Documenttranscriptie
A
Сертификат за съответствие
Conformity certificate
Declaração de conformidade
Osvědčení o shodě
Πιστοποιητικό συμμόρφωσης
Deklaracja zgodności
Konformitätserklärung
Megfelelősségi nyilatkozat
Certificat de conformitate
Overensstemmelsescertifikat
Dichiarazione di conformità
Заявление о соответствии
Declaración de conformidad
Atitikties deklaracija
Överensstämmelsecertifikat
Vastavussertifikaat
Atbilstības deklarācija
Certifikát súladu
Déclaration de conformité
Konformitetssertifisering
Certifikat o ustreznosti
Yhdenmukaisuustodistus
Conformiteitsverklaring
Uyumluluk sertifikası
Модел / Model / Modell / Model / Modelo / Mudel / Modèle / Malli /
Model / Μοντέλο / Modell / Modello / Modelis / Modelis / Modell / Model
/ Modelo / Model / Model / Модель / Modell / Model / Model / Model :
ROAD SWEEPER
Тип / Typ / Typ / Type / Tipo / Tüüp / Type / Tyyppi / Type / Τύπος /
Típus / Tipo / Tipas / Tips / Type / Type / Tipo / Typ / Tip / Тип / Typ /
Typ / Tip / Tip :
RS 1300
Сериен номер / Výrobní číslo / Seriennummer / Serienummer / Número de serie / Seerianumber / Numéro de série / Sarjanumero / Serial number
/ Σειριακός αριθμός / Sorozatszám / Numero di serie / Serijos numeris / Sērijas numurs / Serienummer / Serienummer / Número de série / Numer
seryjny / Număr de serie / Серийный номер / Serienummer / Výrobné číslo / Serijska številka / Seri Numarası :
Година на производство / Rok výroby / Baujahr / Fabrikationsår / Año de fabricación / Väljalaskeaasta / Année de fabrication / Valmistusvuosi / Year
of construction / Έτος κατασκευής / Gyártási év / Anno di costruzione / Pagaminimo metai / Izgatavošanas gads / Byggeår / Bauwjaar / Ano de fabrico
/ Rok produkcji / Anul fabricaţiei / Год выпуска / Tillverkningsår / Rok výroby / Leto izdelave / Leto izdelave/İmal yılı :
Долуподписаният потвърждава, че
гореспоменатият модел е произведен в
съответствие със следните директиви и
стандарти.
The undersigned certify that the above
mentioned model is produced in
accordance with the following directives
and standards.
A presente assinatura serve para declarar
que os modelos supramencionados
são produtos em conformidade com as
seguintes directivas e normas.
Níže podepsaný stvrzuje, že výše
uvedený model byl vyroben v souladu s
následujícími směrnicemi a normami.
Ο κάτωθι υπογεγραμμένος πιστοποιεί ότι η
παραγωγή του προαναφερθέντος μοντέλου
γίνεται σύμφωνα με τις ακόλουθες οδηγίες
και πρότυπα.
Niżej podpisany zaświadcza, że
wymieniony powyżej model produkowany
jest zgodnie z następującymi dyrektywami
i normami.
Der Unterzeichner bestätigt hiermit dass
die oben erwähnten Modelle gemäß
den folgenden Richtlinien und Normen
hergestellt wurden.
Alulírottak igazoljuk, hogy a fent említett
modellt a következő irányelvek és
szabványok alapján hoztuk létre.
Subsemnatul atest că modelul susmenţionat este produs în conformitate cu
următoarele directive şi standarde.
Undertegnede attesterer herved, at
ovennævnte model er produceret i
overensstemmelse med følgende direktiver
og standarder.
Il sottoscritto dichiara che i modelli sopra
menzionati sono prodotti in accordo con le
seguenti direttive e standard.
Настоящим удостоверяется, что машина
вышеуказанной модели изготовлена
в соответствии со следующими
директивами и стандартами.
El abajo firmante certifica que los modelos
arriba mencionados han sido producidos
de acuerdo con las siguientes directivas y
estandares.
Toliau pateiktu dokumentu patvirtinama,
kad minėtas modelis yra pagamintas
laikantis nurodytų direktyvų bei standartų.
Undertecknad intygar att ovannämnda
modell är producerad i överensstämmelse
med följande direktiv och standarder.
Allakirjutanu kinnitab, et ülalnimetatud
mudel on valmistatud kooskõlas järgmiste
direktiivide ja normidega.
Ar šo tiek apliecināts, ka augstākminētais
modelis ir izgatavots atbilstoši šādām
direktīvām un standartiem.
Dolu podpísaný osvedčuje, že hore
uvedený model sa vyrába v súlade s
nasledujúcimi smernicami a normami.
Je soussigné certifie que les modèles cidessus sont fabriqués conformément aux
directives et normes suivantes.
Undertegnede attesterer att ovennevnte
modell är produsert i overensstemmelse
med fölgende direktiv og standarder.
Spodaj podpisani potrjujem, da je zgoraj
omenjeni model izdelan v skladu z
naslednjimi smernicami in standardi.
Allekirjoittaia vakuuttaa että yllämainittu
malli on tuotettu seuraavien direktiivien ja
standardien mukaan.
Ondergetekende verzekert dat de
bovengenoemde modellen geproduceerd
zijn in overeenstemming met de volgende
richtlijnen en standaards.
Aşağıda İmzası olan kişi, yukarıda
bahsedilen model cihazın aşağıda verilen
direktiflere ve standartlara uygunlukta imal
edildiğini onaylar.
EC Machinery Directive 98/37/EC
EC Low Voltage Directive 73/23/EEC
EC EMC Directive 89/336/EEC
EN 12100-1, EN 12100-2, EN 294, EN 349
EN 60335-1, EN 60335-2-72
EN 61000, EN 50366, EN 13019
Manufacturer: Nilfisk-Advance S.p.a.
Authorized signatory: Franco Mazzini, General Mgr
Date:
Signature:
Address: Strada Comunale della Braglia, 18, 26862 GUARDAMIGLIO (LO) - ITALY
Tel: +39 (0)377 451124, Fax: +39 (0)377 51443
B
C
1
1
7
Model: RS 1300
Serial No: 08XXXXXXX
Total Weight : KG 2800
2
Prod. Nr: 13300068
Date code : H07
IPX3
dB(A)79
KW 55
Battery: 12VDC
3
MAX
setting standards
4
6
24%
Manufactured By:
Nilfisk - Advance S.p.a.
26862 Guardamiglio (LO) - Italy
www.nilfisk-advance.com
Made in Italy
5
S310912
RS 1300
S310810
33014091(3)2008-02 A
I
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
INLEIDING
DOEL EN INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
Deze handleiding is een integraal onderdeel van de machine en heeft tot doel de bediener te voorzien van alle informatie die nodig
is om deze machine op de juiste en veiligste manier te gebruiken. Er staat informatie in over technische aspecten, de veiligheid de
werking, het stoppen, het onderhoud, de vervangingsonderdelen en de verwijdering van de machine.
De bedieners en bevoegde technici die met deze machine werken, moeten de instructies in deze handleiding zorgvuldig lezen,
voordat ze met de machine aan het werk gaan. Neem bij twijfel over de juiste interpretatie van de instructies contact op met Nilfisk
voor meer uitleg.
BETREFFENDE PERSONEN
Deze handleiding is bestemd voor de bediener van de machine en de technici die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de
machine.
De bedieners mogen geen handelingen uitvoeren die alleen door bevoegde monteurs uitgevoerd mogen worden. Nilfisk is niet
verantwoordelijk voor schade die is ontstaan uit het negeren van dit verbod.
OPBERGEN VAN DE HANDLEIDING
De bedienershandleiding moet worden opgeborgen in de cabine van de machine. Er mogen geen vloeistoffen of andere materialen
bij komen zodat de handleiding goed leesbaar blijft.
BEWIJS VAN CONFORMITEIT
In afbeelding A wordt de kopie van de documentatie getoond die bewijst dat de veegmachine voldoet aan de geldende bepalingen
van de wet.
OPMERKING
Er is één kopie van de oorspronkelijke conformiteitsverklaring verstrekt, samen met de machinedocumentatie.
OPMERKING
Wanneer de machine is goedgekeurd voor gebruik op de weg, wordt er een specifiek conformiteitscertificaat
meegeleverd.
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het serienummer en model van de machine staan op de sticker (1, Afb. C) en op het plaatje (1, Afb. E) in de cabine.
Het serienummer van de machine is tevens gedrukt op het zijpaneel (33, Afb. G).
Het serienummer en model van de dieselmotor staan op de plaatsen die in de betreffende handleiding worden aangegeven.
Bovendien is er in bepaalde landen een tweede plaatje met deze gegevens aangebracht in positie (1, Afb. E).
Deze informatie heeft u nodig voor vervangingsonderdelen voor de machine en de dieselmotor. Gebruik de ruimte hieronder om de
identificatiegegevens van uw machine en de dieselmotor te noteren zodat u deze gegevens altijd bij de hand heeft.
Model MACHINE ...............................................................................
Serienummer MACHINE ..................................................................
Model MOTOR ..................................................................................
Serienummer MOTOR .......................................................................
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
3
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
ANDERE GEBRUIKERSHANDLEIDINGEN
Bij de veegmachine zijn ook de volgende handleidingen geleverd:
–
Handleiding van de dieselmotor (*)
–
Catalogus met vervangingsonderdelen van de veegmachine
–
Handleiding van de zoutstrooi-uitrusting (optioneel) (*)
–
Catalogus met vervangingsonderdelen van de zoutstrooi-uitrusting (optioneel)
–
Handleiding van de sneeuwruimeruitrusting met borstel (optioneel) (*)
–
Catalogus met vervangingsonderdelen van de sneeuwruimeruitrusting met borstel (optioneel)
–
Handleiding van de sneeuwruimeruitrusting met frees (optioneel) (*)
–
Catalogus met vervangingsonderdelen van de sneeuwruimeruitrusting met frees (optioneel)
–
Handleiding van de cameraset (optioneel) (*)
–
Catalogus met vervangingsonderdelen van de cameraset (optioneel)
(*)
handleidingen die worden beschouwd als integraal onderdeel van de bedienershandleiding van de veegmachine.
Bij de servicecentra van Nilfisk is tevens de volgende handleiding beschikbaar:
–
Servicehandleiding van de veegmachine
VERVANGINGSONDERDELEN EN ONDERHOUD
Als er onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de machine nodig zijn, moet u deze door bevoegd personeel of bij servicecentra
van Nilfisk laten uitvoeren. Er mogen alleen originele vervangingsonderdelen en accessoires worden gebruikt.
Als u hulp nodig heeft of vervangingsonderdelen en accessoires wilt bestellen bij Nilfisk, zorg dan dat u het model en het
serienummer altijd bij de hand heeft.
MODIFICATIES EN VERBETERINGEN
Nilfisk streeft naar een constante perfectie van onze producten en we behouden ons het recht voor modificaties en aanpassingen
aan te brengen indien wij die nodig achten. U bent niet verplicht deze modificaties of verbeteringen door te voeren op een eerder
aangeschafte machine.
Eventuele aanpassingen en/of toevoeging van accessoires moeten expliciet worden goedgekeurd en uitgevoerd door Nilfisk.
VEILIGHEID
De volgende symbolen worden gebruikt om mogelijk gevaarlijke situaties aan te geven. Lees deze informatie altijd aandachtig door
en neem de nodige voorzorgsmaatregelen om personen en voorwerpen te beschermen.
Samenwerking met de bediener is van essentieel belang om ongelukken te voorkomen. Geen enkel preventieplan ter voorkoming
van ongevallen is effectief zonder de volledige medewerking van de persoon die direct verantwoordelijk is voor de werking van de
machine. De meeste ongevallen die zich binnen een bedrijf, op de werkvloer of op locatie voordoen, worden veroorzaakt door het
niet naleven van enkele elementaire veiligheidsmaatregelen. Een oplettende en voorzichtige bediener is de beste garantie tegen
ongevallen en is het meest effectief in elk preventieplan.
GEBRUIKTE SYMBOLEN
GEVAAR!
Dit symbool geeft een gevaar met mogelijk dodelijke afloop voor de bediener aan.
LET OP!
Dit symbool geeft een mogelijk risico op letsel voor personen of schade aan voorwerpen aan.
WAARSCHUWING!
Dit symbool geeft een waarschuwing of opmerking aan over de werking van de sleutel of van de
gebruiksfuncties. Lees de blokken tekst die met dit symbool zijn gemarkeerd zorgvuldig door.
OPMERKING
Dit symbool geeft een opmerking aan over de werking van de sleutel of van de gebruiksfuncties.
ADVIES
Raadpleeg de bedienershandleiding vóór het uitvoeren van werkzaamheden.
4
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
ALGEMENE INSTRUCTIES
Hierna volgen waarschuwingen en specifieke aandachtspunten om mogelijke schade aan de machine of letsel bij personen te
voorkomen.
GEVAAR!
− Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel.
− De bestuurder moet:
• meerderjarig zijn
• in bezit zijn van het benodigde rijbewijs
• normaal psychofysisch gedrag vertonen
• niet onder invloed zijn van middelen die de reactiesnelheid kunnen verminderen (alcohol,
psychopharmaca, drugs, enz.)
− Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het
contact worden verwijderd.
− Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De machine mag
niet worden gebruikt door kinderen of mensen met een handicap.
− Wanneer u in de buurt van bewegende onderdelen werkt, verwijder dan al uw sieraden.
− Werk nooit onder een omhoog gebrachte machine als deze niet voldoende wordt ondersteund door
veiligheidssteunen.
− Gebruik deze machine niet in ruimten waar schadelijke, gevaarlijke, ontvlambare en/of explosieve stoffen,
vloeistoffen of dampen aanwezig zijn.
− Let op: de brandstof is zeer licht ontvlambaar.
− Rook niet en gebruik geen open vuur bij de vulmond of bij opslagpunten voor de brandstof.
− De brandstof met een uitgeschakelde dieselmotor buiten of in een goed-geventileerde ruimte bijvullen.
− Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm (1,6 in) onder de rand
van de vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
− Controleer na het bijvullen van de brandstof of de dop van de brandstoftank goed is gesloten.
− Als u tijdens het vullen brandstof heeft geknoeid, maak de plek dan goed schoon en laat de dampen
verdwijnen voordat u de motor aan zet.
− Zorg dat er geen brandstof op de huid komt en dat u de dampen niet inademt. Hou buiten bereik van
kinderen.
− Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het
contact worden verwijderd, .de parkeerrem worden aangetrokken en de accu worden ontkoppeld.
− Telkens als er werkzaamheden worden verricht onder de geopende motorkap/kleppen, moet u ervoor zorgen
dat de motorkap/kleppen niet per ongeluk kunnen dichtvallen.
− Wanneer het nodig is om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren als de afvalcontainer omhoog staat, moet
deze worden geblokkeerd met de beide blokkeerstangen.
− Tijdens het transport van de veegmachine mag de brandstoftank niet vol zijn.
− De uitlaatgassen van de dieselmotor bevatten koolmonoxide, een giftig, reukloos en kleurloos gas. Zorg dat
u het niet inademt. Bewaar de motor niet op een afgesloten plaats.
− Zet geen voorwerpen op de motor.
− Zet de dieselmotor altijd uit voordat u er aan gaat werken. Ontkoppel de minpool van de accu om te
voorkomen dat de motor per ongeluk wordt ingeschakeld.
− Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt
van deze handleiding.
− Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleidingen van de volgende uitrustingen (optioneel), die
een integraal deel vormt van deze handleiding:
• zoutstrooi-uitrusting
• sneeuwruimeruitrusting met borstel
• sneeuwruimeruitrusting met frees
• cameraset
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
5
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
LET OP!
− De machine moet zijn voorzien van een kentekenbewijs en een kenteken om zich op de openbare weg te
mogen begeven.
− De veegmachine niet voor andere doelen dan waarvoor de machine is ontworpen, gebruiken.
− Let er bij het gebruik van de machine op dat er zich geen mensen of voorwerpen in het werkgebied van de
machine bevinden.
− Gebruik de machine niet als vervoermiddel.
− Laat de machine nooit onbeheerd staan met de sleutel in het contact en zonder de parkeerrem te hebben
aangetrokken.
− Stoot niet tegen kasten of stellingen, zeker als de kans bestaat dat er voorwerpen kunnen omvallen.
− Let bijzonder goed op bij het omhoog brengen en legen van de afvalcontainer.
− Pas de bedrijfssnelheid aan de oppervlakken aan.
− Lees voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert alle instructies zorgvuldig
door.
− Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat haar, sieraden en losse kledingstukken vast
komen te zitten in de bewegende delen van de machine.
− Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
− Vermijd aanraking met het accuzuur, raak geen hete onderdelen aan.
− Laat de borstels niet werken als de machine stilstaat om schade aan de vloer te voorkomen.
− Gebruik bij brand een poederbrandblusser. Gebruik geen water.
− Reinig de machine niet met bijtende producten.
− Gebruik de machine niet in bijzonder stoffige ruimten.
− Verwijder de beschermingsdelen van de machine nooit met de hand; hou u nauwkeurig aan de instructies
voor normaal onderhoud.
− Verwijder of verander geen plaatjes van de fabrikant op de machine.
− Als u afwijkingen in de werking van de machine vermoedt, controleer dan of deze niet worden veroorzaakt
door gebrek aan dagelijks onderhoud. Als dat niet het geval is, roept u de hulp in van bevoegd personeel of
van een bevoegd servicecentrum.
− Vraag bij vervanging van onderdelen om ORIGINELE vervangingsonderdelen bij een bevoegde leverancier
en/of bevoegde detailhandelaar.
− Uit veiligheidsoverwegingen en voor een correcte werking van de machine moet het onderhoud dat in
het betreffende hoofdstuk in deze handleiding wordt aangegeven voor bevoegd personeel of bij een
servicecentrum worden uitgevoerd.
− Laat de machine als hij wordt afgedankt niet onbemand staan vanwege de giftige en/of schadelijke
materialen (olie, accu, kunststofmaterialen, enz.). Deze moeten volgens de voorschriften naar de daarvoor
bestemde verzamelplaatsen worden gebracht (zie hiervoor het hoofdstuk Verwijdering).
− Bij normaal gebruik veroorzaken de trillingen van de machine geen gevaarlijke situaties. Het trillingsniveau
dat op het lichaam van de bediener wordt uitgeoefend is 0,531 m/s2 (20,9 in/s2) (ISO 2631-1) bij maximaal
bedrijfstoerental (1.850 toeren/min).
− Tijdens de werking van de dieselmotor wordt de demper warm; raak de demper nooit aan als hij warm is om
brandwonden of brand te voorkomen.
− Laat de dieselmotor nooit draaien met onvoldoende olie, want dat kan ernstige schade veroorzaken.
Controleer het oliepeil bij een uitgeschakelde motor terwijl de machine horizontaal staat.
− Laat de dieselmotor nooit draaien zonder de luchtfilter om de motor niet te beschadigen.
− Het vloeistofkoelsysteem van de dieselmotor staat onder druk. Het systeem pas controleren na het uitzetten
en laten afkoelen van de motor. Ook als de motor afgekoeld is, moet u de dop van de radiateur voorzichtig
openen.
6
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
LET OP!
− De motor heeft een ventilator; deze niet naderen wanneer de motor warm is omdat de ventilator aan zou
kunnen gaan ook al staat de machine uit.
− Technische werkzaamheden aan de dieselmotor moeten altijd door een bevoegde persoon worden
uitgevoerd.
− Gebruik voor de dieselmotor alleen originele vervangingsonderdelen of equivalenten ervan. Het gebruik van
vervangingsonderdelen van een mindere kwaliteit kan de motor ernstig beschadigen.
− Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt
van deze handleiding.
− Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleidingen van de volgende uitrustingen (optioneel), die
een integraal deel vormt van deze handleiding:
• zoutstrooi-uitrusting
• sneeuwruimeruitrusting met borstel
• sneeuwruimeruitrusting met frees
• cameraset
LET OP!
Koolmonoxide (CO) kan hersenletsel of zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
De interne verbrandingsmotor van deze machine stoot koolmonoxide uit.
Adem geen uitlaatgassen in.
Gebruik alleen in afgesloten ruimte wanneer er voldoende ventilatie en een tweede persoon aanwezig zijn.
VERPAKKING VERWIJDEREN/AFLEVERING
De machine wordt meestal volledig gemonteerd en werkend afgeleverd, er is geen verpakking te verwijderen en de koper hoeft
geen installatie uit te voeren.
Controleer altijd of de volgende onderdelen bij uw machine zijn geleverd:
technische documentatie:
–
• Bedienershandleiding van de veegmachine
• Handleiding van de dieselmotor
• Catalogus met vervangingsonderdelen van de veegmachine
• Handleiding en catalogus met vervangingsonderdelen van de volgende optionele uitrustingen:
– zoutstrooi-uitrusting
– sneeuwruimeruitrusting met borstel
– sneeuwruimeruitrusting met frees
– cameraset
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE
BEDRIJFSCAPACITEIT
De veegmachine is ontwikkeld en gebouwd voor de reiniging (door middel van borstelen en aanzuiging) van gladde, solide vloeren
in privé- en bedrijfsruimten, en het verzamelen van stof en kleine vuildeeltjes en wel onder gecontroleerde veilige omstandigheden
door een bevoegde bediener.
De machine kan met de betreffende uitrusting ook worden gebruikt als sneeuwruimer en voor het strooien van zout.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Alle verwijzingen naar voorwaarts en achterwaarts, vóór en achter, rechts en links in deze handleiding zijn vanuit de bediener in zijn
rijpositie op de stoel bekeken (14, Afb. E).
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
7
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
BESCHRIJVING
Beschrijving van het bedieningspaneel en de knoppen
(Zie Afb. D)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
Instrumenten- en bedieningspaneel
Paneel met controlelampjes
Controlelampje afvalcontainer staat omhoog (rood)
Controlelampje groot licht
Controlelampje achterlichten
Controlelampje richtingaanwijzers
Controlelampje laadstatus accu
Controlelampje oliedruk van dieselmotor
Controlelampje hoge koelvloeistoftemperatuur dieselmotor
Controlelampje brandstoftank bijna leeg
Controlelampje voorverwarming bougies
Controlelampje ingeschakelde parkeerrem
Controlelampje luchtfilter dieselmotor beschadigd
Controlelampje water in de brandstoffilter
Indicator brandstofpeil
Indicator koelvloeistoftemperatuur dieselmotor
Display, geeft aan:
• werktijd (wanneer de contactsleutel één slag is
gedraaid, vóór het starten van de dieselmotor)
• toerental van de dieselmotor (wanneer de dieselmotor
aanstaat en het controlelampje laadstatus accu
uitstaat)
Het display kan bovendien de volgende afkortingen
aangeven:
• F.OPE: geeft aan dat de kabel van de indicator
brandstofpeil niet is aangesloten
• F.COr: geeft aan dat er kortsluiting is in de kabel voor
de indicator voor het brandstofpeil
• H.OPE: geeft aan dat de kabel van de indicator
koelvloeistoftemperatuur dieselmotor niet is
aangesloten
• H.COr: geeft aan dat de kabel van de indicator
koelvloeistoftemperatuur dieselmotor is kortgesloten
Ventilatieuitgang links
Binnenlicht: gaat branden door te drukken op de rechterof linkerkant. In de middelste stand blijft het licht uit.
Schakelaar noodlichten
Schakelaar voor openen/sluiten klep afvalcontainer
Schakelaar kanteling derde borstel
Ventilatieuitgang rechts
Contactsleutel
Keuzeschakelaar draairichting derde borstel
Snelheidspedaal
Schakelaar waterpomp installatie stofbestrijding:
• bij de eerste slag van de schakelaar sproeien de
spuitmonden een gemiddelde waterhoeveelheid
• bij de tweede slag van de schakelaar sproeien de
spuitmonden de maximale waterhoeveelheid
Stuur
Startschakelaar zijborstels (eerste slag) en derde borstel
(tweede slag)
Schakelaar aanzuigventilator/optionele uitrusting
Servicerempedaal
Vloeistofreservoir ruitenwisser
8
33014091(3)2008-02 A
33. Schakelaar achterkant voorruit
• in stand 0: ruitenwisser in stilstand
• in stand 1: ruitenwisser in beweging:
• in stand 2 (terugkeer met veer): ruitensproeierstraal
34. Schakelaar (terugkeer met veer) beweging onderarm
derde borstel
35. Lichten met de volgende posities:
• lichten uit, met markering (35b) overeenkomend met
symbool O
• lichten in de aanpositie, met markering (35b)
overeenkomend met symbool
• dimlichten aan, met markering (35b) overeenkomend
met symbool
• grootlichten aan, met markering (35b) overeenkomend
met symbool
en hendel (35a) naar beneden
• tijdelijk aanzetten van grootlichten, door de hendel
(35a) omhoog te zetten
• inschakeling richtingaanwijzer rechts, door de hendel
(35a) naar voren te zetten
• inschakeling richtingaanwijzer links, door de hendel
(35a) naar achteren te zetten
• inschakelen geluidssignaal, door de hendel (35a) in de
richting van de pijl (35c) te zetten
36. Manipulator aanzuigmond, borstels, afvalcontainer
37. Knop omlaag aanzuigmond en zijborstels
38. Knop omhoog aanzuigmond en zijborstels
39. Knop terughalen afvalcontainer
40. Knop kantelen afvalcontainer
41. Knop voor beweging naar links aanzuigmond en zijborstels
42. Knop voor beweging naar rechts aanzuigmond en
zijborstels
43. Knop omhoog brengen afvalcontainer
44. Knop omlaag brengen afvalcontainer
45. Beveiligingsknop (ingedrukt houden voor de activering van
de andere knoppen van de manipulator)
46. Manipulator derde borstel, voor de activering van de
volgende functies (nadat de startschakelaar van de derde
borstel is geactiveerd):
• vooruit gezet: daling derde borstel
• achteruit gezet: stijging derde borstel
• naar rechts gezet: verplaatsing arm naar rechts
• naar links gezet: verplaatsing arm naar links
47. Knop omhoog brengen flap
48. Knop omlaag brengen flap
49. Controlelampje volle watertanks (groen)
50. Controlelampje secundaire volle watertank (geel)
51. Controlelampje lege watertanks (rood) (de pompen
stoppen automatisch)
52. Schakelaar bedrijfsverlichting derde borstel
53. Controlelampje volledig sluiten klep afvalcontainer
54. Sticker voor veilig rijden
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
(Zie Afb. E)
1. Plaatje met serienummer / technische gegevens /
conformiteitsmarkering
2. Ventilatieuitgangen cabine
3. Kastje met bovenste zekeringen
4. Uitgangen luchtverversing cabine
5. Hendel voor inschakeling klimaatregelaar
6. Regelhendel ventilatiesnelheid cabine
7. Reservoir voor remolie
8. Kastje met middelste zekeringen
9. Kastje met onderste zekeringen
10. Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding:
• aanzuigslang van mond naar afvalcontainer
• aanzuigslang achterkant (*)
11. Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding zijborstels
12. Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding derde
borstel
13. Hendel parkeerrem
14. Bestuurdersstoel
15. Hendel voor openen en regelen van cabineverwarming
16. Hendel gaspedaal dieselmotor
17. Bedieningshendel voor verplaatsing voor/achter van
bestuurdersstoel
18. Paddestoelknop noodstop (optioneel)
19. Beveiligingspaneel elektrische onderdelen
20. Veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde
(*)
Optioneel voor sommige landen.
Beschrijving van de buitenkant
(Zie Afb. F)
1. Afvalcontainer omhoog en gekanteld
2. Blokkeerstangen afvalcontainer omhoog (niet
aangebracht)
3. Blokkeerstangen afvalcontainer omhoog (aangebracht)
4. Houders voor blokkeerstangen afvalcontainer omhoog
(niet aangebracht)
5. Pakking aanzuigslang
6. Aanzuigslang van mond naar afvalcontainer
7. Pakking voor sluiting aanzuigopening voorkant
afvalcontainer
8. Condensator airconditioning cabine
9. Radiateurolie hydraulisch systeem
10. Vulmond voor de brandstoftank
11. Afdekpaneel motorruimte
12. Afzuigfilter aanzuiglucht
13. Ruimte aanzuigventilator
14. Toevoer
15. Aanzuigfilter stof en vuile deeltjes
16. Houders aanzuigfilter
17. Blokkeerstang klepje afvalcontainer (open)
18. Houder voor inschakeling blokkeerstang klepje
afvalcontainer
19. Omtrekpakking aanzuiging
20. Houder voor inschakeling blokkeerstangen afvalcontainer
21. Oprolslang reinigingsinstallatie met hogedruk water (*)
22. Snel contact voor hogedruk water (*)
23. Kraantje spuitmond installatie stofbestrijding aanzuigslang
achterkant
24. Secundaire watertank installatie stofbestrijding
25. Luchtfilter dieselmotor
26. Waterafvoerslang afvalcontainer
27. Hendel handbediende activering pomp voor handmatig
omhoog brengen afvalcontainer
28. Hoofdwatertank installatie stofbestrijding
29. Watervulslang installatie stofbestrijding
30. Dop hoofdwatertank installatie stofbestrijding
31. Oliefilter hydraulisch systeem bij lozing
32. Handbediende pomp voor handmatig omhoog brengen
afvalcontainer
33. Dieselmotor (zie de betreffende handleiding voor de
beschrijving van de onderdelen van de dieselmotor)
34. Accu
35. Indicator oliepeil hydraulische systeem
36. Olietank hydraulisch systeem
37. Stang omhoog brengen voorwiel
38. Bevestigingsknoppen stang
39. Hogedruk waterspuit (*)
40. Vlotter hoofdwatertank installatie stofbestrijding
41. Hijshaken machine (alleen te gebruiken met lege
afvalcontainer)
42. Indicator waterpeil installatie stofbestrijding
43. Koelvloeistoftank dieselmotor
44. Verstuivende spuitmond voor hogedruk waterstraal
45. Brandstoffilter
46. Luchtvoorfilter dieselmotor
(*)
RS 1300
NEDERLANDS
Optioneel voor sommige landen.
33014091(3)2008-02 A
9
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
(Zie Afb. G)
1. Stuurcabine
2. Koplampen
3. Velrichting derde borstel
4. Linkerdeur stuurcabine
5. Stekker veiligheidsverankering derde borstel bij
verplaatsing machine
6. Afvalcontainer
7. Achterspatborden
8. Stang achterbumpers
9. Bovenste zijklep links
10. Steunen klep
11. Onderste zijklep links
12. Steun klep
13. Sturende achterwielen
14. Klep onderkant cabine links
15. Bevestigingsschroeven klep
16. Aandrijfwielen voor (vast)
17. Aanzuigmond
18. Trekhaak voor
19. Borstel links
20. Borstel rechts
21. Derde borstel (*)
22. Onderarm derde borstel (*)
23. Arm derde borstel (*)
24. Aanzuigslang van mond naar afvalcontainer
25. Voorflap
26. Klepsteunen afzuigfilter aanzuiglucht
27. Klep afzuigfilter aanzuiglucht
28. Bovenste zijklep rechts
29. Steunen klep
30. Rechterdeur stuurcabine
31. Klep onderkant cabine rechts
32. Bevestigingsschroeven klep
33. Serienummer machine
34. Onderste zijklep rechts
35. Steun klep
36. Sturende achteras
37. Steunarm voor aanzuigslang achterkant (in gebruik)
38. Afsluitdeksel aanzuigslang achterkant
39. Verlichting- en signaleringssysteem
40. Zijhendel voor bevestiging achterglijvlak
41. Achterglijvlak voor lossen afval (open)
42. Steun aanzuigslang achterkant (optioneel)
43. Aanzuigslang achterkant (optioneel)
44. Klep afvalcontainer
45. Trekhaken achter
46. Verlichting aanzuigmond
47. Knipperlampje
(*)
Optioneel voor sommige landen.
Beschrijving zoutstrooi-uitrusting (optioneel)
(Zie Afb. AU)
1. Hendel voor de afstelling toevoer van de zouthoeveelheid
2. Ruimte met zoutlading
3. Lichten voor wegsignalering
4. Voetsteunen, met uitrusting verwijderd uit veegmachine
5. Hijshaak
6. Elektrische klemmenkast
7. Plaatje met technische gegevens
10
33014091(3)2008-02 A
Beschrijving sneeuwruimeruitrusting met borstel
(optioneel)
(Zie Afb. AV)
1. Snelle koppelingsmechanismen van de aansluiting
hydraulische leidingen met de veegmachine
2. Hydraulische leidingen veegmachine, specifiek voor
sneeuwruimeruitrusting met borstel
3. Plaatje met technische gegevens
4. Hydraulische motor
5. Voetsteunen, met uitrusting verwijderd uit veegmachine
6. Hendel voor bevestiging voetsteunen
7. Voorflap
8. Positioneerspil kanteling borstel
9. Sluiting positioneerspil kanteling borstel
10. Rolborstel
11. Wiel voor ondersteuning uitrusting
12. Kruk voor omhoog /omlaag brengen wiel
13. Bevestigingspen kruk
14. Bevestigingsschroeven van de uitrusting
15. Onderstelschroeven hoogte uitrusting
16. Bovenstelschroeven hoogte uitrusting
17. Positioneerstang kanteling sneeuwruimborstel
18. Positioneeropeningen
19. Verankeringsarm aanzuigmond/uitrusting
Beschrijving sneeuwruimeruitrusting met frees (optioneel)
(Zie Afb. AW)
1. Snelle koppelingsmechanismen van de aansluiting met
hydraulische leidingen veegmachine, specifiek voor
uitrusting
2. Snel koppelingsmechanisme van de aansluiting met
hydraulische leiding veegmachine, tevens gebruikt voor
aanzuigmond
3. Hydraulische leidingen veegmachine, specifiek voor
sneeuwruimeruitrusting met borstel
4. Hydraulische leiding veegmachine, tevens gebruikt voor
aanzuigmond
5. Uitlaatdeflector
6. Bevestigingsknoppen deflector
7. Sneeuwuitlaatslang
8. Gereedschap voor reiniging sneeuwruimeruitrusting
9. Flap
10. Frees
11. Slede
12. Stelkruk hoogte slede
13. Bevestigingsschroef van de uitrusting
14. Stelschroeven hoogte uitrusting
15. Verankeringsarm aanzuigmond/uitrusting
16. Stelkruk richting uitlaatleiding
Beschrijving van de cameraset (optioneel)
(Zie Afb. AX)
1. Monitor
2. AAN/UIT schakelaar
3. Hendel voor afstelling richting monitor
4. Voorste camera
5. Achterste camera
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Afmetingen en gewichten
Waarden
Lengte machine (haren van de borstels inbegrepen)
3.940 mm (155,1 in)
Lengte machine met derde borstel (haren van de borstels inbegrepen)
4.420 mm (174,0 in)
Lengte machine inclusief sneeuwruimeruitrusting met borstel
3.950 mm (155,5 in)
Lengte zoutstrooi-uitrusting
560 mm (22,0 in)
Breedte machine (haren van de borstels inbegrepen)
1.450 mm (57,1 in)
Breedte sneeuwruimeruitrusting met borstel
1.500 mm (59,0 in)
Afstand tussen voor- en achterwielen
1.820 mm (71,6 in)
Spoorbreedte voorwielen
1.140 mm (44,9 in)
Spoorbreedte achterwielen
1.075 mm (42,3 in)
Hoogte machine
2.180 mm (85,8 in)
Minimale hoogte vanaf de grond (zonder flaps)
90 mm (3,5 in)
Oploophoek voor max. toelaatbaar
15°
Maximale hoogte vanaf de grond voor het lossen van afval
1.600 mm (63,0 in)
Pneumatische voorbanden
195 R 14C 106/104N (8 PR)
Pneumatische achterbanden
23x8,50-12 (10 PR)
Pneumatische bandenspanning
5 Bar (72,5 psi)
Diameter zijborstel
650 mm (25,6 in)
Totaalgewicht van de machine, in werking (zonder bediener)
2.750 Kg (6.063 lb)
Totaalgewicht van de machine in werking met sneeuwruimeruitrusting met borstel (zonder bediener)
2.750 Kg (6.063 lb)
Gewicht derde borstel
150 Kg (331,0 lb)
Gewicht zoutstrooi-uitrusting
130 Kg (287,0 lb)
Totale massa
4.000 Kg (8.818 lb)
Prestaties
Waarden
Maximale voorwaartse snelheid (alleen voor verplaatsing)
22 km/h (13,7 mph)
Maximale werksnelheid
12 km/h (7,4 mph)
Maximale achterwaartse snelheid
8 km/h (5,0 mph)
Maximale hellingshoek bij volledige belasting
24% (30% optioneel)
Minimale interne draaicirkel
2.300 mm (90,5 in)
Maximale snelheid van de zijborstels
77 toeren/min.
Verzamelsysteem
Aanzuigend
Reinigingsbereik met 2/3 borstels
1.600/2.100 mm (63,0/82,7 in)
Filtersysteem
Metaalgaas
Maximaal geluid op de bestuurdersstoel (geluidsniveau) (ISO/EN3744) bij maximaal bedrijfstoerental
79 dB(A)
Gegarandeerd geluidsvermogen (2000/14/EC) bij maximaal bedrijfstoerental
110 dB(A)
Inhoud afvalcontainer
1.300 liter (343,4 USgal)
Maximale belasting afvalcontainer
1.100 Kg (2.425 lb)
Stofbestrijding
Met water
Totale capaciteit watertanks installatie voor stofbestrijding (n. 2)
250 liter (66,0 USgal)
Lichten voor wegsignalering
Goedgekeurd voor de weg
Aandrijving
Hydrostatische stuurbekrachtiging
Stuurinrichting
Op de achteras, met stuurbekrachtiging
Servicerem
Hydraulisch
Parkeerrem
Mechanisch
Bediening
Elektro-hydraulisch
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
11
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Gegevens dieselmotor HR 494 HT3 (*)
Waarden
Merk
VM MOTOREN
Type
HR 494 HT3
Cilinders
4
Cilinderinhoud
2.776 cm3 (169,4 in3)
Maximaal toerental
2.300 toeren/min.
Maximaal bedrijfstoerental
2.050 toeren/min.
Maximaal vermogen
55 kW (73,7 pk)
Maximaal koppel
230 N·m (170 lb·ft)
Emissie
CE 99/96-Euro3 CE97/68-Stage 2
Minimaal toerental
1.200 toeren/min.
Koelvloeistof dieselmotor
50% antivries AGIP en 50% water
Type antivries
AGIP Antifreeze Extra (**)
Type motorolie
AGIP Sigma Turbo 15W40 (***)
Capaciteit oliecarter dieselmotor
5,8 Kg (13,0 lb)
(*) Zie voor de overige gegevens/waarden van de dieselmotor de betreffende handleiding.
(**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de koelvloeistof en de tabel met specificaties ter referentie.
(**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de motorolie en de tabel met specificaties ter referentie.
Gegevens dieselmotor DT04 TE2 (*) (alleen voor de Amerikaanse markt)
Waarden
Merk
VM MOTOREN
Type
DT04 TE2
Cilinders
4
Cilinderinhoud
2.776 cm3 (169,4 in3)
Maximaal toerental
2.300 toeren/min.
Maximaal bedrijfstoerental
2.050 toeren/min.
Maximaal vermogen
60 kW (80,5 pk)
Maximaal koppel
290 N·m (214 lb·ft)
Emissie
EPA-97/68/EC Stage 2
Minimaal toerental
1.200 toeren/min.
Koelvloeistof dieselmotor
50% antivries AGIP en 50% water
Type antivries
AGIP Antifreeze Extra (**)
Type motorolie
AGIP Sigma Turbo 15W40 (***)
Capaciteit oliecarter dieselmotor
5,8 Kg (13,0 lb)
(*) Zie voor de overige gegevens/waarden van de dieselmotor de betreffende handleiding.
(**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de koelvloeistof en de tabel met specificaties ter referentie.
(***) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de motorolie en de tabel met specificaties ter referentie.
Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen
EIGENSCHAPPEN AGIP ANTIFREEZE EXTRA
Kookpunt
°C (°F)
170 (338)
Kookpunt bij oplossing met 50% water
°C (°F)
110 (230)
FF.SS cat. 002/132
Vriespunt bij oplossing met 50% water
°C (°F)
-38 (-36,4)
ASTM D 1384
Kleur
/
Turquoise
Volumetrische massa bij +15°C (+59°F)
Kg/l
1,13
12
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
CUNA NC 956-16 97
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen
EIGENSCHAPPEN AGIP SIGMA TURBO 15W40
GRADATIE SAE
/
15W40
ACEA E3-96
Viscositeit bij +100°C (+212°F)
mm2/s
13,7
API Service CG-4/SG
Viscositeit bij +40°C (+104°F)
mm2/s
100
CCMC D5, PD-2
US Department of the Army MIL-L-2104 E
2
Viscositeit bij -15°C (+5°F)
mm /s
3.300
Viscositeitsindex
/
138
US Department of the Army MIL-L-46152 E
Ontbrandingspunt COC
°C (°F)
230 (446)
MACK EO-L
Vloeipunt
°C (°F)
-27 (-16,6)
MAN M 3275
Volumetrische massa bij +15°C (+59°F)
Kg/l
0,885
Mercedes Benz 228.3
VOLVO VDS2
MTU typ 2
Gegevens oliën
Waarden
Inhoud brandstoftank
75 liter (19,8 USgal)
Inhoud oliereservoir hydraulisch systeem
45 liter (11,9 USgal)
Gegevens elektrisch systeem
Waarden
Spanning systeem
12 V
Startaccu
12 V – 100 Ah
Gegevens hydraulisch systeem
Waarden
Maximale druk aandrijfsysteem
250 Bar (3.626 psi)
Maximale druk systeem aanzuigventilator
210 Bar (3.046 psi)
Maximale druk bedieningssysteem
210/130 Bar (3.046/1.885 psi)
Viscositeit olie hydraulisch systeem [bij een buitentemperatuur van meer dan +10°C (+50°F)] (*)
46 cSt
Type olie hydraulisch systeem
AGIP Arnica 46 (**)
Type olie remsysteem
DOT4 (***)
(*)
Als de machine wordt gebruikt in omgevingen met temperaturen lager dan +10°C (+50°F), raden wij u aan de olie te
vervangen door olie met een viscositeit van 32 cSt. Bij temperaturen onder 0°C (+32°F) moet u oliën met een nog lagere
viscositeit gebruiken.
(**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de hydraulische olie en de tabel met specificaties ter referentie.
(***) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de remolie en de tabel met specificaties ter referentie.
EIGENSCHAPPEN AGIP ARNICA
Viscositeit bij +40°C (+104°F)
mm2/s
2
46
32
Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen
45
32
ISO-L-HV
Viscositeit bij +100°C (212°F)
mm /s
7,97
6,40
ISO 11158
Viscositeitsindex
/
150
157
AFNOR NF E 48603 HV
202 (395,6)
Ontbrandingspunt COC
°C (°F)
215 (419)
Vloeipunt
°C (°F)
-36 (-32,8) -36 (-32,8)
ATOS Tab. P 002-0/I
Volumetrische massa bij +15°C (+59°F)
Kg/l
0,87
BS 4231 HSE
0,865
AISE 127
CETOP RP 91 H HV
COMMERCIAL HYDRAULICS
Danieli Standard 0.000.001 (AGIP
ARNICA 22, 46, 68)
EATON VICKERS I-286-S3
EATON VICKERS M-2950
DIN 51524 t.3 HVLP
LAMB LANDIS-CINCINNATI P68, P69, P70
LINDE
PARKER HANNIFIN (DENISON) HF-0
REXROTH RE 90220-1/11.02
SAUER-DANFOSS 520L0463
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
13
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen
EIGENSCHAPPEN DOT4
Viscositeit bij -40°C (-40°F)
mm2/s
1.300
Viscositeit bij +100°C (+212°F)
mm2/s
2,2
FMVSS 116 - DOT4&DOT3
Kookpunt droog
°C (°F)
265 (509)
ISO 4925
CUNA NC 956 DOT4
Kookpunt vochtig
°C (°F)
170 (338)
Volumetrische massa bij +15°C (+59°F)
Kg/l
1,07
Kleur
/
Geel
SAE J 1703
Gegevens klimaatregeling
Waarden
Type gas
Reclin 134a
Hoeveelheid gas
0,8 Kg (1,76 lb)
Gegevens zoutstrooi-uitrusting (optioneel) (*)
Waarden
Merk - type
Epoke - PM 1,4
Gegevens sneeuwruimeruitrusting met borstel (optioneel) (*)
Waarden
Merk - type
Tuchel - ZKM
Gegevens sneeuwruimeruitrusting met frees (optioneel) (*)
Waarden
Merk - type
Bittante - Eentraps
Gegevens van de cameraset (optioneel) (*)
Waarden
Merk - type
IMEL - Car Vision System
(*)
Zie de betreffende handleidingen voor de overige gegevens/waarden van de uitrustingen en de set.
OMGEVINGSWAARDEN
–
–
–
(*)
De machine mag niet werken in een omgeving met explosiegevaar, van welk type ook.
De machine mag alleen worden gebruikt in goed geventileerde ruimten om te voorkomen dat er gevaarlijke uitlaatgassen
worden ingeademd.
De machine werkt op de juiste wijze (*) binnen de volgende omgevingswaarden:
• Temperatuur: van -10°C tot +40°C (van +14°F tot +104°F)
• Vochtigheid: van 30% tot 95%
Bij het gebruik van de veegmachine in een omgeving met een temperatuur tussen -10°C en 0°C (+14°F en +32°F) is het niet
mogelijk het water van de installatie voor stofbestrijding te gebruiken en bovendien moeten de betreffende watertanks en het
systeem zelf leeg zijn.
14
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
ELEKTRISCH SCHEMA
(Zie Afb. AR1 en AR2)
A
B
B1
C1
C2
C3
C4
C5
C6
C7
C8
C10
C11
C12
C13
C14
C16
C17
C18
C19
C20
C21
C22
CC1
CK
D1
D02
D03
EG
EV
EL1
EL2
EV3
EV4
EVC1
EVC2
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
F11
F12
F13
F14
F15
Dynamo
Accu van 12 V
Lampje ventilator radiateur olie hydraulisch systeem
Elektromagneet van startmotor
Compressor klimaatregelaar (*)
Contactschakelaar
Schakelaar achterkant voorruit
Schakelaar waterpomp
Schakelaar noodlichten
Schakelaar aanzuigventilator/optionele uitrusting
Schakelaar borsteldraaiing
Schakelaar aandrijfmechanisme openen/sluiten klep
Microschakelaar remlichten
Microschakelaar afvalcontainer
Lampje olie dieselmotor
Lampje koelvloeistof dieselmotor
Microschakelaar parkeerrem
Drukschakelaar beschadigd luchtfilter
Transducent watertemperatuur
Vlotter brandstofpeil
Schakelaar bedrijfsverlichting derde borstel
Schakelaar elektroventilator klimaatregelaar (*)
Schakelaar cabineverlichting
Geluidssignaal achteruit
Regeleenheid bougies
Stuurbediening
Diode 6 A, 60 V
Diode 6 A, 60 V
Magneetklep brandstof
Magneetklep
Magneetklep aanzuigventilator
Magneetklep optionele uitrusting
Magneetklep omhoogbrengen flap
Magneetklep omlaagbrengen flap
Elektroventilator klimaatregelaar (*)
Magneetklep klimaatregelaar (*)
Zekering koudstartinrichting (7,5 A)
Zekering magneetkleppen flap (10 A)
Zekering knoppen flap (7,5 A)
Zekering optionele uitrusting (10 A)
Zekering elektroventilator (20 A)
Zekering magneetklep brandstof (7,5 A)
Zekering beveiliging borstels (15 A)
Zekering waterpompen (15 A)
Zekering elektroventilator klimaatregelaar (20 A) (*)
Zekering bediening klimaatregelaar (15 A) (*)
Zekering ruitenwisser (10 A)
Zekering knipperlicht (7,5 A)
Zekering regeleenheid bougies (7,5 A)
Instrumentenzekering (7,5 A)
Zekering geluidssignaal achteruit (7,5 A)
F16
F17
F18
F19
F20
F21
F22
F23
F24
F25
G1
G2
L1
L2
L3
L4
L5
L6
L4/6
L7
L8
L9
L10
L11
L12
L13
L14
L15
L16
L17
L18
L19
L20
M
MB
ML
MN
MP1
MP2
MR
MS
MT
P
P2
P3
PR
PX
R1
R2
R3
RS 1300
Zekering controlelampje container/open klep (7,5 A)
Zekering positielichten linkerkant (7,5 A)
Zekering positielichten rechterkant (7,5 A)
Zekering dimlichten (10 A)
Zekering grootlichten (15 A)
Zekering remlichten (7,5 A)
Zekering geluidssignaal (7,5 A)
Zekering noodlichten/cabineverlichting (10 A)
Zekering richtingaanwijzers (7,5 A)
Zekering bougies (80 A)
Indicator waterpeil installatie stofbestrijding
Vlotter hoofdwatertank installatie stofbestrijding
Richtingaanwijzer linksvoor
Richtingaanwijzer zijkant links
Richtingaanwijzer linksachter
Richtingaanwijzer rechtsvoor
Richtingaanwijzer zijkant rechts
Richtingaanwijzer rechtsachter
Richtingaanwijzers zijkant rechts
Positielicht linksvoor
Positielicht rechtsachter
Verlichting aanzuigmond
Positielicht rechtsvoor
Positielicht linksachter
Kentekenplaatverlichting
Cabineverlichting
Remlicht links
Remlicht rechts
Dimlicht links
Dimlicht rechts
Groot licht links
Groot licht rechts
Knipperlampje
Startmotor
Aandrijfmechanisme flap
Systeem ruitensproeier
Monitor voor camerasysteem (*)
Motor waterpomp
Motor waterpomp
Motor elektrische ventilator cabine
Motor aandrijfmechanisme klep afvalcontainer
Motor achterkant voorruit
Drukschakelaar klimaatregelaar
Knop omhoog brengen flap
Knop omlaag brengen flap
Sensor achteruit
Sensor beveiliging voor starten van de dieselmotor
Algemene relais
Veiligheidsrelais borstels
Relais elektroventilator klimaatregelaar (*)
33014091(3)2008-02 A
15
NEDERLANDS
R4
R5
R6
R7
R8
R9
R10
R11
R12
RS
RX
RY
S1
S2
S3
S4
S5
S6
S7
S8
S9
S10
S11
S12
S13
S14
S15
S16
S17
S18
S19
S20
S21
S22
T
TA1
TL1
TL2
TM
K1/4
GEBRUIKSAANWIJZING
Relais sensor achteruit
Relais onderbreking richtingaanwijzers
Relais waterpomp systeem voor stofbestrijding
Relais waterpeil installatie stofbestrijding
Relais omhoog brengen flap
Relais sluiting flap
Relais controlelampje water in brandstoffilter
Relais lampje bougies
Relais koudstart
Weerstand elektroventilator klimaatregelaar (*)
Relais beveiliging starten van de dieselmotor
Relais beveiliging starten van de dieselmotor
Controlelampje bougies
Controlelampje accu
Controlelampje motorolie
Controlelampje koelvloeistof motor
Controlelampje reservebrandstof
Controlelampje parkeerrem
Controlelampje verstopt luchtfilter
Controlelampje richtingaanwijzers
Controlelampje noodlichten
Controlelampje achterlichten
Controlelampje groot licht
Controlelampje watertekort installatie voor stofbestrijding
Lampje afvalcontainer omhoog
Lampje waterpomp ingeschakeld
Instrument
Sensor water in brandstoffilter
Controlelampje borsteldraaiing
Bedrijfsverlichting derde borstel
Controlelampje hoofdtank installatie stofbestrijding vol
Controlelampje hoofdtank installatie stofbestrijding leeg
Controlelampje uitrusting
Controlelampje water in de brandstoffilter
Geluidssignaal
Thermocontact voor watertemperatuur
Achterste camera
Voorste camera
Thermostaat klimaatregeling
Bougies
16
33014091(3)2008-02 A
ELEKTRISCH SCHEMA VAN DE ARM VAN DE
DERDE BORSTEL (*)
(Zie Afb. AS)
“A”
“B”
C005
C006
D19/26
D27/29
D59
D60
D61
EV1
EV2
EV3
P1
P2
P3
P4
RL20
RL21
RR4/
RR5
(*)
Relaiscircuit derde borstel
Elektrisch schema circuit derde borstel (links en rechts)
Connector ingangen
Connector uitgangen
Diode IN4007
Diode 6A60/P600K
Led ingang sensor beveiliging draaiing
Led ingang sensor beveiliging opheffing
Led ingang knop omhoog
Magneetklep draaiing
Magneetklep beweging rechts
Magneetklep
Knop omhoog brengen borstel
Knop voor beweging (draaiing) arm naar links
Knop voor beweging (draaiing) arm naar rechts
Knop omlaag brengen borstel
Relais omlaag brengen borstel
Relais omlaag brengen borstel
Meervoudige weerstand
Optioneel voor sommige landen.
Kleurcodering
BK
BU
BN
GN
GY
OG
PK
RD
VT
WH
RS 1300
Zwart
Blauw
Bruin
Groen
Grijs
Oranje
Roze
Rood
Paars
Wit
GEBRUIKSAANWIJZING
Hydraulische installatie
(Zie Afb. AT)
81. Olietank hydraulisch systeem
82. Afzuigfilter
83. Aanzuigfilter
84. Pomp voor aandrijvingsysteem
85. Dieselmotor
86. Motor aandrijvingsysteem links
87. Verdeler bedieningen
88. Cilinder omhoog brengen voorflap
89. Cilinder omhoog brengen afvalcontainer
90. Handbediende pomp
91. Motor zijborstel
92. Motor aandrijvingsysteem rechts
93. Radiateurolie hydraulisch systeem
94. Magneetklep
95. Cilinder zijwaartse beweging aanzuigmond
96. Cilinder omhoog brengen aanzuigmond
97. Blokkeerklep
98. Cilinder kanteling afvalcontainer
99. Stuurbekrachtiging
100. Vloeistofomleider (voorkeurklep)
101. Bedieningspomp en derde borstel
102. Pomp aanzuigventilator
103. Verdeler aanzuigventilator
104. Verdeler voorflap
105. Hydraulische motor aanzuigventilator
106. Verdeler derde borstel (*)
107. Cilinder kanteling derde borstel (*)
108. Cilinder tweede beweging derde borstel (*)
109. Blokkeerklep (*)
110. Cilinder omhoog brengen derde borstel (*)
111. Cilinder eerste beweging derde borstel (*)
112. Verdeler motor derde borstel (*)
113. Motor derde borstel (*)
114. Cilinder stuurbekrachtiging
115. Servomechanisme snelheidspedaal
116. Filter aanzuiging
117. Filter aanzuiging
118. Filter aanzuiging
119. Voorkeurklep (*)
120. Pomp reinigingsinstallatie met hogedruk water (*)
121. Aanzuiging water (*)
122. Uitlaat water (*)
(*)
NEDERLANDS
ELEKTRISCHE BESCHERMINGEN
In de linkerruimte van de buitenwand van de cabine zit een
elektriciteitskast met drie zekeringenkastjes (3, 8 en 9 Afb. E).
Elk kastje heeft een transparante kunststof afdekking en bevat
de volgende zekeringen, ter bescherming van de volgende
circuits:
Zekeringenkastje (3, Afb. E)
1. Zekering koudstartinrichting (7,5 A)
2. Zekering magneetkleppen flap (10 A)
3. Zekering knoppen flap (7,5 A)
4. Zekering optionele uitrusting (10 A)
5. Zekering elektroventilator (20 A)
6. Zekering magneetklep brandstof (7,5 A)
7. Zekering beveiliging borstels (15 A)
8. Zekering waterpompen (15 A)
Zekeringenkastje (8, Afb. E)
1. Zekering elektroventilator klimaatregelaar (20 A) (*)
2. Zekering bediening klimaatregelaar (15 A) (*)
3. Zekering ruitenwisser (10 A)
4. Zekering knipperlicht (7,5 A)
5. Zekering regeleenheid bougies (7,5 A)
6. Instrumentenzekering (7,5 A)
7. Zekering geluidssignaal achteruit (7,5 A)
8. Zekering controlelampje container/open klep (7,5 A)
Zekeringenkastje (9, Afb. E)
1. Zekering positielichten linkerkant (7,5 A)
2. Zekering positielichten rechterkant (7,5 A)
3. Zekering dimlichten (10 A)
4. Zekering grootlichten (15 A)
5. Zekering remlichten (7,5 A)
6. Zekering geluidssignaal (7,5 A)
7. Zekering noodlichten/cabineverlichting (10 A)
8. Zekering richtingaanwijzers (7,5 A)
9. Zekering bougies (80 A)
(*)
Optioneel voor sommige landen.
ACCESSOIRES / OPTIES
Naast de onderdelen van de standaarduitvoering kan de
machine worden uitgerust met de volgende accessoires,
volgens het gebruik van de machine:
–
derde borstel (*) (**)
–
borstels met hardere of zachtere haren dan de
standaardborstel
–
zoutstrooi-uitrusting (*) (**)
–
sneeuwruimeruitrusting met borstel (*) (**)
–
sneeuwruimeruitrusting met frees (*) (**)
–
cameraset (*)
–
reinigingsinstallatie met hogedruk water (*)(**)
–
autoradio (*) (**)
Optioneel voor sommige landen.
(*) Optioneel voor sommige landen.
(**) Voor de toepassing van deze accessoires moet er een
speciale voorbereiding op de machine aanwezig zijn.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
17
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIK
LET OP!
Op de machine zijn enkele plaatjes aangebracht met de volgende woorden:
− GEVAAR
− LET OP
− WAARSCHUWING
− ADVIES
Bij het lezen van deze handleiding moet de bediener de betekenis van de weergegeven symbolen goed begrijpen.
Dek de plaatjes niet af en vervang ze onmiddellijk als ze beschadigd zijn.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Deze machine is ontwikkeld als veegmachine onder hoge druk met laadcapaciteit, die in kleine ruimten kan werken.
De machine heeft een zeer kleine spoorbreedte en een kleine draaicirkel.
Deze eigenschappen van de machine kunnen in bepaalde omstandigheden zorgen voor instabiliteit tijdens het gebruik van de
machine.
Deze instabiliteit kan worden veroorzaakt door de snelheid, door plotselinge manoeuvres, door het gebruik van de machine op
hellingen, door een lage bandenspanning, door het gewicht van het afval in de container of omdat de container omhoog staat.
Daarom moet de machine worden bestuurd door een gekwalificeerde bediener, die voldoende is geïnstrueerd over het juiste
gebruik van de machine en op de hoogte is van de mogelijke risico’s.
Hieronder staan de omstandigheden waarbij de machine instabiel kan worden en waarin u dus goed moet opletten:
–
De afvalcontainer wordt omhoog gezet terwijl de machine op een helling staat
–
De machine wordt gebruikt terwijl de afvalcontainer omhoog staat
–
Plotselinge manoeuvres
–
De machine wordt met hoge snelheid, op hellingen en/of met een volle afvalcontainer gebruikt
–
Lage bandenspanning
In de cabine is een waarschuwingsplaatje (19, Afb. E) aangebracht dat de bediener op de hoogte moet stellen van mogelijke
situaties waarin de machine instabiel kan worden en van activiteiten die moeten worden vermeden om te voorkomen dat de
machine instabiel wordt.
VOOR HET STARTEN
1.
Indien nodig de bovenste klep rechts (28, Afb. G) openen door de stoppen (29) los te halen met de meegeleverde sleutel en
brandstof bij te vullen via de vulmond (10, Afb. F).
WAARSCHUWING!
Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm (1,6 in) onder de rand van de
vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
2.
Controleer het waterpeil van de installatie voor stofbestrijding met de peilstok (42, Afb. F). Indien nodig, bijvullen met water
door op de volgende manier te werk te gaan:
• Stoppen loshalen (10, Afb. G) met de meegeleverde sleutel en de linkerklep openen (9).
• Tanks met water bijvullen via de dop (30, Afb. F), of de watervulslang (29) na deze te hebben afgerold.
• De dop weer sluiten (30), of de vulslang (29) weer oprollen en terugzetten in de juiste houder
• De klep (9, Afb. G) weer sluiten en vastzetten met de stoppen (10) met de meegeleverde sleutel.
Controleer of er geen deurtjes of kleppen open staan op de machine en of de arbeidsomstandigheden normaal zijn.
3.
18
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
STARTEN EN STOPPEN VAN DE DIESELMOTOR
Starten van de dieselmotor
1. Op de bestuurdersstoel (14, Afb. E) gaan zitten en controleren of de parkeerrem (13) is geactiveerd.
2. De stoelpositie naar wens afstellen met de hendel (17, Afb. E).
3. Bevestig de veiligheidsgordels.
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordels moeten altijd worden bevestigd voor de veiligheid van de bediener.
4.
5.
6.
De gashendel van de motor (16, Afb. E) op het minimum zetten.
Controleer of de borstels omhoog staan, houd er anders rekening mee bij het starten van de motor voor eventuele
ongemakken die de borstels zouden kunnen veroorzaken indien ze meteen beginnen te draaien.
Ga zitten op de bestuurdersstoel (14, Afb. E), de sleutel in het contact (24, Afb. D) steken, draai deze een slag met de klok
mee en in die positie laten staan. Op dat moment gaan de volgende controlelampjes aan:
• cntrolelampje voorverwarming bougies dieselmotor (11, Afb. D)
• cntrolelampje laadstatus accu (7, Afb. D)
• controlelampje oliedruk dieselmotor (8, Afb. D)
• controlelampje parkeerrem (12, Afb. D)
Draai als het controlelampje voor voorverwarming van de bougies (11, Afb. D) uit gaat de contactsleutel met de klok mee tot hij
niet verder kan en laat de sleutel los als de dieselmotor start.
WAARSCHUWING!
Laat de contactsleutel bij het starten van de dieselmotor niet te lang ingeschakeld (maximaal 15 seconden) om
de startmotor niet de beschadigen. Wanneer de motor niet start, wacht dan even voordat u opnieuw probeert.
Voordat u opnieuw probeert te starten, de sleutel terugdraaien, tegen de klok in, tot de beginpositie.
Als de dieselmotor na twee pogingen nog niet is gestart, moet u de hulp inroepen van degene die
verantwoordelijk is voor de machine.
WAARSCHUWING!
Wanneer u de motor met de contactsleutel (24, Afb. D) start, moet u het gaspedaal (26) niet indrukken. Als u dat
wel doet, zorgt het veiligheidssysteem dat de motor dan niet kan worden gestart.
7.
8.
Controleer of alle controlelampjes uit zijn als de machine in beweging is.
Zet het gaspedaal (16, Afb. E) halverwege en laat de motor enkele minuten draaien om op te warmen, vooral bij zeer lage
temperaturen.
Stoppen van de dieselmotor
9. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
10. Draai de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.
11. Trek de parkeerrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
19
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
DE MACHINE STARTEN EN STOPPEN
De machine mag worden gestart om te worden opgesteld:
–
in verplaatsingmodus
–
in werkmodus
Hierna worden de betreffende werkzaamheden beschreven.
LET OP!
Verander tijdens het sturen niet plotseling van richting, let altijd goed op en stuur altijd bij lage snelheden,
vooral als de afvalcontainer vol is of als de machine op een helling staat.
WAARSCHUWING!
Voordat u begint met het verplaatsen, moet u de bandenspanning controleren [5 Bar (72,5 psi)] en de banden
waar nodig oppompen.
De machine opstellen in de verplaatsingmodus
Bij het verplaatsen van de machine (zonder veegwerkzaamheden) is het noodzakelijk de verplaatsingmodus op te stellen door als
volgt te werk te gaan:
1. Controleer of de handrem (13, Afb. E) is ingeschakeld.
2. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in het vorige deel.
3. Controleer of de afvalcontainer (6, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is.
4. Controleer of de aanzuigventilator uit is, zie de schakelaar (30, Afb. D).
5. De aanzuigmond en de zijborstels omhoog brengen door op de knop te drukken (38, Afb. D).
6. De arm (23, Afb. G) van de derde borstel omhoog brengen door de manipulator naar achteren te brengen (46, Afb. D).
7. Terwijl de schakelaar terugkeer met veer (34, Afb. D) ingedrukt wordt, de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel naar
rechts bewegen totdat deze niet verder kan (de beweging stopt automatisch).
8. De arm (23, Afb. G) van de derde borstel bewegen naar ruststand (of sluitstand) door de manipulator naar links te brengen
(46, Afb. D).
De beweging stopt automatisch wanneer deze niet verder kan.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de arm (23, Afb. G) van de derde borstel veilig naar rechts of naar links te bewegen
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts of links bevindt.
In een dergelijke situatie wordt de beweging van de arm op juiste wijze beperkt door de geschikte
veiligheidsmechanismen.
Als dat niet het geval is, kan de hieruit volgende overmatige beweging sommige onderdelen van de machine
beschadigen en instabiliteit veroorzaken.
Het is daarom aanbevolen om de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel altijd naar de uiterste stand links of
rechts te brengen.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de ruststand (of sluitstand) van de arm (23, Afb. G) van de derde borstel te bereiken
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts bevindt.
9. Stop met de schakelaar (29, Afb. D) het draaien van de derde borstel en van de zijborstels.
10. Uit de machine komen en de beveiligingsstekker van de derde borstel van positie (2, Afb. H) (uitgeschakeld) in positie (1)
(ingeschakeld) zetten door te trekken en tegelijkertijd te draaien aan de geschikte hendel.
11. Zet de parkeerrem uit met de hendel (13, Afb. E).
12. Zet de gashendel voor de motor (16, Afb. E) langzaam naar voren en stel het toerental op het display (17, Afb. D) af op 2.600
toeren/min.
13. Start de verplaatsing door de machine met de handen op het stuur (28, Afb. D) te bewegen. Druk geleidelijk op het voorste
deel van het pedaal (26) om de machine voorwaarts te bewegen of op het achterste deel om de machine achterwaarts te
bewegen.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal.
De machine stoppen in de verplaatsingmodus
14. Laat het pedaal (26, Afb. D) los om de machine te stoppen.
Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (31) in.
15. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
16. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
17. Trek de parkeerrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
20
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
De machine opstellen in de werkmodus
Ga voor het opstellen van de machine in werkmodus als volgt te werk:
18. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
19. Controleer of de afvalcontainer (6, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is.
20. De beveiligingsstekker van de derde borstel van positie (1, Afb. H) (ingeschakeld) in positie (2) (uitgeschakeld) zetten door te
trekken en tegelijkertijd te draaien aan de geschikte hendel.
21. Start het draaien van de zijborstels met de eerste slag van de schakelaar (29, Afb. D) en het draaien van de derde borstel met
de tweede slag van de schakelaar (29).
22. De arm (23, Afb. G) van de derde borstel bewegen van de ruststand (gesloten arm) naar de werkstand (open arm) door de
manipulator naar rechts te brengen (46, Afb. D). De beweging stopt automatisch wanneer deze niet verder kan.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de arm (23, Afb. G) van de derde borstel veilig naar rechts of naar links te bewegen
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts of links bevindt.
In een dergelijke situatie wordt de beweging van de arm op juiste wijze beperkt door de geschikte
veiligheidsmechanismen.
Als dat niet het geval is, kan de hieruit volgende overmatige beweging sommige onderdelen van de machine
beschadigen en instabiliteit veroorzaken.
Het is daarom aanbevolen om de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel altijd naar de uiterste stand links of
rechts te brengen.
23. Tref voorbereidingen om de machine links of rechts te reinigen door als volgt te werk te gaan.
Voor de reiniging rechts:
• Via de schakelaar terugkeer met veer (34, Afb. D), controleren of de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel in de
uiterste stand staat. Breng deze anders in die stand door de schakelaar (34, Afb. D) ingedrukt te houden.
• De draairichting tegen de klok in van de derde borstel selecteren met de keuzeschakelaar (25, Afb. D).
• De kanteling van de derde borstel afstellen zodat het afval middenin de aanzuigmond komt. Gebruik voor dat doel de
schakelaar (22, Afb. D) en plaats de borstel (1, Afb. AK) zoals afgebeeld (de afbeelding toont de kanteling van de derde
borstel gezien vanaf de bestuurdersstoel).
Voor de reiniging links:
• De schakelaar terugkeer met veer (34, Afb. D) ingedrukt houden om de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel in de
uiterste stand links te bewegen. De beweging stopt automatisch wanneer deze niet verder kan.
• De draairichting met de klok mee van de derde borstel selecteren met de keuzeschakelaar (25, Afb. D).
• De kanteling van de derde borstel afstellen zodat het afval middenin de aanzuigmond komt. Gebruik voor dat doel de
schakelaar (22, Afb. D) en plaats de borstel (2, Afb. AK) zoals afgebeeld (de afbeelding toont de kanteling van de derde
borstel gezien vanaf de bestuurdersstoel).
24. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) langzaam naar voren en stel het toerental op het display (17, Afb. D) als volgt in:
• minmaal, 1.800 toeren/min.
• maximaal, 2.000 toeren/min.
WAARSCHUWING!
Als tijdens het werk 2.050 toeren/min. worden overschreden, stopt een beveiligingssysteem het draaien van de
borstels.
25. Start de aanzuigventilator met de schakelaar (30, Afb. D).
26. De aanzuigmond en de zijborstels omlaag brengen door op de knop te drukken (37, Afb. D).
27. De derde borstel omlaag brengen door de manipulator naar voren te brengen (46, Afb. D). Indien het nodig mocht zijn om de
borstel tijdens het werk omhoog te brengen, de manipulator (46) naar achteren brengen.
28. Het water in de tanks van de installatie voor stofbestrijding controleren en indien nodig bijvullen en controleren welke van de
drie controlelampjes (49, 50, 51, Afb. D) blijft branden:
• Controlelampje volle watertanks (groen) (49, Afb. D)
• Controlelampje secundaire volle watertank (geel) (50, Afb. D)
• Controlelampje lege watertanks (rood) (51, Afb. D). Wanneer dit controlelampje gaat branden, stoppen de pompen
automatisch.
29. Doe indien nodig de kraantjes van het water van de installatie voor stofbestrijding (10, 11, 12, Afb. E) aan met inachtneming
van de volgende aanwijzingen:
• Kraantje (10, Afb. E) van de spuitmonden van de installatie voor stofbestrijding van de aanzuigslang: altijd aandoen,
behalve als het te reinigen wegdek nat is. Dit kraantje stuurt het water ook naar de spuitmond van de installatie voor
stofbestrijding van de aanzuigslang aan de achterkant (optioneel).
• Kraantje (11, Afb. E) van de spuitmonden van de installatie voor stofbestrijding van de zijborstels: aandoen wanneer het
wegdek droog en stoffig is.
• Kraantje (12, Afb. E) van de spuitmonden van de installatie voor stofbestrijding van de derde borstel: aandoen wanneer het
wegdek droog en stoffig is.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
21
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
30. Zet als volgt de waterpompen van de installatie voor stofbestrijding aan met de schakelaar (27, Afb. D):
• bij de eerste slag van de schakelaar sproeien de spuitmonden een gemiddelde waterhoeveelheid
(gebruiken wanneer er weinig stof is)
• bij de tweede slag van de schakelaar sproeien de spuitmonden de maximale waterhoeveelheid
(gebruiken wanneer er veel stof is)
31. Trek de handrem met de hendel (13, Afb. E) uit.
32. Start het veegwerk door de machine met de handen op het stuur (28, Afb. D) te bewegen. Druk geleidelijk op het voorste deel
van het pedaal (26) om de machine voorwaarts te bewegen of op het achterste deel om de machine achterwaarts te bewegen.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal.
Tijdens de werkzaamheden verzamelt de machine licht materiaal (zoals stof, papier, bladeren, enz.) en zwaarder materiaal
(steentjes, flessen, enz.).
OPMERKING
Alle borstels (19, 20, 21, Afb. G) kunnen ook als de machine beweegt omlaag en omhoog worden gebracht.
De borstels draaien ook als ze omhoog staan.
LET OP!
Laat de veegmachine niet stilstaan met de blaasmond omlaag en de borstels draaiend.
De machine stoppen in de werkmodus
33. Laat het pedaal (26, Afb. D) los om de machine te stoppen.
Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (31, Afb. D) in.
34. Trek de handrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
35. Schakel de waterpompen van de installatie voor stofbestrijding met de schakalaar (27, Afb. D) uit.
36. Indien aan, de kranen van het water van de installatie voor stofbestrijding (10, 11, 12, Afb. E) uitdoen.
37. De derde borstel omhoog brengen door de manipulator naar achteren te brengen (46, Afb. D).
38. De aanzuigmond en de zijborstels omhoog brengen door op de knop te drukken (38, Afb. D).
39. Stop de aanzuigventilator met de schakelaar (30, Afb. D).
40. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
41. Controleer of de afvalcontainer (6, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is.
42. Breng indien nodig de derde borstel van de werkstand naar de ruststand door als volgt te werk te gaan:
• Via de schakelaar terugkeer met veer (34, Afb. D), controleren of de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel in de
uiterste stand staat. Breng deze anders in die stand door de schakelaar (34, Afb. D) ingedrukt te houden.
• De arm (23, Afb. G) van de derde borstel bewegen van de werkstand (open arm) naar de ruststand (gesloten arm) door de
manipulator naar links te brengen (46, Afb. D). De beweging stopt automatisch wanneer deze niet verder kan.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de arm (23, Afb. G) van de derde borstel veilig naar rechts of naar links te bewegen
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts of links bevindt.
In een dergelijke situatie wordt de beweging van de arm op juiste wijze beperkt door de geschikte
veiligheidsmechanismen.
Als dat niet het geval is, kan de hieruit volgende overmatige beweging sommige onderdelen van de machine
beschadigen en instabiliteit veroorzaken.
Het is daarom aanbevolen om de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel altijd naar de uiterste stand links of
rechts te brengen.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de ruststand (of sluitstand) van de arm (23, Afb. G) van de derde borstel te bereiken
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts bevindt.
43.
44.
45.
46.
Stop met de schakelaar (29, Afb. D) het draaien van de derde borstel en van de zijborstels.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Doe als ze aan zijn, de lichten uit.
Uit de machine komen en de beveiligingsstekker van de derde borstel van positie (2, Afb. H) (uitgeschakeld) in positie (1)
(ingeschakeld) zetten door te trekken en tegelijkertijd te draaien aan de geschikte hendel.
22
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
MACHINE IN BEDRIJF
1.
Zorg dat u niet te lang op een plaats blijft staan met de machine terwijl de borstels draaien: dan kunnen er markeringen op de
vloer achterblijven.
Beweging aanzuigmond en zijborstels
2. Beweeg tijdens het werk indien nodig, de aanzuigmond en de zijborstels naar links of rechts door de betreffende knoppen (41,
of 42, Afb. D) tegelijkertijd met de beveiligingsknop (45) aan te zetten.
Beweging derde borstel
3. Beweeg tijdens het werk indien nodig, de arm (23, Afb. G) van de derde borstel naar links of rechts door de manipulator (46,
Afb. D) naar links of rechts te zetten.
OPMERKING
De beweging van de derde borstel moet worden uitgevoerd met de betreffende schakelaar om te draaien (29, Afb. D)
ingeschakeld.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de arm (23, Afb. G) van de derde borstel veilig naar rechts of naar links te bewegen
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts of links bevindt.
In een dergelijke situatie wordt de beweging van de arm op juiste wijze beperkt door de geschikte
veiligheidsmechanismen.
Als dat niet het geval is, kan de hieruit volgende overmatige beweging sommige onderdelen van de machine
beschadigen en instabiliteit veroorzaken.
Het is daarom aanbevolen om de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel altijd naar de uiterste stand links of
rechts te brengen.
Verzamelen van omvangrijke stukken
4. Bij het verzamelen van omvangrijke stukken moet u de voorflap (25, Afb. G) door op de knop (47, Afb. D) te drukken omhoog
brengen.
• Let op: als de voorflap omhoog blijft staan, is de aanzuigcapaciteit van de machine kleiner.
• Voor het omlaag brengen van de voorflap (25, Afb. G) op de knop (48, Afb. D) drukken.
5. Bij bijzondere werkzaamheden bij het verzamelen van omvangrijke stukken kan indien nodig zonder de voorflap (25, Afb. G)
worden gewerkt. Ga als volgt te werk om de voorflap te verwijderen:
• De zijborstels omhoog brengen, de machine stopzetten en de dieselmotor uitzetten.
• Verwijder de sluiting (1, Afb. I) en de trekband (2) losmaken van de flap (3).
• Verwijder de flap (3) door hem los te halen uit de scharnieren (4).
• Start de machine opnieuw en hervat de werkzaamheden.
• Monteer de flap (3) in omgekeerde volgorde ten opzichte van de demontage, nadat de machine is gestopt en de
dieselmotor is uitgeschakeld.
OPMERKING
Als de afvalcontainer vol is, kan de machine geen stof en vuil verzamelen.
6.
Als de werkzaamheden zijn voltooid en wanneer de afvalcontainer (6, Afb. G) vol is, moet u deze legen. Zie hiervoor het
volgende deel.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
23
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
DE AFVALCONTAINER LEGEN
De maximale hoogte voor het legen van de afvalcontainer is 1.600 mm (63,0 in).
Ga volgens de volgende punten te werk bij het legen van de afvalcontainer.
1. Schakel de waterpompen van de installatie voor stofbestrijding met de schakalaar (27, Afb. D) uit.
2. Indien aan, de kranen van het water van de installatie voor stofbestrijding (10, 11, 12, Afb. E) uitdoen.
3. De derde borstel omhoog brengen door de manipulator naar achteren te brengen (46, Afb. D).
4. De aanzuigmond en de zijborstels omhoog brengen door op de knop te drukken (37, Afb. D).
5. Stop met de schakelaar (29, Afb. D) het draaien van de derde borstel en van de zijborstels.
Door de borstels te stoppen, wordt de aanzuigventilator automatisch stilgezet.
6. Zich begeven nabij de ruimte voor het legen van de afvalcontainer.
LET OP!
Los het afval op een vlakke, stevige ondergrond zodat de machine niet uit balans kan raken.
Zorg dat er geen mensen in de buurt van de machine staan, met name bij de afvalcontainer (6, Afb. G).
7.
8.
9.
Indien men verwacht dat de afvalcontainer veel water bevat, is het mogelijk om deze eerst te legen alvorens de container als
volgt omhoog te brengen en te kantelen:
• Trek de parkeerrem met de hendel (13, Afb. E) aan en uit de machine komen.
• Open de bovenste klep links (9, Afb. G) door de betreffende stoppen (10) los te halen.
• De slang (26, Afb. F) loshalen en het water uit de afvalcontainer lozen.
• De slang (26, Afb. F) installeren.
• Open de bovenste klep links (9, Afb. G) door de betreffende stoppen (10) los te halen.
Draai de twee zijhendels (1, Afb. J) los en open het achterglijvlak door deze te laten draaien van positie (2) naar positie (3).
Breng de afvalcontainer (6, Afb. G) voorzichtig omhoog door middel van de knop (43, Afb. D) en de beveiligingsknop (45).
LET OP!
Verplaats de machine niet terwijl de afvalcontainer omhoog staat!
Als het wel nodig is om met een opgeheven afvalcontainer te rijden, moet de machine stapvoets rijden om te
voorkomen dat de machine zijdelings uit balans raakt.
10. Open de klep (44, Afb. G) van de afvalcontainer met de schakelaar (21, Afb. D); houd deze ingedrukt tot de klep volledig
geopend is.
11. Kantel de afvalcontainer (6, Afb. G) voorzichtig door middel van de knop (40, Afb. D) en de beveiligingsknop (45). Laat het
afval legen uit de container.
12. Zet na het legen de afvalcontainer weer in horizontale positie door middel van de knop (39, Afb. D) en de beveiligingsknop
(45).
13. Breng de afvalcontainer (6, Afb. G) helemaal omlaag door middel van de knop (44, Afb. D) en de beveiligingsknop (45); houd
ze ingedrukt tot het controlelampje (3) uit is.
14. Controleer indien nodig als volgt of de metalen filters van de afvalcontainer niet verstopt zijn:
• Trek de parkeerrem aan en zet de dieselmotor uit.
• Zet de klep van afvalcontainer met de hand omhoog en zet deze vast met de blokkeerstang (17, Afb. F).
• Verwijder zoals beschreven in het hoofdstuk Onderhoud, de filters (15 en 12, Afb. F) en controleer of ze niet verstopt zijn,
reinig ze anders volgens de betreffende procedure. Installeer de filters.
• Maak de blokkeerstang (17, Afb. F) los en zet deze weer op z’n plaats.
15. Zet de dieselmotor weer aan en sluit de klep (44, Afb. G) van de afvalcontainer met de schakelaar (21, Afb. D); houd deze
ingedrukt tot het controlelampje uit is.
16. De machine kan weer terug naar de werkplaats.
24
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
GEBRUIK VAN DE AANZUIGSLANG AAN DE ACHTERKANT (*)
(*)
Optioneel voor sommige landen.
Ga als volgt te werk voor het opzuigen van vuil/stof met de aanzuigslang aan de achterkant (optioneel) (43, Afb. G), alsmede met
de aanzuigmond (17, Afb. G).
1. Zet de dieselmotor uit en trek de handrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
2. Draai de bevestigingsknoppen (1, Afb. K) van de aanzuigslang los en verwijder het afsluitdeksel (2) van de aanzuigopening
door de knop (3) te pakken.
3. Ga te werk zoals uitgelegd in de paragraaf ‘De afvalcontainer legen’ en breng de afvalcontainer circa 10-15 cm (3,9-5,9 in)
omhoog en zet de dieselmotor uit.
4. Open de bovenste klep rechts (28, Afb. G) en verwijder de pakking (7, Afb. F).
5. Monteer met behulp van een geschikte ladder de pakking (7, Afb. F) en zet deze vast op de aanzuigopening (1, Afb. L) van de
afvalcontainer.
6. Breng de afvalcontainer volledig omlaag zoals uitgelegd in de paragraaf ‘De afvalcontainer legen’.
7. Haal de steun (42, Afb. G) van de aanzuigslang aan de achterkant (43) los.
8. Open de steunarm (37, Afb. G) en verbind de betreffende ketting (1, Afb. M) aan de aanzuigslang om deze te ondersteunen.
9. Doe het kraantje (23, Afb. F) van de spuitmond van de installatie voor stofbestrijding aan.
10. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
11. Controleer of de afvalcontainer (6, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is.
12. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) langzaam naar voren en stel het toerental op het display (17, Afb. D) als volgt in:
• minmaal, 1.800 toeren/min.
• maximaal, 2.000 toeren/min.
13. Start de aanzuigventilator met de schakelaar (30, Afb. D).
14. Zet als volgt de waterpompen van de installatie voor stofbestrijding aan met de schakelaar (27, Afb. D):
• bij de eerste slag van de schakelaar sproeien de spuitmonden een gemiddelde waterhoeveelheid
(gebruiken wanneer er weinig stof is)
• bij de tweede slag van de schakelaar sproeien de spuitmonden de maximale waterhoeveelheid
(gebruiken wanneer er veel stof is)
15. Trek de handrem met de hendel (13, Afb. E) uit.
16. Begin met behulp van een tweede bediener met het verzamelen van het afval met de aanzuigslang aan de achterkant door
deze beet te pakken zoals getoond in Afbeelding N.
Tijdens de werkzaamheden verzamelt de machine licht materiaal (zoals stof, papier, bladeren, enz.) en zwaarder materiaal
(steentjes, flessen, enz.).
17. Voer de punten 2 tot en met 15 in omgekeerde volgorde uit om de machine weer te laten zuigen met de aanzuigmond (17, Afb.
G).
GEBRUIK VAN RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
1.
2.
Zet de schakelaar (33, Afb. D) in stand 1 om de ruitenwisser aan te zetten en in stand 2 (terugkeer met veer) om de
reinigingsvloeistof op de voorruit te sproeien.
Zet de schakelaar (33, Afb. D) in stand 0 om de ruitenwisser aan te zetten en te stoppen.
GEBRUIK VAN DE VERWARMING VAN DE STUURCABINE
1.
2.
3.
Draai naar wens tegen de klok in aan de hendel (15, Afb. E) voor het aanzetten van de verwarming van de cabine.
Regel de snelheid van de elektroventilator met de hendel (6, Afb. E).
Draai de hendel (15, Afb. E) met de klok mee tot deze niet verder kan om de verwarming uit te zetten.
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELAAR VAN DE STUURCABINE (*)
(*)
Optioneel voor sommige landen.
1.
2.
Draai de hendel (5, Afb. E) naar wens van de klimaatregeling van de cabine.
Regel de snelheid van de elektroventilator met de hendel (6, Afb. E).
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
25
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
WERKING VAN HET VERLICHTINGSSYSTEEM
1.
Gebruik de koplampen (35, Afb. D) met de volgende functies om de verlichtingsinstallatie en markeringen aan te zetten:
• lichten uit, met markering (35b) overeenkomend met symbool O
• lichten in de aanpositie, met markering (35b) overeenkomend met symbool
• dimlichten aan, met markering (35b) overeenkomend met symbool
en hendel (35a) naar beneden
• grootlichten aan, met markering (35b) overeenkomend met symbool
• tijdelijk aanzetten van grootlichten, door de hendel (35a) omhoog te zetten
• inschakeling richtingaanwijzer rechts, door de hendel (35a) naar voren te zetten
• inschakeling richtingaanwijzer links, door de hendel (35a) naar achteren te zetten
• inschakelen geluidssignaal, door de hendel (35a) in de richting van de pijl (35c) te zetten
OPMERKING
Het aanzetten van het licht (46, Afb. G) van de aanzuigmond gebeurt tegelijkertijd met het aanzetten van de
positielichten (2).
AANZETTEN VAN HET BINNENLICHT
Het binnenlicht (19, Afb. D) aan de binnenkant van de cabine aanzetten door aan de rechter-of linkerkant te drukken op het
binnenlicht. Het binnenlicht gaat uit door het weer in de middenstand te zetten.
AANZETTEN VAN DE BEDRIJFSVERLICHTING VAN DE DERDE BORSTEL
De bedrijfsverlichting van de derde borstel aanzetten met de schakelaar (52, Afb. D).
INSCHAKELING VAN DE NOODLICHTEN
Schakel de noodverlichting in met de schakelaar (20, Afb. D).
HANDMATIG OMHOOG BRENGEN VAN DE AFVALCONTAINER
Ga als volgt te werk voor het handmatig omhoog/omlaag brengen van de afvalcontainer (6, Afb. G) (bij een defect aan de
dieselmotor, enz.).
Handmatig omhoog brengen van de afvalcontainer
1. Controleer of de machine op een vlakke en stevige ondergrond staat, vooral wanneer de afvalcontainer (6, Afb. G) vol is.
2. Doe de motor uit (als dat niet al zo is door een defect) door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te
draaien en eruit te halen.
3. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
4. Open de zijkleppen bovenaan links (9, Afb. G) en onderaan links (11) door de betreffende stoppen (10) en (12) los te draaien
met de meegeleverde sleutel.
5. Verwijder de hendel (27, Afb. F) van de handbediende pomp.
6. Zet de hendel (1, Afb. O) op de handbediende pomp (2).
7. Controleer of de schuifschakelaar (3, Afb. O) voor het omhoog/omlaag brengen van de afvalcontainer in de omhoog-positie
staat [door de hendel een paar keer heen en weer te halen (1)].
8. De pomp (2, Afb. O) voorzichtig aandoen met de hendel (1) en de afvalcontainer volledig omhoog brengen.
9. Breng de blokkeerstangen van de opgehesen afvalcontainer (3, Afb. F) aan. Ga te werk zoals beschreven in de betreffende
paragraaf.
Handmatig omlaag brengen van de afvalcontainer
10. Maak de blokkeerstangen van de opgehesen afvalcontainer (3, Afb. F) los. Ga te werk zoals beschreven in de betreffende
paragraaf.
11. Breng de schuifschakelaar (3, Afb. O) in de omlaag-positie en doe de pomp (2) aan met de hendel (1) tot de afvalcontainer
volledig gedaald is.
12. Verwijder de hendel (1, Afb. O) van de pomp en doe hem terug op zijn plaats (27, Afb. F).
13. Zet de schuif van de pomp in de middelste stand.
14. Sluit de zijkleppen bovenaan links (11, Afb. G) en onderaan links (9) door de betreffende stoppen (10) en (12) vast te draaien
met de meegeleverde sleutel.
26
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
INVOEGEN VAN DE BLOKKEERSTANGEN VAN DE OPGEHESEN AFVALCONTAINER
Het is noodzakelijk om voor het werken in de zone van de opgehesen afvalcontainer (1, Afb. F) de blokkeerstangen (3) als volgt in
te voegen.
LET OP!
Voor het werken in de zone van de opgehesen afvalcontainer, de blokkeerstangen (3, Afb. F) uit
veiligheidsoverwegingen invoegen. Deze handeling is ook noodzakelijk als de hefcilinders van de afvalcontainer
voorzien zijn van vangkleppen die voorkomen dan de container plotseling zakt door een gebroken of
beschadigde slang/verbinding van de hydraulische installatie.
Invoegen van de blokkeerstangen
1. De afvalcontainer (6, Afb. G) volledig omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
2. De twee stangen (2, Afb. F) losmaken van de houders (4) en in positie (3) brengen door de uiteinden in de plaatsen (20) te
doen.
3. De afvalcontainer zachtjes omlaag brengen en laten steunen op de stangen.
Uitvoegen van de blokkeerstangen
4. De afvalcontainer zachtjes omhoog brengen en los te halen van steun op de stangen.
5. De twee stangen (3, Afb. F) losmaken van de plaatsen (20) en in positie (2) brengen, ze aansluiten en vastzetten in de
houders (4).
6. De afvalcontainer (6, Afb. G) volledig omlaag brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
INSTEKEN VAN DE BLOKKEERSTANG VAN DE KLEP VAN DE OPGEHEVEN AFVALCONTAINER
Voor het werken in de zone van de klep van de opgehesen afvalcontainer (44, Afb. G) de betreffende blokkeerstang (17, Afb. F) als
volgt invoegen.
De blokkeerstang naar binnen steken
1. Haal de stang (17, Afb. F) los uit de houder, zet de klep zoveel als nodig omhoog en steek de stang in zijn houder (18).
De blokkeerstang verwijderen
2. Voer de procedure van punt 1 in omgekeerde volgorde uit.
GEBRUIK VAN HOGEDRUK WATERSPUIT (*)
(*) Optioneel voor sommige landen.
De machine is voorzien van een distributiesysteem voor hogedruk water (optioneel) om te gebruiken voor de reiniging van de
machine zelf of voor andere doeleinden.
LET OP!
Activeer de hogedrukpomp niet wanneer de tanks leeg of bijna leeg zijn (wanneer de pomp droog loopt, kan
deze beschadigd raken).
De gebruiksprocedure worden hiernavolgend beschreven.
1. Haal uit de cabine de hogedruk waterspuit (9, Afb. E).
2. Een deel van de slang (21, Afb. F) uittrekken en de spuitmond (9, Afb. E) verbinden aan het snelle contact (22, Afb. F).
3. Start de dieselmotor met een laag toerental zoals in het betreffende deel wordt beschreven.
4. Start de hogedrukpomp met de hendel (8, Afb. E).
5. Verwijder eventueel de lucht uit het systeem door de knop op de spuitmond helemaal linksom te draaien en de hendel van de
spuitmond zelf in te drukken totdat er een constante stroom uitkomt, bij een lage waterdruk.
Laat de hendel van de spuitmond los en draai de knop weer rechtsom om de hogedrukspuitmond weer te gebruiken.
6. Zet de motor op het gewenste toerental.
7. Gebruik de spuitmond door op de hendel van de betreffende spuit te drukken.
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
LET OP!
Laat de hogedrukpomp niet langere tijd werken zonder de spuitmond te gebruiken.
8.
Voer na gebruik van de spuitmond de punten 1 tot en met 5 in omgekeerde volgorde uit.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
27
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIK VAN DE CAMERASET (optioneel)
1.
2.
3.
Gebruik de schakelaar (2, Afb. AX) wanneer de contactsleutel (24, Afb. D) in het contact zit om het videosysteem (1, Afb. AX)
en de camera’s (4 en 5) aan te zetten.
Wanneer z’n achteruit wordt ingeschakeld, gaan het videosysteem en de camera’s automatisch aan.
Raadpleeg de handleiding van de cameraset voor gebruik van de andere schakelaars aan de rechterkant van de monitor.
NA GEBRUIK VAN DE MACHINE
Na de werkzaamheden en voordat u de machine achterlaat moeten de volgende handelingen worden uitgevoerd.
1. Trek de handrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
2. Schakel de waterpompen van de installatie voor stofbestrijding met de schakalaar (27, Afb. D) uit.
3. Indien aan, de kranen van het water van de installatie voor stofbestrijding (10, 11, 12, Afb. E) uitdoen.
4. De derde borstel omhoog brengen door de manipulator naar achteren te brengen (46, Afb. D).
5. De aanzuigmond en de zijborstels omhoog brengen door op de knop te drukken (38, Afb. D).
6. Zet de gashendel van de motor (16, Afb. E) in de minimale stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het
systeem te stabiliseren.
7. Controleer of de afvalcontainer (6, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is.
8. Breng indien nodig de derde borstel van de werkstand naar de ruststand door als volgt te werk te gaan:
• Via de schakelaar terugkeer met veer (34, Afb. D), controleren of de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel in de
uiterste stand staat. Breng deze anders in die stand door de schakelaar (34, Afb. D) ingedrukt te houden.
• De arm (23, Afb. G) van de derde borstel bewegen van de werkstand (open arm) naar de ruststand (gesloten arm) door de
manipulator naar links te brengen (46, Afb. D). De beweging stopt automatisch wanneer deze niet verder kan.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de arm (23, Afb. G) van de derde borstel veilig naar rechts of naar links te bewegen
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts of links bevindt.
In een dergelijke situatie wordt de beweging van de arm op juiste wijze beperkt door de geschikte
veiligheidsmechanismen.
Als dat niet het geval is, kan de hieruit volgende overmatige beweging sommige onderdelen van de machine
beschadigen en instabiliteit veroorzaken.
Het is daarom aanbevolen om de onderarm (22, Afb. G) van de derde borstel altijd naar de uiterste stand links of
rechts te brengen.
LET OP!
Het is alleen mogelijk om de ruststand (of sluitstand) van de arm (23, Afb. G) van de derde borstel te bereiken
wanneer de betreffende onderarm (22) zich in de uiterste stand rechts bevindt.
9.
10.
11.
12.
13.
Stop met de schakelaar (29, Afb. D) het draaien van de derde borstel en van de zijborstels. Door de borstels te stoppen, wordt
de aanzuigventilator automatisch stilgezet.
Reinig zoals beschreven in het hoofdstuk Onderhoud, de afvalcontainer, de filters en de aanzuigslang, controleer de
pakkingen en de smering van de lagers van de aanzuigventilator.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Doe als ze aan zijn, de lichten uit.
Uit de machine komen en de beveiligingsstekker van de derde borstel van positie (2, Afb. H) (uitgeschakeld) in positie (1)
(ingeschakeld) zetten door te trekken en tegelijkertijd te draaien aan de geschikte hendel.
DE WATERTANKS VAN DE INSTALLATIE VOOR STOFBESTRIJDING LEGEN
Ga als volgt te werk wanneer het nodig is om de watertanks van de installatie voor stofbestrijding te legen.
1. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
2. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
3. Als u op de rechterkant van de achteras werkt, het deksel (1, Afb. Z) van de waterfilter losschroeven en deze samen met de
filter verwijderen.
4. Laat al het water uit de tanks naar buiten lopen.
5. Monteer het deksel (1, Afb. Z) en de filter.
28
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
TREKBEWEGING VAN DE MACHINE
Voor trekbewegingen van de machine gaat u als volgt te werk.
1. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
2. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
3. Verwijder de bevestigingsschroeven (32, Afb. G) en verwijder rechterklep aan de onderkant van de cabine (31).
4. Draai met circa twee halen de schroef (1, Afb. AP) van de pomp van het aandrijvingssysteem los.
5. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) uit.
6. Zet de machine vast aan één van de voorbestemde punten om de machine te trekken:
• trekhaak voor (18, Afb. G)
• trekhaken achter (45, Afb. G)
7. Aan het eind van de trekbeweging van de machine, de schroef (1, Afb. AP) vastdraaien en de rechterklep aan de onderkant
van de cabine (31, Afb. G) installeren en vastzetten met de juiste schroeven (32).
VERVOER/BEWEGING
Gebruik voor het vervoeren/bewegen van de machine de als volgt beschreven haken en verankeringen.
LET OP!
Het verankeren/ophijsen van de machine moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel.
Beschikbare haken
1. De machine is uitgerust met de volgende haken:
• N. 2 hijshaken (1, Afb. B), te gebruiken met lege afvalcontainer
• N. 1 trekhaak/verankering voor (2, Afb. B) (18, Afb. G).
• N. 2 trekhaken/verankering achter (3, Afb. B) (45, Afb. G).
Verankering
2. Voer de volgende handelingen uit voor de verankering van de machine tijdens het vervoer:
• De machine opstellen in verplaatsingmodus (zie de procedure in het betreffende deel).
• Haal de contactsleutel uit de contactschakelaar (24, Afb. D).
• Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
• Sluit alle kleppen, schotten, enz.
• Veranker de machine met de trekhaken voor en achter (18 en 45, Afb. G).
• Bevestig de machine met twee geschikte banden (4 en 5, Afb. B) die respectievelijk in de houder (6) van de achteras en in
de voorste treeplanken rechts en links van de toegang naar de cabine (7) worden gestoken.
Tijdelijk ophijsen
3. Voer de volgende handelingen uit voor het tijdelijk ophijsen van de machine:
• De machine opstellen in verplaatsingmodus (zie de procedure in het betreffende deel).
• Controleer of de afvalcontainer leeg is.
LET OP!
Ga uiterst voorzichtig te werk als de machine in noodsituaties moet worden opgehesen met een afvalcontainer
die niet leeg is omdat het gewicht van het afval de machine uit balans kan brengen. Bovendien worden de haken
onderworpen aan een grotere belasting.
•
•
•
•
•
Haal de contactsleutel uit de contactschakelaar (24, Afb. D).
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Sluit alle kleppen, schotten, enz.
Veranker de machine met geschikte kabels aan de twee hijshaken (1, Afb. B).
De machine voorzichtig ophijsen in een zo kort mogelijke tijd met een geschikt hijssysteem volgens de geldende ARBOwetgeving.
LANGE PERIODE VAN STILSTAND
Als de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, raden wij u het volgende aan:
1. Leeg de watertanks van de installatie voor stofbestrijding zoals beschreven in de specifieke paragraaf.
2. Zet de machine in de ruststand; ga hierbij te werk zoals wordt beschreven in het deel Na gebruik van de machine.
3. De machine opslaan in een gesloten, droge en schone ruimte die afgeschermd is van de weersomstandigheden en die voldoet
aan de volgende omgevingswaarden:
• Temperatuur: van +1°C tot +50°C (van +33,8°F tot +122°F)
• Vochtigheid: maximaal 95%
4. Ontkoppel de minpool van de accu (34, Afb. F).
5. Behandel de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
29
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
EERSTE GEBRUIKSPERIODE
Na de eerste gebruiksperiode (de eerste 8 uur) moet u de volgende handelingen uitvoeren:
1. Controleer of alle bevestigings- en aansluitingselementen nog goed vast zitten; controleer of alle zichtbare onderdelen nog
intact zijn en geen lekkage vertonen.
2. Voer na de eerste 50 werkuren, de controles en de voorziene vervangingen uit volgens het vastgelegde onderhoudsschema.
MONTAGE EN GEBRUIK VAN DE ZOUTSTROOI-UITRUSTING (optioneel)
Montage van de zoutstrooi-uitrusting
WAARSCHUWING!
Het is noodzakelijk dat de veegmachine is uitgerust met de betreffende opstelling om deze uitrusting te kunnen
monteren.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
De afvalcontainer (6, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Bevestig met een geschikt hijssysteem (8, Afb. AU) de zoutstrooi-uitrusting (9) aan de hijshaak (5) en houd daarbij de
veiligheidsnormen in acht.
Het gewicht van de uitrusting is circa 90 kg (198,4 lb).
Breng op een vlakke ondergrond de veegmachine (10, Afb. AU) in een geschikte positie voor de bevestiging met de zoutstrooiuitrusting (9).
Breng de afvalcontainer omhoog (6, Afb. G) en voeg de blokkeerstangen (3, Afb. F) in (zie de procedure in de betreffende
delen).
Zet de dieselmotor uit en trek de parkeerrem (13, Afb. E) aan.
Breng de zoutstrooi-uitrusting (9) met het hijssysteem (8, Afb. AU) in positie boven de veegmachine en maak deze vast met de
schroeven (11) en de moeren (12).
Maak het hijssysteem (8, Afb. AU) los van de zoutstrooi-uitrusting (9).
Verwijder de beschermdoppen, verbind de snelle koppelingsmechanismen (13, Afb. AU) van de hydraulische installatie aan de
overeenkomende koppelingen van de slangen (14).
Verbind de connector (15, Afb. AU) aan het overeenkomende contact (16).
Open de zijkleppen bovenaan links (9, Afb. G) en onderaan links (11) door de betreffende stoppen (10) en (12) los te draaien
met de meegeleverde sleutel.
Draai de hendel (17, Afb. AU) van de inschakelingspositie van de derde borstel (17a) naar de inschakelingspositie van de
zoutstrooi-uitrusting (17b).
Sluit de zijkleppen bovenaan links (11, Afb. G) en onderaan links (9) door de betreffende stoppen (10) en (12) vast te draaien
met de meegeleverde sleutel.
Maak de blokkeerstangen van de opgehesen afvalcontainer (6, Afb. G) los en laat de afvalcontainer (3, Afb. F) zakken (zie de
procedure in de betreffende delen).
De machine is nu klaar voor gebruik van de zoutstrooi-uitrusting.
Demontage van de zoutstrooi-uitrusting
15. Demonteer de zoutstrooi-uitrusting in de omgekeerde volgorde van de montage.
16. De zoutstrooi-uitrusting vastzetten en beschermen.
Gebruik van de zoutstrooi-uitrusting
17. Monteer de zoutstrooi-uitrusting (9, Afb. AU) en ga daarbij te werk zoals beschreven in de specifieke paragraaf.
18. Doe het geschikte zout in de opening (2, Afb. AU).
19. Stel de zouthoeveelheid in met de hendel (1, Afb. AU).
20. Gebruik de besturing en de modus van de derde borstel voor het in werking stellen van de zoutstrooier.
21. Draai aan de hendel (18, Afb. AU) voor het aanpassen van de draaisnelheid van de zoutstrooier aan het toerental van de
dieselmotor.
30
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
MONTAGE EN GEBRUIK VAN DE SNEEUWRUIMERUITRUSTING MET BORSTEL (optioneel)
WAARSCHUWING!
Het is noodzakelijk dat de veegmachine is uitgerust met de betreffende opstelling om deze uitrusting te kunnen
monteren.
Montage van de sneeuwruimeruitrusting met borstel
1. Demonteer de aanzuigmond (17, Afb. G) (zie de procedure in het specifieke deel).
2. Demonteer de arm van de derde borstel (23, Afb. G) (zie de procedure in het specifieke deel).
3. Breng op een vlakke ondergrond de veegmachine in een geschikte positie voor de bevestiging met de sneeuwruimeruitrusting
met borstel (Afb. AV).
4. Zet de dieselmotor uit en trek de parkeerrem (13, Afb. E) aan.
5. Positioneer de sneeuwruimeruitrusting met borstel op de armen (19, Afb. AV) en maak deze vast met de schroeven (14).
6. Als u aan beide kanten van de machine werkt, de stelschroeven (15 en 16, Afb. AV) van de hoogte van de sneeuwruimer met
borstel vastdraaien op de armen (19). Dit afstellen kan indien nodig achtereenvolgens worden herhaald voor het afstellen van
de hoogte van de opgehsen sneeuwruimer.
7. De voetsteunen (5, Afb. AV) ophijsen tot aan het eind en vastzetten met de hendels (6).
8. Verwijder de beschermdoppen, verbind de snelle koppelingsmechanismen (1, Afb. AV) van de hydraulische installatie aan de
overeenkomende koppelingen van de slangen (2).
9. Open de zijkleppen bovenaan links (9, Afb. G) en onderaan links (11) door de betreffende stoppen (10) en (12) los te draaien
met de meegeleverde sleutel.
10. Draai indien aanwezig de hendel (21, Afb. AV) van de inschakelingspositie van de hogedruk waterstraal (21a) naar de
inschakelingspositie van de sneeuwruimeruitrusting met borstel (21b).
OPMERKING
De hendel (21, Afb. AV) is alleen aanwezig als in de veegmachine de hogedruk waterinstallatie (zie 21 en 22, Afb. F) is
geïnstalleerd.
11. Sluit de zijkleppen bovenaan links (11, Afb. G) en onderaan links (9) door de betreffende stoppen (10) en (12) vast te draaien
met de meegeleverde sleutel.
12. De machine is nu klaar voor gebruik van de sneeuwruimeruitrusting met borstel.
Demontage van de sneeuwruimeruitrusting met borstel
13. Demonteer de sneeuwruimeruitrusting met borstel in de omgekeerde volgorde van de montage.
14. De sneeuwruimeruitrusting met borstel vastzetten en beschermen.
Gebruik van de sneeuwruimeruitrusting met borstel
15. Monteer de sneeuwruimeruitrusting met borstel (Afb. AV) en ga daarbij te werk zoals beschreven in de specifieke paragraaf.
16. Gebruik de besturing en de modus van ophijsen/neerlaten van de aanzuigmond voor het ophijsen/neerlaten van de
sneeuwruimeruitrusting met borstel.
17. Het draaien van de sneeuwruimborstel aandoen met de schakelaar (30, Afb. D).
18. Draai aan de hendel (22, Afb. AV) voor het aanpassen van de draaisnelheid van de sneeuwruimborstel aan het toerental van
de dieselmotor.
19. Controleer voor gebruik van de sneeuwruimeruitrusting met borstel, de juiste hoogte vanaf de grond van de borstel (10, Afb.
AV). Dat doet u als volgt.
• Zet de machine met de sneeuwruimeruitrusting met borstel op een vlakke ondergrond.
• Zet de machine stil en laat de sneeuwruimeruitrusting volledig zakken en laat de borstel enkele seconden draaien.
• De sneeuwruimeruitrusting met borstel stoppen en omhoog brengen na het verplaatsen van de machine en het
inschakelen van de parkeerrem .
• Controleer of de indruk (20, Afb. AV) van de borstel over de hele lengte 2 tot 4 cm (0,8 tot 1,6 in) breed is.
Verwijder wanneer dit niet het gewenste resultaat geeft de stekkers (13, Afb. AV) en stel af door de wielen (11) omhoog/
omlaag te zetten met de krukken (12).
Wanneer de juiste afstelling is bereikt, moet u de krukken (12) weer op hun plaats zetten en de stekkers (13) terugplaatsen.
20. Trek de parkeerrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
21. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien om de sneeuwruimeruitrusting
met borstel omhoog te brengen en verwijderen.
22. Verwijder de sluiting (9, Afb. AV) en de stang (17) losmaken van de spil (8).
23. Kantel de borsteleenheid naar wens door de spil (8, Afb. AV) te vast te maken in de betreffende opening (18). Maak uiteindelijk
de sluiting (9) weer vast.
24. De machine is nu klaar voor gebruik van de sneeuwruimeruitrusting met borstel.
Ga zo nodig te werk met de sneeuwkettingen aan de voorwielen van de veegmachine.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
31
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
MONTAGE EN GEBRUIK VAN DE SNEEUWRUIMERUITRUSTING MET FREES (optioneel)
WAARSCHUWING!
Het is noodzakelijk dat de veegmachine is uitgerust met de betreffende opstelling om deze uitrusting te kunnen
monteren.
Montage van de sneeuwruimeruitrusting met frees
1. Demonteer de aanzuigmond (17, Afb. G) (zie de procedure in het specifieke deel).
2. Demonteer de arm van de derde borstel (23, Afb. G) (zie de procedure in het specifieke deel).
3. Breng op een vlakke ondergrond de veegmachine in een geschikte positie voor de bevestiging met de sneeuwruimeruitrusting
met frees (Afb. AW).
4. Zet de dieselmotor uit en trek de parkeerrem (13, Afb. E) aan.
5. Positioneer de sneeuwruimeruitrusting met frees op de armen (15, Afb. AW) en maak deze vast met de schroeven (13).
6. Als u aan beide kanten van de machine werkt, de schroeven(14, Afb. AW) vastdraaien op de armen (15).
7. Verwijder de beschermdoppen, verbind de snelle koppelingsmechanismen (1, Afb. AV) van de hydraulische installatie aan de
overeenkomende koppelingen van de slangen (3).
8. Verbind het snelle koppelingsmechanisme (2, Afb. AW) van de hydraulische installatie aan de overeenkomende koppeling van
de slang (4), die overeenkomt met de slang (2, Afb. AY) die gebruikt wordt voor de aanzuigmond.
9. Open de zijkleppen bovenaan links (9, Afb. G) en onderaan links (11) door de betreffende stoppen (10) en (12) los te draaien
met de meegeleverde sleutel.
10. Draai indien aanwezig de hendel (17, Afb. AW) van de inschakelingspositie van de hogedruk waterspuit (17a) naar de
inschakelingspositie van de sneeuwruimeruitrusting met frees (17b).
OPMERKING
De hendel (17, Afb. AW) is alleen aanwezig als in de veegmachine de hogedruk waterinstallatie (zie 21 en 22, Afb.
F) is geïnstalleerd.
11. Sluit de zijkleppen bovenaan links (11, Afb. G) en onderaan links (9) door de betreffende stoppen (10) en (12) vast te draaien
met de meegeleverde sleutel.
12. De machine is nu klaar voor gebruik van de sneeuwruimeruitrusting met frees.
Demontage van de sneeuwruimeruitrusting met frees
13. Demonteer de sneeuwruimeruitrusting met frees in de omgekeerde volgorde van de montage.
14. De sneeuwruimeruitrusting met frees vastzetten en beschermen.
Gebruik van de sneeuwruimeruitrusting met frees
15. Monteer de sneeuwruimeruitrusting met frees (Afb. AW) en ga daarbij te werk zoals beschreven in de specifieke paragraaf.
16. Gebruik de besturing en de modus van ophijsen/neerlaten van de aanzuigmond voor het ophijsen/neerlaten van de
sneeuwruimeruitrusting met frees.
17. Het draaien van de sneeuwruimfrees (10, Afb. AW) aandoen met de schakelaar (30, Afb. D).
18. Draai aan de hendel (18, Afb. AW) voor het aanpassen van de draaisnelheid van de sneeuwruimfrees aan het toerental van de
dieselmotor.
19. Controleer voor gebruik van de sneeuwruimeruitrusting met frees, de juiste hoogte vanaf de grond van de borstel (10, Afb.
AW). Dat doet u als volgt.
• Zet de machine met de sneeuwruimeruitrusting met frees op een vlakke ondergrond.
• De sneeuwruimeruitrusting met frees laten zakken op het wegdek.
• Trek de parkeerrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
• Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
• Controleer over de hele lengte de afstand van de frees (10, Afb. AW) tot het wegdek, stel indien nodig af en houd er
rekening mee dat er een veilige afstand moet zijn naargelang het soort ondergrond/wegdek/straat waar men op moet
werken. Houd er rekening mee dat de aanwegzigheid van stenen en grind gevaarlijk is omdat deze voorwerpen kunnen
worden gelanceerd naar personen of dingen en schade kunnen veroorzaken aan de veegmachine zelf.
Breng de zijsledes (11) met de betreffende krukken (12) omhoog/omlaag voor het afstellen van de hoogte van de frees (10,
Afb. AW) tot de grond.
20. Draai aan de kruk (16, Afb. AW) voor het verplaatsen van de sneeuwuitlaatslang (7).
21. Draai aan de knoppen (6, Afb. AW) voor het verplaatsen van de uitlaatdeflector (5).
22. Gebruik het gereedschap (8) voor het reinigen van de sneeuwruimer.
LET OP!
De reiniging uitsluitend volgens de veiligheidsnormen uitvoeren en met uitgeschakelde machine en frezen!
23. De machine is nu klaar voor gebruik van de sneeuwruimeruitrusting met frees.
Ga zo nodig te werk met de sneeuwkettingen aan de voorwielen van de veegmachine.
32
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
ONDERHOUD
De levensduur van de machine en de optimale veilige werking ervan worden geholpen door nauwkeurig en regelmatig onderhoud.
Hieronder staat het verkorte schema voor regelmatig onderhoud. De aangegeven perioden zijn afhankelijk van de specifieke
werkomstandigheden en worden bepaald door de verantwoordelijke persoon voor onderhoud.
LET OP!
De onderhoudswerkzaamheden moeten bij een uitgeschakelde machine worden uitgevoerd (de startsleutel moet
uit het contact zijn gehaald).
Lees echter eerst aandachtig de instructies in het hoofdstuk Veiligheid door, voordat u de
onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Alle regelmatige of buitengewone onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel of bij een
bevoegd servicecentrum.
In deze handleiding staan na het onderhoudsschema alleen de eenvoudigste en meest voorkomende onderhoudsprocedures.
De procedures voor de onderhoudswerkzaamheden die niet in het vastgelegde onderhoudsschema staan, vindt u in de
servicehandleiding, die bij de verschillende servicecentra ligt.
Raadpleeg de betreffende handleidingen voor de geplande en bijzondere onderhoudswerkzaamheden van de volgende optionele
uitrustingen:
–
zoutstrooi-uitrusting
–
sneeuwruimeruitrusting met borstel
–
sneeuwruimeruitrusting met frees
–
cameraset
ONDERHOUDSSCHEMA
Onderhoud
Inloopperiode
(na de eerste 50
uren)
Elke 10 uur
en voor het
gebruik
Elke 150
uur
Elke 300
uur
Elke 500
uur
Elke
Elke
1.000 uur 2.000 uur
Controle oliepeil van dieselmotor
Controle oliepeil hydraulische systeem
Reiniging voorfilter en luchtfilter motor
Controle reiniging ribben radiateur van de
dieselmotor
Controle koelvloeistofpeil dieselmotor
Controle ribben olieradiateur van het hydraulische
systeem
Controle niveau accuvloeistof
Reiniging afvalcontainer, filters en aanzuigslang,
controle pakkingen en smering lagers ventilator
Reiniging spuitmonden en filters waterstralen
Controle remoliepeil
Controle werking van geluidssignaal achteruit en
eventuele afstelling van sensor
Veiligheidscontrole bij niet starten dieselmotor,
met gaspedaal ingeschakeld
(8)
Reiniging brandstoffilter dieselmotor
(1)
Reiniging ribben radiateur van de dieselmotor
(1) (8)
Controle bandenspanning
Controle hoogte en werking van aanzuigmond en
flap
Controle en registratie positie zijborstels
Controle en registratie positie derde borstel
Controle slijtage pakking tussen afvalcontainer en
aanzuigslang
(8)
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
33
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Inloopperiode
(na de eerste 50
uren)
Onderhoud
Elke 10 uur
en voor het
gebruik
Elke 150
uur
Elke 300
uur
Elke 500
uur
Elke
Elke
1.000 uur 2.000 uur
Reiniging waterfilter installatie stofbestrijding
Controle spanning ketting dynamo
(8)
(8)
Controle spanning ketting compressor
klimaatregelaar
(8)
(8)
Controle parkeerrem
Verversing olie dieselmotor
(2) (3)
Vervanging oliefilter dieselmotor
(3)
Vervanging houder brandstoffilter
(3)
Controle bevestiging moeren en schroeven;
lekkage
(8)
(8)
Smering
(8)
Controle koelvloeistofsysteem dieselmotor
(8)
Vervanging filter voor olieaanzuiging hydraulisch
systeem
(8)
(8)
Vervanging olie-aftapfilter van hydraulisch
systeem en ontluchtingsfilter van de tank
(8)
(8)
Vastzetten van schroeven en
brandstofverbindingen dieselmotor
(8)
Controle bougies
(8)
Controle injectoren
(8)
Vervanging luchtfilter dieselmotor
(8)
Vervanging luchtfilter klimaatregelaar
Vervanging ketting dynamo
(8)
Vervanging ketting compressor klimaatregelaar
(8)
Reiniging brandstoftank
(8)
Verversing koelvloeistof dieselmotor
(4) (8)
Verversing olie hydraulische systeem
(3) (8)
Controle koolborstels startmotor
(8)
Controle remsysteem
(8)
Controle turbocompressor
(7) (8)
Gedeeltelijke revisie dieselmotor
(5) (7) (8)
Algemene revisie dieselmotor
(6) (7) (8)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
elke 100 uur, voor motoren HR 494 HT3
In zwaardere omstandigheden elke 150 uur
of elk jaar
of elke twee jaar
na 4.000 uur
na 8.000 uur
zich richten tot een goedgekeurde werkplaats van VM Motori S.p.A.
zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding bij de servicecentra van Nilfisk.
34
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
REINIGING VAN DE AFVALCONTAINER, DE FILTERS EN DE AANZUIGSLANG, CONTROLE VAN DE
PAKKINGEN EN DE SMERING VAN DE LAGERS VAN DE AANZUIGVENTILATOR
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
1. Breng de machine na het legen van de afvalcontainer (6, Afb. G) naar een gebied dat geschikt is voor het reinigen/spoelen en
schakel de handrem (13, Afb. E) in.
2. De afvalcontainer (6, Afb. G) omhoog brengen en kantelen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
3. Breng de blokkeerstang van de klep (17, Afb. F) aan. Ga te werk zoals beschreven in de betreffende paragraaf.
Reiniging van de afvalcontainer
4. De binnenkant van de afvalcontainer (1, Afb. F) en de toevoerband (14) met een hogedruk waterstraal reinigen.
5. Controleer zorgvuldig of de omtrekpakking van de aanzuiging (19, Afb. F) intact is en vervang deze indien nodig.
Reiniging van de aanzuigslang
6. De binnenkant van de aanzuigslang (6, Afb. F) over de hele lengte, tot aan de aanzuigmond, met een hogedruk waterstraal
reinigen.
7. Controleer zorgvuldig of de pakking van de aanzuigslang (5, Afb. F) intact is en vervang deze indien nodig.
Reiniging van de aanzuigfilter en de ventilator
8. Verwijder aan de binnenkant van de afvalcontainer de houders (16, Afb. F) van de aanzuigfilter (15).
9. Verwijder de aanzuigfilter (15, Afb. F).
10. Als u te werk gaat in de ruimte (13, Afb. F), de ventilator (1, Afb. P) met een hogedruk waterstraal reinigen; en controleren of
alle sectoren (2) van de ventilator schoon zijn.
11. De aanzuigfilter (1, Afb. Q) met een hogedruk waterstraal reinigen.
12. De aanzuigfilter invoegen en vastzetten met houders (16, Afb. F).
13. Haal de blokkeerstang los van de klep (17, Afb. F) en laat de afvalcontainer (6, Afb. G) dalen. Ga te werk zoals beschreven in
de betreffende paragraaf.
14. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Reiniging van de afzuigfilter
15. Haal de steunen (26, Afb. G) van de klep (27) van de afzuigfilter los met behulp van een trap en een tweede bediener.
16. Open de klep (1, Afb. R) en breng de veiligheidssluiting (2) aan.
17. Verwijder de bevestigingsschroeven (1, Afb. S) en de afzuigfilter (2).
18. De afzuigfilter (1, Afb. T) met een hogedruk waterstraal reinigen.
19. Installeer de afzuigfilter en de betreffende klep door de punten 15 tot en met 17 in omgekeerde volgorde uit te voeren.
Smering van de lagers van de aanzuigventilator
20. Open de zijklep links (9, Afb. G).
21. Smeer de lagers van de aanzuigventilator met de geschikte smeerders (1, Afb. U).
De gemiddelde hoeveelheid te injecteren vet moet zijn:
• 4 - 5 pompjes bij gebruik van een handbediende pomp.
• Injectie van 15 - 20 seconden, bij gebruik van een luchtpomp.
22. Sluit de zijklep links (9, Afb. G) weer.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
35
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
REINIGING VAN DE SPUITMONDEN EN DE FILTERS VAN DE INSTALLATIE VOOR
STOFBESTRIJDING
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
1. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
2. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Reiniging van de spuitmonden en de filters op de zijborstels
3. Draai de bevestigingsringen los (1, Afb. V).
4. De spuitmonden (2, Afb. V) en de filters (3) eruit halen en eventueel vuil met een straal perslucht reinigen. Verwijder eventuele
kalkaanslag. Indien nodig de filters (3) vervangen.
5. Monteer de filters en de spuitmonden opnieuw en zet ze vast met de bevestigingsringen.
Reiniging van de spuitmonden en de filters in de aanzuigmond
6. Verwijder de sluiting (1, Afb. I) en verwijder de flap (3) van de aanzuigmond door hem los te halen uit de scharnieren (4).
7. Schroef met een pijpsleutel van 14 mm (0,55 in) (1, Afb. W) aan beide kanten van de aanzuigslang de spuitmonden (2) los en
verwijder de filters (3) (controleer de werkelijke positie van de spuitmonden).
8. Eventueel vuil op de spuitmonden (2, Afb. W) en de filters (3) met een straal perslucht reinigen. Verwijder eventuele
kalkaanslag. Indien nodig de filters (3) vervangen.
9. Monteer de filters en de spuitmonden in de omgekeerde volgorde van de demontage.
Reiniging van de spuitmonden en de filters in de aanzuigslang van de mond naar de afvalconatiner
10. De afvalcontainer (6, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
11. Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (13, Afb. E) aan.
12. De afvalcontainer (6, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
13. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
14. Blokkeer het per ongeluk dalen van de afvalcontainer door de twee blokkeerstangen (3, Afb. F) in te voegen. Ga te werk zoals
beschreven in de betreffende paragraaf.
15. Als u aan de binnenkant van de aanzuigslang (6, Afb. F) werkt, met een pijpsleutel van 14 mm (0,55 in) de spuitmond (1, Afb.
X) losschroeven en de filter (2) verwijderen (controleer de werkelijke positie van de spuitmond).
16. Eventueel vuil op de spuitmond (1, Afb. X) en de filter (2) met een straal perslucht reinigen. Verwijder eventuele kalkaanslag.
Indien nodig de filter (2) vervangen.
17. Monteer de filter en de spuitmond in de omgekeerde volgorde van de demontage.
18. Maak de blokkeerstangen van de opgehesen afvalcontainer (6, Afb. G) los en laat de afvalcontainer (3, Afb. F) zakken (zie de
procedure in de betreffende delen).
Reiniging van de spuitmond en de filter in de aanzuigslang aan de achterkant (optioneel)
19. Maak het bandje (1, Afb. Y) los en scheid de vaste aanzuigslang aan de achterkant (2) van de flexibele slang (3).
20. Als u aan de binnenkant van de vaste slang (2, Afb. Y) werkt, met een pijpsleutel van 14 mm (0,55 in) de spuitmond (4)
losschroeven en de filter (5) verwijderen (controleer de werkelijke positie van de spuitmond).
21. Eventueel vuil op de spuitmond (4, Afb. Y) en de filter (5) met een straal perslucht reinigen. Verwijder eventuele kalkaanslag.
Indien nodig de filter (5) vervangen.
22. Monteer de filter en de spuitmond in de omgekeerde volgorde van de demontage.
23. Monteer de flexibele slang (3, Afb. Y) op de vaste aanzuigslang aan de achterkant (2) en maak ze vast met het bandje (1).
36
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
REINIGING VAN DE WATERFILTER VAN DE INSTALLATIE VOOR STOFBESTRIJDING
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
OPMERKING
Wanneer de filter wordt verwijderd, loopt het water weg uit de tanks, daarom is het beter om dit onderhoud uit te voeren
wanneer de watertanks leeg zijn.
1.
2.
3.
4.
5.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Als u op de rechterkant van de achteras werkt, het deksel (1, Afb. Z) van de waterfilter losschroeven en deze samen met de
filter verwijderen.
Scheid de filter (2, Afb. Z) van het deksel (3) en reinig ze. Indien nodig de filter vervangen.
Monteer de filter en het deksel.
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN HET HYDRAULISCHE SYSTEEM
WAARSCHUWING!
Uit te voeren controle met de afvalcontainer (6, Afb. G) volledig omlaag gehaald.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf.
Open de zijkleppen bovenaan links (9, Afb. G) en onderaan links (11) door de betreffende stoppen (10) en (12) los te draaien
met de meegeleverde sleutel.
Controleer of de wijzer van de efficiëntie-indicator (1, Afb. AA) van de afzuigfilter (2) van de hydraulische installatie in het
groene deel staat (3), vervang anders de filter (2) (zie de procedure in de werkplaatshandleiding).
Controleer of er in het bovenste deel (4, Afb. AA) van de olietank van de hydraulische installatie geen olieaanslag zit, vervang
anders ook de ontluchtingsfilter van de tank (5) (zie de procedure in de werkplaatshandleiding).
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Controleer via de indicator (6, Afb. AA) of het peil van de olie in de tank tussen de markeringen MIN en MAX staat.
Schroef indien nodig de dop (7, Afb. AA) los, verwijder de filter (2) en bijvullen. Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk
Technische eigenschappen.
OPMERKING
Vul bij met dezelfde olie als in de tank.
9. Installeer de filter (2, Afb. AA) en draai de dop (7) vast.
10. Sluit de zijkleppen bovenaan links (11, Afb. G) en onderaan links (9) door de betreffende stoppen (10) en (12) vast te draaien
met de meegeleverde sleutel.
CONTROLE VAN DE REINIGING VAN DE RIBBEN VAN DE RADIATEUR VOOR DE OLIE VAN DE
HYDRAULISCHE INSTALLATIE
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
1.
2.
3.
4.
5.
De afvalcontainer (6, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (13, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (6, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Blokkeer het per ongeluk dalen van de afvalcontainer door de twee blokkeerstangen (3, Afb. F) in te voegen. Ga te werk zoals
beschreven in de betreffende paragraaf.
6. Open de bovenste zijkleppen links en rechts (9 en 28, Afb. G) door aan de stoppen (10) en (29) te draaien met de
meegeleverde sleutel.
7. Verwijder de schroeven en verwijder het afdekpaneel van de motorruimte (11, Afb. F).
8. Open de onderste zijklep rechts (34, Afb. G) door aan de stop (35) te draaien met de meegeleverde sleutel.
9. Reinig de ribben van de radiateur voor de olie van het hydraulisch systeem (9, Afb. F) met een straal perslucht [maximaal 6
Bar (87,0 psi)]. Indien nodig de straal perslucht richten in de tegenovergestelde richting van de koele luchtcirculatie.
10. Controleer of de betreffende ventilator vrij kan draaien als u werkt vanaf de binnenkant van de radiateur (9, Afb. F).
11. Voer de punten 3 tot en met 8 in omgekeerde volgorde uit.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
37
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
CONTROLE VAN HET VLOEISTOFPEIL VAN DE ACCU
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het controleren of reinigen van de
accu.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de zijkleppen bovenaan links (9, Afb. G) en onderaan links (11) door de betreffende stoppen (10) en (12) los te draaien
met de meegeleverde sleutel.
Controleer het peil van de elektrolyt in de accu (34, Afb. F) en vul indien nodig bij met gedistilleerd water.
Reinig indien nodig de accu.
Controleer of de poolaansluitingen van de accu niet verroest zijn.
Sluit de zijkleppen bovenaan links (11, Afb. G) en onderaan links (9) door de betreffende stoppen (10) en (12) vast te draaien
met de meegeleverde sleutel.
CONTROLE VAN HET REMOLIEPEIL
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Draai de contactsleutel (24, Afb. D) in stand ’UIT’ en verwijder de sleutel.
Controleer het oliepeil van de remmen in de tank (1, Afb. AB). Zorg dat het peil ongeveer 1 cm (0,4 in) vanaf de vulmond van
de tank staat. Vul eventueel bij met olie van hetzelfde type als in het systeem.
Meestal gebruikte olie: DOT4.
CONTROLE VAN DE ACTIVERINGSSENSOR VAN HET GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT
1.
Controleer of het geluidssignaal aangaat als de machine in z’n achteruit wordt gezet.
Stel waar nodig af zoals beschreven in de Werkplaatshandleiding.
CONTROLE VAN DE BANDENSPANNING
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
De bandenspanning moet als volgt zijn:
5,0 Bar (72,5 psi)
• voorbanden:
5,0 Bar (72,5 psi)
• achterbanden:
CONTROLE VAN DE HOOGTE EN WERKING VAN DE AANZUIGMOND EN DE FLAP
Voorbereidende handelingen
1. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
2. Breng de aanzuigmond (17, Afb. G) omhoog, ga te werk zoals beschreven in het specifieke deel.
3. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Controle van de wielen van de aanzuigmond
4. Controleer of de drie wielen (1, Afb. AC) van de aanzuigmond in goede staat zijn en vrij draaien (of ze niet gevouwen/verbogen
zijn door botsingen of hoge druk enz.). Controleer bovendien of de banddikte (2) niet minder is dan enkele millimeters.
Vervang eventueel de banden (1) (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
Controle van de sledes
5. Controleer of de hoofdslede (3, Afb. AC) en de voorsledes (4) en (5) in goede staat zijn en dat de dikte (6) niet minder is dan 5
mm (0,2 in), vervang ze anders (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
Het is belangrijk om de sledes (3), (4), (5) te vervangen wanneer ze nog niet helemaal zijn opgebruikt om geen schade te
veroorzaken aan de betreffende bevestigingsschroeven; de schroeven kunnen daarna moeilijker worden verwijderd.
Het is raadzaam de sledes (3), (4), (5) tegelijk te vervangen zodat er geen onregelmatigheden optreden bij de naden (7) door
de verschillende gebruiksniveaus van de afzonderlijke sledes.
38
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
Controle van de flap, de deflector en van de stand van de wielen van de aanzuigmond
6. Controleer of de flap (8, Afb. AC) en de deflector (9) intact zijn en er geen grote uitrukkingen (10) of breuken (11) zijn die de
normale aanzuigcapaciteit van de mond kunnen benadelen.
Vervang waar nodig de flap (8) en de deflector (9) (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
7. Zet de machine op een vlakke ondergrond en laat de aanzuigmond (17, Afb. G) zakken, zie de procedure in het betreffende
deel.
8. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
9. Controleer of de afstand (12, Afb. AC) van de flap tot de grond niet groter is dan 1 cm (0,4 in). Grotere afstanden kunnen de
normale aanzuigcapaciteit van de mond benadelen.
Vervang waar nodig de flap (8) (zie de procedure in de Werkplaatshandleiding).
10. Controleer of alle wielen (1, Afb. AC) op het wegdek steunen.
Als het achterwiel boven het wegdek blijft staan of extreem op het wegdek steunt, stel dan de hoogte als volgt af:
• Schroef aan beide kanten van de aanzuigmond de zelfborgende moeren (1, Afb. AD) los/vast tot de juiste positie van het
achterwiel is bereikt.
11. Controleer ook of met de drie wielen (1, Afb. AC) steunend op het wegdek, de sledes (3), (4), (5) het wegdek niet raken
anders moeten de wielen (1) worden vervangen om een extreem verbruik van de sledes te vermijden (raadpleeg de
werkplaatshandleiding voor de vervangingsprocedure van de wielen).
12. De regelaar (2, Afb. AD) wordt gebruikt om de stand van de aanzuigmond te balanceren wanneer deze is opgehesen.
13. Start volgens de procedure in het betreffende deel, de machine en doe de flap (8, Afb. AC) omhoog en controleer of deze
eenvoudig omhoog gaat. Controleer of deze ook omhoog gaat bij een druk van enkele kilo’s (simulatie van het verplaatsen van
flessen of andere objecten die moeten worden opgezogen). Indien nodig de openingskracht van de flap (8) als volgt afstellen:
• Zet de machine uit.
• Draai de contramoer (13, Afb. AC) van de regelklep los en draai de schroeven (14) zoveel als nodig, overwegende dat:
– losschroeven vermindert de openingskracht;
– vastschroeven verhoogt de openingskracht.
• Als de afstelling is bereikt, moet u de contramoer (13, Afb. AC) vastdraaien.
14. Monteer de verwijderde onderdelen in de omgekeerde volgorde van de demontage.
DE POSITIE VAN DE ZIJBORSTELS CONTROLEREN EN AFSTELLEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
Controle
1. Controleer of de zijborstels de juiste hoogte en kanteling vanaf de vloer hebben. Ga als volgt te werk:
• Zet de machine op een vlakke ondergrond.
• Zet de machine stil, laat de zijborstels volledig zakken en laat deze enkele seconden draaien.
• Zet de zijborstels stil en breng deze omhoog voordat u de machine verplaatst.
• Controleer of de indruk van de zijborstels in de breedte en richting als volgt is:
– de zijborstel rechts moet de vloer raken in een draaicirkel tussen 11 uur en 4 uur (1, Afb. AE).
– de zijborstel links moet de vloer raken in een draaicirkel tussen 8 uur en 1 uur (2, Afb. AE).
Stel de hoogte van borstels met een afwijkende indruk af zoals in de volgende punten wordt beschreven.
2. Trek de parkeerrem met de hendel (13, Afb. E) aan.
3. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Afstelling van de hoogte van de zijborstels
4. Draai aan beide kanten van de machine aan de zelfborgende spanningsmoer (3, Afb. AF) van de veer (4), overwegende dat:
• losdraaien van de moer (3) doet de borstel zakken;
• vastdraaien van de moer (3) doet de borstel omhoog gaan.
5. Voer punt 1 opnieuw uit.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
39
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Regeling van de voorwaartse hellingshoek (5, Afb. AF) van de zijborstels
6. Draai aan beide kanten van de machine de contramoeren (6 en 7, Afb. AF) los en regel de voorwaartse hellingshoek (5) door
een hendel in de opening (9) te voeren en te draaien aan de trekband (8).
Draai als de afstelling is uitgevoerd de contramoeren (6) en (7) vast.
7. Voer punt 1 opnieuw uit.
Regeling van de zijwaartse hellingshoek (10, Afb. AF) van de zijborstels
8. Draai aan beide kanten van de machine de schroeven (11 en 12, Afb. AF) los en regel de zijwaartse hellingshoek (10). Als de
afstelling is uitgevoerd, de schroeven (11) en (12) vastdraaien.
9. Voer punt 1 opnieuw uit.
Afstelling van de zijwaartse positie van de zijborstels
10. Dit afstellen is nuttig om de zijwaartse positie van de borstels te optimaliseren ten opzichte van de aanzuigmond (17, Afb. G).
11. Schroef voor de afstelling de zelfborgende moeren (1 en/of 2, Afb. AG) los/vast, waardoor de zijwaartse positie van de borstels
varieert. In de optimale afstelling staan de armen met een lichte druk naar buiten.
12. Als de borstels door overmatige slijtage niet meer kunnen worden afgesteld, moeten de borstels zoals in het betreffende deel
worden vervangen.
DE POSITIE VAN DE DERDE BORSTEL CONTROLEREN EN AFSTELLEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
Controle van de positie van de derde borstel
1. Controleer of de derde borstel de juiste hoogte en kanteling vanaf de vloer hebben. Ga als volgt te werk:
• Zet de machine op een vlakke ondergrond.
• Start de machine en breng de arm van de derde borstel (1, Afb. AH) recht voor de stuurcabine (zoals afgebeeld) (ga daarbij
te werk zoals beschreven in de specifieke paragraaf).
• Zet de schakelaar kanteling derde borstel (22, Afb. D) in neutrale stand.
• Zet de machine stil en laat de derde borstel (2, Afb. AH) helemaal zakken en laat deze enkele seconden draaien.
• Zet de derde borstel stil en breng deze omhoog voordat u de machine verplaatst.
• Controleer of de indruk van de derde borstel in de breedte en richting als volgt is:
– De borstel moet de vloer raken in een draaicirkel tussen 10 uur en 2 uur (3, Afb. AH).
– De voorwaartse hellingshoek (4, Afb. AH) van de borstel moet ongeveer 10 graden zijn.
Stel indien nodig de borstel af en ga te werk als in de volgende punten.
2. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
3. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Afstelling van de hoogte van de derde borstel
4. Draai aan de zelfborgende spanningsmoer (5, Afb. AI) van de veer (6), overwegende dat:
• losdraaien van de moer (5) doet de borstel zakken;
• vastdraaien van de moer (5) doet de borstel omhoog gaan.
5. Voer punt 1 opnieuw uit.
Regeling van de voorwaartse hellingshoek (4, Afb. AH) van de derde borstel
6. Draai de contramoeren (7 en 8, Afb. AI) los en regel de voorwaartse hellingshoek (4) door een hendel in de opening (10) te
voeren en te draaien aan de trekband (9).
7. Draai als de afstelling is uitgevoerd de contramoeren (7) en (8) vast.
8. Voer punt 1 opnieuw uit.
9. Als de borstel door overmatige slijtage niet meer kan worden afgesteld, moet deze zoals in het betreffende deel worden
vervangen.
40
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
VERVANGING VAN DE BORSTELS
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
WAARSCHUWING!
Wij raden u aan werkhandschoenen te dragen als u de zijborstels vervangt omdat er scherpe deeltjes tussen de
haren van de borstels kunnen blijven hangen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Breng de borstels omhoog en schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Verwijder de onderste hoofdschroef (1, Afb. AJ) en verwijder de te vervangen borstel (2). Haal de spie terug.
Verwijder de schroeven (3, Afb. AJ) en de flens (4) van de verwijderde borstel.
Monteer de flens (4, Afb. AJ) en bevestig deze met de schroeven (3) op de nieuwe te installeren borstel.
Installeer de nieuwe borstel (2, Afb. AJ) met de spie en draai de hoofdschoef (1) aan.
Controleer de hoogteafstelling van de nieuwe borstel, de procedure hiervoor wordt in het betreffende deel beschreven.
CONTROLE VAN DE PARKEERREM
Controle
1. Trek de hendel (13, Afb. E) van de parkeerrem aan en controleer de juiste werking ervan. Controleer bovendien of de rem
hetzelfde werkt op beide voorwielen.
Stel de parkeerrem waar nodig af zoals aangegeven in de Werkplaatshandleiding.
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de zijkleppen bovenaan links (9, Afb. G) en onderaan links (11) door de betreffende stoppen (10) en (12) los te draaien
met de meegeleverde sleutel.
Controleer het oliepeil van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
Sluit de zijkleppen bovenaan links (11, Afb. G) en onderaan links (9) door de betreffende stoppen (10) en (12) vast te draaien
met de meegeleverde sleutel.
VERVERSING VAN DE OLIE VAN DE DIESELMOTOR
De afvalcontainer (6, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (13, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (6, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Blokkeer het per ongeluk dalen van de afvalcontainer door de twee blokkeerstangen (3, Afb. F) in te voegen. Ga te werk zoals
beschreven in de betreffende paragraaf.
6. Open de bovenste zijkleppen links en rechts (9 en 28, Afb. G) door aan de stoppen (10) en (29) te draaien met de
meegeleverde sleutel.
7. Verwijder de schroeven en verwijder het afdekpaneel van de motorruimte (11, Afb. F).
8. Open de onderste zijklep links (11, Afb. G) door aan de stop (12) te draaien met de meegeleverde sleutel.
9. Vervang de olie van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
10. Voer de punten 3 tot en met 8 in omgekeerde volgorde uit.
1.
2.
3.
4.
5.
VERVANGING VAN DE OLIEFILTER VAN DE DIESELMOTOR
OPMERKING
Voer deze handeling uit wanneer de motorolie is verwijderd.
De afvalcontainer (6, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (13, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (6, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Blokkeer het per ongeluk dalen van de afvalcontainer door de twee blokkeerstangen (3, Afb. F) in te voegen. Ga te werk zoals
beschreven in de betreffende paragraaf.
6. Open de bovenste zijkleppen links en rechts (9 en 28, Afb. G) door aan de stoppen (10) en (29) te draaien met de
meegeleverde sleutel.
7. Verwijder de schroeven en verwijder het afdekpaneel van de motorruimte (11, Afb. F).
8. Open de zijkleppen bovenaan links (9, Afb. G) en onderaan links (11) door de betreffende stoppen (10) en (12) los te draaien
met de meegeleverde sleutel.
9. Indien nodig de accu (34, Afb. F) loskoppelen.
10. Vervang de oliefilter van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
11. Voer de punten 3 tot en met 8 in omgekeerde volgorde uit.
1.
2.
3.
4.
5.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
41
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
REINIGING VAN DE VOORFILTER EN DE LUCHTFILTER VAN DE DIESELMOTOR
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
1. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
2. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Reiniging van de voorfilter
3. Benader met een geschikte trap de voorfilter (46, Afb. F) van de dieselmotor.
4. Draai de schroef (1, Afb. AM2) los.
5. Verwijder het deksel (2) en de voorfilter (3).
6. Reinig het deksel (2) en de voorfilter (3).
7. Monteer het voorfilter (3) en de deksel (2) en draai de schroef (1).
Reiniging van de filter
8. Als u op de linkerkant van de achteras werkt, de zijsteunen (1, Afb. AM1) loshalen en de deksel (2) van de filters verwijderen.
9. Verwijder de externe filter (3).
10. Verwijder de vleugelbout en verwijder daarna, indien aanwezig, het interne filter (4) (optioneel).
11. Reinig de filters (3) en (4) zorgvuldig met een straal perslucht [maximaal 6 Bar (87,0 psi)] door van binnen naar buiten te
blazen (in tegengestelde richting van de stroom aanzuiglucht). Indien nodig de filters vervangen.
12. Monteer de filters (3 en 4, Afb. AM1) en draai de vleugelschroef aan.
13. Installeer het deksel (2, Afb. AM1) opnieuw en bevestig deze aan de zijsteunen (1).
CONTROLE VAN DE REINIGING VAN DE RIBBEN VAN DE RADIATEUR VAN DE DIESELMOTOR
De afvalcontainer (6, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (13, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (6, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Blokkeer het per ongeluk dalen van de afvalcontainer door de twee blokkeerstangen (3, Afb. F) in te voegen. Ga te werk zoals
beschreven in de betreffende paragraaf.
6. Open de bovenste zijkleppen links en rechts (9 en 28, Afb. G) door aan de stoppen (10) en (29) te draaien met de
meegeleverde sleutel.
7. Verwijder de schroeven en verwijder het afdekpaneel van de motorruimte (11, Afb. F).
8. Open de onderste zijklep links (11, Afb. G) door aan de stop (12) te draaien met de meegeleverde sleutel.
9. Controleer de reiniging van de ribben van de radiateur van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.
10. Voer de punten 3 tot en met 8 in omgekeerde volgorde uit.
1.
2.
3.
4.
5.
CONTROLE VAN HET KOELVLOEISTOFPEIL VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Benader met een geschikte trap de koelvloeistoftank (43, Afb. F).
LET OP!
Het koelcircuit staat onder druk; voer geen controles uit voordat de motor is afgekoeld en ook in dat geval
voorzichtig de dop (2, Afb. AL) van de tank (1) openen.
4.
Ga te werk zoals beschreven in de handleiding van de dieselmotor en controleer of het koelvloeistofpeil in de tank (1, Afb. AL)
tussen de markeringen van het minimum en maximum niveau staan. Schroef indien nodig de dop (2) los en vul bij.
Bestanddelen van de koelvloeistof:
• 50% antivries AGIP
• 50% water
Draai de dop (2, Afb. AL) vast na het bijvullen.
5.
42
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
VERVANGING VAN DE BRANDSTOFFILTER VAN DE DIESELMOTOR
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Open de bovenste zijklep rechts (28, Afb. G) door aan de stoppen (29) te draaien met de meegeleverde sleutel.
Open de onderste zijklep rechts (34, Afb. G) door aan de stop (35) te draaien met de meegeleverde sleutel.
Vervang de brandstoffilter (45, Afb. F) en vang de eronder geschroefde sensor op zoals beschreven in de handleiding van de
dieselmotor.
Voer de punten 3 tot en met 5 in omgekeerde volgorde uit.
VERVANGING VAN DE LUCHTFILTER VAN DE STUURCABINE
De afvalcontainer (6, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (13, Afb. E) aan.
De afvalcontainer (6, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Blokkeer het per ongeluk dalen van de afvalcontainer door de twee blokkeerstangen (3, Afb. F) in te voegen. Ga te werk zoals
beschreven in de betreffende paragraaf.
6. Open de bovenste zijklep links (9, Afb. G) door aan de stoppen (10) te draaien met de meegeleverde sleutel.
7. Draai met behulp van een geschikte ladder de schroef (1, Afb. AN) los en draai de sluiting (2).
8. Verwijder de luchtfilter (1, Afb. AO) van de cabine.
9. Installeer de nieuwe filter (1, Afb. AO) met de pijlen (2) in de richting van de luchtstroom (naar boven toe).
10. Voer de punten 3 tot en met 7 in omgekeerde volgorde uit.
1.
2.
3.
4.
5.
VERVANGING VAN DE BANDEN
Voorbereidende handelingen
1. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
2. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
3. Controleer of de machine ook met een opgehesen wiel niet zelf kan bewegen (de parkeerrem werkt alleen op de voorwielen).
Indien nodig de machine vastzetten met wielblokken die op de grond blijven staan.
4. Demonteer het betreffende wiel als volgt.
Demontage/montage van een voorwiel
5. Open de bovenste zijklep rechts (28, Afb. G) door aan de stoppen (29) te draaien met de meegeleverde sleutel.
6. Draai de knoppen (38, Afb. F) los en verwijder de stang voor het omhoog brengen (37) van de machine.
7. Positioneer zoals afgebeeld, bij het te demonteren wiel (1, Afb. AQ) de stang voor het omhoog brengen (2) op de verbindingen
(3) van het frame van de machine en stop deze met de splitpen (4). Plaats de krik (5) zoals afgebeeld onder de stang (2).
LET OP!
De krik (5, Afb. AQ) is niet meegeleverd. Gebruik een krik met de juiste kenmerken en met een minimaal
draagvermogen van 2.000 Kg (4.410 lb).
Schakel voorzichtig de krik (5, Afb. AQ) in en breng het te demonteren wiel (1) omhoog totdat deze iets van de ondergrond
afkomt.
9. Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder het wiel (1, Afb. AQ).
10. Monteer het wiel (1, Afb. AQ) opnieuw door de punten 5 tot en met 9 in omgekeerde volgorde uit te voeren.
Bevestigingkoppel bevestigingsmoeren wiel: 400 N·m (295 lb·ft).
8.
Demontage/montage van een achterwiel
11. Plaats de krik (6, Afb. AQ) onder de geschikte houder (9) zoals afgebeeld onder de achteras (7).
LET OP!
De krik (6, Afb. AQ) is niet meegeleverd. Gebruik een krik met de juiste kenmerken en met een minimaal
draagvermogen van 2.000 Kg (4.410 lb).
12. Schakel voorzichtig de krik (6, Afb. AQ) in en breng het te demonteren wiel (8) omhoog totdat deze iets van de ondergrond
afkomt.
13. Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder het wiel (8, Afb. AQ).
14. Monteer het wiel (8, Afb. AQ) opnieuw door de punten 11 tot en met 13 in omgekeerde volgorde uit te voeren.
Bevestigingkoppel bevestigingsmoeren wiel: 400 N·m (295 lb·ft).
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
43
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VERVANGING VAN DE ZEKERINGEN
1.
2.
3.
Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
Verwijder het beveiligingspaneel van de elektrische onderdelen (19, Afb. E) en vervolgens de doorzichtige bescherming van
het zekeringenkastje (3, 8, 9, Afb. E). Vervang de betreffende zekering uit onderstaande lijst:
Zekeringenkastje (3, Afb. E)
1. Zekering koudstartinrichting (7,5 A)
2. Zekering magneetkleppen flap (10 A)
3. Zekering knoppen flap (7,5 A)
4. Zekering optionele uitrusting (10 A)
5. Zekering elektroventilator (20 A)
6. Zekering magneetklep brandstof (7,5 A)
7. Zekering beveiliging borstels (15 A)
8. Zekering waterpompen (15 A)
Zekeringenkastje (8, Afb. E)
1. Zekering elektroventilator klimaatregelaar (20 A)
2. Zekering bediening klimaatregelaar (15 A)
3. Zekering ruitenwisser (10 A)
4. Zekering knipperlicht (7,5 A)
5. Zekering regeleenheid bougies (7,5 A)
6. Instrumentenzekering (7,5 A)
7. Zekering geluidssignaal achteruit (7,5 A)
8. Zekering controlelampje container/open klep (7,5 A)
Zekeringenkastje (9, Afb. E)
1. Zekering positielichten linkerkant (7,5 A)
2. Zekering positielichten rechterkant (7,5 A)
3. Zekering dimlichten (10 A)
4. Zekering grootlichten (15 A)
5. Zekering remlichten (7,5 A)
6. Zekering geluidssignaal (7,5 A)
7. Zekering noodlichten/cabineverlichting (10 A)
8. Zekering richtingaanwijzers (7,5 A)
9. Zekering bougies (80 A)
4.
Monteer de doorzichtige bescherming van het zekeringenkastje.
DEMONTAGE/MONTAGE VAN DE AANZUIGMOND
OPMERKING
Dit is een basisprocedure die indien nodig weer door andere procedures wordt opgeroepen.
Demontage
1. Verwijder de twee zijborstels (zie de procedure in het betreffende deel).
2. Verplaats de derde borstel (21, Afb. G) en laat de aanzuigmond (17) zakken, ga te werk zoals beschreven in het specifieke
deel.
3. Schakel de parkeerrem (13, Afb. E) in.
4. Doe de motor uit door de contactsleutel (24, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
5. Markeer de positie van de slangen(1 en 2, Afb. AY) (om ze weer goed terug te kunnen monteren), maak ze los van de
aanzuigmond (3) en sluit ze af.
6. Markeer de positie van de slangen(4 en 5, Afb. AY) (om ze weer goed terug te kunnen monteren), maak ze los van de
aanzuigmond (3) en sluit ze af.
7. Ontkoppel de leidingen (6 en 7, Afb. AY) van de installatie voor stofbestrijding.
8. Ontkoppel de stekkers (8 en 9, Afb. AY) en haal de pakking eruit.
9. Draai de schroeven los (10, Afb. AY).
10. Verplaats de aanzuigmond (3, Afb. AY) een beetje naar voren en maak het bandje (11) van de aanzuigslang los.
11. Ontkoppel de aanzuigslang (12, Afb. AY) van de aanzuigmond.
12. Schroef aan beide kanten van de mond de moeren (13, Afb. AY) los en maak de betreffende veren los.
13. Haal de aanzuigmond (3) eruit.
14. Verzamel de ontkoppelde leidingen (15) van de verwijderde aanzuigmond en zet ze goed vast met bandjes (14, Afb. AY).
Breng bovendien een beschermkapje aan om te voorkomen dat vuil en verontreinigingen in de leidingen (15) komen.
Montage
15. Monteer de verwijderde onderdelen in de omgekeerde volgorde van de demontage.
16. Controleer indien nodig de hoogte en de werking van de aanzuigmond en de flap (zie de procedure in het specifieke deel).
44
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
DEMONTAGE/MONTAGE VAN DE ARM VAN DE DERDE BORSTEL
OPMERKING
Dit is een basisprocedure die indien nodig weer door andere procedures wordt opgeroepen.
WAARSCHUWING!
Deze procedure is alleen van toepassing op de veegmachines die vooraf gereed zijn gemaakt voor de volgende
uitrustingen:
− sneeuwruimeruitrusting met borstel
− sneeuwruimeruitrusting met frees
Demontage
1. Verplaats de derde borstel (21, Afb. G) en laat de aanzuigmond (23) zakken, ga te werk zoals beschreven in het specifieke
deel.
2. Zet de dieselmotor uit en trek de parkeerrem (13, Afb. E) aan.
3. Sla met een geschikt hijssysteem (1, Afb. AZ) de onderarm van de derde borstel (2) in een strop op de afgebeelde punten en
houd daarbij de veiligheidsnormen in acht. Verplaats de leidingen en de elektrische kabels zodat ze niet geplet worden tijdens
het ophijsen.
Gewicht van de arm van de derde borstel: ca. 90 Kg (198,4 lb).
4. Snijd de bandjes (3, Afb. AZ) die de kabels en leidingen vasthouden, door.
5. Ontkoppel de drie elektrische stekkers (4, Afb. AZ).
6. Ontkoppel het snelle koppelingsmechanisme (5, Afb. AZ) van de installatie voor stofbestrijding van de overeenkomende
koppeling van de slang (6) en breng de betreffende beschermdoppen aan.
7. Ontkoppel de zeven snelle koppelingsmechanismen (7, Afb. AZ) van de hydraulische installatie van de overeenkomende
koppelingen van de slangen (5) en breng de beschermdoppen aan.
8. Schroef de moer (8, Afb. AZ) los die de cilinder (9) aan de onderarm van de beweging van de derde borstel vastzet en zet de
cilinder vast aan de machine met de juiste bandjes.
9. Een beetje spanning op het hijssysteem (1, Afb. AZ) zetten en de vier moeren (10) losschroeven die de onderarm van de
derde borstel vastzetten aan de machine.
10. Haal de arm en de onderarm van de derde borstel (2, Afb. AZ) eruit.
Montage
11. Monteer de verwijderde onderdelen in de omgekeerde volgorde van de demontage.
12. Controleer de positie van de derde borstel en stel deze indien nodig af (zie de procedure in het specifieke deel).
ONDERHOUD IN DE WINTER
Volg tijdens de wintermaanden zorgvuldig de onderhoudsprocedures die hier worden beschreven.
Procedures voor opslag van de veegmachine of voor veegmachines die bij temperaturen lager dan 0°C (+32°F) werken
1. Leeg de waterleidingen en -tanks.
2. Leeg en reinig/vervang het waterfilter.
3. Voeg antivries toe aan de watertanks (controleer hoeveelheid per liter).
4. Activeer de waterpomp om de antivriesvloeistof in het watersysteem te laten circuleren totdat het uit de leidingen van de
borstels, uit de leiding van de aanzuigmondbuis en uit de leiding van de achterste buis (waar van toepassing) loopt (zie de
betreffende delen). Stop de pomp wanneer de vloeistof uit de spuitmonden stroomt.
5. Start de dieselmotor (zie het betreffende deel).
6. Laat de antivriesvloeistof onder hoge druk door het watersysteem stromen totdat de vloeistof uit de spuitmond komt door de
pomp te activeren met de hendel in de cabine (zie de betreffende delen). Stop de pomp wanneer de antivriesvloeistof naar
buiten stroomt.
LET OP!
Gebruik het stofneerslagsysteem niet wanneer de omgevingstemperatuur lager dan 0°C (+32°F) is wanneer er ijs
kan ontstaan op de vloer.
Procedures voor de tweede opslagmaand
7. Vervang de motorolie en het bijbehorende filter (zie de betreffende delen).
8. Vul de brandstoftank (zie het betreffende deel).
9. Smeer de machine.
10. Laad de accu op.
11. Controleer de bandenspanning (zie het betreffende deel).
Procedures voor de derde opslagmaand
8. Herhaal dezelfde procedures voor de tweede maand.
9. Sluit elke maand een acculader aan en houd de accu 12/24 uur opgeladen.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
45
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VEILIGHEIDSFUNCTIES
Op de machine zijn de volgende veiligheidsfuncties voorzien.
Signaal bij het achteruitrijden
De machine is voorzien van een sensor met overeenkomend geluidssignaal om aan te geven dat het voertuig in zijn achteruit staat.
Snelheidsbegrenzer van de draaiing van de borstels
De machine is afgesteld zodat het draaien van de borstels en van de aanzuigventilator wordt gestopt als de dieselmotor meer dan
2.050 toeren draait.
Beveiligingsknop op de manipulator
De bedieningsknoppen op de manipulator zijn alleen actief als de beveiligingsknop (op de manipulator) is ingedrukt.
Veiligheidsmechanisme voor de bedieningsvolgorde bij het starten van de borstels
De aanzuigmond daalt alleen als de schakelaar van het draaien van de borstels is ingedrukt.
Sensor die voorkomt dat de dieselmotor start wanneer het gaspedaal ingetrapt wordt
De machine is voorzien van een sensor die het starten van de dieselmotor beperkt wanneer het gaspedaal is geactiveerd.
STORINGEN LOKALISEREN
Hierna volgen de meest gebruikelijke problemen die kunnen worden gecontroleerd tijdens het gebruik van de machine, de
waarschijnlijke oorzaken ervan en de mogelijke acties om ze te herstellen.
LET OP!
De aangegeven herstelactie moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel, wat altijd de in de specifieke
paragrafen van deze handleiding, indien aanwezig, beschreven instructies moet opvolgen. Neem anders voor
meer informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk. Zij beschikken over de werkplaatshandleiding.
Neem voor uitleg of informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk.
Raadpleeg de betreffende handleidingen voor het opzoeken van storingen aan de volgende optionele uitrustingen:
–
zoutstrooi-uitrusting
–
sneeuwruimeruitrusting met borstel
–
sneeuwruimeruitrusting met frees
–
cameraset
ONGEMAKKEN EN HERSTELACTIES
Ongemak
BORSTELS
De borstels reinigen niet goed
Waarschijnlijke oorzaak
De borstels draaien niet
ARM VAN DE DERDE BORSTEL
De arm van de derde borstel slingert
De arm van de derde borstel beweegt niet
zijwaarts
46
Herstelactie
De borstels zijn niet goed afgesteld
Het toerental van de borstels is niet juist
Het beveiligingssysteem heeft het draaien
van de borstels gestopt door het overmatige
toerental van de dieselmotor
Er staat geen spanning op de magneetklep
Olielekkage uit de verbindingen/slangen van de
hydraulische installatie
Hydraulische motoren defect
De hydraulische bedieningspomp zet geen druk
op de olie in het circuit
Startschakelaar van de borstels is
uitgeschakeld
De zekering is doorgebrand
Magneetklep is doorgebrand
Afstellen
Stel het toerental af
Verminder het toerental van de dieselmotor
Spanningsveren niet goed afgesteld
Aanslagsensoren niet goed afgesteld
Beveiligingsstekker is kapot
Er staat geen spanning op de magneetklep
Verdeler is geblokkeerd
Pakkingen van de cilinders zijn versleten
Schakelaar is uitgeschakeld
De zekering is doorgebrand
Knoppen voor beweging naar links/rechts kapot
Relais is doorgebrand
Magneetkleppen zijn doorgebrand
Afstellen
Afstellen
Vervangen
Controleer de elektrische installatie
Repareren
Cilinder reviseren
Inschakelen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
Controleer de elektrische installatie
Repareren/vervangen
Vervangen
Controleer de oliedruk van de hydraulische
installatie
Inschakelen
Vervangen
Vervangen
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
ARM VAN DE DERDE BORSTEL
De arm van de derde borstel gaan niet omlaag/ Verdeler is geblokkeerd
omhoog
Pakkingen van de cilinders zijn versleten
De zekering is doorgebrand
Knop omlaag brengen borstel is kapot
Knop omhoog brengen borstel is kapot
Relais is doorgebrand
Magneetklep is doorgebrand
AANZUIGVENTILATOR
De aanzuigventilator maakt lawaai
Lagers van de ventilator zijn niet gesmeerd
Lagers van de ventilator zijn versleten
Hydraulische motor defect
De aanzuigventilator draait maar zuigt niet
Stoffilters zijn verstopt
genoeg
Aanzuigslang is verstopt
Aanzuigslang gesneden/gescheurd
Pakking tussen aanzuigmond en afvalcontainer
is kapot of niet juist geplaatst
Druktekort van de pomp voor inschakeling van
de motor van de aanzuigventilator
De aanzuigventilator draait niet
Verdeler is geblokkeerd
Motor defect
Pomp defect
AANZUIGMOND EN FLAP
De aanzuigmond zuigt het vuil niet voldoende
Plaats van aanzuigmond niet juist
De aanzuigmond gaat niet omhoog
AANZUIGMOND EN FLAP
De aanzuigmond gaat niet omlaag
De aanzuigmond beweegt niet zijwaarts
De flap heeft niet genoeg openingskracht
De flap opent/sluit niet
Onderbreking elektrisch contact
Verdeler is geblokkeerd
Pakkingen van de cilinders zijn versleten
Druktekort in hydraulische installatie
De zekering is doorgebrand
Knop omhoog brengen borstel is kapot
Beveiligingsknop manipulator is kapot
Relaiscircuit defect
Magneetklep is doorgebrand
NEDERLANDS
Herstelactie
Repareren
Cilinder reviseren
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Smeren
Vervangen
Repareren
Reinigen
Reinigen
Vervangen
Vervangen/positie afstellen
Stel de druk van de pomp af
Repareren
Vervangen
Vervangen
Controleer de hoogte en de werking van de
aanzuigmond en de flap
Herstel de elektrische installatie
Repareren
Cilinder reviseren
Controleer de druk bij de pomp
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Reviseren
Vervangen
De aanzuigventilator is niet ingeschakeld
Druktekort aan vangklep
Inschakelen
Controleer de druk van de verdeler van de
aanzuigventilator
Druktekort aan de magneetklep van de verdeler Controleer de druk
De zekering is doorgebrand
Vervangen
Startschakelaar van de borstels is
Inschakelen
uitgeschakeld
Knop omlaag brengen borstel is kapot
Vervangen
Beveiligingsknop manipulator is kapot
Vervangen
Relaiscircuit defect
Reviseren
Magneetklep is doorgebrand
Vervangen
Druktekort op cilinder door versleten pakkingen Cilinder reviseren
De zekering is doorgebrand
Vervangen
Knop voor beweging naar links kapot
Vervangen
Knop voor beweging naar rechts kapot
Vervangen
Beveiligingsknop is kapot
Vervangen
Relaiscircuit defect
Vervangen
Magneetklep is doorgebrand
Vervangen
Openingsdruk van de flap is niet juist
Stel de openingsdruk af
Knop is uitgeschakeld
Inschakelen
Magneetklep is doorgebrand
Vervangen
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
47
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
Waarschijnlijke oorzaak
AFVALCONTAINER EN DE BETREFFENDE KLEP
De afvalcontainer gaat niet omhoog/kantelt niet Verdeler is geblokkeerd
Knop kapot
De zekering is doorgebrand
Beveiligingsknop is kapot
Startschakelaar van de borstels is ingeschakeld
De afvalcontainer keert niet terug in horizontale Pakkingen van de cilinders zijn versleten
stand/omlaag
De zekering is doorgebrand
Knop kapot
Beveiligingsknop is kapot
Relaiscircuit defect
Magneetkleppen zijn doorgebrand
AFVALCONTAINER EN DE BETREFFENDE KLEP
De klep van de afvalcontainer opent/sluit niet
Spanningstekort op aandrijfmechanisme
Knop kapot
Nokken van het aandrijfmechanisme zijn
ontregeld
Aandrijfmechanisme defect
SPUITMONDEN INSTALLATIE STOFBESTRIJDING
Er komt geen water uit de spuitmonden
Waterfilter verstopt
Spuitmonden verstopt
Er komt geen water naar de spuitmonden
Relais waterpompen is doorgebrand
Pomp werkt niet
Schakelaar waterpomp niet ingeschakeld
De zekering is doorgebrand
Relais waterpompen is doorgebrand
De waterpomp stopt niet
Pakking is geblokkeerd
Pakking omgekeerd gemonteerd
STUURINRICHTING
De machine rijdt niet in een rechte lijn
Convergentie achteras ontregeld
Het sturen gaat zwaar
Defect in stuurbekrachtiging
Voorkeurklep defect
Hydraulische cilinder voor de inschakeling van
de sturende wielen is defect
REMMEN
De machine remt niet genoeg
Tekort aan remolie
Remblokjes zijn versleten of smerig
Er zit lucht in de installatie
Cilinder trommelremmen defect
Pomp remolie is defect
De parkeerrem remt niet genoeg
Rem is niet goed afgesteld
STABILITEIT
De machine in beweging heeft weinig stabiliteit De banden zijn niet op de juiste spanning
opgepompt
WIELEN
De achterwielen maken lawaai
Lagers van de wielen zijn versleten
48
33014091(3)2008-02 A
RS 1300
Herstelactie
Repareren
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Uitschakelen
Reviseer de cilinders
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Herstel de elektrische installatie
Vervangen
Stel de nokken van het aandrijfmechanisme af
Vervangen
Reinigen/vervangen
Reinigen
Vervangen
Repareren/vervangen
Inschakelen
Vervangen
Vervangen
Repareren
Op de juiste manier monteren
Afstellen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Controleer het oliepeil van de remmen
Vervangen
Ontlucht de installatie
Vervangen
Reviseren
Afstellen
Controleer de bandenspanning
Vervangen
GEBRUIKSAANWIJZING
Ongemak
AANDRIJFVERMOGEN
De machine heeft weinig aandrijfvermogen
De machine heeft geen aandrijfvermogen
SNELHEIDSPEDAAL
De machine beweegt ook met het
snelheidspedaal in ruststand (vrij)
VERWARMING IN DE STUURCABINE
Er komt geen warme lucht
KLIMAATREGELING IN DE STUURCABINE
Er komt geen koele lucht
Waarschijnlijke oorzaak
Snelheidspedaal is defect
Omloopklep is open
Afname van vermogen van de pomp voor het
aandrijvingsysteem
Motoren aandrijvingsysteem versleten
Schroef van uitschakeling van de pomp
aandrijvingsysteem voor de trekbeweging van
de machine is geactiveerd
Olielekkage van hydraulisch circuit
Pomp aandrijvingsysteem is kapot
Motor aandrijvingsysteem is kapot
Herstelactie
Vervangen
Controleer schroeven by-pass
Controleer de oliedruk van de hydraulische
installatie op de pomp van het
aandrijvingsysteem
Vervangen
Uitschakelen
Repareren
Vervangen
Vervangen
Snelheidspedaal ontregeld
Afstellen
Kraantje of slang voor warmwaterafvoer kapot
De verwarming lekt water
Schakelaar is uitgeschakeld
De zekering is doorgebrand
Vervangen
Vervangen
Inschakelen
Vervangen
De compressor draait niet omdat de
aandrijfriem traag/kapot is
Thermostaat is uitgeschakeld
Er zit een gaslek in de installatie
Stel riemspanning goed af/vervang de riem
Expansieklep defect
Schakelaar is uitgeschakeld
De zekering is doorgebrand
Drukschakelaar gas is kapot
Relais is doorgebrand
DIESELMOTOR
Wanneer u de contactsleutel draait, start de
dieselmotor niet
NEDERLANDS
Snelheidspedaal is ingeschakeld.
Inschakelen
Herstel de oorzaak van het lek en doe er weer
gas in
Vervangen
Inschakelen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Wanneer de motor wordt gestart, mag u het
gaspedaal niet indrukken.
OPMERKING
Zie voor het opzoeken van storingen van de dieselmotor de betreffende handleiding.
RS 1300
33014091(3)2008-02 A
49
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
VERWIJDERING
Als de machine wordt afgedankt, moet hij naar een bevoegd verwijderingbedrijf worden gebracht.
Voordat de machine wordt afgedankt, moeten de volgende materialen worden verwijderd en gescheiden en vervolgens volgens de
geldende milieunormen naar de betreffende afvalverwerkingsbedrijven worden gebracht:
borstels
–
motorolie
–
olie hydraulisch systeem
–
oliefilter hydraulisch systeem
–
plastic onderdelen
–
elektrische en elektronische onderdelen
–
OPMERKING
Raadpleeg met name voor het afdanken van elektrische en elektronische onderdelen uw plaatselijke Nilfisk-kantoor.
50
33014091(3)2008-02 A
RS 1300