Toro 122cm Z Master 4000 Series Riding Mower Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding
FormNo.3441-685RevB
ZMaster®4000SeriesRidingMowerwith
122cm,132cm,or152cmTURBOFORCE®
Mower
74048TE,74053TE,74056TE
AufsitzrasenmäherderSerieZMaster®4000
miteinemTURBOFORCE®Mähwerk(122
cm,132cmoder152cm)
74048TE,74053TE,74056TE
TondeuseautoportéeZMaster®série4000
avecplateaudecoupeTURBOFORCE®de
122cm,132cmou152cm
74048TE,74053TE,74056TE
ZMaster®4000-seriezitmaaierMeteen
TURBOFORCE®maaidekvan122cm,132
cmof152cm
74048TE,74053TE,74056TE
www.T oro.com.
*3441-685*
FormNo.3441-681RevB
ZMaster
®
4000-seriezitmaaier
MeteenTURBOFORCE
®
maaidekvan
122cm,132cmof152cm
Modelnr.:74048TE—Serienr.:400000000enhoger
Modelnr.:74053TE—Serienr.:400000000enhoger
Modelnr.:74056TE—Serienr.:400000000enhoger
Registreeruwproductopwww.T oro.com.
Vertalingvandeoorspronkelijketekst(NL)
*3441-681*
DitproductvoldoetaanallerelevanteEuropese
richtlijnen;zievoordetailsdeaparteproductspeciî‚¿eke
conformiteitsverklaring.
Raadpleegdemeegeleverdedocumentatievande
motorfabrikant.
Bruto-ennettokoppel:Hetbruto-ennettokoppel
vandezemotorisdoordemotorfabrikantin
laboratoriumomstandighedengemetenvolgens
standaardJ1940ofJ2723vandeSocietyof
AutomotiveEngineers(SAE).Omdatbijde
conî‚¿guratierekeningisgehoudenmetdeveiligheids-,
emissie-engebruiksvoorschriften,zaldemotorvan
dittypemaaiersindepraktijkveelminderkoppel
hebben.Raadpleegdemeegeleverdedocumentatie
vandemotorfabrikant.
Inleiding
Dezemaaitractormetdraaiendemessenis
bedoeldvoorprofessioneelgebruik.Demachineis
voornamelijkontworpenvoorhetmaaienvangras
opgoedonderhoudenparticuliereofcommerciële
gazons.Ditproductgebruikenvooranderedoeleinden
danhetbedoeldegebruikkangevaarlijkzijnvooru
ofvooromstanders.
Leesdezeinformatiezorgvuldigdoor,zodatuweet
hoeudemachineopdejuistewijzemoetgebruiken
enonderhoudenenomschadeaandemachineen
letseltevoorkomen.Ubentverantwoordelijkvoorhet
juisteenveiligegebruikvandemachine.
Ganaarwww.T oro.comvoordocumentatieover
productveiligheidenbedieningsinstructies,informatie
overaccessoires,hulpbijhetvindenvaneendealer
ofomuwproductteregistreren.
Alsuservice,origineleToroonderdelenofaanvullende
informatienodighebt,kuntucontactopnemenmet
eenerkendeservicedealerofmetdeklantenservice
vanT oro.Udienthierbijaltijdhetmodelnummeren
hetserienummervanhetproducttevermelden.De
locatievanhetplaatjemethetmodelnummeren
hetserienummervanhetproductisaangegevenop
Figuur1.Ukuntdenummersnotereninderuimte
hieronder.
Belangrijk:Ukuntmetuwmobielapparaatde
QR-codeophetplaatjemethetserienummer
(indienaanwezig)scannenomtoegangte
krijgentotdegarantie,onderdelenenandere
productinformatie.
g332470
Figuur1
1.Plaatsvanmodelnummerenserienummer
Modelnr.:
Serienr.:
Erwordenindezehandleidingtweewoordengebruikt
omuwaandachtopbijzondereinformatietevestigen.
Belangrijkattendeertuopbijzonderetechnische
informatieenOpmerkingduidtalgemeneinformatie
aandiebijzondereaandachtverdient.
Hetveiligheidssymbool(Figuur2)komtzowel
indezehandleidingalsopdemachinevoorom
belangrijkeveiligheidsberichtenteidentiî‚¿cerendie
umoetopvolgenomongevallentevoorkomen.Het
symboolzalverschijnenmethetwoordGevaarof
Waarschuwing.
•Gevaar:eendirectgevaarlijkesituatiedie,als
dezenietwordtvoorkomen,altijdzalleidentot
dedoodofernstigletsel.
•Waarschuwing:eenmogelijkgevaarlijkesituatie
die,alsdezenietwordtvoorkomen,kanleidentot
dedoodofernstigletsel.
•Waarschuwing:eenmogelijkgevaarlijkesituatie
die,alsdezenietwordtvoorkomen,kanleidentot
lichtofmiddelmatigletsel.
sa-black
Figuur2
Veiligheidssymbool
©2020—TheToro®Company
8111LyndaleAvenueSouth
Bloomington,MN55420
2
Ukuntcontactmetonsopnemenopwww.Toro.com.
GedruktindeVS
Allerechtenvoorbehouden
Inhoud
Veiligheid..................................................................4
Algemeneveiligheid...........................................4
Hellingsindicator................................................5
Veiligheids-eninstructiestickers........................6
Algemeenoverzichtvandemachine........................11
Bedieningsorganen...........................................11
Speciî‚¿caties....................................................13
Werktuigen/accessoires...................................13
Voorgebruik........................................................14
Veiligheidsinstructiesvoorafgaandaanhet
werk..............................................................14
Brandstofbijvullen............................................15
Dagelijksonderhouduitvoeren.........................16
Eennieuwemachineinrijden............................16
Deomkantelbeveiliging(rolbeugel)
gebruiken......................................................16
Hetveiligheidssysteemgebruiken....................17
Bestuurdersstoelinstellen................................18
Deachtersteschokdempersinstellen...............19
Tijdensgebruik....................................................20
Veiligheidtijdenshetwerk.................................20
Plaatsnemenindebestuurderspositie..............22
Parkeerremgebruiken......................................22
Demesschakelaar(aftakas)bedienen..............23
Degashendelbedienen....................................23
Dechokebedienen..........................................24
Startenvandemotor........................................24
Demotorafzetten.............................................25
Derijhendelsgebruiken....................................25
Metdemachinerijden.......................................26
Zijafvoergebruiken...........................................27
Demaaihoogteinstellen...................................27
Demaaihoogteinstellen...................................28
Antiscalpeerrollenafstellen...............................29
Tipsvoorbedieningengebruik.........................30
Nagebruik...........................................................31
Veiligheidnahetwerk.......................................31
Debrandstofafsluitklepgebruiken.....................31
Devrijgavehendelsvandeaandrijfwielen
gebruiken......................................................32
Demachinetransporteren................................33
Onderhoud..............................................................35
Veiligheidbijonderhoud....................................35
Aanbevolenonderhoudsschema.........................35
Proceduresvoorafgaandeaanonderhoud...........36
Deafdekkingvanhetmaaidek
losmaken......................................................36
Hetplaatmetaalschermverwijderen..................36
Smering...............................................................37
Demachinesmeren..........................................37
Descharnierpuntenvandeheî‚¿nrichtingvan
hetmaaideksmeren......................................37
Draaipuntenvandezwenkwielen
smeren..........................................................38
Dezwenkwielnavensmeren.............................38
Onderhoudmotor................................................39
Veiligheidvandemotor.....................................39
Onderhoudvanhetluchtî‚¿lter............................39
Motorolieverversen..........................................41
Onderhoudvandebougie(s)............................44
Onderhoudbrandstofsysteem.............................45
Brandstofî‚¿ltervervangen..................................45
Onderhoudvandebrandstoftank......................45
Onderhoudelektrischsysteem............................46
Veiligheidvanhetelektrischsysteem................46
Onderhoudvandeaccu....................................46
Onderhoudvandezekeringen..........................48
Onderhoudaandrijfsysteem................................48
Veiligheidsgordelcontroleren...........................48
Desporingafstellen..........................................48
Debandenspanningcontroleren.......................49
Dewielmoerencontroleren...............................49
Onderhoudenremmen........................................50
Deparkeerremafstellen...................................50
Onderhoudriemen..............................................50
Riemencontroleren..........................................50
Drijfriemvanmaaidekvervangen.....................50
Aandrijfriemvandehydraulischepomp
vervangen.....................................................52
Onderhoudbedieningsysteem............................53
Destandvandebedieningshendel
afstellen........................................................53
Rijhendelmechanismeafstellen........................54
Onderhoudhydraulischsysteem.........................55
Veiligheidvanhethydraulischesysteem...........55
Speciî‚¿catieshydraulischevloeistof..................55
Hetpeilvandehydraulischevloeistof
controleren....................................................56
Hydraulischevloeistofverversenenî‚¿lters
vervangen.....................................................56
Hydraulischesysteemontluchten.....................58
Onderhoudvanhetmaaidek................................58
Veiligheidvandemessen.................................58
Onderhoudvandemaaimessen.......................58
Schuinstandvanhetmaaidek
(breedterichting)endemesstand
instellen.........................................................62
Maaidekverwijderen.........................................64
Grasgeleidervervangen...................................65
Reiniging.............................................................65
Deonderkantvanhetmaaidekreinigen............65
Deveringreinigen............................................65
Afvalafvoeren..................................................65
Stalling....................................................................66
Veiligheidtijdensopslag...................................66
Reinigenenopslaan.........................................66
Problemen,oorzaakenremedie.............................68
Schema's................................................................71
3
Veiligheid
Dezemachineisontworpenvolgensnorm
ENISO5395.
Algemeneveiligheid
Ditproductkanhandenofvoetenafsnijden
envoorwerpenuitwerpen.Volgaltijdalle
veiligheidsinstructiesopomernstigofmogelijk
dodelijkletseltevoorkomen.
•LeesdezeGebruikershandleidingenzorgervoor
datudezebegrijptvoordatudemotorstart.
•Houdomstandersenkinderenuitdebuurt.
•Laatkinderenofpersonendiegeeninstructie
hebbenontvangendemachinenietgebruikenofer
onderhoudswerkzaamhedenaanverrichten.Laat
enkelmensendieverantwoordelijkengetraindzijn
endiebovendienvertrouwdzijnmetdeinstructies
enfysiekertoeinstaatzijndemachinebedienen
oferonderhoudswerkzaamhedenaanverrichten.
•Houdderolbeugelaltijdindevolledigomhoog
geklapteenvergrendeldestandendoede
veiligheidsgordelom.
•Gebruikdemachinenietindebuurtvansteile
hellingen,greppels,oevers,waterofandere
gevaren,ofophellingensteilerdan15°.
•Houdhandenenvoetenuitdebuurtvande
bewegendeonderdelenvandemachine.
•Gebruikdemachinenietalserschermen,veilig-
heidsschakelaarsofanderebeveiligingsmiddelen
ontbrekenofalsdezenietnaarbehorenwerken.
•Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,vultmetbrandstof,
reinigt,staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
4
Hellingsindicator
g011841
Figuur3
Umagdezepaginakopiërenvoorpersoonlijkgebruik.
1.Demaximalehellingshoekwaarbijudemachinemaggebruikenis15graden.Gebruikhethellingsschemaomdehellingshoek
tebepalenvoordatudemachinebedient.Gebruikdemachinenietophellingenvanmeerdan15graden.Langsde
betreffendelijnvandeaanbevolenhellingshoekvouwen.
2.Lijndezeranduitmeteenverticaaloppervlak,bijvoorbeeldeenboom,gebouwofhek.
3.Voorbeeldvanhetvergelijkenvandehellingshoekmetdegevouwenrand
5
Veiligheids-eninstructiestickers
Veiligheidsstickersenveiligheidsinstructieszijngemakkelijkzichtbaarvoordebestuurderen
bevindenzichbijplaatsenwaargevaarkanontstaan.Vervangallebeschadigdeofverdwenen
stickers.
decaloemmarkt
Merktekenvanfabrikant
1.Ditmerktekengeeftaandathetmesonderdeelvaneen
origineleT oromaaimachineis.
decalbatterysymbols
Symbolenopaccu
Sommigeofallesymbolenstaanopdeaccu.
1.Risicovanexplosie6.Houdomstandersuitde
buurtvandeaccu.
2.Nietroken.Geenopen
vuurofvonken
7.Draagoogbescherming;
explosievegassenkunnen
blindheidenanderletsel
veroorzaken.
3.Risicovanbijtende
vloeistof/chemische
brandwonden
8.Accuzuurkanblindheid
ofernstigebrandwonden
veroorzaken.
4.Draagoogbescherming.
9.Ogendirectmetwater
spoelenensnelarts
raadplegen.
5.Leesde
Gebruikershandleiding.
10.Bevatlood;niet
weggooien
decal99-8936
99-8936
1.Snelheidvandemachine
4.Neutraalstand
2.Snel
5.Achteruit
3.Langzaam
decal106-5517
106-5517
1.Waarschuwing–Raakhetheteoppervlaknietaan.
6
decal107-3069
107-3069
1.Waarschuwing–Erisgeenomkantelbeveiligingalsde
rolbeugelomlaagisgeklapt.
2.Omlichamelijkofdodelijkletseltevoorkomenals
demachineomkantelt,moetuderolbeugelinde
omhooggeklapteenvergrendeldepositiehoudenende
veiligheidsgordelomdoen.Klapderolbeugeluitsluitend
omlaagalsditabsoluutnoodzakelijkis;alsderolbeugel
omlaagisgeklapt,magudeveiligheidsgordelnietomdoen.
3.LeesdeGebruikershandleiding;rijlangzaamenvoorzichtig.
decal144-2687
144-2687
1.Geleidingtractieriem
decal109-6035
109-6035
decal127-0326
127-0326
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
3.Verwijderhet
sleuteltjeenleesde
Gebruikershandleiding
voordatuonderhoud
uitvoert.
2.Maaihoogte
decal115-9625
115-9625
1.Parkeerrem:vrijgesteld2.Parkeerrem:ingeschakeld
7
decal116-5610
116-5610
1.Urenteller4.Neutraalstand
2.Aftakasschakelaar
5.Dodemansknop
3.Parkeerrem6.Accu
decal116-8283
116-8283
1.Waarschuwing–LeesdeGebruikershandleidingvoor
instructiesomdemesbout/moervasttezettenmeteen
torsievan75tot81N·m.
decal133-8062
133-8062
decal117-3848
117-3848
1.Gevaaropweggeslingerdeobjecten–Houdomstanders
opeenafstand.
2.Machinekanvoorwerpenuitwerpen,omhooggebrachte
grasgeleider–Gebruikdemachinenooitzonderdat
degrasgeleider,deafsluitervandeafvoerofhet
grasopvangsysteemisgemonteerd.
3.Handenofvoetenkunnenwordengesneden/geamputeerd,
maaimes–Blijfuitdebuurtvanbewegendedelen;houd
allebeschermendedelenophunplaats.
decal126-4363
126-4363
1.Ledematenkunnenwordengesneden/geamputeerd
enwordengegrepen,ventilator,riem.Zetdemotor
afenverwijderhetsleuteltjevoordatuafstellingen
uitvoert,servicewerkzaamhedenverrichtofdemachine
schoonmaakt.
decal126-9939
126-9939
1.Leesde
Gebruikershandleiding
2.Vullentotdeonderkant
vandevulbuis;
waarschuwing–detank
niettevolgieten
8
decal140-4927
140-4927
1.Maaihoogte(inch/millimeter)
decal144-2669
144-2669
1.Oliepeilcontroleren.4.Smeerhetzwenkwiel.
2.Controleerhetpeilvande
hydraulischevloeistof.
5.LeesdeGebruikershand-
leidingalvorensonder-
houdswerkzaamhedenuit
tevoeren.
3.Debandenspanning
controleren.
decal132-5067
132-5067
decal144-6569
144-6569
1.Werklicht3.Langzaam
2.Snel
9
decal132-0871
132-0871
Opmerking:Dezemachinevoldoetaandetestsdiedestatischebreedte-enlengtestabiliteitmetenendiestandaardzijninde
sector.Demaximaleaanbevolenhellingshoekwordtvermeldopdesticker.Raadpleegdeinstructiesvoorgebruikvandemachineop
hellingenindeGebruikershandleidingendeomstandighedenwaarinudemachinezougebruikenomnategaanofudemachine
opeenbepaaldedagenophetterreininkwestiekuntgebruiken.Veranderingeninhetterreinkunnentotgevolghebbendatde
machineandersreageertophellingen.
1.Waarschuwing–LeesdeGebruikershandleiding;alle
bestuurdersmoeteninstructiehebbenontvangenvoordatzij
demachinegebruikeñ;draaggehoorbescherming.
4.Kantelgevaar–Gebruikgeendubbeleoprijplaatbijhetladen
opeenaanhanger;gebruikéénenkeleoprijplaatdiebreed
genoegisvoordemachineendieeenhellingshoekheeft
vanminderdan15graden;rijachteruitdeoprijplaatopenrij
vooruitdeoprijplaataf.
2.Gevaar:handenkunnenwordengesneden/geamputeerd
–Blijfuitdebuurtvanbewegendedelen;houdalle
beschermendedelenophunplaats.
5.Gevaaromoverredenteworden–Vervoergeenpassagiers;
kijkachteromalsuachteruitrijdt.
3.Gevaaropweggeslingerdeobjecten–Houdomstandersop
eenafstand.
6.Kantelgevaar–Gebruikdemachinenietindebuurtvansteile
hellingenofhellingenvanmeerdan15°;gebruikdemachine
enkelophellingenvanminderdan15°.
10
Algemeenoverzicht
vandemachine
g332505
Figuur4
1.Maaihoogtestanden
7.Brandstoftankdop
2.Bedieningsorganen8.Parkeerremhendel
3.Rijhendels9.Maaidek
4.Elektrischeheî‚¿nrichting
vanhetmaaidek
(uitsluitendbepaalde
modellen)
10.Zwenkwiel
5.Rolbeugel11.Antiscalpeerrol
6.Schokbreker
Bedieningsorganen
Zorgdatuvertrouwdbentmetallebedieningsorganen
voordatudemotorstartendemachinegebruikt.
Bedieningspaneel
g332503
Figuur5
1.Contactschakelaar
4.Lichtschakelaar
(uitsluitendvoormodellen
metlampen)–optionele
setvooranderemodellen
2.Aftakasschakelaar
5.Urenteller
3.Gashendel6.Chokeknop(alleenvoor
modellenmetcarburateur)
Contactschakelaar
Decontactschakelaar,waarmeeudemotorstarten
afzet,heeft3standen:UIT,LOPENenSTART.Zie
Startenvandemotor(bladz.24).
Lichtschakelaar
Uitsluitendvoormodellenmetlampen
GebruikdelichtschakelaaromdelampenINofUIT
teschakelen(Figuur5).
Chokeknop
Gebruikdechokeknopomeenkoudemotortestarten.
11
Gashendel
Degashendelregelthetmotortoerentalenzorgtvoor
eencontinuverstelbareregelingvanLANGZAAMtot
SNEL(Figuur5).
Maaimesschakelaar(aftakas,PTO)
Metdemaaimesschakelaar,aangeduidmethet
aftakassymbool(PTO),schakeltudeaandrijvingnaar
demaaimessenaanofuit(Figuur5).
Urenteller
Deurentellerregistreerthetaantalurendatde
motorinbedrijfisgeweest.Deurentellerwerktals
demotorloopt.Gebruikdezetijdenomregelmatig
onderhoudswerkzaamhedenteplannen(Figuur6).
g187133
Figuur6
1.Symbolen
veiligheidssysteem
3.Acculampje
2.Urenteller
Indicatorsveiligheidssysteem
Erstaansymbolenopdeurentellerdiemeteen
zwartedriehoekaangevendathetveiligheidssysteem
juistaangebrachtis(Figuur6).
Accu-indicatielampje
Alsuhetcontactsleuteltjegedurendeeenpaar
secondenindestandAANzet,wordtdeaccuspanning
weergeveninhetgebiedwaarnormaaldeuren
wordenweergegeven.
Hetacculampjewordtingeschakeldwanneerde
contactschakelaarisingeschakeldenwanneerde
ladingzichonderhetjuistebedrijfsniveaubevindt
(Figuur6).
Rijhendels
Derijhendelswordengebruiktomdemotorvooruiten
achteruittelatenrijdenenombochtennaarlinksof
naarrechtstemaken(Figuur4).
Vergrendeldeneutraalstand
Zetderijhendelsvanuithetmiddennaarbuitennaar
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDwanneerude
machineverlaat(Figuur25).Zetderijhendelsaltijdin
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDalsudemachine
stoptofonbeheerdachterlaat.
Parkeerremhendel
Alsudemotorafzet,moetudeparkeerreminwerking
stellenomtevoorkomendatdemachineperongeluk
inbewegingkomt.
Brandstofklep
Sluitdebrandstofafsluitklepwanneerudemachine
transporteertofstalt;zieDebrandstofafsluitklep
gebruiken(bladz.31).
12
Speciî‚¿caties
Opmerking:Speciî‚¿catiesenontwerpkunnenzondervoorafgaandekennisgevingwordengewijzigd.
Breedte
Maaidekvan122cmMaaidekvan132cmMaaidekvan152cm
Zondermaaidek129cm137cm140cm
Geleideromhoog
141cm150cm166cm
Geleideromlaag
160cm171cm191cm
Geleiderverwijderd
132cm141cm156cm
Lengte
24"banden26"banden
Lengte219cm220cm
Hoogte
24"banden26"banden
Rolbeugelomhoog182cm185cm
Rolbeugelomlaag126cm129cm
Gewicht
Machines
Gewicht
122cmmachines512kg
132cmmachines531tot540kg
152cmmachines535tot590kg
Werktuigen/accessoires
EenselectievandoorT orogoedgekeurdewerktuigenenaccessoiresisverkrijgbaarvoorgebruikmetde
machineomdemogelijkhedendaarvanteverbeterenenuittebreiden.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealerofeenerkendeTorodistributeur,ofbezoekwww.Toro.comvooreenlijstvanallegoedgekeurde
werktuigenenaccessoires.
Omdebesteprestatiesteverkrijgenenerzekervantezijndatdemachinealtijdveiligkanwordengebruikt,
moetutervervanginguitsluitendorigineleToroonderdelenenaccessoiresgebruiken.Gebruiktervervanging
nooitonderdelenenaccessoiresvananderefabrikanten,omdatditgevaarlijkkanzijn.Ditkanertoeleiden
datdegarantieophetproductkomttevervallen.
13
Gebruiksaanwijzing
Opmerking:Bepaalvanuitdenormale
bedieningspositiedelinker-enrechterzijdevande
machine.
Voorgebruik
Veiligheidsinstructies
voorafgaandaanhetwerk
Algemeneveiligheid
•Laatkinderenofpersonendiegeeninstructie
hebbenontvangendemachinenietgebruikenof
eronderhoudswerkzaamhedenaanverrichten.
Plaatselijkevoorschriftenkunnennadereeisen
stellenaandeleeftijdvandegenediemetde
machinewerkt.Deeigenaarisverantwoordelijk
voordeinstructievanallebestuurdersentechnici.
•Controleerdeomgevingwaarudemachinegaat
gebruiken.Verwijderallevoorwerpendiede
werkingvandemachinekunnenbeïnvloedenof
diedoordemachinekunnenwordenuitgeworpen.
•Zorgervoordatuvertrouwdraaktmetde
bedieningsorganenendeveiligheidssymbolen,en
weethoeudemachineveiligkuntgebruiken.
•Controleerdeaanwezigheidengoedewerkingvan
dedodemansinrichtingen,veiligheidsschakelaars
enschermen.Gebruikdemachineuitsluitendals
dezenaarbehorenwerkt.
•Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,vultmetbrandstof,
reinigt,staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
•Controleervoordatubeginttemaaiendemachine
omzekertezijndatdemaai-eenhedengoed
werken.
•Inspecteerhetterreinomnategaanwelke
accessoiresenwerktuigennodigzijnomde
machineveiligengoedtegebruiken.
•Draaggeschiktekledingenuitrusting,
zoalsoogbescherming,eenlangebroek,
stevigeschoenenmeteengripvastezoolen
gehoorbescherming.Draaglanghaarnietlosen
draaggeenlossekledingofjuwelen.
•Vervoergeenpassagiersopdemachine.
•Houomstandersenhuisdierentijdenshetwerkuit
debuurtvandemachine.Schakeldemachine
enhet/dewerktuig(en)uitindieniemandhet
werkgebiedbetreedt.
•Gebruikdemachineniettenzijalleschermenen
veiligheidsvoorzieningenzoalsdegeleidersende
volledigegrasvangerophunplaatszittenengoed
werken.Vervangversletenofkapotteonderdelen
indiennodig.
Brandstofveiligheid
•Brandstofisuiterstontvlambaarenzeerexplosief.
Brandofexplosievanbrandstofkanbrandwonden
bijuofanderenenmateriëleschadeveroorzaken.
–Omtevoorkomendateenstatischeladingde
brandstoftotontbrandingkanbrengen,moet
uhetbenzinevaten/ofdemachinevoordatu
detankvultopdegrondplaatsen,nietopeen
voertuigofeenanderobject.
–Vuldebrandstoftankopeenhorizontaal
oppervlakenindeopenluchtwanneerde
motorkoudis.Eventueelgemorstebrandstof
opnemen.
–Rooknietalsuomgaatmetbrandstof,en
houdbrandstofuitdebuurtvanopenvuuren
vonken.
–Alsdemotordraaitofheetis,magde
brandstoftankdopnietwordenverwijderd
enmagdetanknietmetbrandstofworden
bijgevuld.
–Probeerdemotorniettestartenalsu
brandstofmorst.Zorgervoordatergeen
ontstekingsbronnenindebuurtzijntotdatde
brandstofdampenvolledigzijnverdwenen.
–Brandstofineengoedgekeurdvatofbliken
buitenbereikvankinderenbewaren.
•Brandstofisschadelijkofdodelijkbijinname.
Langdurigeblootstellingaandampenkanleiden
toternstigletselenziekte.
–Voorkomdatudampenlangetijdinademt.
–Houduwhandenengezichtuitdebuurtvanhet
vulpistoolendeopeningvandebrandstoftank.
–Houdbrandstofuitdebuurtvanogenenhuid.
•Slademachineendebrandstofhoudernietop
opplaatsenwaaropenvlammen,vonkenof
waakvlammen(b.v.vaneenboilerofandere
toestellen)aanwezigkunnenzijn.
•Vulbrandstofvatennietineenvoertuig,
vrachtwagenofopeenaanhangermetkunststof
beplating.Zetbrandstofvatenaltijdopdegrond
enuitdebuurtvanhetvoertuigvoordatudetank
bijvult.
•Laaddemachineuitdevrachtwagenofaanhanger
envuldezebijmetbrandstofwanneerzeop
14
degrondstaat.Alsditnietmogelijkis,vuldan
brandstofbijuiteendraagbaarvatinplaatsvan
meteenbrandstofpistool.
•Gebruikdemachineuitsluitendalshetcomplete
uitlaatsysteemisgemonteerdennaarbehoren
werkt.
•Houdhetvulpistoolincontactmetderandvande
benzinetankofhetvattothettankenvoltooidis.
Gebruikgeenvergrendelingvoorhetvulpistool.
•Alsubrandstofmorstopuwkledingdientuzich
onmiddellijkomtekleden.
•Gietdebrandstoftankniettevol.Plaatsde
brandstofdopterugenmaakhemstevigvast.
•Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
geluiddemper,deaandrijvingen,degrasvangeren
demotorombrandtevoorkomen.Veeggemorste
olieenbrandstofop.
Brandstofbijvullen
Aanbevolenbrandstof
•Gebruikvoordebesteresultatenuitsluitend
schone,verse(minderdan30dagenoud),
loodvrijebenzinemeteenoctaangetalvan87of
hoger(indelingsmethode(R+M)/2).
•Ethanol:benzinemetmaximaal10vol.%ethanol
of15vol.%MTBE(methyltertiairebutylether)is
geschikt.EthanolenMTBEzijnverschillende
stoffen.Benzinemet15%ethanol(E15)per
volumeisnietgoedgekeurdvoorgebruik.Gebruik
nooitbenzinediemeerdan10%ethanolper
volumebevat,zoalsE15(bevat15%ethanol),
E20(bevat20%ethanol),ofE85(bevattot85%
ethanol).Hetgebruikvanniet-goedgekeurde
benzinekanleidentotverminderdeprestaties
en/ofmotorschadediemogelijknietgedektwordt
doordegarantie.
•Geenbenzinegebruikendiemethanolbevat.
•Tijdensdewintergeenbrandstofbewaren
indebrandstoftankofinvaten,tenzijueen
brandstofstabilisatorgebruikt.
•Mengnooitoliedoorbenzine.
Gebruikvanstabilizer/conditioner
Gebruikvanstabilizer/conditionerindemachinebiedt
devolgendevoordelen:
•Houdtbrandstoflangerverswanneerdezewordt
gebruiktvolgensdevoorschriftenvandefabrikant
vandestabilisator.
•Houdtdemotortijdenshetgebruikschoon.
•Voorkomtharsachtigeafzettingeninhet
brandstofsysteem,dietotstartproblemenkunnen
leiden
Belangrijk:Gebruiknooitbrandstofadditieven
diemethanolofethanolbevatten.
Voegdejuistehoeveelheidstabilizer/conditioner
aandebrandstoftoe.
Opmerking:Stabilizer/conditionerwerkt
hetbestalsdezemetversebenzinewordt
gemengd.Gebruikaltijdstabilizer/conditioner
omhetrisicovanharsachtigeafzettingeninhet
brandstofsysteemzokleinmogelijktehouden.
Brandstoftankvullen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
2.Steldeparkeerreminwerking.
3.Zetdemotorafenverwijderhetsleuteltje.
4.Reinighetgebiedronddedopvande
brandstoftank.
5.Vuldetanktotaandeonderkantvandevulbuis
(Figuur7).
Opmerking:Vuldebrandstoftankniet
helemaalvol.Ditgeeftdebrandstofindetank
ruimteomuittezetten.
g036751
Figuur7
15
Dagelijksonderhoud
uitvoeren
Voerelkedag,voordatudemachinestart,de
dagelijkseproceduresuitbeschreveninOnderhoud
(bladz.35).
Eennieuwemachine
inrijden
Eennieuwemotorheefttijdnodigomvolvermogen
teontwikkelen.Maai-eenhedenenaandrijfsystemen
hebbenmeerwrijvingalszijnieuwzijn,waardoor
demotorextrawordtbelast.Houderrekeningmee
dateennieuwemachineeeninrijperiodevan40
tot50bedrijfsurennodigheeftomvolvermogente
ontwikkelenvoordebesteprestaties.
Deomkantelbeveiliging
(rolbeugel)gebruiken
WAARSCHUWING
Omlichamelijkofdodelijkletseltevoorkomen
alsdemachineomkantelt:laatderolbeugel
volledigomhooggeklaptenvergrendeld,en
doedeveiligheidsgordelom.
Controleerofdestoelgoedopdemachine
isbevestigd.
WAARSCHUWING
Erisgeenomkantelbeveiligingalsde
rolbeugelomlaagisgeklapt.
•Klapderolbeugeluitsluitendomlaagals
ditabsoluutnoodzakelijkis.
•Doedeveiligheidsgordelnietomalsde
rolbeugelomlaagisgeklapt.
•Rijlangzaamenvoorzichtig.
•Klapderolbeugelomhoogzodraderuimte
dittoelaat.
•Letgoedopdatervoldoenderuimte
bovendemachineis(denkaantakken,
deuropeningen,elektrischekabels)
voordatuondereenobjectrijdtenzorg
ervoordatuditnietraakt.
Derolbeugelomlaagklappen
Belangrijk:Klapderolbeugeluitsluitendomlaag
alsditabsoluutnoodzakelijkis.
1.MaakdeR-pennenlosenverwijderde2pennen
(Figuur9).
2.Klapderolbeugelomlaag(Figuur8).
Opmerking:Derolbeugelkanin2standen
omlaagwordengeklapt;zieFiguur8.
3.Plaatsde2pennenenzetdezevastmetde
R-pennen(Figuur9).
16
g004954
Figuur8
1.Volledigneergelatenstand
2.Omlaaggeklaptmetde
grasvangergemonteerd
Derolbeugelomhoogklappen
Belangrijk:Doealtijddeveiligheidsgordelomals
derolbeugelomhoogisgeklapt.
1.MaakdeR-pennenlosenverwijderde2pennen
(Figuur9).
2.Klapderolbeugelomhoog,plaatsde2pennen
enzetdezevastmetdeR-pennen(Figuur9).
g004955
Figuur9
1.Rolbeugel3.Pen
2.Omhooggeklaptestand
4.R-pen
Hetveiligheidssysteem
gebruiken
WAARSCHUWING
Niet-aangeslotenofbeschadigde
interlockschakelaarskunnenonverwachte
gevolgenhebbenopdewerkingvan
demachine.Ditkanlichamelijkletsel
veroorzaken.
•Laatdeinterlockschakelaarsongemoeid.
•Controleerelkedagdewerkingvan
deinterlockschakelaarsenvervang
beschadigdeschakelaarsvoordatude
machineweeringebruikneemt.
Werkingvanhetveiligheidssys-
teem
Hetveiligheidssysteemisbedoeldomstartenvande
motoralleenmogelijktemakenwanneer:
•deparkeerreminwerkingisgesteld;
•demesschakelaar(aftakas)isuitgeschakeld;
•derijhendelsindevergrendeldeNEUTRAALSTAND
staan;
Hetveiligheidssysteemzorgtervoordatdemotor
wordtuitgeschakeldwanneerderijhendelsuit
deVERGRENDELDENEUTRAALSTANDwordengezet
alsdeparkeerreminwerkingisgesteldofalsu
debestuurdersstoelverlaatterwijldeaftakasis
ingeschakeld.
Deurentellerisvoorzienvanindicatorenom
degebruikersopdehoogtetestellenalshet
veiligheidssysteemindejuistestandstaat.Alshet
veiligheidssysteemindejuistestandstaat,wordteen
indicatorweergegevenophetscherm.
g009181
Figuur10
1.Indicatorenverschijnenalshetveiligheidssysteemzichin
dejuistestandbevindt.
17
Hetveiligheidssysteemtesten
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Controleerdewerkingvanhetveiligheidssysteem
telkensvoordatudemachineingebruikneemt.Als
hetveiligheidssysteemnietwerktzoalshieronder
wordtbeschreven,moetuhetdirectlatenrepareren
dooreenerkendeservicedealer.
1.Neemplaatsopdestoel,steldeparkeerremin
werkingenschakeldemesschakelaar(aftakas)
IN.Probeerdemotortestarten;demotormag
nunietgaandraaien.
2.Neemplaatsopdestoel,steldeparkeerremin
werkingenschakeldemesschakelaar(aftakas)
UIT.Beweegeenvanbeiderijhendelsuitde
VERGRENDELDENEUTRAALSTAND.Probeerde
motortestarten;demotormagnunietgaan
draaien.Herhaalvoordeandererijhendel.
3.Neemplaatsopdestoel,steldeparkeerremin
werking,schakeldemesschakelaarUITenzetde
rijhendelsindevergrendeldeNEUTRAALSTAND.
Startnudemotor.Laatdemotorlopenenzet
deparkeerremvrij,schakeldemesschakelaar
(aftakas)inenkomietsovereinduitde
bestuurdersstoel.Demotormoetafslaan.
4.Neemplaatsopdestoel,steldeparkeerremin
werking,schakeldemesschakelaar(aftakas)
UITenzetderijhendelsindeVERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND.Startnudemotor.Alsdemotor
loopt,centreertueenvanbeiderijhendelsen
beweegtudeze(vooruitofachteruit).Demotor
moetnustoppen.Herhaaldezeprocedurebijde
andererijhendel.
5.Neemplaatsopdestoel,schakeldeparkeerrem
uit,schakeldemesschakelaar(aftakas)UIT
enzetderijhendelsindeVERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND.Probeerdemotortestarten;de
motormagnunietgaandraaien.
Bestuurdersstoelinstellen
Ukuntdestoelnaarvorenennaarachteren
verschuiven.Destandvandestoelmoetzozijn
datudemachinehetbestkuntbedienenendatu
comfortabelzit(Figuur11).
g027632
Figuur11
18
Deachtersteschokdem-
persinstellen
UkuntdeMyRideâ„¢veringnaaruwvoorkeurinstellen
zodatuprettigencomfortabelkuntrijden.Ukuntde
2achtersteschokbrekersverstellenenzodevering
sneleneenvoudiginstellen.Steldeveringinzodat
dievooruhetmeestcomfortabelis.
Desleuvenvoordeachtersteschokdempershebben
inklikpuntenomdeinstellingaantegeven.Ukunt
deachtersteschokdempersechteroveralinde
sleuvenzetten,nietalleenindeinklikpunten.De
onderstaandetekeningtoontdepositiesvooreen
hardeofzachteveringinstelling,endebijbehorende
inklikpuntenFiguur12
g030065
Figuur12
1.Hardstevering3.Inklikpuntenindesleuven
2.Zachtsevering
Opmerking:Zorgervoordatdeachterste
schokdemperslinksenrechtsaltijdhetzelfdezijn
ingesteld.
Steldeachtersteschokdempersin(Figuur13).
g030024
g030019
Figuur13
19
Tijdensgebruik
Veiligheidtijdenshetwerk
Algemeneveiligheid
•Deeigenaar/gebruikerisverantwoordelijkvoor
ongelukkendiepersoonlijkletselofmateriële
schadekunnenveroorzaken,enhijdientzulke
ongelukkentevoorkomen.
•Geefuwvolledigeaandachtalsudemachine
gebruikt.Zorgervoordatumetnietsandersbezig
bentwaardoorukuntwordenafgeleid,anders
kunnenerletselsontstaanofkaneigendom
wordenbeschadigd.
•Gebruikdemachinenietalsuziek,moeofonder
deinvloedvanalcoholofdrugsbent.
•Contactmethetmeskanleidentoternstig
lichamelijkletsel.Zetdemotoraf,verwijderhet
contactsleuteltjeenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Wanneerudesleutel
naarUITdraait,moetdemotorafslaanenmoet
hetmesstoppen.Alsditniethetgevalis,mag
udemachinenietverdergebruikenenmoetu
contactopnemenmeteenerkendeservicedealer.
•Gebruikdemachineuitsluitendalshetzichtgoed
isenbijgeschikteweersomstandigheden.Gebruik
demachinenietalserkansopbliksemis.
•Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvan
demaai-eenheden.Blijfuitdebuurtvande
afvoeropening.
•Maainietalsdegrasgeleiderindegehevenstand
staat,verwijderdisofgewijzigdis,tenzijeen
grasvangerofmulchsetgemonteerdisengoed
werkt.
•Maaiuitsluitendindeachteruitstand,alsdat
striktnoodzakelijkis.Kijkaltijdnaarbenedenen
achteromvoordatuachteruitrijdt.
•Weesuiterstvoorzichtigbijhetnaderenvanblinde
hoeken,struiken,bomenenandereobjectendie
hetzichtkunnenbelemmeren.
•Stopdemaaimessenalsunietdaadwerkelijk
maait.
•Alsdemaaimachinetocheenvoorwerpraakten
beginttetrillen,moetumeteendemotorafzetten,
decontactsleutelverwijderen(indiendemachine
hiermeeisuitgerust)enwachtentotdatalle
bewegendeonderdelentotstilstandzijngekomen
voordatudemachineopbeschadigingcontroleert.
Voerallenoodzakelijkereparatiesuitvoordatude
machineweeringebruikneemt.
•Verminderuwsnelheidenweesvoorzichtig
alsueenbochtmaaktofwegenenvoetpaden
oversteektmetdemachine.Verleenaltijd
voorrang.
•Doehetvolgendevoordatudebestuurdersstoel
verlaat:
–Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
–Schakeldeaftakasuitenlaatdewerktuigen
zakken.
–Steldeparkeerreminwerking.
–demotoraftezettenenhetsleuteltjete
verwijderen;
–Tewachtentotallebewegendeonderdelentot
stilstandzijngekomen.
•Laatdemotorenkeldraaieningoed
verluchteomgevingen.Uitlaatgassenbevatten
koolstofmonoxide,datdodelijkisbijinademing.
•Alsudemachineverlaat,laatdezedanniet
draaien.
•Bevestigmateriaaldatwordtgesleeptuitsluitend
aanhetsleeppuntaandemachine.
•Gebruikdemachineniettenzijalleschermenen
veiligheidsvoorzieningenzoalsdegeleidersende
volledigegrasvangerophunplaatszittenengoed
werken.Vervangversletenofkapotteonderdelen
indiennodig.
•GebruikalleendoorTorogoedgekeurde
accessoiresenwerktuigen.
•Dezemachinesteltdegebruikerblootaan
geluidsniveausvanmeerdan85dBA.Bij
langdurigeblootstellingkanditleidentot
gehoorbeschadiging.
g229846
Figuur14
1.Draaggehoorbescherming.
•Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
aandrijvingen,degeluiddemperendemotorom
brandtevoorkomen.
•Startdemotorenzorgerhierbijvoordatuw
voetenuitdebuurtvandemessenzijn.
•Letopdeuitworpvandemaaierenrichtdezeuit
debuurtvanmensen.Zorgtdathetafgevoerde
materiaalniettegeneenmuurofobstakelkomt
omdathetmateriaalnaaruterugkanketsen.
•Stopdemessen,verminderdesnelheidvande
machineenweesvoorzichtigwanneerueen
20
oppervlakzondergrasoversteektofwanneerude
machinetransporteertvanennaarhetwerkgebied.
•Veranderdesnelheidvandetoerenregelaarniet
enlaatdemotorhetmaximaletoerentalniet
overschrijden.
•Kinderenkomenvaaknaardemachineenhet
maaienkijken.Gaernooitvanuitdatkinderenop
deplaatsblijvenwaaruzevoorlaatstzag.
•Houdkinderenuitdebuurtvanhetwerkgebied
enplaatszeondertoezichtvaneenandere
verantwoordelijkevolwassenedandebediener
vandemaaier.
•Weesalertenschakeldemachineuitalskinderen
hetwerkgebiedbetreden.
•Voordatudemachineachteruitrijdtofdraait,moet
unaarbenedenenrondukijkenofergeenkleine
kinderenindebuurtzijn.
•Vervoergeenkinderenopdemachine,zelfs
wanneerdemessennietbewegen.Kinderen
kunnenvandemachinevallenenkunnenernstig
letseloplopenofuverhindereninhetveilig
gebruikenvandemachine.Alseenkindin
hetverledenopeenmaaierheeftmeegereden,
kanhetinhetmaaigebiedverschijnenzonder
waarschuwing,enkandanoverredenwordendoor
demaaier,bijhetvooruit-ofachteruitrijden.
Beschermingvanderolbeugel
•Derolbeugeliseenintegraleveiligheidsvoorzie-
ning.Verwijdergeenonderdelenvanderolbeugel
vandemachine.
•Zorgdatudeveiligheidsgordeldraagtendezein
eennoodgevalsnelkuntlosmaken.
•Houdderolbeugelindevolledigomhooggeklapte
envergrendeldestandendoealtijdde
veiligheidsgordeomwanneerderolbeugel
omhooggeklaptis.
•Controleerzorgvuldigopobjectenbovenhethoofd
voordatuhieronderrijdt,enraakdezeniet.
•Vervangbeschadigdeonderdelenvande
rolbeugel.Umagdezenietreparerenof
aanpassen.
•Erisgeenomkantelbeveiligingalsderolbeugel
omlaagisgeklapt.
•Wielendieoverrandenofoversteileoeversheen
komenofinwaterkomen,kunnentotgevolg
hebbendatdemachineomkantelt,hetgeenernstig
ofdodelijkletselkanveroorzaken.
•Doedeveiligheidsgordelnietomalsderolbeugel
omlaagisgeklapt.
•Klapderolbeugeluitsluitendomlaagalsdit
absoluutnoodzakelijkis;klaphemomhoogzodra
deruimtedittoelaat.
•Indiendemachineomkantelt,moetudemachine
naareenerkendeservicedealerbrengenomde
rolbeugeltelateninspecteren.
•GebruikuitsluitenddoorT orogoedgekeurde
accessoiresenwerktuigenvoorderolbeugel.
Demachineveiliggebruikenop
hellingen
•Hetmaaienophellingeniseenbelangrijke
factorbijongelukkenwaarbijdecontroleoverde
machinewordtverlorenofdezeomkantelt.Dit
kanernstigofdodelijkletselveroorzaken.De
bestuurderisverantwoordelijkvooreenveilig
gebruikvandemachineophellingen.Gebruik
vandemachineophellingenvereistaltijdextra
voorzichtigheid.Doehetvolgendevoordatude
machineopeenhellinggaatgebruiken:
–Leesdeinstructiesvoorgebruikopeenhelling
indehandleidingenopdemachine,enzorg
datudezeinstructiesbegrijpt.
–Gebruikeenhellingsindicatoromde
hellingshoekbijbenaderingtebepalen.
–Gebruikdemaaimachinenooitophellingen
vanmeerdan15°.
–Onderzoekdetoestandvanhetwerkgebied
opdiedagomtebepalenofdemachine
veiligkanwordengebruiktopdehelling.
Gebruikuwgezondverstandenuw
beoordelingsvermogenwanneerudit
onderzoekuitvoert.Veranderingeninhet
terrein,zoalsdevochtigheidsgraad,kunnen
snelvaninvloedzijnopdemanierwaaropde
machinereageertopeenhelling.
•Spoorgevarenonderaandehellingop.Gebruik
demachinenietindebuurtvansteilehellingen,
greppels,oevers,waterofanderegevaren.
Demachinekanplotselingomslaanalseen
wieloverderandkomtofalsderandinstort.
Houdeenveiligeafstand(tweemaaldebreedte
vandemachine)tussendemachineen
landschapselementendiegevaarlijkkunnenzijn.
Gebruikeenloopmaaierofeenhandtrimmerom
grastemaaienopdezeplaatsen.
•Vermijdstarten,stoppenofbochtenmakenop
hellingen.Vermijdplotseveranderingenvan
snelheidofrichting;verandertraagengeleidelijk
vanrichting.
•Gebruikeenmachinenooitinomstandigheden
waarbijutwijfeltovertractie,sturenofstabiliteit.
Denkeraandatdemachinetractiekanverliezen
doordatubergafwaarts,opnatgrasofdwarsop
eenhellingmaait.Alsdeaandrijfwielentractie
verliezen,kunnenzegaanslippenenkuntu
nietmeerremmenofsturen.Demachinekan
schuiven,zelfsalsdeaandrijfwielennietdraaien.
21
•Verwijderofletopobstakelsalssloten,gaten,
geulen,hobbels,stenenofandereverborgen
gevaren.Inhooggraszijnobstakelsniet
altijdzichtbaar.Demachinekanomslaanop
oneffenhedeninhetterrein.
•Weesextravoorzichtigwanneerudemachine
gebruiktmetaccessoiresofwerktuigenzoals
grasopvangsystemen.Dezekunnendemachine
minderstabielmaken,waardoorudecontroleover
demachinekuntverliezen.Volgdeinstructies
voorgebruikvancontragewichtenop.
•Laathetmaaidekindienmogelijkneeropdegrond
wanneerudemachineopeenhellinggebruikt.
Alsuhetmaaidekomhoogbrengtophellingen,
kandemachineonstabielworden.
g221745
Figuur15
1.Veiligezone–Gebruikde
machineindezezoneop
hellingenvanminderdan
15°ofvlakkegebieden.
4.W=breedtevande
machine
2.Gevarenzone–Gebruik
eenloopmaaieren/ofeen
handtrimmerophellingen
vanmeerdan15°eninde
buurtvansteilehellingen
ofwater.
5.Houdeenveiligeafstand
(tweemaaldebreedte
vandemachine)
tussendemachineen
landschapselementendie
gevaarlijkkunnenzijn.
3.Water
Plaatsnemeninde
bestuurderspositie
Gebruikhetmaaidekalsopstapjeomde
bestuurderspositietebereiken(Figuur16).
g029797
Figuur16
1.Staphier.
Parkeerremgebruiken
Steldeparkeerremaltijdinwerkingwanneerude
machinestoptofdezeonbeheerdachterlaat.
Dehandreminschakelen
Parkeerdemachineopeenhorizontaaloppervlak.
g283915
Figuur17
22
Dehandremuitschakelen
g339561
Figuur18
Demesschakelaar(aftakas)
bedienen
Demesschakelaar(aftakas)startenstoptde
maaimesseneneventuelebekrachtigdewerktuigen.
Messchakelaar(aftakas)
inschakelen
Opmerking:Demesschakelaar(aftakas)
inschakelenmethalfgasofminderzorgtvoor
overmatigeslijtageaandeaandrijfriemen.
g332523
Figuur19
Messchakelaar(aftakas)
uitschakelen
g332522
Figuur20
Degashendelbedienen
Degashendelheefttweestanden:SNELenLANGZAAM
(Figuur21).
GebruikaltijddestandSNELwanneerudeaftakas
inschakelt.
g008946
Figuur21
23
Dechokebedienen
Gebruikdechokeomeenkoudemotortestarten.
1.Trekdeknopvandechokeomhoogomdeze
inteschakelenvoordatudecontactschakelaar
inschakelt(Figuur22).
2.Drukdeknopvandechokeomlaagomdeze
weeruitteschakelennadatdemotorisgestart
(Figuur22).
g008959
Figuur22
1.AAN2.UIT
Startenvandemotor
Opmerking:Alsdemotorwarmofheetis,hoeftu
dechokeniettegebruiken.
Belangrijk:Steldestartmotortelkensnietlanger
dan5secondeninwerking.Alsudestartmotor
langerdan5secondeninwerkingstelt,kan
dezewordenbeschadigd.Alsdemotornietwil
starten,moetu10secondenwachtenvoordatu
destartmotoropnieuwinwerkingstelt.
g332530
Figuur23
24
Demotorafzetten
VOORZICHTIG
Kinderenofomstanderskunnenletsel
oplopenalszijdemachineverplaatsenof
proberentebedienenterwijldezeonbeheerd
staat.
Verwijderaltijdhetsleuteltjeenstelde
parkeerreminwerkingwanneerudemachine
onbeheerdachterlaat.
g332529
Figuur24
Derijhendelsgebruiken
c:\data\documentum\checkout\g004532
Figuur25
1.Rijhendel–vergrendelde
NEUTRAALSTAND
4.Achteruit
2.Centraleontgrendelde
stand
5.Voorkantvandemachine
3.Vooruit
25
Metdemachinerijden
Deaandrijfwielendraaienonafhankelijkenworden
aangedrevendoorhydraulischemotorenopelkeas.U
kuntdewielenaandeenezijdeachteruitlatendraaien
entegelijkdieaandeanderezijdevooruit,waardoor
demachineomzijnasdraaitinplaatsvaneenbocht
temaken.Zoisdemachineveelwendbaarder,maar
hetkanwattijdvergeneerugewendbentaande
manierwaaropdemachinebeweegt.
Metdegashendelregeltudesnelheidvandemotor,
oftewelhettoerental(inomwentelingenperminuut).
ZetdegashendelopSNELomdebesteprestatieste
verkrijgen.Laatdemotortijdenshetmaaienaltijdvol
gasdraaien.
WAARSCHUWING
Demachinekanzeersnelronddraaien.De
bestuurderkandecontroleoverdemachine
verliezen.Ditkanleidentotlichamelijkletsel
enschadeaandemachine.
•Weesvoorzichtigalsueenbochtmaakt.
•Verminderdesnelheidvandemachine
voordatueenscherpebochtmaakt.
Vooruitrijden
Opmerking:Demotorslaatafalsude
tractiebedieningbeweegtterwijldeparkeerremin
werkingisgesteld.
Omdemachinetestoppen,duwtuderijhendelsnaar
deNEUTRAAL-stand.
1.Schakeldeparkeerremuit;zieDehandrem
uitschakelen(bladz.23).
2.Zetdehendelsindemiddelste,ontgrendelde
stand.
3.Omvooruitterijden,duwtuderijhendels
langzaamnaarvoren(Figuur26).
g008952
Figuur26
Achteruitrijden
1.Zetdehendelsindemiddelste,ontgrendelde
stand.
2.Omachteruitterijden,trektuderijhendels
langzaamnaarachteren(Figuur27).
g008953
Figuur27
26
Zijafvoergebruiken
Hetmaaidekisuitgerustmeteenscharnierende
grasgeleider,diehetmaaiselzijwaartsenomlaag
naarhetgazonafvoert.
GEVAAR
Alsdegrasgeleider,afsluitervandeafvoer
ofdegrasvangernietopdejuisteplaats
zijngemonteerd,kunnenuofanderen
inaanrakingkomenmethetmaaimesof
uitgeworpenvoorwerpen.Contactmet
hetdraaiendemaaimesenuitgeworpen
voorwerpenkanlichamelijkofdodelijkletsel
veroorzaken.
•Verwijderdegrasgeleidernooitvanhet
maaidekomdathiermeehetmaaisel
wordtafgevoerdnaarhetgazon.Een
beschadigdegrasgeleidermoetdirect
wordenvervangen.
•Steeknooituwhandenofvoetenonderhet
maaidek.
•Probeernooithetafvoersysteemofde
maaimessentereinigenzondereerstde
messchakelaar(aftakas)UITteschakelen,
hetcontactsleuteltjeopUITtedraaienen
hetsleuteltjeuithetcontacttenemen.
•Controleerofdegrasgeleideromlaagstaat.
Demaaihoogteinstellen
Voormachinesmeteen
maaidekliftpedaal
Detransportvergrendeling
gebruiken
1.Duwhetmaaidekliftpedaalvolledignaar
vorenomhetmaaidektevergrendeleninde
TRANSPORTSTAND(Figuur28).
2.Duwhetmaaidekliftpedaalnaarvorenenduw
detransportvergrendelingnaarvorennaarde
ONTGRENDELDEstand,laatdanlangzaamhet
maaidekneer(Figuur28).
g332768
Figuur28
1.VERGRENDELDEstand
–Hetmaaidekis
vergrendeldinde
transportstand.
3.Traphet
maaidekhefpedaalin
omhetmaaidekomhoog
tebrengen.
2.ONTGRENDELDEstand
–Hetmaaidekis
nietvergrendeldinde
transportstand.
27
Depenvoordemaaihoogte
instellen
Demaaihoogtekanwordeningesteldvan38tot
140mminstappenvan6mmdoordegaffelpenin
verschillendeopeningenteplaatsen.
1.Duwhetmaaidekliftpedaalvolledignaar
vorenomhetmaaidektevergrendelen
indeTRANSPORTSTAND(ditistevensde
maaihoogtestandvan140mm);zieFiguur29.
2.Omdemaaihoogteintestellen,verwijdertude
penuitdemaaihoogtebeugel(Figuur29).
3.Kiesdeopeningindemaaihoogtebeugel
dieovereenkomtmetdegewenste
maaihoogtestand,ensteekdaarinde
pen(Figuur29).
4.Duwhetmaaidekliftpedaalnaarvoren,duwde
transportvergrendelingnaarvorenenlaathet
maaideklangzaamzakken.
g332767
Figuur29
1.Maaidekpedaal3.Penvoordemaaihoogte
2.Maaihoogte-beugel4.Hendelvoorde
transportvergrendeling
Demaaihoogteinstellen
Voormachinesmeteenelektrische
heî‚¿nrichtingvanhetmaaidek
1.Drukdehefschakelaarnaarboven(Figuur30).
g332765
Figuur30
1.Naarbovendrukkenom
hetmaaidekomhoogte
brengen.
2.Naarbenedendrukken
omhetmaaidekomlaagte
brengen.
2.Kiesdeopeningindemaaihoogtebeugel
dieovereenkomtmetdegewenste
maaihoogtestand,ensteekdaarinde
pen(Figuur31).
28
g332766
Figuur31
1.Penvoordemaaihoogte2.Maaihoogtebeugel
3.Drukdehefschakelaarnaarbenedenomde
maaihoogteintestellen(Figuur30).
Antiscalpeerrollenafstellen
Alsudemaaihoogtewijzigt,steldandehoogtevan
deantiscalpeerrollenin.
Opmerking:Steldeantiscalpeerrollenzoafdatze
degrondnietrakenopnormale,vlakkemaaiterreinen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Steldeantiscalpeerrollenafzoalswordtgetoond
inFiguur32.
g038079
Figuur32
1.Antiscalpeerrol4.Flensmoer
2.Afstandsstuk
5.Bout
3.Lagerbus
29
Tipsvoorbedieningen
gebruik
Gebruikvandesnel-standvande
gashendel
Vooreenoptimaalmaairesultaateneenmaximale
luchtcirculatiemoetudegashendelopSNELzetten.
Omhetgrasgoedtemaaienisluchtnodig;zet
demaaihoogtedusniettelaagenzorgervoordat
hetmaaidekniethelemaaldoorongemaaidgrasis
omgeven.Probeeraltijdéénzijkantvanhetmaaidek
vrijvanongemaaidgrastehouden,zodatluchtinhet
maaidekkanwordengezogen.
Wanneerueengazonvoorde
eerstekeermaait
Laathetgrasietslangerdannormaalomte
voorkomendatoneffenhedeninhetgrasvolledig
wordenweggemaaid.Inhetalgemeenkanhetbest
devoorheengebruiktemaaihoogtewordengekozen.
Alsugrasvanmeerdan15cmlanggaatmaaien,
kuntuhetbestintweekeermaaienomeengoed
maairesultaatteverkrijgen.
Eénderdevandelengtevanhet
grasafmaaien
Aanbevolenwordtnietmeerdanongeveeréénderde
vandelengtevanhetgrasaftemaaien.Meer
afmaaienwordtafgeraden,tenzijhetgrasdunis,ofin
delateherfst,wanneerhetgraslangzamergroeit.
Maairichtingafwisselen
Maaiafwisselendinverschillenderichtingen,zodat
hetgrasrechtopblijftstaan.Ditzorgtookvooreen
betereverspreidingvanhetmaaisel,watdevertering
enbemestingtengoedekomt.
Metdejuisteregelmaatmaaien
Hettempowaarmeehetgrasgroeit,varieertper
jaargetijde.Omdezelfdemaaihoogtetebehouden,
moetuinhetvroegevoorjaarvakermaaien.Alsde
groeisnelheidindezomerafneemt,maaituminder
vaak.Alsulangeretijdniethebtkunnenmaaien,
maaitueerstopeenhogemaaihoogte.Maai2dagen
lateropeenlageremaaihoogte.
Eenlageremaaisnelheid
gebruiken
Omdemaairesultatenteverbeteren,moetuin
bepaaldeomstandighedenbijeenlagererijsnelheid
maaien.
Grasniettekortafmaaien
Wanneeruoponeffenhedenmaait,moetude
maaihoogtehogerzettenomeengolvendgazonte
voorkomen.
Demachinestoppen
Alsudemachinetijdenshetmaaienmoetstoppen,
kanereenkluitmaaiselopuwgazonachterblijven.
Omdittevoorkomenkuntunaareenreedsgemaaid
oppervlakgaanmetdemesseningeschakeld,ofu
kunthetmaaidekuitschakelenterwijluvooruitgaat.
Onderkantvanhetmaaidek
schoonhouden
Verwijdernaelkgebruikmaaiselenvuilvande
onderkantvanhetmaaidek.Alszichgrasenvuilin
hetmaaidekophopen,leidtdatuiteindelijktoteen
onbevredigendmaairesultaat.
Onderhoudvandemaaimessen
Zorggedurendehethelemaaiseizoenvooreen
scherpmaaimes.Eenscherpmessnijdthetgras
goedafzonderhettescheurenoftekwetsen.
Doorscheurenenkwetsenwordthetgrasbruin
aanderanden,waardoorhetlangzamergroeiten
gevoeligerisvoorziekten.Controleernaelkgebruik
ofdemaaimessenscherpzijnenofzeversletenof
beschadigdzijn.Vijlregelmatigkerveneninkepingen
wegenslijpdemessenindienditnodigis.Alseen
mesbeschadigdofversletenis,moetuditonmiddellijk
vervangendooreenorigineelT oromes.
30
Nagebruik
Veiligheidnahetwerk
Algemeneveiligheid
•Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,vultmetbrandstof,
reinigt,staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
•Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
geluiddemper,deaandrijvingen,degrasvangeren
demotorombrandtevoorkomen.Veeggemorste
olieenbrandstofop.
•Sluitdebrandstoftoevoerafenverwijder
hetsleuteltjevoordatudemachinestaltof
transporteert.
Debrandstofafsluitklep
gebruiken
Sluitdebrandstofafsluitkleptijdenstransport,
onderhoudenopslag(Figuur33).
Controleerofdebrandstofafsluitklepgeopendisalsu
demotorstart.
g036849
g008948
Figuur33
1.AAN2.UIT
31
Devrijgavehendelsvande
aandrijfwielengebruiken
WAARSCHUWING
Handenkunnenklemrakenindedraaiende
onderdelenonderhetmaaidek.Ditkantot
ernstigletselleiden.
Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltje
enlaatallebewegendedelentotstilstand
komenvoordatudevrijgaveventielenvande
aandrijfwielenaanraakt.
WAARSCHUWING
Deaandrijfeenhedenvandemotorende
hydrauliekkunnenzeerheetworden.Een
hetemotorofhydraulischeaandrijfeenheid
aanrakenkanernstigebrandwonden
veroorzaken.
Laatdemotorendehydraulische
aandrijfeenhedenvolledigafkoelenvoordat
udevrijgaveventielenvandeaandrijfwielen
aanraakt.
Devrijgavehendelsvandeaandrijfwielenbevinden
zichlinksenrechtsonderhetmaaidek.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Omdemachineteduwen,moetubeide
omloophendelsnaarvorenbrengenen
vergrendelen(Figuur34).
4.Zetdeparkeerremvrijvoordatudemachine
gaatduwen.
5.Omdemachinetelatenlopen,zetude
omloophendelsnaarachterenenvergrendelt
uze(Figuur34).
g332790
Figuur34
1.Omloophendel
32
Demachinetransporteren
Gebruikeenaanhangerofvrachtwagenvoorzwaar
vervoeromdemachinetetransporteren.Gebruik
altijdeenoprijplaatoverdevolledigebreedte.
Zorgervoordatdeaanhangerofvrachtwagenis
voorzienvanallebenodigderemmen,verlichting
enaanduidingendiewettelijkvereistzijn.Lees
aandachtigalleveiligheidsinstructies.Metbehulpvan
dezeinformatiekuntuvoorkomendatomstandersof
uzelfletseloplopen.Raadpleegdelokalevereisten
inzakeaanhangwagensendebevestigingvan
machines.
WAARSCHUWING
Rijdenopdewegzonderrichtingaanwijzers,
verlichting,reectorenofeenbordmetde
aanduiding'Langzaamrijdendvoertuig'is
gevaarlijkenkanleidentotongelukkendie
lichamelijkletselveroorzaken.
Rijdnietmetdemachineopdeopenbareweg.
Eenaanhangerkiezen
WAARSCHUWING
Alseenmachinewordtgeladenopeen
aanhangerofeenvrachtwagen,wordtde
kansvergrootdatdemachinekantelt.Dit
kanernstiglichamelijkletselofdedood
veroorzaken(Figuur35).
•Gebruikéénoprijplaatoverdevolledige
breedte.Gebruikgeenafzonderlijke
oprijplatenvoorelkekantvandemachine.
•Zorgervoordatdehoekvandeoprijplaat
endegrondofvandeoprijplaatende
aanhangerofvrachtwagennietgroteris
dan15graden.
•Zorgervoordatdeoprijplaatminstens
4keerzolangisalsdeafstandvande
laadbakvandevrachtwagenofaanhanger
totdegrond.Hierdoorisdehoekdiede
oprijplaatmaaktnietgroterdan15graden
opeenvlakkeondergrond.
g027996
Figuur35
1.Oprijplaatovervolledige
breedteinopslagstand.
4.Dehellingbaanisminstens
4keerzolangals
deafstandvande
aanhangwagenofde
laadbaktotdegrond
2.Zijaanzichtvanoprijplaat
overvolledigebreedtein
laadstand
5.H=Afstandvan
delaadbakvande
vrachtwagenofaanhanger
totdegrond.
3.Nietgroterdan15graden6.Aanhanger
33
Demachineladen
WAARSCHUWING
Alseenmachinewordtgeladenopeen
aanhangerofeenvrachtwagen,wordtde
kansvergrootdatdemachinekantelt.Dit
kanernstiglichamelijkletselofdedood
veroorzaken.
•Gazeervoorzichtigtewerkalsueen
machineeenhellingbaanop-/afrijdt.
•Rijdemachineachteruitopdeoprijplaat
enrijervooruitaf.
•Umagnietabruptversnellenofvertragen
alsudemachineeenhellingbaanop-
ofafrijdt,omdatandersdemachinekan
kantelenofudecontroleoverdemachine
kuntverliezen.
1.Alsueenaanhangergebruikt,bevestig
dezedanaanhetsleepvoertuigensluitde
veiligheidskettingenaan.
2.Sluitindienvantoepassingderemmenen
verlichtingvandeaanhangeraan.
3.Laatdeoprijplaatzakken;zorgdatde
hellingshoekvandeoprijplaattenopzichtevan
degrondnietgroterisdan15graden(Figuur
35).
4.Rijdemachineachteruitopdeoprijplaat(Figuur
36).
g028043
Figuur36
1.Rijdemachineachteruit
opdeoprijplaat.
2.Rijdemachinevooruitde
oprijplaataf.
5.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenstel
deparkeerreminwerking.
6.Zetdemachinevastbijdevoorstezwenkwielen
enhetachterframe;gebruikhierbijspanbanden,
kettingen,kabelsoftouwen(Figuur37).
Raadpleegdelokalevereisteninzakede
bevestigingvanmachines.
g332791
Figuur37
1.Bevestigingspunten
Demachinevandeaanhanger
rijden
1.Laatdeoprijplaatzakken;zorgdatde
hellingshoekvandeoprijplaattenopzichtevan
degrondnietgroterisdan15graden(Figuur
35).
2.Rijdemachinevooruitdeoprijplaataf(Figuur
36).
34
Onderhoud
Veiligheidbijonderhoud
•Alsuhetsleuteltjeinhetcontactlaat,bestaat
dekansdatiemanddemotorperongelukstart
waardooruenandereomstandersernstigletsel
kunnenoplopen.Verwijderhetsleuteltjeuithet
contactvoordatuonderhoudswerkzaamheden
uitvoertaandemachine.
•Doehetvolgendevoordatudebestuurdersstoel
verlaat:
–Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
–Schakeldeaandrijvingenuit.
–Steldeparkeerreminwerking.
–Zetdemotorafenverwijderhetsleuteltje.
–Laatdeonderdelenvandemachineafkoelen
voordatuonderhoudswerkzaamhedenuitvoert.
•Laatpersoneeldatnietbekendismetde
instructies,nooitonderhoudswerkzaamhedenaan
demachineuitvoeren.
•Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvan
bewegendeonderdelenofheteoppervlakken.
Stelindienmogelijkdemachinenietafterwijlde
motorloopt.
•Haalvoorzichtigdedrukvanonderdelenmet
opgeslagenenergie.
•Controleerdewerkingvandeparkeerrem
regelmatig.Indiennodigmoetudezeafstellenen
eenonderhoudsbeurtgeven.
•Knoeinooitmetdeveiligheidsvoorzieningen.
Controleerregelmatigofzegoedwerken.
•Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheid,de
geluiddemper,deaandrijvingen,degrasvangeren
demotorombrandtevoorkomen.
•Verwijdergemorsteolieofbrandstofenmet
brandstofdoortrokkenrommel.
•Vertrouwnietopeenhydraulischsysteemof
mechanischekrikomdemachineteondersteunen;
ondersteundemachinealtijdmetkriksteunen.
•Zorgervoordatalleonderdeleningoede
staatverkerenenallebevestigingselementen
stevigvastzitten,inhetbijzonderhet
bevestigingsmateriaalvandemaaimessen.
Vervangversletenofbeschadigdestickers.
•Koppeldeaccuafvoordatureparatiesaande
machineverricht.Maakeerstdeminpoolvande
acculosendaarnadepluspool.Bevestigeerstde
pluspoolvandeaccuendaarnademinpool.
•Omveiligeenoptimaleprestatiesteverkrijgen,
moetutervervangingalleenorigineleT oro
onderdelenenaccessoiresgebruiken.Gebruikter
vervangingnooitonderdelenenaccessoiresvan
anderefabrikanten,omdatditgevaarlijkkanzijn.
Ditkanertoeleidendatdegarantieophetproduct
komttevervallen.
Aanbevolenonderhoudsschema
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Nadeeerste100
bedrijfsuren
•Filtersenvloeistofvanhethydraulischesysteemvervangen.
Bijelkgebruikofdagelijks
•Controleerhetveiligheidssysteem(interlock).
•Oliepeilcontroleren.
•Controleerdeveiligheidsgordel
•Controleerhetpeilvandehydraulischevloeistofindeexpansietank.
•Controleerdemaaimessen.
Naelkgebruik
•Hetmaaidekreinigen.
Omde50bedrijfsuren
•Debandenspanningcontroleren.Uitsluitendvoormachinesmetluchtbanden.
•Alleriemenopslijtageenscheurtjescontroleren.
Omde100bedrijfsuren
•Smeerdescharnierpuntenvandehenrichtingvanhetmaaidek.
•Motorolieverversen(ditmoetvakergebeurenalsdemachinewordtgebruiktin
stofî‚¿geofvuileomstandigheden).
•Debougievervangen,reinigenenafstellen.
Omde200bedrijfsuren
•Vervanghetmotorolielter(ditmoetvakergebeurenalsdemachinewordtgebruikt
instofî‚¿geofvuileomstandigheden).
Omde250bedrijfsuren
•Vervanghetvoorlter(ditmoetvakergebeurenalsdemachinewordtgebruiktin
stofî‚¿geofvuileomstandigheden).
•Controleerhetveiligheidslter(ditmoetvakergebeurenalsdemachinewordt
gebruiktinstofî‚¿geofvuileomstandigheden).
35
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Omde400bedrijfsuren
•Smeerdedraaipuntenvandezwenkwielen(ditmoetvakergebeurenalsdemachine
wordtgebruiktinstofî‚¿geofvuileomstandigheden).
•Nadeeerstevervangbeurt–vervangdeltersendevloeistofvanhethydraulische
systeemalsuT oro®HYPR-OIL™500vloeistofgebruikt(vakervervangenalsde
machinewordtgebruiktinstofî‚¿geofvuileomstandigheden).
Omde500bedrijfsuren
•Vervanghetveiligheidslter(ditmoetvakergebeurenalsdemachinewordtgebruikt
instofî‚¿geofvuileomstandigheden).
•Brandstofltervervangen(vakerinstofge,vuileomstandigheden).
Maandelijks
•Controleerofdeaccuopgeladenis.
Jaarlijks
•Smeerdelagersvandezwenkwielenopnieuw(ditmoetvakergebeurenalsde
machinewordtgebruiktinstofî‚¿geofvuileomstandigheden).
•Dezwenkwielnavensmeren.
Jaarlijksofvóórstalling
•Werkbeschadigdeoppervlakkenbij.
•Voltooialleproceduresinhethoofdstukoveropslag.
Belangrijk:RaadpleegdeGebruikershandleidingvandemotorvoorverdereonderhoudsprocedures.
VOORZICHTIG
Alsuhetsleuteltjeinhetcontactlaat,bestaatdekansdatiemanddemotorperongelukstart
waardooruenandereomstandersernstigletselkunnenoplopen.
Zetdemotorafenhaalhetsleuteltjeuithetcontactvoordatuonderhouduitvoert.
Procedures
voorafgaandeaan
onderhoud
Deafdekkingvanhet
maaideklosmaken
Verwijderdeborgpenomdeafdekkingvanhet
maaideklostemakenenbijdebovenkant
vanhetmaaidektekunnen.Nadatu
onderhoudswerkzaamhedenhebtuitgevoerd,
monteertudeafdekkingmetdeeerderverwijderde
borgpen.
Hetplaatmetaalscherm
verwijderen
Zetde2voorsteboutenlosenverwijderhet
plaatmetaalschermombijdemaaierriemenende
spilassentekomen(Figuur38).Bevestignade
onderhoudswerkzaamhedenhetplaatmetaalscherm
weerterugendraaideboutenweervast.
g027946
Figuur38
1.Plaatmetaalscherm2.Bout
36
Smering
Demachinesmeren
Smeerdemachinevakeralszewordtgebruiktin
stofî‚¿geofvuileomstandigheden.
Typevet:nr.2vetoplithium-ofmolybdeenbasis
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Reinigdesmeernippelsmeteendoek.
Opmerking:Verwijderindiennodigverfvan
devoorkantvandeî‚¿tting(s).
4.Zeteensmeerpistoolopdenippel.
5.Spuitvetindenippelstotdaternieuwvetbijde
lagersnaarbuitenkomt.
6.Overtolligvetwegvegen.
Descharnierpuntenvan
deheî‚¿nrichtingvanhet
maaideksmeren
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
Gebruikdunvloeibareolieofsproeismeringomde
scharnierpuntenvandeheî‚¿nrichtingvanhetmaaidek
tesmeren.
g336930
Figuur39
37
Draaipuntenvande
zwenkwielensmeren
Onderhoudsinterval:Omde400bedrijfsuren/Jaar-
lijks(houdhierbijdekortsteperiode
aan)(ditmoetvakergebeuren
alsdemachinewordtgebruiktin
stofî‚¿geofvuileomstandigheden).
Jaarlijks—Smeerdelagersvandezwenkwielen
opnieuw(ditmoetvakergebeurenalsde
machinewordtgebruiktinstofî‚¿geofvuile
omstandigheden).
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderdestofkapensteldedraaipunten
vandezwenkwielenbij.Plaatsdestofkappas
terugalshetsmerenvoltooidis;zieDemachine
smeren(bladz.37).
4.Verwijderdezeskantigeplug.
5.Draaieensmeernippelindeopening.
6.Pompsmeervetindesmeernippeltotdatervet
bijhetbovenstelagernaarbuitenkomt.
7.Trekdesmeernippeluitdeopening.Monteerde
zeskantigeplugendedop.
Dezwenkwielnavensmeren
Onderhoudsinterval:Jaarlijks
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brengdemaaieromhoogomeenvoudig
toegangtekrijgen.
4.Verwijderhetzwenkwieluitdezwenkwielvorken.
5.Verwijderdeafdichtinghoudersuitdewielnaaf.
g006115
Figuur40
1.Afdichtinghouder2.Afstandsmoer
6.Verwijdereenafstandsmoervandeasvanhet
zwenkwiel.
Opmerking:Erisafdichtkitaangebracht
tussendeafstandsmoerenendeas.
7.Verwijderdeas(terwijldeandereafstandsmoer
ernogaanbevestigdis)vandewielconstructie.
8.Wrikdeafdichtingenloseninspecteerdelagers
opslijtageofbeschadigingen.Vervangenindien
nodig.
9.Smeerdelagersmetsmeervetvooralgemene
doeleinden.
10.Plaats1lageren1nieuweafdichtinginhetwiel.
11.Alsbeideafstandsmoerenontbrekenopde
as,brengdanafdichtkitaanop1vande
afstandsmoerenendraaidezeopdeasmetde
afgeplattekantenaandebuitenzijde.
Opmerking:Draaideafstandsmoerniet
volledigtotheteindevandeas.Laateen
afstandvanongeveer3mmvrijtussenhet
buitensteoppervlakvandeafstandsmoerenhet
eindevandeasbinnendemoer.
12.Plaatsdeasmetdemoerinhetwielaande
zijdemetdenieuweafdichtingenhetlager.
13.Laathetopenuiteindevanhetwielomhoog
wijzenenvulhetgebiedronddeasaande
binnenzijdevanhetwielmetsmeervetvoor
algemenedoeleinden.
14.Plaatshettweedelagereneennieuwe
afdichtinginhetwiel.
15.Brengafdichtkitaanopdetweedeafstandsmoer
endraaidezeopdeasmetdeafgeplattekanten
aandebuitenzijde.
16.Draaidemoeraanmeteentorsievan8-9N·m,
draaidemoerlosendraaidezeopnieuwvast
meteentorsievan2-3N·m.
Opmerking:Zorgervoordatdeasnietbuiten
demoerensteekt.
38
17.Plaatsdeafdichtinghoudersopdewielnaafen
steekhetwielindezwenkwielvork.
18.Monteerdezwenkwielboutendraaidemoer
volledigvast.
Belangrijk:Controleerdeafstellingvanhet
lagerregelmatigomschadeaandeafdichting
enhetlagertevoorkomen.Draaihetzwenkwiel
rond.Hetwielmagnietvrijronddraaien(meer
dan1of2omwentelingen)ofzijspelinghebben.
Alshetwielblijftdoordraaien,moetudetorsie
vandeafstandsmoerafstellentotdathetwiel
lichteweerstandondervindt.Brengnogeenlaag
afdichtkitaan.
Onderhoudmotor
Veiligheidvandemotor
•Houduwkleding,gezicht,handen,voeten
enanderelichaamsdelenuitdebuurtvande
geluiddemperenandereheteoppervlakken.Laat
deonderdelenvandemotorafkoelenvoordatu
onderhoudswerkzaamhedenuitvoert.
•Veranderdesnelheidvandetoerenregelaarniet
enlaatdemotorhetmaximaletoerentalniet
overschrijden.
Onderhoudvanhet
luchtî‚¿lter
Onderhoudsinterval:Omde250bedrijfsu-
ren—Vervanghetvoorlter(ditmoet
vakergebeurenalsdemachine
wordtgebruiktinstofî‚¿geofvuile
omstandigheden).
Omde250bedrijfsuren—Controleerhet
veiligheidsî‚¿lter(ditmoetvakergebeurenals
demachinewordtgebruiktinstofî‚¿geofvuile
omstandigheden).
Omde500bedrijfsuren—Vervanghet
veiligheidsî‚¿lter(ditmoetvakergebeurenals
demachinewordtgebruiktinstofî‚¿geofvuile
omstandigheden).
Opmerking:Hetluchtî‚¿ltermoetvakereen
onderhoudsbeurtkrijgenalsdemachinewordt
gebruiktinbuitengewoonstofî‚¿geofzanderige
omstandigheden.
Filtersverwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakdesluitingenophetluchtî‚¿lterlosentrek
hetluchtî‚¿lterdekselvandeluchtî‚¿lterbehuizing
(Figuur41).
39
g001883
Figuur41
1.Luchtî‚¿lterbehuizing4.Luchtî‚¿lterdeksel
2.Voorî‚¿lter5.Veiligheidsî‚¿lter
3.Vergrendeling
4.Reinigdebinnenkantvanhetluchtî‚¿lterdeksel
metperslucht.
5.Schuifhetvoorî‚¿ltervoorzichtiguitde
luchtî‚¿lterbehuizing(Figuur41).
Opmerking:Zorgervoordatunietmethet
î‚¿ltertegendezijkantvandeluchtî‚¿lterbehuizing
stoot.
6.Verwijderhetveiligheidsî‚¿lteruitsluitendalsudit
gaatvervangen.
Deî‚¿lterscontroleren
1.Controleerhetveiligheidsî‚¿lter.Alshetvuilis,
vervangtuhetveiligheids-enhetvoorî‚¿lter.
Belangrijk:Probeerhetveiligheidsî‚¿lterniet
tereinigen.Alshetveiligheidsî‚¿ltervuilis,
betekentditdathetvoorî‚¿lterisbeschadigd.
2.Inspecteerhetî‚¿lterelementopbeschadiging
dooreenfellelichtbronopdebuitenkantvanhet
î‚¿lterterichtenenerdoorheentekijken.Alshet
voorî‚¿ltervuil,verbogenofbeschadigdis,moet
uhetvervangen.
Opmerking:Gateninhetî‚¿lterzijnherkenbaar
alslichteplekken.Umaghetvoorî‚¿lterniet
reinigen.
Filtersmonteren
Belangrijk:Umagdemotornooitlatenlopen
zonderdatbeideluchtî‚¿ltersenhetdekselzijn
gemonteerdombeschadigingvandemotorte
voorkomen.
1.Alsunieuweî‚¿ltersplaatst,moetuelkî‚¿lter
controlerenoptransportschade.
Opmerking:Eenbeschadigdî‚¿ltermagniet
wordengebruikt.
2.Alsuhetbinnensteî‚¿ltervervangt,schuifhet
danvoorzichtigindeî‚¿lterbehuizing(Figuur41).
3.Schuifhetvoorî‚¿lterophetveiligheidsî‚¿lter
(Figuur41).
Opmerking:Zorgervoordathetvoorî‚¿lter
volledigopzijnplaatszitdooropdebuitenrand
teduwentijdensdemontage.
Belangrijk:Druknietophetzachtemidden
vanhetî‚¿lter.
4.Plaatshetluchtî‚¿lterdekselenmaakdesluitingen
vast(Figuur41).
40
Motorolieverversen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikof
dagelijks—Oliepeilcontroleren.
Omde100bedrijfsuren—Motorolieverversen
(ditmoetvakergebeurenalsdemachinewordt
gebruiktinstofî‚¿geofvuileomstandigheden).
Omde200bedrijfsuren—Vervanghet
motorolieî‚¿lter(ditmoetvakergebeurenals
demachinewordtgebruiktinstofî‚¿geofvuile
omstandigheden).
Motorolietype
Typeolie:Reinigingsolie(APIonderhoudsclassiî‚¿catie
SF,SG,SH,SJofSL)
Carterinhoud:
•KawasakiFX691motoren–2,0litermet
vervangingvanî‚¿lter;1,8literzondervervanging
vanî‚¿lter
•KawasakiFX801motoren–2,3litermet
vervangingvanî‚¿lter;2,1literzondervervanging
vanî‚¿lter
Viscositeit:zieonderstaandetabel.
g037096
Figuur42
Opmerking:Hoewel10W-40motorolieaanbevolen
isvoordemeesteomstandigheden,moetumisschien
deolieviscositeitveranderenomaantepasenaande
atmosferischeomstandigheden.20W-50motorolie
gebruikeninhogereomgevingstemperaturenkanhet
olieverbruikverminderen.
Hetmotoroliepeilcontroleren
Opmerking:Controleerhetoliepeilalsdemotor
koudis.
Belangrijk:Alserteveelofteweinigoliezitin
hetcartervandemotorenulaatdemotortoch
draaien,kuntudezebeschadigen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
Opmerking:Zorgdatdemotoruitgeschakeld
iszodatdeolietijdheeftgekregenomwegte
lopennaardeopvangbak.
3.Omtevoorkomendatervuil,maaisel,enz.in
demotorterechtkomt,moetudeomgeving
vandevuldop/peilstokreinigenvoordatudeze
verwijdert(Figuur43).
41
g008804
g311705
Figuur43
Motorolieverversen
Opmerking:Geefdeafgewerkteolieafbijeen
inzamelcentrum.
1.Startdemotorenlaatdezevijfminutenlopen.
Opmerking:Warmeoliekanbeterafgetapt
worden.
2.Parkeerdemachinezodatdeaftapkantiets
lagerstaatdandeanderekantzodatalleolie
kanweglopen.
3.Schakeldemesschakelaar(aftakas)uitenstel
deparkeerreminwerking.
4.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
5.Laatdeolieuitdemotorlopen(Figuur44).
g008804
g027734
Figuur44
42
6.Gietlangzaamongeveer80%vande
gespeciî‚¿ceerdeolieindevulbuisenvoeg
langzaamderestvandeolietoetothetpeilde
markeringVolbereikt(Figuur45).
g194610
Figuur45
7.Startdemotorenrijdnaareenvlakgebied.
8.Controleerhetoliepeilopnieuw.
Motorolieî‚¿ltervervangen
1.Laatdeolieuitdemotorlopen;raadpleeg
Motorolieverversen(bladz.42).
2.Vervanghetmotorolieî‚¿lter(Figuur46).
g008804
g027477
Figuur46
Opmerking:Controleerofdepakkingvanhet
olieî‚¿ltercontactmaaktmetdemotorendraai
hetolielternog¾slagextravast.
3.Vulhetcartermethetjuistetypenieuweolie;zie
Motorolietype(bladz.41).
43
Onderhoudvande
bougie(s)
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
Controleerofdeelektrodenafstandtussendecentrale
elektrode-endemassa-elektrodecorrectisvoordatu
debougiemonteert.Gebruikeenbougiesleutelvoor
het(de)monterenvandebougieeneenvoelermaat
omdeelektrodenafstandtemetenenaftestellen.
Monteereennieuwebougieindienditnodigis.
Typebougie:
KawasakiFX691enFX801motoren–NGK
®
BPR4ESofgelijkwaardig
Elektrodenafstand:0,75mm
Bougieverwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakdeomgevingvandeonderkantvande
bougieschoonomtevoorkomendatervuilen
rommelindemotorterechtkomt.
4.Zoekenverwijderdebougie(s)zoalswordt
getoondinFiguur47.
g009922
g027478
Figuur47
Debougie(s)controleren
Belangrijk:Maakdebougie(s)nietschoon.
Verwijdereenbougiealtijdalsdeze:eenzwarte
laagheeft,alsdeelektrodenversletenzijn,alser
eenvettigelaagopligtofalsdebougiescheuren
vertoont.
Alsdeisolatorlichtbruinofgrijsis,werktdemotor
naarbehoren.Eenzwartelaagopdeisolatorduidt
meestalopeenvuilluchtî‚¿lter.
Steldeafstandinop0,75mm.
g206628
Figuur48
Bougie(s)monteren.
g028109
Figuur49
44
Onderhoud
brandstofsysteem
GEVAAR
Inbepaaldeomstandighedenisbrandstof
uiterstontvlambaarenzeerexplosief.Brand
ofexplosievanbrandstofkanbrandwonden
bijuofanderenenmateriëleschade
veroorzaken.
ZieBrandstofveiligheid(bladz.14)vooreen
volledigelijstvanvoorzorgsmaatregelenmet
betrekkingtotbrandstof.
Brandstofî‚¿ltervervangen
Onderhoudsinterval:Omde500bedrijfsuren/Jaar-
lijks(houdhierbijdekortsteperiode
aan)(vakerinstofî‚¿ge,vuileom-
standigheden).
Belangrijk:Plaatsdebrandstoeidingenen
bevestigzemetplastickabelbinders.Volghierbij
defabrieksmontageomervoortezorgendat
debrandstoeidinggeencontactkanmaken
metonderdelendiedezemogelijkkunnen
beschadigen.
Naverwijderingmagunooiteenvuilî‚¿lteropnieuw
aandebrandstofslangmonteren.
Hetbrandstofî‚¿lterbevindtzichbijdemotor,links
vooraanaandemotor.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Laatdemotorafkoelen.
4.Brandstofî‚¿ltervervangen(Figuur50).
Opmerking:Zorgervoordatdepijlvoorde
stroomrichtingophetvervangî‚¿lternaardemotor
wijst.
g033082
Figuur50
Onderhoudvande
brandstoftank
Probeerdebrandstoftanknietzelfaftetappen.
Laateenerkendeservicedealerdebrandstoftank
aftappenenonderdelenvanhetbrandstofsysteem
eenonderhoudsbeurtgeven.
45
Onderhoudelektrisch
systeem
Veiligheidvanhet
elektrischsysteem
•Koppeldeaccuafvoordatureparatiesaande
machineverricht.Maakeerstdeminpoolvande
acculosendaarnadepluspool.Bevestigeerstde
pluspoolvandeaccuendaarnademinpool.
•Laaddeaccuopineenopen,goedgeventileerde
ruimte,uitdebuurtvanvonkenenopenvuur.Haal
deopladeruithetstopcontactvoordatudeaccu
aan-ofloskoppelt.Draagbeschermendekleding
engebruikgeïsoleerdgereedschap.
Onderhoudvandeaccu
Onderhoudsinterval:Maandelijks
Accuverwijderen
WAARSCHUWING
Accupolenofmetalengereedschappen
kunnenkortsluitingmakenmetmetalen
onderdelenvandemachine,waardoor
vonkenkunnenontstaan.Hierdoorkunnen
accugassentotontplofî‚¿ngkomenen
lichamelijkletselveroorzaken.
•Zorgervoordatbijhetverwijderenof
installerenvandeaccudeaccupolen
nietinaanrakingkomenmetmetalen
onderdelenvandemachine.
•Voorkomdatmetalengereedschappen
kortsluitingveroorzakentussende
accupolenenmetalenonderdelenvande
machine.
WAARSCHUWING
Deaccukabelsonjuistafkoppelenkanschade
aandemachineendekabelstotgevolg
hebbenenvonkenveroorzaken.Hierdoor
kunnenaccugassentotontplofî‚¿ngkomenen
lichamelijkletselveroorzaken.
•Maakaltijddeminkabel(zwart)vandeaccu
losvoordatudepluskabel(rood)losmaakt.
•Sluitaltijddepluskabel(rood)vandeaccu
aanvoordatudeminkabel(zwart)aansluit.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.VerwijderdeaccuzoalsgetoondinFiguur51.
g036853
g036855
Figuur51
Accuopladen
WAARSCHUWING
Bijhetopladenproduceertdeaccugassen
dietotontplofî‚¿ngkunnenkomen.
Rooknooitindebuurtvandeaccuenzorg
ervoordatergeenvonkenofvlammenvlakbij
deaccukomen.
Belangrijk:Zorgervoordatdeaccualtijd
vollediggeladenis(soortelijkgewicht1,265).Dit
isvooralbelangrijkombeschadigingvandeaccu
tevoorkomenbijtemperaturenbeneden0°C.
1.Verwijderdeaccuvanhetchassis;raadpleeg
Accuverwijderen(bladz.46).
2.Laaddeaccu10tot15minutenopbij25tot
30Aof30minutenbij10A.
46
Opmerking:Deaccunietteveropladen.
3.Zodradeaccuvolledigisopgeladen,haalt
udeacculaderuithetstopcontactenmaakt
uvervolgensdeoplaadkabelslosvande
accuklemmen(Figuur52).
4.Monteerdeaccuindemachineensluitde
accukabelsaan;zieDeaccuplaatsen(bladz.
47).
Opmerking:Gebruikdemachinenooit
wanneerdeaccuislosgekoppeld;ditkan
beschadigingenaanhetelektrischesysteemtot
gevolghebben.
g000960
Figuur52
1.Pluspool(+)vandeaccu3.Rode(+)oplaadkabel
2.Minpool(–)vandeaccu4.Zwarte(–)oplaadkabel
Deaccuplaatsen
1.Plaatsdeaccuineenbakmetdeaccupolenvan
dehydraulischetankweg(Figuur51).
2.Bevestigdepluskabel(rood)aandepluspool
(+)vandeaccu.
3.Bevestigdeminkabel(zwart)enaardingsdraad
aandeminpool(-)vandeaccu.
Opmerking:VoorMyRidemachines:zorgdat
deaardingskabelniettegendebalansarmof
deondersteschokdemperbevestigingschuurt
(Figuur54).
g334253
Figuur53
1.Zorgdatdeaardingskabel
niettegendeonderste
schokdemperbevestiging
schuurt.
3.Aardingskabel
2.Zorgdatdeaardingskabel
niettegendebalansarm
schuurt.
4.Bevestigdekabelsmet2bouten,2ringenen
2borgmoeren(Figuur51).
5.Schuifhetrodestofkapjevoordeaccupoolop
depluspool(+)vandeaccu.
6.Zetdeaccuvastmetderubberenband(Figuur
51).
47
Onderhoudvande
zekeringen
Deelektrischeinstallatieisbeveiligddoormiddelvan
zekeringen.Hetbehoeftgeenonderhoud.Alser
echtereenzekeringdoorbrandt;controleerdanhet
onderdeelenhetcircuitopeenstoringofkortsluiting.
Dezekeringenbevindenzichopderechter
bedieningseenheidnaastdestoel(Figuur54).
1.Omeenzekeringtevervangen,trektude
zekeringeruitomdezeteverwijderen.
2.Monteereennieuwezekering(Figuur54).
g036858
Figuur54
1.Zekeringdeksel
3.Brandstofklep
2.Zekeringhouder
Onderhoud
aandrijfsysteem
Veiligheidsgordel
controleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Controleerdeveiligheidsgordelopslijtageen
snedenencontroleerdejuistewerkingvanhet
terugtreksysteemendesluiting.Vervangde
veiligheidsgordelalsdezeisbeschadigd.
Desporingafstellen
1.Schakeldemesschakelaar(aftakas)uit.
2.Rijdnaareenopen,vlakgebiedenzetde
rijhendelsindeVERGRENDELDENEUTRAALSTAND.
3.ZetdegashendelhalverwegetussenLANGZAAM
enSNEL.
4.Zetbeiderijhendelsvooruittotaandeaanslag
indeT-sleuf.
5.Controleerdesporingvandemachine.
6.Alsdemachinenaarrechtsspoort,steekdan
eeninbussleutelvan3/16"doordeopeninginde
afdekplaatlinksvooraanendraaidestelschroef
vandesporinglinks-ofrechtsomomhetbereik
vandehendelaftestellen(Figuur55).
7.Alsdemachinenaarlinksspoort,steekdan
eeninbussleutelvan3/16"doordeopening
indeafdekplaatrechtsvooraanendraaide
stelschroefvandesporinglinks-ofrechtsomom
hetbereikvandehendelaftestellen(Figuur55).
8.Rijmetdemachineencontroleerofzerecht
spoort.
9.Stelnetzolangaftotdatudegewenstesporing
verkrijgt.
48
g334735
Figuur55
Rechterrijhendelafgebeeld
1.Stelschroefvoorsporing
2.Toegangsgatinvoorste
afdekplaat
Debandenspanning
controleren
Uitsluitendvoormachinesmet
luchtbanden
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsuren/Maan-
delijks(houdhierbijdekortste
periodeaan)Uitsluitendvoor
machinesmetluchtbanden.
Dejuistebandenspanningvoordeachterbandenis
0,9bar.Eenongelijkebandenspanningkanleidentot
onregelmatigemaairesultaten.Debandenspanning
kanhetbestbijkoudebandenwordengecontroleerd.
g001055
Figuur56
Dewielmoerencontroleren
Controleerdewielmoerenendraaizevastmeteen
torsievan122tot136N∙m.
49
Onderhoudenremmen
Deparkeerremafstellen
Alsudeparkeerremmoetafstellen,moetu
onmiddellijkcontactopnemenmeteenerkende
servicedealer.
Onderhoudriemen
Riemencontroleren
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsuren
Vervangderiemalsdezeversletenis.Eenaantal
indicatiesvaneenversletenriem:eengierend
geluidtijdenshetdraaienvanderiem,demessen
dieslippentijdenshetmaaien,gerafelderandenen
schroeiplekkenenscheurenopderiem.
Drijfriemvanmaaidek
vervangen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brenghetmaaidekomlaagnaareenmaaihoogte
76mm.
4.Draaideboutopelkvanderiemkappenlos.
5.Maakdeafdekkingvanhetmaaideklosdoorde
borgpenteverwijderen;zieDeafdekkingvan
hetmaaideklosmaken(bladz.36).
6.Verwijderhetplaatmetaalscherm,zieHet
plaatmetaalschermverwijderen(bladz.36).
7.Verwijderdeaandrijfriemkappen(Figuur57).
g027729
Figuur57
8.Gebruikeen⅜"ratelsleutelindevierkante
openingindearmvandespanpoelieomde
drukopdeveerteverminderen(Figuur58).
9.Verwijderderiemvandemaaidekpoeliesende
koppelingspoelie.
10.Verwijderderiemgeleideropdearmvande
veerbelastespanpoelie(Figuur58).
11.Verwijderdeaanwezigeriem.
12.Bevestigdenieuweriemronddepoeliesvan
hetmaaidekendekoppelingspoelieonderde
motor(Figuur58).
50
g334846
Figuur58
1.Veer4.Veerbelastespanpoelie
2.Koppelingspoelie5.Ratelsleutel
3.Aandrijfriemvanmaaidek
6.Vierkanteopeninginde
armvandepoelie(voorde
ratelsleutel)
13.Bevestigderiemgeleideropdearmvande
spanpoelie(Figuur58).
14.Gebruikde⅜"ratelsleutelindevierkante
openingenplaatsdeveervandespanpoelie
(Figuur58).
Opmerking:Zorgervoordatdeuiteindenvan
deveerzichindeankergroevenbevinden.
15.Plaatsdeaandrijfriemkappenterug(Figuur59).
g027730
Figuur59
51
Aandrijfriemvande
hydraulischepomp
vervangen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderderiemvanhetmaaidek;zieDrijfriem
vanmaaidekvervangen(bladz.50).
4.Hefdemachineopenplaatsdezeop
kriksteunen.
5.Plaatseen½"ratelsleutelofonderbrekerstang
inéénvandevierkanteopeningenindearm
vandespanpoelieomdedrukopdeveerte
verwijderen(Figuur60).
6.Verwijderdeaanwezigeriemvandespanpoelie,
de2aandrijfpoeliesvandehydraulischepomp
endemotorpoelie(Figuur60).
7.Bevestigdenieuweriemronddespanpoelie,de
motorpoelieende2poeliesvandehydraulische
pomp(Figuur60).
8.Plaatsde½"ratelsleutelofonderbrekerstang
inéénvandevierkanteopeningenomde
spanpoelieveertemonteren.
Opmerking:Zorgervoordatdeuiteindenvan
deveerzichindeankergroevenbevinden.
9.Plaatsdedrijfriemvanhetmaaidek;zieDrijfriem
vanmaaidekvervangen(bladz.50).
g334847
Figuur60
1.Spanpoelie
6.Rechterpoelievan
hydraulischepomp
2.Vierkanteopeninginde
armvandepoelie(voorde
ratelsleutel)
7.Drijfriemvanmaaidek
3.Motorpoelie
8.Stangvanspanpoelieveer
4.Armvandespanpoelie9.Linkerpoelievan
hydraulischepomp
5.Aandrijfriemvan
hydraulischepomp
52
Onderhoud
bedieningsysteem
Destandvande
bedieningshendelafstellen
Alsdeuiteindenvandehendelselkaarraken,
raadpleegdanRijhendelmechanismeafstellen(bladz.
54).
Dehoogteinstellen
Ukuntderijhendelshogeroflagerafstellen,voor
meercomfort.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetbevestigingsmateriaalwaarmee
derijhendelisbevestigdaandeschachtvande
bedieningsarm.
g035858
Figuur61
1.Bouten3.Rijhendel
2.Sleufopening4.Schachtvande
bedieningsarm
4.Zetderijhendelsindevolgendegroep
openingen.Zetdehendelvastmethet
bevestigingsmateriaal.
5.Stelvervolgensookdeandererijhendelaf.
Hoekvanrijhendelsverstellen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderdebovensteboutwaarmeede
rijhendelsisbevestigdaandeschachtvande
bedieningsarm.
4.Draaideondersteboutlostotdatuderijhendels
naarvorenofnaarachterenkuntbewegen.
Draaidemoerenaanomderijhendelvastte
zettenindenieuwestand.
5.Stelvervolgensookdeandererijhendelaf.
g009195
Figuur62
53
Rijhendelmechanisme
afstellen
Demechanismenvandepompbedieningbevinden
zichaanbeidezijdenvandemachineonderde
stoel.Draaiaandeeindmoermeteendopsleutelvan
½"omdemachinenauwkeurigaftestellenzodat
dezenietbeweegtindeneutraalstand.Eventuele
aanpassingenmoetalleenvoordeneutraalstand
wordenuitgevoerd.
WAARSCHUWING
Demotormoetlopenendeaandrijfwielen
draaienopdatudezeafstellingkuntuitvoeren.
Contactmetbewegendeonderdelenof
heteoppervlakkenkanlichamelijkletsel
veroorzaken.
Houduwvingers,handenenkledinguitde
buurtvandraaiendeonderdelenenhete
oppervlakken.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Drukhetmaaidekpedaalin,verwijderde
maaihoogtepenenlaathetmaaidekneerop
degrond.
4.Brengdeachterkantvandemachineomhoogen
plaatsdezeopassteunen(ofeengelijkwaardige
ondersteuning),nethooggenoegomde
aandrijfwielenvrijtelatenronddraaien.
5.Verwijderdeelektrischeaansluitingvande
veiligheidsschakelaardiezichonderhet
onderstekussenvandestoelbevindt.
Opmerking:Deschakelaarmaaktonderdeel
uitvandestoelconstructie.
6.Koppeltijdelijkeenstartkabelaanopdepolen
vandeconnectorvandehoofdkabelboom.
7.Startdemotor,laatdezeopvolgaslopenen
schakeldeparkeerremuit.
Opmerking:Zorgdatdeparkeerremin
werkingisgesteldenderijhendelsnaarbuiten
staanvoordatudemotorstart.Uhoeftnietop
destoeltezitten.
8.Laatdemachineminimaal5minutendraaien
metderijhendelsopvolledigesnelheid
vooruitomdehydraulischevloeistofop
bedrijfstemperatuurtebrengen.
Opmerking:Derijhendelsmoeteninde
neutraalstandstaanalsuafstellingswerkzaam-
hedenuitvoert.
9.ZetderijhendelsindeNEUTRAALSTAND.
10.Zorgdatdelipjesvandebedieningsplaatde
aanslagplaatjesvandeneutraalstandvande
hydraulischeeenhedenraken.
11.Pasdelengtevandepompbedieningsstang
aandoordemoerindejuisterichtingte
draaientotdewielenlichtjesgaankruipeninde
achteruitstand(Figuur63enFiguur64).
g334848
Figuur63
1.Toegangsgatvoor½"dopsleutel
54
g036753
Figuur64
1.Moer4.Aanslagplaatjevan
neutraalstand
2.Vasteplaat5.Lipjesrakenhet
aanslagplaatjevande
neutraalstand
3.Bedieningsplaat
12.ZetderijhendelsindeACHTERUITSTANDenoefen
lichtedrukuitopdehendelzodatdeverende
hendelsterugduwenindeneutraalstand.
Opmerking:Dewielenmoetenophouden
metdraaienoflangzaamkruipeninde
achteruitstand.
Opmerking:Mogelijkmoetudekapvan
hetrijhendelmechanismeverwijderenomde
toegangtevergemakkelijken.
13.Schakeldemachineuit.
14.Maakdeverbindingsdraadlosvandestekker
vandekabelboomensluitdestekkeraanop
destoelschakelaar.
15.Haaldeassteunenweg.
16.Brenghetmaaidekomhoogenplaatsde
maaihoogtepen.
17.Controleerenzorgdatdemachinenietkruiptin
deneutraalstandalsdeparkeerremvrijisgezet.
Onderhoudhydraulisch
systeem
Veiligheidvanhet
hydraulischesysteem
•Waarschuwonmiddellijkeenartsalser
hydraulischevloeistofisgeïnjecteerdindehuid.
Geïnjecteerdevloeistofmoetbinnenenkeleuren
operatiefwordenverwijderddooreenarts.
•Controleerofallehydraulischeslangenen
leidingeningoedestaatverkerenenalle
hydraulischeaansluitingenenî‚¿ttingsstevig
vastzittenvoordatudrukzetophethydraulische
systeem.
•Houdlichaamenhandenuitdebuurtvankleine
lekgatenofspuitmondenwaaruitonderhogedruk
hydraulischevloeistofontsnapt.
•Ukuntlekkeninhethydraulischesysteem
opsporenmetbehulpvankartonofpapier.
•Hefalledrukinhethydraulischesysteemop
veiligewijzeop,voordatuwerkzaamhedengaat
verrichtenaanhethydraulischesysteem.
Speciî‚¿catieshydraulische
vloeistof
Typehydraulischevloeistof:Toro
®
HYPR-OIL
â„¢
500
hydraulischevloeistof
Belangrijk:Gebruikdeaanbevolenvloeistof.
Anderevloeistoffenkunnenhethydraulische
systeembeschadigen.
Inhoudvanhethydraulischesysteem(metî‚¿lters
verwijderd):7,57liter
55
Hetpeilvande
hydraulischevloeistof
controleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Laatdehydraulischevloeistofafkoelen.
Controleerhetoliepeilterwijldevloeistofkoudis.
2.Controleerdeexpansietankenvulindiennodig
bijmetT oro
®
HYPR-OIL
â„¢
500hydraulische
vloeistoftotdemarkeingFULLCOLD(VOL
KOUD)(Figuur65).
g334849
Figuur65
1.Expansietank2.Motor
Hydraulischevloeistof
verversenenî‚¿lters
vervangen
Onderhoudsinterval:Nadeeerste100
bedrijfsuren—Filtersenvloeistof
vanhethydraulischesysteem
vervangen.
—Nadeeerstevervangbeurt–vervangde
î‚¿ltersendevloeistofvanhethydraulische
systeemalsuToro
®
HYPR-OIL
â„¢
500vloeistof
gebruikt(vakervervangenalsdemachinewordt
gebruiktinstofî‚¿geofvuileomstandigheden).
Omdehydraulischevloeistoftevervangenmoetende
î‚¿lterswordenverwijderd.Vervangbeidetegelijkertijd;
zieSpeciî‚¿catieshydraulischevloeistof(bladz.55)
voordeaanbevolenvloeistof.
Laatalleluchtuithetsysteemnadatudenieuwe
î‚¿ltershebtgemonteerdendenieuwevloeistofhebt
toegevoegd.ZieHydraulischesysteemontluchten
(bladz.58).Herhaalhetontluchtingsprocestotde
vloeistofnahetontluchtenopdeFULLCOLD(VOL
KOUD)-streepblijft.
Belangrijk:Alsdezeprocedurenietgoedwordt
uitgevoerd,kanditleidentotonherstelbare
schadeaanhettransaxlesysteem.
Dehydraulischevloeistofenî‚¿lters
verwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Laatdemotorafkoelen.
4.Gebruikeendopsleutelvan7/16"met
verlengstukensteekdezedoordeopeningen
bijderolbeugelbevestigingenbovenaande
machineopdeonluchtingsplug(Figuur66).
Opmerking:Zorgervoordatuonthoudtwaar
udeontluchtingspluglegtnadezetehebben
verwijderd,aangezienudezegemakkelijkkunt
verliezen.
g336998
Figuur66
1.Toegangsgatenvoordeontluchtingsplugs
5.Maakdeomgevingvanhetî‚¿lterzorgvuldig
schoon.
Belangrijk:Zorgervoordatergeenvuil
inhethydraulischesysteemterechtkomt;
anderskanerverontreinigingoptreden.
6.Plaatseenopvangbakonderhetî‚¿lteromde
vloeistofdieweglooptoptevangenzodra
56
hetî‚¿lterendeontluchtingspluggenworden
verwijderd.
7.Verwijderhetdekselvanhetî‚¿ltervoor
hydraulischevloeistofvandetransaxleomde
vloeistoftelatenweglopen(Figuur67).
g334915
Figuur67
1.Behuizingvanhydraulisch
î‚¿lter
2.Deksel
8.VerwijderdeO-ringvanhetî‚¿lterdekselengooi
deO-ringweg.
9.Nadatdehydraulischevloeistofisweggelopen
uitdetransaxle,verwijdertuhetî‚¿ltervande
transaxlebehuizing.
10.Herhaaldezeprocedureaandeanderekant
vandemachine.
Dehydraulischevloeistofbijvullen
enî‚¿ltersplaatsen
1.Plaatseennieuwî‚¿lterindetransaxleeneen
nieuweO-ringophetî‚¿lterdeksel.
2.Monteerhetdekselvanhetî‚¿lter.
3.Draaihetdekselvanhetî‚¿ltervastmeteen
torsievan22,6tot33,8N·m.
4.Verwijderdedopvandeexpansietankenvulde
transaxlesmetdegespeciî‚¿ceerdevloeistoftot
voldaanisaandejuistevloeistofcapaciteit.
Opmerking:Hetvullenvandetransaxleskan
langerdurendanverwacht.
5.Monteerdeeerderverwijderdeontluchtingsplug-
genendraaidepluggenvastmeteentorsievan
395tot904N·cm.
6.GanaarHydraulischesysteemontluchten
(bladz.58).
Belangrijk:AlsudeprocedureHydraulisch
systeemontluchtennietuitvoertnadatde
î‚¿lterszijnvervangenendevloeistofis
ververst,kanditleidentotonherstelbare
schadeaanhettransaxlesysteem.
57
Hydraulischesysteem
ontluchten
1.Brengdeachterkantvandemachineomhoogen
plaatsdezeopassteunen(ofeengelijkwaardige
ondersteuning)totdatdeaandrijfwielenvrij
kunnenronddraaien.
g017625
Figuur68
1.Opkrikpunten
2.Startdemotor,zetdegashendelophalfgasen
zetdeparkeerremvrij.
A.Zetdeomloophendelsindestandomde
machineteduwen.Zetdeomloopkleppen
openenlaatdemotorlopen;beweegde
rijhendelslangzaam5of6keernaarvoren
ennaarachteren.
B.Zetdeomloophendelsindestandomde
machinetebedienen.
C.Zetdeomloopklepdichtenlaatdemotor
lopen;beweegderijhendel5of6keer
langzaamnaarvorenennaarachteren.
D.Zetdemotorafencontroleerhet
vloeistofpeilindeexpansietank.Voegde
aanbevolenvloeistoftoetothetpeilde
markeringFULLCOLDvandeexpansietank
bereikt.
3.Herhaalstap2totdatalleluchtuithetsysteem
isverwijderd.
Opmerking:Alsdetransaxlezonder
abnormalegeluidenwerktenbijeennormaal
toerentalsoepelnaarvorenennaarachteren
kanbewegen,zitergeenluchtmeerin.
4.Controleervoordelaatstekeerhetvloeistofpeilin
deexpansietank.Vulbijmetdegespeciî‚¿ceerde
vloeistoftotdathetpeildeFULLCOLD-streepop
deexpansietankbereikt.
Onderhoudvanhet
maaidek
Veiligheidvandemessen
•Controleeropgezettetijdendemaaimessenop
slijtageofbeschadigingen.
•Weesvoorzichtigalsudemessencontroleert.
Omwikkeldemaaimessenofdraag
handschoenenenweesvoorzichtigalsu
onderhoudswerkzaamhedenaandemaaimessen
verricht.Demaaimessenmogenalleenworden
vervangenofgeslepen,probeerzenooitrechtte
makenoferaantelassen.
•Letopdatbijmachinesmetmeerderemaaimessen
anderemessenkunnengaandraaiendoordatu
éénmesdraait.
•Vervangversletenofbeschadigdemessenen
boutenaltijdalscompletesetomeengoede
balanstebehouden.
Onderhoudvande
maaimessen
Omeengoedmaairesultaatteverkrijgen,moetu
demaaimessenscherphouden.Omhetslijpenen
vervangentevergemakkelijken,ishethandigextra
messeninvoorraadtehebben.
Vóórcontroleenonderhoudvan
demaaimessen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenmaak
debougiekabelslos.
Demaaimessencontroleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Controleerdesnijranden(Figuur69).
2.Alsderandennietscherpzijnofbramen
vertonen,moetuhetmaaimesverwijderenen
slijpen;zieDemaaimessenslijpen(bladz.61).
3.Controleerdemessen,inhetbijzonderhet
gebogendeel.
4.Alsuscheuren,slijtageofgroefvormingindit
deelconstateert,moetudirecteennieuwmes
monteren(Figuur69).
58
g006530
Figuur69
1.Snijrand3.Slijtage/groefvorming
2.Gebogendeel4.Scheur
Controleopkrommemessen
Opmerking:Demachinemoetopeenegaal
oppervlakstaanvoordevolgendeprocedure.
1.Zethetmaaidekopdehoogstemaaipositie.
2.Trekdikkehandschoenenofandereadequate
handbeschermingaanendraailangzaamhet
mesineenstanddiemetingmogelijkmaaktvan
deafstandtussendemaairandenhetegale
oppervlakwaaropdemachinestaat(Figuur70).
g014972
Figuur70
1.Maaidek3.Mes
2.Asbehuizing
3.Meetdeafstandtussenhetuiteindevanhetmes
endevlakkeondergrond(Figuur71).
59
g014973
Figuur71
1.Mes,inmeetstand
2.Vlakkeondergrond
3.Gemetenafstandtussenmesendeondergrond(A)
4.Draaihetzelfdemes180graden,zodatde
maairandaandeanderekantnuindezelfde
standstaat(Figuur72).
g014974
Figuur72
1.Mes,eerdergemetenkant
2.Eerdergebruiktemeetstand
3.Anderekantvanmesdieinmeetstandwordtgebracht
5.Meetdeafstandtussenhetuiteindevanhetmes
endevlakkeondergrond(Figuur73).
Opmerking:Despelingmagnietmeerdan
3mmbedragen.
g014973
Figuur73
1.Mesaananderezijde,inmeetstand
2.Vlakkeondergrond
3.Tweedegemetenafstandtussenmesenoppervlak(B)
A.AlshetverschiltussenAenBgroterisdan
3mm,vervangdanhetmesdooreennieuw
mes;zieMaaimessenverwijderen(bladz.
60)enMaaimessenmonteren(bladz.61).
Opmerking:Alseenkrommesis
vervangendooreennieuwmesende
afstandnogaltijdgroterisdan3mm,dan
ishetmogelijkdatdemesasverbogen
is.Neemcontactopmeteenerkende
onderhoudsdealervoorservice.
B.Gaalshetverschilbinnendegrenzenligt
doormethetvolgendemes.
6.Herhaaldezeprocedureopelkmes.
Maaimessenverwijderen
Vervangmessendieeenvastvoorwerphebben
geraaktofuitbalansofkromzijn.
1.Zeteenmomentsleutelopdeplattekantvande
spilasofpakhetuiteindevanhetmesvastmet
eendoekofeendikkehandschoen.
2.Verwijderdemesbout,delagerbusenhetmes
vandespilas(Figuur74).
60
g295816
Figuur74
1.Vleugelvanhetmes4.Lagerbus
2.Mes5.Mesbout
3.Plattekantvandespilas
Demaaimessenslijpen
1.Gebruikeenvijlomdesnijrandenaanbeide
uiteindenvanhetmesteslijpen(Figuur75).
Opmerking:Houddaarbijdeoorspronkelijke
hoekinstand.
Opmerking:Hetmesblijftinbalansalsuvan
beidesnijrandendezelfdehoeveelheidmateriaal
verwijdert.
g000552
Figuur75
1.Onderoorspronkelijkehoekslijpen.
2.Controleerdebalansvanhetmesmeteen
mesbalans(Figuur76).
Opmerking:Alshetmeshorizontaalblijft,is
hetinbalansengeschiktvoorgebruik.
Opmerking:Alshetmesnietinbalansis,
moetuwatmetaalafvijlenvanhetuiteindevan
devleugel(Figuur75).
g000553
Figuur76
1.Mes2.Mesbalans
3.Herhaalditindiennodigtotdathetmesinbalans
is.
Maaimessenmonteren
1.Monteerdelagerbusdoorhetmesmetdeens
vandelagerbusopdeonderstekantvanhet
mes(Figuur77).
g255205
Figuur77
1.Lagerbus
2.Monteerdelagerbusenhetmesindespilas
(Figuur78).
g298850
Figuur78
1.Bovenstemoervanspil3.Mesbout
2.Plattekantvandespilas
61
3.Brengindiennodigsmeermiddelopbasisvan
koperofvetaanopdeschroefdradenvande
mesboutomtevoorkomendatdezevastkomt
tezitten.Draaidemesboutmetdehandvast.
4.Plaatseenmomentsleutelopdeplattekantvan
despilasendraaidemesboutvastmeteen
torsievan75tot81N·m.
Schuinstandvanhet
maaidek(breedterichting)
endemesstandinstellen
Controleerofhetmaaidekhorizontaalstaattelkens
wanneerudemaaierinstalleertofwanneerueen
ongelijkemaaiplekinuwgrasziet.
Voordatuhetmaaidekhorizontaalafsteltmoetu
eerstcontrolerenoferverbogenmaaimessenzijn,
eneventueelverbogenmaaimessenverwijderenen
vervangen;leesOnderhoudvandemaaimessen
(bladz.58)voordatuditdoet.
Stelhetmaaidekeerstlinks/rechtshorizontaal,endan
kuntuvoor/achterafstellen.
Eisen:
•Demachinemoetopeenegaalvlakstaan.
•Allebandenmoetendejuistespanninghebben,
zieDebandenspanningcontroleren(bladz.49).
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Controleerdebandenspanningvande
aandrijfbanden;zieDebandenspanning
controleren(bladz.49).
4.Zethetmaaidekindevergrendelde
transportstand.
5.Draaidemessenvoorzichtigheenenweer.
6.Meetdeafstandtussendemespuntenhet
vlakkeoppervlak(Figuur79).Alsdeafstanden
meerdan5mmverschillen,steldande
schuinstandaf;gadoormetdezeprocedure.
g037879
Figuur79
1.Maaimessenevenwijdig
3.Meetvanafhetuiteinde
vanhetmestothetplatte
oppervlakhier.
2.Uiteindevanmes
7.Controleerdeschuinstandvandemaaimessen
indelengterichting(Figuur80).Zorgdatde
voorstemespuntlagerzitdandeachterste;
ziedetabelmetblokhoogteenschuinte.Als
afstellingnodigis,gaatuverdermetdeze
procedure.
g037880
Figuur80
1.Messeninlengterichting
3.Meetvanafhetuiteinde
vanhetmestothetplatte
oppervlakhier.
2.Uiteindevanmes
8.Zetdeantiscalpeerrollenindebovenste
openingofverwijderzegeheelvoordeze
afstelprocedure.
9.Uitsluitendvoormaaidekkenvan152cm:
A.Brenghetmaaidekomhooginde
transportstand(140mm).
B.Maakdestelschroefopdehulpveervan
hethefmechanismelangzaamlostotude
schroefkuntverwijderen(Figuur81).
Opmerking:Bewaardeschroefvoor
montage.
62
g334850
Figuur81
1.Stelschroef3.Steldeafstandinop22tot
29mm.
2.Beugel
10.Plaats2blokjes(zietabelmetblokhoogte
enschuinte)onderdeachtersterandvan
demaaikast;1blokjeaanelkekantvanhet
maaidek(Figuur82).
11.Zetdemaaihoogtehendelinstandvan76mm.
12.Plaats2blokjesonderelkekantvande
voorsterandvanhetmaaidek,maarnietonder
debeugelsvandeantiscalpeerrollenofde
lasnaden.
g038090
Figuur82
Onderaanzicht
1.Blok–73mm2.Lasnaden
Tabelblokhoogteenschuinte
Tabelblokhoogteenschuinte(cont'd.)
Maaidek-
grootte
Hoogtevoorsteblokje
Schuinte
Allemaai-
dekken
73mm4,8tot6,4mm
13.Draaihetmaaimesvoorzichtigindwarsrichting
horizontaal(Figuur79).
14.Draaideborgmoeren(Figuur83)inde4hoeken
losencontroleerofhetmaaidekstevigopalle
4blokjesrust.
15.Trekdemaaidekhangersstrakenzorgdathet
maaidekpedaalnaarachterenisgedrukttegen
deaanslag.
16.Draaide4borgmoerenvast.
g035851
Figuur83
1.Borgmoeren3.Maaidekdrager
2.Hefarmvanmaaidek
4.Ketting
17.Zorgervoordatdeblokjesstevigonder
derandvanhetmaaidekzittenendatalle
bevestigingsboutenvastgedraaidzijn.
18.Gaverdermethetafstellenvanhetmaaidek
doordeschuinstandvanhetmaaimesinde
lengterichtingtecontroleren.
19.Controleerdehorizontalestandvandemessen
enherhaalindiennodigdeprocedureomhet
maaidekhorizontaaltestellen.
20.Uitsluitendvoormaaidekkenvan152cm:
A.Brenghetmaaidekomhooginde
transportstand(140mm).
63
B.Monteerdestelschroefopdehulpveer
vanhethefmechanismedieueerderhebt
verwijderdinstap9.
C.Steldeafstandtussendeveerendebeugel
inop22tot29mm.
Maaidekverwijderen
Voordatuonderhouduitvoertaanhetmaaidekofhet
maaidekverwijdert,moetudeveerbelastearmenvan
hetmaaidekvergrendelen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brenghetmaaidekomlaagnaareenmaaihoogte
76mm.
4.Maakdeafdekkingvanhetmaaideklosdoorde
borgpenteverwijderen;zieDeafdekkingvan
hetmaaideklosmaken(bladz.36).
5.Verwijderdedrijfriemkappen.
6.Zetdespanpoelievanhetmaaideklosen
verwijderdemaaidekriem;zieOnderhoud
riemen(bladz.50).
7.Verwijderdeboutenenmoerenvandevoorkant
vandeplaatonderdevoetsteun.
8.Verwijderenbewaardeboutenenmoerenaan
beidezijdenvandemachine(Figuur84).
g036866
Figuur84
1.Verwijderdezemoerenenbouten.
2.Verwijderdezemoerenenbouten.
9.Schuifhetmaaideknaarrechtsuitdemachine.
64
Grasgeleidervervangen
WAARSCHUWING
Alsdeuitworpopeningnietafgedektis,kan
demachinevoorwerpenuitwerpennaaru
ofnaaromstanders;ditkanernstigletsel
veroorzaken.Daarnaastkuntuookincontact
komenmethetmes.
Gebruikdemachinenooitzondermulchplaat,
grasgeleiderofgrasvanger.
1.Verwijderdeborgmoer,bout,veeren
afstandsstukwaarmeedegrasgeleidervastzit
opdedraaibeugels(Figuur85).
2.Verwijdereenbeschadigdeofversleten
grasgeleider(Figuur85).
g015594
Figuur85
1.Bout
5.Gemonteerdeveer
2.Afstandsstuk6.Grasgeleider
3.Borgmoer7.J-vormighaakuiteindevan
veer
4.Veer
3.Plaatshetafstandsstukendeveeropde
grasgeleider.
4.Plaats1J-vormighaakuiteindevandeveer
achterderandvanhetmaaidek.
Opmerking:Zorgervoordat1J-vormig
haakuiteindevandeveerisgemonteerdachter
derandvanhetmaaidekvoordatudebout
monteertzoalswordtaangegeveninFiguur85.
5.Monteerdeboutendemoer.
6.Plaats1J-vormighaakuiteindevandeveerom
degrasgeleider(Figuur85).
Belangrijk:Degrasgeleidermoetkunnen
draaien.Klapdegeleiderhelemaalomhoog
encontroleerofdezevolledigomlaagdraait.
Reiniging
Deonderkantvanhet
maaidekreinigen
Onderhoudsinterval:Naelkgebruik
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenstelde
parkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Brenghetmaaidekomhooginde
TRANSPORTSTAND.
Deveringreinigen
Reinigdeveringmetperslucht.
Opmerking:Maakdeschokdempersnietschoon
metwateronderdruk(Figuur86).
g030538
Figuur86
Afvalafvoeren
Motorolie,accu's,hydraulischevloeistofen
motorkoelvloeistofverontreinigenhetmilieu.Verwijder
dezestoffenvolgensdeplaatselijkevoorschriften.
65
Stalling
Veiligheidtijdensopslag
•Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.Laatdemachine
afkoelenvoordatudezeafstelt,reinigt,staltofer
onderhoudswerkzaamhedenaanverricht.
•Umagdemachineofdebrandstofnietbewarenin
denabijheidvaneenopenvuur,nochdebrandstof
binnenshuisofineenafgeslotenaanhanger
aftappen.
•Slademachineendebrandstofhoudernietop
opplaatsenwaaropenvlammen,vonkenof
waakvlammen(b.v.vaneenboilerofandere
toestellen)aanwezigkunnenzijn.
Reinigenenopslaan
1.Schakeldemesschakelaar(aftakas)uitenstel
deparkeerreminwerking.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijdermaaisel,vuilenvetvandebuitenkant
vandegehelemachine,metnamevandemotor
enhethydraulischesysteem.Vuilenkafvan
debuitenkantvandecilinder,dekoelribben
vandecilinderkopenhetventilatorbehuizing
verwijderen.
Belangrijk:Ukuntdemachinemeteenmild
reinigingsmiddelenwaterwassen.Wasde
machinenooitmeteenhogedrukreiniger.
Gebruiknietteveelwater,vooralnietinde
buurtvanhetbedieningspaneel,demotor,
dehydraulischepompenendeaccu.
4.Controleerdewerkingvandeparkeerrem;zie
Deparkeerremafstellen(bladz.50).
5.Geefhetluchtî‚¿ltereenonderhoudsbeurt;zie
Onderhoudvanhetluchtî‚¿lter(bladz.39).
6.Smeerdemachine;zieDemachinesmeren
(bladz.37).
7.Verversdeolieinhetcarter;zieMotorolie
verversen(bladz.41).
8.Controleerdebandenspanning;zieDe
bandenspanningcontroleren(bladz.49).
9.Vervanghethydraulischeî‚¿lter;zieHydraulische
vloeistofverversenenî‚¿ltersvervangen(bladz.
56).
10.Laaddeaccuop;zieAccuopladen(bladz.46).
11.Schraapdikaangekoektgrasenvuilvan
deonderkantvandemaaimachine.Spoel
vervolgensdemachineschoonmeteen
tuinslang.
Opmerking:Laatdemachinelopenmetde
aftakasingeschakeldendemotorophoog
stationairgedurende2tot5minutennahet
wassen.
12.Controleerdestaatvandemaaimessen;
raadpleegOnderhoudvandemaaimessen
(bladz.58).
13.Wanneerdemachinelangerdan30dagenniet
wordtgebruikt,moetdezewordenvoorbereidop
stalling.Demachinewordtalsvolgtvoorbereid
opstalling:
A.Voegeenstabilizer/conditionerop
aardoliebasistoeaandebrandstofinde
tank.Volgdemengvoorschriftenvande
fabrikantvandestabilizerop.Gebruik
geenstabilizeropalcoholbasis(ethanolof
methanol).
Opmerking:Stabilizer/conditionerwerkt
hetbestalshetmetversebrandstofwordt
gemengdenaltijdwordtgebruikt.
B.Laatdemotorvijfminutenlopen
omdestabilizer/conditionerdoorhet
brandstofsysteemteverspreiden.
C.Zetdemotoraf,laatdezeafkoelenenlaat
debrandstoftankleeglopen.
D.Motoropnieuwstartenenlatenlopentotdat
dezeafslaat.
E.Umoetbrandstofopdejuistewijze
afvoeren.Voerdebrandstofafvolgensde
plaatselijkgeldendevoorschriften.
Belangrijk:Bewaarbrandstofdie
stabilizer/conditionerbevatnietlanger
danaanbevolendoordefabrikantvan
destabilizer.
14.Verwijderdebougie(s)encontroleerdestaat
ervan;zieOnderhoudvandebougie(s)(bladz.
44).Nadatdebougie(s)uitdecilinderis(zijn)
verwijderd,gietu30ml(2eetlepels)motorolie
indebougie-opening.Gebruikdestartmotor
omdemotortelatendraaienenzodeolieover
decilinderwandteverspreiden.Monteerde
bougie(s).Debougiekabelnietopdebougie(s)
drukken.
15.Controleerallebouten,schroevenenmoeren
endraaidezevast.Repareerofvervang
beschadigdedelen.
16.Werkallekrassenenbeschadigingenvandelak
bij.Bijwerklakisverkrijgbaarbijeenerkende
servicedealer.
66
17.Staldemachineineenschone,drogegarage
ofopslagruimte.Verwijderhetsleuteltjeuithet
contactenbewaarhetbuitenhetbereikvan
kinderenenonbevoegdepersonen.Dekde
machineafomdezetebeschermenenschoon
tehouden.
67
Problemen,oorzaakenremedie
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Demotoristezwaarbelast.1.Derijsnelheidverminderen.
2.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.2.Hetcarterbijvullenmetolie.
3.Dekoelribbenenluchtkanalenonder
deventilatorbehuizingvandemotor
zijnverstopt.
3.Dekoelribbenenluchtkanalen
ontstoppen.
4.Hetluchtî‚¿lterisvuil.4.Hetluchtî‚¿lterelementreinigenof
vervangen.
Demotorraaktoververhit.
5.Vuil,waterofoudebrandstofinhet
brandstofsysteem.
5.Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealer.
1.Deaftakasisingeschakeld.1.Schakeldeaftakasuit.
2.Derijhendelsstaannietinde
VERGRENDELDENEUTRAALSTAND.
2.Zetderijhendelsnaarbuiteninde
vergrendeldeNEUTRAALSTAND.
3.Deaccuisleeg.3.Accuopladen.
4.Deelektrischeaansluitingenzijn
gecorrodeerdofzittenlos.
4.Controleerofdeelektrische
aansluitingengoedcontactmaken.
5.Eenvandezekeringenisdoorgebrand.5.Dezekeringvervangen.
Destartmotorslaatnietaan.
6.Eenvanderelaisofschakelaarsis
defect.
6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Debrandstoftankisleeg.1.Debrandstoftankvullen.
2.Debrandstofafsluitklepisgesloten.2.Opendebrandstofafsluitklep.
3.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.3.Hetcarterbijvullenmetolie.
4.Degashendelstaatnietindejuiste
stand.
4.Steldegashendelinhalverwegede
langzameendesnellestand.
5.Erzitvuilinhetbrandstofî‚¿lter.5.Brandstofî‚¿ltervervangen.
6.Vuil,waterofoudebrandstofin
brandstofsysteem.
6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
7.Hetluchtî‚¿lterisvuil.
7.Reinigofvervanghet
luchtî‚¿lterelement.
8.Destoelschakelaarwerktnietgoed.
8.Controleerdeindicatorvoorde
stoelschakelaar.Vervangdestoel
indienditnodigis.
9.Deelektrischeverbindingenzijn
gecorrodeerd,zittenlosofzijndefect.
9.Controleerofdeelektrische
aansluitingengoedcontactmaken.
Reinigdeaansluitpolengrondigmet
eenspeciaalreinigingsmiddel,breng
speciaalsmeermiddelaanensluitde
connectorenweeropdejuistewijze
aan.
1
0.
Relaisofschakelaarisbeschadigd.
1
0.
Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1
1.
Debougieisvuilofde
elektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
1
1.
Bougieafstellenofvervangen.
Demotorstartniet,startmoeilijkofslaat
af.
1
2.
Debougiekabelisnietaangesloten.
1
2.
Controleerdeaansluitingvande
bougiekabel.
1.Demotoristezwaarbelast.1.Derijsnelheidverminderen.
2.Hetluchtî‚¿lterisvuil.2.Reinighetluchtî‚¿lterelement.
3.
Hetoliepeilinhetcarteristelaag.
3.
Hetcarterbijvullenmetolie.
4.Dekoelribbenenluchtkanalenboven
demotorzijnverstopt.
4.Dekoelribbenendeluchtkanalen
ontstoppen.
5.
Deventilatieopeninginde
brandstoftankdopisverstopt.
5.
Brandstoftankdopreinigenof
vervangen.
6.
Erzitvuilinhetbrandstofî‚¿lter.
6.
Brandstofî‚¿ltervervangen.
Demotorverliestvermogen.
7.Erbevindtzichvuil,waterofoude
brandstofinhetbrandstofsysteem.
7.Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealer.
68
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Desporingmoetafgesteldworden1.Steldesporingaf Demaaimachinetrektnaarlinksofnaar
rechts(metbeidehendelsvolledigvooruit)
2.Debandenvandeaandrijfwielen
hebbennietdejuistespanning.
2.Brengdeaandrijfbandenopdejuiste
spanning.
1.Deomloopkleppenzijnnietgoed
gesloten.
1.Sluitdeomloopkleppen.
2.Depompriemisversleten,losofstuk.
2.Riemvervangen.
3.Deaandrijfriemvandepompisvande
poelieaf.
3.Riemvervangen.
4.Deveervandespanpoelieiskapotof
ontbreekt.
4.Veervervangen.
Demachinerijdtniet.
5.Hetpeilvandehydraulischevloeistof
staattelaagofdehydraulische
vloeistofisteheet.
5.Dereservoirsbijvullenmet
hydraulischevloeistofofde
hydraulischevloeistoflatenafkoelen.
1.Hetmaaimes(demaaimessen)is(zijn)
verbogenofnietinbalans.
1.Nieuwemaaimes(sen)monteren.
2.Debevestigingsboutvanhetmaaimes
zitlos.
2.Debevestigingsboutvanhetmaaimes
vastdraaien.
3.Debevestigingsboutenvandemotor
zittenlos.
3.Debevestigingsboutenvandemotor
vastdraaien.
4.Demotorpoelie,spanpoelieof
mespoeliezitlos.
4.Desbetreffendepoelievastzetten.
5.Demotorpoelieisbeschadigd.5.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
6.Mesasverbogen.6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Demachinetriltabnormaal.
7.Demotorophangplaatzitlosofis
versleten.
7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Maaimes(sen)bot.1.Mes(sen)slijpen.
2.Maaimes(sen)verbogenofnietin
balans.
2.Nieuwemaaimes(sen)monteren.
3.Hetmaaidekstaatniethorizontaal.3.Maaidekhorizontaalstelleneninde
correcteschuinstandstellen.
4.Eenantiscalpeerwiel(indienaanwezig)
isnietcorrectafgesteld.
4.Hoogtevanantiscalpeerwielafstellen.
5.Deonderkantvanhetmaaidekisvuil.5.Reinigdeonderkantvanhetmaaidek.
6.Debandenspanningisnietcorrect.6.Bandenopjuistespanningbrengen.
Demaaihoogteisongelijk.
7.Mesasverbogen.7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Detractieriemisversleten,losofstuk.1.Eennieuwedrijfriemmonteren.
2.Dedrijfriemzitnietopdepoelie.2.Drijfriemmonterenenassenen
riemgeleidersopjuistestand
controleren.
3.Deschakelaarvandeaftakas(PTO)of
deaftakkoppelingisdefect.
3.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Messendraaienniet.
4.Dedrijfriemvanhetmaaidekis
versleten,losofstuk.
4.Eennieuwedrijfriemmonteren.
69
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Eenzekeringisdoorgebrand.
1.Vervangdezekering.Controleerde
weerstandvandespoelen,ofdeaccu
isopgeladen,hetoplaadsysteemen
deaansluitingenvandebedradingen
vervangindiennodig.
2.Lagespanningbijdekoppeling.
2.Controleerdeweerstandvande
spoelen,ofdeaccuisopgeladen,het
oplaadsysteemendeaansluitingen
vandebedradingenvervang
onderdelenindiennodig.
3.Despoelisbeschadigd.3.Vervangdekoppeling.
4.Onvoldoendestroom4.Repareerofvervangdebedrading
vandekoppelingofhetelektrische
systeem.Reinigdecontactpuntenvan
deaansluitingen.
Dekoppelinggrijptnietaan.
5.Openingtussenrotor/armatuurte
groot.
5.Verwijderhetopvulstukofvervangde
koppeling.
70

Documenttranscriptie

Form No. 3441-685 Rev B Z Master® 4000 Series Riding Mower with 122cm, 132cm, or 152cm TURBO FORCE® Mower 74048TE, 74053TE, 74056TE Aufsitzrasenmäher der Serie Z Master® 4000 mit einem TURBO FORCE® Mähwerk (122 cm, 132 cm oder 152 cm) 74048TE, 74053TE, 74056TE Tondeuse autoportée Z Master® série 4000 avec plateau de coupe TURBO FORCE® de 122 cm, 132 cm ou 152 cm 74048TE, 74053TE, 74056TE Z Master® 4000-serie zitmaaier Met een TURBO FORCE® maaidek van 122 cm, 132 cm of 152 cm 74048TE, 74053TE, 74056TE www.Toro.com. *3441-685* Form No. 3441-681 Rev B Z Master® 4000-serie zitmaaier Met een TURBO FORCE® maaidek van 122 cm, 132 cm of 152 cm Modelnr.: 74048TE—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 74053TE—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 74056TE—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) *3441-681* Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. Bruto- en nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids-, emissie- en gebruiksvoorschriften, zal de motor van dit type maaiers in de praktijk veel minder koppel hebben. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. g332470 Figuur 1 1. Plaats van modelnummer en serienummer Inleiding Modelnr.: Deze maaitractor met draaiende messen is bedoeld voor professioneel gebruik. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders. Serienr.: Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Het veiligheidssymbool (Figuur 2) komt zowel in deze handleiding als op de machine voor om belangrijke veiligheidsberichten te identificeren die u moet opvolgen om ongevallen te voorkomen. Het symbool zal verschijnen met het woord Gevaar of Waarschuwing . Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren. • Gevaar: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel. Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. • Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel. • Waarschuwing: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel. Belangrijk: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie. © 2020—The Toro® Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420 sa-black Figuur 2 Veiligheidssymbool 2 U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com. Gedrukt in de VS Alle rechten voorbehouden Inhoud Veiligheid van de motor..................................... 39 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 39 Motorolie verversen .......................................... 41 Onderhoud van de bougie(s) ............................ 44 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 45 Brandstoffilter vervangen.................................. 45 Onderhoud van de brandstoftank...................... 45 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 46 Veiligheid van het elektrisch systeem................ 46 Onderhoud van de accu.................................... 46 Onderhoud van de zekeringen.......................... 48 Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 48 Veiligheidsgordel controleren ........................... 48 De sporing afstellen .......................................... 48 De bandenspanning controleren....................... 49 De wielmoeren controleren............................... 49 Onderhouden remmen ........................................ 50 De parkeerrem afstellen ................................... 50 Onderhoud riemen .............................................. 50 Riemen controleren .......................................... 50 Drijfriem van maaidek vervangen ..................... 50 Aandrijfriem van de hydraulische pomp vervangen ..................................................... 52 Onderhoud bedieningsysteem ............................ 53 De stand van de bedieningshendel afstellen ........................................................ 53 Rijhendelmechanisme afstellen........................ 54 Onderhoud hydraulisch systeem ......................... 55 Veiligheid van het hydraulische systeem........... 55 Specificaties hydraulische vloeistof .................. 55 Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.................................................... 56 Hydraulische vloeistof verversen en filters vervangen ..................................................... 56 Hydraulische systeem ontluchten ..................... 58 Onderhoud van het maaidek ................................ 58 Veiligheid van de messen ................................. 58 Onderhoud van de maaimessen ....................... 58 Schuinstand van het maaidek (breedterichting) en de messtand instellen......................................................... 62 Maaidek verwijderen......................................... 64 Grasgeleider vervangen ................................... 65 Reiniging ............................................................. 65 De onderkant van het maaidek reinigen ............ 65 De vering reinigen ............................................ 65 Afval afvoeren .................................................. 65 Stalling .................................................................... 66 Veiligheid tijdens opslag ................................... 66 Reinigen en opslaan ......................................... 66 Problemen, oorzaak en remedie ............................. 68 Schema's ................................................................ 71 Veiligheid .................................................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 4 Hellingsindicator ................................................ 5 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 6 Algemeen overzicht van de machine ........................11 Bedieningsorganen ...........................................11 Specificaties .................................................... 13 Werktuigen/accessoires ................................... 13 Voor gebruik ........................................................ 14 Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk .............................................................. 14 Brandstof bijvullen ............................................ 15 Dagelijks onderhoud uitvoeren ......................... 16 Een nieuwe machine inrijden ............................ 16 De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken ...................................................... 16 Het veiligheidssysteem gebruiken .................... 17 Bestuurdersstoel instellen ................................ 18 De achterste schokdempers instellen ............... 19 Tijdens gebruik .................................................... 20 Veiligheid tijdens het werk................................. 20 Plaatsnemen in de bestuurderspositie .............. 22 Parkeerrem gebruiken ...................................... 22 De messchakelaar (aftakas) bedienen.............. 23 De gashendel bedienen.................................... 23 De choke bedienen .......................................... 24 Starten van de motor ........................................ 24 De motor afzetten ............................................. 25 De rijhendels gebruiken .................................... 25 Met de machine rijden....................................... 26 Zijafvoer gebruiken ........................................... 27 De maaihoogte instellen ................................... 27 De maaihoogte instellen ................................... 28 Antiscalpeerrollen afstellen............................... 29 Tips voor bediening en gebruik ......................... 30 Na gebruik ........................................................... 31 Veiligheid na het werk ....................................... 31 De brandstofafsluitklep gebruiken..................... 31 De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken ...................................................... 32 De machine transporteren ................................ 33 Onderhoud .............................................................. 35 Veiligheid bij onderhoud.................................... 35 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 35 Procedures voorafgaande aan onderhoud ........... 36 De afdekking van het maaidek losmaken ...................................................... 36 Het plaatmetaalscherm verwijderen.................. 36 Smering ............................................................... 37 De machine smeren.......................................... 37 De scharnierpunten van de hefinrichting van het maaidek smeren...................................... 37 Draaipunten van de zwenkwielen smeren.......................................................... 38 De zwenkwielnaven smeren ............................. 38 Onderhoud motor ................................................ 39 3 Veiligheid Deze machine is ontworpen volgens norm EN ISO 5395. Algemene veiligheid Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen. • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. • Houd omstanders en kinderen uit de buurt. • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine niet gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Laat enkel mensen die verantwoordelijk en getraind zijn en die bovendien vertrouwd zijn met de instructies en fysiek ertoe in staat zijn de machine bedienen of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. • Houd de rolbeugel altijd in de volledig omhoog geklapte en vergrendelde stand en doe de veiligheidsgordel om. • Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren, of op hellingen steiler dan 15°. • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine. • Gebruik de machine niet als er schermen, veiligheidsschakelaars of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, vult met brandstof, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. 4 Hellingsindicator g011841 Figuur 3 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3. Voorbeeld van het vergelijken van de hellingshoek met de gevouwen rand 5 Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decaloemmarkt Merkteken van fabrikant 1. Dit merkteken geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro maaimachine is. decal99-8936 99-8936 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Langzaam decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders uit de buurt van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 4. Neutraalstand 5. Achteruit decal106-5517 106-5517 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 10. Bevat lood; niet weggooien 6 decal109-6035 109-6035 decal107-3069 107-3069 1. Waarschuwing – Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. decal127-0326 127-0326 2. Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt, moet u de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie houden en de veiligheidsgordel omdoen. Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is; als de rolbeugel omlaag is geklapt, mag u de veiligheidsgordel niet omdoen. 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Lees de Gebruikershandleiding; rij langzaam en voorzichtig. 3. Verwijder het sleuteltje en lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoud uitvoert. 2. Maaihoogte decal115-9625 decal144-2687 115-9625 144-2687 1. Parkeerrem: vrijgesteld 1. Geleiding tractieriem 7 2. Parkeerrem: ingeschakeld decal117-3848 117-3848 decal116-5610 1. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 116-5610 1. Urenteller 2. Aftakasschakelaar 4. Neutraalstand 5. Dodemansknop 3. Parkeerrem 6. Accu 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen, omhooggebrachte grasgeleider – Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, de afsluiter van de afvoer of het grasopvangsysteem is gemonteerd. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal116-8283 116-8283 decal126-4363 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 75 tot 81 N·m. 126-4363 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u afstellingen uitvoert, servicewerkzaamheden verricht of de machine schoonmaakt. decal133-8062 133-8062 decal126-9939 126-9939 1. Lees de Gebruikershandleiding 8 2. Vullen tot de onderkant van de vulbuis; waarschuwing – de tank niet te vol gieten decal144-2669 144-2669 1. Oliepeil controleren. 4. Smeer het zwenkwiel. 2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. 5. Lees de Gebruikershandleiding alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 3. De bandenspanning controleren. decal140-4927 140-4927 1. Maaihoogte (inch/millimeter) decal132-5067 132-5067 decal144-6569 144-6569 1. Werklicht 3. Langzaam 2. Snel 9 decal132-0871 132-0871 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine gebruikeñ; draag gehoorbescherming. 4. Kantelgevaar – Gebruik geen dubbele oprijplaat bij het laden op een aanhanger; gebruik één enkele oprijplaat die breed genoeg is voor de machine en die een hellingshoek heeft van minder dan 15 graden; rij achteruit de oprijplaat op en rij vooruit de oprijplaat af. 2. Gevaar: handen kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 5. Gevaar om overreden te worden – Vervoer geen passagiers; kijk achterom als u achteruitrijdt. 3. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 6. Kantelgevaar – Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen of hellingen van meer dan 15°; gebruik de machine enkel op hellingen van minder dan 15°. 10 Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Bedieningspaneel g332505 Figuur 4 1. Maaihoogtestanden 7. Brandstoftankdop 2. Bedieningsorganen 8. Parkeerremhendel 3. Rijhendels g332503 Figuur 5 1. Contactschakelaar 9. Maaidek 4. Elektrische hefinrichting van het maaidek (uitsluitend bepaalde modellen) 10. Zwenkwiel 5. Rolbeugel 11. Antiscalpeerrol 2. Aftakasschakelaar 3. Gashendel 6. Schokbreker 4. Lichtschakelaar (uitsluitend voor modellen met lampen) – optionele set voor andere modellen 5. Urenteller 6. Chokeknop (alleen voor modellen met carburateur) Contactschakelaar De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START . Zie Starten van de motor (bladz. 24). Lichtschakelaar Uitsluitend voor modellen met lampen Gebruik de lichtschakelaar om de lampen te schakelen (Figuur 5). IN of UIT Chokeknop Gebruik de chokeknop om een koude motor te starten. 11 Gashendel Rijhendels De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van LANGZAAM tot SNEL (Figuur 5). De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en achteruit te laten rijden en om bochten naar links of naar rechts te maken (Figuur 4). Maaimesschakelaar (aftakas, PTO) Vergrendelde neutraalstand Met de maaimesschakelaar, aangeduid met het aftakassymbool (PTO), schakelt u de aandrijving naar de maaimessen aan of uit (Figuur 5). Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten naar de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND wanneer u de machine verlaat (Figuur 25). Zet de rijhendels altijd in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Urenteller De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 6). Parkeerremhendel Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Brandstofklep Sluit de brandstofafsluitklep wanneer u de machine transporteert of stalt; zie De brandstofafsluitklep gebruiken (bladz. 31). g187133 Figuur 6 1. Symbolen veiligheidssysteem 3. Acculampje 2. Urenteller Indicators veiligheidssysteem Er staan symbolen op de urenteller die met een zwarte driehoek aangeven dat het veiligheidssysteem juist aangebracht is (Figuur 6). Accu-indicatielampje Als u het contactsleuteltje gedurende een paar seconden in de stand AAN zet, wordt de accuspanning weergeven in het gebied waar normaal de uren worden weergegeven. Het acculampje wordt ingeschakeld wanneer de contactschakelaar is ingeschakeld en wanneer de lading zich onder het juiste bedrijfsniveau bevindt (Figuur 6). 12 Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Breedte Maaidek van 122 cm Maaidek van 132 cm Maaidek van 152 cm Zonder maaidek 129 cm 137 cm 140 cm Geleider omhoog 141 cm 150 cm 166 cm Geleider omlaag 160 cm 171 cm 191 cm Geleider verwijderd 132 cm 141 cm 156 cm Lengte Lengte 24" banden 26" banden 219 cm 220 cm Hoogte 24" banden 26" banden Rolbeugel omhoog 182 cm 185 cm Rolbeugel omlaag 126 cm 129 cm Gewicht Machines Gewicht 122 cm machines 512 kg 132 cm machines 531 tot 540 kg 152 cm machines 535 tot 590 kg Werktuigen/accessoires Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires. Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. 13 Gebruiksaanwijzing en het/de werktuig(en) uit indien iemand het werkgebied betreedt. • Gebruik de machine niet tenzij alle schermen en Opmerking: Bepaal vanuit de normale veiligheidsvoorzieningen zoals de geleiders en de volledige grasvanger op hun plaats zitten en goed werken. Vervang versleten of kapotte onderdelen indien nodig. bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voor gebruik Brandstofveiligheid Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk • Brandstof is uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. – Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof tot ontbranding kan brengen, moet u het benzinevat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object. Algemene veiligheid • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine niet gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici. – Vul de brandstoftank op een horizontaal oppervlak en in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. – Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd brandstof uit de buurt van open vuur en vonken. • Controleer de omgeving waar u de machine gaat gebruiken. Verwijder alle voorwerpen die de werking van de machine kunnen beïnvloeden of die door de machine kunnen worden uitgeworpen. – Als de motor draait of heet is, mag de brandstoftankdop niet worden verwijderd en mag de tank niet met brandstof worden bijgevuld. • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken. – Probeer de motor niet te starten als u brandstof morst. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt zijn totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. • Controleer de aanwezigheid en goede werking van de dodemansinrichtingen, veiligheidsschakelaars en schermen. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. – Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, vult met brandstof, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. – Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. – Houd uw handen en gezicht uit de buurt van het vulpistool en de opening van de brandstoftank. • Controleer voordat u begint te maaien de machine om zeker te zijn dat de maai-eenheden goed werken. – Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid. • Inspecteer het terrein om na te gaan welke • Sla de machine en de brandstofhouder niet op accessoires en werktuigen nodig zijn om de machine veilig en goed te gebruiken. op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn. • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen. • Vul brandstofvaten niet in een voertuig, vrachtwagen of op een aanhanger met kunststof beplating. Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult. • Vervoer geen passagiers op de machine. • Hou omstanders en huisdieren tijdens het werk uit • Laad de machine uit de vrachtwagen of aanhanger de buurt van de machine. Schakel de machine en vul deze bij met brandstof wanneer ze op 14 • • • • • Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven de grond staat. Als dit niet mogelijk is, vul dan brandstof bij uit een draagbaar vat in plaats van met een brandstofpistool. Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt. Houd het vulpistool in contact met de rand van de benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool. Als u brandstof morst op uw kleding dient u zich onmiddellijk om te kleden. Giet de brandstoftank niet te vol. Plaats de brandstofdop terug en maak hem stevig vast. Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de geluiddemper, de aandrijvingen,de grasvanger en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op. die methanol of ethanol bevatten. Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de brandstof toe. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden. Brandstoftank vullen Brandstof bijvullen Aanbevolen brandstof • • • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 4. Reinig het gebied rond de dop van de brandstoftank. 5. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis (Figuur 7). Opmerking: Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend • 1. schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). Ethanol: benzine met maximaal 10 vol.% ethanol of 15 vol.% MTBE (methyl tertiaire butylether) is geschikt. Ethanol en MTBE zijn verschillende stoffen. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet goedgekeurd voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie. Geen benzine gebruiken die methanol bevat. Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. Meng nooit olie door benzine. Gebruik van stabilizer/conditioner Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen: • Houdt brandstof langer vers wanneer deze wordt gebruikt volgens de voorschriften van de fabrikant van de stabilisator. • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon. • Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden g036751 Figuur 7 15 Dagelijks onderhoud uitvoeren Een nieuwe machine inrijden Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit beschreven in Onderhoud (bladz. 35). Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor de motor extra wordt belast. Houd er rekening mee dat een nieuwe machine een inrijperiode van 40 tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te ontwikkelen voor de beste prestaties. De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: laat de rolbeugel volledig omhoog geklapt en vergrendeld, en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of de stoel goed op de machine is bevestigd. WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat. • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt en zorg ervoor dat u dit niet raakt. De rolbeugel omlaagklappen Belangrijk: Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. 1. Maak de R-pennen los en verwijder de 2 pennen (Figuur 9). 2. Klap de rolbeugel omlaag (Figuur 8). Opmerking: De rolbeugel kan in 2 standen omlaag worden geklapt; zie Figuur 8. 3. 16 Plaats de 2 pennen en zet deze vast met de R-pennen (Figuur 9). Het veiligheidssysteem gebruiken WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt. g004954 Figuur 8 1. Volledig neergelaten stand 2. Omlaaggeklapt met de grasvanger gemonteerd De rolbeugel omhoogklappen Werking van het veiligheidssysteem Belangrijk: Doe altijd de veiligheidsgordel om als de rolbeugel omhoog is geklapt. Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: 1. Maak de R-pennen los en verwijder de 2 pennen (Figuur 9). 2. Klap de rolbeugel omhoog, plaats de 2 pennen en zet deze vast met de R-pennen (Figuur 9). • de parkeerrem in werking is gesteld; • de messchakelaar (aftakas) is uitgeschakeld; • de rijhendels in de vergrendelde NEUTRAALSTAND staan; Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor wordt uitgeschakeld wanneer de rijhendels uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND worden gezet als de parkeerrem in werking is gesteld of als u de bestuurdersstoel verlaat terwijl de aftakas is ingeschakeld. De urenteller is voorzien van indicatoren om de gebruikers op de hoogte te stellen als het veiligheidssysteem in de juiste stand staat. Als het veiligheidssysteem in de juiste stand staat, wordt een indicator weergegeven op het scherm. g004955 Figuur 9 1. Rolbeugel 3. Pen 2. Omhooggeklapte stand 4. R-pen g009181 Figuur 10 1. Indicatoren verschijnen als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt. 17 Het veiligheidssysteem testen Bestuurdersstoel instellen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit (Figuur 11). Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer. 1. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de messchakelaar (aftakas) IN. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. 2. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de messchakelaar (aftakas) UIT. Beweeg een van beide rijhendels uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Herhaal voor de andere rijhendel. 3. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de messchakelaar UIT en zet de rijhendels in de vergrendelde NEUTRAALSTAND . Start nu de motor. Laat de motor lopen en zet de parkeerrem vrij, schakel de messchakelaar (aftakas) in en kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet afslaan. 4. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de messchakelaar (aftakas) UIT en zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . Start nu de motor. Als de motor loopt, centreert u een van beide rijhendels en beweegt u deze (vooruit of achteruit). De motor moet nu stoppen. Herhaal deze procedure bij de andere rijhendel. 5. Neem plaats op de stoel, schakel de parkeerrem uit, schakel de messchakelaar (aftakas) UIT en zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. g027632 Figuur 11 18 De achterste schokdempers instellen U kunt de MyRide™ vering naar uw voorkeur instellen zodat u prettig en comfortabel kunt rijden. U kunt de 2 achterste schokbrekers verstellen en zo de vering snel en eenvoudig instellen. Stel de vering in zodat die voor u het meest comfortabel is. g030024 De sleuven voor de achterste schokdempers hebben inklikpunten om de instelling aan te geven. U kunt de achterste schokdempers echter overal in de sleuven zetten, niet alleen in de inklikpunten. De onderstaande tekening toont de posities voor een harde of zachte veringinstelling, en de bijbehorende inklikpunten Figuur 12 g030065 Figuur 12 1. Hardste vering 3. Inklikpunten in de sleuven 2. Zachtse vering Opmerking: Zorg ervoor dat de achterste schokdempers links en rechts altijd hetzelfde zijn ingesteld. Stel de achterste schokdempers in (Figuur 13). g030019 Figuur 13 19 Tijdens gebruik oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang. • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel Veiligheid tijdens het werk verlaat: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Algemene veiligheid – Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken. • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • • • • • • • • • • • ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen. Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd. Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent. Contact met het mes kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Wanneer u de sleutel naar UIT draait, moet de motor afslaan en moet het mes stoppen. Als dit niet het geval is, mag u de machine niet verder gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer. Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is. Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheden. Blijf uit de buurt van de afvoeropening. Maai niet als de grasgeleider in de geheven stand staat, verwijderd is of gewijzigd is, tenzij een grasvanger of mulchset gemonteerd is en goed werkt. Maai uitsluitend in de achteruitstand, als dat strikt noodzakelijk is. Kijk altijd naar beneden en achterom voordat u achteruitrijdt. Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren. Stop de maaimessen als u niet daadwerkelijk maait. Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de contactsleutel verwijderen (indien de machine hiermee is uitgerust) en wachten totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine op beschadiging controleert. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden – Stel de parkeerrem in werking. – de motor af te zetten en het sleuteltje te verwijderen; – Te wachten tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. • Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing. • Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien. • Bevestig materiaal dat wordt gesleept uitsluitend aan het sleeppunt aan de machine. • Gebruik de machine niet tenzij alle schermen en veiligheidsvoorzieningen zoals de geleiders en de volledige grasvanger op hun plaats zitten en goed werken. Vervang versleten of kapotte onderdelen indien nodig. • Gebruik alleen door Toro goedgekeurde accessoires en werktuigen. • Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. g229846 Figuur 14 1. Draag gehoorbescherming. • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de aandrijvingen, de geluiddemper en de motor om brand te voorkomen. • Start de motor en zorg er hierbij voor dat uw voeten uit de buurt van de messen zijn. • Let op de uitworp van de maaier en richt deze uit de buurt van mensen. Zorgt dat het afgevoerde materiaal niet tegen een muur of obstakel komt omdat het materiaal naar u terug kan ketsen. • Stop de messen, verminder de snelheid van de machine en wees voorzichtig wanneer u een 20 • • • • • • • Indien de machine omkantelt, moet u de machine oppervlak zonder gras oversteekt of wanneer u de machine transporteert van en naar het werkgebied. Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. Kinderen komen vaak naar de machine en het maaien kijken. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze voor laatst zag. Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied en plaats ze onder toezicht van een andere verantwoordelijke volwassene dan de bediener van de maaier. Wees alert en schakel de machine uit als kinderen het werkgebied betreden. Voordat u de machine achteruitrijdt of draait, moet u naar beneden en rond u kijken of er geen kleine kinderen in de buurt zijn. Vervoer geen kinderen op de machine, zelfs wanneer de messen niet bewegen. Kinderen kunnen van de machine vallen en kunnen ernstig letsel oplopen of u verhinderen in het veilig gebruiken van de machine. Als een kind in het verleden op een maaier heeft meegereden, kan het in het maaigebied verschijnen zonder waarschuwing, en kan dan overreden worden door de maaier, bij het vooruit- of achteruitrijden. • De machine veilig gebruiken op hellingen • Het maaien op hellingen is een belangrijke Bescherming van de rolbeugel • De rolbeugel is een integrale veiligheidsvoorzie• • • • • • • • naar een erkende servicedealer brengen om de rolbeugel te laten inspecteren. Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde accessoires en werktuigen voor de rolbeugel. ning. Verwijder geen onderdelen van de rolbeugel van de machine. Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in een noodgeval snel kunt losmaken. Houd de rolbeugel in de volledig omhooggeklapte en vergrendelde stand en doe altijd de veiligheidsgorde om wanneer de rolbeugel omhooggeklapt is. Controleer zorgvuldig op objecten boven het hoofd voordat u hieronder rijdt, en raak deze niet. Vervang beschadigde onderdelen van de rolbeugel. U mag deze niet repareren of aanpassen. Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. Wielen die over randen of over steile oevers heen komen of in water komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel kan veroorzaken. Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is; klap hem omhoog zodra de ruimte dit toelaat. • • • 21 factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken: – Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt. – Gebruik een hellingsindicator om de hellingshoek bij benadering te bepalen. – Gebruik de maaimachine nooit op hellingen van meer dan 15°. – Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling. Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik een loopmaaier of een handtrimmer om gras te maaien op deze plaatsen. Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting. Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien. Plaatsnemen in de bestuurderspositie • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. Gebruik het maaidek als opstapje om de bestuurderspositie te bereiken (Figuur 16). • Wees extra voorzichtig wanneer u de machine gebruikt met accessoires of werktuigen zoals grasopvangsystemen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Volg de instructies voor gebruik van contragewichten op. • Laat het maaidek indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u het maaidek omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden. g029797 Figuur 16 1. Stap hier. Parkeerrem gebruiken Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. g221745 Figuur 15 1. Veilige zone – Gebruik de machine in deze zone op hellingen van minder dan 15° of vlakke gebieden. 4. W = breedte van de machine 2. Gevarenzone – Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer op hellingen van meer dan 15° en in de buurt van steile hellingen of water. 5. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. De handrem inschakelen Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3. Water g283915 Figuur 17 22 De handrem uitschakelen Messchakelaar (aftakas) uitschakelen g332522 Figuur 20 g339561 Figuur 18 De gashendel bedienen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 21). De messchakelaar (aftakas) bedienen Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. Messchakelaar (aftakas) inschakelen Opmerking: De messchakelaar (aftakas) inschakelen met half gas of minder zorgt voor overmatige slijtage aan de aandrijfriemen. g008946 Figuur 21 g332523 Figuur 19 23 De choke bedienen Starten van de motor Gebruik de choke om een koude motor te starten. Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. 1. 2. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 22). Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor langer dan 5 seconden in werking stelt, kan deze worden beschadigd. Als de motor niet wil starten, moet u 10 seconden wachten voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt. Druk de knop van de choke omlaag om deze weer uit te schakelen nadat de motor is gestart (Figuur 22). g008959 Figuur 22 1. AAN 2. UIT g332530 Figuur 23 24 De rijhendels gebruiken De motor afzetten VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat. c:\data\documentum\checkout\g004532 Figuur 25 1. Rijhendel – vergrendelde NEUTRAALSTAND 2. Centrale ontgrendelde stand 3. Vooruit g332529 Figuur 24 25 4. Achteruit 5. Voorkant van de machine Met de machine rijden De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken. Zo is de machine veel wendbaarder, maar het kan wat tijd vergen eer u gewend bent aan de manier waarop de machine beweegt. Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de beste prestaties te verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol gas draaien. WAARSCHUWING De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. g008952 Figuur 26 • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. Achteruitrijden Vooruitrijden 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 27). Opmerking: De motor slaat af als u de tractiebediening beweegt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld. Om de machine te stoppen, duwt u de rijhendels naar de NEUTRAAL-stand. 1. Schakel de parkeerrem uit; zie De handrem uitschakelen (bladz. 23). 2. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 3. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam naar voren (Figuur 26). g008953 Figuur 27 26 Zijafvoer gebruiken De maaihoogte instellen Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Voor machines met een maaidekliftpedaal De transportvergrendeling gebruiken GEVAAR Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn gemonteerd, kunnen u of anderen in aanraking komen met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. 1. Duw het maaidekliftpedaal volledig naar voren om het maaidek te vergrendelen in de TRANSPORTSTAND (Figuur 28). 2. Duw het maaidekliftpedaal naar voren en duw de transportvergrendeling naar voren naar de ONTGRENDELDE stand, laat dan langzaam het maaidek neer (Figuur 28). • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen. • Steek nooit uw handen of voeten onder het maaidek. • Probeer nooit het afvoersysteem of de maaimessen te reinigen zonder eerst de messchakelaar (aftakas) UIT te schakelen, het contactsleuteltje op UIT te draaien en het sleuteltje uit het contact te nemen. • Controleer of de grasgeleider omlaag staat. g332768 Figuur 28 1. VERGRENDELDE stand – Het maaidek is vergrendeld in de transportstand. 2. ONTGRENDELDE stand – Het maaidek is niet vergrendeld in de transportstand. 27 3. Trap het maaidekhefpedaal in om het maaidek omhoog te brengen. De maaihoogte instellen De pen voor de maaihoogte instellen Voor machines met een elektrische hefinrichting van het maaidek De maaihoogte kan worden ingesteld van 38 tot 140 mm in stappen van 6 mm door de gaffelpen in verschillende openingen te plaatsen. 1. Duw het maaidekliftpedaal volledig naar voren om het maaidek te vergrendelen in de TRANSPORTSTAND (dit is tevens de maaihoogtestand van 140 mm); zie Figuur 29. 2. Om de maaihoogte in te stellen, verwijdert u de pen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 29). 3. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die overeenkomt met de gewenste maaihoogtestand, en steek daarin de pen (Figuur 29). 4. Duw het maaidekliftpedaal naar voren, duw de transportvergrendeling naar voren en laat het maaidek langzaam zakken. 1. Druk de hefschakelaar naar boven (Figuur 30). g332765 Figuur 30 1. Naar boven drukken om het maaidek omhoog te brengen. 2. g332767 Figuur 29 1. Maaidekpedaal 3. Pen voor de maaihoogte 2. Maaihoogte-beugel 4. Hendel voor de transportvergrendeling 28 2. Naar beneden drukken om het maaidek omlaag te brengen. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die overeenkomt met de gewenste maaihoogtestand, en steek daarin de pen (Figuur 31). Antiscalpeerrollen afstellen Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. g332766 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de antiscalpeerrollen af zoals wordt getoond in Figuur 32. Figuur 31 1. Pen voor de maaihoogte 3. 2. Maaihoogtebeugel Druk de hefschakelaar naar beneden om de maaihoogte in te stellen (Figuur 30). g038079 Figuur 32 29 1. Antiscalpeerrol 4. Flensmoer 2. Afstandsstuk 3. Lagerbus 5. Bout Tips voor bediening en gebruik Een lagere maaisnelheid gebruiken Om de maairesultaten te verbeteren, moet u in bepaalde omstandigheden bij een lagere rijsnelheid maaien. Gebruik van de snel-stand van de gashendel Gras niet te kort afmaaien Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten. Om het gras goed te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van het maaidek vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht in het maaidek kan worden gezogen. Wanneer u op oneffenheden maait, moet u de maaihoogte hoger zetten om een golvend gazon te voorkomen. De machine stoppen Als u de machine tijdens het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op uw gazon achterblijven. Om dit te voorkomen kunt u naar een reeds gemaaid oppervlak gaan met de messen ingeschakeld, of u kunt het maaidek uitschakelen terwijl u vooruitgaat. Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait Laat het gras iets langer dan normaal om te voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In het algemeen kan het best de voorheen gebruikte maaihoogte worden gekozen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. Onderkant van het maaidek schoonhouden Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek ophopen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat. Eén derde van de lengte van het gras afmaaien Onderhoud van de maaimessen Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer één derde van de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit. Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer na elk gebruik of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Maairichting afwisselen Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Met de juiste regelmaat maaien Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Om dezelfde maaihoogte te behouden, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later op een lagere maaihoogte. 30 Na gebruik De brandstofafsluitklep gebruiken Veiligheid na het werk Sluit de brandstofafsluitklep tijdens transport, onderhoud en opslag (Figuur 33). Algemene veiligheid Controleer of de brandstofafsluitklep geopend is als u de motor start. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, vult met brandstof, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de g036849 geluiddemper, de aandrijvingen,de grasvanger en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op. • Sluit de brandstoftoevoer af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine stalt of transporteert. g008948 Figuur 33 1. AAN 31 2. UIT De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken WAARSCHUWING Handen kunnen klem raken in de draaiende onderdelen onder het maaidek. Dit kan tot ernstig letsel leiden. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat alle bewegende delen tot stilstand komen voordat u de vrijgaveventielen van de aandrijfwielen aanraakt. WAARSCHUWING g332790 Figuur 34 De aandrijfeenheden van de motor en de hydrauliek kunnen zeer heet worden. Een hete motor of hydraulische aandrijfeenheid aanraken kan ernstige brandwonden veroorzaken. 1. Omloophendel Laat de motor en de hydraulische aandrijfeenheden volledig afkoelen voordat u de vrijgaveventielen van de aandrijfwielen aanraakt. De vrijgavehendels van de aandrijfwielen bevinden zich links en rechts onder het maaidek. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Om de machine te duwen, moet u beide omloophendels naar voren brengen en vergrendelen (Figuur 34). 4. Zet de parkeerrem vrij voordat u de machine gaat duwen. 5. Om de machine te laten lopen, zet u de omloophendels naar achteren en vergrendelt u ze (Figuur 34). 32 De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Raadpleeg de lokale vereisten inzake aanhangwagens en de bevestiging van machines. WAARSCHUWING Rijden op de weg zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig' is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken. Rijd niet met de machine op de openbare weg. Een aanhanger kiezen WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken (Figuur 35). g027996 Figuur 35 • Gebruik één oprijplaat over de volledige breedte. Gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine. • Zorg ervoor dat de hoek van de oprijplaat en de grond of van de oprijplaat en de aanhanger of vrachtwagen niet groter is dan 15 graden. • Zorg ervoor dat de oprijplaat minstens 4 keer zo lang is als de afstand van de laadbak van de vrachtwagen of aanhanger tot de grond. Hierdoor is de hoek die de oprijplaat maakt niet groter dan 15 graden op een vlakke ondergrond. 33 1. Oprijplaat over volledige breedte in opslagstand. 4. De hellingbaan is minstens 4 keer zo lang als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond 2. Zijaanzicht van oprijplaat over volledige breedte in laadstand 5. H = Afstand van de laadbak van de vrachtwagen of aanhanger tot de grond. 3. Niet groter dan 15 graden 6. Aanhanger De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af. • U mag niet abrupt versnellen of vertragen als u de machine een hellingbaan opof afrijdt, omdat anders de machine kan kantelen of u de controle over de machine kunt verliezen. 1. Als u een aanhanger gebruikt, bevestig deze dan aan het sleepvoertuig en sluit de veiligheidskettingen aan. 2. Sluit indien van toepassing de remmen en verlichting van de aanhanger aan. 3. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek van de oprijplaat ten opzichte van de grond niet groter is dan 15 graden (Figuur 35). 4. Rij de machine achteruit op de oprijplaat (Figuur 36). g332791 Figuur 37 1. Bevestigingspunten De machine van de aanhanger rijden g028043 Figuur 36 1. Rij de machine achteruit op de oprijplaat. 2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af. 5. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking. 6. Zet de machine vast bij de voorste zwenkwielen en het achterframe; gebruik hierbij spanbanden, kettingen, kabels of touwen (Figuur 37). Raadpleeg de lokale vereisten inzake de bevestiging van machines. 34 1. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek van de oprijplaat ten opzichte van de grond niet groter is dan 15 graden (Figuur 35). 2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af (Figuur 36). Onderhoud • Controleer de werking van de parkeerrem Veiligheid bij onderhoud • • Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat • • • • • de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Schakel de aandrijvingen uit. – Stel de parkeerrem in werking. – Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. – Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren. Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen of hete oppervlakken. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt. Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. • • • • • regelmatig. Indien nodig moet u deze afstellen en een onderhoudsbeurt geven. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of ze goed werken. Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de geluiddemper, de aandrijvingen, de grasvanger en de motor om brand te voorkomen. Verwijder gemorste olie of brandstof en met brandstof doortrokken rommel. Vertrouw niet op een hydraulisch systeem of mechanische krik om de machine te ondersteunen; ondersteun de machine altijd met kriksteunen. Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten, in het bijzonder het bevestigingsmateriaal van de maaimessen. Vervang versleten of beschadigde stickers. Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. Om veilige en optimale prestaties te verkrijgen, moet u ter vervanging alleen originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 100 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks Na elk gebruik Onderhoudsprocedure • Filters en vloeistof van het hydraulische systeem vervangen. • • • • • Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Oliepeil controleren. Controleer de veiligheidsgordel Controleer het peil van de hydraulische vloeistof in de expansietank. Controleer de maaimessen. • Het maaidek reinigen. Om de 50 bedrijfsuren • De bandenspanning controleren. Uitsluitend voor machines met luchtbanden. • Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. Om de 100 bedrijfsuren • Smeer de scharnierpunten van de hefinrichting van het maaidek. • Motorolie verversen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • De bougie vervangen, reinigen en afstellen. Om de 200 bedrijfsuren • Vervang het motoroliefilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 250 bedrijfsuren • Vervang het voorfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Controleer het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 35 Onderhoudsinterval Om de 400 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Smeer de draaipunten van de zwenkwielen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Na de eerste vervangbeurt – vervang de filters en de vloeistof van het hydraulische systeem als u Toro® HYPR-OIL™ 500 vloeistof gebruikt (vaker vervangen als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 500 bedrijfsuren Maandelijks Jaarlijks Jaarlijks of vóór stalling • Vervang het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Brandstoffilter vervangen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). • Controleer of de accu opgeladen is. • Smeer de lagers van de zwenkwielen opnieuw (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • De zwenkwielnaven smeren. • Werk beschadigde oppervlakken bij. • Voltooi alle procedures in het hoofdstuk over opslag. Belangrijk: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoud uitvoert. Procedures voorafgaande aan onderhoud De afdekking van het maaidek losmaken Verwijder de borgpen om de afdekking van het maaidek los te maken en bij de bovenkant van het maaidek te kunnen. Nadat u onderhoudswerkzaamheden hebt uitgevoerd, monteert u de afdekking met de eerder verwijderde borgpen. g027946 Figuur 38 1. Plaatmetaalscherm Het plaatmetaalscherm verwijderen Zet de 2 voorste bouten los en verwijder het plaatmetaalscherm om bij de maaierriemen en de spilassen te komen (Figuur 38). Bevestig na de onderhoudswerkzaamheden het plaatmetaalscherm weer terug en draai de bouten weer vast. 36 2. Bout De scharnierpunten van de hefinrichting van het maaidek smeren Smering De machine smeren Smeer de machine vaker als ze wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Type vet: nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis Gebruik dunvloeibare olie of sproeismering om de scharnierpunten van de hefinrichting van het maaidek te smeren. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Reinig de smeernippels met een doek. Opmerking: Verwijder indien nodig verf van de voorkant van de fitting(s). 4. Zet een smeerpistool op de nippel. 5. Spuit vet in de nippels totdat er nieuw vet bij de lagers naar buiten komt. 6. Overtollig vet wegvegen. g336930 Figuur 39 37 Draaipunten van de zwenkwielen smeren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Jaarlijks—Smeer de lagers van de zwenkwielen opnieuw (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1. 2. g006115 Figuur 40 1. Afdichtinghouder Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 6. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 2. Afstandsmoer Verwijder een afstandsmoer van de as van het zwenkwiel. Opmerking: Er is afdichtkit aangebracht tussen de afstandsmoeren en de as. 7. Verwijder de stofkap en stel de draaipunten van de zwenkwielen bij. Plaats de stofkap pas terug als het smeren voltooid is; zie De machine smeren (bladz. 37). Verwijder de as (terwijl de andere afstandsmoer er nog aan bevestigd is) van de wielconstructie. 8. Wrik de afdichtingen los en inspecteer de lagers op slijtage of beschadigingen. Vervangen indien nodig. 4. Verwijder de zeskantige plug. 9. 5. Draai een smeernippel in de opening. Smeer de lagers met smeervet voor algemene doeleinden. 6. Pomp smeervet in de smeernippel totdat er vet bij het bovenste lager naar buiten komt. 3. 7. 10. Plaats 1 lager en 1 nieuwe afdichting in het wiel. 11. Als beide afstandsmoeren ontbreken op de as, breng dan afdichtkit aan op 1 van de afstandsmoeren en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. Trek de smeernippel uit de opening. Monteer de zeskantige plug en de dop. Opmerking: Draai de afstandsmoer niet volledig tot het einde van de as. Laat een afstand van ongeveer 3 mm vrij tussen het buitenste oppervlak van de afstandsmoer en het einde van de as binnen de moer. De zwenkwielnaven smeren Onderhoudsinterval: Jaarlijks 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 12. Plaats de as met de moer in het wiel aan de zijde met de nieuwe afdichting en het lager. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 13. Laat het open uiteinde van het wiel omhoog wijzen en vul het gebied rond de as aan de binnenzijde van het wiel met smeervet voor algemene doeleinden. 3. Breng de maaier omhoog om eenvoudig toegang te krijgen. 14. Plaats het tweede lager en een nieuwe afdichting in het wiel. 4. Verwijder het zwenkwiel uit de zwenkwielvorken. 15. 5. Verwijder de afdichtinghouders uit de wielnaaf. Breng afdichtkit aan op de tweede afstandsmoer en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. 16. Draai de moer aan met een torsie van 8-9 N·m, draai de moer los en draai deze opnieuw vast met een torsie van 2-3 N·m. Opmerking: Zorg ervoor dat de as niet buiten de moeren steekt. 38 17. Plaats de afdichtinghouders op de wielnaaf en steek het wiel in de zwenkwielvork. Onderhoud motor 18. Monteer de zwenkwielbout en draai de moer volledig vast. Veiligheid van de motor • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten Belangrijk: Controleer de afstelling van het lager regelmatig om schade aan de afdichting en het lager te voorkomen. Draai het zwenkwiel rond. Het wiel mag niet vrij ronddraaien (meer dan 1 of 2 omwentelingen) of zijspeling hebben. Als het wiel blijft doordraaien, moet u de torsie van de afstandsmoer afstellen totdat het wiel lichte weerstand ondervindt. Breng nog een laag afdichtkit aan. en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Laat de onderdelen van de motor afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren—Vervang het voorfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 250 bedrijfsuren—Controleer het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Filters verwijderen 39 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het luchtfilterdeksel van de luchtfilterbehuizing (Figuur 41). Opmerking: Een beschadigd filter mag niet worden gebruikt. 2. Als u het binnenste filter vervangt, schuif het dan voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 41). 3. Schuif het voorfilter op het veiligheidsfilter (Figuur 41). Opmerking: Zorg ervoor dat het voorfilter volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen tijdens de montage. Belangrijk: Druk niet op het zachte midden van het filter. 4. g001883 Figuur 41 1. Luchtfilterbehuizing 4. Luchtfilterdeksel 2. Voorfilter 5. Veiligheidsfilter 3. Vergrendeling 4. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met perslucht. 5. Schuif het voorfilter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figuur 41). Opmerking: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot. 6. Verwijder het veiligheidsfilter uitsluitend als u dit gaat vervangen. De filters controleren 1. Controleer het veiligheidsfilter. Als het vuil is, vervangt u het veiligheids- en het voorfilter. Belangrijk: Probeer het veiligheidsfilter niet te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is beschadigd. 2. Inspecteer het filterelement op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken. Als het voorfilter vuil, verbogen of beschadigd is, moet u het vervangen. Opmerking: Gaten in het filter zijn herkenbaar als lichte plekken. U mag het voorfilter niet reinigen. Filters monteren Belangrijk: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat beide luchtfilters en het deksel zijn gemonteerd om beschadiging van de motor te voorkomen. 1. Als u nieuwe filters plaatst, moet u elk filter controleren op transportschade. 40 Plaats het luchtfilterdeksel en maak de sluitingen vast (Figuur 41). Motorolie verversen Belangrijk: Als er te veel of te weinig olie zit in het carter van de motor en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Oliepeil controleren. Om de 100 bedrijfsuren—Motorolie verversen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Om de 200 bedrijfsuren—Vervang het motoroliefilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Opmerking: Zorg dat de motor uitgeschakeld is zodat de olie tijd heeft gekregen om weg te lopen naar de opvangbak. Motorolietype 3. Type olie:Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of SL) Carterinhoud: • Kawasaki FX691 motoren – 2,0 liter met vervanging van filter; 1,8 liter zonder vervanging van filter • Kawasaki FX801 motoren – 2,3 liter met vervanging van filter; 2,1 liter zonder vervanging van filter Viscositeit: zie onderstaande tabel. g037096 Figuur 42 Opmerking: Hoewel 10W-40 motorolie aanbevolen is voor de meeste omstandigheden, moet u misschien de olieviscositeit veranderen om aan te pasen aan de atmosferische omstandigheden. 20W-50 motorolie gebruiken in hogere omgevingstemperaturen kan het olieverbruik verminderen. Het motoroliepeil controleren Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. 41 Om te voorkomen dat er vuil, maaisel, enz. in de motor terechtkomt, moet u de omgeving van de vuldop/peilstok reinigen voordat u deze verwijdert (Figuur 43). 4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 5. Laat de olie uit de motor lopen (Figuur 44). g008804 g008804 g311705 Figuur 43 g027734 Figuur 44 Motorolie verversen Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Opmerking: Warme olie kan beter afgetapt worden. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 3. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit en stel de parkeerrem in werking. 42 6. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 45). g008804 g194610 Figuur 45 7. Start de motor en rijd naar een vlak gebied. 8. Controleer het oliepeil opnieuw. Motoroliefilter vervangen 1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen (bladz. 42). 2. Vervang het motoroliefilter (Figuur 46). g027477 Figuur 46 Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai het oliefilter nog ¾ slag extra vast. 3. 43 Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Motorolietype (bladz. 41). Onderhoud van de bougie(s) laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is. Stel de afstand in op 0,75 mm. Type bougie: Kawasaki FX691 en FX801 motoren – NGK® BPR4ES of gelijkwaardig Elektrodenafstand:0,75 mm g206628 Figuur 48 Bougie verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Bougie(s) monteren. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Maak de omgeving van de onderkant van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil en rommel in de motor terechtkomt. 4. Zoek en verwijder de bougie(s) zoals wordt getoond in Figuur 47. g028109 Figuur 49 g009922 g027478 Figuur 47 De bougie(s) controleren Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte 44 Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Zie Brandstofveiligheid (bladz. 14) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof. Brandstoffilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Belangrijk: Plaats de brandstofleidingen en bevestig ze met plastic kabelbinders. Volg hierbij de fabrieksmontage om ervoor te zorgen dat de brandstofleiding geen contact kan maken met onderdelen die deze mogelijk kunnen beschadigen. g033082 Figuur 50 Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren. Onderhoud van de brandstoftank Het brandstoffilter bevindt zich bij de motor, links vooraan aan de motor. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Laat de motor afkoelen. 4. Brandstoffilter vervangen (Figuur 50). Probeer de brandstoftank niet zelf af te tappen. Laat een erkende servicedealer de brandstoftank aftappen en onderdelen van het brandstofsysteem een onderhoudsbeurt geven. Opmerking: Zorg ervoor dat de pijl voor de stroomrichting op het vervangfilter naar de motor wijst. 45 Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de accu zoals getoond in Figuur 51. • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap. g036853 Onderhoud van de accu Onderhoudsinterval: Maandelijks Accu verwijderen WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. g036855 Figuur 51 • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. Accu opladen • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine. WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 °C. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. 1. Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Accu verwijderen (bladz. 46). • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 2. Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30 minuten bij 10 A. 46 De accu plaatsen Opmerking: De accu niet te ver opladen. 3. 4. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 52). Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan; zie De accu plaatsen (bladz. 47). 1. Plaats de accu in een bak met de accupolen van de hydraulische tank weg (Figuur 51). 2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu. 3. Bevestig de minkabel (zwart) en aardingsdraad aan de minpool (-) van de accu. Opmerking: Voor MyRide machines: zorg dat Opmerking: Gebruik de machine nooit de aardingskabel niet tegen de balansarm of de onderste schokdemperbevestiging schuurt (Figuur 54). wanneer de accu is losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het elektrische systeem tot gevolg hebben. g334253 g000960 Figuur 53 Figuur 52 1. Pluspool (+) van de accu 3. Rode (+) oplaadkabel 2. Minpool (–) van de accu 4. Zwarte (–) oplaadkabel 1. Zorg dat de aardingskabel niet tegen de onderste schokdemperbevestiging schuurt. 2. Zorg dat de aardingskabel niet tegen de balansarm schuurt. 47 3. Aardingskabel 4. Bevestig de kabels met 2 bouten, 2 ringen en 2 borgmoeren (Figuur 51). 5. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool (+) van de accu. 6. Zet de accu vast met de rubberen band (Figuur 51). Onderhoud van de zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Het behoeft geen onderhoud. Als er echter een zekering doorbrandt; controleer dan het onderdeel en het circuit op een storing of kortsluiting. Veiligheidsgordel controleren De zekeringen bevinden zich op de rechter bedieningseenheid naast de stoel (Figuur 54). 1. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering eruit om deze te verwijderen. 2. Monteer een nieuwe zekering (Figuur 54). Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de veiligheidsgordel op slijtage en sneden en controleer de juiste werking van het terugtreksysteem en de sluiting. Vervang de veiligheidsgordel als deze is beschadigd. De sporing afstellen g036858 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit. 2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 3. Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM en SNEL. 4. Zet beide rijhendels vooruit tot aan de aanslag in de T-sleuf. 5. Controleer de sporing van de machine. 6. Als de machine naar rechts spoort, steek dan een inbussleutel van 3/16" door de opening in de afdekplaat links vooraan en draai de stelschroef van de sporing links- of rechtsom om het bereik van de hendel af te stellen (Figuur 55). 7. Als de machine naar links spoort, steek dan een inbussleutel van 3/16" door de opening in de afdekplaat rechts vooraan en draai de stelschroef van de sporing links- of rechtsom om het bereik van de hendel af te stellen (Figuur 55). 8. Rij met de machine en controleer of ze recht spoort. 9. Stel net zo lang af totdat u de gewenste sporing verkrijgt. Figuur 54 1. Zekeringdeksel 3. Brandstofklep 2. Zekeringhouder 48 De bandenspanning controleren Uitsluitend voor machines met luchtbanden Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan) Uitsluitend voor machines met luchtbanden. De juiste bandenspanning voor de achterbanden is 0,9 bar. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd. g334735 Figuur 55 Rechter rijhendel afgebeeld 1. Stelschroef voor sporing g001055 2. Toegangsgat in voorste afdekplaat Figuur 56 De wielmoeren controleren Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een torsie van 122 tot 136 N∙m. 49 Onderhouden remmen Onderhoud riemen De parkeerrem afstellen Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Als u de parkeerrem moet afstellen, moet u onmiddellijk contact opnemen met een erkende servicedealer. Vervang de riem als deze versleten is. Een aantal indicaties van een versleten riem: een gierend geluid tijdens het draaien van de riem, de messen die slippen tijdens het maaien, gerafelde randen en schroeiplekken en scheuren op de riem. Drijfriem van maaidek vervangen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Breng het maaidek omlaag naar een maaihoogte 76 mm. Draai de bout op elk van de riemkappen los. Maak de afdekking van het maaidek los door de borgpen te verwijderen; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 36). Verwijder het plaatmetaalscherm, zie Het plaatmetaalscherm verwijderen (bladz. 36). Verwijder de aandrijfriemkappen (Figuur 57). g027729 Figuur 57 8. 9. 10. 11. 12. 50 Gebruik een â…œ" ratelsleutel in de vierkante opening in de arm van de spanpoelie om de druk op de veer te verminderen (Figuur 58). Verwijder de riem van de maaidekpoelies en de koppelingspoelie. Verwijder de riemgeleider op de arm van de veerbelaste spanpoelie (Figuur 58). Verwijder de aanwezige riem. Bevestig de nieuwe riem rond de poelies van het maaidek en de koppelingspoelie onder de motor (Figuur 58). g027730 Figuur 59 g334846 Figuur 58 1. Veer 4. Veerbelaste spanpoelie 2. Koppelingspoelie 5. Ratelsleutel 3. Aandrijfriem van maaidek 6. Vierkante opening in de arm van de poelie (voor de ratelsleutel) 13. Bevestig de riemgeleider op de arm van de spanpoelie (Figuur 58). 14. Gebruik de â…œ" ratelsleutel in de vierkante opening en plaats de veer van de spanpoelie (Figuur 58). Opmerking: Zorg ervoor dat de uiteinden van de veer zich in de ankergroeven bevinden. 15. Plaats de aandrijfriemkappen terug (Figuur 59). 51 Aandrijfriem van de hydraulische pomp vervangen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de riem van het maaidek; zie Drijfriem van maaidek vervangen (bladz. 50). 4. Hef de machine op en plaats deze op kriksteunen. 5. Plaats een ½" ratelsleutel of onderbrekerstang in één van de vierkante openingen in de arm van de spanpoelie om de druk op de veer te verwijderen (Figuur 60). 6. 7. 8. g334847 Figuur 60 Verwijder de aanwezige riem van de spanpoelie, de 2 aandrijfpoelies van de hydraulische pomp en de motorpoelie (Figuur 60). 1. Spanpoelie 2. Vierkante opening in de 7. Drijfriem van maaidek arm van de poelie (voor de ratelsleutel) Bevestig de nieuwe riem rond de spanpoelie, de motorpoelie en de 2 poelies van de hydraulische pomp (Figuur 60). Plaats de ½" ratelsleutel of onderbrekerstang in één van de vierkante openingen om de spanpoelieveer te monteren. 3. Motorpoelie 8. Stang van spanpoelieveer 4. Arm van de spanpoelie 9. Linker poelie van hydraulische pomp 5. Aandrijfriem van hydraulische pomp Opmerking: Zorg ervoor dat de uiteinden van de veer zich in de ankergroeven bevinden. 9. 6. Rechter poelie van hydraulische pomp Plaats de drijfriem van het maaidek; zie Drijfriem van maaidek vervangen (bladz. 50). 52 Hoek van rijhendels verstellen Onderhoud bedieningsysteem De stand van de bedieningshendel afstellen Als de uiteinden van de hendels elkaar raken, raadpleeg dan Rijhendelmechanisme afstellen (bladz. 54). De hoogte instellen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de bovenste bout waarmee de rijhendels is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm. 4. Draai de onderste bout los totdat u de rijhendels naar voren of naar achteren kunt bewegen. Draai de moeren aan om de rijhendel vast te zetten in de nieuwe stand. 5. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af. U kunt de rijhendels hoger of lager afstellen, voor meer comfort. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee de rijhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm. g009195 Figuur 62 g035858 Figuur 61 1. Bouten 3. Rijhendel 2. Sleufopening 4. Schacht van de bedieningsarm 4. Zet de rijhendels in de volgende groep openingen. Zet de hendel vast met het bevestigingsmateriaal. 5. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af. 53 Rijhendelmechanisme afstellen Opmerking: De rijhendels moeten in de neutraalstand staan als u afstellingswerkzaamheden uitvoert. 9. De mechanismen van de pompbediening bevinden zich aan beide zijden van de machine onder de stoel. Draai aan de eindmoer met een dopsleutel van ½" om de machine nauwkeurig af te stellen zodat deze niet beweegt in de neutraalstand. Eventuele aanpassingen moet alleen voor de neutraalstand worden uitgevoerd. WAARSCHUWING Zet de rijhendels in de NEUTRAALSTAND . 10. Zorg dat de lipjes van de bedieningsplaat de aanslagplaatjes van de neutraalstand van de hydraulische eenheden raken. 11. Pas de lengte van de pompbedieningsstang aan door de moer in de juiste richting te draaien tot de wielen lichtjes gaan kruipen in de achteruitstand (Figuur 63 en Figuur 64). De motor moet lopen en de aandrijfwielen draaien opdat u deze afstelling kunt uitvoeren. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Druk het maaidekpedaal in, verwijder de maaihoogtepen en laat het maaidek neer op de grond. 4. Breng de achterkant van de machine omhoog en plaats deze op assteunen (of een gelijkwaardige ondersteuning), net hoog genoeg om de aandrijfwielen vrij te laten ronddraaien. 5. Verwijder de elektrische aansluiting van de veiligheidsschakelaar die zich onder het onderste kussen van de stoel bevindt. g334848 Figuur 63 1. Toegangsgat voor ½" dopsleutel Opmerking: De schakelaar maakt onderdeel uit van de stoelconstructie. 6. Koppel tijdelijk een startkabel aan op de polen van de connector van de hoofdkabelboom. 7. Start de motor, laat deze op vol gas lopen en schakel de parkeerrem uit. Opmerking: Zorg dat de parkeerrem in werking is gesteld en de rijhendels naar buiten staan voordat u de motor start. U hoeft niet op de stoel te zitten. 8. Laat de machine minimaal 5 minuten draaien met de rijhendels op volledige snelheid vooruit om de hydraulische vloeistof op bedrijfstemperatuur te brengen. 54 Onderhoud hydraulisch systeem Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. g036753 Figuur 64 1. Moer 2. Vaste plaat • U kunt lekken in het hydraulische systeem 4. Aanslagplaatje van neutraalstand 5. Lipjes raken het aanslagplaatje van de neutraalstand opsporen met behulp van karton of papier. • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem. 3. Bedieningsplaat 12. Zet de rijhendels in de ACHTERUITSTAND en oefen lichte druk uit op de hendel zodat de veren de hendels terugduwen in de neutraalstand. Specificaties hydraulische vloeistof Opmerking: De wielen moeten ophouden Type hydraulische vloeistof: Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof met draaien of langzaam kruipen in de achteruitstand. Belangrijk: Gebruik de aanbevolen vloeistof. Andere vloeistoffen kunnen het hydraulische systeem beschadigen. Opmerking: Mogelijk moet u de kap van het rijhendelmechanisme verwijderen om de toegang te vergemakkelijken. 13. Schakel de machine uit. 14. Maak de verbindingsdraad los van de stekker van de kabelboom en sluit de stekker aan op de stoelschakelaar. 15. Haal de assteunen weg. 16. Breng het maaidek omhoog en plaats de maaihoogtepen. 17. Controleer en zorg dat de machine niet kruipt in de neutraalstand als de parkeerrem vrij is gezet. Inhoud van het hydraulische systeem (met filters verwijderd): 7,57 liter 55 Het peil van de hydraulische vloeistof controleren Laat alle lucht uit het systeem nadat u de nieuwe filters hebt gemonteerd en de nieuwe vloeistof hebt toegevoegd. Zie Hydraulische systeem ontluchten (bladz. 58). Herhaal het ontluchtingsproces tot de vloeistof na het ontluchten op de FULL COLD (VOL KOUD)-streep blijft. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Laat de hydraulische vloeistof afkoelen. Controleer het oliepeil terwijl de vloeistof koud is. 2. Controleer de expansietank en vul indien nodig bij met Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof tot de markeing FULL COLD (VOL KOUD) (Figuur 65). Belangrijk: Als deze procedure niet goed wordt uitgevoerd, kan dit leiden tot onherstelbare schade aan het transaxlesysteem. De hydraulische vloeistof en filters verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Laat de motor afkoelen. 4. Gebruik een dopsleutel van 7/16" met verlengstuk en steek deze door de openingen bij de rolbeugelbevestigingen bovenaan de machine op de onluchtingsplug (Figuur 66). Opmerking: Zorg ervoor dat u onthoudt waar u de ontluchtingsplug legt na deze te hebben verwijderd, aangezien u deze gemakkelijk kunt verliezen. g334849 Figuur 65 1. Expansietank 2. Motor Hydraulische vloeistof verversen en filters vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren—Filters en vloeistof van het hydraulische systeem vervangen. g336998 Figuur 66 1. Toegangsgaten voor de ontluchtingsplugs —Na de eerste vervangbeurt – vervang de filters en de vloeistof van het hydraulische systeem als u Toro® HYPR-OIL™ 500 vloeistof gebruikt (vaker vervangen als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 5. Maak de omgeving van het filter zorgvuldig schoon. Belangrijk: Zorg ervoor dat er geen vuil in het hydraulische systeem terechtkomt; anders kan er verontreiniging optreden. Om de hydraulische vloeistof te vervangen moeten de filters worden verwijderd. Vervang beide tegelijkertijd; zie Specificaties hydraulische vloeistof (bladz. 55) voor de aanbevolen vloeistof. 6. 56 Plaats een opvangbak onder het filter om de vloeistof die wegloopt op te vangen zodra het filter en de ontluchtingspluggen worden verwijderd. 7. filters zijn vervangen en de vloeistof is ververst, kan dit leiden tot onherstelbare schade aan het transaxlesysteem. Verwijder het deksel van het filter voor hydraulische vloeistof van de transaxle om de vloeistof te laten weglopen (Figuur 67). g334915 Figuur 67 1. Behuizing van hydraulisch filter 2. Deksel 8. Verwijder de O-ring van het filterdeksel en gooi de O-ring weg. 9. Nadat de hydraulische vloeistof is weggelopen uit de transaxle, verwijdert u het filter van de transaxlebehuizing. 10. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine. De hydraulische vloeistof bijvullen en filters plaatsen 1. Plaats een nieuw filter in de transaxle en een nieuwe O-ring op het filterdeksel. 2. Monteer het deksel van het filter. 3. Draai het deksel van het filter vast met een torsie van 22,6 tot 33,8 N·m. 4. Verwijder de dop van de expansietank en vul de transaxles met de gespecificeerde vloeistof tot voldaan is aan de juiste vloeistofcapaciteit. Opmerking: Het vullen van de transaxles kan langer duren dan verwacht. 5. Monteer de eerder verwijderde ontluchtingspluggen en draai de pluggen vast met een torsie van 395 tot 904 N·cm. 6. Ga naar Hydraulische systeem ontluchten (bladz. 58). Belangrijk: Als u de procedure Hydraulisch systeem ontluchten niet uitvoert nadat de 57 Hydraulische systeem ontluchten 1. Onderhoud van het maaidek Breng de achterkant van de machine omhoog en plaats deze op assteunen (of een gelijkwaardige ondersteuning) totdat de aandrijfwielen vrij kunnen ronddraaien. Veiligheid van de messen • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen. • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u één mes draait. • Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. g017625 Figuur 68 1. Opkrikpunten 2. 3. Onderhoud van de maaimessen Start de motor, zet de gashendel op halfgas en zet de parkeerrem vrij. A. Zet de omloophendels in de stand om de machine te duwen. Zet de omloopkleppen open en laat de motor lopen; beweeg de rijhendels langzaam 5 of 6 keer naar voren en naar achteren. Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben. B. Zet de omloophendels in de stand om de machine te bedienen. C. Zet de omloopklep dicht en laat de motor lopen; beweeg de rijhendel 5 of 6 keer langzaam naar voren en naar achteren. Vóór controle en onderhoud van de maaimessen D. Zet de motor af en controleer het vloeistofpeil in de expansietank. Voeg de aanbevolen vloeistof toe tot het peil de markering FULL COLD van de expansietank bereikt. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los. De maaimessen controleren Herhaal stap 2 totdat alle lucht uit het systeem is verwijderd. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Controleer de snijranden (Figuur 69). abnormale geluiden werkt en bij een normaal toerental soepel naar voren en naar achteren kan bewegen, zit er geen lucht meer in. 2. Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u het maaimes verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen (bladz. 61). Controleer voor de laatste keer het vloeistofpeil in de expansietank. Vul bij met de gespecificeerde vloeistof totdat het peil de FULL COLD-streep op de expansietank bereikt. 3. Controleer de messen, in het bijzonder het gebogen deel. 4. Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 69). Opmerking: Als de transaxle zonder 4. 1. 58 Controle op kromme messen Opmerking: De machine moet op een egaal oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2. Trek dikke handschoenen of andere adequate handbescherming aan en draai langzaam het mes in een stand die meting mogelijk maakt van de afstand tussen de maairand en het egale oppervlak waarop de machine staat (Figuur 70). g006530 Figuur 69 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur g014972 Figuur 70 1. Maaidek 2. Asbehuizing 3. 59 3. Mes Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 71). g014973 g014973 Figuur 71 Figuur 73 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 4. 2. Vlakke ondergrond Draai hetzelfde mes 180 graden, zodat de maairand aan de andere kant nu in dezelfde stand staat (Figuur 72). A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 60) en Maaimessen monteren (bladz. 61). Opmerking: Als een krom mes is vervangen door een nieuw mes en de afstand nog altijd groter is dan 3 mm, dan is het mogelijk dat de mesas verbogen is. Neem contact op met een erkende onderhoudsdealer voor service. B. Ga als het verschil binnen de grenzen ligt door met het volgende mes. g014974 6. Figuur 72 Herhaal deze procedure op elk mes. 1. Mes, eerder gemeten kant Maaimessen verwijderen 2. Eerder gebruikte meetstand 3. Andere kant van mes die in meetstand wordt gebracht 5. Vervang messen die een vast voorwerp hebben geraakt of uit balans of krom zijn. Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 73). Opmerking: De speling mag niet meer dan 3 mm bedragen. 60 1. Zet een momentsleutel op de platte kant van de spilas of pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. 2. Verwijder de mesbout, de lagerbus en het mes van de spilas (Figuur 74). g000553 Figuur 76 1. Mes 3. 2. Mesbalans Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Maaimessen monteren 1. Monteer de lagerbus door het mes met de flens van de lagerbus op de onderste kant van het mes (Figuur 77). g295816 Figuur 74 1. Vleugel van het mes 4. Lagerbus 2. Mes 3. Platte kant van de spilas 5. Mesbout g255205 Figuur 77 De maaimessen slijpen 1. 1. Lagerbus Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 75). 2. Opmerking: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Monteer de lagerbus en het mes in de spilas (Figuur 78). Opmerking: Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. g000552 Figuur 75 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 76). Opmerking: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. g298850 Figuur 78 Opmerking: Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 75). 1. Bovenste moer van spil 2. Platte kant van de spilas 61 3. Mesbout 3. Breng indien nodig smeermiddel op basis van koper of vet aan op de schroefdraden van de mesbout om te voorkomen dat deze vast komt te zitten. Draai de mesbout met de hand vast. 4. Plaats een momentsleutel op de platte kant van de spilas en draai de mesbout vast met een torsie van 75 tot 81 N·m. Schuinstand van het maaidek (breedterichting) en de messtand instellen g037879 Figuur 79 1. Maaimessen evenwijdig Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Uiteinde van mes Voordat u het maaidek horizontaal afstelt moet u eerst controleren of er verbogen maaimessen zijn, en eventueel verbogen maaimessen verwijderen en vervangen; lees Onderhoud van de maaimessen (bladz. 58) voordat u dit doet. 7. Stel het maaidek eerst links/rechts horizontaal, en dan kunt u voor/achter afstellen. Controleer de schuinstand van de maaimessen in de lengterichting (Figuur 80). Zorg dat de voorste mespunt lager zit dan de achterste; zie de tabel met blokhoogte en schuinte. Als afstelling nodig is, gaat u verder met deze procedure. Eisen: • De machine moet op een egaal vlak staan. • Alle banden moeten de juiste spanning hebben, zie De bandenspanning controleren (bladz. 49). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. g037880 Figuur 80 Controleer de bandenspanning van de aandrijfbanden; zie De bandenspanning controleren (bladz. 49). 1. Messen in lengterichting 4. Zet het maaidek in de vergrendelde transportstand. 2. Uiteinde van mes 5. Draai de messen voorzichtig heen en weer. 8. 6. Meet de afstand tussen de mespunt en het vlakke oppervlak (Figuur 79). Als de afstanden meer dan 5 mm verschillen, stel dan de schuinstand af; ga door met deze procedure. 9. 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. Zet de antiscalpeerrollen in de bovenste opening of verwijder ze geheel voor deze afstelprocedure. Uitsluitend voor maaidekken van 152 cm: A. Breng het maaidek omhoog in de transportstand (140 mm). B. Maak de stelschroef op de hulpveer van het hefmechanisme langzaam los tot u de schroef kunt verwijderen (Figuur 81). Opmerking: Bewaar de schroef voor montage. 62 Tabel blokhoogte en schuinte (cont'd.) Maaidekgrootte Hoogte voorste blokje Schuinte Alle maaidekken 73 mm 4,8 tot 6,4 mm 13. Draai het maaimes voorzichtig in dwarsrichting horizontaal (Figuur 79). 14. Draai de borgmoeren (Figuur 83) in de 4 hoeken los en controleer of het maaidek stevig op alle 4 blokjes rust. 15. Trek de maaidekhangers strak en zorg dat het maaidekpedaal naar achteren is gedrukt tegen de aanslag. 16. Draai de 4 borgmoeren vast. g334850 Figuur 81 1. Stelschroef 3. Stel de afstand in op 22 tot 29 mm. 2. Beugel 10. Plaats 2 blokjes (zie tabel met blokhoogte en schuinte) onder de achterste rand van de maaikast; 1 blokje aan elke kant van het maaidek (Figuur 82). 11. Zet de maaihoogtehendel in stand van 76 mm. 12. Plaats 2 blokjes onder elke kant van de voorste rand van het maaidek, maar niet onder de beugels van de antiscalpeerrollen of de lasnaden. g035851 Figuur 83 1. Borgmoeren 3. Maaidekdrager 2. Hefarm van maaidek 4. Ketting 17. Zorg ervoor dat de blokjes stevig onder de rand van het maaidek zitten en dat alle bevestigingsbouten vastgedraaid zijn. 18. Ga verder met het afstellen van het maaidek door de schuinstand van het maaimes in de lengterichting te controleren. 19. Controleer de horizontale stand van de messen en herhaal indien nodig de procedure om het maaidek horizontaal te stellen. 20. Uitsluitend voor maaidekken van 152 cm: g038090 Figuur 82 Onderaanzicht 1. Blok – 73 mm 2. Lasnaden A. Tabel blokhoogte en schuinte 63 Breng het maaidek omhoog in de transportstand (140 mm). B. C. Maaidek verwijderen Monteer de stelschroef op de hulpveer van het hefmechanisme die u eerder hebt verwijderd in stap 9. Voordat u onderhoud uitvoert aan het maaidek of het maaidek verwijdert, moet u de veerbelaste armen van het maaidek vergrendelen. Stel de afstand tussen de veer en de beugel in op 22 tot 29 mm. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng het maaidek omlaag naar een maaihoogte 76 mm. 4. Maak de afdekking van het maaidek los door de borgpen te verwijderen; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 36). 5. Verwijder de drijfriemkappen. 6. Zet de spanpoelie van het maaidek los en verwijder de maaidekriem; zie Onderhoud riemen (bladz. 50). 7. Verwijder de bouten en moeren van de voorkant van de plaat onder de voetsteun. 8. Verwijder en bewaar de bouten en moeren aan beide zijden van de machine (Figuur 84). g036866 Figuur 84 1. Verwijder deze moeren en bouten. 2. Verwijder deze moeren en bouten. 9. 64 Schuif het maaidek naar rechts uit de machine. Reiniging Grasgeleider vervangen WAARSCHUWING De onderkant van het maaidek reinigen Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Onderhoudsinterval: Na elk gebruik Gebruik de machine nooit zonder mulchplaat, grasgeleider of grasvanger. 1. Verwijder de borgmoer, bout, veer en afstandsstuk waarmee de grasgeleider vastzit op de draaibeugels (Figuur 85). 2. Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider (Figuur 85). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng het maaidek omhoog in de TRANSPORTSTAND . De vering reinigen Reinig de vering met perslucht. Opmerking: Maak de schokdempers niet schoon met water onder druk (Figuur 86). g015594 g030538 Figuur 85 1. Bout 2. Afstandsstuk 5. Gemonteerde veer 6. Grasgeleider 3. Borgmoer 7. J-vormig haakuiteinde van veer Figuur 86 Afval afvoeren 4. Veer 3. Plaats het afstandsstuk en de veer op de grasgeleider. 4. Plaats 1 J-vormig haakuiteinde van de veer achter de rand van het maaidek. Motorolie, accu's, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften. Opmerking: Zorg ervoor dat 1 J-vormig haakuiteinde van de veer is gemonteerd achter de rand van het maaidek voordat u de bout monteert zoals wordt aangegeven in Figuur 85. 5. Monteer de bout en de moer. 6. Plaats 1 J-vormig haakuiteinde van de veer om de grasgeleider (Figuur 85). Belangrijk: De grasgeleider moet kunnen draaien. Klap de geleider helemaal omhoog en controleer of deze volledig omlaag draait. 65 Stalling 11. Veiligheid tijdens opslag Opmerking: Laat de machine lopen met de • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje aftakas ingeschakeld en de motor op hoog stationair gedurende 2 tot 5 minuten na het wassen. en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. U mag de machine of de brandstof niet bewaren in de nabijheid van een open vuur, noch de brandstof binnenshuis of in een afgesloten aanhanger aftappen. Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn. • • Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant van de maaimachine. Spoel vervolgens de machine schoon met een tuinslang. 12. Controleer de staat van de maaimessen; raadpleeg Onderhoud van de maaimessen (bladz. 58). 13. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: A. Reinigen en opslaan 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor en het hydraulische systeem. Vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorbehuizing verwijderen. Belangrijk: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, de motor, de hydraulische pompen en de accu. 4. Controleer de werking van de parkeerrem; zie De parkeerrem afstellen (bladz. 50). 5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter (bladz. 39). 6. Smeer de machine; zie De machine smeren (bladz. 37). 7. Ververs de olie in het carter; zie Motorolie verversen (bladz. 41). 8. 9. 10. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C. Zet de motor af, laat deze afkoelen en laat de brandstoftank leeglopen. D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. E. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Voer de brandstof af volgens de plaatselijk geldende voorschriften. Belangrijk: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer. 14. Verwijder de bougie(s) en controleer de staat ervan; zie Onderhoud van de bougie(s) (bladz. 44). Nadat de bougie(s) uit de cilinder is (zijn) verwijderd, giet u 30 ml (2 eetlepels) motorolie in de bougie-opening. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s). De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken. Controleer de bandenspanning; zie De bandenspanning controleren (bladz. 49). 15. Vervang het hydraulische filter; zie Hydraulische vloeistof verversen en filters vervangen (bladz. 56). Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen. 16. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer. Laad de accu op; zie Accu opladen (bladz. 46). 66 17. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar het buiten het bereik van kinderen en onbevoegde personen. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden. 67 Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. 5. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 4. Het luchtfilterelement reinigen of vervangen. 5. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Schakel de aftakas uit. 2. De rijhendels staan niet in de 2. Zet de rijhendels naar buiten in de vergrendelde NEUTRAALSTAND . 3. Accu opladen. 4. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 5. De zekering vervangen. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 3. De accu is leeg. 4. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 5. Een van de zekeringen is doorgebrand. 6. Een van de relais of schakelaars is defect. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. 1. De brandstoftank is leeg. 1. De brandstoftank vullen. 2. De brandstofafsluitklep is gesloten. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De gashendel staat niet in de juiste stand. 5. Er zit vuil in het brandstoffilter. 6. Vuil, water of oude brandstof in brandstofsysteem. 7. Het luchtfilter is vuil. 2. Open de brandstofafsluitklep. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. Stel de gashendel in halverwege de langzame en de snelle stand. 5. Brandstoffilter vervangen. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7. Reinig of vervang het luchtfilterelement. 8. Controleer de indicator voor de stoelschakelaar. Vervang de stoel indien dit nodig is. 9. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken. Reinig de aansluitpolen grondig met een speciaal reinigingsmiddel, breng speciaal smeermiddel aan en sluit de connectoren weer op de juiste wijze aan. 1 Neem contact op met een erkende 0. servicedealer. 1 Bougie afstellen of vervangen. 1. 8. De stoelschakelaar werkt niet goed. 9. De elektrische verbindingen zijn gecorrodeerd, zitten los of zijn defect. De motor verliest vermogen. Remedie 1 Relais of schakelaar is beschadigd. 0. 1 De bougie is vuil of de 1. elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 1 De bougiekabel is niet aangesloten. 2. 1 Controleer de aansluiting van de 2. bougiekabel. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De koelribben en luchtkanalen boven de motor zijn verstopt. 5. De ventilatieopening in de brandstoftankdop is verstopt. 6. Er zit vuil in het brandstoffilter. 7. Er bevindt zich vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Reinig het luchtfilterelement. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en de luchtkanalen ontstoppen. 5. Brandstoftankdop reinigen of vervangen. 6. Brandstoffilter vervangen. 7. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 68 Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De maaimachine trekt naar links of naar rechts (met beide hendels volledig vooruit) 1. De sporing moet afgesteld worden 1. Stel de sporing af 2. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning. 2. Breng de aandrijfbanden op de juiste spanning. De machine rijdt niet. 1. De omloopkleppen zijn niet goed gesloten. 1. Sluit de omloopkleppen. 2. De pompriem is versleten, los of stuk. 3. De aandrijfriem van de pomp is van de poelie af. 4. De veer van de spanpoelie is kapot of ontbreekt. 5. Het peil van de hydraulische vloeistof staat te laag of de hydraulische vloeistof is te heet. 2. Riem vervangen. 3. Riem vervangen. De machine trilt abnormaal. 1. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 2. De bevestigingsbout van het maaimes zit los. 3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 4. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 5. De motorpoelie is beschadigd. 2. De bevestigingsbout van het maaimes vastdraaien. 3. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 4. Desbetreffende poelie vastzetten. 7. De motorophangplaat zit los of is versleten. 5. Neem contact op met een erkende servicedealer. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. Een antiscalpeerwiel (indien aanwezig) is niet correct afgesteld. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. Messen draaien niet. 5. De reservoirs bijvullen met hydraulische vloeistof of de hydraulische vloeistof laten afkoelen. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 6. Mesas verbogen. De maaihoogte is ongelijk. 4. Veer vervangen. 3. Maaidek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen. 4. Hoogte van antiscalpeerwiel afstellen. 5. Reinig de onderkant van het maaidek. 6. Banden op juiste spanning brengen. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. De tractieriem is versleten, los of stuk. 1. Een nieuwe drijfriem monteren. 2. De drijfriem zit niet op de poelie. 2. Drijfriem monteren en assen en riemgeleiders op juiste stand controleren. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Een nieuwe drijfriem monteren. 3. De schakelaar van de aftakas (PTO) of de aftakkoppeling is defect. 4. De drijfriem van het maaidek is versleten, los of stuk. 69 Probleem De koppeling grijpt niet aan. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Een zekering is doorgebrand. 1. Vervang de zekering. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang indien nodig. 2. Lage spanning bij de koppeling. 2. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang onderdelen indien nodig. 3. Vervang de koppeling. 4. Repareer of vervang de bedrading van de koppeling of het elektrische systeem. Reinig de contactpunten van de aansluitingen. 5. Verwijder het opvulstuk of vervang de koppeling. 3. De spoel is beschadigd. 4. Onvoldoende stroom 5. Opening tussen rotor/armatuur te groot. 70
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287

Toro 122cm Z Master 4000 Series Riding Mower Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding