE).
VUL DE TANK NIET VOLLEDIG; HET
MAXIMUM BRANDSTOFPEIL MOET
ONDER DE ONDERSTE RAND VAN DE
BUISVERBINDING BLIJVEN (RAAD-
PLEEG DE FIGUUR).
after refuelling:
Screw the cap (1) clockwise.
Tighten the cap (1).
Close the passenger saddle.
MAKE SURE THE CAP IS TIGHTLY
CLOSED.
nadat men heeft getankt:
Draai de dop (1) vast in wijzers-
zin.
Sluit de dop (1).
Sluit het zadeltje van de passa-
gier weer.
CONTROLEER OF DE DOP CORRECT
GESLOTEN IS.
03_03
Rear shock absorbers
adjustment (03_03, 03_04)
REAR SUSPENSION
The rear suspension consists of a spring-
shock absorber unit linked to the frame
via uniball joints.
To adjust the setting, the shock absorber
is fitted with a set screw (1) that adjusts
Regulering achterdempers
(03_03, 03_04)
ACHTERSTE OPHANGING
De achterste ophanging bestaat uit een
groep veer-schokdemper, verbonden
door middel van een uni-ball aan het fra-
me.
Om de instelling te regelen, is de schok-
demper voorzien van een boutregister (1)
70
3 Use / 3 Gebruik
hydraulic rebound damping, and knob (2)
to adjust spring preloading (3).
CAUTION
THE SHOCK ABSORBER STANDARD
SETTING IS ADJUSTED TO MEET
TOURIST RIDING. HOWEVER, THIS
SET CAN BE ADJUSTED TO SPECIFIC
NEEDS ACCORDING TO VEHICLE
USE.
TO COUNT THE CLICKS OF SET
SCREWS (1) ALWAYS START FROM
THE MOST RIGID SETTING (SET
SCREW FULLY CLOCKWISE).
IN ORDER TO AVOID DAMAGES DO
NOT FORCE THE SET SCREWS (1) TO
TURN BEYOND THE END OF THE
STROKE ON BOTH SIDES.
CAUTION
IF THE SPRING PRELOADING IS IN-
CREASED, IT IS NECESSARY TO IN-
CREASE THE REBOUND DAMPING
ACCORDINGLY TO AVOID SUDDEN
JERKS WHEN RIDING.
IF NECESSARY, TAKE YOUR VEHI-
CLE TO AN Official aprilia Dealer. TRY
RIDING THE VEHICLE ON THE
STREET UNTIL THE OPTIMUM AD-
JUSTMENT IS OBTAINED.
voor de regeling van de hydraulische
remming in extensie en van een knopre-
gister (2) voor de regeling van de voor-
belasting van de veer (3).
LET OP
DE STANDAARD INSTELLING VAN DE
SCHOKDEMPER IS ZODANIG GERE-
GELD OM HET TOERISTISCH RIJDEN
TE BEVREDIGEN. HET IS ALLESZINS
MOGELIJK OM EEN AANGEPASTE
REGELING UIT TE VOEREN NAARGE-
LANG HET GEBRUIK VAN HET VOER-
TUIG.
VOOR HET TELLEN VAN HET AAN-
TAL KLIKKEN VAN HET REGELRE-
GISTER (1), VERTREKT MEN STEEDS
VAN DE HARDSTE INSTELLING (VOL-
LEDIGE ROTATIE VAN HET REGIS-
TER IN WIJZERSZIN).
FORCEER DE ROTATIE VAN HET RE-
GELREGISTER NIET (1), NAAST DE
EINDELOOP IN TWEE RICHTINGEN,
VOOR HET VERMIJDEN VAN MOGE-
LIJKE BESCHADIGINGEN.
LET OP
WANNEER MEN DE VOORBELAS-
TING VAN DE VEER VERHOOGT,
MOET MEN OOK DE HYDRAULISCHE
REMMING IN EXTENSIE VAN DE
SCHOKDEMPER VERHOGEN, VOOR
HET VERMIJDEN VAN PLOTSELINGE
71
3 Use / 3 Gebruik
STUITERINGEN TIJDENS HET RIJ-
DEN.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer. PRO-
BEER HET VOERTUIG HERHAALDE-
LIJK UIT OP DE WEG, TOT MEN DE
OPTIMALE REGELING VERKRIJGT.
03_04
The standard rear shock absorber setting
is adjusted to suit most riding conditions.
The manufacturer has set the standard
suspension adjustment for a rider weigh-
ing about 70 kg (154.3 pounds).
For other weights, as in the case of riding
with a passenger or fully laden, contact
an Official aprilia Dealer.
According to the vehicle use conditions,
the hydraulic rebound damping of the
shock absorber can be adjusted by acting
on screw (1). Strictly observe the adjust-
ment procedure described below:
Uneven or bumpy roads - HARD ad-
justment:
Turn the screw (1) rightwards
(clockwise).
Normal or regular roads - SOFT ad-
justment:
Turn the screw (1) leftwards (an-
ticlockwise).
use the adjustment knob (2) to adjust the
spring (3) preload; for the adjustment, fol-
De standaard instelling van de achterste
schokdemper wordt geregeld om te vol-
doen aan de meeste rijcondities.
De standaard regeling die werd uitge-
voerd in de fabriek is voorzien voor een
bestuurder met een gewicht van onge-
veer 70 kg (154.3 lb).
Voor andere gewichten of behoeften,
zoals voor het rijden met passagier of met
volle lading, wordt aangeraden om zich
te wenden tot een Officiële aprilia Dea-
ler.
Op basis van de gebruikscondities van
het voertuig is het mogelijk om de hy-
draulische remming in extensie van de
schokdemper te regelen, door op de bout
(1) te handelen; voor de regeling moeten
de volgende aanduidingen gevolgd wor-
den:
Hobbelig of onregelmatig wegdek -
harde regeling (HARD):
Draai de bout (1) naar rechts
(wijzerszin).
Normaal of regelmatig wegdek - zach-
te regeling (SOFT):
72
3 Use / 3 Gebruik
low the procedure described in the rear
shock absorber adjustment table.
Draai de bout (1) naar links (te-
genwijzerszin).
Om de voorbelasting van de veer (3) te
regelen, moet op de regelknop (2) ge-
handeld worden; voor de regeling moe-
ten de aanduidingen gerespecteerd wor-
den van de Tabel van de regeling van de
achterste schokdemper.
REAR SHOCK ABSORBER ADJUSTMENT TABLE
Rear shock absorber adjustment:
rider only
- the spring preloading knob (2) in
the STD position (approx. 12 clicks
from fully open)
- the rebound adjustment screw (1)
in the STD position (8 clicks from
fully closed)
Rear shock absorber adjustment:
rider + passenger (or rider +
luggage)
- the spring preloading knob (2) in
the STD position + 28 clicks (6
notches on the graduated scale)
- the rebound adjustment screw (1)
in the STD position + 3 clicks
Rear shock absorber adjustment:
rider + passenger + luggage
- the spring preloading knob (2) in
the STD position + 38 clicks (7 1/2
notches on the graduated scale)
- the rebound adjustment screw (1)
in the STD position + 6 clicks
TABEL VAN DE REGELING VAN DE ACHTERSTE SCHOKDEMPER
Regeling van de achterste
schokdemper: enkel bestuurder
- knop voorbelasting veer (2) in
standaard positie (opgeveer 12
klikken vanaf helemaal open)
- regelbout extensie (1) in
standaard positie (opgeveer 8
klikken vanaf helemaal gesloten)
Regeling van de achterste
schokdemper: bestuurder +
passagier (of bestuurder +
bagage)
- knop voorbelasting veer (2) in
standaard positie + 28 klikken (6
strepen gegradueerde schaal)
- regelbout extensie (1) in
standaard positie + 3 klikken
Regeling van de achterste
schokdemper: bestuurder +
passagier + bagage
- knop voorbelasting veer (2) in
standaard positie + 38 klikken (7
1/2 strepen gegradueerde schaal)
- regelbout extensie (1) in
standaard positie + 6 klikken
73
3 Use / 3 Gebruik
03_05
Front fork adjustment (03_05)
CAUTION
THIS FORK CANNOT BE ADJUSTED.
Regulering voorvorken
(03_05)
LET OP
OP DEZE VORK IS HET NIET MOGE-
LIJK OM EEN REGELING UIT TE VOE-
REN.
Operating the front brake lever,
press the handlebar repeatedly
to send the fork fully down. The
stroke should be soft and there
should be no oil marks on the
stems.
Check the tightening of all the
elements and the correct oper-
ation of the front and rear sus-
pension joints.
CAUTION
PLEASE CONTACT AN Official aprilia
Dealer TO HAVE THE FRONT FORK
OIL CHANGED AND ITS OIL SEALS
REPLACED.
Met de hendel van de voorrem
geactiveerd, drukt men herhaal-
delijk op het stuur, door de vork
te laten zakken. De loop moet
zacht zijn, en er mogen geen
oliesporen op de stangen zijn.
Controleer de sluiting van alle
onderdelen en de werking van
alle bewegingsplaatsen van de
voorste en achterste ophanging.
LET OP
VOOR DE VERVANGING VAN DE OLIE
VAN DE VOORVORK EN DE OLIE-
KEERRINGEN, WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer
74
3 Use / 3 Gebruik
03_06
Justering af greb til forbremse
(03_06)
The distance between the end of the lev-
er (1) and the handgrip (2) can be adjus-
ted by rotating the set screw (3).
The MAX and MIN clicks correspond to a
lever end-handgrip distance of about 114
mm (4.49 in) and 96 mm (3.78 in) respec-
tively.
Push the control lever (1) for-
ward and turn the set screw (3)
until the lever (1) is at the de-
sired distance.
Regulering voorremhendel
(03_06)
Het is mogelijk om de afstand te regelen
tussen het uiteinde van de hendel (1) en
het handvat (2), door aan het register (3)
te draaien.
De MAX en MIN klikken komen overeen
met een ruw geschatte afstand, tussen
het uiteinde van de hendel en het hand-
vat, van respectievelijk 114 mm (4.49 in)
en 96 mm (3.78 in).
Duw de commandohendel (1)
vooruit en draai aan het register
(3) tot de hendel (1) op de ge-
wenste afstand wordt geplaatst.
03_07
Rear brake pedal adjustment
(03_07)
The control levers have been ergonomi-
cally fitted when assembling the vehicle.
If necessary, the position of the levers
can be personalised.
Rest the vehicle on its stand.
Partially undo the screw (1).
Turn the cam (2) until the ade-
quate position for the pedal (3)
is obtained.
Tighten the screw (1) and check
the cam is stable in position.
Regulering achterrempedaal
(03_07)
De commandohendels werden ergono-
misch geplaatst tijdens de fase van de
assemblage van het voertuig.
Indien nodig is het mogelijk om de positie
van de hendels te regelen.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout (1) gedeeltelijk los
Draai de excentriek (2) door de
optimale positie van het pedaal-
tje (3) te zoeken.
75
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
TO ADJUST THE BRAKE CONTROL
LEVER BACKLASH, PLEASE CON-
TACT AN OFFICIAL aprilia DEALER. IF
YOU ARE ADEQUATELY TRAINED
AND EXPERIENCED, REFER TO THE
INSTRUCTIONS IN THIS WORKSHOP
BOOKLET AVAILABLE ALSO AT ANY
DEALER.
Sluit de bout (1) en controleer de
stabiliteit van de excentriek in
positie.
LET OP
VOOR DE REGELING VAN DE SPE-
LING VAN DE COMMANDOHENDEL
VAN DE REM, MOET MEN ZICH WEN-
DEN TOT EEN OFFICIËLE aprilia DEA-
LER, OF WANNEER U EEN EXPERT
BENT, KUNNEN DE AANDUIDINGEN
IN DE HANDLEIDING VAN DE GARA-
GE ALS REFERENTIE GEBRUIKT
WORDEN, DIE U KAN KOPEN BIJ EEN
OFFICIËLE aprilia DEALER.
03_08
Gear pedal adjustment (03_08)
The control levers have been ergonomi-
cally fitted when assembling the vehicle.
If necessary, the position of the levers
can be personalised.
Rest the vehicle on its stand.
Partially undo the screw (1).
Turn the cam (2) until the ade-
quate position for the pedal (3)
is obtained.
Tighten the screw (1) and check
the cam is stable in position.
CAUTION
TO ADJUST THE GEARSHIFT LEVER
BACKLASH, PLEASE CONTACT AN
OFFICIAL aprilia DEALER. IF YOU
Regeling van de pedaal van de
versnellingsbak (03_08)
De commandohendels werden ergono-
misch geplaatst tijdens de fase van de
assemblage van het voertuig.
Indien nodig is het mogelijk om de positie
van de hendels te regelen.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout (1) gedeeltelijk los
Draai de excentriek (2) door de
optimale positie van het pedaal-
tje (3) te zoeken.
Sluit de bout (1) en controleer de
stabiliteit van de excentriek in
positie.
76
3 Use / 3 Gebruik
ARE ADEQUATELY TRAINED AND
EXPERIENCED, REFER TO THE IN-
STRUCTIONS IN THIS WORKSHOP
BOOKLET AVAILABLE ALSO AT ANY
DEALER.
LET OP
VOOR DE REGELING VAN DE SPE-
LING VAN DE COMMANDOHENDEL
VAN DE VERSNELLINGSBAK MOET
MEN ZICH WENDEN TOT EEN OFFICI-
ELE aprilia DEALER, OF WANNEER U
EEN EXPERT BENT, KUNNEN DE
AANDUIDINGEN IN DE HANDLEIDING
VAN DE GARAGE ALS REFERENTIE
GEBRUIKT WORDEN. DEZE KAN U
KOPEN BIJ EEN OFFICIËLE aprilia
DEALER.
Running in
Engine run-in is essential to ensure en-
gine long life and correct operation.
Twisty roads and gradients are ideal to
run in engine, brakes and suspensions
effectively. Vary your riding speed during
the run-in. This ensures that components
operate under both "loaded" and "unloa-
ded" conditions, allowing the engine
components to cool.
CAUTION
THE FULL PERFORMANCE OF THE
VEHICLE IS ONLY AVAILABLE AFTER
THE SERVICE AT THE END OF THE
RUN-IN PERIOD.
Inrijden
De proefperiode van de motor is funda-
menteel voor het garanderen van de duur
en de correcte werking. Rij indien moge-
lijk op wegen met veel bochten en/of hel-
lingen, waar de motor, de ophangingen
en de remmen worden onderworpen aan
een meer efficiëntere proefperiode. Wij-
zig de rijsnelheid tijdens de proefperiode.
Op deze manier kan men het werk van de
onderdelen "belasten" en vervolgens
"ontlasten", door de delen van de motor
af te koelen.
LET OP
ENKEL NADAT MEN DE SERVICE-
BEURT NA DE PROEFPERIODE
HEEFT UITGEVOERD, VERKRIJGT
MEN DE BESTE PRESTATIES VAN
HET VOERTUIG.
77
3 Use / 3 Gebruik
Follow the guidelines detailed below:
Do not twist the throttle grip
abruptly and completely when
the engine is working at a low
revs, either during or after run-
in.
During the first 100 Km (62
miles) use the brakes gently,
avoiding sudden or prolonged
braking. That is to permit the ad-
equate adjustment of the pad
friction material to the brake
discs.
AFTER THE SPECIFIED MILEAGE,
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer FOR THE CHECKS INDI-
CATED IN THE "AFTER-RUN-IN" TA-
BLE IN THE SCHEDULED MAINTE-
NANCE SECTION TO AVOID INJUR-
ING YOURSELF, OTHERS AND /OR
DAMAGING THE VEHICLE.
Men moet zich houden aan de volgen-
de indicaties:
Versnel niet bruusk en volledig
wanneer de motor aan een laag
regime werkt, tijdens en na de
proefperiode.
Tijdens de eerste 100 km (62
mijl) handelt men voorzichtig op
de remmen, en vermijdt men om
bruusk en lang te remmen. Dit
om een correcte stabilisatie van
het wrijvingsmateriaal van de
pastilles op de remschijven te
verkrijgen.
BIJ DE VOORZIENE KILOMETER-
STAND LAAT MEN BIJ EEN Officiële
aprilia Dealer DE CONTROLES UIT-
VOEREN DIE VOORZIEN ZIJN IN DE
TABEL VAN HET "EINDE VAN DE
PROEFPERIODE" VAN HET DEEL GE-
PROGRAMMEERD ONDERHOUD, OM
LETSELS AAN ZICHZELF EN ANDE-
REN EN/OF SCHADE AAN HET VOER-
TUIG TE VOORKOMEN.
78
3 Use / 3 Gebruik
03_09
03_10
Starting up the engine (03_09,
03_10, 03_11, 03_12, 03_13,
03_14)
THIS VEHICLE HAS REMARKABLE
POWER AND SHOULD BE USED
GRADUALLY AND WITH MAXIMUM
CAUTION.
Do not carry objects in the top fairing
(between the handlebar and the instru-
ment panel) so that handlebar can turn
freely and the instrument panel is visi-
ble at all times.
FAILURE TO OBSERVE THIS WARN-
ING COULD LEAD TO UNCON-
SCIOUSNESS AND EVEN DEATH DUE
TO SUFFOCATION.
EXHAUST FUMES CONTAIN CARBON
MONOXIDE, AN EXTREMELY HARM-
FUL SUBSTANCE IF INHALED.
NEVER START THE ENGINE IN A
CLOSED OR INSUFFICIENTLY VENTI-
LATED SPACE.
CAUTION
BEFORE STARTING THE ENGINE,
CHECK THAT THE PARKING BRAKE
IS NOT ENGAGED.
Starten des motors (03_09,
03_10, 03_11, 03_12, 03_13,
03_14)
DIT VOERTUIG BESCHIKT OVER EEN
AANZIENLIJK VERMOGEN, EN MOET
GELEIDELIJK EN ZEER VOORZICH-
TIG GEBRUIKT WORDEN.
Plaats geen voorwerpen binnenin het
kapje (tussen het stuur en het dash-
board), om geen hinderingen te creë-
ren bij de rotatie van het stuur en het
zicht op het dashboard.
WANNEER MEN DIT ADVIES NIET OP-
VOLGT, KAN MEN FLAUWVALLEN EN
OOK STERVEN DOOR VERSTIKKING.
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN UITERST
SCHADELIJKE STOF WANNEER ZE
WORDT INGEADEMD.
DE MOTOR NIET STARTEN IN AFGE-
SLOTEN OF ONVOLDOENDE GEVEN-
TILEERDE RUIMTEN.
LET OP
VOORDAT DE MOTOR GESTART
WORDT, MOET GECONTROLEERD
WORDEN OF DE PARKEERREM UIT-
GESCHAKELD IS.
79
3 Use / 3 Gebruik
OPERATE ON ONE BRAKE IN ORDER
TO START THE ENGINE.
LOWER THE SIDE STAND, AND THE
ENGINE CAN BE STARTED AND LEFT
IDLING; IF YOU ACCELERATE, THE
VEHICLE WILL TURN OFF.
WHEN THE SIDE STAND IS UP, THE
ENGINE CAN BE STARTED AND YOU
CAN RIDE.
IN CASE OF A SERVICE ALARM INDI-
CATION, FOR SOME KINDS OF FAIL-
URES, THE ENGINE CAN BE STAR-
TED ONLY IF THE SIDE STAND IS UP.
OM DE MOTOR TE STARTEN, MOET
EEN REM GEACTIVEERD WORDEN.
WANNEER DE LATERALE STAN-
DAARD UITGEKLAPT IS, KAN DE MO-
TOR GESTART WORDEN EN AAN HET
MINIMUM TOERENTAL GELATEN
WORDEN; WANNEER GAS GEGEVEN
WORDT, WORDT DE MOTOR UITGE-
SCHAKELD.
WANNEER DE LATERALE STAN-
DAARD INGEKLAPT IS, KAN DE MO-
TOR GESTART WORDEN EN KAN
VERTROKKEN WORDEN.
WANNEER HET ALARMSIGNAAL
SERVICE VERSCHIJNT, KAN VOOR
SOMMIGE TYPES VAN ONREGELMA-
TIGHEDEN DE MOTOR ENKEL GE-
START WORDEN WANNEER DE LA-
TERALE STANDAARD INGEKLAPT IS.
Get onto the bike in riding posi-
tion.
Make sure that the parking
brake is disengaged.
Make sure that the stand has
been fully retracted.
Make sure the light switch (1) is
set to the low-beam light posi-
tion.
Set the engine stop switch (2) to
RUN.
Ga op het voertuig zitten in de
rijpositie.
Controleer of de parkeerrem uit-
geschakeld is.
Controleer of de standaard vol-
ledig ingeklapt is.
Controleer of de omleider van
de lichten (1) zich in de positie
van de dimlichten bevindt.
Plaats de schakelaar voor het
stilleggen van de motor (2) op
RUN.
80
3 Use / 3 Gebruik
Turn the key (3) and set the ig-
nition switch to ON.
At this stage:
The multifunction display shows
the ignition screen for 2 sec-
onds.
On the instrument panel, all
warning lights (4) and the back-
lighting are on for 2 seconds.
The odometer needle (5) goes
to the bottom of the scale and
after 3 seconds, it goes back to
the minimum value.
The current value is instantly in-
dicated on the instrument panel
during regular vehicle riding.
Wait for these operations to fin-
ish and then start the engine.
IF THE LOW FUEL WARNING LIGHT
(6) ON THE INSTRUMENT PANEL
TURNS ON, REFUEL THE VEHICLE AT
ONCE.
Draai de sleutel (3) en plaats de
ontstekingsschakelaar op 'ON'.
Op dit moment gebeurt het volgende:
Op het multifunctioneel display
verschijnt het beeldscherm van
de start voor 2 seconden.
Op het dashboard lichten alle
controlelampen (4) en de retro-
verlichting op voor 2 seconden.
De wijzer van de kilometerteller
(5) gaat naar het schaalmini-
mum, en na 3 seconden keert hij
terug naar de minimum waarde.
Tijdens het normale gebruik van
het voertuig wordt op de instru-
menten de huidige waarde on-
middellijk getoond.
Wacht tot deze handelingen uit-
gevoerd zijn om de motor in
werking te stellen.
WANNEER OP HET DASHBOARD DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE (6) OPLICHT, MOET
MEN ONMIDDELLIJK BRANDSTOF
TANKEN.
81
3 Use / 3 Gebruik
03_11
03_12
TO AVOID EXCESSIVE BATTERY
CONSUMPTION, DO NOT HOLD
DOWN THE STARTER BUTTON (2)
MORE THAN TEN SECONDS.
IF THE ENGINE FAILS TO START AF-
TER THIS TIME, WAIT TEN SECONDS
AND PRESS THE STARTER BUTTON
(2) AGAIN.
PRESS THE STARTER BUTTON (2)
BUT DO NOT ACCELERATE, AND RE-
LEASE IT AS SOON AS THE ENGINE
STARTS.
OM EEN EXCESSIEF VERBRUIK VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN, HOUDT
MEN DE STARTKNOP (2) NIET LAN-
GER DAN TIEN SECONDEN INGE-
DRUKT.
WANNEER IN DIT TIJDSINTERVAL DE
MOTOR NIET START, WACHT MEN
TIEN SECONDEN EN DRUKT MEN OP-
NIEUW OP DE STARTKNOP (2).
DRUK OP DE STARTKNOP (2) ZON-
DER GAS TE GEVEN, EN LAAT HEM
LOS ZODRA DE MOTOR START.
03_13
AVOID PRESSING THE STARTER
BUTTON (2) WHEN THE ENGINE HAS
ALREADY STARTED, AS THIS COULD
DAMAGE THE STARTER MOTOR.
IF THE ENGINE OIL PRESSURE ICON
IS DISPLAYED AND THE GENERAL
WARNING LIGHT IS ON, THIS MEANS
VERMIJD OM OP DE STARTKNOP (2)
TE DRUKKEN WANNEER DE MOTOR
GESTART IS, WANT DE STARTMO-
TOR ZOU BESCHADIGD KUNNEN
WORDEN.
WANNEER OP HET DISPLAY DE
ICOON VAN DE DRUK VAN DE MO-
TOROLIE EN DE ALGEMENE CON-
TROLELAMP WARNING VERSCHIJ-
82
3 Use / 3 Gebruik
THAT THE OIL PRESSURE IN THE
CIRCUIT IS TOO LOW.
NEN, IS DE OLIEDRUK IN HET
CIRCUIT ONVOLDOENDE.
03_14
Engage at least a break lever
and do not accelerate until you
set off.
Press the starter button (2) to
the right.
DO NOT SET OFF SUDDENLY WHEN
THE ENGINE IS COLD. RIDE AT LOW
SPEED FOR SEVERAL KILOMETRES.
THIS WILL ALLOW THE ENGINE TO
WARM UP AND REDUCE POLLUTING
EMISSIONS AND FUEL CONSUMP-
TION.
IF THE WORD "SERVICE" IS SHOWN
ON THE (MULTIFUNCTION) DISPLAY
DURING REGULAR ENGINE OPERA-
TION, THIS MEANS THAT THE ELEC-
TRONIC CONTROL UNIT HAS DETEC-
TED A PROBLEM.
Hou minstens één remhendel
geactiveerd, en geef geen gas
tot het vertrek.
Druk op de startknop (2) die zich
op de rechter kant bevindt.
VERTREK NIET BRUUSK WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT. OM DE
EMISSIE VAN VERVUILENDE STOF-
FEN IN DE LUCHT EN HET BRAND-
STOFVERBRUIK TE BEPERKEN,
RAADT MEN AAN OM DE MOTOR OP
TE WARMEN, DOOR DE EERSTE KI-
LOMETERS AF TE LEGGEN AAN EEN
BEPERKTE SNELHEID.
WANNEER OP HET (MULTIFUNCTIO-
NEEL) DISPLAY DE OPSCHRIFT
"SERVICE" VERSCHIJNT TIJDENS DE
NORMALE WERKING VAN DE MO-
TOR, WIL DIT ZEGGEN DAT DE ELEK-
TRONISCHE CENTRALE EEN ONRE-
GELMATIGHEID HEEFT ONTDEKT.
83
3 Use / 3 Gebruik
03_15
Moving off / riding (03_15,
03_16, 03_17, 03_18, 03_19)
CAUTION
IF, WHILE RIDING, THE LOW FUEL
WARNING LIGHT (1) ON THE INSTRU-
MENT PANEL TURNS ON, IT MEANS
THERE IS STILL SOME FUEL LEFT.
REFUEL AS SOON AS POSSIBLE.
CAUTION
WHEN TRAVELLING WITHOUT PAS-
SENGERS, MAKE SURE THE PAS-
SENGER FOOTRESTS ARE FOLDED
UP.
CAUTION
WHEN RIDING WITH A PASSENGER,
INSTRUCT THE PERSON CARRIED
SO AS TO AVOID TROUBLE WHEN
MANOEUVRING.
BEFORE RIDING, MAKE SURE THAT
THE SIDE STAND IS COMPLETELY
RETRACTED, OTHERWISE THE VEHI-
CLE WILL TURN OFF WHEN YOU AC-
CELERATE.
Start / besturing (03_15, 03_16,
03_17, 03_18, 03_19)
LET OP
WANNEER TIJDENS HET RIJDEN DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE (1) OP HET DASH-
BOARD OPLICHT, BESCHIKT MEN
NOG OVER EEN ZEKERE HOEVEEL-
HEID BRANDSTOF.
TANK ZO VLUG MOGELIJK.
LET OP
WANNEER MEN ZONDER PASSA-
GIER REIST, CONTROLEERT MEN OF
DE VOETENSTEUNEN VAN DE PAS-
SAGIER GESLOTEN ZIJN.
LET OP
WANNEER MEN MET PASSAGIER
RIJDT, GEEFT MEN INLICHTINGEN
AAN DEZE PERSOON ZODAT DEZE
GEEN MOEILIJKHEDEN VEROOR-
ZAAKT TIJDENS DE MANOEUVRES.
VÓÓR HET VERTREK MOET GECON-
TROLEERD WORDEN OF DE STAN-
DAARD HELEMAAL INGEKLAPT IS,
ZONIET VALT HET VOERTUIG STIL
WANNEER GAS GEGEVEN WORDT.
84
3 Use / 3 Gebruik
03_16
03_17
To set off:
Operate one brake.
Start the engine.
Adjust the rear-view mirror an-
gle correctly.
CAUTION
WITH THE VEHICLE AT A STAND-
STILL, PRACTICE USING THE REAR-
VIEW MIRRORS. THE MIRRORS ARE
CONVEX, SO OBJECTS MAY SEEM
FARTHER AWAY THAN THEY REAL-
LY ARE. THESE MIRRORS OFFER A
WIDE-ANGLE VIEW AND ONLY EXPE-
RIENCE HELPS YOU JUDGE THE DIS-
TANCE SEPARATING YOU AND THE
VEHICLE BEHIND.
Om te vertrekken:
Activeer een rem.
Start de motor.
Regel de helling van de achter-
uitkijkspiegeltjes op correcte wij-
ze.
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG STIL-
STAAT, PROBEERT MEN REEDS OM
AAN DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJES GEWOON TE RAKEN. HET RE-
FLECTERENDE OPPERVLAK IS
ROND, DAAROM LIJKEN DE VOOR-
WERPEN VERDER DAN DAT ZE WER-
KELIJK ZIJN. DEZE SPIEGELTJES
BIEDEN EEN GROOTHOEKIG BEELD,
EN ENKEL ERVARING MAAKT HET IN-
SCHATTEN MOGELIJK VAN DE AF-
STAND VAN DE VOERTUIGEN DIE
VOLGEN.
Release the brake lever (press-
ed during start-up).
The vehicle starts moving forward.
For the first riding kilometres,
limit the speed in order to warm
up the engine.
Laat de remhendel los (geacti-
veerd bij de start).
Het voertuig zal beginnen rijden.
Voor de eerste kilometers be-
perkt men de snelheid om de
motor op te warmen.
85
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT EXCEED THE MAXIMUM
RECOMMENDED ENGINE SPEED.
OVERSCHRIJD HET AANBEVOLEN
TOERENTAL NIET.
Speed up by gradually twisting
the throttle grip (2) (Pos. A)
without exceeding the recom-
mended revs.
Shift the gear if in manual mode;
see transmission section.
Verhoog geleidelijk aan de snel-
heid door gradueel aan het gas-
handvat te draaien (2) (Pos.A),
zonder het aanbevolen toeren-
tal te overschrijden.
Schakel wanneer de manuele
modaliteit gebruikt wordt; raad-
pleeg de paragraaf Transmis-
sie.
03_18
IF THE ENGINE OIL PRESSURE ICON
IS DISPLAYED AND THE GENERAL
WARNING LIGHT (1) IS ON DURING
REGULAR ENGINE OPERATION, THIS
MEANS THAT THE ENGINE OIL PRES-
SURE IN THE CIRCUIT IS TOO LOW.
IF THIS OCCURS, STOP THE ENGINE
AND CONTACT AN aprilia Official
Dealer.
WANNEER OP HET DISPLAY DE
ICOON VAN DE DRUK VAN DE MO-
TOROLIE EN DE ALGEMENE CON-
TROLELAMP WARNING (1) VER-
SCHIJNEN TIJDENS DE NORMALE
WERKING VAN DE MOTOR, WIL DIT
ZEGGEN DAT DE DRUK VAN DE MO-
TOROLIE IN HET CIRCUIT ONVOL-
DOENDE IS.
IN DIT GEVAL MOET MEN DE MOTOR
STILLEGGEN EN MOET ME ZICH
WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
86
3 Use / 3 Gebruik
03_19
Shifting from a higher to a lower gear,
called "downshift", is carried out:
When riding downhill and when
braking, in order to increase the
braking power by using engine
compression.
When going uphill, when the en-
gaged gear does not suit the
speed (high gear, moderate
speed) and the number of en-
gine revs falls.
CAUTION
DOWNSHIFT ONE GEAR AT A TIME;
DOWNSHIFTING MANY GEARS AT
ONE TIME CAN CAUSE THE SPEED
TO EXCEED THE "OVERREVVING"
MAXIMUM POWER.
BEFORE AND DURING "DOWNSHIFT-
ING", SLOW DOWN BY RELEASING
THE THROTTLE GRIP TO AVOID
"OVERREVVING".
Het overgaan van een hogere naar een
lagere versnelling, "terugschakelen" ge-
noemd, wordt uitgevoerd:
Wanneer men op een afdaling
rijdt en bij het remmen, gebruikt
men de compressie van de mo-
tor om de remactie te verhogen.
Wanneer men op een helling
rijdt en de geschakelde versnel-
ling is niet geschikt voor de snel-
heid (hoge versnelling, gematig-
de snelheid), verlaagt het
toerental van de motor.
LET OP
WANNEER MEN TERUGSCHAKELT,
DOET MEN DIT MET ÉÉN VERSNEL-
LING PER KEER; WANNEER MEN
MEERDERT VERSNELLINGEN PER
KEER TERUGSCHAKELT, KAN HET
MAXIMALE VERMOGENSREGIME "TE
HOOG TOERENTAL" OVERSCHRE-
DEN WORDEN.
87
3 Use / 3 Gebruik
VÓÓR EN TIJDENS HET "TERUG-
SCHAKELEN" VAN EEN VERSNEL-
LING, VERTRAAGT MEN DOOR HET
GASHANDVAT LOS TE LATEN, OM
HET "TE HOOG TOERENTAL" TE
VERMIJDEN.
OPERATING ONLY EITHER THE
FRONT OR THE REAR BRAKE SIG-
NIFICANTLY REDUCES BRAKING
POWER AND A WHEEL MAY GET
BLOCKED RESULTING IN LACK OF
GRIP.
WHEN STOPPING WHILE TRAVEL-
LING UPHILL, CLOSE THE THROTTLE
COMPLETELY AND ONLY USE THE
BRAKES TO HOLD THE VEHICLE IN
POSITION.
USING THE ENGINE TO HOLD THE
VEHICLE ON A HILL MAY CAUSE THE
CLUTCH TO OVERHEAT.
BRAKING CONTINUOUSLY WHILE
GOING DOWNHILL MAY RESULT IN
FRICTION GASKET OVERHEATING
AND CONSEQUENTLY IN POOR
BRAKING.
TAKE ADVANTAGE OF THE ENGINE
COMPRESSION AND SHIFT UP
GEARS USING THE BRAKES ALTER-
NATIVELY.
WANNEER MEN ENKEL DE VOOR-
REM OF DE ACHTERREM ACTI-
VEERT, VERMINDERT DE REM-
KRACHT AANZIENLIJK EN LOOPT
MEN HET RISICO DAT ER EEN WIEL
BLOKKEERT, MET GRIPVERLIES ALS
GEVOLG.
WANNEER MEN MOET STOPPEN OP
EEN HELLING, VERTRAAGT MEN
VOLLEDIG EN GEBRUIKT MEN EN-
KEL DE REMMEN OM HET VOERTUIG
STIL TE LATEN STAAN.
WANNEER MEN DE MOTOR GE-
BRUIKT OM HET VOERTUIG STIL TE
LATEN STAAN, KAN DE KOPPELING
OVERVERHIT RAKEN.
WANNEER MEN TIJDENS EEN DA-
LING VOORTDUREND REMT, KUN-
NEN DE WRIJVINGSPAKKINGEN
OVERVERHIT RAKEN ZODAT DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN VERMINDERT.
GEBRUIK DE COMPRESSIE VAN DE
MOTOR DOOR TERUG TE SCHAKE-
88
3 Use / 3 Gebruik
NEVER RIDE WITH THE ENGINE OFF
WHEN GOING DOWNHILL.
WHEN RIDING ON WET SURFACES
OR WITH POOR GRIP (SNOW, ICE,
MUD, ETC.) RIDE AT A MODERATE
SPEED AVOIDING SUDDEN BRAKING
OR MANOEUVRES THAT MAY LEAD
TO LACK OF GRIP AND CONSE-
QUENTLY TO FALLS.
LEN EN MET AFWISSELEND GE-
BRUIK VAN BEIDE REMMEN.
TIJDENS EEN DALING MAG MEN NIET
RIJDEN MET DE MOTOR UIT.
OP EEN NATTE ONDERGROND, OF
ALLESZINS MET WEINIG GRIP (SNEE-
UW, IJS, MODDER, ENZ.), RIJDT MEN
MET EEN GEMATIGDE SNELHEID, EN
VERMIJDT MEN OM BRUUSK TE REM-
MEN EN OM MANOEUVRES UIT TE
VOEREN DIE GRIPVERLIES VEROOR-
ZAKEN, EN DUS HET VALLEN TOT
GEVOLG HEBBEN.
03_20
Stopping the engine (03_20)
Release the throttle grip
(Pos.A), gradually brake to slow
down.
CAUTION
WHENEVER POSSIBLE, AVOID
ROUGH BRAKING, SUDDEN DECEL-
ERATION AND BRAKING IN EXCESS.
Stoppen van de motor (03_20)
Laat het gashandvat (Pos.A)
los, en activeer geleidelijk aan
de remmen om snelheid te min-
deren.
LET OP
VERMIJD INDIEN MOGELIJK OM
BRUUSK TE STOPPEN, ONVER-
WACHTS TE VERTRAGEN EN HARD
TE REMMEN.
89
3 Use / 3 Gebruik
03_21
Parking (03_21)
It is very important to select an adequate
parking spot, in compliance with road sig-
nals and the guidelines described below.
CAUTION
PARK ON SAFE AND LEVEL GROUND
TO PREVENT THE vehicle FROM
FALLING.
OPERATE THE PARKING LEVER ON
THE LEFT SIDE OF THE VEHICLE BY
PULLING IT UP.
DO NOT LEAN THE vehicle ON A
WALL OR LAY IT ON THE GROUND.
MAKE SURE THE VEHICLE AND SPE-
CIALLY ITS HOT PARTS DO NOT
POSE ANY RISK TO PEOPLE OR
CHILDREN. DO NOT LEAVE YOUR VE-
HICLE UNATTENDED WITH THE EN-
GINE ON OR THE KEY IN THE IGNI-
TION SWITCH.
CAUTION
VEHICLE FALL OR EXCESSIVE INCLI-
NATION CAN CAUSE FUEL OUT-
FLOW.
FUEL USED TO DRIVE EXPLOSION
ENGINES IS HIGHLY FLAMMABLE
AND CAN BECOME EXPLOSIVE UN-
DER SPECIFIC CONDITIONS.
Parkeren (03_21)
De keuze van de parkeerzone is zeer be-
langrijk en moet de verkeerstekens en de
volgende aanduidingen respecteren.
LET OP
PARKEER HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND,
ZODAT HET NIET VALT.
ACTIVEER DE PARKEERHENDEL DIE
ZICH OP DE LINKER KANT VAN HET
VOERTUIG BEVINDT, DOOR HEM
NAAR BOVEN TE TREKKEN.
LAAT HET VOERTUIG NIET STEUNEN
TEGEN MUREN, EN LEG HET NIET OP
DE GROND.
CONTROLEER OF HET VOERTUIG,
EN VOORAL DE GLOEIEND HETE DE-
LEN ERVAN, NIET GEVAARLIJK ZIJN
VOOR PERSONEN EN KINDEREN.
LAAT HET VOERTUIG NIET ONBE-
WAAKT ACHTER MET DE MOTOR
AAN, OF MET DE SLEUTEL IN DE
ONTSTEKINGSSCHAKELAAR.
LET OP
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR, EN KAN EX-
PLOSIEF WORDEN IN BEPAALDE
OMSTANDIGHEDEN.
90
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
Catalytic silencer
The vehicle has a silencer with a "plati-
num - palladium - rhodium three-way"
metal catalytic converter.
This device oxidises the CO (carbon
monoxide) and the HC (unburned hydro-
carbons) in the exhaust gas, producing
carbon dioxide and water vapour respec-
tively.
DO NOT PARK THE VEHICLE NEAR
DRY BRUSHWOOD OR IN PLACES
EASILY ACCESSIBLE BY CHILDREN
BECAUSE THE CATALYTIC CON-
VERTER REACHES HIGH TEMPERA-
TURES DURING VEHICLE OPERA-
TION; FOR THIS REASON, PAY
UTMOST ATTENTION AND DO NOT
TOUCH IT UNTIL IT HAS COMPLETE-
LY COOLED DOWN.
Katalysator
Het voertuig is uitgerust met een knal-
demper met metalen katalysator van het
type "trivalent met platina - palladium -
rodium".
Dit mechanisme moet de CO (koolmono-
xide) en de HC (onverbrande koolwater-
stoffen) die aanwezig zijn in de uitlaat-
gassen oxideren, zodat ze respectievelijk
omgezet worden in kooldioxide en water-
damp.
VERMIJD OM HET VOERTUIG TE PAR-
KEREN IN DE BUURT VAN DROGE
STRUIKGEWASSEN OF VAN PLAAT-
SEN DIE BEREIKBAAR ZIJN DOOR
KINDEREN, OMDAT DE KATALYTI-
SCHE UITLAAT TIJDENS HET GE-
BRUIK ZEER HOGE TEMPERATUREN
BEREIKT; LET DUS ZEER GOED OP
EN VERMIJD EENDER WELK CON-
TACT, VÓÓR ZE HELEMAAL AFGE-
KOELD IS.
91
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT USE LEADED PETROL AS IT
CAUSES IRREPARABLE DAMAGE TO
THE CATALYTIC CONVERTER.
GEBRUIK GEEN BENZINE MET LOOD,
OMDAT ZO DE KATALYSATOR
WORDT VERNIETIGD.
Vehicle owners are warned that the law
may prohibit the following:
the removal of any device or el-
ement belonging to a new vehi-
cle or any other action by any-
one leading to render it non-
operating, if not for mainte-
nance, repair or replacement
reasons, in order to control
noise emission before the sale
or delivery of the vehicle to the
ultimate buyer or while it is used;
using the vehicle after that de-
vice or element has been re-
moved or rendered non-operat-
ing.
Check the muffler/exhaust silencer and
the silencer pipes, make sure there are
no signs of rust or holes and that the ex-
haust system works properly.
If you not an increase in exhaust noise,
take your vehicle to an Official aprilia
Dealer at once.
NOTE
DO NOT TAMPER WITH THE EX-
HAUST SYSTEM.
Men waarschuwt de eigenaar van het
voertuig dat de wet het volgende kan ver-
bieden:
de verwijdering en elke hande-
ling om eender welk toestel of
samenstellend element in een
nieuw voertuig niet-operationeel
te maken, door eender wie, be-
halve voor het onderhoud, de
herstelling of de vervanging, om
de lawaai-emissie te controle-
ren vóór de verkoop of levering
van het voertuig aan de koper of
wanneer het gebruikt wordt;
het gebruik van het voertuig na-
dat dit mechanisme of samen-
stellend element werd verwij-
derd of niet-operationeel werd
gemaakt.
Controleer de uitlaat/knaldemper van de
uitlaat en de buizen van de knaldemper,
en controleer of er geen roest of boringen
zijn en of het uitlaatsysteem correct
werkt.
Wanneer het lawaai van het uitlaatsys-
teem verhoogt, contacteert men onmid-
dellijk een Officiële aprilia Dealer.
92
3 Use / 3 Gebruik
N.B.
HET IS VERBODEN OM TE KNOEIEN
AAN HET UITLAATSYSTEEM.
Stand (03_22)
If the stand has been folded up for any
manoeuvre (for example, when the vehi-
cle is in motion), rest the vehicle on its
stand again as follows:
Select an appropriate parking
spot.
Grasp the left grip (1) and put
the right hand on the upper rear
part of the vehicle (2).
Push the side stand with your
right foot, and extend it com-
pletely (3).
Lean the vehicle until the stand
touches the ground.
Turn the handlebar fully left-
wards.
Pull the parking lever.
MAKE SURE THE GROUND WHERE
YOU PARK IS CLEAR, FIRM AND LEV-
EL.
Standaard (03_22)
Wanneer men voor eender welk ma-
noeuvre (bijvoorbeeld het verplaatsen
van het voertuig), de standaard moet
dichtklappen, handelt men als volgt voor
het herplaatsen van het voertuig op de
standaard:
De parkeerzone kiezen.
Grijp het linker handvat (1) vast
en steun de rechter hand op het
achterste bovenste deel van het
voertuig (2).
Duw op de laterale standaard
met de rechter voet, en klap
hem volledig uit (3).
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
Draai het stuur volledig naar
links.
Activeer de parkeerhendel.
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERZONE VRIJ, VAST EN
VLAK IS.
93
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
03_22
BEFORE SETTING OFF, MAKE SURE
THE STAND HAS BEEN COMPLETELY
RETRACTED TO ITS POSITION.
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
03_23
Transmission (03_23, 03_24,
03_25, 03_26, 03_27, 03_28,
03_29, 03_30, 03_31, 03_32,
03_33, 03_34, 03_35, 03_36)
This vehicle has two main transmission
activation modes.
- SEQUENTIAL
- AUTO-DRIVE
The rider shifts gears when in SEQUEN-
TIAL mode.
Transmissie (03_23, 03_24,
03_25, 03_26, 03_27, 03_28,
03_29, 03_30, 03_31, 03_32,
03_33, 03_34, 03_35, 03_36)
Dit voertuig heeft twee hoofdzakelijke
werkingsmodaliteiten om te schakelen.
- SEQUENTIEEL
- AUTO-DRIVE
In de modaliteit SEQUENTIEEL wordt
het schakelen bestuurd door de gebrui-
ker.
94
3 Use / 3 Gebruik
When in sequential mode, gears can be
shifted by operating the handlebar con-
trols or by the traditional pedal without the
need to operate the clutch.
The foot gear selector is a traditional one,
quick when sudden downshifting is re-
quired, mainly used in semiautomatic
mode.
The buttons are quicker to operate and it
is not necessary to decelerate when shift-
ing.
shifting gears is very quick.
When the gear is in sequential mode, the
words SPORT GEAR and the gear num-
ber are displayed in the instrument panel.
The SPORT GEAR mapping has no pow-
er limits, and is suitable for sporting ap-
plications.
In de sequentiële modaliteit schakelt u
door middel van de activering van de
commando's op het stuur of door middel
van het klassieke pedaal zonder te kop-
pelen.
Het pedaalschakelen is traditioneel, on-
middellijk bij het plotseling terugschake-
len en wordt vooral gebruikt in de halfau-
tomatische modaliteit.
De knoppen kunnen sneller geactiveerd
worden, en er moet niet minder gas ge-
geven worden tijdens het schakelen.
het schakelen gebeurt zeer snel.
Wanneer het schakelen sequentieel ge-
beurt, verschijnt op het dashboard de op-
schrift SPORT GEAR en het nummer van
de versnelling.
De modaliteit SPORT GEAR heeft geen
vermogensbeperker, en is geschikt voor
sportief gebruik.
03_24
When in AUTO-DRIVE mode, gear shift-
ing is automatic; riders only need to op-
erate the throttle and the brakes.
Gear are shifted continuously, truly suit-
able for riding in the city or for tours.
When the transmission is in AUTO-
DRIVE mode, another mode can be used
when braking or decelerating: the SEMI-
AUTOMATIC mode. This mode can be
used if the rider wishes to downshift sev-
eral gears or wishes to have more engine
In de modaliteit AUTO-DRIVE gebeurt
het schakelen automatisch, en de gebrui-
ker moet enkel de gashendel en de rem-
men gebruiken.
Het schakelen gebeurt continu, en is per-
fect voor gebruik in de stad en voor toe-
ristisch gebruik.
Wanneer geschakeld wordt in AUTO-
DRIVE, kan tijdens het remmen of het
vertragen nog een andere modaliteit ge-
bruikt worden: de HALFAUTOMATI-
95
3 Use / 3 Gebruik
03_25
03_26
braking when at an emergency braking or
special manoeuvres.
When in AUTO-DRIVE mode, if the
GEAR DOWN button is pressed, the
mode changes to semiautomatic mode.
In this case, besides the word DRIVE, the
display also shows the gear.
When in semiautomatic mode, if the
throttle control is not excessively twisted,
it is possible to downshift by repeatedly
pressing the GEAR DOWN button. When
the operation is finished, the vehicle con-
tinues working in semiautomatic mode.
If you accelerate or press the GEAR UP
button, the vehicle exits the semiauto-
matic mode and the gear indication is no
longer displayed, and the bike goes back
to AUTO-DRIVE mode.
The AUTO-DRIVE system has three dif-
ferent mappings:
- SPORT
- TOURING
- RAIN
The SPORT mode has the most advan-
tages: the engine always runs at high
revs, the gear shifting is quick and engine
braking is maximum.
The TOURING mode has been designed
for tourist purposes, with engine speeds
lower than those in the "sport" mode, less
vibration and lower consumption levels.
SCHE modaliteit. Deze modaliteit kan
gebruikt worden wanneer u meerdere
versnellingen wil terugschakelen of wan-
neer u meer op de motor wil remmen
tijdens het remmen in noodgevallen of tij-
dens speciale manoeuvres.
Wanneer de modaliteit AUTO-DRIVE ge-
bruikt wordt, wordt overgegaan naar de
halfautomatische modaliteit wanneer op
de knop GEAR DOWN (lagere versnel-
ling) gedrukt wordt. In dit geval wordt
naast de opschrift DRIVE ook de versnel-
ling weergegeven.
Wanneer de halfautomatische modaliteit
gebruikt wordt, is het mogelijk wanneer
het gascommando niet excessief ge-
draaid wordt om terug te schakelen door
de knop GEAR DOWN (lagere versnel-
ling) in te drukken. Na deze handeling
blijft het voertuig in de halfautomatische
modaliteit werken.
Wanneer u gas geeft of de knop GEAR
UP (versnelling hoger) activeert, wordt de
halfautomatische modaliteit verlaten,
verdwijnt de aanduiding van de versnel-
ling, en wordt teruggekeerd naar de mo-
daliteit AUTO-DRIVE.
Het systeem AUTO-DRIVE heeft drie
verschillende instellingen:
- SPORT
- TOURING
- RAIN
96
3 Use / 3 Gebruik
The RAIN mode is ideal for riding in the
city and to maximise safety when riding
on low-grip road surfaces. It is not an anti-
skid system, but only one that allows
smooth gear shifting to avoid jerks when
setting off, managing power reduction
delivered at low speeds.
Met de modaliteit SPORT kunnen hoge
prestaties bereikt worden: de motor
draait steeds aan een hoog toerental, het
schakelen gebeurt snel en het motorrem-
men is maximaal.
De modaliteit TOURING werd bedacht
voor een toeristischer gebruik van het
voertuig, dus met een lager toerental te-
genover de modaliteit "sport", minder vi-
braties en een lager verbruik.
De modaliteit RAIN is ideaal voor gebruik
in de stad, zodat de veiligheid vergroot op
wegen met een slechtere wegligging. Dit
is geen antislipsysteem, maar enkel een
zachtere besturing van het schakelen om
horten en stoten te vermijden bij de start,
door de vermindering van het geleverde
vermogen bij lage regimes.
Shifting through the different modes and
settings takes place by pressing the
GEAR MODE button.
To change the transmission operation
mode, press and hold the GEAR MODE
button for more than 1 second.
To change settings, press and hold the
GEAR MODE button between 0.2 and 1
second.
The setting and mode changing process
is sequential.
De overgang tussen de verschillende
modaliteiten en ijkingen gebeurt door
middel van de activering van de toets
GEAR MODE.
Om van werkingsmodaliteit van het scha-
kelen te veranderen, moet voor langer
dan 1 seconde op de toets GEAR MODE
gedrukt worden.
Om daarentegen van ijking te verande-
ren, moet tussen 0.2 en 1 seconde op de
toets GEAR MODE gedrukt worden.
Het veranderen van ijking en modaliteit
gebeurt opeenvolgend.
97
3 Use / 3 Gebruik
Particularly, changing settings in auto-
matic mode takes place according to the
following sequence:
TOURING - SPORT - RAIN - TOURING
Het automatisch veranderen van de ij-
king gebeurt volgens het volgende sche-
ma:
TOURING - SPORT - RAIN - TOURING
03_27
03_28
The actual gear engaged is shown in the
central part of the display only in the SE-
QUENTIAL mode.
Op het centrale deel van het display
wordt de ingeschakelde versnelling enkel
weergegeven wanneer de SEQUENTIË-
LE modaliteit actief is.
98
3 Use / 3 Gebruik
03_29
03_30
03_31
99
3 Use / 3 Gebruik
03_32
03_33
03_34
100
3 Use / 3 Gebruik
03_35
03_36
In SEQUENTIAL mode, when shifting in
a not allowed condition is required, a "!"
signal is displayed next to the gear.
In de SEQUENTIËLE modaliteit ver-
schijnt naast de versnelling het signaal "!"
wanneer het schakelen gevraagd wordt
tijdens een niet-toegestane conditie.
Suggestion to prevent theft
CAUTION
WHEN USING A DISC LOCKING DE-
VICE, PAY UTMOST ATTENTION TO
REMOVE IT BEFORE RIDING. FAIL-
URE TO OBSERVE THIS WARNING
MAY CAUSE SERIOUS DAMAGE TO
THE BRAKING SYSTEM AND ACCI-
Tips tegen diefstal
LET OP
WANNEER MEN EEN SCHIJFBLOK-
KERINGSMECHANISME GEBRUIKT,
LET MEN ZEER GOED OP OM HET TE
VERWIJDEREN VOORALEER MEN
MET HET VOERTUIG GAAT RIJDEN.
HET NIET RESPECTEREN VAN DEZE
WAARSCHUWING KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
101
3 Use / 3 Gebruik
DENTS WITH CONSEQUENT PHYSI-
CAL INJURIES OR EVEN DEATH.
REMINSTALLATIE EN ONGELUKKEN
VEROORZAKEN, MET LETSELS EN
ZELFS DE DOOD ALS GEVOLG.
NEVER leave the ignition key in the lock
and always use the steering lock. Park
the vehicle in a safe place such as a ga-
rage or a place with guards. Whenever
possible, use an additional anti-theft de-
vice. Make sure all vehicle documents
are in order and the road tax paid. Write
down your personal details and tele-
phone number on this page to help iden-
tifying the owner in case of vehicle
retrieval after a theft.
LAST NAME: ..................................
NAME: .........................................
ADDRESS: .................................
TELEPHONE No: ..........................
WARNING
IN MANY CASES, STOLEN VEHICLES
CAN BE IDENTIFIED BY DATA IN THE
USE / MAINTENANCE BOOKLET
Laat de ontstekingssleutel NOOIT achter
op het voertuig, en gebruik steeds het
stuurslot. Parkeer het voertuig op een
veilige plaats, indien mogelijk in een ga-
rage of een bewaakte plaats. Gebruik in-
dien mogelijk een extra antidiefstalme-
chanisme. Controleer of de documenten
en de verkeersbelasting in orde zijn.
Schrijf uw gegevens en telefoonnummer
op deze pagina, om de identificatie van
de eigenaar te vergemakkelijken in geval
van het terugvinden van het voertuig na
diefstal.
NAAM: ....................................
VOORNAAM: ..........................
ADRES: ....................................
TELEFOONNUMMER: ................
WAARSCHUWING
IN VEEL GEVALLEN WORDEN GE-
STOLEN VOERTUIGEN GEÏDENTIFI-
CEERD DOOR MIDDEL VAN DE GE-
GEVENS IN HET GEBRUIKS- EN
ONDERHOUDSBOEKJE.
102
3 Use / 3 Gebruik
03_37
Basic safety rules (03_37,
03_38, 03_39, 03_40, 03_41)
Follow the instructions given below atten-
tively to avoid injuring persons, damaging
property or the vehicle in the event of the
rider or the passenger falling off the ve-
hicle and/or the vehicle falling or over-
turning.
When getting on and off the vehicle,
make sure nothing is restricting your
movements; do not hold any objects in
your hands (helmet, gloves or goggles
not put on).
Always get on and off the vehicle on the
left side and with the side stand lowered.
Basis veiligheidsnormen
(03_37, 03_38, 03_39, 03_40,
03_41)
Schenk maximaal aandacht aan de vol-
gende veiligheidsaanduidingen, omdat
ze opgesteld zijn om letsels aan perso-
nen, schade aan voorwerpen of het voer-
tuig te vermijden, veroorzaakt door de
bestuurder of de passagier die vallen, en/
of van het vallen of omslaan van het voer-
tuig zelf.
Het op- en afstappen van het voertuig
moet gebeuren met een totale bewe-
gingsvrijheid en met handen die niet wor-
den gehinderd (voorwerpen, niet gedra-
gen helm of handschoenen of bril).
Men moet steeds opstappen en afstap-
pen aan de linker kant van het voertuig,
en enkel wanneer de laterale standaard
uitgeklapt is.
The stand has been designed to support
the weight of the vehicle and a minimum
load, without the added weight of rider
and passenger.
The purpose of the side stand is to pre-
vent the vehicle from falling or overturn-
ing while rider and passenger get on the
vehicle and get ready to ride; the stand
should not be used to support the weight
of rider and passenger.
De standaard is ontworpen om het ge-
wicht van het voertuig met een minimum
last te steunen, zonder bestuurder en
passagier.
Het opstappen in de rijpositie wanneer
het voertuig op de laterale standaard
staat, is enkel toegestaan om de moge-
lijkheid te voorkomen dat het valt, en de
laterale standaard is niet voorzien om het
gewicht van de bestuurder en de passa-
gier te dragen.
103
3 Use / 3 Gebruik
While getting on and off, the vehicle may
become unstable due to its weight and it
may fall or overturn.
CAUTION
THE RIDER MUST GET ON THE VEHI-
CLE FIRST AND GET OFF LAST TO BE
ABLE TO CONTROL AND BALANCE
THE VEHICLE WHILE THE PASSEN-
GER IS GETTING ON OR OFF THE VE-
HICLE.
Tijdens het op- of afstappen kan het ge-
wicht van het voertuig evenwichtsverlies
veroorzaken, met als gevolg de mogelijk-
heid op het vallen en het omslaan.
LET OP
DE BESTUURDER MOET STEEDS
EERST OP HET VOERTUIG STAPPEN
EN ALS LAATSTE AFSTAPPEN, EN
HIJ ZORGT VOOR HET EVENWICHT
EN DE STABILITEIT TIJDENS HET OP-
EN AFSTAPPEN VAN DE PASSAGIER
03_38
When getting on and off the vehicle, the
passenger must move carefully so as not
to cause a loss of stability for vehicle and
rider.
CAUTION
THE RIDER MUST INSTRUCT THE
PASSENGER ON HOW TO GET ON
AND OFF THE VEHICLE SAFELY.
THE VEHICLE IS EQUIPPED WITH
PASSENGER FOOTRESTS TO FACIL-
ITATE GETTING ON OR OFF THE VE-
HICLE. THE PASSENGER MUST AL-
WAYS USE THE LEFT FOOTREST TO
GET ON AND OFF THE VEHICLE.
NEVER ATTEMPT TO GET OFF THE
VEHICLE BY JUMPING OR STRETCH-
ING YOUR LEG TO REACH THE
GROUND. THESE ARE INCORRECT
PROCEDURES THAT COMPROMISE
VEHICLE STABILITY AND BALANCE.
Bovendien moet de passagier voorzichtig
op- en afstappen om het voertuig en de
passagier niet uit evenwicht te brengen.
LET OP
DE PILOOT MOET DE PASSAGIER OP
DE HOOGTE BRENGEN VAN HOE
MEN MOET OP EN AFSTAPPEN.
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
SPECIALE VOETENSTEUNEN VOOR
DE PASSAGIER, VOOR HET OP EN
AFSTAPPEN. DE PASSAGIER MOET
STEEDS DE LINKER VOETENSTEUN
GEBRUIKEN VOOR HET OP EN AF-
STAPPEN.
NIET AFSTAPPEN OF PROBEREN OM
AF TE STAPPEN DOOR VAN HET
VOERTUIG TE SPRINGEN OF HET
BEEN UIT TE STREKKEN OM DE
GROND TE RAKEN. IN BEIDE GEVAL-
LEN ZOUDEN HET EVENWICHT EN DE
STABILITEIT VAN HET VOERTUIG GE-
SCHAAD KUNNEN WORDEN.
104
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
ANY BAGS OR OBJECTS STRAPPED
TO THE REAR OF THE VEHICLE CAN
REPRESENT AN OBSTACLE WHILE
GETTING ON AND OFF.
SWING YOUR RIGHT LEG OVER THE
SEAT IN A CONTROLLED MOVEMENT
SO AS NOT TO HIT THE REAR PART
OF THE VEHICLE (TAIL SECTION OR
LUGGAGE) AND COMPROMISE STA-
BILITY.
LET OP
DE BAGAGE EN DE OP DE ACHTER-
KANT VAN HET VOERTUIG VASTGE-
MAAKTE DELEN KUNNEN HINDER-
LIJK ZIJN TIJDENS HET OP- EN
AFSTAPPEN.
IN ELK GEVAL MOET MEN EEN GOED
GECONTROLEERDE BEWEGING VAN
HET RECHTER BEEN VOORZIEN EN
UITVOEREN, DIE DE ACHTERKANT
VAN HET VOERTUIG MOET VERMIJ-
DEN EN OVERTREFFEN (ACHTER-
STUK EN BAGAGE), ZONDER DAT
HET VOERTUIG UIT EVENWICHT
WORDT GEBRACHT.
03_39
GETTING ON THE VEHICLE
Grip the handlebar correctly and
get on the vehicle without rest-
ing your weight on the side
stand
CAUTION
IF YOU CAN NOT REACH THE
GROUND WITH BOTH FEET WHEN
SEATED, PLACE YOUR RIGHT FOOT
ON THE GROUND (IF YOU LOSE BAL-
ANCE, THE SIDE STAND WILL PRE-
VENT A FALL ON THE LEFT SIDE)
AND BE READY TO PUT YOUR LEFT
FOOT ON THE GROUND.
OPSTAPPEN
Grijp het stuur correct vast en
stap op het voertuig zonder uw
gewicht op de laterale stan-
daard te laten rusten.
LET OP
WANNEER MEN NIET MET BEIDE
VOETEN DE GROND RAAKT, STEUNT
MEN OP DE RECHTER VOET (IN GE-
VAL VAN EVENWICHTSVERLIES IS
DE LINKER KANT "BESCHERMD"
DOOR DE LATERALE STANDAARD),
EN HOUDT MEN DE LINKER VOET
KLAAR OM TE STEUNEN.
105
3 Use / 3 Gebruik
03_40
Place both feet on the ground,
straighten and balance the ve-
hicle keeping it upright in riding
position.
CAUTION
THE RIDER MUST NOT EXTRACT OR
ATTEMPT TO EXTRACT THE PAS-
SENGER FOOTRESTS WHILE SEAT-
ED, BECAUSE THIS MIGHT COMPRO-
MISE VEHICLE STABILITY AND
BALANCE.
Laat beide voeten op de grond
steunen, plaats het voertuig
recht vooruit, en houd het in
evenwicht.
LET OP
DE BESTUURDER IN DE RIJPOSITIE
MAG OF MAG NIET PROBEREN OM
DE VOETENSTEUN VAN DE PASSA-
GIER UIT TE KLAPPEN, DIT ZOU HET
EVENWICHT EN DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG KUNNEN SCHADEN.
03_41
Have the passenger fold out the
two passenger footrests.
Give instructions as necessary
to help the passenger mount the
vehicle.
Lift and retract the side stand
completely with the left foot.
GETTING OFF THE VEHICLE
Select an appropriate parking
spot.
Stop the vehicle.
MAKE SURE THE GROUND WHERE
YOU PARK IS CLEAR, FIRM AND LEV-
EL.
De twee voetensteunen van de
passagier door de passagier la-
ten afnemen.
De passagie aanwijzingen ge-
ven hoe het voertuig te bestij-
gen.
Met de linkervoet de laterale
standaard helemaal laten in-
klappen.
AFSTAPPEN
De parkeerzone kiezen.
Het voertuig stilleggen.
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERZONE VRIJ, VAST EN
VLAK IS.
106
3 Use / 3 Gebruik
With the left shoe heel, lower
and extend the side stand com-
pletely.
CAUTION
IF YOU CAN NOT REACH THE
GROUND WITH BOTH FEET WHEN
SEATED, PLACE YOUR RIGHT FOOT
ON THE GROUND (IF YOU LOSE BAL-
ANCE, THE SIDE STAND WILL PRE-
VENT A FALL ON THE LEFT SIDE)
AND BE READY TO PUT YOUR LEFT
FOOT ON THE GROUND.
Met de linker hiel duwt men te-
gen de laterale standaard, en
klapt men deze volledig uit.
LET OP
WANNEER MEN NIET MET BEIDE
VOETEN DE GROND RAAKT, STEUNT
MEN OP DE RECHTER VOET (IN GE-
VAL VAN EVENWICHTSVERLIES IS
DE LINKER KANT "BESCHERMD"
DOOR DE LATERALE STANDAARD),
EN HOUDT MEN DE LINKER VOET
KLAAR OM TE STEUNEN.
Place both feet on the ground
and keep the vehicle balanced
in the upright position.
Give instructions as necessary
to help the passenger dismount
the vehicle.
RISK OF FALLING AND OVERTURN-
ING.
MAKE SURE THE PASSENGER HAS
GOT OFF THE VEHICLE.
DO NOT REST YOUR WEIGHT ON THE
SIDE STAND.
Beide voeten op de grond zet-
ten, en het voertuig in de rijstand
in evenwicht houden.
De passagier aanwijzingen ge-
ven hoe van het voertuig te stap-
pen.
GEVAAR OP VALLEN OF OMSLAAN.
CONTROLEER OF DE PASSAGIER
VAN HET VOERTUIG IS GESTAPT.
LAAT HET EIGEN GEWICHT NIET OP
DE LATERALE STANDAARD RUS-
TEN.
Lean the vehicle until the stand
touches the ground.
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
Grijp het stuur correct vast, en
stap van het voertuig.
107
3 Use / 3 Gebruik
Grasp the handlebar firmly and
get off the vehicle.
Turn the handlebar fully left-
wards.
Fold up the passenger footrests.
Pull the parking lever.
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
Draai het stuur volledig naar
links.
Klap de voetensteunen van de
passagier in.
Activeer de parkeerhendel.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
108
3 Use / 3 Gebruik
Mana GT ABS
Chap. 04
Maintenance
Hst. 04
Onderhoud
109
04_01
04_02
Engine oil level check (04_01,
04_02, 04_03)
Check the engine oil level frequently.
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTING APPLICATIONS.
CAUTION
CHECK ENGINE OIL LEVEL WHEN
THE ENGINE IS WARM, WITH THE VE-
HICLE PERFECTLY UPRIGHT, WITH
BOTH WHEELS ON THE GROUND, ON
A SOLID AND LEVEL SURFACE.
NOTE
DO NOT LET THE ENGINE IDLE WHEN
THE VEHICLE IS AT STANDSTILL TO
WARM UP THE ENGINE AND OBTAIN
THE OPERATING TEMPERATURE OF
ENGINE OIL.
OIL IS BEST CHECKED AFTER A TRIP
OR AFTER TRAVELLING APPROXI-
MATELY 15 km (10 mi), OUT OF TOWN
(ENOUGH TO WARM UP ENGINE OIL
TO OPERATING TEMPERATURE).
IT IS IMPORTANT TO MEASURE THE
ENGINE OIL MINIMUM LEVEL USING
THE DIPSTICK (1), AND THE ENGINE
Controle van het peil van de
motorolie (04_01, 04_02,
04_03)
Controleer regelmatig het peil van de mo-
torolie.
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
LET OP
DE CONTROLE VAN HET PEIL VAN
DE MOTOROLIE MOET UITGEVOERD
WORDEN WANNEER DE MOTOR
WARM STAAT, MET HET VOERTUIG
PERFECT VERTICAAL, EN MET BEI-
DE WIELEN OP DE GROND OP EEN
VLAK EN VAST TERREIN.
N.B.
OM DE MOTOR OP TE WARMEN EN
DE MOTOROLIE OP WERKTEMPERA-
TUUR TE BRENGEN, LAAT MEN DE
MOTOR NIET WERKEN AAN HET MI-
NIMUM TOERENTAL WANNEER HET
VOERTUIG STILSTAAT.
DE CORRECTE PROCEDURE VOOR-
ZIET HET UITVOEREN VAN DE CON-
110
4 Maintenance / 4 Onderhoud
OIL MAXIMUM LEVEL THROUGH THE
CRANKCASE SIGHT GLASS (2).
TROLE NA EEN REIS, OF NADAT MEN
ONGEVEER 15 km (10 mijl) HEEFT AF-
GELEGD BUITEN DE STAD (VOL-
DOENDE OM DE MOTOROLIE OP
TEMPERATUUR TE BRENGEN).
HET IS BELANGRIJK OM HET MINI-
MUM PEIL VAN DE MOTOROLIE TE
METEN DOOR MIDDEL VAN DE
STAAF (1), EN HET MAXIMUM PEIL
VAN DE MOTOROLIE LANGS HET
KIJKGLAS (2) VAN DE CARTER.
04_03
Shut off the engine.
Keep the vehicle upright with
both wheels on the ground.
Unscrew and remove the filler
cap (1) and check the oil level
through the dipstick.
The level should be above the
minimum level marked on the
cap-dipstick (1).
Top up if the oil level is close to
or below the reference mark on
the dipstick.
Leg de motor stil.
Hou het voertuig perfect verti-
caal met de twee wielen op de
grond.
Draai de vuldop (1) los en ver-
wijder hem, en controleer het
oliepeil op de staaf.
Het peil moet hoger zijn dan het
minimum peil dat aangeduid
wordt op de staaf van de vuldop
(1).
Wanneer het peil zich nabij of
onder de referentie van de staaf
bevindt, moet bijgevuld worden.
111
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_04
Engine oil top-up (04_04,
04_05)
TOP UP THE ENGINE OIL WHEN THE
ENGINE IS WARM.
IN ORDER TO AVOID DAMAGING THE
ENGINE, OIL LEVEL MUST NEVER EX-
CEED THE "MAX" MARK ON THE
CRANKCASE OR DROP BELOW THE
"MIN" MARK ON THE DIPSTICK.
Het bijvullen van motorolie
(04_04, 04_05)
VOER HET BIJVULLEN VAN MOTOR-
OLIE UIT WANNEER DE MOTOR
WARM STAAT.
OVERSCHRIJDT DE MARKERING
"MAX" OP DE CARTER NIET EN LAAT
HET NIET ONDER DE MARKERING
"MIN" OP DE STAAF KOMEN OM
GEEN ERNSTIGE SCHADE AAN DE
MOTOR TE VEROORZAKEN.
04_05
Fill with engine oil as required:
Unscrew and remove the cap
(1).
When using a funnel or any other ele-
ment, make sure it is perfectly clean.
DO NOT ADD ADDITIVES OR OTHER
SUBSTANCES TO THE OIL.
NOTE
USE TOP QUALITY 5W - 40 OIL.
Indien nodig herstelt men het peil van
de motorolie:
Draai de tankdop (1) los en ver-
wijder hem.
WANNEER EEN TRECHTER OF IETS
ANDERS WORDT GEBRUIKT, MOET
DEZE PERFECT GEREINIGD WOR-
DEN.
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN AAN DE OLIE TOE.
N.B.
GEBRUIK OLIE VAN GOEDE KWALI-
TEIT, MET 5W - 40 GRADATIE.
112
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Top-up the oil in the reservoir
until you reach the correct level.
Pour oil in small quantities and
wait until it distributes in the en-
gine.
Start the engine for some mi-
nutes.
Shut off the engine and wait
some minutes before checking
the level on the sight glass (2) of
the right crankcase.
Herstel het juiste peil door de
tank bij te vullen.
Giet kleine hoeveelheden olie
in, en wacht tot de olie in de mo-
tor kan lopen.
Start de motor voor enkele mi-
nuten.
Schakel de motor uit en wacht
enkele minuten voordat u het
peil op het kijkglas (2) van de
rechter carter controleert.
The oil should reach the "MAX
oil level" reference mark on the
specific sight glass (2) on the
right crankcase.
De olie moet de referentie "MAX
oil level" op de speciale opening
(2) op de rechter carter berei-
ken.
Engine oil change (04_06,
04_07, 04_08, 04_09)
CHANGING ENGINE OIL AND ENGINE
OIL FILTER CAN PROVE DIFFICULT IF
YOUR ARE INEXPERIENCED.
CONTACT AN OFFICIAL APRILIA
DEALER IF REQUIRED.
IF YOU WISH TO PERFORM THESE
OPERATIONS YOURSELF, FOLLOW
THESE INSTRUCTIONS.
Vervanging van de motorolie
(04_06, 04_07, 04_08, 04_09)
DE HANDELINGEN VOOR DE VER-
VANGING VAN DE MOTOROLIE EN DE
MOTOROLIEFILTER, ZOUDEN MOEI-
LIJK EN INGEWIKKELD KUNNEN ZIJN
VOOR EEN ONERVAREN OPERATOR.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
113
4 Maintenance / 4 Onderhoud
WANNEER MEN ZE TOCH ZELF UIT-
VOERT, HOUDT MEN ZICH AAN DE
VOLGENDE INSTRUCTIES.
Check the engine oil level frequently.
To change the oil:
CAUTION
HOT OIL IS MORE FLUID AND WILL
DRAIN OUT MORE EASILY AND COM-
PLETELY; IDEAL TEMPERATURE IS
REACHED AFTER THE ENGINE HAS
RUN FOR ABOUT TWENTY MINUTES.
OIL BECOMES VERY HOT WHEN THE
ENGINE IS HOT; BE CAREFUL NOT
TO GET BURNED WHEN CARRYING
OUT THE OPERATIONS DESCRIBED
BELOW.
Controleer regelmatig het peil van de mo-
torolie.
Voor de vervanging:
LET OP
VOOR EEN BETERE EN VOLLEDIGE
UITSTROMING MOET DE OLIE WARM
ZIJN, EN DUS VLOEIBAARDER. DEZE
CONDITIE WORDT BEREIKT WAN-
NEER DE MOTOR ONGEVEER TWIN-
TIG MINUTEN LANG GEDRAAID
HEEFT.
DE OLIE IN EEN OPGEWARMDE MO-
TOR HEEFT EEN ZEER HOGE TEMPE-
RATUUR, LET DUS ZEER GOED OP
OM U NIET TE VERBRANDEN TIJ-
DENS HET UITVOEREN VAN DE VOL-
GENDE HANDELINGEN.
114
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_06
04_07
04_08
Use a cloth to wipe off any mud
deposit on the area next to the
filler plug (1).
Place a container with + 4000
cm³ (244 cu.in) capacity under
the drainage plug (2).
Unscrew and remove the drain-
age plug (2).
Unscrew and remove the filler
plug (1).
Drain the oil into the container;
allow several minutes for oil to
drain out completely.
Replace the sealing washer of
the drainage plug and the O-ring
of the cap (2).
Screw and tighten the drainage
plug (2) paying attention that the
O-ring is adequately fitted so
there are no oil leaks from the
tank to the sump.
CAUTION
IF THE O-RING IS NOT CORRECTLY
FITTED, THIS RESULTS IN LACK OF
SEALING AND CAN CAUSE OIL LEV-
EL TO INCREASE IN THE SUMP IN
STATIC CONDITIONS.
Locking torques (N*m)
Engine oil drainage plug - M16x1.5 (1)
21 - 29 Nm (15.49 - 21.39 lbf ft)
Reinig met een doek zorgvuldig
de zone rondom de vuldop (1)
van eventuele vuilafzettingen.
Plaats een recipiënt met een mi-
nimum capaciteit van 4000 cc
(244 cu in) onder de afvoerdop
(2).
Draai de afvoerdop (2) los en
verwijder hem.
Draai de vuldop (1) los en ver-
wijder hem.
Voer de olie af, en laat ze enkele
minuten uitdruipen in het recipi-
ënt.
Vervang de dichtingsrondel van
de afvoerdop en de O-ring van
de dop (2).
Draai de afvoerdop (2) vast en
sluit hem, en let op voor de cor-
recte montage van de O-ring zo-
dat geen olielekken uit de tank
naar de oliecarter geproduceerd
worden.
LET OP
ALS DE O-RING NIET CORRECT GE-
MONTEERD WORDT, IS DE DICHTING
NIET CORRECT EN KAN HET OLIE-
PEIL DOEN VERHOGEN IN DE OLIE-
CARTER IN DE STATISCHE CONDI-
TIES.
Aandraaikoppels (N*m)
Afvoerdop van de motorolie - M16x1,5
(1)
21 - 29 Nm (15.49 - 21.39 lbf ft)
115
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_09
ENGINE OIL FILTER REPLACEMENT
Replace the engine oil motor fil-
ter (3) at the intervals specified
in the routine maintenance ta-
ble.
Remove the engine oil filter (3).
Never reuse an old filter.
Screw the new engine oil filter
(3).
Locking torques (N*m)
Engine oil filter (1)
16 Nm (11.80 lbf ft)
VERVANGING VAN DE MOTOROLIEF-
ILTER
Vervang de filter van de motor-
olie (3) op de tijdsintervals die
aangeduid worden op de tabel
van het periodiek onderhoud.
Verwijder de filter van de motor-
olie (3).
Gebruik geen filter die reeds werd ge-
bruikt.
Draai de motoroliefilter (3) vast.
Aandraaikoppels (N*m)
Filter van de motorolie (1)
16 Nm (11.80 lbf ft)
Tyres
This vehicle is fitted with tyres without in-
ner tubes (Tubeless).
CHECK TYRE INFLATION PRESSURE
REGULARLY AT AMBIENT TEMPER-
ATURE.
MEASUREMENTS MAY BE INCOR-
RECT IF TYRES ARE WARM.
CHECK PRESSURE MAINLY BEFORE
AND AFTER LONG TRIPS.
Banden
Dit voertuig is voorzien van banden zon-
der binnenband (tubeless).
CONTROLEER REGELMATIG DE
SPANNING VAN DE BANDEN BIJ DE
OMGEVINGSTEMPERATUUR.
WANNEER DE BANDEN WARM ZIJN,
IS DE METING NIET CORRECT.
VOER DE METING UIT VOORAL VÓÓR
EN NA EEN LANGE REIS.
116
4 Maintenance / 4 Onderhoud
IF THE TYRE PRESSURE IS TOO
HIGH, UNEVENNESS IN THE ROAD
SURFACE WILL NOT BE CUSHIONED
AND WILL BE TRANSMITTED TO THE
HANDLEBAR, RESULTING IN AN UN-
PLEASANTLY HARSH RIDE AND
POOR ROAD GRIP, ESPECIALLY
WHEN CORNERING.
AN UNDERINFLATED TYRE, ON THE
OTHER HAND, WILL EXTEND THE
CONTACT PATCH TO INCLUDE A
LARGER PORTION OF THE TYRE
SIDEWALLS. WHEN THIS IS THE
CASE, THE TYRE MIGHT SLIP ON OR
BECOME DETACHED FROM THE RIM,
LEADING TO LOSS OF CONTROL
OVER THE VEHICLE.
TYRES MAY EVEN DETACH FROM
THE RIMS UNDER VERY HARD BRAK-
ING.
THE VEHICLE MAY EVEN SKID IN A
BEND.
INSPECT TREAD SURFACE AND
CHECK IT FOR WEAR. BADLY WORN
TYRES MAY COMPROMISE TRAC-
TION AND HANDLING.
REPLACE TYRES WHEN WORN OR IF
THERE IS A PUNCTURE IN THE
TREAD AREA BIGGER THAN 5 mm
(0.197 in).
BALANCE WHEELS AFTER A TYRE IS
MENDED. USE ONLY TYRE SIZES IN-
DICATED BY THE MANUFACTURER.
WANNEER DE BANDENSPANNING
TE HOOG IS, WORDT DE ONEFFEN-
HEID VAN HET TERREIN NIET GE-
DEMPT EN DUS NAAR DE STUURIN-
RICHTING OVERGEBRACHT, ZODAT
HET RIJCOMFORT VERMINDERT EN
DE WEGLIGGING IN BOCHTEN VER-
SLECHTERT.
WANNEER VICEVERSA DE BANDEN-
SPANNING ONVOLDOENDE IS, WER-
KEN DE ZIJKANTEN VAN DE BANDEN
MEER, EN KAN HET ZIJN DAT DE
BAND OP DE VELG SLIPT OF LOS-
KOMT, MET ALS GEVOLG DAT MEN
DE CONTROLE OVER HET VOERTUIG
VERLIEST.
WANNEER MEN BRUUSK REMT,
KUNNEN DE BANDEN UIT DE VEL-
GEN KOMEN.
IN BOCHTEN KAN HET VOERTUIG
GAAN SLIPPEN.
CONTROLEER DE STAAT VAN HET
RIJOPPERVLAK EN DE SLIJTAGE,
OMDAT SLECHTE BANDENCONDI-
TIES DE WEGLIGGING EN DE BE-
DIENBAARHEID VAN HET VOERTUIG
KUNNEN SCHADEN.
VERVANG DE BAND WANNEER HIJ
VERSLETEN IS, OF WANNEER ER
EEN EVENTUEEL GAT IS IN DE ZONE
VAN HET RIJVLAK DAT GROTER IS
DAN 5 mm (0,197 in).
117
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CHECK THAT THE INFLATION
VALVES HAVE THEIR CAPS FITTED
TO AVOID UNEXPECTED FLAT
TYRES. REPLACEMENT, REPAIR,
MAINTENANCE AND BALANCING OP-
ERATIONS ARE HIGHLY IMPORTANT
AND SO THEY SHOULD BE CARRIED
OUT USING THE SPECIFIC TOOLS
AND WITH THE ADEQUATE KNOWL-
EDGE.
IT IS THEREFORE ESSENTIAL TO
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer OR SPECIALISED TYRE
WORKSHOP TO CARRY OUT THE OP-
ERATIONS ABOVE. NEW TYRES MAY
BE COATED WITH A SLIPPERY COAT-
ING: RIDE WITH CAUTION DURING
THE FIRST KILOMETRES. DO NOT
APPLY UNSUITABLE LIQUIDS ON
TYRES. WHEN TYRES ARE OLD, THE
MATERIAL MAY HARDEN AND NOT
PROVIDE ADEQUATE GRIP, EVEN IF
TYRES ARE STILL WITHIN THE WEAR
LIMIT.
SHOULD THIS OCCUR, REPLACE
THE TYRES.
NADAT MEN DE BAND HEEFT LATEN
HERSTELLEN, LAAT MEN DE WIELEN
BALANCEREN. GEBRUIK UITSLUI-
TEND DE MAAT VAN BANDEN DIE
WORDT AANGEDUID DOOR HET
HUIS.
CONTROLEER OF DE VENTIELEN
VOOR HET OPBLAZEN STEEDS HUN
DOPJES HEBBEN, OM HET PLOTSE-
LING LEEGLOPEN VAN DE BANDEN
TE VERMIJDEN. DE HANDELINGEN
VAN HET VERVANGEN, HERSTEL-
LEN, ONDERHOUD EN BALANCEREN
ZIJN ZEER BELANGRIJK, EN MOE-
TEN DUS UITGEVOERD WORDEN
MET GESCHIKTE GEREEDSCHAP-
PEN EN MET DE NODIGE ERVARING.
DAAROM WORDT AANGERADEN OM
ZICH TE WENDEN TOT EEN Officiële
aprilia Dealer OF EEN BANDENSPE-
CIALIST VOOR HET UITVOEREN VAN
DE VOORAFGAANDE HANDELIN-
GEN. WANNEER DE BANDEN NIEUW
ZIJN, KUNNEN ZE BEDEKT ZIJN MET
EEN GLADDE LAAG: DE EERSTE KI-
LOMETERS MOET MEN VOORZICH-
TIG RIJDEN. SMEER DE BANDEN
NIET IN MET ONGESCHIKTE VLOEI-
STOFFEN. WANNEER DE BANDEN
OUD ZIJN, EN OOK AL ZIJN ZE NIET
VERSLETEN, KUNNEN ZE VERHAR-
DEN EN DUS DE WEGLIGGING NIET
GARANDEREN.
IN DIT GEVAL VERVANGT MEN DE
BANDEN.
118
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Minimum tread depth:
front and rear 2 mm (0.079 in) (USA 3 mm
- 0.118 in) or more if so required by ap-
plicable legislation in the country where
the vehicle is used.
Minimum dieptelimiet van het rijvlak:
vooraan en achteraan 2 mm (0.079 in)
(USA 3 mm - 0.118 in) en alleszins niet
minder dan voorgeschreven door de van
kracht zijnde wetgeving van het land
waar het voertuig wordt gebruikt.
Spark plug dismantlement
Working from both sides, re-
move the two spark plug tubes.
With the specific supplied
wrench, unscrew and remove
the spark plugs (two per cylin-
der).
Demonteren van de bougie
Verwijder door te handelen op
beide kanten de twee pipetten
van de bougie.
Draai de bougies los en verwij-
der ze (twee per cilinder) door te
handelen met de daarvoor be-
stemde bijgeleverde sleutel.
Removing the sides (04_10,
04_11, 04_12, 04_13, 04_14,
04_15)
NOTE
THE FOLLOWING OPERATIONS RE-
FER TO ONE SIDE OF THE VEHICLE,
BUT APPLY TO BOTH SIDES.
Demonteren van de
zijschermen (04_10, 04_11,
04_12, 04_13, 04_14, 04_15)
N.B.
DE VOLGENDE HANDELINGEN BE-
TREFFEN ÉÉN KANT VAN HET VOER-
TUIG, MAAR ZIJN GELDIG VOOR BEI-
DE.
119
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_10
Remove the windscreen.
Remove the control panel.
Open the helmet compartment.
Undo and remove the two fixing
screws for the steering lock pro-
tection (1) and collect the two
washers.
Verwijder het windscherm.
Verwijder het dashboard.
Open de helmruimte.
Draai de twee bevestigingsbou-
ten van de bescherming van het
stuurslot (1) los en verwijder ze,
en recupereer de twee ronde-
llen.
04_11
Undo and remove the screw (2).
Draai de bout los (2) en verwij-
der ze.
04_12
Lower the helmet compartment.
Remove the steering lock pro-
tection (3)
Plaats de helmruimte omlaag.
Verwijder de bescherming van
het stuurslot (3).
120
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_13
Unscrew and remove the screw
(4).
Draai de bout los (4) en verwij-
der ze.
04_14
Undo and remove the front low-
er screw (5).
Draai de voorste bovenste bout
(5) los en verwijder ze.
04_15
Release the snap-on front cowl
(6) that is located on the inner
side of the fairing.
Koppel het masker met klemver-
binding (6) los dat zich in de zij-
plaat bevindt.
121
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Disconnect the turn indicator
connector.
Remove the side fairing.
Koppel de connector van de
richtingaanwijzer los.
Verwijder de zijplaat.
04_16
04_17
Removing the air filter (04_16,
04_17)
Undo and remove the six
screws fixing the filter casing
cover.
Remove the filter casing cover.
Undo and remove the three
screws fixing the air filter.
Remove the air filter.
COVER THE HOLE WITH A CLEAN
CLOTH SO THAT NO FOREIGN ELE-
MENTS GET INTO THE INLET DUCTS.
Demonteren van het luchtfilter
(04_16, 04_17)
Draai de zes bevestigingsbou-
ten van het deksel van de filter-
kist los, en verwijder ze.
Verwijder het deksel van de fil-
terkist.
Draai de drie bevestigingsbou-
ten van de luchtfilter los, en ver-
wijder ze.
Verwijder de luchtfilter.
SLUIT DE OPENING MET EEN REIN
DOEK, OM TE VERMIJDEN DAT EVEN-
TUELE VREEMDE DEELTJES IN DE
AFZUIGLEIDING KOMEN.
122
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Cooling fluid level (04_18,
04_19)
DO NOT USE YOUR VEHICLE IF THE
COOLANT LEVEL IS BELOW THE MIN-
IMUM LEVEL MARKED «MIN».
CAUTION
COOLANT IS TOXIC IF INGESTED;
CONTACT WITH YOUR EYES OR SKIN
MAY CAUSE IRRITATION. IF THE FLU-
ID GETS IN CONTACT WITH THE
EYES OR SKIN, RINSE REPEATEDLY
WITH PLENTY OF WATER AND SEEK
MEDICAL ADVICE. IF SWALLOWED,
INDUCE VOMITING, RINSE MOUTH
AND THROAT WITH PLENTY OF WA-
TER AND SEEK MEDICAL ADVICE IM-
MEDIATELY.
CAUTION
TAKE CARE NOT TO POUR COOLANT
ONTO HOT ENGINE OR EXHAUST
SYSTEM COMPONENTS; THE FLUID
MAY CATCH FIRE AND BURN WITH
INVISIBLE FLAMES. WHEN CARRY-
ING OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS, IT IS ADVISABLE TO WEAR
LATEX GLOVES. CONTACT AN Offi-
Peil koelvloeistof (04_18,
04_19)
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET WAN-
NEER DE KOELVLOEISTOF ZICH ON-
DER HET «MIN» PEIL BEVINDT.
LET OP
DE KOELVLOEISTOF IS SCHADELIJK
WANNEER HIJ WORDT INGESLIKT;
HET CONTACT MET DE HUID EN DE
OGEN KAN IRRITATIES VEROORZA-
KEN. WANNEER DE VLOEISTOF IN
CONTACT ZOU KOMEN MET DE HUID
EN DE OGEN, SPOELT MEN LANG
MET VEEL WATER, EN RAADPLEEGT
MEN EEN ARTS. WANNEER HET
WORDT INGESLIKT, MOET MEN
OVERGEVEN, DE MOND EN DE KEEL
SPOELEN MET VEEL WATER, EN ON-
MIDDELLIJK EEN ARTS RAADPLE-
GEN.
LET OP
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN OP DE HETE DELEN VAN
DE MOTOR EN DE UITLAATINSTAL-
LATIE; DEZE ZOU BRAND KUNNEN
123
4 Maintenance / 4 Onderhoud
cial aprilia Dealer FOR REPLACE-
MENT.
DO NOT DISPOSE OF THE FLUID INTO
THE ENVIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
DO NOT REMOVE THE COVER OF
THE EXPANSION TANK (1) WHEN THE
ENGINE IS HOT AS THE COOLANT IS
UNDER PRESSURE AND AT A HIGH
TEMPERATURE. CONTACT WITH
SKIN OR CLOTHES MAY CAUSE SE-
RIOUS BURNS AND/OR INJURIES.
NOTE
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer TO HAVE THE COOL-
ANT CHANGED.
WARNING
WAIT FOR THE ENGINE TO COOL
DOWN BEFORE CHECKING OR TOP-
PING-UP THE COOLANT LEVEL.
VATTEN MET ONZICHTBARE VLAM-
MEN. BIJ ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN RAADT MEN AAN OM LATEX
HANDSCHOENEN TE GEBRUIKEN.
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
LOOS DE VLOEISTOF NIET IN HET MI-
LIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VERWIJDER DE DOP NIET VAN HET
EXPANSIEVAT (1) WANNEER DE MO-
TOR WARM STAAT, OMDAT DE
KOELVLOEISTOF ONDER DRUK
STAAT EN EEN HOGE TEMPERA-
TUUR HEEFT. BIJ CONTACT MET DE
HUID OF DE KLEDING KAN HET ERN-
STIGE LETSELS EN/OF SCHADE VER-
OORZAKEN.
N.B.
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
WAARSCHUWING
VOER DE HANDELINGEN VAN DE
CONTROLE EN HET BIJVULLEN VAN
DE KOELVLOEISTOF UIT WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT
124
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_18
CHECK AND TOPPING-UP
Shut off the engine and wait until
it cools off.
Keep the vehicle upright and
with the two wheels on the
ground.
Turn the handlebar to the left,
keeping the vehicle upright.
Make sure that the coolant level
in the expansion tank is be-
tween the "MAX" ("MAX"= max-
imum level) and "MIN" ("MIN"=
minimum level) reference marks
CONTROLE EN BIJVULLING
Leg de motor stil en wacht tot hij
afgekoeld is.
Houd het voertuig in verticale
positie met de twee wielen op de
grond.
Draai het stuur naar links en hou
het voertuig in de verticale posi-
tie.
Controleer of het vloeistofpeil in
het expansievat zich tussen de
referenties "MAX" ("MAX"=
maximum peil) en
"MIN" ("MIN"= minimum peil)
bevindt
04_19
Otherwise:
Remove the right side fairing.
Remove the filler cap (1).
Top-up with recommended
coolant until the coolant level is
near the "MAX" reference mark.
Do not exceed this level or the
coolant will spill out during en-
gine operation.
Refit and lock the filler cap (1).
In het omgekeerde geval:
Verwijder de rechter zijplaat.
Verwijder de vuldop (1).
Vul bij met aanbevolen koel-
vloeistof, tot het vloeistofpeil on-
geveer de referentie "MAX" be-
reikt. Overschrijdt dit peil niet,
anders zal de vloeistof tijdens
de werking van de motor uitstro-
men.
Herplaats en blokkeer de vuldop
(1).
CAUTION
IN THE EVENT OF COOLANT CON-
SUMPTION OR IF THE RESERVOIR IS
LET OP
WANNEER HET VERBRUIK VAN
KOELVLOEISTOF EXCESSIEF IS, EN
WANNEER HET EXPANSIEVAT LEEG
125
4 Maintenance / 4 Onderhoud
EMPTIES, CHECK FOR LEAKS IN THE
CIRCUIT.
BLIJFT, CONTROLEERT MEN OF ER
GEEN LEKKEN ZIJN IN HET CIRCUIT.
04_20
04_21
Checking the brake oil level
(04_20, 04_21)
For the front break, rest the ve-
hicle on its stand and turn the
handlebar so that the fluid in the
reservoir is parallel to the reser-
voir edge.
Check that the fluid in the reser-
voir is above the "MIN" refer-
ence mark.
For the rear break, keep the ve-
hicle upright and check that the
fluid in the reservoir is parallel to
the reservoir edge.
Make sure that the fluid level in
the reservoir is above the
"LOWER" reference mark.
If the fluid does not reach at least the
"LOWER" / " MIN" reference mark:
Check brake pads and disc for
wear.
If the pads and/or the disc do not
need replacing, top-up the fluid.
Controle van het oliepeil van
de remmen (04_20, 04_21)
Voor de voorrem moet het voer-
tuig op de standaard geplaatst
worden, en moet het stuur ge-
draaid worden zodat de vloeistof
in de tank zich parallel met de
rand van de tank zelf bevindt.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "MIN" referentie over-
schrijdt.
Voor de achterrem moet het
voertuig verticaal gehouden
worden, en moet gecontroleerd
worden of de vloeistof in de tank
zich parallel met de rand van de
tank zelf bevindt.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "LOWER" referentie
overschrijdt.
Wanneer de vloeistof minstens de "LO-
WER" / "MIN" referentie niet bereikt:
Controleer de slijtage van de
rempastilles en van de schijf.
Wanneer de pastilles en/of de
schijf niet moeten vervangen
worden, voert men het bijvullen
uit.
126
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Braking system fluid top up
CAUTION
TO HAVE THE BRAKING SYSTEM
FLUID TOPPED-UP, PLEASE CON-
TACT AN Official aprilia Dealer. IF
YOU ARE SUITABLY AND EXPERI-
ENCED, FOLLOW THE INSTRUC-
TIONS IN THE WORKSHOP BOOK-
LET, WHICH IS AVAILABLE FROM
ANY DEALER.
Bijvullen van de remvloeistof
LET OP
VOOR HET BIJVULLEN VAN DE
VLOEISTOF IN DE REMINSTALLA-
TIES, MOET MEN ZICH WENDEN TOT
EEN OFFICIËLE aprilia DEALER, OF
WANNEER U EEN EXPERT EN GE-
KWALIFICEERD BENT, KUNNEN DE
AANDUIDINGEN IN DE HANDLEIDING
VAN DE GARAGE ALS REFERENTIE
GEBRUIKT WORDEN, DIE U KAN KO-
PEN BIJ EEN Officiële aprilia Dealer.
04_22
Battery removal (04_22,
04_23)
Open the helmet compartment.
Make sure that the ignition
switch is set to "OFF".
Undo and remove the two
screws fixing the battery cover
(1).
Remove the battery cover (2).
Unscrew and remove the screw
(3) of the negative terminal (-).
Move the negative lead (4)
aside.
Unscrew and remove the screw
(5) of the positive terminal (+).
Move the positive lead (6) aside.
Hold the battery (7) firmly and lift
it out of its compartment.
Verwijdering van de accu
(04_22, 04_23)
Open de helmruimte.
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie ''OFF''
bevindt.
Draai de twee bevestigingsbou-
ten van het deksel van de accu
(1) los, en verwijder ze.
Verwijder het accudeksel (2).
Draai de bout (3) los en verwij-
der ze van de negatieve klem
(-).
Verplaats de negatieve kabel (4)
zijdelings.
Draai de bout (5) los en verwij-
der ze van de positieve klem (+).
Verplaats de positieve kabel (6)
zijdelings.
127
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_23
Put the battery (7) away on a
level surface in a cool and dry
place.
CAUTION
UPON REFITTING, CONNECT THE
LEAD TO THE POSITIVE TERMINAL
(+) FIRST AND AFTERWARDS THE
LEAD TO THE NEGATIVE TERMINAL
(-).
CHECK THAT THE BATTERY LEADS
AND TERMINALS ARE:
- IN GOOD CONDITION (NOT CORRO-
DED OR COVERED BY DEPOSITS);
- COVERED BY NEUTRAL GREASE
OR PETROLEUM JELLY.
Grijp de accu (7) stevig vast, en
verwijder ze uit haar plaats door
ze op te heffen.
Plaats de accu (7) op een vlakke
ondergrond, in een koele en
droge plaats.
LET OP
BIJ DE HERMONTAGE VERBINDT
MEN EERST DE KABEL OP DE POSI-
TIEVE KLEM (+) EN DAARNA OP DE
NEGATIEVE KLEM (-).
CONTROLEER OF DE TERMINALS
VAN DE KABELS EN DE KLEMMEN
VAN DE ACCU:
- IN GOEDE CONDITIES VERKEREN
(EN GEEN CORROSIE VERTONEN OF
BEDEKT ZIJN MET AFZETTINGEN);
- BEDEKT ZIJN MET NEUTRAAL VET
OF VASELINE.
128
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_24
Use of a new battery (04_24,
04_25)
CHECK THAT THE BATTERY LEADS
AND TERMINALS ARE:
- IN GOOD CONDITION (NOT CORRO-
DED OR COVERED BY DEPOSITS);
- COVERED BY NEUTRAL GREASE
OR PETROLEUM JELLY.
CAUTION
UPON REFITTING, CONNECT THE
LEAD TO THE POSITIVE TERMINAL
(+) FIRST AND AFTERWARDS THE
LEAD TO THE NEGATIVE TERMINAL
(-).
Inwerkingstelling van een
nieuwe accu (04_24, 04_25)
CONTROLEER OF DE TERMINALS
VAN DE KABELS EN DE KLEMMEN
VAN DE ACCU:
- IN GOEDE CONDITIES VERKEREN
(EN GEEN CORROSIE VERTONEN OF
BEDEKT ZIJN MET AFZETTINGEN);
- BEDEKT ZIJN MET NEUTRAAL VET
OF VASELINE.
LET OP
BIJ DE HERMONTAGE VERBINDT
MEN EERST DE KABEL OP DE POSI-
TIEVE KLEM (+) EN DAARNA OP DE
NEGATIEVE KLEM (-).
04_25
If the helmet compartment was
closed, open it.
Place the battery (7) in its hous-
ing.
Fasten the positive cable (6) to
the positive terminal (+), tighten-
ing the screw (5).
Fasten the negative cable (4) to
the negative terminal (-), tight-
ening the screw (3).
Position the battery cover (2).
Tighten the two fixing screws (1)
for the battery cover.
Als de helmruimte gesloten is,
moet ze geopend worden.
Plaats de accu (7) op zijn plaats.
De positieve kabel (6) plaatsen
en vastmaken aan de positieve
klem (+) door de bout (5) vast te
draaien.
De negatieve kabel (4) plaatsen
en vastmaken aan de negatieve
klem (-) door de bout (3) vast te
draaien.
Plaats het accudeksel (2).
Sluit de twee bevestigingsbou-
ten (1) van het accudeksel.
129
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Close the helmet compartment.
Sluit de helmruimte.
Checking the electrolyte level
WARNING
THIS VEHICLE IS FITTED WITH A
MAINTENANCE-FREE BATTERY AND
DOES NOT NEED ANY INTERVEN-
TION, EXCEPT FOR SPORADIC
CHECKS AND RECHARGE.
Controle van het elektrolytpeil
WAARSCHUWING
DIT VOERTUIG IS UITGERUST MET
EEN ACCU VAN HET TYPE ZONDER
ONDERHOUD, EN ER MOET DUS
GEEN ENKELE HANDELING UITGE-
VOERD WORDEN, BEHALVE EEN
CONTROLE AF EN TOE EN EVENTU-
EEL OPLADEN.
Charging the battery
Remove the battery.
Get an adequate battery charg-
er.
Set the battery charger for the
recharge type indicated.
Connect the battery to the bat-
tery charger.
CAUTION
WHEN RECHARGING OR USING THE
BATTERY, BE CAREFUL TO HAVE
THE ROOM ADEQUATELY AIRED. DO
NOT BREATH GASES RELEASED
WHEN THE BATTERY IS RECHARG-
ING.
Opladen van de accu
Verwijder de accu.
Voorzie een geschikte accula-
der.
Voorzie de acculader voor het
aangegeven type van lading.
Verbindt de accu aan de accu-
lader.
LET OP
TIJDENS HET LADEN OF HET GE-
BRUIK, VOORZIET MEN HET LOKAAL
VAN EEN GESCHIKTE VENTILATIE
EN VERMIJDT MEN HET INADEMEN
VAN DE GASSEN DIE VRIJKOMEN
130
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TIJDENS HET OPLADEN VAN DE AC-
CU.
Switch on the battery charger.
Characteristic
RECHARGE MODES:
Recharge - Ordinary
Electric Current - 1.0 A
Time - 8-10 hours
Recharge - Fast
Electric Current - 10 A
Time - 0.5 hours
Schakel de acculader aan.
Technische kenmerken
MODALITEIT VAN OPLADEN
Opladen - Normaal
Elektrische stroom - 1,0 A
Duur - 8-10 uur
Lading - Snel
Elektrische stroom - 10 A
Duur - 0,5 uur
Long periods of inactivity
IF THE VEHICLE IS INACTIVE LON-
GER THAN TWENTY DAYS, DISCON-
NECT THE 30A AND 40A MAIN FUSES
TO AVOID BATTERY DETERIORA-
TION DUE TO CURRENT CONSUMP-
TION BY THE MULTIFUNCTION COM-
PUTER.
Länger stillegen
WANNEER HET VOERTUIG INACTIEF
BLIJFT VOOR LANGER DAN TWINTIG
DAGEN, MAAKT MEN DE ZEKERING
VAN 30 A EN 40 A LOS OM HET VER-
VAL VAN DE ACCU ALS GEVOLG VAN
STROOMVERBRUIK DOOR DE MUL-
TIFUNCTIONELE COMPUTER TE
VERMIJDEN.
131
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
REMOVING THE 30A FUSE RESETS
THESE FUNCTIONS: DIGITAL CLOCK,
TRIP INFORMATION AND CHRONOM-
ETER TIMES.
LET OP
WANNEER MEN DE ZEKERING VAN
30A VERWIJDERT, WORDEN DE
FUNCTIES OP NUL GESTELD: DIGI-
TALE KLOK, REISINFORMATIE EN
CHRONOMETINGEN.
If the vehicle is inactive longer than fifteen
days, it is necessary to recharge the bat-
tery to avoid sulphation.
Remove the battery.
In winter or when the vehicle is out of use
for prolonged periods, check charge level
frequently (about once a month) to pre-
vent deterioration.
Recharge it fully with an ordina-
ry charge.
If the battery is still on the vehicle, dis-
connect the cables from the terminals.
Wanneer het voertuig langer dan vijftien
dagen inactief blijft, moet men de accu
opladen om sulfatering te vermijden.
Verwijder de accu.
Tijdens de winter of wanneer het voertuig
stilstaat, controleert men periodiek de la-
ding (ongeveer eens per maand) om het
verval ervan te vermijden.
Laad ze volledig op door gebruik
te maken van een normale la-
ding.
Wanneer de accu op het voertuig blijft,
maakt men de kabels los van de klem-
men.
Fuses (04_26, 04_27, 04_28,
04_29, 04_30, 04_31)
Check fuses in case of failure or irregular
functioning of an electrical component or
engine starting failure.
First check the auxiliary fuses and then
the main 30 and 40A fuses.
Zekeringen (04_26, 04_27,
04_28, 04_29, 04_30, 04_31)
Wanneer men het niet of onregelmatig
werken van een elektrisch onderdeel of
het niet starten van de motor opmerkt,
moet men de zekeringen controleren.
132
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
DO NOT REPAIR FAULTY FUSES.
NEVER USE FUSES OTHER THAN
THE ONES SPECIFIED.
A SHORT CIRCUIT MAY DAMAGE THE
ELECTRICAL SYSTEM OR EVEN
CAUSE A FIRE.
CAUTION
A FUSE THAT BLOWS FREQUENTLY
MAY INDICATE A SHORT CIRCUIT OR
OVERLOAD. IF THIS OCCURS, CON-
SULT AN aprilia Official Dealer.
Controleer eerst de secundaire zekerin-
gen en vervolgens de hoofdzekeringen
van 30 en 40 A.
LET OP
HERSTEL GEEN DEFECTE ZEKERIN-
GEN.
GEBRUIK NOOIT ANDERE ZEKERIN-
GEN DAN DE GESPECIFICEERDE.
MEN ZOU SCHADE KUNNEN VER-
OORZAKEN AAN HET ELEKTRISCH
SYSTEEM, OF ZELFS BRAND IN GE-
VAL VAN KORSTSLUITING.
LET OP
WANNEER EEN ZEKERING FRE-
QUENT WORDT BESCHADIGD, IS ER
WAARSCHIJNLIJK EEN KORTSLUI-
TING OF EEN OVERBELASTING. IN
DIT GEVAL RAADPLEEGT MEN EEN
Officiële aprilia Dealer.
133
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_26
04_27
04_28
To check:
Set the ignition switch to "OFF"
to avoid an accidental short cir-
cuit.
Open the helmet compartment.
Undo and remove the two
screws fixing the battery cover
(2).
Remove the battery cover (1).
Open the cover of the auxiliary
fuse box (3).
Take out one fuse at a time and
check whether the filament (4) is
broken.
Before replacing the fuse, find
and solve, whenever possible,
the problem that caused it to
blow.
If the fuse is damaged, replace
it with one of the same amper-
age.
To check the main fuses, carry
out the same operations descri-
bed above for auxiliary fuses.
NOTE
IF THE SPARE FUSE IS USED, RE-
PLACE IT WITH ONE OF THE SAME
TYPE IN THE CORRESPONDING FIT-
TING.
CAUTION
REMOVING THE 30A FUSE RESETS
THESE FUNCTIONS: DIGITAL CLOCK,
TRIP INFORMATION AND CHRONOM-
ETER TIMES.
Voor de controle:
Plaats de ontstekingsschake-
laar op "OFF" om een toevallige
kortsluiting te vermijden.
Open de helmruimte.
Draai de twee bevestigingsbou-
ten van het deksel van de accu
(2) los, en verwijder ze.
Verwijder het accudeksel (1).
Open het dekseltje van de doos
(3) van de secundaire zekerin-
gen.
Verwijder de zekeringen één
voor één, en controleer of de
draad (4) onderbroken is.
Vooraleer men de zekering ver-
vangt, zoekt men indien moge-
lijk de oorzaak van het pro-
bleem.
Vervang de zekering indien be-
schadigd, met een andere met
dezelfde elektrische stroom-
sterkte.
Voer ook voor de hoofdzekerin-
gen de handelingen uit die eer-
der werden beschreven voor de
secundaire zekeringen.
N.B.
WANNEER MEN EEN RESERVEZEKE-
RING GEBRUIKT, PLAATST MEN EEN
GELIJKE IN DE SPECIALE ZITTING.
LET OP
WANNEER MEN DE ZEKERING VAN
30A VERWIJDERT, WORDEN DE
FUNCTIES OP NUL GESTELD: DIGI-
134
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TALE KLOK, REISINFORMATIE EN
CHRONOMETINGEN.
04_29
04_30
AUXILIARY FUSES
A - Tail lights, Stop lights, License place
light, Horn, Electric lock, Instrument pan-
el power supply, Transmission ECU pow-
er supply, Resistance module (15A).
B - Low-/high-beam lights, Heated hand
grips (OPT) (15 A).
C - Fuel pump, Coils, Injectors, Electric
fan, Lambda probe, Start-up control relay
(20A).
D - Injection load relay, Electric fan relay,
Injection control unit power supply, En-
gine Stop (10A).
E - Injection control unit permanent pow-
er supply (3A).
F - Plug socket (15A).
G - Spare fuses (10 - 15 - 20A).
MAIN FUSES
H - Instrument panel, Turn indicators,
Glove-box light, Injection main relay
(30A).
E - Transmission ECU permanent power
supply (40A).
SECUNDAIRE ZEKERINGEN
A - Positielichten, Stoplichten, Nummer-
plaatlicht, Claxon, Elektroslot, Voeding
van het dashboard, Voeding van de cen-
trale van de versnellingsbak, Weer-
standsmodule (15 A).
B - Dimlichten/grote lichten, Verwarmde
handvaten (OPT) (15 A).
C - Benzinepomp, Bobines, Injectoren,
Elektroschroef, Lambdasonde, Relais
van het startcommando (20 A).
D - Ladingen van het relais van de injec-
tie, Relais van de elektroschroef, Voe-
ding van de injectiecentrale, Engine Stop
(10 A).
E - Permanente voeding van de injectie-
centrale (3 A).
F - Stopcontact (15 A).
G - Reservezekeringen (10 - 15 - 20 A).
HOOFDZEKERINGEN
H - Dashboard, Richtingaanwijzers, Licht
van de koffer, Hoofdrelais van de injectie
(30 A).
I - Permanente voeding van de centrale
van de versnellingsbak (40 A).
135
4 Maintenance / 4 Onderhoud
THE 30A SPARE FUSE IS IN THE
TOOLKIT BOX.
DE RESERVEZEKERING VAN 30 A BE-
VINDT ZICH IN DE GEREEDSCHAPS-
TAS.
04_31
ABS FUSE
The ABS fuse is placed inside the helmet
compartment.
J - ABS fuse (20 A)
ZEKERING ABS
De zekering van het ABS bevindt zich in-
tern de helmruimte.
J - Zekering ABS (20 A)
04_32
Lamps (04_32, 04_33, 04_34,
04_35, 04_36)
CAUTION
BEFORE REPLACING A BULB, TURN
THE IGNITION SWITCH TO «KEY OFF»
AND WAIT A FEW MINUTES FOR THE
BULB TO COOL OFF.
WEAR CLEAN GLOVES OR USE A
CLEAN DRY CLOTH TO REPLACE
THE BULB.
DO NOT LEAVE PRINTS ON THE
BULB AS THIS MAY CAUSE IT TO
Lampjes (04_32, 04_33, 04_34,
04_35, 04_36)
LET OP
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, PLAATST MEN DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR IN POSITIE
«OFF», EN WACHT MEN ENKELE MI-
NUTEN ZODAT DEZE KAN AFKOE-
LEN.
WANNEER MEN HET LAMPJE VER-
VANGT, DRAAGT MEN REINE HAND-
SCHOENEN OF GEBRUIKT MEN EEN
REIN EN DROOG DOEK.
136
4 Maintenance / 4 Onderhoud
OVERHEAT OR EVEN BLOW OUT. IF
YOU TOUCH THE BULB WITHOUT
WEARING GLOVES, CLEAN OFF
PRINTS WITH ALCOHOL TO AVOID
DAMAGING THE BULB.
DO NOT FORCE ELECTRICAL CA-
BLES.
LAAD GEEN AFDRUKKEN ACHTER
OP HET LAMPJE, OMDAT HET KAN
OVERVERHITTEN EN DUS STUK KAN
GAAN. WANNEER MEN HET LAMPJE
MET DE BLOTE HANDEN AANRAAKT,
REINIGT MEN DE EVENTUELE AF-
DRUKKEN MET ALCOHOL, OM TE
VERMIJDEN DAT HET WORDT BE-
SCHADIGD.
FORCEER DE ELEKTRISCHE KA-
BELS NIET.
BULB LAYOUT
In the front headlight there are:
one low-beam light bulb (6)
one high-beam light bulb (5)
one tail light bulb (2)
PLAATS VAN DE LAMPJES
In het voorlicht vindt men:
een lampje (6) van het dimlicht
een lampje (5) van het groot licht
een lampje (2) van het positie-
licht
04_33
HIGH/LOW-BEAM BULB REPLACE-
MENT
Remove the windscreen.
Remove the control panel.
VERVANGING VAN DE LAMPJES VAN
HET GROOT LICHT/DIMLICHT
Verwijder het windscherm.
Verwijder het dashboard.
137
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_34
LOW-BEAM LIGHT BULB
Release the top of the cover (4).
Hold the bulb holder, turn and
remove it.
Pull the bulb out of the bulb hold-
er.
Install a bulb of the same type
adequately.
LAMPJE VAN HET DIMLICHT
Koppel het dekseltje (4) boven
los.
Neem de lamphouder vast,
draai hem en verwijder hem.
Verwijder het lampje uit de
lamphouder.
Installeer op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
04_35
HIGH-BEAM LIGHT BULB
Release the bottom of the cover
(4).
Hold the bulb holder, turn and
remove it.
Pull the bulb out of the bulb hold-
er.
Install a bulb of the same type
adequately.
LAMPJE VAN HET GROOT LICHT
Koppel het dekseltje (4) onder-
aan los.
Neem de lamphouder vast,
draai hem en verwijder hem.
Verwijder het lampje uit de
lamphouder.
Installeer op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
CAUTION
INSERT THE BULB IN THE BULB
HOLDER AND PLACE IT IN ITS SEAT,
MAKING SURE THE REFERENCE FIT-
TINGS MATCH.
LET OP
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMP-
HOUDER EN PLAATS HET IN DE ZIT
DOOR DE DAARVOOR BESTEMDE
PLAATSINGSZITTEN TE DOEN OVER-
EENKOMEN.
138
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_36
TAIL LIGHT BULBS
Hold the position light bulb hold-
er from the specific hole on the
lower side of the shield, pull it
out from its seat.
Remove the tail light bulb (2)
and replace it with another of the
same type.
Check the proper insertion of
the bulb in the bulb holder.
CAUTION
CAREFULLY REMOVE THE POSITION
LIGHT BULB HOLDER WITHOUT
PULLING ON THE ELECTRIC WIRES.
LAMPJES VAN HET POSITIELICHT
Neem de lamphouder van het
positielicht vast uit het daarvoor
bestemde gat onderaan de be-
schermingsplaat, trek er aan en
verwijder hem uit de zit.
Verwijder het positielampje (2)
en vervang het met één van het-
zelfde type.
Controleer de correcte plaatsing
van het lampje in de lamphou-
der.
LET OP
VERWIJDER VOORZICHTIG DE
LAMPHOUDER VAN HET POSITIE-
LICHT, EN TREK NIET AAN DE
STROOMDRADEN.
04_37
Headlight adjustment (04_37,
04_38)
NOTE
IN COMPLIANCE WITH LOCAL LEGIS-
LATION, SPECIFIC PROCEDURES
MUST BE FOLLOWED WHEN ALIGN-
ING THE LIGHTS.
Afstellen van de koplamp
(04_37, 04_38)
N.B.
OP BASIS VAN WAT WORDT VOOR-
GESCHREVEN DOOR DE VAN
KRACHT ZIJNDE WETGEVING IN HET
LAND VAN GEBRUIK VAN HET VOER-
TUIG, MOETEN ER VOOR DE CON-
TROLE VAN DE RICHTING VAN DE
LICHTBUNDEL SPECIFIEKE PROCE-
DURES AANGENOMEN WORDEN.
139
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_38
EU: For a quick check of the correct di-
rection of the front light beam, place the
vehicle ten metres from a vertical wall
and make sure the ground is level. Turn
on the low-beam light, sit on the vehicle
and check that the light beam projected
to the wall is a little below the headlight
horizontal straight line (about 9/10 of the
total height).
In order to carry out vertical adjust-
ment of the light beam:
Rest the vehicle on its stand.
Working from the left rear side of
the front headlight, use a short
crosshead screwdriver on the
specific screw (1). SCREW it
(clockwise) to raise the light
beams; UNDO the screw (anti-
clockwise) to lower the light
beam.
NOTE
CHECK THAT THE LIGHT BEAM VER-
TICAL DIRECTION IS CORRECT.
EU: Voor een snelle controle van de cor-
recte richting van de lichtbundel vooraan,
plaats men het voertuig op tien meter af-
stand van een verticale wand, en contro-
leert men of het terrein vlak is. Ontsteek
het dimlicht, ga op het voertuig zitten en
controleer of de lichtbundel die op de
wand wordt geprojecteerd zich iets onder
de horizontale lijn van de koplamp be-
vindt (ongeveer 9/10 van de totale hoog-
te).
Voor het uitvoeren van de verticale re-
geling van de lichtbundel:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Handel vanaf de achterkant
links van het voorlicht met een
korte kruisschroevendraaier op
de daarvoor bestemde bout (1).
Door haar VAST TE DRAAIEN
(in wijzerzin) wordt de lichtbun-
del verhoogd; Door haar LOS
TE DRAAIEN (in tegenwijzers-
zin) wordt de lichtbundel ver-
laagd.
N.B.
CONTROLEER DE CORRECTE VERTI-
CALE RICHTING VAN DE LICHTBUN-
DEL.
140
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_39
Front direction indicators
(04_39)
Rest the vehicle on its stand.
Loosen and remove the screw
(1).
Remove the glass (2).
Press the bulb (3) slightly and
turn it anticlockwise.
Pull the bulb (3) out of its fitting.
Insert a bulb of the same type
adequately.
WARNING
IF THE PARABOLE (4) STICKS OUT
OF ITS FITTING, INSERT IT AGAIN
PROPERLY.
Richtingaanwijzers voor
(04_39)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los (1) en verwij-
der ze.
Verwijder de lens (2).
Druk gematigd op het lampje
(3), en draai het in tegenwijzer-
zin.
Verwijder het lampje (3) uit de
zit.
Plaats op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
WAARSCHUWING
WANNEER DE PARABOOL (4) UIT
HAAR ZITTING KOMT, MOET ZE
WEER CORRECT GEPLAATST WOR-
DEN.
Rear optical unit
This vehicle has a LED rear headlamp;
have it replaced at an official aprilia
Dealer.
Lampenset achter
De motor is uitgerust met een LED ach-
terlicht, dus voor de vervanging wordt
aangeraden om zich te wenden tot een
Officiële aprilia Dealer
141
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_40
Rear turn indicators (04_40)
Rest the vehicle on its stand.
Loosen and remove the screw
(1).
Remove the glass (2).
Press the bulb (3) slightly and
turn it anticlockwise.
Pull the bulb (3) out of its fitting.
Insert a bulb of the same type
adequately.
WARNING
IF THE PARABOLE (4) STICKS OUT
OF ITS FITTING, INSERT IT AGAIN
PROPERLY.
Richtingaanwijzers achter
(04_40)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los (1) en verwij-
der ze.
Verwijder de lens (2).
Druk gematigd op het lampje
(3), en draai het in tegenwijzer-
zin.
Verwijder het lampje (3) uit de
zit.
Plaats op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
WAARSCHUWING
WANNEER DE PARABOOL (4) UIT
HAAR ZITTING KOMT, MOET ZE
WEER CORRECT GEPLAATST WOR-
DEN.
04_41
Number plate light (04_41,
04_42)
Rest the vehicle on its stand.
Unscrew and remove the fixing
screw (1) and collect the nut.
Kentekenverlichting (04_41,
04_42)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de onderste bevestigings-
bout (1) los, en recupereer de
moer.
142
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_42
Take out the glass of the license
plate light (2).
Remove the bulb (3) and re-
place it with another of the same
type.
Verwijder de lens van het num-
merplaatlicht (2).
Verwijder het lampje (3) en ver-
vang het met één van hetzelfde
type.
04_43
04_44
Rear-view mirrors (04_43,
04_44)
Rest the vehicle on its centre
stand on safe and level ground.
Lift the protection casing (1).
HOLD THE REAR-VIEW MIRROR (4)
TO AVOID DROPPING IT BY ACCI-
DENT.
Achteruitkijkspiegels (04_43,
04_44)
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard op een stevig en
vlak terrein.
Verwijder de beschermingskap
(1).
ONDERSTEUN DE ACHTERUITKIJK-
SPIEGEL (4) ZODAT HET NIET TOE-
VALLIG KAN VALLEN.
143
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Keep the screw (2) blocked and
completely unscrew the nut (3).
HANDLE THE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, TAKE
CARE NOT SCRATCH OR DAMAGE
THEM.
Houd de bout (2) geblokkeerd,
en los de moer (3) volledig.
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
Remove the rear-view mirror
(4).
CAUTION
REPEAT THE PROCEDURE TO RE-
MOVE THE OTHER MIRROR.
AFTER REFITTING, ADJUST THE
REAR-VIEW MIRRORS CORRECTLY
AND TIGHTEN THE NUTS IN ORDER
TO ENSURE STABILITY.
Verwijder het achteruitkijkspie-
geltje (4).
LET OP
HERHAAL DEZE HANDELINGEN
VOOR DE VERWIJDERING VAN HET
ANDERE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJE.
NA DE HERMONTAGE STELT MEN DE
ACHTERUITKIJKSPIEGELTJES COR-
RECT AF, EN SLUIT MEN DE MOEREN
ZODANIG DAT DE STABILITEIT
WORDT VERZEKERD.
After refitting:
Adjust the rear-view mirror an-
gle correctly.
Na de hermontage:
Regel de inclinatie van de ach-
teruitkijkspiegeltjes op correcte
wijze.
144
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_45
Front and rear disc brake
(04_45, 04_46, 04_47)
CAUTION
CHECK BRAKE PADS FOR WEAR
MAINLY BEFORE EACH RIDE.
Schijfrem voor en achter
(04_45, 04_46, 04_47)
LET OP
CONTROLEER DE SLIJTAGE VAN DE
REMPASTILLES VOORAL VÓÓR
ELKE REIS.
04_46
To carry out a quick pad wear check:
Rest the vehicle on its stand.
Carry out a visual inspection of
brake disc and pads as follows:
- look from the back, for the front brake
callipers (1);
- on the right side of the vehicle, look from
above downwards, for the rear brake cal-
liper (2).
CAUTION
EXCESSIVE WEAR OF THE FRICTION
MATERIAL MAKES THE PAD METAL
SUPPORT GET INTO CONTACT WITH
THE DISC, WHICH RESULTS IN A
METALLIC NOISE AND SPARKS IN
THE CALLIPER; THEREFORE, BRAK-
ING EFFICIENCY AND DISC SAFETY
AND INTEGRITY ARE AT RISK.
Voor het uitvoeren van een snelle con-
trole van de slijtage van de pastilles:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Voer een visuele controle uit
tussen de schijf en de pastilles,
door te handelen als volgt:
- achteraan voor de tangen van de voor-
rem (1);
- op de rechter kant van de motor, van
boven naar onder voor de tang van de
achterrem (2).
LET OP
EEN VERDER VERBRUIK VAN HET
WRIJVINGSMATERIAAL KAN HET
CONTACT VEROORZAKEN MET DE
METALEN STEUN VAN DE PASTIL-
LES MET DE SCHIJF, MET ALS GE-
VOLG LAWAAI VAN METAAL EN DE
TANG DIE VONKEN MAAKT; DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
145
4 Maintenance / 4 Onderhoud
MEN, DE VEILIGHEID EN DE INTEGRI-
TEIT VAN DE SCHIJF WORDEN OP
DEZE MANIER GESCHAAD.
04_47
If the friction material thickness (even of
one front or rear pad) is reduced to a val-
ue of about 1.5 mm (0.06 in) (or even if
one of the wear indicators is not very visi-
ble), contact an Official aprilia Dealer to
have all the calliper pads replaced.
Wanneer de dikte van het wrijvingsmate-
riaal (ook slechts van de pastille vooraan
of achteraan) verminderd is tot een waar-
de van ongeveer 1,5 mm (0.06 in) (of
wanneer ook slechts één van de slijtage-
indicators zichtbaar is), laat men alle pas-
tilles van de remtangen vervangen, door
zich te wenden tot een Officiële aprilia
Dealer.
Periods of inactivity (04_48) Stilstand van het voertuig
(04_48)
04_48
A number of precautions are necessary
to keep the vehicle in good condition dur-
ing prolonged periods out of use. Also,
carry out general maintenance and
checks before garaging the vehicle as
one can forget to do so afterwards.
Proceed as follows:
Remove the battery.
Wash and dry the vehicle.
Polish the painted surfaces.
Inflate the tyres.
Store the scooter in an unhea-
ted, dry location, out of direct
Men moet enkele voorzorgsmaatregelen
treffen om de effecten van het niet ge-
bruiken van het voertuig tegen te gaan.
Bovendien moet men de herstellingen en
de algemene controle vóór het opbergen
uitvoeren, anders kan men vergeten om
dit vervolgens uit te voeren.
Handel als volgt:
Verwijder de accu.
Was en droog het voertuig.
Breng was aan op de gelakte
oppervlakken.
146
4 Maintenance / 4 Onderhoud
sunlight and with minimal tem-
perature variations.
Wrap and tie a plastic bag
around the muffler exhaust end
to keep moisture out.
NOTE
PLACE A SUITABLE SUPPORT UN-
DER THE VEHICLE TO KEEP BOTH
WHEELS OFF THE GROUND.
Blaas de banden op.
Plaats het voertuig in een niet
verwarmd lokaal, zonder voch-
tigheid, beschermd tegen zon-
nestralen, en waar temperatuur-
verschillen miniem zijn.
Plaats een plastic zakje op de
uitlaat en bind dit vast, zodat er
geen vochtigheid in kan komen.
N.B.
PLAATS HET VOERTUIG ZODANIG
DAT BEIDE BANDEN VAN DE GROND
ZIJN, DOOR GEBRUIK TE MAKEN
VAN EEN DAARVOOR BESTEMDE
STEUN.
Place the vehicle on its front (op-
tional) and rear (optional) serv-
ice stands.
Cover the vehicle. Do not use
plastic or waterproof materials.
Plaats het voertuig op de speci-
ale voorste standaard (optio-
neel) en op de achterste stan-
daard (optioneel).
Bedek het voertuig, maar ge-
bruik geen plastic of ondoor-
dringbaar materiaal.
After storage
NOTE
TAKE THE PLASTIC BAGS OFF THE
EXHAUST PIPE OPENING.
NA HET OPBERGEN
N.B.
VERWIJDER DE PLASTIC ZAKJES
VAN DE UITEINDEN VAN DE UITLAAT.
Uncover and clean the scooter.
Verwijder de bedekking en rei-
nig het voertuig.
147
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Check battery charge and in-
stall.
Refill the fuel tank.
Carry out the pre-ride checks.
CAUTION
TEST RIDE THE VEHICLE AT MODER-
ATE SPEED FOR A FEW KILOMETRES
IN AN AREA AWAY FROM TRAFFIC.
Controleer de staat van lading
van de accu, en installeer ze.
Tank brandstof.
Voer de voorbereidende contro-
les uit.
LET OP
VOER EEN TESTRONDE VAN ENKE-
LE KILOMETERS UIT AAN EEN GE-
MATIGDE SNELHEID IN EEN VER-
KEERSVRIJE ZONE.
04_49
Cleaning the vehicle (04_49,
04_50, 04_51)
Clean the vehicle frequently if ex-
posed to adverse conditions, such as:
Air pollution (cities and industrial
areas).
Salinity and humidity in the at-
mosphere (seashore areas, hot
and wet weather).
Special environmental/season-
al conditions (use of salt, anti-
icing chemical products on the
roads in winter).
Always clean off any smog and
pollution residue, tar stains, in-
sects, bird droppings, etc. from
the bodywork.
Avoid parking the vehicle under
trees. During some seasons,
Reinigen van het voertuig
(04_49, 04_50, 04_51)
Reinig het voertuig regelmatig wan-
neer het wordt gebruikt in de volgende
zones of condities:
Atmosferische vervuiling (stad
en industriële zones).
Zoutgehalte en vochtigheid uit
de atmosfeer (zeegebieden,
warm en vochtig klimaat).
Speciale milieu/seizoenscondi-
ties (het gebruik van zout, che-
mische anti-ijsproducten op we-
gen in de winterperiode).
Vermijd vooral dat er op de car-
rosserie afzettingen achterblij-
ven, resten van industriële en
vervuilende stoffen, teervlek-
ken, dode insecten, uitwerpse-
len van vogels, enz.
148
4 Maintenance / 4 Onderhoud
resins, fruits or leaves contain-
ing aggressive chemical sub-
stances that may damage the
paintwork may fall from trees.
CAUTION
BEFORE WASHING THE VEHICLE,
COVER THE ENGINE AIR INTAKES
AND THE EXHAUST PIPES.
CAUTION
AFTER CLEANING YOUR VEHICLE,
BRAKING POWER MAY BE TEMPO-
RARILY DIMINISHED DUE TO WATER
ON THE FRICTION SURFACES OF
THE BRAKING SYSTEM. ALLOW LON-
GER BRAKING DISTANCES TO PRE-
VENT ACCIDENTS. BRAKE REPEAT-
EDLY TO RESTORE NORMAL OPER-
ATION. CARRY OUT THE PRE-RIDE
CHECKS.
Parkeer het voertuig niet onder
bomen. In sommige seizoenen
kan er uit de bomen hars, fruit of
bladeren vallen die chemische
stoffen bevatten die schadelijk
zijn voor de lak.
LET OP
VOORALEER MEN HET VOERTUIG
WAST, DICHT MEN DE INLATEN VAN
DE AANZUIGLUCHT VAN DE MOTOR
EN DE UITLAATOPENINGEN VAN DE
UITLAAT.
LET OP
NADAT MEN HET VOERTUIG HEEFT
GEWASSEN, KAN DE REMDOEL-
TREFFENDHEID TIJDELIJK MINDER
ZIJN DOOR DE AANWEZIGHEID VAN
WATER OP DE WRIJVINGSOPPER-
VLAKKEN VAN DE REMINSTALLATIE.
VOORZIE EEN LANGE REMAFSTAND
OM ONGELUKKEN TE VERMIJDEN.
ACTIVEER HERHAALDELIJK DE
REMMEN, OM DE NORMALE REM-
CONDITIES TE HERSTELLEN. VOER
DE VOORBEREIDENDE CONTROLES
UIT.
149
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_50
04_51
To clean off dirt and mud deposited from
painted surfaces, soften caked dirt with a
low-pressure water jet. Sponge off using
a car body sponge soaked in a car body
shampoo and water solution (2 ÷ 4%
parts of shampoo in water). Then rinse
with plenty of water, and dry with a cha-
mois leather. To clean the engine outer
parts, use degreasing detergent, brushes
and old cloths. Anodised or painted alu-
minium parts such as forks, rims, frame,
footrests etc. should be washed using
water and mild soap. Using aggressive
detergents may damage the surface
treatment of these components.
TO CLEAN THE HEADLIGHTS USE A
SPONGE SOAKED IN WATER AND
MILD DETERGENT, RUBBING THE
SURFACE GENTLY AND RINSING
FREQUENTLY WITH PLENTY OF WA-
TER. REMEMBER TO CLEAN THE VE-
HICLE CAREFULLY BEFORE APPLY-
ING SILICON WAX POLISH. DO NOT
POLISH MATT-PAINTED SURFACES
WITH POLISHING PASTE. THE VEHI-
CLE SHOULD NEVER BE WASHED IN
DIRECT SUNLIGHT, ESPECIALLY
DURING SUMMER, OR WITH THE
BODYWORK STILL HOT AS THE CAR
SHAMPOO CAN DAMAGE THE PAINT-
WORK IF IT DRIES BEFORE BEING
RINSED OFF.
Om het vuil en de modder te verwijderen
die zich hebben afgezet op de gelakte
oppervlakken, moet men een waterstraal
onder lage druk gebruiken, de vuile delen
zorgvuldig nat maken, en de modder en
het vuil verwijderen met een zachte
spons voor carrosseries die doordrenkt is
in veel water en shampoo (2 ÷ 4% delen
shampoo in water). Spoel vervolgens
overvloedig met water en droog af met
een zeemvel. Om de externe delen van
de motor te reinigen, gebruikt men een
ontvettend reinigingsmiddel, kwasten en
doeken. De delen in elektrolytisch geoxi-
deerd of gelakt aluminium, zoals de vor-
ken, de velgen, het frame, de voeten-
steunen enz., moeten gewassen worden
met neutrale zeep en water. Het gebruik
van te agressieve reinigingsmiddelen
kan de oppervlaktebehandeling van deze
onderdelen aantasten.
VOOR DE REINIGING VAN DE LICH-
TEN GEBRUIKT MEN EEN SPONS DIE
WERD ONDERGEDOMPELD IN WA-
TER EN EEN NEUTRAAL REINIGINGS-
MIDDEL, WRIJFT MEN ZACHTJES OP
DE OPPERVLAKKEN EN SPOELT
MEN FREQUENT MET VEEL WATER.
MEN HERINNERT DAT HET OPPOET-
SEN MET SILICONENWAS UITGE-
VOERD MOET WORDEN NADAT MEN
HET VOERTUIG ZORGVULDIG HEEFT
GEWASSEN. POETS MATTE LAKKEN
NIET OP MET SCHURENDE PASTA'S.
150
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
DO NOT USE WATER (OR LIQUIDS)
AT TEMPERATURES OVER 40°C (104°
F) WHEN CLEANING THE VEHICLE
PLASTIC PARTS. DO NOT AIM HIGH
PRESSURE AIR/WATER JETS OR
STEAM JETS DIRECTLY TO THE FOL-
LOWING PARTS: WHEEL HUBS, CON-
TROLS ON THE RIGHT AND LEFT
SIDE OF THE HANDLEBAR, BEAR-
INGS, BRAKE PUMPS, INSTRUMENTS
AND GAUGES, EXHAUST SILENCER,
IGNITION SWITCH/STEERING LOCK.
DO NOT USE ALCOHOL OR SOL-
VENTS TO CLEAN ANY RUBBER OR
PLASTIC SADDLE COMPONENTS:
USE WATER AND MILD SOAP.
CAUTION
DO NOT USE SOLVENTS OR PETROL
BY-PRODUCTS (ACETONE, TRI-
CHLOROETHYLENE, TURPENTINE,
PETROL, THINNERS) TO CLEAN THE
SADDLE. USE INSTEAD DETER-
GENTS WITH SURFACE ACTIVE
AGENTS NOT EXCEEDING 5% (NEU-
TRAL SOAP, DEGREASING DETER-
GENTS OR ALCOHOL).
DRY THE SADDLE WELL AFTER
CLEANING.
HET WASSEN MAG NOOIT WORDEN
UITGEVOERD IN DE ZON, VOORAL
NIET IN DE ZOMER WANNEER DE
CARROSSERIE NOG WARM IS, OM-
DAT DE SHAMPOO DIE VÓÓR HET
SPOELEN OPDROOGT DE LAK KAN
BESCHADIGEN.
LET OP
GEBRUIK GEEN WATER (OF VLOEI-
STOFFEN) MET EEN TEMPERATUUR
HOGER DAN 40°C (104°C) VOOR DE
REINIGING VAN DE PLASTIC DELEN
VAN HET VOERTUIG. RICHT DE WA-
TERSTRALEN OF PERSLUCHT OF
DAMP NIET OP DE VOLGENDE DE-
LEN: DE NAVEN VAN DE WIELEN, DE
COMMANDO'S OP DE RECHTER EN
LINKER KANT VAN HET STUUR, DE
KUSSENTJES, DE REMPOMPEN, DE
INSTRUMENTEN EN DE INDICATO-
REN, DE UITLAAT VAN DE KNALDEM-
PER, DE ONTSTEKINGSSCHAKE-
LAAR / STUURSLOT. VOOR DE
REINIGING VAN DE RUBBEREN EN
PLASTIC DELEN EN VAN HET ZADEL
MAG MEN GEEN ALCOHOL OF OP-
LOSMIDDELEN GEBRUIKEN; GE-
BRUIK DAARENTEGEN WATER EN
NEUTRALE ZEEP.
151
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
DO NOT APPLY PROTECTIVE WAX
ON THE SADDLE AS IT MAY BECOME
SLIPPERY.
LET OP
VOOR DE REINIGING VAN HET ZADEL
MAG MEN GEEN OPLOSMIDDELEN
OF PETROLEUMDERIVATEN GE-
BRUIKEN (ACETON, TRICHLOORE-
THYLEEN, TERPENTIJN, BENZINE,
OPLOSMIDDELEN). MEN MAG REINI-
GINGSMIDDELEN GEBRUIKEN DIE
MAXIMUM 5% CAPILLAIR ACTIEVE
DELEN BEVATTEN (NEUTRALE
ZEEP, ONTVETTENDE REINIGINGS-
MIDDELEN OF ALCOHOL).
DROOG HET ZADEL ZORGVULDIG
NA DE REINIGING.
LET OP
BRENG OP HET ZADEL GEEN BE-
SCHERMENDE WAS AAN OM TE VER-
MIJDEN DAT HET GAAT SCHUIVEN.
04_52
Transport (04_52)
Before transporting the vehicle, empty
the fuel tank well and make sure it is per-
fectly dry.
During transport, the vehicle must be well
anchored and upright, and first gear must
be engaged to avoid fuel and oil leaks.
Vervoer (04_52)
Vooraleer men het voertuig vervoert,
moet men de brandstoftank zorgvuldig
ledigen, en controleren of deze goed
droog is.
Tijdens de verplaatsing moet het voertuig
in verticale positie blijven, goed veran-
kerd zijn en in de eerste versnelling ge-
plaatst worden, om eventuele lekken van
brandstof en olie te vermijden.
152
4 Maintenance / 4 Onderhoud
IN CASE OF FAILURE, DO NOT HAVE
THE VEHICLE TOWED. ASK FOR
ROAD ASSISTANCE SERVICE.
IN GEVAL VAN EEN DEFECT MAG
MEN HET VOERTUIG NIET SLEPEN,
MAAR MOET MEN EEN HULPDIENST
CONTACTEREN.
04_53
Chain backlash check (04_53)
To check the clearance:
Stop the engine.
Rest the vehicle on its stand.
Check that the vertical oscilla-
tion at a point between the pin-
ion and the crown on the lower
branch of the chain is approx. 28
- 30 mm (1.10 - 1.18 in).
Move the vehicle forward so as
to check the chain vertical oscil-
lation in other positions too.
backlash should remain con-
stant during all wheel rotation
phases.
Adjust backlash if it is uniform but higher
or lower than 28 - 30 mm (1.10 - 1.18
in).
CAUTION
IF CLEARANCE IS GREATER AT
SOME POSITIONS, THIS MEANS
THAT SOME CHAIN LINKS ARE FLAT-
TENED OR JAMMED.
Controle van de speling van de
ketting (04_53)
Voor de controle van de speling:
Leg de motor stil.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Controleer of de verticale
schommeling, in een punt tus-
sen het rondsel en de kroon in
de onderste vertakking van de
ketting, minstens 28 - 30 mm
(1.18 - 1.10 in) bedraagt.
Verplaats het voertuig vooruit,
zodat de verticale schommeling
van de ketting ook in andere po-
sities kan gecontroleerd wor-
den; de speling moet in alle
fasen van de rotatie van het wiel
constant blijven.
Wanneer de speling uniform is, maar
meer of minder dan 28 - 30 mm (1.18 -
1.10 in) bedraagt, voert men de regeling
uit.
LET OP
ALS IN BEPAALDE POSITIES EEN
GROTERE SPELING AANWEZIG IS,
153
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TO AVOID RISK OF SEIZURE, LUBRI-
CATE THE CHAIN ON A REGULAR
BASIS.
ZIJN ER VERPLETTERDE OF VAST-
GELOPEN SCHAKELS AANWEZIG.
OM TE VOORKOMEN DAT DE SCHA-
KELS KUNNEN AFSLAAN, SMEERT
MEN REGELMATIG DE KETTING.
Chain backlash adjustment
CAUTION
TO ADJUST THE CHAIN BACKLASH,
PLEASE CONTACT AN Official aprilia
Dealer. IF YOU ARE ADEQUATELY
TRAINED AND EXPERIENCED, RE-
FER TO THE INSTRUCTIONS IN THIS
WORKSHOP BOOKLET AVAILABLE
ALSO AT ANY DEALER.
Regeling van de speling van
de ketting
LET OP
VOOR DE REGELING VAN DE SPE-
LING VAN DE KETTING, MOET MEN
ZICH WENDEN TOT EEN Officiële apri-
lia Dealer, OF WANNEER U EEN EX-
PERT EN GEKWALIFICEERD BENT,
KUNNEN DE AANDUIDINGEN IN DE
HANDLEIDING VAN DE GARAGE ALS
REFERENTIE GEBRUIKT WORDEN,
DIE U KAN KOPEN BIJ EEN Officiële
aprilia Dealer.
Checking wear of chain, front
and rear sprockets
Also check the following parts and make
sure that the chain, pinion and crown do
not have:
Damaged rollers.
Loosened pins.
Dry, rusty, flattened or jammed
chain links.
Excessive wear.
Controle van het gebruik van
de ketting, het tandrad en
kroon
Controleer bovendien de volgende delen,
en controleer of de ketting, het rondsel en
de kroon geen:
Beschadigde rollen hebben.
Geloste pinnen hebben.
154
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Missing sealing rings.
Excessively worn or damaged
pinion or crown teeth.
CAUTION
IF THE CHAIN ROLLERS ARE DAM-
AGED, THE PINS ARE LOOSENED
AND/OR THE O-RINGS ARE MISSING
OR DAMAGED, THE WHOLE CHAIN
APPARATUS (PINION, CROWN AND
CHAIN) SHOULD BE REPLACED.
Droge, verroeste, samenge-
drukte of afgeslagen schakels
hebben.
Excessieve slijtage vertonen.
Ontbrekende dichtingsringen
hebben.
Excessief versleten of bescha-
digde rondsel- of kroontanden
hebben.
LET OP
WANNEER DE ROLLEN VAN DE KET-
TING BESCHADIGD, DE PINNEN GE-
LOST EN/OF DE DICHTINGSRINGEN
BESCHADIGD OF AFWEZIG ZIJN,
MOET MEN DE VOLLEDIGE GROEP
VAN DE KETTING VERVANGEN
(RONDSEL, KROON EN KETTING).
CAUTION
LUBRICATE THE CHAIN ON A REGU-
LAR BASIS, PARTICULARLY IF YOU
FIND DRY OR RUSTY PARTS. FLAT-
TENED OR JAMMED CHAIN LINKS
SHOULD BE LUBRICATED AND
GOOD OPERATING CONDITIONS RE-
STORED. IF REPAIR IS NOT POSSI-
BLE, CONTACT AN Official aprilia
Dealer TO HAVE IT REPLACED.
LET OP
SMEER DE KETTING REGELMATIG,
VOORAL WANNEER MEN DROGE OF
VERROESTE DELEN OPMERKT. DE
SAMENGEDRUKTE OF AFGESLA-
GEN SCHAKELS MOETEN GE-
SMEERD WORDEN EN OPNIEUW IN
WERKCONDITIES GEBRACHT WOR-
DEN. WANNEER DIT NIET MOGELIJK
ZOU ZIJN, WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer, DIE ZAL
ZORGEN VOOR DE VERVANGING.
155
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Chain lubrication and cleaning
Never wash the chain with high pressure
air/water jets or steam jets or highly flam-
mable solvents.
Wash the chain with fuel oil or
kerosene. Maintenance opera-
tions should be more frequent if
there are signs of quick rust.
Lubricate the chain whenever necessary.
After washing and drying the
chain, lubricate it with spray
grease for sealed chains.
THE GEARING CHAIN HAS SEALING
RINGS AMONG THE LINKS THAT
KEEP THE GREASE INSIDE. WORK
WITH EXTREME CAUTION WHEN AD-
JUSTING, LUBRICATING, WASHING
AND REPLACING THE CHAIN.
COMMERCIAL CHAIN LUBRICANTS
MAY CONTAIN SUBSTANCES THAT
COULD DAMAGE THE RUBBER
SEALING RINGS OF THE CHAIN.
DO NOT USE THE VEHICLE IMMEDI-
ATELY AFTER CHAIN LUBRICATION
AS LUBRICANT COULD BE SPRAYED
OUT BY CENTRIFUGAL FORCE AND
FOUL THE SURROUNDING AREA.
Smering en reiniging van de
ketting
Was de ketting absoluut niet met water-
stralen, dampstralen, waterstralen onder
hoge druk, en met oplosmiddelen met ho-
ge ontvlambaarheidsgraad.
Was de ketting met nafta of ke-
rosine. Wanneer de ketting vlug
verroest, moet men de onder-
houdshandelingen eerder uit-
voeren.
smeer de ketting elke keer dit nodig is.
Nadat de ketting gewassen en
gedroogd is, smeert men ze met
vetspray voor verzegelde ket-
tingen.
DE TRANSMISSIEKETTING IS VOOR-
ZIEN VAN DICHTINGSRINGEN TUS-
SEN DE SCHAKELS, DIE DIENEN OM
HET VET BINNENIN TE HOUDEN.
WEES ZEER VOORZICHTIG BIJ DE
REGELING, DE SMERING, HET WAS-
SEN EN DE VERVANGING VAN DE
KETTING.
DE SMEERMIDDELEN VOOR KET-
TINGEN DIE MEN VINDT IN DE HAN-
DEL KUNNEN SCHADELIJKE STOF-
FEN BEVATTEN VOOR DE RUBBE-
REN DICHTINGSRINGEN VAN DE
KETTING.
156
4 Maintenance / 4 Onderhoud
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET ON-
MIDDELLIJK NADAT DE KETTING
WERD GESMEERD, OMDAT HET
SMEERMIDDEL DOOR DE CENTRIFU-
GEKRACHT IN HET ROND WORDT
GESPROEID ZODAT DE OMLIGGEN-
DE ZONES BESMEURD RAKEN.
157
4 Maintenance / 4 Onderhoud
158
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Mana GT ABS
Chap. 05
Technical data
Hst. 05
Technische
gegevens
159
DIMENSIONS
Max. length 2180 mm (85.83 in)
Max. width 800 mm (31.50 in)
Max. height 1350 mm (53.15 in) (with the
windscreen adjusted in the top
position)
Saddle height 810 mm (31.89 in)
Wheelbase 1465 mm (57.68 in)
Kerb weight (full fuel tank) 238 kg (524 lb)
AFMETINGEN
Max lengte 2180 mm (85.83 in)
Max breedte 800 mm (31.50 in)
Max hoogte 1350 mm (53.15 in) (met
windscherm geregeld in de hoge
positie)
Hoogte tot het zadel 810 mm (31.89 inch)
hartafstand 1465 mm (57.68 inch)
Gewicht per versnellingsorde (met
volle benzinetank)
238 kg (524 lb)
ENGINE
Model M290 Duel
Type 90° longitudinal V-twin, 4-stroke, 4
valves per cylinder, single
overhead camshaft.
Number of cylinders 2
Overall cylinder capacity 839.3 cm³ (51.22 cu.in)
Bore / stroke 88 x 69 mm (3.46 x 2.72 in)
MOTOR
Model M290 Duel
Type Bicilindrisch 4-takt in V 90° in de
lengte met 4 kleppen per cilinder,
een as met nokken in de kop.
Aantal cilinders 2
Complessieve cilinderinhoud 839,3 cc (51.22 cu in)
Boring/slag 88 x 69 mm (3.46 x 2.72 in)
160
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Valve clearance Inlet: 0.15 mm (0.0059 in)
Outlet: 0.15 mm (0.0059 in)
Compression ratio 10 - 10.6 : 1
Ignition electronic
Engine speed at idle 1400 ± 100 rpm
Clutch Automatic
Lubrication system Dry sump system with separate oil
tank
Air filter With dry cartridge filter
Cooling Forced-circulation coolant system.
Kleppenspeling Aanzuiging: 0,15 (0.0059 in)
Uitlaat: 0,15 (0.0059 in)
Compressieverhouding 10 - 10,6 : 1
Start Elektrisch
Toerental van de motor bij het
minimumtoerental
1400 ± 100 toeren/min (rpm)
Koppeling Automatisch
Smeersysteem Met droge carter met gescheiden
olietank
Luchtfilter Met filterend droog patroon
Koeling Koeling met geforceerde
vloeistofcirculatie.
GEARBOX
Type aprilia sport gear with electrically-
controlled variator, double mode:
sequential and autodrive
VERSNELLINGSBAK
Type Aprilia sport gear met
elektrogeactiveerde variator,
dubbele modaliteit: sequentieel en
autodrive
161
5 Technical data / 5 Technische gegevens
CAPACITY
Fuel (reserve included) 16 l (3.52 UKgal; 4.23 USgal)
Fuel reserve 3.3 l (0.73 UKgal; 0.87 USgal)
engine oil 2.5 l (without oil filter change) (0.55
UKgal; 0.66 USgal)
2.6 l (with oil filter change) (0.57
UKgal; 0.69 USgal)
Fork oil quantity (for each stem): 498 cm³ (30.39 cu.in)
Coolant 2.5 l (0.55 UK gal; 0.66 USgal)
Seats 2
Vehicle max. load (rider +
passenger + luggage)
210 kg (463 lb)
CAPACITEIT
Brandstof (inclusief de reserve) 16 l (3.52 UK gal; 4.23 US gal)
Brandstofreserve 3,3 l (0.73 UK gal; 0.87 US gal)
Motorolie 2,5 l (zonder vervanging van de
oliefilter) (0.55 Uk gal; 0.66 US gal)
2,6 l (zonder vervanging van de
oliefilter) (0.57 Uk gal; 0.69 US gal)
Hoeveelheid olie van de vork (voor
elke stang)
498 cc (30.39 cu in)
Koelvloeistof 2,5 l (0.55 UK gal; 0.66 US gal)
Plaatsen 2
Max belasting van het voertuig
(bestuurder + passagier + bagage)
210 Kg (463 lb)
GEAR RATIO
Primary drive gear ratio Belt primary drive (2.079 - 0.831)
Secondary drive gear ratio Gear secondary drive (23/59)
Final drive gear ratio 18/40
TRANSMISSIEVERHOUDING
Primaire transmissieverhouding Primair met riem (2.079 - 0.831)
Secundaire
transmissieverhouding
Secundair met raderwerken
(23/59)
Eindtransmissieverhouding 18/40
162
5 Technical data / 5 Technische gegevens
DRIVE CHAIN
Type Endless (without master link) and
with sealed links. No. of links 100
Model 525 ZRPK
TRANSMISSIEKETTING
Type Zonder einde (zonder
koppelingsschakel) en met
verzegelde schakels. Aantal
schakels 100
Model 525 ZRPK
FUEL SYSTEM
Type Electronic injection (Multipoint)
Throttle diameter 38 mm (1.50 in)
Fuel Premium unleaded petrol,
minimum octane rating of 95
(NORM) and 85 (NOMM)
VOEDINGSSYSTEEM
Type Elektronische injectie (Multipoint)
Diameter van de vlinder 38 mm (1.50 in)
Brandstof Loodvrije superbenzine, met een
minimum octaangehalte van 95
(N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.).
CHASSIS
Type High strength steel tubular
perimeter frame.
Steering inclination angle 24°
Trail 103 mm (4.05 in)
FRAME
Type Raamwerk in stalen buizen met
hoge extrusielimiet.
Hellingshoek van het stuur 24°
Voorloop 103 mm (4.05 in)
163
5 Technical data / 5 Technische gegevens
SUSPENSIONS
Front Upside-down hydraulic action
telescopic fork, Ø 43 mm (1.69 in)
stems
Travel 120 mm (4.72 in)
Rear Oscillating fork and adjustable
hydraulic single shock absorber
Wheel travel 120 mm (4.72 in)
OPHANGINGEN
Vooraan Telescoopvork upside-down, met
hydraulische werking, stangen
diam 43 mm (1.69 in)
Verplaatsing 120 mm (4.72 in)
Achteraan Achtervork en regelbare
hydraulische monoschokdemper
Verplaatsing van het wiel 120 mm (4.72 in)
BRAKES
Front Double floating disc, Ø 320 mm
(12.60 in), radially-mounted
callipers with four plungers- two of
them Ø 27 mm (1.06 in), the other
two Ø 32.03 (1.26 in) and 4 pads
Rear Ø 260 mm (10.24 in) disc brake, Ø
25 mm (0.98 in) twin-plunger
calliper
REMMEN
Vooraan Met dubbele zwevende schijf -
diam. 320 mm (12.60 in), tangen
met radiaalbevestiging met vier
zuigertjes - 2 diam. 27 mm (1.06
in); 2 diam 32,03 (1.26 in) en 4
pastilles
Achteraan Met schijf - diam. 260 mm (10.24
in), tang met dubbel zuigertje -
diam. 25 mm (0.98 in)
164
5 Technical data / 5 Technische gegevens
WHEEL RIMS
Type Light alloy rims with extractable
bolt
Front 3.50 x 17"
Rear 6.00 x 17"
WIELVELGEN
Type Lichtmetalen velgen met
verwijderbare pin
Vooraan 3,50 x 17"
Achteraan 6,00 x 17"
TYRES
Tyre type (standard) DUNLOP SPORTMAX
QUALIFIER - PIRELLI
SCORPION SYNC
Front 120/70 ZR17" (58W)
Inflation pressure 1 passenger: 2.3 bar (230 kPa)
(33.36 PSI)
2 passengers: 2.5 bar (250 kPa)
(36.26 PSI)
Rear 180/55 ZR17" (73W)
Inflation pressure 1 passenger: 2.5 bar (250 kPa)
(36.26 PSI)
2 passengers: 2.8 bar (280 kPa)
(40.61 PSI)
BANDEN
Bandentype (standaard) DUNLOP SPORTMAX
QUALIFIER - PIRELLI
SCORPION SYNC
Vooraan 120/70 ZR17" (58W)
Bandenspanning 1 passagier: 2,3 bar (230 Kpa)
(33.36 PSI)
2 passagiers: 2,5 bar (250 Kpa)
(36.26 PSI)
Achteraan 180/55 ZR17" (73W)
Bandenspanning 1 passagier: 2,5 bar (250 Kpa)
(36.26 PSI)
2 passagiers: 2,8 bar (280 Kpa)
(40.61 PSI)
165
5 Technical data / 5 Technische gegevens
SPARK PLUGS
Standard spark plugs NGK CR7EKB
Spark plug electrode gap 0.6 ÷ 0.7 mm (0.024 ÷ 0.028 in)
Resistance 5 kOhm
BOUGIES
Standaard bougies NGK CR7EKB
Elektrodenafstand van de bougies 0,6 ÷ 0,7 mm (0.024 in ÷ 0.028 in)
Weerstand 5 kOhm
ELECTRICAL SYSTEM
Battery 12V - 12 Ah
Main fuses 30A - 40A
Auxiliary fuses 3A, 10A, 15A, 20A
ABS fuses 20 A
(Permanent-magnet) Generator 13.5 V - 450 W at 6000 rpm
Ignition electronic
Ignition Electronic, inductive, high
efficiency, integrated with the
injection system, with variable
advance separate HV coil.
Ignition advance Three-dimensional map managed
by control unit
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Accu 12V - 12 Ah
Hoofdzekeringen 30 A - 40 A
Secundaire zekeringen 3 A, 10 A, 15 A, 20 A
Zekeringen ABS 20 A
Generator (met permanente
magneet)
13,5 V - 450 W bij 6000 rpm
Start Elektrisch
Ontsteking Inductieve elektronische
ontsteking met hoge efficiëntie
geïntegreerd met de injectie,
voorontsteking en gescheiden
H.S. bobine.
Voorontsteking Met driedimensionale map die
bestuurd wordt door de centrale
166
5 Technical data / 5 Technische gegevens
BULBS
Low-beam light 12 V - 55 W H11
High-beam light 12 V - 55 W H11
Front daylight running light 12V - 5W
Turn indicator light 12V - 10W
License plate light 12V - 5W
Rear running light / stop light LED
Rpm indicator lighting LED
Multifunction display lighting LED
LAMPJES
Dimlicht 12 V - 55 W H11
Groot licht 12 V - 55 W H11
Voorste positielicht 12V - 5W
Licht van de richtingaanwijzers 12V - 10W
Nummerplaatlicht 12V - 5W
Achterste positielicht / stoplicht LED
Verlichting van de toerenteller LED
Verlichting van het multifunctioneel
display
LED
WARNING LIGHTS
High-beam light LED
Right turn indicator LED
Left turn indicator LED
General warning LED
Fuel reserve LED
RPM 1 LED
RPM 2 LED
RPM 3 LED
CONTROLELAMPEN
Groot licht LED
Rechter richtingaanwijzer LED
Linker richtingaanwijzer LED
Algemene Warning LED
Brandstofreserve LED
RPM 1 LED
RPM 2 LED
RPM 3 LED
167
5 Technical data / 5 Technische gegevens
RPM 4 LED RPM 4 LED
05_01
Kit equipment (05_01, 05_02)
To reach the tool kit it is necessary to:
Open the helmet compartment
Remove the cover (A).
The tools supplied are:
Toolkit pouch (1);
One 8 - 10 mm (0.31 - 0.39 in)
double open ended spanner (2);
One 11 - 13 mm (0.43 - 0.51 in)
double open ended spanner (3);
One 16-mm (0.63 - in) box-
spanner with 13 mm (0.52 in)
welded hex (4);
Twin screwdriver (5);
L-shaped hex Allen key, CH4
(6);
L-shaped hex Allen key, CH5
(7);
Extractor for blade fuses (8);
One 30A fuse;
One 40A fuse.
Maximum weight allowed: 1.5 kg (3.3
lb)
Bijgeleverd gereedschap
(05_01, 05_02)
Om de gereedschapskit te bereiken:
Open de helmruimte.
Verwijder het dekseltje (A).
De bijgevoegde gereedschappen zijn:
Gereedschapstas (1);
Dubbele vorksleutel 8 - 10 mm
(0.31 - 0.39 in) (2);
Dubbele vorksleutel 11 - 13 mm
(0.43 - 0.51 in) (3);
Buissleutel van 16 mm (0.63 in)
met gelaste zeskant 13 mm
(0.52 in) (4);
Dubbele schroevendraaier (5);
Gebogen mannelijke zeskant-
sleutel CH4 (6);
Gebogen mannelijke zeskant-
sleutel CH5 (7);
Extractor voor de bladzekering
(8);
Een zekering van 30 A;
Een zekering van 40 A.
Maximum toegestaan gewicht: 1,5 kg
(3.3 lb).
168
5 Technical data / 5 Technische gegevens
05_02
169
5 Technical data / 5 Technische gegevens
170
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Mana GT ABS
Chap. 06
Programmed
maintenance
Hst. 06
Gepland
onderhoud
171
Scheduled maintenance table
Adequate maintenance is fundamental to
ensuring long-lasting, optimum operation
and performance of your vehicle.
To this end, aprilia offers a set of checks
and maintenance services (at the own-
er's expense), that are summarised in the
table shown on the following page. Any
minor faults must be reported without de-
lay to an Authorised aprilia Dealer or
Sub-Dealer without waiting until the next
scheduled service to solve it.
All scheduled maintenance services
must be carried out at the specified inter-
vals and mileage, as soon as the prede-
termined mileage is reached. Carrying
out scheduled services on time is essen-
tial for your warranty validity. For further
information regarding Warranty proce-
dures and ''Scheduled Maintenance'',
please refer to the ''Warranty Booklet''.
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTING APPLICATIONS.
Tabel gepland onderhoud
Een aangepast onderhoud is van door-
slaggevend belang voor een langere le-
vensduur van het voertuig in optimale
werkcondities met optimale prestaties.
Daarom heeft aprilia een serie van con-
troles en onderhoudshandelingen tegen
betaling voorzien, die men vindt in het
samenvattend kader op de volgende pa-
gina. Het is een goede gewoonte om
eventuele kleine onregelmatigheden bij
de werking onmiddellijk mee te delen aan
een Officiële aprilia Dealer of Verko-
per zonder te wachten, om ze te verhel-
pen, tot het uitvoeren van de volgende
servicebeurt.
Het is absoluut noodzakelijk om de ser-
vicebeurten uit te voeren aan de voorge-
schreven kilometerintervals en tijden,
wanneer de voorziene kilometerstand
wordt bereikt Een stipte uitvoering van de
servicebeurten is noodzakelijk voor het
correcte gebruik van de garantie. Voor
alle andere informatie in verband met de
toepassingswijzen van de Garantie en de
uitvoering van het "Geprogrammeerd
Onderhoud", raadpleegt men het "Garan-
tieboekje".
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
172
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
EVERY 24 MONTHS
Brake fluid - Change
Coolant - Change
Fork oil - Change
ELKE 24 MAANDEN
Remvloeistof - vervangen
Koelvloeistof - Vervangen
Olie van de vork - Vervangen
EVERY 4 YEARS
Fuel pipes - Replace
ELKE 4 JAAR
Brandstofbuizen - Vervangen
AT 1000 KM (621 MI)
Drive chain - Check and lubricate
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
General vehicle operation - Check
Break pads - Check and replace if necessary
BIJ 1000 KM (621 MI)
Transmissieketting - Controleren en smeren
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
173
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
EVERY 2000 KM (1243 MI)
Break pads - Check and replace if necessary
ELKE 2000 KM (1243 MIJL)
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
174
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
AT 10000 KM (6214 MI)
Engine oil - Change
Engine oil filter - Replace
Air filter - Clean
Transmission air filter - Clean
Final transmission (chain, crown and pinion) - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
General vehicle operation - Check
Break pads - Check and replace if necessary
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
BIJ 10000 KM (6214 MIJL)
Motorolie - Vervangen
Oliefilter van de motor - Vervangen
Luchtfilter - Reinigen
Luchtfilter van de transmissie - Reinigen
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
175
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Transmission bolts, nuts and screws tightening - Check and restore
tightening torque
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Sluiting van de bouten van de transmissie - Controleren en de
sluitkoppels aandraaien
AT 20000 KM (12427 MI)
Engine oil - Change
Drive belt - Replacement
Variator sliders - Replace
Transmission air filter - Clean
Air filter - Replace
Final transmission (chain, crown and pinion) - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
BIJ 20000 KM (12427 MIJL)
Motorolie - Vervangen
Transmissieriem - Vervanging
Sleden van de variator - Vervangen
Luchtfilter van de transmissie - Reinigen
Luchtfilter - Vervangen
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
176
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
General vehicle operation - Check
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
Spark plug - Replace
Break pads - Check and replace if necessary
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Transmission bolts, nuts and screws tightening - Check and restore
tightening torque
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
Bougie Vervangen
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
177
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Sluiting van de bouten van de transmissie - Controleren en de
sluitkoppels aandraaien
AT 30000 KM (18641 MI)
Engine oil - Change
Engine oil filter - Replace
Air filter - Clean
Transmission air filter - Clean
Final transmission (chain, crown and pinion) - Replace
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
General vehicle operation - Check
Break pads - Check and replace if necessary
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Throttle body - Clean and reset the self-adjustable parameters using a
diagnosis instrument
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
BIJ 30000 KM (18641 MIJL)
Motorolie - Vervangen
Oliefilter van de motor - Vervangen
Luchtfilter - Reinigen
Luchtfilter van de transmissie - Reinigen
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Vervangen
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
178
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Tappet clearance - Check and adjust
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Fuel pipes - Check and clean, replace if necessary
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Transmission bolts, nuts and screws tightening - Check and restore
tightening torque
Vlinderromp - Reinigen en de resetprocedure van de zelfinstellende
parameters met het diagnose-instrument uitvoeren
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
Speling van de kleplichters - Controle en regeling
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
Brandstofbuizen - Controleren en reinigen, vervangen indien nodig
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Sluiting van de bouten van de transmissie - Controleren en de
sluitkoppels aandraaien
179
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
AT 40000 KM (24855 MI)
Engine oil - Change
Drive belt - Replacement
Variator sliders - Replace
Transmission air filter - Clean
Air filter - Replace
Final transmission (chain, crown and pinion) - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
General vehicle operation - Check
Break pads - Check and replace if necessary
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Spark plug - Replace
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
BIJ 40000 KM (24855 MIJL)
Motorolie - Vervangen
Transmissieriem - Vervanging
Sleden van de variator - Vervangen
Luchtfilter van de transmissie - Reinigen
Luchtfilter - Vervangen
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Bougie Vervangen
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
180
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
Transmission bolts, nuts and screws tightening - Check and restore
tightening torque
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
Sluiting van de bouten van de transmissie - Controleren en de
sluitkoppels aandraaien
AT 50000 KM (34069 MI)
Engine oil - Change
Engine oil filter - Replace
Air filter - Clean
Transmission air filter - Clean
Final transmission (chain, crown and pinion) - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
BIJ 50000 KM (34069 MIJL)
Motorolie - Vervangen
Oliefilter van de motor - Vervangen
Luchtfilter - Reinigen
Luchtfilter van de transmissie - Reinigen
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
181
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
General vehicle operation - Check
Break pads - Check and replace if necessary
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
Transmission bolts, nuts and screws tightening - Check and restore
tightening torque
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
182
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Sluiting van de bouten van de transmissie - Controleren en de
sluitkoppels aandraaien
AT 60000 KM (37282 MI)
Engine oil - Change
Drive belt - Replacement
Variator sliders - Replace
Spark plug - Replace
Transmission air filter - Clean
Air filter - Replace
Throttle body - Clean and reset the self-adjustable parameters using a
diagnosis instrument
Tappet clearance - Check and adjust
Final transmission (chain, crown and pinion) - Replace
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
General vehicle operation - Check
Break pads - Check and replace if necessary
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
BIJ 60000 KM (37282 MIJL)
Motorolie - Vervangen
Transmissieriem - Vervanging
Sleden van de variator - Vervangen
Bougie Vervangen
Luchtfilter van de transmissie - Reinigen
Luchtfilter - Vervangen
Vlinderromp - Reinigen en de resetprocedure van de zelfinstellende
parameters met het diagnose-instrument uitvoeren
Speling van de kleplichters - Controle en regeling
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Vervangen
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
183
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Fuel pipes - Check and clean, replace if necessary
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
Transmission bolts, nuts and screws tightening - Check and restore
tightening torque
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
Brandstofbuizen - Controleren en reinigen, vervangen indien nodig
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
Sluiting van de bouten van de transmissie - Controleren en de
sluitkoppels aandraaien
184
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
AT 70000 KM (43496 MI)
Engine oil - Change
Engine oil filter - Replace
Air filter - Clean
Transmission air filter - Clean
Final transmission (chain, crown and pinion) - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
General vehicle operation - Check
Break pads - Check and replace if necessary
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
BIJ 70000 KM (43496 MIJL)
Motorolie - Vervangen
Oliefilter van de motor - Vervangen
Luchtfilter - Reinigen
Luchtfilter van de transmissie - Reinigen
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
185
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
Transmission bolts, nuts and screws tightening - Check and restore
tightening torque
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
Sluiting van de bouten van de transmissie - Controleren en de
sluitkoppels aandraaien
AT 80000 KM (49710 MI)
Engine oil - Change
Drive belt - Replacement
Variator sliders - Replace
Spark plug - Replace
Transmission air filter - Clean
Air filter - Replace
Tappet clearance - Check and adjust
Final transmission (chain, crown and pinion) - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Transmission cables - Check, adjust and grease, or replace if necessary
BIJ 80000 KM (49710 MIJL)
Motorolie - Vervangen
Transmissieriem - Vervanging
Sleden van de variator - Vervangen
Bougie Vervangen
Luchtfilter van de transmissie - Reinigen
Luchtfilter - Vervangen
Speling van de kleplichters - Controle en regeling
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
186
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Diagnosis for engine control unit and transmission ECU - Check
Brake discs - Check and clean, replace if necessary.
General vehicle operation - Check
Break pads - Check and replace if necessary
Lights circuit - Check, adjust aiming or replace if necessary
Brake fluid - Check, top-up or change if necessary.
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Tyres - Check and replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and restore tightening torque
Transmission gears and anti-vibration buffer - Control, check tightening,
adjust and replace if necessary
Suspensions and setting - Check and adjust if necessary
Braking systems - Check
Safety switches - Check
Fork oil seals - Check and clean, replace if necessary
Battery - Check terminal tightening
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Parking brake calliper - Check and adjust if necessary
Transmission bolts, nuts and screws tightening - Check and restore
tightening torque
Transmissiekabels - Controleren, regelen en smeren of vervangen
indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Diagnostiek van de centrale van de motor en de centrale van de
versnellingsbak - Controleren
Remschijven - controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Algemene werking van het voertuig - Controle
Rempastilles - Controleren en vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren, regeling van de richting en
vervangen indien nodig
Remvloeistof - controleren, bijvullen of vervangen indien nodig.
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Banden - Controleren en vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en de sluitkoppels aandraaien
Wielen en schokbescherming van de transmissie - Controleren, controle
van de sluitingen, regelen en vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en regelen indien nodig
Reminstallaties - Controle
Veiligheidsschakelaars - Controleren
Oliekeerringen van de vork - controleren en reinigen, vervangen indien
nodig
Accu - Controle van de sluiting van de klemmen
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
187
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Tang van de parkeerrem - Controleren en regelen indien nodig
Sluiting van de bouten van de transmissie - Controleren en de
sluitkoppels aandraaien
RECOMMENDED PRODUCTS
Product
Description Specifications
AGIP RACING 4T 5W-40 Engine oil Use top-branded oils that meet or exceed the
requirements of CCMC G-4 specifications.
AGIP FORK 5W Fork oil SAE 5W
AGIP MP GREASE Grease for bearings, joints, couplings and
leverages
As an alternative to the recommended product,
use top branded grease for roller bearings with
an operating temperature range of -30°C...
+140°C (-22°F...+284°F), a drop point of 150°
C...230°C (302°F...446°F), high corrosion
protection qualities and good water and rust
resistance.
AGIP CHAIN GREASE SPRAY Recommended CHAIN LUBRICANT Grease
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 Recommended BRAKE FLUID -
AGIP PERMANENT SPEZIAL Recommended ENGINE COOLANT Ready mixed biodegradable coolant with "long
life" technology and characteristics (red).
188
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Product Description Specifications
Freezing protection up to -40° (-40°F). In
compliance with the CUNA 956-16 standard.
AANBEVOLEN PRODUCTEN
Product
Beschrijving Kenmerken
AGIP RACING 4T 5W-40 Motorolie Gebruik merkolies met prestaties die conform
of hoger zijn dan de specifieken CCMC G-4.
AGIP FORK 5W Olie van de vork SAE 5W
AGIP MP GREASE Vet voor kussentjes, koppelingen,
knooppunten en hefsystemen
In plaats van het aanbevolen product, gebruikt
men merkvet voor draaiende kussentjes, met
bruikbaar temperatuurbereik -30°C...+140°C
(-22°F...+284°F), druppelpunt 150°C...230°C
(302°F...446°F), hoge antiroestbescherming,
goede weerstand tegen water en oxidatie.
AGIP CHAIN GREASE SPRAY aanbevolen voor KETTINGEN Vet
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 aanbevolen REMVLOEISTOF -
AGIP PERMANENT SPEZIAL aanbevolen KOELVLOEISTOF VOOR DE
MOTOR
Biologisch afbreekbare koelvloeistof,
gebruiksklaar, met "long life" technologie en
kenmerken (rood). Verzekert een bescherming
tegen vriestemperaturen tot -40°C (-40°F).
Beantwoordt aan de norm CUNA 956-16.
189
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
190
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Mana GT ABS
Chap. 07
Special fittings
Hst. 07
Speciale
uitrustingen
191
Accessories index
Side panniers
Case
Centre stand
Mudflap
Luggage rack
index accessoires
Zijtassen
Koffertje
Centrale standaard
Spatbordjes
Bagagedrager
192
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
TABLE OF CONTENTS
A
ABS: 52
Accessories: 192
Advanced functions: 40
Air filter: 122
Alarms: 31
B
Battery: 15, 127, 129, 130
Brake: 14, 75, 126, 145
Brake pedal: 75
C
Chain: 153, 154, 156
Clutch: 14
Clutch fluid: 14
Coolant: 12
D
Disc brake: 145
Display: 28
E
Engine oil: 13, 110, 112, 113
Engine stop: 52
F
Fork: 74
Fuel: 11
Fuses: 132
G
Gearbox oil: 13
H
Headlight: 139
Helmet compartment: 59
Horn: 50
I
Identification: 61
Immobilizer: 57
Instrument panel: 26, 63
M
Maintenance: 109, 171, 172
Mirrors: 143
S
Saddle: 61
Scheduled maintenance:
172
Shock absorbers: 70
Spark plug: 119
Stand: 17, 93
Start-up: 52
T
Technical data: 159
Transmission: 94
Turn indicators: 142
Tyres: 116
193
194
TREFWOORDENREGISTER
A
ABS: 52
Accessoires: 192
ACCU: 15, 127, 129, 130
Alarmen: 31
B
Banden: 116
BOUGIE: 119
Brandstof: 11
C
Claxon: 50
D
Display: 28
H
Helmruimte: 59
I
Identificatie: 61
K
Ketting: 153, 154, 156
Koelvloeistof: 12, 123
Koplamp: 139
L
Luchtfilter: 122
M
Motorolie: 13, 110, 112, 113
O
Onderhoud: 109, 171, 172
R
Remvloeistof: 127
Richtingaanwijzers: 51, 141,
142
S
Schijfrem: 145
Standaard: 17, 93
Start: 84
Stuurslot: 50
T
Technische gegevens: 159
Transmissie: 94
V
Veiligheidsnormen: 103
W
Windscherm: 62, 63
Z
Zadel: 61
Zekeringen: 132
195
THE VALUE OF SERVICE
As a result of continuous technical updates and specific mechanic training programs for aprilia products, only aprilia Official Network mechanics know this vehicle fully and have the special tools necessary
to carry out maintenance and repair operations correctly.
The reliability of the vehicle also depends on its mechanical state. Checking the vehicle before riding, its regular maintenance and using only Original aprilia Spare Parts are essential!
For information about the nearest Official Dealer and/or Service Centre, consult the Yellow Pages or search directly on the inset map in our Official Website:
www.aprilia.com
Only by requesting aprilia Original Spare Parts can you be sure of purchasing products that were developed and tested during the actual vehicle design stage. All aprilia Original Spare Parts undergo
quality control procedures to guarantee reliability and durability.
The descriptions and illustrations given in this publication are not binding; While the basic characteristics as described and illustrated in this booklet remain unchanged, aprilia reserves the right, at any
time and without being required to update this publication beforehand, to make any changes to components, parts or accessories, which it considers necessary to improve the product or which are
required for manufacturing or construction reasons.
Not all versions/models shown in this publication are available in all Countries. The availability of individual versions/models should be confirmed with the official aprilia sales network.
© Copyright 2009- aprilia. All rights reserved. Reproduction of this publication in whole or in part is prohibited. aprilia - After sales service.
The aprilia trademark is property of Piaggio & C. S.p.A.
DE WAARDE VAN DE ASSISTENTIE
Dankzij de voortdurende technische actualiseringen en de specifieke trainingsprogramma´s van de aprilia producten, kennen enkel de onderhoudsmonteurs van het Officiële Netwerk van aprilia grondig
dit voertuig, en beschikken ze over de nodige speciale uitrusting voor een correcte uitvoering van de handelingen van het onderhoud en de herstellingen.
De betrouwbaarheid van het voertuig hangt ook af van de mechanische condities van het voertuig. De controle vóór het rijden, het regelmatig onderhoud en het exclusief gebruik van de Originele
Reserveonderdelen van aprilia zijn essentiële factoren !
Voor informatie in verband met de dichtstbijzijnde Officiële dealer en/of Assistentiedienst, raadpleegt men de Gouden Gids of zoekt men rechtstreeks op de geografische kaart op onze Officiële Website:
www.aprilia.com
Enkel wanneer men Originele aprilia Reserveonderdelen aanvraagt, zal men een product krijgen dat reeds bestudeerd en getest werd tijdens de ontwerpfase van het voertuig. De Originele aprilia
Reserveonderdelen worden systematisch onderworpen aan kwaliteitscontroleprocedures om de volledige betrouwbaarheid en de duur ervan te garanderen.
De beschrijvingen en de illustraties in deze uitgave zijn niet bindend; aprilia houdt zich derhalve het recht voor om, met behoud van de essentiële eigenschappen van het model dat hierin is beschreven
en geïllustreerd, op elk moment wijzigingen aan te brengen aan de organen, de onderdelen of de levering van accessoires naar gelang zij dit nodig acht om het product te verbeteren, of om te voldoen
aan vereisten van constructieve of commerciële aard, zonder verplicht te zijn om tijdig deze uitgave bij te werken.
Niet alle versies in deze uitgave zijn in alle landen beschikbaar. De beschikbaarheid van de afzonderlijke versies moet gecontroleerd worden via het officiële verkoopsnetwerk van aprilia.
© Copyright 2009 - aprilia. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren van de inhoud, ook van delen hiervan, is verboden. aprilia - Dienst na verkoop.
Het merk aprilia is eigendom van Piaggio & C. S.p.A.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197

APRILIA NA 850 Mana ABS de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

in andere talen