Français English Deutsch Italiano Español Nesderlands Gréque Sweden Portuguese Finnish Danish
37
2
3
2
7
8
4
6
5
G
Remmen
Voor uw VEILIGHEID raadt PEUGEOT aan :
- Controleer het remvloeistofpeil
- De remblokken of -voeringen op slijtage
- De werking van zowel de voor- als de
achterremmen regelmatig te controleren
- De afstel- en onderhoudswerkzaamheden
aan een PEUGEOT dealer toe te vertrouwen
zodra dit nodig blijkt te zijn
- Uitsluitend originele PEUGEOT
onderdelen te gebruiken.
Remvoeringen
Vervang de remvoeringen voordat de slijtage-
i
ndicator geheel onzichtbaar is geworden.
- slijtage-indicator
Versleten remvoeringen en/of remschoenen
maken het voertuig onveilig. De remmen
werken dan niet meer zoals het hoort.
- Hysraulische schijfrem
Het hydraulische circuit is gevuld met een vloeistof
d
ie voldoet aan de normen Peugeot.
- Het vloeistofpeil in het hydraulische circuit,
- De dichtheid van het circuit,
- De toestand van de remblokken+schijven
bepalen de doelmatigheid van het remmen.
Indien de remmen te ver moeten worden
aangetrokken, moet u het remsysteem zo snel
mogelijk door een verdeler van PEUGEOT laten
nakijken.
- Regeling van de
t
rommelrem
Afstelling van de speling
Speling : 10 tot 20 mm, gemeten aan het uiteinde
van de hevel.
- Stelmoer
- Vergroting van de speling
losdraaien
- Verkleining van de speling
aandraaien
Slijt indicatie van de achterrem
- Referentieteken
- Pijl
De remschoenen moeten worden vervangen zodra
de pijl bij volledig ingetrokken rem tegenover het
teken komt te liggen.
- Remmen en parkeren
Een goede afstemming tussen het gebruik van de
g
ashendel en de handgrepen van de voor- en
achterremmen is heel belangrijk.
- De snelheid verkleinen door de gashendel
terug te laten komen
- De voor- en achterremmen bedienen.
Attentie
Wanneer u bij het remmen slechts één rem
gebruikt, vermindert u de efficiëntie van het
systeem.
Batterij
- Draai de 4 schroeven
- Voor een betere stroomgeleiding moet u de
accuklemmen zo nodig schoonmaken.
Onderhoudsvrije accu
Een onderhoudsvrije accu mag nooit worden
geopend; er mag geen water of elektroliet
worden bijgevuld.
Klassieke accu
Elektrolyt
Het peil controleren en tussen “UPPER” (maxi-
mum boven) en “LOWER” (maximum onder)
houden.
Lading van de accu
Het vloeistofniveau van de accu altijd
c
ontroleren voordat deze wordt opgeladen.
De accu moet worden oppeladen met een
aangepaste acculader die maximaal 0,4 tot 1 am-
père h afgeeft : deze ingreep aan de dealer
toevertrouwen.
N.B. : het gebruik van een te sterke acculader
kan de accu onherroepelijk beschadigen.
Gevaar
De accu bevat zwavelzuur. Vermijd elk
contact met de huid, de ogen of de kleding.
Wat u dan meteen moet doen :
- Uitwendig contact: schoonspoelen
met water en onmiddellijk een dokter
raadplegen
- Bij inneming : niet drinken en ook
niet laten braken. Bel meteen een dokter of
het dichtstbijzijnde antigifcentrum op.
- Ogen : schoonspoelen met water en
meteen een dokter raadplegen
Niet in de nabijheid van vonken, vlammen of
sigaretten gebruiken.
Tijdens het laden of het gebruik in een
afgesloten ruimte voor goede ventilatie
zorgen.
Bij werkzaamheden in de buurt van een accu
moeten de ogen worden beschermd.
Berg een accu altijd buiten het bereik van
kinderen op.
Een versleten accu moet hoe dan ook naar
een erkend recyclagepark worden gebracht.
De zekering
1x.....10A
- Draai de 4 schroeven
De elektrische installatie wordt door een zekering
tegen kortsluiting of overbelasting in het circuit
beveiligd.
De zekering is in een houder naast de accu
geplaatst.
De zekering smelt en verbreekt de stroomkring
zodra een storing in de installatie optreedt.
Voorzorgsmaatregelen
Een gesmolten zekering geeft een storing in
het elektrische circuit aan : raadpleeg een
PEUGEOT
dealer !!!
Uitsluitend standaard zekeringen gebruiken.
Een doorgebrande zekering vervangen door een
zekering van gelijke stroomsterkte.
Het gebruik van een niet aanbevolen zekering
kan onherstelbare schade aan de uitrusting
veroorzaken en zelfs de veiligheid van de
motorrijder in het gedrang brengen.
Besturing
- Inrijden
- Van 0 tot 150 km: 1/3 van de maximale
vaartvermeerdering (de vaartvermeerdering niet
te lang aanhouden), de motor geregeld laten
afkoelen
- Van 150 tot 500 km: 1/2 van de maximale
vaartvermeerdering (de vaartvermeerdering niet
te lang aanhouden)
- Van 500 tot 1000 km: 3/4 van de maximale
vaartvermeerdering (de vaartvermeerdering niet
te lang aanhouden)
- Na 1000 km is de motor ingereden
- Besturing van de scooter
- Wanneer de zijpoot in de laagste stand staat,
wordt het starten van het voertuig door een
veiligheidsinrichting verhinderd.
- Met draaiende motor op de standaard :
- De linker remhendel ingedrukt houden
- De gashendel niet openen
- De standaard inklappen
- Op de scooter plaatsnemen
- De remhendel loslaten
- Wegrijden en de snelheid opvoeren
(geleidelijk de gashendel opendraaien)
- Om de snelheid te verlagen de gashendel in
tegengestelde richting draaien.
Attentie
- Wanneer u de bok optrekt, moet het
achterwiel geblokkeerd zijn, anders kan het
voertuig omvallen wanneer het wiel met de
bodem in aanraking komt.
- Niet met horten en stoten rijden (door
snel de gashendel te openen en weer te sluiten).
- Nooit de scooter met draaiende motor
onbeheerd achterlaten.
Informatie
- Bij Peugeot Motocycles wordt voorrang
gegeven aan de veiligheid van de
motorrijder.
- Maar uw veiligheid hangt ook af van uw
rijgedrag.
Anticipeer
- Blijf steeds op de weg geconcentreerd.
- Een auto en een tweewieler remmen niet op
dezelfde manier. Leer op de juiste manier remmen
en ken de beperkingen van uw voertuig.
- Controleer steeds of uw voertuig nog in goede
staat verkeert (lichten, remlichten,
knipperlichten, banden, remmen,
achteruitkijkspiegels, claxon).
Wees voorzichtig
- Neem de wegmarkering in acht.
- Hou u aan de maximumsnelheid en pas uw
snelheid aan de omstandigheden aan
(verkeersdrukte, wegdek, hindernissen op de
weg, weersomstandigheden...).
- Neem de voorrangsregels in acht.
- Hou afstand. Zorg voor een veiligheidsmarge
zodat u in noodsituaties op tijd kunt stoppen.
- Rij niet tussen de stoep en een auto in.
- Geef systematisch uw richting aan.
- Waarschuw de andere weggebruikers voordat
u inhaalt. Rij niet opeens uit de file.
Draag een goedgekeurde helm
- Hij moet goed op uw hoofd aansluiten en
worden vastgemaakt: het riempje moet strak
onder de kin worden aangetrokken, zelfs voor
kleine ritjes.
- Sommige onderdelen kunnen door een ongeval
voortijdig worden beschadigd. Die onderdelen
kunnen het dan opeens begeven, waardoor u de
controle over uw voertuig verliest en zware
verwondingen kunt oplopen. Laat uw voertuig
door een erkende dealer nakijken.
771491 ed3_logo2010.pdf 39 21/12/2009 10:03:48