Nilfisk-ALTO RS 2200 Handleiding

Categorie
Auto's
Type
Handleiding
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
I
EC Machinery Directive 2006/42/EC EN ISO 12100-1, EN ISO 12100-2, EN 294, EN 349, EN 982, EN 13019, EN 15429-1
EC EMC Directive 2009/19/EC EN 55012, EN 50366
chinery Direc
MC Directive 200
e 2006/42/E
/EC
Manufacturer: Nilsk-Advance S.p.A.
Authorized signatory: Franco Mazzini, General Mgr
Date: Signature:
Address: Strada Comunale della Braglia, 18, 26862 GUARDAMIGLIO (LO) - ITALY
Tel: +39 (0)377 451124, Fax: +39 (0)377 51443
Technical le compiled by the manufacturer
Долуподписаният потвърждава, че
гореспоменатият модел е произведен в
съответствие със следните директиви и
стандарти.
Níže podepsaný stvrzuje, že výše
uvedený model byl vyroben v souladu s
následujícími směrnicemi a normami.
Der Unterzeichner bestätigt hiermit dass
die oben erwähnten Modelle gemäß
den folgenden Richtlinien und Normen
hergestellt wurden.
Undertegnede attesterer herved, at
ovennævnte model er produceret i
overensstemmelse med følgende direktiver
og standarder.
El abajo rmante certica que los modelos
arriba mencionados han sido producidos
de acuerdo con las siguientes directivas y
estandares.
Allakirjutanu kinnitab, et ülalnimetatud
mudel on valmistatud kooskõlas järgmiste
direktiivide ja normidega.
Je soussigné certie que les modèles ci-
dessus sont fabriqués conformément aux
directives et normes suivantes.
Allekirjoittaia vakuuttaa että yllämainittu
malli on tuotettu seuraavien direktiivien ja
standardien mukaan.
The undersigned certify that the above
mentioned model is produced in
accordance with the following directives
and standards.
Ο κάτωθι υπογεγραμμένος πιστοποιεί ότι η
παραγωγή του προαναφερθέντος μοντέλου
γίνεται σύμφωνα με τις ακόλουθες οδηγίες
και πρότυπα.
Alulírottak igazoljuk, hogy a fent említett
modellt a következő irányelvek és
szabványok alapján hoztuk létre.
Il sottoscritto dichiara che i modelli sopra
menzionati sono prodotti in accordo con le
seguenti direttive e standard.
Toliau pateiktu dokumentu patvirtinama,
kad minėtas modelis yra pagamintas
laikantis nurodytų direktyvų bei standartų.
Ar šo tiek apliecināts, ka augstākminētais
modelis ir izgatavots atbilstoši šādām
direktīvām un standartiem.
Undertegnede attesterer att ovennevnte
modell är produsert i overensstemmelse
med fölgende direktiv og standarder.
Ondergetekende verzekert dat de
bovengenoemde modellen geproduceerd
zijn in overeenstemming met de volgende
richtlijnen en standaards.
A presente assinatura serve para declarar
que os modelos supramencionados
são produtos em conformidade com as
seguintes directivas e normas.
Niżej podpisany zaświadcza, że
wymieniony powyżej model produkowany
jest zgodnie z następującymi dyrektywami
i normami.
Subsemnatul atest că modelul sus-
menţionat este produs în conformitate cu
următoarele directive şi standarde.
Настоящим удостоверяется, что машина
вышеуказанной модели изготовлена
в соответствии со следующими
директивами и стандартами.
Undertecknad intygar att ovannämnda
modell är producerad i överensstämmelse
med följande direktiv och standarder.
Dolu podpísaný osvedčuje, že hore
uvedený model sa vyrába v súlade s
nasledujúcimi smernicami a normami.
Spodaj podpisani potrjujem, da je zgoraj
omenjeni model izdelan v skladu z
naslednjimi smernicami in standardi.
Aşağıda İmzası olan kişi, yukarıda
bahsedilen model cihazın aşağıda verilen
direktiere ve standartlara uygunlukta imal
edildiğini onaylar.
Модел / Model / Modell / Model / Modelo / Mudel / Modèle / Malli /
Model / Μοντέλο / Modell / Modello / Modelis / Modelis / Modell / Model
/ Modelo / Model / Model / Модель / Modell / Model / Model / Model :
ROAD SWEEPER
Тип / Typ / Typ / Type / Tipo / Tüüp / Type / Tyyppi / Type / Τύπος /
Típus / Tipo / Tipas / Tips / Type / Type / Tipo / Typ / Tip / Тип / Typ /
Typ / Tip / Tip :
RS 2200
Сериен номер / Výrobní číslo / Seriennummer / Serienummer / Número de serie / Seerianumber / Numéro de série / Sarjanumero / Serial number
/ Σειριακός αριθμός / Sorozatszám / Numero di serie / Serijos numeris / Sērijas numurs / Serienummer / Serienummer / Número de série / Numer
seryjny / Număr de serie / Серийный номер / Serienummer / Výrobné číslo / Serijska številka / Seri Numarası :
Година на производство / Rok výroby / Baujahr / Fabrikationsår / Año de fabricación / Väljalaskeaasta / Année de fabrication / Valmistusvuosi / Year
of construction / Έτος κατασκευής / Gyártási év / Anno di costruzione / Pagaminimo metai / Izgatavošanas gads / Byggeår / Bauwjaar / Ano de fabrico
/ Rok produkcji / Anul fabricaţiei / Год выпуска / Tillverkningsår / Rok výroby / Leto izdelave / Leto izdelave/İmal yılı :
Сертификат за съответствие
Osvědčení o shodě
Konformitätserklärung
Overensstemmelsescertikat
Declaración de conformidad
Vastavussertikaat
Déclaration de conformité
Yhdenmukaisuustodistus
Conformity certicate
Πιστοποιητικό συμμόρφωσης
Megfelelősségi nyilatkozat
Dichiarazione di conformità
Atitikties deklaracija
Atbilstības deklarācija
Konformitetssertisering
Conformiteitsverklaring
Declaração de conformidade
Deklaracja zgodności
Certicat de conformitate
Заявление о соответствии
Överensstämmelsecertikat
Certikát súladu
Certikat o ustreznosti
Uyumluluk sertikası
1
1
2
2
Manufactured By:
Nilfisk - Advance S.p.a.
26862 Guardamiglio (LO) - Italy
www.nilfisk-advance.com
Made in Italy
MAX
28%
Model: RS 2200 Prod. Nr: 13300146
Serial No: 09XXXXXXX Date code : H07
Total Weight : KG 4500 IPX3 dB(A)XXX
KW 70 Battery: 12VDC
1
S350000 S350001
A
B
C
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
3
INLEIDING
OPMERKING
De nummers tussen haakjes verwijzen naar de onderdelen die worden afgebeeld in het hoofdstuk Beschrijving van de
machine.
DOEL EN INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
In deze handleiding staat alle informatie die de bediener nodig heeft om deze machine op de juiste en veiligste manier te gebruiken.
Er staat informatie in over technische aspecten, de veiligheid de werking, het stoppen, het onderhoud, de vervangingsonderdelen
en de verwijdering van de machine.
De bedieners en bevoegde technici die met deze machine werken, moeten de instructies in deze handleiding zorgvuldig lezen
voordat ze met de machine aan het werk gaan. Neem bij twijfel over de juiste interpretatie van de instructies contact op met Nil sk
voor meer uitleg.
BETREFFENDE PERSONEN
Deze handleiding is bestemd voor de bediener van de machine en de technici die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de
machine.
De bedieners mogen geen handelingen uitvoeren die alleen door bevoegde monteurs uitgevoerd mogen worden. Nil sk is niet
verantwoordelijk voor schade die is ontstaan uit het negeren van dit verbod.
OPBERGEN VAN DE HANDLEIDING
De bedienershandleiding moet in de juiste houder bij de machine worden opgeborgen. Er mogen geen vloeistoffen of andere
materialen bij komen zodat de handleiding goed leesbaar blijft.
CONFORMITEITSVERKLARING
De conformiteitsverklaring (Afb. A) die bij de machine wordt geleverd, is een verklaring dat de machine voldoet aan de geldende
wetgeving.
OPMERKING
Er is één kopie van de oorspronkelijke conformiteitsverklaring verstrekt, samen met de machinedocumentatie.
OPMERKING
Wanneer de machine is goedgekeurd voor gebruik op de weg, wordt er een speci ek conformiteitscerti caat
meegeleverd.
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het serienummer en model van de machine staan op het identi catieplaatje (1, Afb. C).
Het productiejaar van de machine staat in de conformiteitsverklaring. Het productiejaar kan ook worden afgeleid uit de eerste twee
cijfers van het serienummer van de machine.
Deze informatie is nodig als u vervangingsonderdelen voor de machine bestelt. Gebruik de onderstaande ruimte om de
identi catiegegevens van de machine op te schrijven.
Model MACHINE .................................................................... Model MOTOR .......................................................................
Serienummer MACHINE ........................................................ Serienummer MOTOR ............................................................
WAARSCHUWING!
Het serienummer van de machine is op het frame van de machine (25, Afb. E) gestanst.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
4
33019476(3)2010-02 A RS 2200
ANDERE GEBRUIKERSHANDLEIDINGEN
Catalogus met vervangingsonderdelen (behoort tot de uitrusting van de machine): 33019475
Werkplaatshandleiding (te raadplegen bij de servicecentra van Nil sk): 33019477
Elektrisch schema (meegeleverd bij de machine): 33019123
VERVANGINGSONDERDELEN EN ONDERHOUD
Als er onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de machine nodig zijn, moet u deze door bevoegd personeel of bij servicecentra
van Nil sk laten uitvoeren. Er mogen alleen originele vervangingsonderdelen en accessoires worden gebruikt.
Als u hulp nodig heeft of vervangingsonderdelen en accessoires wilt bestellen bij Nil sk, zorg dan dat u het model en het
serienummer altijd bij de hand heeft.
MODIFICATIES EN VERBETERINGEN
Nil sk streeft naar een constante perfectie van onze producten en we behouden ons het recht voor modi caties en aanpassingen
aan te brengen indien wij die nodig achten. U bent niet verplicht deze modi caties of verbeteringen door te voeren op een eerder
aangeschafte machine.
Eventuele aanpassingen en/of toevoeging van accessoires moeten expliciet worden goedgekeurd en uitgevoerd door Nil sk.
VEILIGHEID
De volgende symbolen worden gebruikt om mogelijk gevaarlijke situaties aan te geven. Lees deze informatie altijd aandachtig door
en neem de nodige voorzorgsmaatregelen om personen en voorwerpen te beschermen.
Samenwerking met de bediener is van essentieel belang om ongelukken te voorkomen. Geen enkel preventieplan ter voorkoming
van ongevallen is effectief zonder de volledige medewerking van de persoon die direct verantwoordelijk is voor de werking van de
machine. De meeste ongevallen die zich binnen een bedrijf, op de werkvloer of op locatie voordoen, worden veroorzaakt door het
niet naleven van enkele elementaire veiligheidsmaatregelen. Een oplettende en voorzichtige bediener is de beste garantie tegen
ongevallen en is het meest effectief in elk preventieplan.
GEBRUIKTE SYMBOLEN
GEVAAR!
Dit symbool geeft een gevaar met mogelijk dodelijke a oop voor de bediener aan.
LET OP!
Dit symbool geeft een mogelijk risico op persoonlijk letsel aan.
WAARSCHUWING!
Dit symbool geeft een waarschuwing of opmerking aan over de werking van de sleutel of van de
gebruiksfuncties.
Lees de blokken tekst die met dit symbool zijn gemarkeerd zorgvuldig door.
OPMERKING
Dit symbool geeft een opmerking aan over de werking van de sleutel of van de gebruiksfuncties.
ADVIES
Raadpleeg de bedienershandleiding vóór het uitvoeren van werkzaamheden.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
5
ALGEMENE INSTRUCTIES
Hierna volgen waarschuwingen en speci eke aandachtspunten om mogelijke schade aan de machine of letsel bij personen te
voorkomen.
GEVAAR!
Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De bestuurder
moet:
meerderjarig zijn
in bezit zijn van het benodigde rijbewijs
normaal psychofysisch gedrag vertonen
niet onder invloed zijn van middelen die de reactiesnelheid kunnen verminderen (alcohol,
psychopharmaca, drugs, enz.)
Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het
contact worden verwijderd.
Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De machine mag
niet worden gebruikt door kinderen of mensen met een handicap.
Wanneer u in de buurt van bewegende onderdelen werkt, verwijder dan al uw sieraden.
Werk nooit onder een omhoog gebrachte machine als deze niet voldoende wordt ondersteund door
veiligheidssteunen.
Gebruik deze machine niet in ruimten waar schadelijke, gevaarlijke, ontvlambare en/of explosieve stoffen,
vloeistoffen of dampen aanwezig zijn.
Let op: de brandstof is zeer licht ontvlambaar.
Rook niet en gebruik geen open vuur bij de vulmond of bij opslagpunten voor de brandstof.
De brandstof met een uitgeschakelde dieselmotor buiten of in een goed-geventileerde ruimte bijvullen.
Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de
vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
Controleer na het bijvullen van de brandstof of de dop van de brandstoftank goed is gesloten.
Als u tijdens het vullen brandstof heeft geknoeid, maak de plek dan goed schoon en laat de dampen
verdwijnen voordat u de motor aan zet.
Zorg dat er geen brandstof op de huid komt en dat u de dampen niet inademt. Hou buiten bereik van
kinderen.
Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het
contact worden verwijderd, de parkeerrem worden aangetrokken en de accu worden ontkoppeld.
Telkens als er werkzaamheden worden verricht onder de geopende motorkap/kleppen, moet u ervoor zorgen
dat de motorkap/kleppen niet per ongeluk kunnen dichtvallen.
Als er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd terwijl de afvalcontainer omhoog staat, dan
moet de container met de blokkeerstang worden geblokkeerd.
Tijdens het transport van de machine mag de brandstoftank niet vol zijn.
De uitlaatgassen van de dieselmotor bevatten koolmonoxide, een giftig, reukloos en kleurloos gas. Zorg dat
u het niet inademt. Bewaar de motor niet op een afgesloten plaats.
Zet geen voorwerpen op de motor.
Zet de dieselmotor altijd uit voordat u er aan gaat werken. Ontkoppel de minpool van de accu om te
voorkomen dat de motor per ongeluk wordt ingeschakeld.
Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt
van deze handleiding.
Tijdens het verplaatsen van de afvalcontainer (omhoog-omlaag) en van de aanzuigmond (omhoog-omlaag)
moet u vooral goed opletten dat de bediener of anderen niet worden geplet.
Als de klep van de afvalcontainer open staat of tijdens het handmatig openen van de klep moet u goed
opletten dat de bediener en/of anderen niet worden geplet. Gebruik de veiligheidsstang.
Als de machine rijdt of de borstels draaien, moet u goed opletten dat de haren van de borstels de bediener
en/of anderen niet kunnen raken of verwonden.
LET OP!
De machine moet zijn voorzien van een kentekenbewijs en een kenteken om zich op de openbare weg te
mogen begeven.
Gebruik de machine niet voor andere doelen dan waarvoor de machine is ontworpen.
Let er bij het gebruik van de machine op dat er zich geen mensen of voorwerpen in het werkgebied van de
machine bevinden.
Laat de machine nooit onbeheerd achter terwijl de parkeerrem niet is ingeschakeld.
Stoot niet tegen kasten of stellingen, zeker als de kans bestaat dat er voorwerpen kunnen omvallen.
Let bijzonder goed op bij het omhoog brengen en legen van de materiaal-/afvalcontainer.
Leeg de materiaal-/afvalcontainer op een stevige en vlakke ondergrond.
Pas de bedrijfssnelheid aan de oppervlakken aan.
Lees voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert alle instructies zorgvuldig
door.
Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat haar, sieraden en losse kledingstukken vast
komen te zitten in de bewegende delen van de machine.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
6
33019476(3)2010-02 A RS 2200
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Vermijd aanraking met het accuzuur, raak geen hete onderdelen aan.
Laat de borstels niet werken als de machine stilstaat om schade aan de vloer te voorkomen.
Gebruik bij brand een poederbrandblusser. Gebruik geen water.
Reinig de machine niet met bijtende producten.
Gebruik de machine niet in bijzonder stof ge ruimten.
Verwijder de beschermingsdelen van de machine nooit met de hand; hou u nauwkeurig aan de instructies
voor normaal onderhoud.
Verwijder of verander geen plaatjes van de fabrikant op de machine.
Als u afwijkingen in de werking van de machine vermoedt, controleer dan of deze niet worden veroorzaakt
door gebrek aan dagelijks onderhoud. Als dat niet het geval is, roept u de hulp in van bevoegd personeel of
van een bevoegd servicecentrum.
Vraag bij vervanging van onderdelen om ORIGINELE vervangingsonderdelen bij een bevoegde leverancier
en/of bevoegde detailhandelaar.
Uit veiligheidsoverwegingen en voor een correcte werking van de machine moet het onderhoud dat in
het betreffende hoofdstuk in deze handleiding wordt aangegeven voor bevoegd personeel of bij een
servicecentrum worden uitgevoerd.
Laat de machine als hij wordt afgedankt niet onbemand staan vanwege de giftige en/of schadelijke
materialen (olie, accu, kunststofmaterialen, enz.). Deze moeten volgens de voorschriften naar de daarvoor
bestemde verzamelplaatsen worden gebracht (zie hiervoor het hoofdstuk Verwijdering).
Bij normaal gebruik veroorzaken de trillingen van de machine geen gevaarlijke situaties (zie de paragraaf
Technische eigenschappen).
Tijdens de werking van de dieselmotor wordt de demper warm; raak de demper nooit aan als hij warm is om
brandwonden of brand te voorkomen.
Laat de dieselmotor nooit draaien met onvoldoende olie, want dat kan ernstige schade veroorzaken.
Controleer het oliepeil bij een uitgeschakelde motor terwijl de machine horizontaal staat.
Laat de dieselmotor nooit draaien zonder de lucht lter om de motor niet te beschadigen.
Het vloeistofkoelsysteem van de dieselmotor staat onder druk. Het systeem pas controleren na het
uitzetten en laten afkoelen van de motor. Ook als de motor is afgekoeld, moet u de dop van het expansievat
voorzichtig openen.
De motor heeft een ventilator; deze niet naderen wanneer de motor warm is omdat de ventilator aan zou
kunnen gaan ook al staat de machine uit.
Technische werkzaamheden aan de dieselmotor moeten altijd door een bevoegde persoon worden
uitgevoerd.
Gebruik voor de dieselmotor alleen originele vervangingsonderdelen of equivalenten ervan. Het gebruik van
vervangingsonderdelen van een mindere kwaliteit kan de motor ernstig beschadigen.
Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt
van deze handleiding.
LET OP!
Koolmonoxide (CO) kan hersenletsel of zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
De interne verbrandingsmotor van deze machine stoot koolmonoxide uit.
Adem geen uitlaatgassen in.
Gebruik alleen in afgesloten ruimte wanneer er voldoende ventilatie en een tweede persoon aanwezig zijn.
VERPAKKING VERWIJDEREN/AFLEVERING
Controleer bij a evering van de machine zorgvuldig of de verpakking en de machine niet zijn beschadigd tijdens het transport.
Als u beschadigingen heeft aangetroffen, bewaart u de verpakking dan zoals u deze van de transporteur heeft ontvangen. Neem
onmiddellijk contact op met de transporteur om een verzoek tot schadevergoeding in te vullen.
Controleer of de uitrusting van de machine overeenkomt met de volgende lijst:
Technische documentatie:
Bedienershandleiding van de veegmachine
Catalogus met vervangingsonderdelen van de veegmachine
Elektrisch schema van de veegmachine
Handleiding van de dieselmotor
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
7
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE
BEDRIJFSCAPACITEIT
De veegmachine is ontwikkeld en gebouwd voor de reiniging (door middel van borstelen en aanzuiging) van gladde, solide vloeren
in privé- en bedrijfsruimten, en het verzamelen van stof en kleine vuildeeltjes en wel onder gecontroleerde veilige omstandigheden
door een bevoegde bediener.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Alle verwijzingen naar voorwaarts en achterwaarts, vóór en achter, rechts en links in deze handleiding zijn vanuit de bediener in zijn
rijpositie met de handen op het stuur (15, Afb. E) bekeken.
BESCHRIJVING
Beschrijving van het bedieningspaneel en de
standaardknoppen
(Zie Afb. D)
Bevestigingsknop armleuning1.
Gashendel2.
Parkeerrem3.
Rempedaal4.
Gaspedaal5.
Contactsleutel6.
Voorbereiding luidsprekers7.
Kraantje voor spuitmonden stofbestrijdingssysteem 8.
borstels links/rechts
Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding derde 9.
borstel
Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding 10.
aanzuigmond
Keuzehendel rijrichting11.
Aansteker12.
Ruimte autoradio (voorbereiding)13.
Binnenlicht14.
Manipulator veiligheidshendel15.
Elektrisch paneel (*)16.
Veiligheidsgordels17.
Reservoir voor remolie18.
Regelaar19.
Stuurkolom20.
Schakelaar noodlichten21.
Stuurbediening (**)22.
Keuzeschakelaar voor ventilatiestand cabine23.
Keuzeschakelaar voor inschakeling en afstelling 24.
temperatuur klimaatregeling
Keuzeschakelaar verwarmingstemperatuur25.
Bestuurdersstoel26.
Neerklapbare passagiersstoel27.
Stelhendel horizontale stand stoel28.
Stelknop voor vering stoel29.
Stelhendel rugleuning30.
Schakelaar borstels omhoog/omlaag31.
Opbergnet32.
Ruimte uitrusting33.
Identi catieplaatje34.
Stelhendel hoogte stoel35.
Ventilatieopening36.
Armleuning37.
Knop voor openen ap38.
Knop voor sluiten ap39.
Knop voor beweging linkerarm derde borstel40.
Knop voor beweging rechterarm derde borstel41.
Knop voor onderarm derde borstel omlaag42.
Knop voor onderarm derde borstel omhoog43.
Knop voor grotere hellingshoek derde borstel44.
Knop voor kleinere hellingshoek derde borstel45.
Schakelaar voor selectie draairichting derde borstel46.
Beschrijving van het bedieningspaneel en de
standaardknoppen
(Zie Afb. E)
Controlelampje richtingaanwijzers1.
Controlelampje hoge temperatuur olie hydraulisch 2.
systeem, olie lter hydraulisch systeem verstopt en
storingen in hydraulisch circuit
Controlelampje ingeschakelde parkeerrem3.
Controlelampje oliedruk van dieselmotor4.
Controlelampje verstopt lucht lter5.
Controlelampje groot licht6.
Controlelampje voorverwarming bougies dieselmotor7.
Lampje afvalcontainer omhoog8.
Controlelampje accu9.
Controlelampje achterlichten10.
Controlelampje water in brandstof11.
Potentiometer voor afstelling motortoerental in 12.
werkcon guratie
Potentiometer voor afstelling toerental borstels in 13.
werkcon guratie
Zonneklep14.
Stuur15.
Schakelaar voor bedrijfsverlichting achter cabine/16.
bedrijfsverlichting aanzuigmond
Schakelaar positielichten/dimlichten17.
Dashboard18.
Noodknop19.
Hendel voor blokkering stuurhendelstand20.
Schakelaar versnellingsbak (alleen op machines met 21.
versnellingsbak)
Schakelaar horizontaal kantelen/terughalen van de 22.
afvalcontainer
Drukknop rijbeweging weergave op display23.
Schakelaar afvalcontainer omhoog24.
Schakelaar voor bedrijfsverlichting voor25.
Algemeen controlelampje motor [kan verschillende kleuren 26.
hebben (rood, knipperend rood of oranje) op basis van het
soort storing].
Schakelaar voor hoogteregeling bladveren voor27.
Schakelaar waterpomp28.
Schakelaar voor activering aanzuigventilator, draaien 29.
borstels, en aanzuigmond en borstels omlaag
Schakelaar activering aanzuigventilator30.
Schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem31.
Display (***)32.
Zie verder de onderdelen van het elektrisch paneel.(*)
Zie hierna de functies van de stuurbediening.(**)
Zie hierna de functies van het display.(***)
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
8
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Functies van het elektrisch paneel:
AIA: Elektronische installatie gasmechanisme
F3: Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische
beschermingen)
F4: Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische
beschermingen)
F6: Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische
beschermingen)
K1.1: Relais voeding schakelaar bedrijfsverlichting
K1.2: Relais bedrijfsverlichting achter
K1.3: Relais bedrijfsverlichting aanzuigmond
K1.4: Relais bedrijfsverlichting voor
K1.5: Relais inschakeling hydraulica
K1.6: Relais rijhendel
K1.7: Relais ruitenwisser
K2: Relais voor voeding voorzieningen in cabine
K3: Relais verwarming brandstof
K4: Relais inschakeling hydraulisch systeem
K41: Intervalstand ruitenwisser
P7: Elektronische installatie voor bediening
snelkoppeling
P8: Elektronische installatie functies/voorzieningen
P10: Elektronische installatie motor accessoires
P11: Elektronische installatie tractiesysteem
X10: Relais hoofdvoeding cabine
Functies van de stuurbediening:
Inschakeling groot licht door de hendel (1, Afb. P) omlaag
te zetten of de schakelaar (17, Afb. E) in de tweede stand
te zetten.
Tijdelijke inschakeling van groot licht door de hendel (1,
Afb. P) omhoog te houden.
Inschakeling richtingaanwijzer rechts door de hendel (1,
Afb. P) naar voren te zetten.
Inschakeling richtingaanwijzer links door de hendel (1, Afb.
P) naar achteren te zetten.
Inschakeling geluidssignaal door de knop (6, Afb. P) op het
uiteinde van de hendel (1) in te drukken.
Inschakeling ruitensproeier door de knop (2, Afb. P) op de
hendel (1) in te drukken.
Activering intervalstand ruitenwisser met de markering (3,
Afb. P) in de stand ‘I’ (4).
Activering ruitenwisser continu met de markering (3, Afb.
P) in de stand ‘II’ (5).
Functies van het display:
Weergave bij ingeschakeld controlepaneel1.
Als de contactsleutel (6, Afb. D) in de eerste stand staat,
wordt de beginpagina (23, Afb. H) enkele seconden op
het display (32, Afb. E) weergegeven; op deze pagina
ziet u cijfers of symbolen die de status van de machine
aangeven. De te monitoren parameters worden in het
navolgende besproken.
Geplande onderhoudsintervallen . Het symbool
MA0 (15, Afb. H) duidt op het geplande onderhoud
om de 150 uur terwijl het symbool MA1 (16) duidt op
het geplande onderhoud om de 500 uur. Als één van
de twee tijdsintervallen bijna is verstreken of reeds is
verstreken (negatief getal), dan is onderhoud voorzien
zoals in het betreffende hoofdstuk is beschreven.
OPMERKING
Als één van de onderhoudsintervallen
is verstreken, dan licht het symbool (15
of 16, Afb. H) enkele seconden op op
het controlepaneel bij het starten van de
machine.
Hydraulische installatie ingeschakeld (21, Afb. H).
LET OP!
Als het symbool dat wordt weergegeven
niet overeenkomt met het vooraf
ingestelde symbool maar de
sleutel wél
, dan betekent dit dat het
onderhoudsinterval is verstreken. Ga
verder zoals besproken in het betreffende
hoofdstuk.
Aantal gemaakte draaiuren (14, Afb. H).
Kilometerteller (18, Afb. H).
Teller alarmmeldingen (17, Afb. H). Telt het aantal
alarmmeldingen dat zich heeft voorgedaan sinds de
laatste reset van de schakelkast. Als het aantal getelde
gebeurtenissen verschilt van nul, neem dan contact
op met een Nil sk Servicecentrum om de storingen te
verhelpen en te nullen.
Software-revisie ingevoerd (19, Afb. H).
Identi catienummer van het model veegmachine
(20, Afb. H). De aanduiding ‘004’ staat voor de RS
2200 met motor VM R754 EU4.
Veiligheidsgordels vastmaken . Als de symbolen
(22, Afb. H) knipperen, betekent dit dat de
veiligheidsgordels moeten worden vastgemaakt.
Weergave verplaatsingscon guratie2.
Als het paneel is ingeschakeld, wordt na enkele seconden
automatisch de verplaatsingscon guratie (13, Afb. H) op
het display (32, Afb. E) weergegeven in plaats van het
venster (23, Afb. H). Het venster (13, Afb. H) wordt ook na
het starten van de dieselmotor nog altijd weergegeven.
Hier worden de onderstaande parameters weergegeven.
Snelheid van de machine : getal van 3 cijfers (1, Afb.
H) samen met het bijschrift
Km/h
(2).
LET OP!
De tachometersensor regelt de ef ciëntie
niet, daarom interpreteert het systeem
dat de machine met een snelheid lager
dan 5 km/u rijdt, ook bij de sensor
losgekoppeld of bij kortsluiting. De
bijbehorende veiligheidssystemen zijn
dus niet actief.
Brandstofniveau : het brandstofniveau wordt
weergegeven door de schaalverdeling (3, Afb. H). De
laatste streepjes geven de reservehoeveelheid aan en
knipperen in geval van een laag niveau. Tevens wordt
het actuele brandstofniveau in % weergegeven (5, Afb.
H).
WAARSCHUWING!
Als de niveausensor defect is, worden
er alarmmeldingen op het display
weergegeven (15 of 16, Afb. I) (zie het
deel Beschrijving van de alarmmeldingen
voor de code van het alarm zelf). Neem
contact op met een servicecentrum van
Nil sk om de storing te repareren en de
niveausensor te verwijderen.
Het symbool (4, Afb. H) geeft aan dat de
brandstofniveauindicator actief is.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
9
Temperatuur van de motorkoelvloeistof : het
temperatuurniveau wordt weergegeven door de
schaalverdeling (6, Afb. H). De streepjes knipperen
in geval van een te hoge temperatuur. Tevens
wordt de actuele temperatuur weergegeven (8,
Afb. H). Het symbool (7, Afb. H) geeft aan dat de
temperatuursensor actief is.
WAARSCHUWING!
Als er storingen in de transmissie
worden waargenomen, wordt er op
het display een foutmelding (24, Afb. I)
weergegeven.
Ga naar een servicecentrum van Nil sk
om de storing te lokaliseren.
Niveau van de watertanks van de
stofneerslaginstallatie middels de indicator (12, Afb.
H):
hoofdtank en secundaire tank vol
hoofdtank leeg en secundaire tank vol
hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze
toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en
de hogedruk-reinigingsinstallatie na ongeveer 5
seconden met werken.
!
de niveausensors zijn defect of verwisseld.
Gebruikstoestand van de machine middels de
indicator (11, Afb. H):
verplaatsingstoestand
OPMERKING
Het pictogram ‘weg
blijft onveranderd
zowel bij snel rijden als bij langzaam rijden.
Totaal door de machine afgelegd aantal kilometers
(10, Afb. H) samen met het betreffende symbool (9).
LET OP!
Als het symbool dat wordt weergegeven
niet overeenkomt met het vooraf
ingestelde symbool
maar de
sleutel wél , dan betekent dit dat het
onderhoudsinterval is verstreken. Ga
verder zoals besproken in het betreffende
hoofdstuk.
LET OP!
Als het weergegeven pictogram niet is
zoals ingesteld
of het pictogram voor
een waarschuwing is,
betekent dit
dat er in het geheugen van de B_BOX
alarmmeldingen zijn opgeslagen.
Raadpleeg de B_BOX (zoals in het
betreffende deel wordt aangegeven) en
geef aan een servicecentrum van Nil sk
de alarmcodes in het geheugen door
zodat de alarmmeldingen kunnen worden
gereset.
Weergave werkcon guratie3.
Als de machine, met de dieselmotor ingeschakeld, in de
werkcon guratie wordt gezet en de borstels dus gaan
draaien (zie de procedure in de betreffende paragraaf),
wordt op het display (32, Afb. E) de werkcon guratie (28,
Afb. H) weergegeven met de volgende parameters. Alleen
de parameters voor de verplaatsingscon guratie worden
beschreven.
Toerental motor : getal van 4 cijfers (23, Afb. H) samen
met het bijschrift
ENG
rpm
(25).
WAARSCHUWING!
Als er storingen in de transmissie
worden waargenomen, wordt er op
het display een foutmelding (23, Afb. I)
weergegeven.
Ga naar een servicecentrum van Nil sk
om de storing te lokaliseren.
Gebruikstoestand van de machine middels de
indicator (24, Afb. H):
werktoestand
Draaiuren van de motor (26, Afb. H) samen met het
betreffende symbool (27).
LET OP!
Als het symbool dat wordt weergegeven
niet overeenkomt met het vooraf
ingestelde symbool
maar de
sleutel wél , dan betekent dit dat het
onderhoudsinterval is verstreken. Ga
verder zoals besproken in het betreffende
hoofdstuk.
Weergave motoroliedruk4.
Als de motor is gestart en in de werkcon guratie of
verplaatsingscon guratie staat, kan de huidige waarde van
de motoroliedruk worden weergegeven.
Houd de drukknop (23, Afb. E) in het onderste deel
ingedrukt om een weergave te zien die lijkt op de
verplaatsingscon guratie (13, Afb. H), maar dan met een
andere waarde (29) en een ander symbool (30). Deze
parameter wordt door het systeem in de gaten gehouden;
als de waarde kleiner wordt dan 1 bar (14,5 psi) of hoger
dan 8 bar (116 psi), dan stopt de dieselmotor automatisch.
De bedrijfsdruk onder normale omstandigheden is
ongeveer 5,5 bar (80 psi).
Weergave alarmmeldingen5.
Als er een storing optreedt in de machine terwijl de motor
draait, dan verschijnen er op het display (32, Afb. E)
alarmmeldingen.
Deze alarmmeldingen worden geclassi ceerd als
alarmen in het instrument (18, Afb. E), aangegeven
in de afbeelding (8, Afb. I), en alarmen in de CAN-
BUS-datatransmissiekabel, zoals in de afbeelding
(7). Raadpleeg voor een volledig overzicht van de
alarmmeldingen het hoofdstuk Beschrijving van de
alarmmeldingen.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
10
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Weergave geheugen van de machine6.
WAARSCHUWING!
Voer dit a ezen en/of controle uit bij
stilstaande machine, zodat men bij het rijden
niet wordt afgeleid.
Met ingeschakeld paneel en stilstaande machine kunnen
de gegevens over de status van de machine als volgt
worden opgevraagd:
De status van enkele signalen , waarbij het ‘MAIN
MENU’ op het display (32, Afb. E) wordt weergegeven.
Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) in het
onderste deel totdat het bovengenoemde display wordt
weergegeven. U bevestigt de keuze door de drukknop
(23, Afb. D) aan de bovenzijde in te drukken. De
pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het woord ‘STATUS’
te staan. Wanneer u herhaaldelijk op de drukknop
(23, Afb. E) in het onderste deel drukt, kunnen de
pagina’s STATUS.01 (41, Afb. J), STATUS.02 (24) en
STATUS.03 (28) worden weergegeven. STATUS.01
controleert de ingangs- en uitgangssignalen van
het AIA-circuit. Elke rechthoek geeft een ingangs-/
uitgangssignaal in het AIA-circuit aan (vol is actief, leeg
is niet actief) en staat voor:
Ingangssignaal niet gebruikt (2, Afb. J)
Ingangssignaal niet gebruikt (3, Afb. J)
Ingangssignaal niet gebruikt (4, Afb. J)
Ingangssignaal niet gebruikt (5, Afb. J)
Ingangssignaal bediening werkcon guratie (6, Afb.
J)
Ingangssignaal bediening snel rijden (7, Afb. J)
Ingangssignaal niet gebruikt (8, Afb. J)
Ingangssignaal niet gebruikt (9, Afb. J)
Ingangssignaal niet gebruikt (10, Afb. J)
Ingangssignaal niet gebruikt (11, Afb. J)
Ingangssignaal niet gebruikt (12, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (13, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (14, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (15, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (16, Afb. J)
Uitgangssignaal altijd actief (17, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (18, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (19, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (20, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (21, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (22, Afb. J)
Uitgangssignaal niet gebruikt (23, Afb. J)
STATUS.02 (24, Afb. J) geeft de status van de stand
van de gashendel (25) aan waarbij de waarde ‘BIT’
tussen 25 en 225 bit moet liggen. De weergave (26,
Afb. J) herhaalt de weergaven (25). De weergave
(27, Afb. J) geeft de status van de potentiometer voor
afstelling van het toerental van de motor (12, Afb. E)
aan, waarbij de waarde ‘BIT’ tussen 92 en 167 moet
liggen.
STATUS.03 (28, Afb. J) geeft de status van enkele
belangrijke parameters van de dieselmotor aan:
Temperatuur motorolie (29, Afb. J). Als de
waarde hoger is dan 125 °C, begint de fase voor
begrenzing van het vermogen van de dieselmotor.
Luchttemperatuur in de aanzuigleiding (30, Afb.
J). Als de waarde hoger is dan 70 °C, begint de
fase voor begrenzing van het vermogen van de
dieselmotor.
Temperatuur brandstof (31, Afb. J). Als de waarde
hoger is dan 70 °C, begint de fase voor begrenzing
van het vermogen van de dieselmotor.
spanning van de startaccu (32, Afb. J).
WAARSCHUWING!
Als de gemeten spanning minder dan
12 volt is, wordt op het display (32, Afb.
E) de fout voor de acculading (28, Afb. I)
weergegeven.
Raadpleging van de onderhoudsintervallen , door
op het display (32, Afb. E) het ‘MAIN MENU’ weer te
geven. Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb.
E) aan de bovenzijde totdat het bovengenoemde
display wordt weergegeven. U bevestigt de keuze
door op de drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde
te drukken. De pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het
woord ‘STATUS’ te staan. Als u nog een keer op de
drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde drukt, gaat de
pijlcursor naast het woord ‘MAINTENANCE’ staan. U
bevestigt de keuze door op de drukknop (23, Afb. E)
aan de bovenzijde te drukken. Op het display (32, Afb.
E) wordt de pagina ‘MAINT.01’ weergegeven, waar
het aantal uren (35, Afb. J) het aantal uren aangeeft
waarin MA_0 plaatsvindt (om de 150 uur), terwijl het
aantal uren (36) het aantal uren aangeeft waarin MA_1
plaatsvindt (om de 500 uur). Als u nog een keer op de
drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde drukt, wordt
de pagina ‘MAINT.02’ op het display (32) weergegeven.
Het aantal uren (37, Afb. J) geeft de levensduur van
de dieselmotor aan in uren, het aantal uren (38) geeft
het aantal draaiuren van de machine aan, het aantal
km’s (39) geeft het totaal afgelegde aantal km’s van de
machine aan, terwijl het aantal gebeurtenissen (40) het
aantal alarmmeldingen weergeeft sinds de laatste reset
van het systeem.
Raadpleging van de LIJST MET ALARMMELDINGEN
in het instrument (18, Afb. E), waarbij het ‘MAIN
MENU’ op het display (32, Afb E) wordt weergegeven.
Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) aan
de bovenzijde totdat het bovengenoemde display
wordt weergegeven. U bevestigt de keuze door op de
drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde te drukken. De
pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het woord ‘STATUS’
te staan. Als u nog een keer op de drukknop (23, Afb.
E) in het onderste deel drukt, gaat de pijlcursor naast
het woord ‘DIAGNOSTIC’ staan. U bevestigt de keuze
door op de drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde te
drukken. Op het display (32, Afb. D) wordt de pagina
‘ALARM_L.01’ weergegeven. Als u nog een keer op
de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste deel drukt,
wordt de pagina ‘ALARM.02’ weergegeven. Op deze
twee pagina’s worden de alarmmeldingen omschreven
in de paragraaf Beschrijving van de alarmmeldingen.
Het aantal gebeurtenissen (1, 2, 3 en 5, Afb. K) geeft
het aantal malen aan dat de betreffende alarmmelding
tijdens de levensduur van de machine is opgetreden.
Het alarm (4, Afb. K) geeft aan hoe lang het probleem
met het verstopte lucht lter zich voordoet. Als één
van deze aantallen verschillend is van nul, dan is
het mogelijk om te controleren wanneer deze storing
is opgetreden. Druk de drukknop (23, Afb. E) in het
onderste deel in totdat de pijlcursor (6, Afb. K) naast
het verdachte gegeven komt te staan. Als u nog een
keer op de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste
deel drukt, wordt de pagina geopend die bij de
alarmmelding hoort. In Afb. L wordt als voorbeeld
de alarmmelding ‘oververhitting motorkoelvloeistof’
weergegeven die als eerste is opgetreden na 500
uur van de machinelevensduur en de tweede keer na
5.550 uur.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
11
Raadpleging van de B_BOX (7, Afb. J), waarin alle
alarmmeldingen zijn opgeslagen die zich sinds de
laatste reset van het geheugen hebben voorgedaan.
Het alarm wordt geïdenti ceerd door een cijfercode die
als volgt kan worden weergegeven: druk herhaaldelijk
op de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste deel
totdat ‘MAIN MENU’ wordt weergegeven. U bevestigt
de keuze door op de drukknop (23, Afb. E) aan de
onderzijde te drukken. De pijlcursor (1, Afb. J) komt
naast het woord ‘STATUS’ te staan. Als u de drukknop
(23, Afb. E) aan de onderzijde nog een keer indrukt,
gaat de pijlcursor naast het woord ‘MAINTENANCE’
staan. U bevestigt de keuze door op de drukknop (23,
Afb. E) aan de bovenzijde te drukken. Op het display
(32, Afb. E) wordt de pagina ‘MAINT.01’ weergegeven;
als u nog een keer op de drukknop (23, Afb. E) in
het bovenste deel drukt, wordt de pagina ‘MAINT.02’
weergegeven. Als u op de drukknop (23, Afb. E) in
het onderste deel drukt, gaat de cursor bij de tekst
B_BOX staan; open daarna de B_BOX door nog
een keer op de drukknop (23) in het bovenste deel
te drukken. Op deze pagina geeft de cijferreeks (33,
Afb. J) een identi catienummer van het alarm aan,
terwijl de tweede cijferreeks (34) de tijden aangeeft
waarop de opgeslagen alarmmelding zich heeft
voorgedaan. Er kunnen maximaal 16 alarmmeldingen
worden opgeslagen, verspreid over vier pagina’s; deze
kunnen worden weergegeven door herhaaldelijk op
de drukknop (23, Afb. E) te drukken. De weergegeven
alarmmeldingen zijn anders voor het instrument dan
voor die in de CAN-BUS-communicatiekabel.
WAARSCHUWING!
De B_BOX voert het opslaan achter
elkaar uit, dus als er alarmmeldingen
worden opgeslagen, moet u altijd
het tijdstrip controleren waarop de
alarmmelding zich heeft voorgedaan
voor de juiste volgorde van de
alarmmeldingen.
Beschrijving van de instellingen van de machine
(Zie Afb. F)
Brandstofreservoir1.
Watertank rechtsvoor2.
Watertank rechtsachter3.
Cilinder stuurinrichting4.
Aangedreven wiel rechtsachter5.
Voorwiel rechts6.
Afvalcontainer7.
Aftapdop watertanks rechterkant8.
Vuldop brandstoftank9.
Lucht lter motor10.
Pomp voor aandrijvingsysteem11.
Pomp turbine12.
Bedieningspomp13.
Hygrometer accu14.
Elektroventilator condensator15.
Onderste steun watertank rechtsvoor16.
Bovenste steun watertank rechtsvoor17.
Accu18.
Aftapdop olietank hydraulisch systeem19.
Hendel handbediende pomp20.
Compressor21.
Aftapleiding koelvloeistof22.
Filter pomp stofbestrijdingssysteem23.
Condensator klimaatregeling24.
Framenummer25.
Verbindingsslang aanzuigmond-afvalcontainer26.
Eenheid aanzuigventilator27.
Handbediende pomp28.
Hydraulische motor ventilator radiateur29.
Drukverschilsensor FAP30.
Modulatoren voor onderdruk31.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
12
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Beschrijving van de instellingen van de machine
(vervolg)
(Zie Afb. G)
Cabine1.
Hogedrukwaterspuit2.
Indicator oliepeil hydraulische systeem3.
Olietank hydraulisch systeem4.
Watertank linksvoor5.
Watertank linksachter6.
Aangedreven wiel linksachter7.
Voorwiel links8.
Aftapdop watertanks linkerkant9.
Vuldop watertank linksvoor10.
Vuldop watertank rechtsvoor11.
Vuldop watertank linksachter12.
Vuldop watertank rechtsachter13.
Vuldop tank voor olie van hydraulisch systeem14.
Gecombineerde radiateur15.
Vloeistofreservoir ruitenwisser16.
Vlotter brandstof17.
Gecombineerd lter hydraulisch systeem18.
Retour lter hydraulisch systeem19.
Dieselmotor20.
Knipperlicht achter21.
Expansievat22.
Achterlicht23.
Achteruitrijlicht24.
Re ector25.
Knipperlicht voor26.
Motor achterkant voorruit27.
Trekhaak28.
Buitenspiegel rechts29.
Buitenspiegel links30.
Zekering FX.631.
Kastje elektrische onderdelen32.
Zekering FX.533.
Zekering FX.434.
Zekering FX.335.
Richtingaanwijzer boven36.
Schakelaar ontkoppeling accu37.
Onderste steun watertank linksvoor38.
Bovenste steun watertank linksvoor39.
Watervulslang40.
Zekering FX.241.
Zekering FX.142.
Derde borstel43.
Achterbumpers44.
Borstel rechts45.
Borstel links46.
Filter tanken tanks stofbestrijdingssysteem47.
Bedrijfsverlichting voor48.
Bedrijfsverlichting achter49.
Aanzuigleiding achter50.
Bovenste lampen51.
Deeltjes lter (FAP)52.
Inspectieklep afvalcontainer53.
Mond voor recirculatie water afvalcontainer54.
Aansluiting voor hogedrukwaterspuit55.
Kentekenplaatverlichting56.
Inspectieluik rechtsboven57.
Inspectieluik linksboven58.
Beschrijving van de cameraset (optioneel)
(Zie Afb. AO)
Monitor1.
AAN/UIT schakelaar2.
Blokkeerhendel controlestand3.
Voorste camera4.
Achterste camera5.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
13
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Afmetingen en gewichten Waarden
Lengte machine 5.300 mm (208,7 in)
Breedte machine (zonder buitenspiegels) 1.200 mm (47,2 in)
Afstand tussen voor- en achterwielen 2.290 mm (90,2 in)
Spoorbreedte voor-/achterwielen 930 mm (36,6 in)
Hoogte machine (zonder knipperlicht) 1.980 mm (78 in)
Hoogte machine met knipperlicht 2.200 mm (86,6 in)
Minimale hoogte vanaf de grond (zonder aps) 190 mm (7,5 in)
Oploophoek voor max. toelaatbaar 15°
Maximale hoogte vanaf de grond voor het lossen van afval 1.600 mm (63 in)
Pneumatische voor-/achterbanden 215 - 75 - R16
Pneumatische bandenspanning 6 Bar (87 psi)
Diameter borstel links/rechts 740 mm (29,1 in)
Diameter derde borstel 800 mm (31,5 in)
Totaalgewicht van de machine, in werking (zonder bediener) 3.430 kg (7.562 lb)
Totale massa 4.500 kg (9.921 lb)
Leeggewicht machine (met derde borstel/zonder derde borstel) 3.150/3.050 kg (6.944/6.924 lb)
Prestaties Waarden
Maximale voorwaartse snelheid (alleen voor verplaatsing) 40 km/h (13,7 mph)
(*)
Maximale werksnelheid 20 km/h (7,4 mph)
Maximale achterwaartse snelheid 8 km/h (5,0 mph)
Maximale hellingshoek bij volledige belasting 22%
Draaicirkel tussen twee muren 3.690 mm (145,3 in)
Bladveren voor omhoog 70 mm
Maximale snelheid van de zijborstels 0-200 omw/min
Verzamelsysteem Aanzuigend
Reinigingsbereik met 2/3 borstels 1.900/2.500 mm (74,8/98,4 in)
Productiviteit (theoretisch/praktisch) 30.000/21.000 m
2
/u (46.500.093/32.550.065 in
2
/u)
Filtersysteem Metaalgaas
Trillingsniveau overgedragen op de bediener (arm/lichaam) 0,436/0,394 m/s
2
(17,2/15,5 in/s
2
)
Maximaal geluid op de bestuurdersstoel (geluidsniveau) (ISO/EN3744) bij maximaal
bedrijfstoerental
80 dB(A)
Gegarandeerd geluidsvermogen (2000/14/EC) bij maximaal bedrijfstoerental 110 dB(A)
Gemeten geluidsvermogen (ISO/EN3744) bij maximaal bedrijfstoerental 107 dB(A)
Inhoud afvalcontainer 2.200 liter (581,2 USgal)
Maximale belasting afvalcontainer (met derde borstel/zonder derde borstel) 1.350/1.450 kg (2.976/3.197 lb)
Stofbestrijding Met water
Totale inhoud watertanks stofbestrijdingssysteem 320 liter (84,5 USgal)
Lichten voor wegsignalering Goedgekeurd voor de weg
Aandrijving Hydrostatische stuurbekrachtiging
Stuurinrichting Gelede sturing met stuurbekrachtiging
Servicerem Hydraulisch, op alle wielen
Parkeerrem Mechanisch, op alle voorwielen
Bediening Elektro-hydraulisch
Inzetduur (bedrijf/verplaatsing) 8,8/8,4 uur
Voor machines zonder versnellingsbak is de maximumsnelheid 25 km/h.(*)
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
14
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Gegevens dieselmotor R754 EU4
(*)
Waarden
Merk VM MOTOREN
Type R754EU4
Cilinders 4
Cilinderinhoud 2.970 cm
3
(181,2 in
3
)
Maximaal geijkt toerental 2.300 omw/min
Maximaal toerental leeg 2.550 omw/min
Maximaal bedrijfstoerental 1.850 omw/min
Maximaal vermogen 70 kW (95,2 pk)
Maximaal koppel 340 N·m (251 lb·ft) @ 1.350 omw/min
Emissie 2005/78/EC EURO4 - 2004/26/EC STEP3A
Minimaal toerental 800 omw/min
Koelvloeistof dieselmotor 50% antivries AGIP en 50% water
Type antivriesvloeistof Agip Antifreeze Extra (**)
Type motorolie Agip Sigma Super TFE 10W40 (***)
Capaciteit oliecarter dieselmotor 6,3 kg (13,9 lb)
Verbruik rijklaar tijdens verplaatsing 10 l/h (2,8 USgal/h)
Verbruik rijklaar tijdens werk 9,5 l/h (2,6 USgal/h)
Zie voor de overige gegevens/waarden van de dieselmotor de betreffende handleiding.(*)
Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de motorolie en de tabel met speci caties ter referentie.(**)
Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de koelvloeistof en de tabel met speci caties ter referentie.(***)
EIGENSCHAPPEN AGIP ANTIFREEZE EXTRA Goedgekeurde en speci eke vloeistoffen
Kookpunt °C/°F 170/338 CUNA NC 956-16 97
Kookpunt bij oplossing met 50% water °C/°F 110/230 FF.SS cat. 002/132
Vriespunt bij oplossing met 50% water °C/°F -38/-36,4 ASTM D 1384
Kleur / Turquoise
Volumetrische massa bij 15 °C kg/l 1,13
EIGENSCHAPPEN AGIP SIGMA SUPER TFE 10W40 Goedgekeurde en speci eke vloeistoffen
GRADATIE SAE / 10W40 ACEA E4, E5, E7, B4
Viscositeit bij 100 °C (212 °F) mm
2
/s 14,5 API CH-4, CF/SL
Viscositeit bij 40 °C (104 °F) mm
2
/s 107 MAN M 3277 + M3277 low ash
Viscositeit bij -25 °C (-13 °F) mPa/s 6.400 VW 505.00 level
Viscositeitsindex / 138 RVI RXD
Ontbrandingspunt COC °C/°F 220/428 CAT-TO 2
Vloeipunt °C/°F -27/-16,6 ALLISON C-4
Volumetrische massa bij 15 °C kg/l 0,876 Mercedes Benz 228.5 + 229.1
VOLVO VDS2
MTU typ 3
ZF TE ML 04C
DEUTZ DQC IV 05 level
ISOTTA FRASCHINI
Gegevens oliën Waarden
Inhoud brandstoftank 84 liter (22,2 USgal)
Inhoud oliereservoir hydraulisch systeem 80 liter (21,1 USgal)
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
15
Gegevens hydraulisch systeem Waarden
Capaciteit olie hydraulisch systeem 101 liter (26,7 USgal)
Maximale druk aandrijfsysteem 350 Bar (5.076 psi)
Maximale druk systeem koelventilator 180 Bar (2.611 psi)
Maximale druk bedieningssysteem 170 Bar (2.466 psi)
Maximale druk turbinesysteem 110 Bar (1.595 psi)
Maximale druk stuursysteem 120 Bar (1.740 psi)
Type olie hydraulisch systeem AGIP ARNICA 46 (*)(**)
Type olie in pomp stofbestrijdingssysteem Agip Sigma Super TFE 10W40 (***)
Gegevens elektrisch systeem Waarden
Spanning systeem 12 V
Startaccu 12 V – 100 Ah
Als de machine wordt gebruikt in omgevingen met temperaturen lager dan +10 °C, raden wij u aan de olie te vervangen door (*)
olie met een viscositeit van 32 cSt. Bij temperaturen onder 0 °C moet u olieën met een nog lagere viscositeit gebruiken.
Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de olie van het hydraulisch systeem en de tabel met speci caties ter referentie.(**)
Zie voor de eigenschappen de tabel voor de motorolie.(***)
EIGENSCHAPPEN AGIP ARNICA 46/32 Goedgekeurde en speci eke vloeistoffen
46 32 ISO-L-HV
Viscositeit bij 100 °C mm
2
/s 45 32 ISO 11158
Viscositeit bij 40 °C mm
2
/s 7,97 6,40 AFNOR NF E 48603 HV
Viscositeitsindex / 150 157 AISE 127
Ontbrandingspunt COC °C 215 202 ATOS Tab. P 002-0/I
Vloeipunt °C -36 -36 BS 4231 HSE
Volumetrische massa bij 15 °C kg/l 0,87 0,865 CETOP RP 91 H HV
COMMERCIAL HYDRAULICS
Danieli Standard 0.000.001 (AGIP ARNICA
22,46,68)
EATON VICKERS I-286-S3
EATON VICKERS M-2950
DIN 51524 t.3 HVLP
LAMB LANDIS-CINCINNATI P68, P69, P70
LINDE
PARKER HANNIFIN (DENISON) HF-0
REXROTH RE 90220-1/11.02
SAUER-DANFOSS 520L0463
Gegevens klimaatregeling Waarden
Type gas Reclin 134A
Hoeveelheid gas 0,8 kg
Gegevens van de cameraset (optioneel) (*) Waarden
Merk Continental VDO -
Type
LCD-kleurenscherm van 5"
Kleuren- en infraroodcamera
Voor andere gegevens/waardes van de kit, zie de betreffende handleidingen.(*)
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
16
33019476(3)2010-02 A RS 2200
HYDRAULISCH SYSTEEM
(Zie Afb. AP)
Aangedreven wiel rechtsachter1.
Aangedreven wiel linksachter2.
Pomp voor aandrijvingsysteem3.
Dieselmotor4.
Motor aanzuigventilator5.
Radiateurolie hydraulisch systeem6.
Dubbele bedieningspomp7.
Verdeler aanzuigventilator8.
Gecombineerd lter hydraulisch systeem9.
Retour lter hydraulisch systeem10.
Voorkeurklep11.
Handbediende pomp12.
Stuurbekrachtiging13.
Cilinder stuurinrichting14.
Motor koelventilator radiateur15.
Cilinder voor rechterklep omhoog16.
Cilinder voor linkerklep omhoog17.
Vergrendelcilinder rechterklep18.
Vergrendelcilinder linkerklep19.
Cilinder waterrecirculatie afvalcontainer20.
Klep koelventilator radiateur21.
Cilinder omhoog brengen afvalcontainer22.
Olietank hydraulisch systeem23.
Terugslagklep24.
Lossen olietank hydraulisch systeem25.
Vullen olietank hydraulisch systeem26.
Klep waterpomp27.
Hydraulische verdeler versnellingsbak28.
Klep voor drukregeling borstels29.
Pomp aanzuigventilator30.
Cilinder voor verbreding borstel rechts31.
Cilinder voor verbreding borstel links32.
Cilinder rechts voor aanzuigmond omhoog33.
Cilinder links voor aanzuigmond omhoog34.
Cilinder voor borstel rechts omhoog35.
Cilinder voor borstel links omhoog36.
Cilinder rechts kanteling afvalcontainer37.
Cilinder links kanteling afvalcontainer38.
Cilinder voor kanteling derde borstel39.
Cilinder voor verbreding derde borstel40.
Elektroverdeler secundair41.
Bladveer rechtsvoor42.
Bladveer linksvoor43.
Hoofdverdeler44.
Cilinder ap45.
Magneetklep derde borstel46.
6-wegsverdeler47.
Motor borstel rechts48.
Motor borstel links49.
Motor derde borstel50.
Waterpomp51.
Cilinder omhoog brengen derde borstel52.
Kraantje blokkering derde borstel53.
Blokkeerklep54.
WATERSYSTEEM
(Zie Afb. AQ)
Watertanks1.
Waterreservoir2.
Filter vullen3.
Filter waterpomp4.
Waterpomp5.
Hoofdkraan6.
Snelkoppeling reinigingsspuitmond7.
Reinigingsspuitmond8.
Spuitmond slang handbediening9.
4-wegsverdeler10.
Kraantje spuitmonden borstels links/rechts11.
Kraantje spuitmond derde borstel12.
Kraantje spuitmonden aanzuigmond13.
Spuitmond zijborstel rechts14.
Spuitmond zijborstel links15.
Spuitmond derde borstel16.
Spuitmonden aanzuigmond17.
Slang18.
6-wegsverdeler19.
Kraantje spuitmond slang handbediening20.
Terugslagklep21.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
17
ELEKTRISCHE BESCHERMINGEN
De machine is voorzien van drie kastjes met smeltzekeringen
(F3, F4 en F6) in de cabine en drie maxizekeringen
in het elektrokastje (32, Afb. G). Hieronder worden de
beveiligingscircuits voor de bovengenoemde zekeringen
vermeld.
F2: Zekering cabine en starten motor (40 A) (33, Afb.
G)
Zekeringenkastje ‘F3’ 16-wegs (16, Afb. D)
F3.1: Zekering geluidssignaal en ruitenwisser (10 A)
F3.2: Zekering voeding koplampen, stuurbediening en
plafondverlichting (25 A)
F3.3: Zekering voeding onderbreking richtingaanwijzers
en autoradio (15 A)
F3.4: Zekering kentekenverlichting, positielichten
rechtsboven, positielichten rechtsonder,
positielichten linksachter en zoemer verlichting (7,5
A)
F3.5: Zekering positielichten linksboven, positielichten
linksonder, positielichten rechtsachter en
controlelampje positielichten (7,5 A)
F3.6: Zekering voeding dimlichten (10 A)
F3.7: Zekering voeding en controlelampje groot licht (10
A)
F3.8: Vrije zekering
F3.9: Vrije zekering
F3.10: Zekering voeding (+30) onderbreking
richtingaanwijzers (10 A)
F3.11: Zekering knipperlichten (10 A)
F3.12: Zekering voeding dashboard, voeding
regeleenheid stuurbediening, urenteller en voeding
microschakelaar stoel (7,5 A)
F3.13: Zekering neutraalstand pedaal (10 A)
F3.14: Zekering voeding (+30) autoradio en voeding
monitor camera en bekrachtiging controlerelais D+
(10 A)
F3.15: Vrije zekering (10 A)
F3.16: Zekering voeding sensoren afvalcontainer (10 A)
Zekeringenkastje ‘F4’ 16-wegs (16, Afb. D)
F4.1: Vrije zekering
F4.2: Zekering voeding pedaal vooruit en bekrachtiging
relais toestemming aandrijving (5 A)
F4.3: Zekering voeding (+30) optioneel (10 A)
F4.4: Zekering remlichten (10 A)
F4.5: Zekering voeding motor ruitenwisser,
stuurbediening ruitenwisser, relais ruitenwisser (15
A)
F4.6: Zekering kraantje warm water (10 A)
F4.7: Vrije zekering
F4.8: Zekering microschakelaar remlichten, voeding
vlotter brandstof en inschakeling sensor lucht lter
(7,5 A)
F4.9: Zekering voeding schakelaar bedrijfsverlichting (20
A)
F4.10: Zekering voeding schakelaar hoogteregeling
bladveren (10 A)
F4.11: Zekering voeding ventilator cabine en voeding
ventilator klimaatregelaar (25 A)
F4.12: Zekering schakelaar inschakeling hydraulisch
systeem (5 A)
F4.13: Zekering bedrijfsverlichting aanzuigmond (15 A)
F4.14: Zekering bedrijfsverlichting achter (15 A)
F4.15: Zekering bedrijfsverlichting voor (15 A)
F4.16: Vrije zekering
Zekeringenkastje ‘F6’ 16-wegs (16, Afb. D)
F6.1: Zekering aansteker (20 A)
F6.2: Zekering voeding optional (10 A)
F6.3: Zekering diagnoseaansluiting (10 A) (41, Afb. F)
F6.4: Vrije zekering (15 A)
F6.5: Vrije zekering (7,5 A)
F6.6: Zekering voeding kleppen motor, voeding schema
AIA en weerstanden controlelampjes (15 A)
F6.7: Zekering voeding EDC (15 A)
F6.8: Zekering voeding EDC (15 A)
F6.9: Zekering compressor (15 A) (35, Afb. G)
F6.10: Zekering ventilator radiateur (30 A)
F6.11: Zekering sensor water in brandstof en voeding
diagnoseaansluiting (+30) (10 A)
F6.12: Zekering snelheidssensor en microschakelaar
afvalcontainer (7,5 A)
F6.13: Zekering voeding regelschema rijden (7,5 A)
F6.14: Zekering inschakeling bedrijfsverlichting en
antistartfunctie in werkcon guratie (10 A)
F6.15: Zekering manipulator, schakelaar derde borstel en
signaal werkcon guratie (10 A)
F6.16: Zekering beweging aanzuigmond en borstels,
turbine en beweging afvalcontainer (20 A)
Zekeringenkastje ‘FX’ 6-wegs (16, Afb. D)
FX.1: Zekering hoofdrelais en startrelais (50 A) (42, Afb.
G)
FX.2: Zekering bougies (40 A) (41, Afb. G)
FX.3: Zekering verwarming brandstof (20 A) (35, Afb. G)
FX.4: Zekering voeding cabine (+30) (50 A) (34, Afb. G)
FX.5: Vrije zekering (30 A) (33, Afb. G)
FX.6: Zekering voeding cabine (40 A) (31, Afb. G)
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
18
33019476(3)2010-02 A RS 2200
BESCHRIJVING ALARMMELDINGEN
OPMERKING
De alarmmeldingen zijn onderverdeeld in ‘in het instrument (18, Afb. E)’ en ‘in de CAN-BUS-communicatiekabel’.
LET OP!
De alarmmeldingen worden maximaal 5 seconden weergegeven. Na die tijd wordt de alarmmelding opgeslagen
in de B_BOX (zie het deel Beschrijving van de displayfuncties). Het betreffende controlelampje blijft branden.
De alarmmeldingen in het instrument worden ook in de LIJST MET ALARMMELDINGEN weergegeven (zie
ALARM.01 en ALARM.02 in het deel Beschrijving van de displayfuncties).
De alarmmeldingen in het instrument worden gekenmerkt door de algemene tekst ‘ALARM’ (9, Afb. I) en door enkele symbolen
die de oorsprong (11) en de ernst (10) van de alarmmelding aangeven. Op de tweede tekstregel wordt de omschrijving van de
alarmmelding aangegeven (12, Afb. I). Bij enkele ernstige alarmmeldingen wordt de machine automatisch uitgeschakeld, wat wordt
aangegeven door de weergave (13, Afb. I), die zich voordoet na het resetten van de urenteller (14) die in 20 seconden gaat aftellen.
Bij de weergave van de interne alarmmeldingen voor de instrumenten kunnen er drie symbolen voor de ernst worden weergegeven:
-
Alarmmeldingen waarbij de werking van de machine niet in gevaar komt. Controleer/vervang het onderdeel dat de storing
vertoont.
-
Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine niet wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nil sk Servicecentrum.
-
STOP
Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nil sk Servicecentrum.
De volgende alarmen in het instrument worden op het display (32, Afb. E) waargenomen en aangegeven:
Sensor brandstofpeil kortsluiting (16, Afb. I)
Sensor brandstofpeil onderbroken (15, Afb. I)
Oververhitting koelvloeistof dieselmotor (18, Afb. I) (dieselmotor wordt automatisch uitgeschakeld)
WAARSCHUWING!
Uit veiligheidsoverwegingen wordt dit alarm ook door de regeleenheid van de dieselmotor geregeld en wordt
dus ook weergegeven als alarm in de CAN-BUS-kabel, zie de afbeelding (21, Afb. I).
Overdruk en/of lage oliedruk van de dieselmotor (17, Afb. I) (hierdoor wordt de dieselmotor automatisch uitgeschakeld)
WAARSCHUWING!
Uit veiligheidsoverwegingen wordt dit alarm ook door de regeleenheid van de dieselmotor geregeld en wordt
dus ook weergegeven als alarm in de CAN-BUS-kabel, zie de afbeelding (22, Afb. I).
Water in brandstof (20, Afb. I)
Oververhitting hydraulische olie (19, Afb. I)
Als de bovengenoemde alarmen zich voordoen, gaan de betreffende lampjes branden; deze lampjes werden al in het hoofdstuk
Beschrijving van het bedieningspaneel en de knoppen beschreven.
Het instrument (18, Afb. E) zorgt voor het weergeven van enkele alarmen als de communicatiekabels met gegevens van de
dieselmotor worden onderbroken. De vermelde alarmen zijn de volgende:
Onderbreking datatransmissie met sensor motortoerental (23, Afb. I)
Onderbreking datatransmissie met temperatuursensor voor motorkoelvloeistof (24, Afb. I)
Onderbreking datatransmissie met sensor motoroliedruk (25, Afb. I)
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
19
De alarmen in de CAN-BUS-datatransmissiekabel worden aangegeven met de algemene tekst ‘ERR’ (2, Afb. I), samen met een
cijferreeks van 4/5 cijfers (4), waarmee het huidige alarm wordt aangegeven en met enkele symbolen die de oorsprong (6) en de
ernst (3) van het alarm aangeven. De weergave op de tweede tekstregel geeft de maatregel aan die het systeem heeft genomen
(5, Afb. I) op basis van het alarm en de aard van het probleem (1).
Bij de weergave van de interne alarmmeldingen voor het instrument in de CAN-BUS-datakabel kunnen er vier verschillende
symbolen voor de ernst worden weergegeven:
-
Niet-ernstig alarm. Raadpleeg de handleiding voor de alarmcode.
- Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine niet wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nil sk Servicecentrum.
-
STOP
Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nil sk Servicecentrum.
-
Alarm voor het deeltjes lter. Neem contact op met een Nil sk Servicecentrum.
De interne alarmen voor de CAN-BUS die worden waargenomen en op het display (32, Afb. E) weergegeven, kunnen complex zijn:
alarmen voor dieselmotor, gekenmerkt door de weergave (7, Afb. I), waarbij de code (4) het alarm zelf aangeeft; deze code
moet aan het servicecentrum van Nil sk worden doorgegeven. Dit zijn onder meer alarmen waarbij de motor automatisch
wordt uitgeschakeld:
164.3 Fout in druksignaal rail
190.2 Fout sensor motortoerental defect
629.2 Fout interne communicatie ECU
651.3 Fout storing circuit injector cilinder 1
652.3 Fout storing circuit injector cilinder 2
653.3 Fout storing circuit injector cilinder 3
654.3 Fout storing circuit injector cilinder 4
657.3 Fout storing circuit injector rij 1
658.3 Fout storing circuit injector rij 2
Tussen de motoralarmen die worden waargenomen, is er ook een alarm voor verminderde werking van het deeltjes lter (29, Afb.
I), waarbij de dieselmotor niet automatisch wordt uitgeschakeld, maar waarbij de machine meteen door de bediener moet worden
uitgeschakeld. Neem in dat geval contact op met een servicecentrum van Nil sk.
alarmen bij storingen in de communicatie op de CAN-BUS-kabel, gekenmerkt door de weergave (26, Afb. I), waarbij het cijfer
(27) varieert op basis van de storing; dit cijfer moet ook bij het servicecentrum van Nil sk worden gemeld. De alarmen zijn de
volgende:
SYSCODE.99 AIA-circuit losgekoppeld
SYSCODE.01 Signaal van de gashendel is hoger dan de maximale grenswaarde (lijn 1)
SYSCODE.02 Signaal van de gashendel is lager dan minimale grenswaarde (lijn 1)
SYSCODE.03 Signaal van de gashendel is hoger dan maximale grenswaarde (lijn 2)
SYSCODE.04 Signaal van de gashendel is lager dan minimale grenswaarde (lijn 2)
SYSCODE.05 Signaal van het gaspedaal is hoger dan maximale grenswaarde
SYSCODE.06 Signaal van het gaspedaal is lager dan minimale grenswaarde
SYSCODE.08 Signaal van de sensor voor afvalcontainer niet aanwezig bij heffen
SYSCODE.09 Signaal van lijn 1 en signaal van lijn 2 komen niet overeen met de toegestane signalen
ACCESSOIRES / OPTIES
Naast de onderdelen van de standaarduitvoering kan de machine worden uitgerust met de volgende accessoires/optionals, op
basis van het gebruik van de machine:
Uitvoering veegmachine:
Borstels met zachtere of hardere haren dan de standaarduitvoering, op basis van het te behandelen oppervlak.
Cameraset
Krik
Brandblusser
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
20
33019476(3)2010-02 A RS 2200
GEBRUIK
LET OP!
Op de machine zijn enkele plaatjes aangebracht met de volgende woorden:
GEVAAR
LET OP
WAARSCHUWING
ADVIES
LET OP!
Dek de plaatjes niet af en vervang ze onmiddellijk als ze beschadigd zijn.
VOOR HET STARTEN
Vul waar nodig brandstof bij via de vuldop (9, Afb. F).1.
WAARSCHUWING!
Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de
vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten.
WAARSCHUWING!
Gebruik alleen diesel en geen biodiesel.
Controleer het waterpeil in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de symbolen veri eert (12, Afb. H):2.
hoofdtank en secundaire tank vol
hoofdtank leeg en secundaire tank vol
hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedruk-
reinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken.
!
defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem
contact op met een Nil sk Servicecentrum.
WAARSCHUWING!
Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpomp niet wordt ingeschakeld als het niveau in de watertanks langer
dan 10 seconden laag blijft.
Waar nodig kunt u water bijvullen zoals aangegeven in het deel De watertanks van het stofbestrijdingssysteem vullen/legen.3.
Controleer of er geen deurtjes of kleppen open staan op de machine en of de arbeidsomstandigheden normaal zijn.4.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
21
STARTEN EN STOPPEN VAN DE DIESELMOTOR
Starten van de dieselmotor
Ga op de bestuurdersstoel (26, Afb. D) zitten en controleer of de parkeerrem (3) is geactiveerd.1.
Stel de positie van de stoel naar wens in met de hendels (28, 29, 30 en 35, Afb. D), zoals in het deel Afstelling van de 2.
bestuurdersstoel wordt beschreven.
Ontgrendel de hendel (20, Afb. E) en stel eventueel de stand van het stuurwiel af.3.
Stel de buitenspiegels af voor beter zicht tijdens het manoeuvreren.4.
Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand ‘MIN’ (helemaal naar achteren).5.
Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) in de neutraalstand (midden).6.
Controleer of de schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem (31, Afb. E) is uitgeschakeld, helemaal naar boven gedrukt.7.
OPMERKING
De machine is voorzien van een veiligheidssysteem dat voorkomt dat de dieselmotor wordt gestart als de schakelaar
(31, Afb. E) is ingedrukt.
Controleer of de noodknop (20, Afb. E) niet is ingedrukt.8.
LET OP!
De noodknop stopt de dieselmotor en zorgt dat de motor niet kan worden gestart.
Doe de veiligheidsgordels (17, Afb. D) om.9.
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordels moeten altijd worden bevestigd voor de veiligheid van de bediener.
OPMERKING
Bij het opstarten van het paneel wordt er op de beginpagina van het display (23, Afb. H) een symbool (22) weergegeven
dat aangeeft dat de gordels moeten worden bevestigd.
Steek de contactsleutel (6, Afb. D) in het contact, druk de sleutel in en draai de sleutel één slag rechtsom en laat hem in deze 10.
stand staan. Op dat moment gaan de volgende controlelampjes aan:
Controlelampje voorverwarming bougies dieselmotor (7, Afb. E)
Controlelampje accu (9, Afb. E)
Controlelampje oliedruk dieselmotor (4, Afb. E)
Controlelampje parkeerrem ingeschakeld (3, Afb. E)
Op het display (32, Afb. E) wordt automatisch eerst de beginpagina en daarna de verplaatsingscon guratie weergegeven;
die laatste blijft staan, ook als de motor is gestart. Om te weten welke opties er zijn en de aanduidingen op het display wordt
verwezen naar de paragraaf Functies van het display. Als het controlelampje voor voorverwarming van de bougies (7, Afb. E)
uit gaat, draait u de contactsleutel met de klok mee tot hij niet verder kan; laat de sleutel los als de dieselmotor start.
WAARSCHUWING!
Vooral in zeer koude klimaten moet u enkele minuten (ongeveer 2 minuten) wachten voordat u de motor start,
als het controlelampje voor de voorverwarming van de bougies niet alleen het verwarmen van de bougies
aangeeft, maar ook het verwarmen van de brandstof.
WAARSCHUWING!
Vooral voor koude klimaten dienen de voorverwarmingstijden worden aangehouden om excessieve
rookvorming te voorkomen.
WAARSCHUWING!
Laat de contactsleutel bij het starten van de dieselmotor niet te lang ingeschakeld (maximaal 20 seconden) om
de startmotor niet de beschadigen. Wanneer de motor niet start, wacht dan even voordat u opnieuw probeert.
Voordat u opnieuw probeert te starten, de sleutel terugdraaien, tegen de klok in, tot de beginpositie.
Als de dieselmotor na twee pogingen nog niet is gestart, moet u de hulp inroepen van degene die
verantwoordelijk is voor de machine.
Controleer met ingeschakelde motor of alle controlelampjes uit zijn en er geen alarmen worden aangegeven.11.
Laat de motor enkele minuten draaien zodat de motor warm wordt, vooral als de omgevingstemperatuur laag is.12.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
22
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Stoppen van de dieselmotor
Laat de machine enkele minuten stilstaan bij stationair toerental zodat het systeem zich kan stabiliseren.1.
Draai de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
LET OP!
Controleer of de schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem (31, Afb. E) is uitgeschakeld, helemaal naar
boven gedrukt.
GEBRUIK VAN DE MACHINE
De machine mag worden gestart om te worden opgesteld:
in de verplaatsingscon guratie
in de werkcon guratie
Hierna worden de betreffende werkzaamheden beschreven.
LET OP!
Verander tijdens het sturen niet plotseling van richting, let altijd goed op en stuur altijd bij lage snelheden,
vooral als de afvalcontainer vol is of als de machine op een helling staat.
WAARSCHUWING!
Alvorens met het verplaatsen te beginnen, de bandendruk controleren en indien nodig op druk brengen [6 Bar
(87 psi)].
De machine op de verplaatsingscon guratie instellen
WAARSCHUWING!
Voordat u de machine in de verplaatsingscon guratie zet, moet u op het display (32, Afb. E) controleren of er
geen alarmmeldingen worden gegeven en of er geen onderhoudsintervallen zijn overschreden (zie paragraaf
Functies van het display).
Bij het verplaatsen van de machine (zonder veegwerkzaamheden) moet de verplaatsingscon guratie als volgt worden ingesteld:
Controleer of de parkeerrem (3, Afb. D) is ingeschakeld.1.
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de speci eke paragraaf.2.
Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is.3.
OPMERKING
De beweging van de afvalcontainer, zowel omhoog als omlaag, wordt aangegeven met een geluidssignaal.
WAARSCHUWING!
Als de afvalcontainer omhoog staat, beweegt de machine met een maximale snelheid van 5 km/u. Het gaspedaal
is dan minder gevoelig, wat aangeeft dat de machine een manoeuvre maakt die niet is toegestaan bij het gebruik
van de machine.
Controleer mechanisch de stand van de aanzuigmond, waarbij de slag van de ketting (1, Afb. S) korter is, zodat de buitenste 4.
ring (2) loskomt en een van de volgende ringen (3) in de haak (4) vastgrijpt.
OPMERKING
Deze functie voorkomt dat de aanzuigmond op de grond steunt bij een defect in het hydraulisch systeem.
Controleer mechanisch de stand van de derde borstel door de haak van de ketting (6, Afb. U) in de verplaatsingspositie (1) op 5.
de arm van de derde borstel (2) te bevestigen.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
23
Kies de verplaatsingsmodus: als u één keer op het onderste deel van de schakelaar (21, Afb. E) drukt, wordt de ‘snelle 6.
rijsnelheid’ ingeschakeld en kan de machine maximaal 40 km/u rijden; als u nog een keer op het onderste deel van de
schakelaar (21, Afb. E) drukt, wordt de ‘langzame rijsnelheid’ ingeschakeld en kan de machine maximaal 25 km/u rijden.
WAARSCHUWING!
U kunt deze rijsnelheid alleen veranderen in de volgende gevallen: de rijhendel (11, Afb. D) staat in de middelste
stand (neutraal), het rempedaal (4, Afb. D) is ingedrukt en de machine staat stil.
LET OP!
Bij de hoge rijsnelheid gaat ook de schakelaar (21, Afb. E) branden.
OPMERKING
Als u de machine start, staat deze in de langzame rijsnelheid.
OPMERKING
De eerder beschreven handelingen zijn alleen mogelijk voor machines met versnellingsbak. Als dat niet het geval is, is
de maximumsnelheid 25 km/h.
Zet de gashendel (2, Afb. D) naar voren totdat op het display (32, Afb. E) 2.300 omw/min wordt aangegeven.7.
OPMERKING
Als de motor tijdens het rijden per ongeluk 2.350 omw/min bereikt, zorgt een beveiligingssysteem voor een te hoog
motortoerental dat de voeding naar de motor zelf wordt onderbroken, terwijl op het display het toerental (32, Afb. E)
knippert om de storing aan te geven.
Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) naar voren om vooruit te gaan en naar achteren om achteruit te gaan. In dat 8.
geval wordt het geluidssignaal voor de achteruit geactiveerd.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) uit.9.
Druk geleidelijk het gaspedaal (5, Afb. D) in.10.
Begin met de machine met de handen op het stuurwiel (15, Afb. E) te rijden.11.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal.12.
OPMERKING
Als de machine met hoogteverschillen heeft te maken (zoals stoepranden), moet u het voorste deel van de machine
omhoog zetten door het bovenste deel van de schakelaar (27, Afb. E) omhoog te zetten. Als u de machine omlaag wilt
zetten, moet u op het onderste deel van de schakelaar (27) drukken.
WAARSCHUWING!
Rij maximaal 5 km/u als de machine omhoog staat.
LET OP!
Houd er tijdens de manoeuvres rekening mee dat de machine geleed is.
LET OP!
Controleer tijdens het manoeuvreren of er geen mensen in de buurt van de gelede onderdelen van de machine
aanwezig zijn.
De machine in de verplaatsingscon guratie stoppen
Er zijn drie mogelijkheden om de machine te stoppen:1.
Laat het gaspedaal langzaam los (motorrem op alle vier wielen).
Druk het rempedaal in (servicerem op alle vier wielen).
OPMERKING
Als u het pedaal indrukt, wordt de neutraalstand van de machine ingeschakeld.
Schakel de parkeerrem in (hulprem op de voorwielen).
Zet de gashendel van de motor (2, Afb. D) in de laagste stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het 2.
systeem te stabiliseren.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
LET OP!
Bij direct gevaar voor de bediener of anderen moet u onmiddellijk op de noodknop (19, Afb. E) drukken om de
motor te stoppen. Gebruik de noodknop niet om de motor onder normale omstandigheden te stoppen.
Stop de machine na de werkzaamheden zoals aangegeven in het deel Starten en stoppen van de dieselmotor.4.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
24
33019476(3)2010-02 A RS 2200
De machine op de werkcon guratie instellen en gebruiken
WAARSCHUWING!
Voordat u de machine in de werkcon guratie zet, moet u op het display (32, Afb. E) controleren of er geen
alarmmeldingen worden gegeven en of er geen onderhoudsintervallen zijn overschreden (zie het deel Functies
van het display).
Ga voor het opstellen van de machine in de werkcon guratie als volgt te werk:
Haal de derde borstel los door de haak van de ketting (6, Afb. U) los te halen uit de verplaatsingspositie (1) op de arm van de 1.
derde borstel (2) en het kraantje (3) te openen door de hendel 90° te draaien [de hendel zelf moet parallel aan de hefcilinder
(4) staan].
Bevestig de haak in de opening (7, Afb. U) van de onderarm van de derde borstel (5).2.
WAARSCHUWING!
Blokkeer na de werkcyclus en tijdens de bewegingsfase de arm van de derde borstel door de haak in de
oorspronkelijke verplaatsingspositie (1) te bevestigen en het kraantje (3) te sluiten.
Verwijder de beveiligingsspil (1, Afb. V) van de arm van de borstels (2) door de splitpen (3) te verwijderen zodat de arm 3.
omlaag kan worden gezet. Voer de procedure voor de arm rechts en links uit.
WAARSCHUWING!
Na de werkcyclus en tijdens de verplaatsingsfase moet u de beveiligingsspil (1, Afb. V) in beide armen van de
borstel steken.
Wanneer de hoek van de borstel moet worden vergroot of verkleind, draait u de trekstang (4, Afb. V) zo veel als nodig losser of 4.
vaster.
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de speci eke paragraaf.5.
Kies de langzame rijsnelheid tijdens het verplaatsen door op het bovenste deel van de schakelaar (21, Afb. E) te drukken.6.
WAARSCHUWING!
U kunt deze rijsnelheid alleen veranderen in de volgende gevallen: de rijhendel (11, Afb. D) staat in de middelste
stand (neutraal), het rempedaal (4, Afb. D) is ingedrukt en de machine staat stil.
Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental.7.
Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten.8.
Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en of het betreffende controlelampje (8, Afb. E) uit is.9.
Controleer het niveau en, indien nodig, vul het water bij in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de 10.
symbolen veri eert (12, Afb. H):
hoofdtank en secundaire tank vol
hoofdtank leeg en secundaire tank vol
hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedruk-
reinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken.
!
defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem
contact op met een Nil sk Servicecentrum.
WAARSCHUWING!
Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpomp niet wordt ingeschakeld als het niveau in de watertanks langer
dan 10 seconden laag blijft.
Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken.11.
LET OP!
Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het
motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min.
Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert.
Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/12.
min.
WAARSCHUWING!
Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem
de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
25
Start het draaien van de zijborstels en de aanzuigventilator door op de schakelaar (29, Afb. E) in het onderste deel tot de 13.
tweede slag te drukken.
Stel het toerental van de zijborstels af door de potentiometer (13, Afb. E) rechtsom te draaien. Als de potentiometer helemaal 14.
linksom wordt gedraaid, draaien de borstels niet.
Laat de aanzuigmond en de zijborstels zakken door het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) ingedrukt te houden. 15.
Tijdens het zakken worden de borstels breder.
WAARSCHUWING!
Zorg dat u niet te lang op een plaats blijft staan met de machine terwijl de borstels draaien: dan kunnen er
markeringen op de vloer achterblijven.
Houd waar nodig de aanzuigmond omhoog met de ketting (1, Afb. S).16.
U kunt de hoogte afstellen door de slag van de ketting (1, Afb. S) te verkleinen, zodat de buitenste ring (2) loskomt, en een van 17.
de volgende ringen (3) aan de haak (4) vast te maken. Kies de ring op basis van de gewenste hoogte.
Waar nodig kunt u de zijborstels naar binnen duwen en/of opnieuw breder maken met de schakelaar (31, Afb. D) in het 18.
onderste of bovenste deel afhankelijk van de situatie.
Schakel waar nodig de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken. Doseer de 19.
watertoevoer van de spuitmonden van de borstels met het kraantje (8, Afb. D) terwijl de toevoer van de spuitmonden van de
aanzuigmond met het kraantje (10) kan worden ingesteld.
Gebruik waar nodig de derde borstel; gebruik de borstel rechtsom of linksom draaiend; druk op de schakelaar (46, Afb. D) in 20.
het bovenste of onderste deel. Als u de rechterborstel moet gebruiken, kunt u deze linksom of rechtsom laten draaien.
Zet de arm van de derde borstel haaks op de cabine en druk op de drukknop (41, Afb. D) op de manipulator.21.
Kantel de derde borstel door op de drukknop (44, Afb. D) op de manipulator te drukken. De borstel moet in een bepaalde hoek 22.
de grond raken, om de wrijving te verhogen als de borstel omlaag staat.
Laat de derde borstel op de grond steunen door op de drukknop (42, Afb. D) op de manipulator te drukken. Als de borstel 23.
contact maakt met de grond, wordt de onderarm van de derde borstel helemaal naar rechts of links uitgeschoven, afhankelijk
van hoe de borstel draait, linksom of rechtsom. Stel de kanteling van de derde borstel af door op de drukknop (45, Afb. D) op
de manipulator te drukken.
Als de onderarm niet breder wordt, als de borstel niet voldoende aan de grond hecht omdat hij te glad is, dan moet u het 24.
midden afstellen met de knop (8, Afb. U). Als u de knop (8) losdraait, wordt de onderarm breder voor gladdere oppervlakken.
Stel de breedte van het reinigingsvlak van de derde borstel af door de stand van de onderarm (5, Afb. U) te variëren. Als u op 25.
de drukknop (41, Afb. D) op de manipulator drukt, beweegt de borstel naar rechts, als u de drukknop (40) indrukt, beweegt de
borstel naar links.
Als er water naar de spuitmond moet worden toegevoegd, opent u de straal met het kraantje (9, Afb. D) en stelt u de straal af.26.
Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) naar voren om vooruit te gaan en naar achteren om achteruit te gaan. In dat 27.
geval wordt het geluidssignaal voor de achteruit geactiveerd.
Schakel de parkeerrem uit met de hendel (3, Afb. D).28.
Begin met de veegwerkzaamheden door de machine met de handen op het stuur (15, Afb. E) te draaien en voorzichtig op het 29.
voorste deel van het pedaal (5, Afb. D) te drukken.
De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal (5).
Tijdens de werkzaamheden verzamelt de machine licht materiaal (zoals stof, papier, bladeren, enz.) en zwaarder materiaal
(steentjes, essen, enz.).
OPMERKING
Als de machine met hoogteverschillen heeft te maken (zoals stoepranden), moet u het voorste deel van de machine
omhoog zetten door het bovenste deel van de schakelaar (27, Afb. E) omhoog te zetten. Als u de machine omlaag wilt
zetten, moet u op het onderste deel van de schakelaar (27) drukken.
WAARSCHUWING!
Rij maximaal 5 km/u als de machine omhoog staat.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
26
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Verzamelen van omvangrijke stukken
Als er groot vuil moet worden opgezogen, opent u de ap van de aanzuigmond met de drukknop (38, Afb. D) op de 1.
manipulator.
Let op: als de voor ap omhoog blijft staan, is de aanzuigcapaciteit van de machine kleiner.
Druk op de drukknop (39, Afb. D) op de manipulator om de ap te sluiten.
OPMERKING
Als de afvalcontainer vol is, kan de machine geen stof en vuil verzamelen.
Als de werkzaamheden zijn voltooid en wanneer de afvalcontainer (2, Afb. G) vol is, moet u deze legen.2.
Zie hiervoor het volgende deel.
De machine in de werkcon guratie stoppen
Laat het pedaal (5, Afb. D) los om de machine te stoppen.1.
Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (4, Afb. D) in.
Schakel de parkeerrem in met de hendel (3, Afb. D).2.
Stop het draaien van de borstels en de aanzuigventilator door de schakelaar (29, Afb. E) in de tussenstand te zetten.3.
Zet de aanzuigmond en de zijborstels omhoog door de schakelaar (29, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te houden totdat 4.
deze helemaal omhoog staan.
Sluit de onderarm van de derde borstel door de draairichting om te draaien door de schakelaar (46, Afb. D) in te drukken.5.
Zet de derde borstel omhoog door op de drukknop (43, Afb. D) op de manipulator te drukken.6.
Sluit de arm van de derde borstel door op de drukknop (40, Afb. D) op de manipulator te drukken.7.
Schakel de waterpompen van het stofbestrijdingssysteem uit door op het onderste deel van de schakelaar (28, Afb. E) te 8.
drukken.
Als de kranen van het water voor het stofbestrijdingssysteem (8, 9, 10, Afb. D) zijn geopend, moet u ze sluiten.9.
Zet de potentiometer voor het afstellen van het motortoerental (12, Afb. E) op stationair en laat de machine zo enkele minuten 10.
staan zodat het systeem wordt gestabiliseerd.
Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en of het betreffende controlelampje (8, Afb. E) uit is.11.
Schakel het hydraulische systeem uit door op de schakelaar (31, Afb. E) in het bovenste deel te drukken.12.
Zet de rijhendel (11, Afb. D) in de middelste stand.13.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.14.
LET OP!
Bij direct gevaar voor de bediener of anderen moet u onmiddellijk op de noodknop (19, Afb. E) drukken om de
motor te stoppen. Gebruik de noodknop niet om de motor onder normale omstandigheden te stoppen.
Doe als ze aan zijn, de lichten uit.15.
Stap van de machine en zet de veiligheidspennen van de zijborstels in de oorspronkelijke stand (ingeschakeld) en zet de 16.
ketting voor blokkering van de derde borstel weer in de oorspronkelijke stand.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
27
DE AFVALCONTAINER LEGEN
De maximale hoogte voor het legen van de afvalcontainer is 1.600 mm (63 in).
Ga volgens de volgende punten te werk bij het legen van de afvalcontainer.
Stop de machine in de werkcon guratie zoals in het vorige deel werd beschreven.1.
Start de dieselmotor volgens de informatie in het betreffende deel en zet deze in de buurt van het gebied voor het legen van 2.
de container.
LET OP!
Los het afval op een vlakke, stevige ondergrond zodat de machine niet uit balans kan raken.
Zorg dat er geen mensen in de buurt van de machine staan, met name bij de afvalcontainer (2, Afb. G).
Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken.3.
LET OP!
Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het
motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min.
Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert.
Zet de afvalcontainer (2, Afb. G) voorzichtig omhoog door de drukknop (24, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te houden.4.
OPMERKING
De beweging van de afvalcontainer, zowel omhoog als omlaag, wordt aangegeven met een geluidssignaal.
WAARSCHUWING!
Als de afvalcontainer omhoog staat, beweegt de machine met een maximale snelheid van 5 km/u. Het gaspedaal
is dan minder gevoelig, wat aangeeft dat de machine een manoeuvre maakt die niet is toegestaan bij het gebruik
van de machine.
Als de afvalcontainer omhoog staat, kantelt u de container door de drukknop (22, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te 5.
houden. Tijdens het kantelen gaat de klep automatisch open zodat het vuil uit de container valt.
WAARSCHUWING!
Als u tijdens het legen van de afvalcontainer merkt dat de achterste klep niet normaal open gaat, kunt u de
vergrendelingscilinders (1, Afb. W) controleren door de inspectieluiken (2) te verwijderen. Voer dezelfde
procedure aan beide kanten uit.
Als de container is geleegd, moet u de afvalcontainer reinigen zoals wordt aangegeven in het hoofdstuk Onderhoud.6.
Zet de afvalcontainer weer in de horizontale stand door de drukknop (22, Afb. E) in het onderste deel ingedrukt te houden.7.
OPMERKING
Het terugzetten van de afvalcontainer is essentieel, omdat de machine is voorzien van sensoren die het omlaag zetten
van de container blokkeren als deze niet in de horizontale stand staat.
Zet de afvalcontainer (2, Afb. G) helemaal omlaag door de drukknop (24, Afb. E) in het onderste deel ingedrukt te houden 8.
totdat het controlelampje (3) uit is.
Start de aanzuigventilator enkele minuten door de schakelaar (30, Afb. E) in het onderste deel in te drukken. De achterklep 9.
van de afvalcontainer sluit nu.
Schakel de ventilator uit door op de schakelaar (30, Afb. E) in het bovenste deel te drukken.10.
De machine kan weer terug naar de werkplaats.11.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
28
33019476(3)2010-02 A RS 2200
GEBRUIK VAN DE AANZUIGSLANG AAN DE ACHTERKANT
Gebruik van de handmatige aanzuigslang
Start de dieselmotor zoals in het hoofdstuk Starten van de dieselmotor.1.
Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental.2.
Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten.3.
Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken.4.
LET OP!
Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het
motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min.
Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert.
Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/5.
min.
WAARSCHUWING!
Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem
de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven.
Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (24, Afb. E) ingedrukt te houden.6.
Zet de reductor voor aanzuiging (1, Afb. Q) (deze bevindt zich in de cabine) op de verbindingsslang (2) tussen de 7.
aanzuigmond en de afvalcontainer.
Zet de afvalcontainer omlaag door het onderste deel van de schakelaar (24, Afb. E) ingedrukt te houden.8.
Schakel de aanzuigventilator in door op het onderste deel van de schakelaar (30, Afb. E) te drukken.9.
Controleer het waterpeil in de tanks voor het stofbestrijdingssysteem en vul eventueel bij.10.
Schakel de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken.11.
WAARSCHUWING!
Controleer of de kraantjes van de spuitmonden van de aanzuigmond zijn gesloten.
Zet de slang (3, Afb. Q) omhoog uit de houder in het achterste deel van de machine en begin met reinigen.12.
Trek aan de stekker (5, Afb. Q) en draai de handgreep (6) in de stand die in de afbeelding wordt aangegeven. Blokkeer de 13.
handgreep in deze stand en laat de stekker (5) los. Controleer of de stekker op zijn plaats gaat.
Open waar nodig de kogelklep (4, Afb. Q) om het water uit de spuitmond van de achterste slang te laten lopen.14.
GEBRUIK VAN DE RUITENWISSER
Gebruik voor het inschakelen van de ruitenwisser de stuurbediening (22, Afb. D), met de functies die in het hoofdstuk Beschrijving
van de machine worden beschreven.
GEBRUIK VAN DE VERWARMING VAN DE STUURCABINE
Stel de luchttemperatuur af met de keuzeschakelaar (25, Afb. D). Draai de knop rechtsom om de luchttemperatuur te 1.
verhogen.
Stel de ventilatiestand af door de keuzeschakelaar (23, Afb. D) te draaien. Er zijn drie snelheden.2.
LET OP!
Belemmer de luchtstroom uit de ventilatieopening (36, Afb. D) niet.
OPMERKING
In de cabine zijn vijf ventilatieopeningen aanwezig.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
29
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELAAR VAN DE STUURCABINE
U kunt de klimaatregeling inschakelen door de knop (24, Afb. D) rechtsom te draaien in de eerste stand.1.
Stel de temperatuur af met de keuzeschakelaar (24, Afb. D). U kunt de luchttemperatuur verlagen door deze rechtsom te 2.
draaien.
Stel de ventilatiestand af door de keuzeschakelaar (23, Afb. D) te draaien. Er zijn drie snelheden.3.
Wanneer u de klimaatregeling wilt uitschakelen, zet u de keuzeschakelaar (24, Afb. D) in de beginstand.4.
LET OP!
Belemmer de luchtstroom uit de ventilatieopening (36, Afb. D) niet.
OPMERKING
In de cabine zijn vijf ventilatieopeningen aanwezig.
WERKING VAN HET VERLICHTINGSSYSTEEM
U kunt het verlichtings- en signaleringssysteem inschakelen met de schakelaar (17, Afb. E). In de eerste stand worden de
positielichten ingeschakeld, in de tweede stand worden de dimlichten ingeschakeld. Gebruik voor het inschakelen van het grootlicht
de stuurbediening (22, Afb. D), met de functies die in het hoofdstuk Beschrijving van de machine worden beschreven.
INSCHAKELING VAN DE BEDRIJFSVERLICHTING
Als u het verlichtings- en signaleringssysteem voor wilt inschakelen, moet u het hydraulische systeem inschakelen door op de 1.
schakelaar (31, Afb. E) in het onderste deel te drukken.
Gebruik de schakelaar (25, Afb. E) om de bedrijfsverlichting voor en de bedrijfsverlichting van de aanzuigmond in 2.
te schakelen. Als de schakelaar (25, Afb. E) in de stand ‘0’ (helemaal ingedrukt in het bovenste deel) staat, wordt
alle bedrijfsverlichting uitgeschakeld. Als de schakelaar in de stand ‘1’ (ingedrukt in de tussenstand) staat, wordt alle
bedrijfsverlichting voor ingeschakeld. Als de schakelaar in de stand ‘2’ (helemaal ingedrukt in het onderste deel) staat, wordt
naast de bedrijfsverlichting voor alle bedrijfsverlichting voor de aanzuigmond ingeschakeld.
Gebruik de schakelaar (16, Afb. E) om de bedrijfsverlichting achter in te schakelen. Als de schakelaar (16, Afb. E) in de 3.
stand ‘0’ (ingedrukt in het bovenste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting achter van de cabine uitgeschakeld. Als de
schakelaar (16, Afb. E) in de stand ‘1’ (ingedrukt in het onderste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting achter van de cabine
ingeschakeld.
INSCHAKELING VAN DE NOODLICHTEN
Schakel de noodverlichting in met de schakelaar (21, Afb. D).
AFSTELLING VAN DE BESTUURDERSSTOEL
De bestuurdersstoel (26, Afb. D) kan horizontaal worden versteld door de hendel (28) naar de buitenkant te zetten totdat de 1.
meest comfortabele positie wordt bereikt. Laat de hendel daarna los.
U kunt de vering van de stoel (26, Afb. D) afstellen door de knop (29) te draaien. Verhoog de hoeveelheid vering door de knop 2.
linksom te draaien, verlaag de hoeveelheid vering door de knop rechtsom te draaien (kijk op de knop).
De hellingsgraad van de bestuurdersstoel (26, Afb. D) kan worden versteld door de hendel (30) omhoog te zetten totdat de 3.
meest comfortabele positie wordt bereikt. Laat de hendel daarna los.
U kunt de hoogte van de stoel (26, Afb. D) afstellen door de hendel (35) te draaien.4.
DE BLOKKEERSTANG VAN DE AFVALCONTAINER NAAR BINNEN STEKEN
Als er werkzaamheden onder de afvalcontainer moeten worden uitgevoerd, moet de veiligheidsstang als volgt worden geplaatst:
Zet de afvalcontainer helemaal omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (24, Afb. E) in te drukken.1.
Zet de veiligheidsstang in de ruststand (1, Afb. M) naar de voorkant van de machine (in de richting van de pijl) tot de eindslag.2.
Draai de veiligheidsstang in de stand naar voren (2, Afb. M) naar de grond (in de richting van de pijl).3.
Laat het uiteinde van de veiligheidsstang (3, Afb. M) op de dop van de hefcilinder (4) steunen.4.
Als de werkzaamheden zijn voltooid, zet u de veiligheidsstang terug in de ruststand (1) door de punten 2, 3 en 4 in 5.
omgekeerde volgorde uit te voeren.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
30
33019476(3)2010-02 A RS 2200
HANDMATIG OMHOOG BRENGEN VAN DE AFVALCONTAINER
U kunt de afvalcontainer als volgt handmatig omhoog of omlaag zetten (bijvoorbeeld bij een storing in de dieselmotor of het
hydraulische systeem).
Handmatig omhoog brengen van de afvalcontainer
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.
Als de afvalcontainer vol is, moet u deze handmatig legen.1.
Schakel de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde linksom te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de steunen (16 en 17) los te halen met een inbussleutel d.8.4.
Verwijder de hendel (20, Afb. F) van de handbediende pomp (1, Afb. N).5.
Zet de hendel (2, Afb. N) in de uitsparing (3) van de handbediende pomp.6.
Schakel voorzichtig de pomp (1, Afb. N) in met de hendel (2) en breng de afvalcontainer zo ver omhoog dat de 7.
veiligheidsstang (3, Afb. M) kan worden geplaatst.
WAARSCHUWING!
Als de uitrusting van de handbediende pomp (1, Afb. N) is zoals in het vierkant (9) wordt aangegeven, moet u
voordat u de vorige instructie uitvoert eerst de hendel van het kraantje (6) van de stand (7) naar de stand (8)
zetten.
Handmatig omlaag brengen van de afvalcontainer
Zet de blokkeerstang weer in de ruststand (1, Afb. M).1.
Laat de afvalcontainer zakken door het ontgrendelwiel (4, Afb. N) in het onderste deel van de handbediende pomp (1) los te 2.
draaien.
Als de afvalcontainer omlaag staat, draait u het ontgrendelwiel (4) vast.3.
WAARSCHUWING!
Als de uitrusting van de handbediende pomp (1, Afb. N) eruitziet zoals in het vierkant (9), dan moet de hendel
van het kraantje (6) in de oorspronkelijke stand (7) worden gezet.
GEBRUIK VAN DE REINIGINGSINSTALLATIE ONDER HOGE DRUK
De machine is voorzien van een distributiesysteem voor hogedruk water om te gebruiken voor de reiniging van de machine zelf of
voor andere doeleinden. Deze installatie wordt gevoed vanuit de tanks van het stofbestrijdingssysteem.
De gebruiksprocedure worden hiernavolgend beschreven.
Controleer het niveau en, indien nodig, vul het water bij in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de 1.
symbolen veri eert (12, Afb. H):
hoofdtank en secundaire tank vol
hoofdtank leeg en secundaire tank vol
hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedruk-
reinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken.
!
defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem
contact op met een Nil sk Servicecentrum.
WAARSCHUWING!
Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpompen niet worden ingeschakeld als het niveau in de watertanks
langer dan 10 seconden laag blijft.
Zet de machine waar mogelijk op een stevige, vlakke ondergrond.2.
Stop de dieselmotor zoals werd beschreven in de speci eke paragraaf.3.
Draai de hendel van klep (4, Afb. O) 90° om de watertoevoer naar de hogedrukpomp te leiden. De hendel moet verticaal staan 4.
(haaks op de grond).
WAARSCHUWING!
Na de werkzaamheden zet u de hendel weer in de horizontale stand (parallel met de grond).
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
31
Start de dieselmotor zoals in het hoofdstuk Starten van de dieselmotor.5.
Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental.6.
Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten.7.
Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken.8.
LET OP!
Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het
motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min.
Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert.
Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/9.
min.
WAARSCHUWING!
Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem
de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven.
Schakel de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken.10.
Verwijder de spuitmond met slang (1, Afb. O) op de linkerzijde van de afvalcontainer (2, Afb. G).11.
Sluit de slang van de spuitmond (2, Afb. O) aan op de aansluiting op de achterkant van de machine (3).12.
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Gebruik de spuitmond door op de hendel van de betreffende spuit (5, Afb. O) te drukken.13.
Als u de spuitmond niet meer nodig hebt, schakelt u de waterpomp uit met het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) 14.
en drukt u op de hendel van de spuit (5) om het systeem te legen.
Voer de punten 4 tot en met 13 na het legen in de omgekeerde volgorde uit.15.
DE WATERTANKS VAN HET STOFBESTRIJDINGSSYSTEEM VULLEN/LEGEN
Vul/leeg waar nodig de watertanks van het stofbestrijdingssysteem (2 en 3 Afb. F) en (5 en 6, Afb. G) en ga daarbij als volgt te
werk.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Wanneer er een waterreservoir aanwezig is, gaat u als volgt te werk:3.
Haal de slang (40, Afb. G) los uit de houder en sluit de slang aan op een kraan.
Open de klep van het waterreservoir totdat de tanks worden gevuld.
Wanneer er een normale wateraansluiting is, gebruikt u een slang en vul u de tanks via de vuldoppen (10, 11, 12, 13, Afb. G).4.
Wanneer de tanks (2 en 3, Afb. F) en (5 en 6, Afb. G) moeten worden geleegd, gebruikt u de aftapdoppen (8, Afb. F) en (9, 5.
Afb. G).
OPMERKING
De tanks zijn onderling verbonden.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
32
33019476(3)2010-02 A RS 2200
VERVANGING VAN DE BANDEN
Controleer of de machine op een vlakke en stevige ondergrond staat, vooral wanneer de afvalcontainer vol is.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
Controleer of de machine ook met een opgehesen wiel niet zelf kan bewegen (de parkeerrem werkt alleen op de voorwielen). 4.
Indien nodig de machine vastzetten met wielblokken die op de grond blijven staan.
Gebruik een hydraulische krik met een minimale draagkracht van 3 ton.5.
Demontage/montage van een achterwiel
Plaats de krik (1, Afb. R) (niet meegeleverd) in de juiste uitsparing (2), aangegeven door de sticker, onder het achterchassis 1.
(3) zoals in de afbeelding.
Gebruik voorzichtig de krik (1, Afb. R) met de hendel (9) en breng het te demonteren wiel (4) omhoog totdat het iets van de 2.
grond afkomt.
Verwijder de bevestigingsmoeren, en verwijder en vervang het wiel.3.
Zet het wiel terug door de punten 6 tot en met 8 in omgekeerde volgorde uit te voeren. Bevestigingkoppel bevestigingsmoeren 4.
wiel: 200 N·m
Demontage/montage van een voorwiel
Plaats de krik (5, Afb. R) (niet meegeleverd) in de juiste uitsparing (6), aangegeven door de sticker, onder het voorchassis (7) 1.
zoals in de afbeelding.
Gebruik voorzichtig de krik (5, Afb. R) met de hendel (10) en breng het te demonteren wiel (8) omhoog totdat het iets van de 2.
grond afkomt.
Verwijder de bevestigingsmoeren, en verwijder en vervang het wiel.3.
Zet het wiel terug door de punten 10 tot en met 12 in omgekeerde volgorde uit te voeren. Bevestigingkoppel 4.
bevestigingsmoeren wiel: 200 N·m.
TREKBEWEGING VAN DE MACHINE
Voor trekbewegingen van de machine gaat u als volgt te werk.
Leeg de afvalcontainer. Als de hoeveelheid materiaal minimaal is, is het niet nodig de container te legen.1.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. B) uit.2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. B) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
Als het om een korte afstand gaat, sleep de machine dan door deze aan de trekhaak (28, Afb. F) te bevestigen, aangegeven 4.
door de sticker.
WAARSCHUWING!
Tijdens het slepen moet u een zeer lage snelheid aanhouden.
Als het om een langere afstand gaat, moet u voordat u de machine aan de trekhaak (28, Afb. F) koppelt eerst de schroef van 5.
de by-passklep (2, Afb. T) op de pomp van het aandrijvingssysteem (1, Afb. T) losdraaien.
WAARSCHUWING!
Tijdens het slepen moet u een zeer lage snelheid aanhouden.
GEBRUIK VAN DE CAMERASET (optioneel)
Het videocamerasysteem kan handmatig of automatisch met het gaspedaal worden ingeschakeld.
Stel de stand van de monitor (1, Afb. AO) af door de hendel (3) te deblokkeren en deze in de optimale stand opnieuw te 1.
blokkeren.
Handmatige inschakeling2.
Schakel, terwijl de machine in de neutraalstand staat (gaspedaal niet ingetrapt), het videosysteem (1, Afb. AO) en de
camera’s (4 en 5) in met de schakelaar (2) terwijl de contactsleutel (6, Afb. D) in het contact zit. Op de monitor wordt het
beeld van de camera voor en achter weergegeven.
Automatische inschakeling3.
Als u met de sleutel in het contact (6, Afb. D) een rijrichting kiest door de keuzeschakelaar voor de rijrichting (11) naar
voren of naar achteren te zetten, dan worden het videosysteem (1, Afb. AO) en de camera’s (4 en 5) ingeschakeld. Op de
monitor worden de beelden van de camera’s voor of achter weergegeven, afhankelijk van of de keuzeschakelaar (11, Afb.
D) in vooruit of achteruit staat.
Raadpleeg de handleiding van de cameraset voor gebruik van de andere schakelaars van de monitor.4.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
33
NA GEBRUIK VAN DE MACHINE
Plaats de machine na gebruik als volgt:
Afvalcontainer omlaag (zie het deel Gebruik van de machine).1.
Motor uitgeschakeld (zie het deel Starten en stoppen van de dieselmotor).2.
Verlichting uitgeschakeld.3.
Parkeerrem ingeschakeld.4.
Contactsleutel verwijderd.5.
VERVOER/BEWEGING
Om de machine te vervoeren/verplaatsen moet u de machine met banden in de bevestigingspunten bevestigen, zodat de machine
stevig vastzit aan het vervoersmiddel.
LET OP!
Het verankeren van de machine moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel.
Verankering op het laadbord
Voer de volgende handelingen uit voor de verankering van de machine tijdens het vervoer:
De machine in de verplaatsingscon guratie zetten (zie de procedure in het betreffende deel).1.
Haal de contactsleutel uit de contactschakelaar (6, Afb. D).2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
Sluit alle kleppen, kappen, etc.4.
Bevestig de machine op het laadbord met geschikte banden (1, Afb. B) zoals in Afb. B.5.
Blokkeer de vier wielen met wielblokken (2, Afb. B).6.
Verplaatsing van de machine op het laadbord
U kunt de machine als volgt op het laadbord plaatsen:
Gebruik een vorkheftruck met een geschikt draagvermogen (35/40 ton).1.
Plaats het laadbord in de aangegeven punten op het laadbord zelf.2.
WAARSCHUWING!
Wanneer u niet-geschikte punten gebruikt, moet u controleren of de machine in balans is.
LANGE PERIODE VAN STILSTAND
Als de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, raden wij u het volgende aan:
Zet de machine in de ruststand; ga hierbij te werk zoals wordt beschreven in het deel Na gebruik van de machine.1.
De machine opslaan in een gesloten, droge en schone ruimte die afgeschermd is van de weersomstandigheden en die voldoet 2.
aan de volgende omgevingswaarden:
Temperatuur: van +1 °C tot +50 °C
Vochtigheid: maximaal 95%
Ontkoppel de minpool van de accu.3.
Behandel de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.4.
EERSTE GEBRUIKSPERIODE
Na de eerste gebruiksperiode (de eerste 8 uur) moet u de volgende handelingen uitvoeren:
Controleer of alle bevestigings- en aansluitingselementen nog goed vast zitten; controleer of alle zichtbare onderdelen nog 1.
intact zijn en geen lekkage vertonen.
Voer altijd de controles en vervangingen uit die in het schema voor normaal onderhoud worden vermeld.2.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
34
33019476(3)2010-02 A RS 2200
ONDERHOUD
De levensduur van de machine en de optimale veilige werking ervan worden geholpen door nauwkeurig en regelmatig onderhoud.
Hieronder staat het verkorte schema voor regelmatig onderhoud. De aangegeven perioden zijn afhankelijk van de speci eke
werkomstandigheden en worden bepaald door de verantwoordelijke persoon voor onderhoud.
LET OP!
De onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd op een uitgeschakelde machine (contactsleutel
verwijderd) en met de ontkoppelingsschakelaar voor de accu (37, Afb. G) in de stand OFF (zie Afb. X).
Lees echter eerst aandachtig de instructies in het hoofdstuk Veiligheid door, voordat u de
onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
LET OP!
Onderhoudsprocedures waarbij de afvalcontainer omhoog moet worden gezet, moeten worden uitgevoerd
met de blokkeerstang (1, Afb. M) ingeschakeld. Zie voor de procedure voor het inschakelen het deel De
blokkeerstang van de afvalcontainer naar binnen steken.
WAARSCHUWING!
Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit terwijl de he nrichting van de machine is geactiveerd (bladveren aan
het einde van de slag).
OPMERKING
Bij onderhoudswerkzaamheden moeten altijd originele vervangingsonderdelen worden gebruikt.
OPMERKING
Het display (32, Afb. E) is geprogrammeerd om een onderhoudsinterval dat is verstreken is of binnenkort verstrijkt te
signaleren en weer te geven met het symbool
. De onderhoudsintervallen worden om de 150 en 500 uur gesignaleerd
(zie paragraaf Functies van het display).
Alle regelmatige of buitengewone onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel of bij een
bevoegd servicecentrum.
In deze handleiding staan na het onderhoudsschema alleen de eenvoudigste en meest voorkomende onderhoudsprocedures.
De procedures voor de onderhoudswerkzaamheden die niet in het vastgelegde onderhoudsschema staan, vindt u in de
servicehandleiding, die bij de verschillende servicecentra ligt.
ONDERHOUDSSCHEMA
Onderhoud
Langere
perio-
den
Elk
gebruik
Elke 40
uur
Elke
150 uur
Elke
200 uur
Elke
300 uur
Elke
500 uur
Elke
800 uur
Elke
1.000
uur
Elke
1.500
uur
Controle oliepeil van dieselmotor
Controle remoliepeil
Controle oliepeil hydraulische systeem
Controle koelvloeistofpeil dieselmotor
Reiniging lucht lter dieselmotor
Reiniging cycloonblok van het lucht lter
Reiniging deeltjes lter
Regeneratie deeltjes lter (9)
Vervanging lucht lter dieselmotor
Controle ribben gecombineerde radiateur
Reiniging ribben gecombineerde radiateur
Controle koelcircuit (6)(7)
Vergrendeling cylinderkoppen dieselmotor (2)
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
35
Onderhoud
Langere
perio-
den
Elk
gebruik
Elke 40
uur
Elke
150 uur
Elke
200 uur
Elke
300 uur
Elke
500 uur
Elke
800 uur
Elke
1.000
uur
Elke
1.500
uur
Controle bougies (2)
Controle injectoren (2)
Vervanging brandstof lter dieselmotor (8)
Vastzetten van schroeven en brandstof-
verbindingen dieselmotor
Vervanging ketting dynamo (6)
Controle spanning ketting dynamo (6)(7)
Controle spanning ketting compressor (6)(7)
Verversing koelvloeistof dieselmotor (3)(6)
Reinig brandstofvoor lter
Controle koolborstels startmotor (2)
Verversing olie dieselmotor (7)(8)(5)
Vervanging olie lter dieselmotor (7)(8)
Controle turbocompressor (2)
Controle afdekking slang
Verversing olie remmen (4)(6)
Vervanging olie lter pomp aandrijvingsy-
steem
Vervanging olie lters hydraulisch systeem
Verversing olie hydraulische systeem
Smering bladveerassen
Smering spil geleed frame
Smering bolvormige koppeling krik
Vervanging ketting compressor klimaat-
regelaar
(6)
Vervanging lucht lter stuurcabine
Controle druk koelgas (6)
Vervanging koelgas (3)(9)
Vervanging gascilinder koelgas (3)(9)
Controle verlichtingssysteem
Reiniging herwinningssysteem
Controle bandenspanning
Reiniging water lters
Vervanging water lter tanks
Vervanging water lter pompen
Reiniging spuitmonden
Vervanging spuitmonden
Controle oliepeil pomp stofbestrijdings-
systeem
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
36
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Onderhoud
Langere
perio-
den
Elk
gebruik
Elke 40
uur
Elke
150 uur
Elke
200 uur
Elke
300 uur
Elke
500 uur
Elke
800 uur
Elke
1.000
uur
Elke
1.500
uur
Verversing olie pomp stofbestrijdings-
systeem
(6)
Vervanging pakkingen, koppelingen,
kleppen
(1)(6)
Vervanging borstels
Vervanging pakkingen onderste ap
aanzuigmond
Vervanging pakkingen bovenste ap
aanzuigmond
Vervanging pakkingen aan zijkant aan-
zuigmond
Vervanging pakkingen ap
Vervanging pakkingen aan zijkant
Vervanging pakkingen achterklep
Vervanging pakkingen verbindingsslang
Controle accuklemmen
Elke 1.000 uur(1)
Onderhoudswerkzaamheden die bij de servicecentra van VM Motori moeten worden uitgevoerd(2)
Elke 2 jaar(3)
Elke 2.500 uur(4)
Onder bepaalde omstandigheden, als het stof g is en de machine met een hogere belasting werkt, moet de olie elke 150 uur (5)
worden ververst.
Zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding bij de servicecentra van Nil sk.(6)
Na de eerste 50 uur(7)
Elk jaar(8)
Ga naar een servicecentrum van Nil sk(9)
GEWONE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
DE AFVALCONTAINER REINIGEN
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Wanneer de afvalcontainer is geleegd, moet u de machine op een plaats aangewezen voor reiniging/spoelen zetten en het
volgende doen:
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Zet de afvalcontainer omhoog en open deze volgens de aanwijzingen in het betreffende deel.2.
Breng de blokkeerstang (1, Afb. M) aan zoals in het betreffende deel wordt aangegeven.3.
Reinig de afvalcontainer met een hogedrukspuit. Wanneer u het reinigingssysteem onder hoge druk van de machine gebruikt, 4.
moet u de aanwijzingen in het betreffende deel volgen.
Open het deksel (4, Afb. Z) door het omhoog te zetten.5.
Trek de blokkeerklem (5, Afb. Z) los en verwijder de lter voor bescherming van het systeem voor hergebruik (6).6.
Reinig de lter (6) met een hogedrukstraal.7.
Open de bovenste inspectieluiken (7 en 8, Afb. Z) en reinig met een hogedrukstraal het beschermrooster voor de aanzuiging 8.
rechts (9) en het beschermrooster voor de aanzuiging links (10).
Controleer of het systeem voor hergebruik van het water is gereinigd. Richt met de afvalcontainer omlaag een waterstraal op 9.
de binnenzijde van de bus (1, Afb. Z); het water moet aan de onderkant van de cabine vlak bij de aanzuigmond naar buiten
lopen. Als dit niet het geval is, moet u de leidingen van het systeem voor hergebruik reinigen.
Richt met de afvalcontainer omhoog en in een veilige stand een waterstraal in de bus (1, Afb. Z) en laat het water uit de bus 10.
(2) stromen. Richt een waterstraal op de binnenzijde van de bus (3, Afb. Z); het water moet aan de onderkant van de cabine
vlak bij de aanzuigmond naar buiten lopen.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
37
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN HET HYDRAULISCHE SYSTEEM
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
De meter (3, Afb. G) moet aangeven dat de olietank van het hydraulische systeem vol is.2.
Als dat niet het geval is, verwijdert u de dop (14, Afb. G) en vult u bij. Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk 3.
Technische eigenschappen.
OPMERKING
Vul bij met dezelfde olie als in de tank.
CONTROLE VAN DE REINIGING VAN DE KOELRIBBEN VAN DE GECOMBINEERDE RADIATEUR
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).4.
Reinig de ribben van de gecombineerde radiateur (15, Afb. G) met een straal perslucht (maximaal 6 bar). Indien nodig de 5.
straal perslucht richten in de tegenovergestelde richting van de koele luchtcirculatie.
Controleer of de betreffende ventilator vrij kan draaien als u werkt vanaf de binnenkant van de radiateur (15, Afb. G).6.
Voer de punten 3 tot en met 6 in de omgekeerde volgorde uit.7.
CONTROLE VAN HET VLOEISTOFPEIL VAN DE ACCU
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het controleren of reinigen van de
accu.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).4.
Schakel de accu (18, Afb. F) uit door de sleutel van het ontkoppelingsmechanisme (37, Afb. G) te draaien en deze te 5.
verwijderen (zie Afb. X).
Controleer de kleur van de hygrometer (1, Afb. Y); als deze groen is, is de accu nog geschikt. Als deze rood is, moet u:6.
gedistilleerd water bijvullen
de accu opladen.
Als de kleur van de hygrometer nog steeds rood is, moet de accu worden vervangen.
Reinig indien nodig de accu.7.
Controleer of de aansluitingen op de polen van de accu goed vastgedraaid en niet verroest zijn.8.
Schakel de accu in door de sleutel van het ontkoppelingsmechanisme van de accu (37, Afb. G) in de horizontale stand te 9.
zetten.
Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de 10.
machine.
CONTROLE VAN HET REMOLIEPEIL
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Controleer of het oliepeil in de tank (18, Afb. D) tussen de markeringen MIN en MAX staat. Vul indien nodig bij met dezelfde 3.
olie als in het circuit.
Meestal gebruikte olie: DOT4.4.
Hoeveelheid olie: 0,7 liter (0,2 USgal).5.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN HET GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT
Controleer of het geluidssignaal wordt ingeschakeld als de machine in de achteruitversnelling wordt gezet.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
38
33019476(3)2010-02 A RS 2200
CONTROLE VAN DE BANDENSPANNING
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
De bandenspanning moet als volgt zijn:3.
Voorbanden: 6,0 Bar (87 psi)
Achterbanden: 6,0 Bar (87 psi)
LET OP!
Respecteer de waarden voor de bandenspanning op de betreffende stickers.
De waarden op de banden verwijzen naar standaardbelastingen en -snelheden, maar komen niet overeen met de
bedrijfsomstandigheden van de machine.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE PARKEERREM
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) en controleer of deze goed werkt. Controleer bovendien of de rem hetzelfde werkt op beide
voorwielen. Laat waar nodig afstellingen door een servicecentrum van Nil sk uitvoeren.
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE DIESELMOTOR
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Laat de motor afkoelen.3.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel 4.
d.8.
Controleer het oliepeil van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.5.
Vul waar nodig olie van hetzelfde type bij. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen.6.
CONTROLE VAN HET KOELVLOEISTOFPEIL VAN DE DIESELMOTOR
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Controleer of het peil van de koelvloeistof in het expansievat (1, Afb. G) tussen de markeringen voor MIN en MAX staat (1 en 3.
2, Afb. AB).
Vul waar nodig koelvloeistof van hetzelfde type of koelvloeistof van dezelfde kwaliteit bij via de vuldop (3, Afb. AB). Zie het 4.
hoofdstuk Technische eigenschappen.
SMERING VAN DE BEWEGENDE ONDERDELEN
Smeer de bewegende onderdelen met behulp van de juiste smeerinrichtingen voorzien van de betreffende stickers.
De gemiddelde hoeveelheid te injecteren vet moet zijn:
4 - 5 pompjes bij gebruik van een handbediende pomp.
Injectie van 15 - 20 seconden, bij gebruik van een luchtpomp.
De smeerpunten zijn:
Bladveren rechtsvoor en linksvoor (1, Afb. AA)
Bladveren rechtsachter en linksachter (2, Afb. AA)
Scharnier machine (3 en 4, Afb. AA)
Kop stuurcilinder (5, Afb. AA)
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL IN DE POMP VAN HET STOFBESTRIJDINGSSYSTEEM
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel 3.
d.8.
Gebruik de peilmeter (5, Afb. AD) om te controleren of de olie in de pomp van het stofbestrijdingssysteem (1) bijna bij het 4.
maximumpeil staat.
Als de meter niet bruikbaar is, draait u de vuldop (2, Afb. AD) los en controleer of het oliepeil tussen MIN en MAX (4 en 3) 5.
staat.
Als dat niet het geval is, verwijdert u de dop (2, Afb. AD) en vult u bij. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen voor het 6.
type olie dat moet worden gebruikt.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
39
REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMOND VAN DE HANDMATIGE AANZUIGSLANG
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Draai met een inbussleutel van Ø27 de knevelschroeven (1, Afb. AC) van de koppeling (3) los.3.
Draai de knevelschroef (1, Afb. AC) van de koppeling (4) los en bewaar de sluitringen (6).4.
Draai met een inbussleutel van Ø14 de eenheid spuitmond- lter los uit de knevelschroef (1).5.
Draai de lter (2, Afb. AC) los uit de spuitmond (5).6.
Reinig met perslucht of vervang de spuitmond (4, Afb. AC) en de lter (2).7.
REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMONDEN VAN DE BORSTELS
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Draai de bevestigingsring (1, Afb. AE) los.3.
Reinig de spuitmond (2, Afb. AE) en de lter (3) met perslucht en verwijder daarna eventuele kalkaanslag of vervang waar 4.
nodig de lter (3) en/of de spuitmond (2).
Plaats de lter (3, Afb. AE) en de spuitmond (2) terug en bevestig ze met de bevestigingsring (1).5.
Voer de procedure op beide zijborstels en op de derde borstel uit.6.
REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMONDEN VAN DE AANZUIGMOND
Laat de zuigmond zakken door het onderste deel van de schakelaar (47, Afb. D) ingedrukt te houden.1.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
Haal het verbindingsstuk (1, Afb. AF) met de slang uit de uitsparing op de aanzuigmond (2).4.
Draai de spuitmond (3, Afb. AF) los uit het verbindingsstuk (1).5.
Reinig met perslucht of vervang de spuitmond (3, Afb. AF).6.
BUITENGEWONE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
VERVERSING VAN DE OLIE EN VERVANGING VAN DE FILTERS VAN HET HYDRAULISCH SYSTEEM
LET OP!
De olie van het hydraulisch systeem is zeer bijtend, draag daarom altijd rubberen handschoenen.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).4.
Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de bovenste en onderste steunen (16 en 17) los te halen met een inbussleutel 5.
d.8.
Plaats een geschikte opvangbak om olie op te vangen aan de rechterkant van de machine onder de aftapdop (19, Afb. F) van 6.
de olietank van het hydraulisch systeem.
Draai de aftapdop (19, Afb. F) los en verwijder deze. Laat alle olie uit het hydraulisch systeem lopen.7.
Wanneer alle olie uit het reservoir is gedruppeld, draait u de dop (19, Afb. F) weer vast.8.
Verwijder de dop van de olietank (14, Afb. G).9.
Draai het deksel (1, Afb. AG) van de gecombineerde lter (18, Afb. G) los en bewaar de pakking (2, Afb. AG) voor het 10.
monteren.
Verwijder de dop (3, Afb. AG) uit de houder (5) en bewaar de pakking (4) voor het monteren.11.
Vervang de houder (5).12.
Voer de punten 10 en 11 in omgekeerde volgorde uit.13.
Draai het deksel (6, Afb. AG) van de retour lter (19) los en bewaar de pakking (7) voor het monteren.14.
Verwijder de houdereenheid (8, Afb. AG) uit de retour lter (19, Afb. G) en bewaar de pakking (9, Afb. AG) voor het monteren.15.
Druk op de ribben en verwijder het omloopmechanisme (10, Afb. AG) uit de container (12).16.
Trek de houder (11, Afb. AG) eruit en vervang deze.17.
Voer de punten 14 tot en met 17 in de omgekeerde volgorde uit.18.
Vul de olietank van het hydraulisch systeem (4, Afb. G) via de vuldop (14). Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk 19.
Technische eigenschappen.
LET OP!
De verwijderde olie en lters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de
geldende milieuwetgeving.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
40
33019476(3)2010-02 A RS 2200
VERVANGING VAN DE FLAPS VAN DE AANZUIGMOND
Wanneer de aps zijn gescheurd of versleten, moet u ze als volgt vervangen:
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de speci eke paragraaf.1.
Zet de aanzuigmond omhoog door op het bovenste deel van de schakelaar (29, Afb. E) te drukken.2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.4.
Verwijder de 4 schroeven (2, Afb. AI) en de afdichtrubber (3). Vervang de pakking (1, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug.5.
Verwijder de 2 schroeven (4, Afb. AI) en de afdichtrubber (5). Vervang de pakking (6, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug.6.
Verwijder de 4 schroeven (7, Afb. AI) en de afdichtrubber (8). Vervang de pakking (9, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug.7.
Verwijder de 2 moeren (10, Afb. AI) en houd daarbij de 2 schroeven (11) in de aanzuigmond vast. Verwijder de afdichtrubber 8.
(12, Afb. AI), vervang de pakking (13) en plaats daarna de onderdelen terug.
Verwijder de 4 moeren (14, Afb. AI) en de afdichtrubber (15). Vervang de pakking (16, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna 9.
terug.
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN
Wanneer de borstels zijn versleten, moet u ze als volgt vervangen:
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de speci eke paragraaf.1.
Zet de borstels omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (29, Afb. E) ingedrukt te houden.2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.4.
Verwijder de schroef (1, Afb. AK) om de borsteleenheid los te halen van de motoras (2). Verwijder om de borstel (5, Afb. AK) 5.
los te halen de 3 moeren (3) maar houd daarbij de 3 schroeven (4) vast.
Vervang de borstel (5, Afb. AK).6.
Voer de procedure van punt 5 in omgekeerde volgorde uit.7.
ARM VAN DE DERDE BORSTEL VERVANGEN
Zet de derde borstel in de verplaatsingsstand.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Verwijder de middelste schroef (6, Afb. AK) en verwijder de te vervangen borstel (7). Haal de spie terug.3.
Verwijder de schroeven (8, Afb. AK) en de ens (9) uit de verwijderde borstel.4.
Monteer de ens (9, Afb. AK) en bevestig deze met de schroeven (8) op de nieuwe borstel die wordt gemonteerd.5.
Monteer de nieuwe borstel (7, Afb. AK) met de spie en draai de middelste schroef (6) aan.6.
VERVANGING VAN DE PAKKING VAN DE VERBINDINGSSLANG
Wanneer de pakking van de aanzuigslang gescheurd is, moet u deze als volgt vervangen:
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de speci eke paragraaf.1.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.2.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.3.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.4.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).5.
Verwijder de pakking (1, Afb. AH).6.
Reinig de volledige rand van de slang (2, Afb. AH) en breng een laag lijm (siliconen) aan.7.
Breng de nieuwe pakking aan en zorg dat de lijm op beide uiteinden vasthecht.8.
Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de 9.
machine.
VERVERSING VAN DE OLIE VAN DE DIESELMOTOR
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.1.
Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de drukknop (24, Afb. E) ingedrukt te houden.2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.4.
Zet de veiligheidsstang van de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel De blokkeerstang van de afvalcontainer naar 5.
binnen steken.
Ververs de olie van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.6.
OPMERKING
Gebruik hetzelfde type olie als in de motor. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen in het deel Gegevens
dieselmotor.
LET OP!
De verwijderde olie en lters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de
geldende milieuwetgeving.
WAARSCHUWING!
Als de olie van de dieselmotor moet worden ververst, moet ook de houder van het olie lter worden vervangen.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
41
VERVANGING VAN DE OLIEFILTER VAN DE DIESELMOTOR
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel 4.
d.8.
Vervang de houder van het olie lter van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.5.
OPMERKING
Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen.
LET OP!
De verwijderde olie en lters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de
geldende milieuwetgeving.
Sluit de watertank linksvoor (5, Afb. G) en vergrendel de bovenste en onderste steunen (39 en 38).6.
DE LUCHTFILTER VAN DE DIESELMOTOR VERVANGEN
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.1.
Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de drukknop (24, Afb. E) ingedrukt te houden.2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.4.
Zet de veiligheidsstang van de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel De blokkeerstang van de afvalcontainer naar 5.
binnen steken.
Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de bovenste en onderste steunen (17 en 16) los te halen met een inbussleutel 6.
d.8.
Verwijder de afdekking van de lucht lter van de motor (1, Afb. AJ) door de steunen (2) los te halen.7.
Verwijder de houder van het lucht lter (3, Afb. AJ).8.
Verwijder de veiligheidshouder van het lucht lter (4, Afb. AJ).9.
Reinig (of vervang waar nodig) en monteer de houders.10.
Voer de punten 2 tot en met 8 in de omgekeerde volgorde uit.11.
REINIGING/VERVANGING VAN HET DEELTJESFILTER (FAP) VAN DE DIESELMOTOR
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de
machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
Voorbereidende handelingen
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Laat het uitlaatsysteem van de dieselmotor enkele minuten afkoelen.3.
Dit is het achterste deel van de machine in het onderste gebied tussen de twee achterwielen.4.
Open de thermische bescherming (2, Afb. AL) van het deeltjes lter (1), maar laat de 6 bevestigingen (9) zitten.5.
Verwijder de buis (3, Afb. AL) uit het verbindingsstuk op het deeltjes lter (1).6.
Verwijder de buis (4, Afb. AL) uit het verbindingsstuk op het deeltjes lter (1).7.
Draai de bevestigingsklem (5, Afb. AL) op de uitlaatslang (6) los.8.
Draai de twee klemmen (7, Afb. AL) waarmee het deeltjes lter (1) op de steun (8) is bevestigd los.9.
Haal het deeltjes lter (8) eruit en zet het op de bank.10.
Reiniging/vervanging lter
Ga voor de reiniging en eventuele vervanging van het centrale deel van de lter te werk zoals beschreven in de handleiding 1.
van de dieselmotor.
Voer de punten 5 tot en met 10 in de omgekeerde volgorde uit.2.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
42
33019476(3)2010-02 A RS 2200
VERVANGING VAN DE LUCHTFILTER VAN DE CABINE
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.1.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.2.
Verwijder de 4 schroeven (2, Afb. AM) en verwijder daarna het carter linksachter (1).3.
Verwijder de lter (3, Afb. AM) en vervang deze.4.
Voer de punten 3 en 4 in omgekeerde volgorde uit.5.
VERVERSING VAN DE KOELVLOEISTOF VAN DE DIESELMOTOR
Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine.2.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.3.
Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M).4.
LET OP!
Het koelcircuit staat onder druk; voer geen controles uit voordat de motor is afgekoeld en open ook in dat geval
voorzichtig de dop van het expansievat (22, Afb. G).
WAARSCHUWING!
De verwijderde koelvloeistof moet naar een speciaal verwerkingsbedrijf worden gebracht in overeenstemming
met de geldende milieuwetgeving.
Plaats een geschikte opvangbank voor koelvloeistof onder de machine bij de aftapslang (22, Afb. F).5.
Verwijder de koelvloeistof uit de radiateur (15, Afb. G) door de aftapslang (22, Afb. F) los te koppelen.6.
Na de laatste druppels sluit u de aftapslang (22, Afb. F) aan op het aansluitstuk.7.
Vul het koelsysteem met de voorgeschreven vloeistof.8.
Bestanddelen van de koelvloeistof:9.
50% antivries AGIP (zie het hoofdstuk Technische eigenschappen onder Gegevens dieselmotor)
50% water
Vul het peil van de koelvloeistof in het expansievat (22, Afb. G) bij tot het tussen de markeringen voor MIN en MAX staat.10.
Draai na het vullen de dop van het expansievat weer vast.11.
Start de dieselmotor zoals in het deel Starten en stoppen van de dieselmotor en controleer het peil van de koelvloeistof.12.
Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de 13.
machine.
DE BRANDSTOFLUCHTFILTER VAN DE DIESELMOTOR VERVANGEN
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel 4.
d.8.
Vervang de houder van het brandstof lter zoals in de handleiding van de dieselmotor wordt beschreven.5.
OPMERKING
Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen.
LET OP!
De verwijderde lter moet naar een speciaal verwerkingsbedrijf worden gebracht in overeenstemming met de
geldende milieuwetgeving.
Sluit de watertank linksvoor (5, Afb. G) en vergrendel de bovenste en onderste steunen (39 en 38).6.
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
43
REINIGING/VERVANGING VAN DE HOUDERS VAN DE WATERFILTERS
Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.3.
Verwijder de aftapdoppen (8, Afb. F) en (9, Afb. G) en leeg de watertanks (2 en 3, Afb. F) en (5 en 6, Afb. G).4.
Draai de afdekking (1, Afb. AN) van het water lter los en verwijder het samen met het lter.5.
Haal de afdekking (1, Afb. AN) en de lter (2) los, en was en reinig ze.6.
Indien nodig de lter vervangen.
Monteer de lter en afdekking.7.
De volgende water lters zijn op de machine gemonteerd:8.
Filter tanks het stofbestrijdingssysteem (47, Afb. G)
Filter pomp stofbestrijdingssysteem (23, Afb. F)
VERVANGING VAN DE ZEKERINGEN
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Draai de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel.2.
Zet de ontkoppelingsschakelaar van de accu (37, Afb. G) in de stand OFF en verwijder de sleutel. Zie het hoofdstuk 3.
Onderhoud.
Controleer de werking van de zekeringen, aan de hand van het deel Elektrische beschermingen, om de positie te bepalen van 4.
de zekering die moet worden vervangen. De zekeringen hebben twee locaties (16, Afb. D - 32, Afb. G).
Verwijder de bescherming van het zekeringenkastje en vervang de betreffende zekering. Raadpleeg voor de waarden van de 5.
zekeringen het deel Elektrische beschermingen.
Monteer de bescherming van het zekeringenkastje.6.
Zet de ontkoppelingsschakelaar van de accu (37, Afb. G) in de stand ON. Zie het hoofdstuk Onderhoud.7.
Wanneer de storing aanhoudt, neem dan contact op met een bevoegd servicecentrum van Nil sk.8.
ONDERHOUD IN DE WINTER
Volg tijdens de wintermaanden zorgvuldig de onderhoudsprocedures die hier worden beschreven.
Gebruik winterbrandstoffen die in de handel verkrijgbaar zijn.
Zorg dat de brandstoftank altijd zo vol mogelijk blijft.
Procedure voor opslag van machines die bij temperaturen onder 0 °C werken
Leeg de watertanks.1.
Leeg en reinig/vervang het water lter.2.
Voeg antivries toe aan de watertanks (controleer de hoeveelheid per liter op de verpakking van de antivries).3.
Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de speci eke paragraaf.4.
Laat de antivriesvloeistof onder hoge druk door het watersysteem stromen totdat de vloeistof uit de spuitmond komt door de 5.
pomp te activeren met de hendel in de cabine (zie de betreffende delen). Stop de pomp wanneer de antivriesvloeistof naar
buiten stroomt.
Procedures voor de tweede opslagmaand
Vervang de motorolie en het bijbehorende lter (zie de betreffende delen).1.
Vul de brandstoftank (zie het betreffende deel).2.
Smeer de machine.3.
Laad de accu op.4.
Controleer de bandenspanning (zie het betreffende deel).5.
Procedures voor de derde opslagmaand
Herhaal dezelfde procedures voor de tweede maand.1.
Sluit elke maand een acculader aan en houd de accu 12/24 uur opgeladen.2.
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
44
33019476(3)2010-02 A RS 2200
VEILIGHEIDSFUNCTIES
Op de machine zijn de volgende veiligheidsfuncties voorzien:
GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT
De machine is voorzien van een sensor met overeenkomend geluidssignaal om aan te geven dat het voertuig in zijn achteruit staat.
BEGRENZINGSSENSOR VOOR STARTEN VAN DE DIESELMOTOR BIJ GEACTIVEERDE RIJHENDEL
De machine is voorzien van een sensor die het starten van de dieselmotor beperkt wanneer de rijhendel niet in de neutraalstand
(midden) staat.
BLOKKEERSYSTEEM VOOR STARTEN VAN DE MOTOR BIJ WERKCONFIGURATIE
De machine is voorzien van een beveiligingssysteem dat voorkomt dat de machine kan worden gestart als de motor in de
werkcon guratie staat met de schakelaar voor inschakeling van het hydraulische systeem is ingedrukt.
GELUIDSSIGNAAL VOOR VERPLAATSING AFVALCONTAINER
De machine is voorzien van een sensor voor het geluidssignaal dat wordt geactiveerd als de afvalcontainer omhoog of omlaag
wordt gezet.
SENSOR VOOR SNELHEIDSBEGRENZING MET AFVALCONTAINER OMHOOG
De machine is voorzien van een sensor die de rijsnelheid beperkt tot 5 km/u als de afvalcontainer niet wordt ondersteund.
BEVEILIGINGSKNOP OP DE MANIPULATOR
De bedieningsknoppen op de manipulator zijn alleen actief als de beveiligingsknop (op de manipulator) is ingedrukt.
HANDMATIGE ONTKOPPELING VAN DE ACCU
De machine is voorzien van een handmatige ontkoppeling van de accu als beveiliging als er onderhoudswerkzaamheden aan het
elektrische systeem worden uitgevoerd, als de machine langere tijd wordt gestald en/of als u de machine onbeheerd moet laten
staan.
STORINGEN LOKALISEREN
Hierna volgen de meest gebruikelijke problemen die kunnen worden gecontroleerd tijdens het gebruik van de machine, de
waarschijnlijke oorzaken ervan en de mogelijke acties om ze te herstellen.
LET OP!
De aangegeven herstelactie moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel, wat altijd de in de speci eke
paragrafen van deze handleiding, indien aanwezig, beschreven instructies moet opvolgen. Neem anders voor
meer informatie contact op met de servicecentra van Nil sk. Zij beschikken over de werkplaatshandleiding.
Neem voor uitleg of informatie contact op met de servicecentra van Nil sk.
Raadpleeg de betreffende handleidingen voor het opzoeken van storingen aan de volgende optionele uitrustingen:
cameraset
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
45
ONGEMAKKEN EN HERSTELACTIES
Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie
BORSTELS
De borstels reinigen niet goed De borstels zijn niet goed afgesteld Afstellen
Het toerental van de borstels is niet juist Stel het toerental af
Borstels overmatig versleten Vervangen
De borstels draaien niet De werkcon guratie is niet ingeschakeld Schakel de werkcon guratie met de schakelaar
in
De potentiometer voor de draaisnelheid van de
borstels staat op stationair
Stel de potentiometer voor de draaisnelheid
van de borstels in
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De potentiometer voor de draaisnelheid van de
borstels is defect
Vervangen
Het proportionele regelcircuit is beschadigd Controleer de aansluitingen of vervang
De hydraulische bedieningspomp zet geen druk
op de olie in het circuit
Controleer de oliedruk van de hydraulische
installatie
De magneetklep is geblokkeerd Vervangen
Olielekkage uit de verbindingen/slangen van de
hydraulische installatie
Repareren/vervangen
De motoren zijn defect Vervangen
De borstels of de steunen van de borstels zijn
geblokkeerd
Demonteren en deblokkeren
De borstel of de steun van de borstel werkt niet
synchroon met de hydraulische motor
Controleer bevestiging
ARM VAN DE DERDE BORSTEL
De onderarm van de derde borstel beweegt
niet zijwaarts
De werkcon guratie is niet ingeschakeld Schakel de werkcon guratie met de schakelaar
in
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De kalibratienok op de cilinder is verstopt Demonteren en reinigen
Er staat geen spanning op de magneetklep Controleer de elektrische installatie
De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen
De cilinderpakkingen zijn versleten Cilinder reviseren
De drukknoppen zijn defect Vervang de manipulator
De arm van de derde borstel gaat niet naar
rechts/links
De derde borstel draait niet in de goede richting Zet de schakelaar in de andere richting
De derde borstel oefent onvoldoende druk op
de grond uit
Laat de arm verder zakken
De derde borstel oefent onvoldoende druk op
de grond uit
Vergroot de hellingshoek van de derde borstel
De derde borstel is overmatig versleten Vervangen
De arm van de derde borstel slingert De spanveren zijn niet juist afgesteld of ze zijn
versleten
Afstellen/vervangen
De arm van de derde borstel gaan niet omlaag/
omhoog
De werkcon guratie is niet ingeschakeld Schakel de werkcon guratie met de schakelaar
in
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De kalibratienok op de cilinder is verstopt Demonteren en reinigen
Er staat geen spanning op de magneetklep Controleer de elektrische installatie
De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen
De cilinderpakkingen zijn versleten Cilinder reviseren
De drukknoppen zijn defect Vervang de manipulator
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
46
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie
AANZUIGVENTILATOR
De aanzuigventilator maakt lawaai De lagers van de ventilator zijn versleten Vervang de motor
De hydraulische motor is defect Vervang de motor
De ventilator is beschadigd Repareren/vervangen
De aanzuigventilator draait maar zuigt niet
genoeg
De aanzuigroosters zijn verstopt Reinigen
De aanzuigslang is verstopt Reinigen
De aanzuigslang is doorgesneden/gescheurd Vervangen
De pakking tussen de aanzuigmond en de af-
valcontainer is kapot of niet juist gepositioneerd
Vervangen/positie afstellen
De afvalcontainer staat niet helemaal omlaag Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer
terug
De bovenste panelen van de afvalcontainer
staan open
Sluit ze
De pomp voor het activeren van de motor voor
de aanzuigventilator genereert geen druk
Stel de druk van de pomp af
De aanzuigventilator draait langzaam of niet De werkcon guratie is niet ingeschakeld Schakel de werkcon guratie met de schakelaar
in
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De magneetklep van de verdeler krijgt geen
voeding
Controleer de elektrische installatie
De bediening is geblokkeerd Repareren
De motor is defect Vervangen
De pomp is defect Vervangen
AANZUIGMOND EN FLAP
De aanzuigmond zuigt het vuil niet voldoende De positie van de aanzuigmond is niet correct Controleer de hoogte en de werking van de
aanzuigmond en de ap
De pakkingen van de mond zijn beschadigd Vervangen
De afvalcontainer staat niet helemaal omlaag Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer
terug
De aanzuigslang is verstopt Reinigen
De aanzuigslang is beschadigd/gescheurd Vervangen
De aanzuigmond gaat niet omhoog De werkcon guratie is niet ingeschakeld Schakel de werkcon guratie met de schakelaar
in
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De drukknop voor het heffen is onderbroken Vervangen
De magneetklep van de verdeler krijgt geen
voeding
Controleer de elektrische installatie
De kalibratienokken op de cilinders zijn verstopt Demonteren en reinigen
De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen
De cylinderpakkingen zijn versleten Reviseer de cilinders
Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
47
Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie
AANZUIGMOND EN FLAP
De aanzuigmond gaat niet omlaag De knop voor omlaag is niet lang genoeg
ingeschakeld
Houd de knop langer ingedrukt
De veiligheidsketting is geblokkeerd Loshalen
De drukknop voor het neerzetten is onderbro-
ken
Vervangen
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De magneetklep van de verdeler krijgt geen
voeding
Controleer de elektrische installatie
Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp
De kalibratienokken op de cilinders zijn verstopt Demonteren en reinigen
De ap opent/sluit niet De knoppen voor openen/sluiten zijn defect Vervangen
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De magneetkleppen van de verdeler krijgen
geen voeding
Controleer de elektrische installatie
Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp
De kalibratienok op de cilinder is verstopt Demonteren en reinigen
De ap is beschadigd of zit vast Repareren
AFVALCONTAINER EN DE BETREFFENDE KLEP
De afvalcontainer gaat niet omhoog/kantelt niet De werkcon guratie is niet ingeschakeld Schakel de werkcon guratie met de schakelaar
in
De sensoren van de afvalcontainer staan bui-
ten positie of zijn beschadigd
Afstellen of vervangen
De afvalcontainer staat niet op de veilige
hoogte voor kantelen
Zet deze helemaal omhoog
De knoppen voor omhoog/kantelen zijn defect Vervangen
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De magneetkleppen van de verdeler krijgen
geen voeding
Controleer de elektrische installatie
De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen
Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp
De afvalcontainer keert niet terug in horizontale
stand/omlaag
De veiligheidsstang is nog niet teruggezet Omhoog zetten en terugplaatsen
De afvalcontainer staat niet helemaal in de
normale stand
Haal helemaal terug voordat u hem omlaag zet
De sensoren van de afvalcontainer staan bui-
ten positie of zijn beschadigd
Afstellen of vervangen
De knoppen voor omhoog/kantelen zijn defect Vervangen
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De magneetkleppen van de verdeler krijgen
geen voeding
Controleer de elektrische installatie
De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen
Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp
De klep van de afvalcontainer opent/sluit niet De afvalcontainer staat niet op de veilige
hoogte voor kantelen
Zet deze helemaal omhoog
De kalibratienokken op de blokkeercilinders zijn
verstopt
Demonteren en reinigen
De haken zijn geblokkeerd Demonteren en reinigen
De klep is niet helemaal omhoog gezet voordat
de ventilator is ingeschakeld
Kantel de afvalcontainer en zet hem terug
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
48
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie
SPUITMONDEN INSTALLATIE STOFBESTRIJDING
Er komt geen water uit de spuitmonden De openingen van de spuitmonden zijn verstopt Reinigen
De lters van de spuitmonden zijn vuil Reinigen/vervangen
Er komt geen water naar de spuitmonden De werkcon guratie is niet ingeschakeld Schakel de werkcon guratie met de schakelaar
in
De watertanks zijn leeg Vul de tanks
De schakelaar van de waterpomp is uitgescha-
keld
Inschakelen
Het hogedrukkraantje is gesloten Openen
De drijvers zijn geblokkerd Repareren
Het water lter is verstopt Reinigen/vervangen
De by-pass op de stelklep is open Sluiten
De druk is te laag IJk de stelklep
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
De leidingen zijn beschadigd Repareren
De pomp werkt niet Repareren/vervangen
De waterpomp stopt niet De drijvers zijn geblokkerd Repareren
De drijvers zijn omgekeerd gemonteerd Op de juiste manier monteren
STUURINRICHTING
Het sturen gaat zwaar De stuurbekrachtiging is defect Vervangen
De voorkeurklep is defect Vervangen
De hydraulische cylinder die de sturende wie-
len bedient is defect
Vervangen
REMMEN
De machine remt niet genoeg Onvoldoende remolie Controleer het oliepeil van de remmen
De remblokken zijn versleten of vuil Vervangen
Er zit lucht in de installatie Ontlucht de installatie
De cylinders van de trommelremmen zijn defect Vervangen
De remoliepomp is defect Reviseren
De parkeerrem remt niet genoeg De rem is niet goed afgesteld Afstellen
STABILITEIT
De machine in beweging heeft weinig stabiliteit De banden zijn niet op de juiste spanning
opgepompt
Controleer de bandenspanning
De rubberen dempers zijn beschadigd/afwezig Vervangen
Lading niet gelijkmatig verdeeld Verdeel de lading op de juist manier
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
RS 2200 33019476(3)2010-02 A
49
Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie
AANDRIJVINGSSYSTEEM
De machine heeft geen tractie De microschakelaar van de bestuurdersstoel is
niet geactiveerd of is defect
Repareren/vervangen
Het rempedaal is ingeschakeld of geblokkeerd Laat het pedaal los of deblokkeer het
De voedingszekering is onderbroken Vervangen
Het versnellingspedaal is defect Vervangen
De rijhendel is defect Vervangen
De magneetkleppen van de pomp van het aan-
drijvingssysteem krijgen geen voeding
Controleer de elektrische installatie
De schroef van de by-pass van de pomp van
het aandrijvingssysteem is losgedraaid
Vastdraaien
De pomp voor het aandrijvingsysteem is kapot Vervangen
De motoren van het aandrijvingssysteem zijn
defect
Vervangen
De machine beweegt ook met het snelheidspe-
daal in ruststand
De pomp van het aandrijvingssysteem is niet
goed vastgedraaid
Afstellen
De machine heeft weinig aandrijfvermogen De afvalcontainer staat omhoog Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer
terug
Het versnellingspedaal is defect Vervangen
De pomp voor het aandrijvingsysteem is kapot Vervangen
De motoren van het aandrijvingsysteem zijn
versleten
Vervangen
VERWARMING IN DE STUURCABINE
Er komt geen warme lucht Het kraantje of de de slang voor de toevoer van
warm water is kapot
Vervangen
De verwarming lekt water Vervangen
De schakelaar is uitgeschakeld Inschakelen
De hoofdzekering is gesprongen Vervangen
KLIMAATREGELING IN DE STUURCABINE
Er komt geen koele lucht De compressor draait niet omdat de aandrijf-
riem traag/kapot is
Stel riemspanning goed af/vervang de riem
De thermostaat is uitgeschakeld Inschakelen
Gaslek in de installatie Herstel de oorzaak van het lek en doe er weer
gas in
De expansieklep is defect Vervangen
De schakelaar is uitgeschakeld Inschakelen
De hoofdzekering is gesprongen Vervangen
De gasdrukregelaar is onderbroken Vervangen
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
50
33019476(3)2010-02 A RS 2200
Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie
DIESELMOTOR
Wanneer u de contactsleutel draait, start de
dieselmotor niet
De accu-ontkoppeling is niet ingeschakeld Schakel deze in
De rijhendel is ingeschakeld In de neutraalstand zetten
De schakelaar voor de werkmodus is ingescha-
keld
Uitschakelen
De voedingszekering is onderbroken Vervang de zekering
Het startrelais is beschadigd Vervang het relais
Geen brandstof Tanken
Water in het brandstof lter Systeem ontluchten
VERLICHTINGSSYSTEEM
De dimlichten en het groot lucht gaan niet
branden
Zekering verlichting gesprongen Vervangen
Schakelaar verlichting onderbroken Vervangen
Gloeilampen kapot Vervangen
Regeleenheid voor voeding verlichting bescha-
digd
Vervangen
Stuurbediening defect Vervangen
De bedrijfsverlichting kan niet worden inge-
schakeld
De werkcon guratie is niet ingeschakeld Schakel de werkcon guratie met de schakelaar
in
Zekering verlichting gesprongen Vervangen
Schakelaar verlichting onderbroken Vervangen
Gloeilampen kapot Vervangen
VERWIJDERING
Als de machine wordt afgedankt, moet hij naar een bevoegd verwijderingbedrijf worden gebracht.
Voordat de machine wordt afgedankt, moeten de volgende materialen worden verwijderd en gescheiden en vervolgens volgens de
geldende milieunormen naar de betreffende afvalverwerkingsbedrijven worden gebracht:
Borstels
Motorolie
Filter motorolie
Olie hydraulisch systeem
Olie lters hydraulisch systeem
Kunststof onderdelen
Elektrische en elektronische onderdelen
OPMERKING
Raadpleeg met name voor het afdanken van elektrische en elektronische onderdelen uw plaatselijke Nil sk-kantoor.

Documenttranscriptie

A Сертификат за съответствие Conformity certificate Declaração de conformidade Osvědčení o shodě Πιστοποιητικό συμμόρφωσης Deklaracja zgodności Konformitätserklärung Megfelelősségi nyilatkozat Certificat de conformitate Overensstemmelsescertifikat Dichiarazione di conformità Заявление о соответствии Declaración de conformidad Atitikties deklaracija Vastavussertifikaat Atbilstības deklarācija Certifikát súladu Déclaration de conformité Konformitetssertifisering Certifikat o ustreznosti Yhdenmukaisuustodistus Conformiteitsverklaring Uyumluluk sertifikası Överensstämmelsecertifikat Модел / Model / Modell / Model / Modelo / Mudel / Modèle / Malli / Model / Μοντέλο / Modell / Modello / Modelis / Modelis / Modell / Model / Modelo / Model / Model / Модель / Modell / Model / Model / Model : ROAD SWEEPER Тип / Typ / Typ / Type / Tipo / Tüüp / Type / Tyyppi / Type / Τύπος / Típus / Tipo / Tipas / Tips / Type / Type / Tipo / Typ / Tip / Тип / Typ / Typ / Tip / Tip : RS 2200 Сериен номер / Výrobní číslo / Seriennummer / Serienummer / Número de serie / Seerianumber / Numéro de série / Sarjanumero / Serial number / Σειριακός αριθμός / Sorozatszám / Numero di serie / Serijos numeris / Sērijas numurs / Serienummer / Serienummer / Número de série / Numer seryjny / Număr de serie / Серийный номер / Serienummer / Výrobné číslo / Serijska številka / Seri Numarası : Година на производство / Rok výroby / Baujahr / Fabrikationsår / Año de fabricación / Väljalaskeaasta / Année de fabrication / Valmistusvuosi / Year of construction / Έτος κατασκευής / Gyártási év / Anno di costruzione / Pagaminimo metai / Izgatavošanas gads / Byggeår / Bauwjaar / Ano de fabrico / Rok produkcji / Anul fabricaţiei / Год выпуска / Tillverkningsår / Rok výroby / Leto izdelave / Leto izdelave/İmal yılı : Долуподписаният потвърждава, че гореспоменатият модел е произведен в съответствие със следните директиви и стандарти. The undersigned certify that the above mentioned model is produced in accordance with the following directives and standards. A presente assinatura serve para declarar que os modelos supramencionados são produtos em conformidade com as seguintes directivas e normas. Níže podepsaný stvrzuje, že výše uvedený model byl vyroben v souladu s následujícími směrnicemi a normami. Ο κάτωθι υπογεγραμμένος πιστοποιεί ότι η παραγωγή του προαναφερθέντος μοντέλου γίνεται σύμφωνα με τις ακόλουθες οδηγίες και πρότυπα. Niżej podpisany zaświadcza, że wymieniony powyżej model produkowany jest zgodnie z następującymi dyrektywami i normami. Der Unterzeichner bestätigt hiermit dass die oben erwähnten Modelle gemäß den folgenden Richtlinien und Normen hergestellt wurden. Alulírottak igazoljuk, hogy a fent említett modellt a következő irányelvek és szabványok alapján hoztuk létre. Subsemnatul atest că modelul susmenţionat este produs în conformitate cu următoarele directive şi standarde. Undertegnede attesterer herved, at ovennævnte model er produceret i overensstemmelse med følgende direktiver og standarder. Il sottoscritto dichiara che i modelli sopra menzionati sono prodotti in accordo con le seguenti direttive e standard. Настоящим удостоверяется, что машина вышеуказанной модели изготовлена в соответствии со следующими директивами и стандартами. El abajo firmante certifica que los modelos arriba mencionados han sido producidos de acuerdo con las siguientes directivas y estandares. Toliau pateiktu dokumentu patvirtinama, kad minėtas modelis yra pagamintas laikantis nurodytų direktyvų bei standartų. Undertecknad intygar att ovannämnda modell är producerad i överensstämmelse med följande direktiv och standarder. Allakirjutanu kinnitab, et ülalnimetatud mudel on valmistatud kooskõlas järgmiste direktiivide ja normidega. Ar šo tiek apliecināts, ka augstākminētais modelis ir izgatavots atbilstoši šādām direktīvām un standartiem. Dolu podpísaný osvedčuje, že hore uvedený model sa vyrába v súlade s nasledujúcimi smernicami a normami. Je soussigné certifie que les modèles cidessus sont fabriqués conformément aux directives et normes suivantes. Undertegnede attesterer att ovennevnte modell är produsert i overensstemmelse med fölgende direktiv og standarder. Spodaj podpisani potrjujem, da je zgoraj omenjeni model izdelan v skladu z naslednjimi smernicami in standardi. Allekirjoittaia vakuuttaa että yllämainittu malli on tuotettu seuraavien direktiivien ja standardien mukaan. Ondergetekende verzekert dat de bovengenoemde modellen geproduceerd zijn in overeenstemming met de volgende richtlijnen en standaards. Aşağıda İmzası olan kişi, yukarıda bahsedilen model cihazın aşağıda verilen direktiflere ve standartlara uygunlukta imal edildiğini onaylar. EC Machinery chinery Direc Directive e 2006/42/E 2006/42/EC EN ISO 12100-1, EN ISO 12100-2, EN 294, EN 349, EN 982, EN 13019, EN 15429-1 EC EMC MC Directive 2009/19/EC 200 /EC EN 55012, EN 50366 Manufacturer: Nilfisk-Advance S.p.A. Authorized signatory: Franco Mazzini, General Mgr Date: Signature: Address: Strada Comunale della Braglia, 18, 26862 GUARDAMIGLIO (LO) - ITALY Tel: +39 (0)377 451124, Fax: +39 (0)377 51443 Technical file compiled by the manufacturer B C 1 Model: RS 2200 Serial No: 09XXXXXXX Total Weight : KG 4500 Prod. Nr: 13300146 Date code : H07 IPX3 dB(A)XXX KW 70 Battery: 12VDC MAX 1 28% 1 2 2 Manufactured By: Nilfisk - Advance S.p.a. 26862 Guardamiglio (LO) - Italy www.nilfisk-advance.com Made in Italy S350000 RS 2200 S350001 33019476(3)2010-02 A I GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS INLEIDING OPMERKING De nummers tussen haakjes verwijzen naar de onderdelen die worden afgebeeld in het hoofdstuk Beschrijving van de machine. DOEL EN INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING In deze handleiding staat alle informatie die de bediener nodig heeft om deze machine op de juiste en veiligste manier te gebruiken. Er staat informatie in over technische aspecten, de veiligheid de werking, het stoppen, het onderhoud, de vervangingsonderdelen en de verwijdering van de machine. De bedieners en bevoegde technici die met deze machine werken, moeten de instructies in deze handleiding zorgvuldig lezen voordat ze met de machine aan het werk gaan. Neem bij twijfel over de juiste interpretatie van de instructies contact op met Nilfisk voor meer uitleg. BETREFFENDE PERSONEN Deze handleiding is bestemd voor de bediener van de machine en de technici die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de machine. De bedieners mogen geen handelingen uitvoeren die alleen door bevoegde monteurs uitgevoerd mogen worden. Nilfisk is niet verantwoordelijk voor schade die is ontstaan uit het negeren van dit verbod. OPBERGEN VAN DE HANDLEIDING De bedienershandleiding moet in de juiste houder bij de machine worden opgeborgen. Er mogen geen vloeistoffen of andere materialen bij komen zodat de handleiding goed leesbaar blijft. CONFORMITEITSVERKLARING De conformiteitsverklaring (Afb. A) die bij de machine wordt geleverd, is een verklaring dat de machine voldoet aan de geldende wetgeving. OPMERKING Er is één kopie van de oorspronkelijke conformiteitsverklaring verstrekt, samen met de machinedocumentatie. OPMERKING Wanneer de machine is goedgekeurd voor gebruik op de weg, wordt er een specifiek conformiteitscertificaat meegeleverd. IDENTIFICATIEGEGEVENS Het serienummer en model van de machine staan op het identificatieplaatje (1, Afb. C). Het productiejaar van de machine staat in de conformiteitsverklaring. Het productiejaar kan ook worden afgeleid uit de eerste twee cijfers van het serienummer van de machine. Deze informatie is nodig als u vervangingsonderdelen voor de machine bestelt. Gebruik de onderstaande ruimte om de identificatiegegevens van de machine op te schrijven. Model MACHINE .................................................................... Model MOTOR ....................................................................... Serienummer MACHINE ........................................................ Serienummer MOTOR ............................................................ WAARSCHUWING! Het serienummer van de machine is op het frame van de machine (25, Afb. E) gestanst. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 3 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING ANDERE GEBRUIKERSHANDLEIDINGEN – – – Catalogus met vervangingsonderdelen (behoort tot de uitrusting van de machine): 33019475 Werkplaatshandleiding (te raadplegen bij de servicecentra van Nilfisk): 33019477 Elektrisch schema (meegeleverd bij de machine): 33019123 VERVANGINGSONDERDELEN EN ONDERHOUD Als er onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de machine nodig zijn, moet u deze door bevoegd personeel of bij servicecentra van Nilfisk laten uitvoeren. Er mogen alleen originele vervangingsonderdelen en accessoires worden gebruikt. Als u hulp nodig heeft of vervangingsonderdelen en accessoires wilt bestellen bij Nilfisk, zorg dan dat u het model en het serienummer altijd bij de hand heeft. MODIFICATIES EN VERBETERINGEN Nilfisk streeft naar een constante perfectie van onze producten en we behouden ons het recht voor modificaties en aanpassingen aan te brengen indien wij die nodig achten. U bent niet verplicht deze modificaties of verbeteringen door te voeren op een eerder aangeschafte machine. Eventuele aanpassingen en/of toevoeging van accessoires moeten expliciet worden goedgekeurd en uitgevoerd door Nilfisk. VEILIGHEID De volgende symbolen worden gebruikt om mogelijk gevaarlijke situaties aan te geven. Lees deze informatie altijd aandachtig door en neem de nodige voorzorgsmaatregelen om personen en voorwerpen te beschermen. Samenwerking met de bediener is van essentieel belang om ongelukken te voorkomen. Geen enkel preventieplan ter voorkoming van ongevallen is effectief zonder de volledige medewerking van de persoon die direct verantwoordelijk is voor de werking van de machine. De meeste ongevallen die zich binnen een bedrijf, op de werkvloer of op locatie voordoen, worden veroorzaakt door het niet naleven van enkele elementaire veiligheidsmaatregelen. Een oplettende en voorzichtige bediener is de beste garantie tegen ongevallen en is het meest effectief in elk preventieplan. GEBRUIKTE SYMBOLEN GEVAAR! Dit symbool geeft een gevaar met mogelijk dodelijke afloop voor de bediener aan. LET OP! Dit symbool geeft een mogelijk risico op persoonlijk letsel aan. WAARSCHUWING! Dit symbool geeft een waarschuwing of opmerking aan over de werking van de sleutel of van de gebruiksfuncties. Lees de blokken tekst die met dit symbool zijn gemarkeerd zorgvuldig door. OPMERKING Dit symbool geeft een opmerking aan over de werking van de sleutel of van de gebruiksfuncties. ADVIES Raadpleeg de bedienershandleiding vóór het uitvoeren van werkzaamheden. 4 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS ALGEMENE INSTRUCTIES Hierna volgen waarschuwingen en specifieke aandachtspunten om mogelijke schade aan de machine of letsel bij personen te voorkomen. GEVAAR! – Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De bestuurder moet: • meerderjarig zijn • in bezit zijn van het benodigde rijbewijs • normaal psychofysisch gedrag vertonen • niet onder invloed zijn van middelen die de reactiesnelheid kunnen verminderen (alcohol, psychopharmaca, drugs, enz.) – Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het contact worden verwijderd. – Deze machine mag alleen worden gebruikt door speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De machine mag niet worden gebruikt door kinderen of mensen met een handicap. – Wanneer u in de buurt van bewegende onderdelen werkt, verwijder dan al uw sieraden. – Werk nooit onder een omhoog gebrachte machine als deze niet voldoende wordt ondersteund door veiligheidssteunen. – Gebruik deze machine niet in ruimten waar schadelijke, gevaarlijke, ontvlambare en/of explosieve stoffen, vloeistoffen of dampen aanwezig zijn. – Let op: de brandstof is zeer licht ontvlambaar. – Rook niet en gebruik geen open vuur bij de vulmond of bij opslagpunten voor de brandstof. – De brandstof met een uitgeschakelde dieselmotor buiten of in een goed-geventileerde ruimte bijvullen. – Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten. – Controleer na het bijvullen van de brandstof of de dop van de brandstoftank goed is gesloten. – Als u tijdens het vullen brandstof heeft geknoeid, maak de plek dan goed schoon en laat de dampen verdwijnen voordat u de motor aan zet. – Zorg dat er geen brandstof op de huid komt en dat u de dampen niet inademt. Hou buiten bereik van kinderen. – Voordat er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, moet de contactsleutel uit het contact worden verwijderd, de parkeerrem worden aangetrokken en de accu worden ontkoppeld. – Telkens als er werkzaamheden worden verricht onder de geopende motorkap/kleppen, moet u ervoor zorgen dat de motorkap/kleppen niet per ongeluk kunnen dichtvallen. – Als er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd terwijl de afvalcontainer omhoog staat, dan moet de container met de blokkeerstang worden geblokkeerd. – Tijdens het transport van de machine mag de brandstoftank niet vol zijn. – De uitlaatgassen van de dieselmotor bevatten koolmonoxide, een giftig, reukloos en kleurloos gas. Zorg dat u het niet inademt. Bewaar de motor niet op een afgesloten plaats. – Zet geen voorwerpen op de motor. – Zet de dieselmotor altijd uit voordat u er aan gaat werken. Ontkoppel de minpool van de accu om te voorkomen dat de motor per ongeluk wordt ingeschakeld. – Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt van deze handleiding. – Tijdens het verplaatsen van de afvalcontainer (omhoog-omlaag) en van de aanzuigmond (omhoog-omlaag) moet u vooral goed opletten dat de bediener of anderen niet worden geplet. – Als de klep van de afvalcontainer open staat of tijdens het handmatig openen van de klep moet u goed opletten dat de bediener en/of anderen niet worden geplet. Gebruik de veiligheidsstang. – Als de machine rijdt of de borstels draaien, moet u goed opletten dat de haren van de borstels de bediener en/of anderen niet kunnen raken of verwonden. LET OP! – De machine moet zijn voorzien van een kentekenbewijs en een kenteken om zich op de openbare weg te mogen begeven. – Gebruik de machine niet voor andere doelen dan waarvoor de machine is ontworpen. – Let er bij het gebruik van de machine op dat er zich geen mensen of voorwerpen in het werkgebied van de machine bevinden. – Laat de machine nooit onbeheerd achter terwijl de parkeerrem niet is ingeschakeld. – Stoot niet tegen kasten of stellingen, zeker als de kans bestaat dat er voorwerpen kunnen omvallen. – Let bijzonder goed op bij het omhoog brengen en legen van de materiaal-/afvalcontainer. – Leeg de materiaal-/afvalcontainer op een stevige en vlakke ondergrond. – Pas de bedrijfssnelheid aan de oppervlakken aan. – Lees voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert alle instructies zorgvuldig door. – Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat haar, sieraden en losse kledingstukken vast komen te zitten in de bewegende delen van de machine. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 5 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING LET OP! – Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de machine met een hogedrukspuit (lucht of water). – Vermijd aanraking met het accuzuur, raak geen hete onderdelen aan. – Laat de borstels niet werken als de machine stilstaat om schade aan de vloer te voorkomen. – Gebruik bij brand een poederbrandblusser. Gebruik geen water. – Reinig de machine niet met bijtende producten. – Gebruik de machine niet in bijzonder stoffige ruimten. – Verwijder de beschermingsdelen van de machine nooit met de hand; hou u nauwkeurig aan de instructies voor normaal onderhoud. – Verwijder of verander geen plaatjes van de fabrikant op de machine. – Als u afwijkingen in de werking van de machine vermoedt, controleer dan of deze niet worden veroorzaakt door gebrek aan dagelijks onderhoud. Als dat niet het geval is, roept u de hulp in van bevoegd personeel of van een bevoegd servicecentrum. – Vraag bij vervanging van onderdelen om ORIGINELE vervangingsonderdelen bij een bevoegde leverancier en/of bevoegde detailhandelaar. – Uit veiligheidsoverwegingen en voor een correcte werking van de machine moet het onderhoud dat in het betreffende hoofdstuk in deze handleiding wordt aangegeven voor bevoegd personeel of bij een servicecentrum worden uitgevoerd. – Laat de machine als hij wordt afgedankt niet onbemand staan vanwege de giftige en/of schadelijke materialen (olie, accu, kunststofmaterialen, enz.). Deze moeten volgens de voorschriften naar de daarvoor bestemde verzamelplaatsen worden gebracht (zie hiervoor het hoofdstuk Verwijdering). – Bij normaal gebruik veroorzaken de trillingen van de machine geen gevaarlijke situaties (zie de paragraaf Technische eigenschappen). – Tijdens de werking van de dieselmotor wordt de demper warm; raak de demper nooit aan als hij warm is om brandwonden of brand te voorkomen. – Laat de dieselmotor nooit draaien met onvoldoende olie, want dat kan ernstige schade veroorzaken. Controleer het oliepeil bij een uitgeschakelde motor terwijl de machine horizontaal staat. – Laat de dieselmotor nooit draaien zonder de luchtfilter om de motor niet te beschadigen. – Het vloeistofkoelsysteem van de dieselmotor staat onder druk. Het systeem pas controleren na het uitzetten en laten afkoelen van de motor. Ook als de motor is afgekoeld, moet u de dop van het expansievat voorzichtig openen. – De motor heeft een ventilator; deze niet naderen wanneer de motor warm is omdat de ventilator aan zou kunnen gaan ook al staat de machine uit. – Technische werkzaamheden aan de dieselmotor moeten altijd door een bevoegde persoon worden uitgevoerd. – Gebruik voor de dieselmotor alleen originele vervangingsonderdelen of equivalenten ervan. Het gebruik van vervangingsonderdelen van een mindere kwaliteit kan de motor ernstig beschadigen. – Zie ook de VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN in de handleiding van de dieselmotor, die een integraal deel vormt van deze handleiding. LET OP! Koolmonoxide (CO) kan hersenletsel of zelfs dodelijk letsel veroorzaken. De interne verbrandingsmotor van deze machine stoot koolmonoxide uit. Adem geen uitlaatgassen in. Gebruik alleen in afgesloten ruimte wanneer er voldoende ventilatie en een tweede persoon aanwezig zijn. VERPAKKING VERWIJDEREN/AFLEVERING Controleer bij aflevering van de machine zorgvuldig of de verpakking en de machine niet zijn beschadigd tijdens het transport. Als u beschadigingen heeft aangetroffen, bewaart u de verpakking dan zoals u deze van de transporteur heeft ontvangen. Neem onmiddellijk contact op met de transporteur om een verzoek tot schadevergoeding in te vullen. Controleer of de uitrusting van de machine overeenkomt met de volgende lijst: – Technische documentatie: • Bedienershandleiding van de veegmachine • Catalogus met vervangingsonderdelen van de veegmachine • Elektrisch schema van de veegmachine • Handleiding van de dieselmotor 6 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS BESCHRIJVING VAN DE MACHINE BEDRIJFSCAPACITEIT De veegmachine is ontwikkeld en gebouwd voor de reiniging (door middel van borstelen en aanzuiging) van gladde, solide vloeren in privé- en bedrijfsruimten, en het verzamelen van stof en kleine vuildeeltjes en wel onder gecontroleerde veilige omstandigheden door een bevoegde bediener. ALGEMENE OPMERKINGEN Alle verwijzingen naar voorwaarts en achterwaarts, vóór en achter, rechts en links in deze handleiding zijn vanuit de bediener in zijn rijpositie met de handen op het stuur (15, Afb. E) bekeken. BESCHRIJVING Beschrijving van het bedieningspaneel en de standaardknoppen Beschrijving van het bedieningspaneel en de standaardknoppen (Zie Afb. D) 1. Bevestigingsknop armleuning 2. Gashendel 3. Parkeerrem 4. Rempedaal 5. Gaspedaal 6. Contactsleutel 7. Voorbereiding luidsprekers 8. Kraantje voor spuitmonden stofbestrijdingssysteem borstels links/rechts 9. Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding derde borstel 10. Kraantje spuitmonden installatie stofbestrijding aanzuigmond 11. Keuzehendel rijrichting 12. Aansteker 13. Ruimte autoradio (voorbereiding) 14. Binnenlicht 15. Manipulator veiligheidshendel 16. Elektrisch paneel (*) 17. Veiligheidsgordels 18. Reservoir voor remolie 19. Regelaar 20. Stuurkolom 21. Schakelaar noodlichten 22. Stuurbediening (**) 23. Keuzeschakelaar voor ventilatiestand cabine 24. Keuzeschakelaar voor inschakeling en afstelling temperatuur klimaatregeling 25. Keuzeschakelaar verwarmingstemperatuur 26. Bestuurdersstoel 27. Neerklapbare passagiersstoel 28. Stelhendel horizontale stand stoel 29. Stelknop voor vering stoel 30. Stelhendel rugleuning 31. Schakelaar borstels omhoog/omlaag 32. Opbergnet 33. Ruimte uitrusting 34. Identificatieplaatje 35. Stelhendel hoogte stoel 36. Ventilatieopening 37. Armleuning 38. Knop voor openen flap 39. Knop voor sluiten flap 40. Knop voor beweging linkerarm derde borstel 41. Knop voor beweging rechterarm derde borstel 42. Knop voor onderarm derde borstel omlaag 43. Knop voor onderarm derde borstel omhoog 44. Knop voor grotere hellingshoek derde borstel 45. Knop voor kleinere hellingshoek derde borstel 46. Schakelaar voor selectie draairichting derde borstel (Zie Afb. E) 1. Controlelampje richtingaanwijzers 2. Controlelampje hoge temperatuur olie hydraulisch systeem, oliefilter hydraulisch systeem verstopt en storingen in hydraulisch circuit 3. Controlelampje ingeschakelde parkeerrem 4. Controlelampje oliedruk van dieselmotor 5. Controlelampje verstopt luchtfilter 6. Controlelampje groot licht 7. Controlelampje voorverwarming bougies dieselmotor 8. Lampje afvalcontainer omhoog 9. Controlelampje accu 10. Controlelampje achterlichten 11. Controlelampje water in brandstof 12. Potentiometer voor afstelling motortoerental in werkconfiguratie 13. Potentiometer voor afstelling toerental borstels in werkconfiguratie 14. Zonneklep 15. Stuur 16. Schakelaar voor bedrijfsverlichting achter cabine/ bedrijfsverlichting aanzuigmond 17. Schakelaar positielichten/dimlichten 18. Dashboard 19. Noodknop 20. Hendel voor blokkering stuurhendelstand 21. Schakelaar versnellingsbak (alleen op machines met versnellingsbak) 22. Schakelaar horizontaal kantelen/terughalen van de afvalcontainer 23. Drukknop rijbeweging weergave op display 24. Schakelaar afvalcontainer omhoog 25. Schakelaar voor bedrijfsverlichting voor 26. Algemeen controlelampje motor [kan verschillende kleuren hebben (rood, knipperend rood of oranje) op basis van het soort storing]. 27. Schakelaar voor hoogteregeling bladveren voor 28. Schakelaar waterpomp 29. Schakelaar voor activering aanzuigventilator, draaien borstels, en aanzuigmond en borstels omlaag 30. Schakelaar activering aanzuigventilator 31. Schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem 32. Display (***) RS 2200 (*) Zie verder de onderdelen van het elektrisch paneel. (**) Zie hierna de functies van de stuurbediening. (***) Zie hierna de functies van het display. 33019476(3)2010-02 A 7 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Functies van het elektrisch paneel: – – AIA: F3: – F4: – F6: – – – – – – – – – – – – K1.1: K1.2: K1.3: K1.4: K1.5: K1.6: K1.7: K2: K3: K4: K41: P7: – – – – P8: P10: P11: X10: Functies van de stuurbediening: – – – – – – – – Inschakeling groot licht door de hendel (1, Afb. P) omlaag te zetten of de schakelaar (17, Afb. E) in de tweede stand te zetten. Tijdelijke inschakeling van groot licht door de hendel (1, Afb. P) omhoog te houden. Inschakeling richtingaanwijzer rechts door de hendel (1, Afb. P) naar voren te zetten. Inschakeling richtingaanwijzer links door de hendel (1, Afb. P) naar achteren te zetten. Inschakeling geluidssignaal door de knop (6, Afb. P) op het uiteinde van de hendel (1) in te drukken. Inschakeling ruitensproeier door de knop (2, Afb. P) op de hendel (1) in te drukken. Activering intervalstand ruitenwisser met de markering (3, Afb. P) in de stand ‘I’ (4). Activering ruitenwisser continu met de markering (3, Afb. P) in de stand ‘II’ (5). Functies van het display: 1. • Hydraulische installatie ingeschakeld (21, Afb. H). Elektronische installatie gasmechanisme Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische beschermingen) Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische beschermingen) Zekeringenkastje (zie het deel Elektrische beschermingen) Relais voeding schakelaar bedrijfsverlichting Relais bedrijfsverlichting achter Relais bedrijfsverlichting aanzuigmond Relais bedrijfsverlichting voor Relais inschakeling hydraulica Relais rijhendel Relais ruitenwisser Relais voor voeding voorzieningen in cabine Relais verwarming brandstof Relais inschakeling hydraulisch systeem Intervalstand ruitenwisser Elektronische installatie voor bediening snelkoppeling Elektronische installatie functies/voorzieningen Elektronische installatie motor accessoires Elektronische installatie tractiesysteem Relais hoofdvoeding cabine LET OP! Als het symbool dat wordt weergegeven niet overeenkomt met het vooraf ingestelde symbool sleutel wél , dan betekent dit dat het onderhoudsinterval is verstreken. Ga verder zoals besproken in het betreffende hoofdstuk. • • • 2. Aantal gemaakte draaiuren (14, Afb. H). Kilometerteller (18, Afb. H). Teller alarmmeldingen (17, Afb. H). Telt het aantal alarmmeldingen dat zich heeft voorgedaan sinds de laatste reset van de schakelkast. Als het aantal getelde gebeurtenissen verschilt van nul, neem dan contact op met een Nilfisk Servicecentrum om de storingen te verhelpen en te nullen. • Software-revisie ingevoerd (19, Afb. H). • Identificatienummer van het model veegmachine (20, Afb. H). De aanduiding ‘004’ staat voor de RS 2200 met motor VM R754 EU4. • Veiligheidsgordels vastmaken. Als de symbolen (22, Afb. H) knipperen, betekent dit dat de veiligheidsgordels moeten worden vastgemaakt. Weergave verplaatsingsconfiguratie Als het paneel is ingeschakeld, wordt na enkele seconden automatisch de verplaatsingsconfiguratie (13, Afb. H) op het display (32, Afb. E) weergegeven in plaats van het venster (23, Afb. H). Het venster (13, Afb. H) wordt ook na het starten van de dieselmotor nog altijd weergegeven. Hier worden de onderstaande parameters weergegeven. • Snelheid van de machine: getal van 3 cijfers (1, Afb. H) samen met het bijschrift Km/h (2). LET OP! De tachometersensor regelt de efficiëntie niet, daarom interpreteert het systeem dat de machine met een snelheid lager dan 5 km/u rijdt, ook bij de sensor losgekoppeld of bij kortsluiting. De bijbehorende veiligheidssystemen zijn dus niet actief. • Weergave bij ingeschakeld controlepaneel Als de contactsleutel (6, Afb. D) in de eerste stand staat, wordt de beginpagina (23, Afb. H) enkele seconden op het display (32, Afb. E) weergegeven; op deze pagina ziet u cijfers of symbolen die de status van de machine aangeven. De te monitoren parameters worden in het navolgende besproken. • Geplande onderhoudsintervallen. Het symbool MA0 (15, Afb. H) duidt op het geplande onderhoud om de 150 uur terwijl het symbool MA1 (16) duidt op het geplande onderhoud om de 500 uur. Als één van de twee tijdsintervallen bijna is verstreken of reeds is verstreken (negatief getal), dan is onderhoud voorzien zoals in het betreffende hoofdstuk is beschreven. 33019476(3)2010-02 A Brandstofniveau: het brandstofniveau wordt weergegeven door de schaalverdeling (3, Afb. H). De laatste streepjes geven de reservehoeveelheid aan en knipperen in geval van een laag niveau. Tevens wordt het actuele brandstofniveau in % weergegeven (5, Afb. H). WAARSCHUWING! Als de niveausensor defect is, worden er alarmmeldingen op het display weergegeven (15 of 16, Afb. I) (zie het deel Beschrijving van de alarmmeldingen voor de code van het alarm zelf). Neem contact op met een servicecentrum van Nilfisk om de storing te repareren en de niveausensor te verwijderen. OPMERKING Als één van de onderhoudsintervallen is verstreken, dan licht het symbool (15 of 16, Afb. H) enkele seconden op op het controlepaneel bij het starten van de machine. 8 maar de Het symbool (4, Afb. H) geeft aan dat de brandstofniveauindicator actief is. RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING • Temperatuur van de motorkoelvloeistof: het temperatuurniveau wordt weergegeven door de schaalverdeling (6, Afb. H). De streepjes knipperen in geval van een te hoge temperatuur. Tevens wordt de actuele temperatuur weergegeven (8, Afb. H). Het symbool (7, Afb. H) geeft aan dat de temperatuursensor actief is. 3. WAARSCHUWING! Als er storingen in de transmissie worden waargenomen, wordt er op het display een foutmelding (24, Afb. I) weergegeven. Ga naar een servicecentrum van Nilfisk om de storing te lokaliseren. • hoofdtank en secundaire tank vol – hoofdtank leeg en secundaire tank vol – WAARSCHUWING! Als er storingen in de transmissie worden waargenomen, wordt er op het display een foutmelding (23, Afb. I) weergegeven. Ga naar een servicecentrum van Nilfisk om de storing te lokaliseren. • • hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedruk-reinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken. – de niveausensors zijn defect of verwisseld. Gebruikstoestand van de machine middels de indicator (11, Afb. H): – • 4. LET OP! Als het symbool dat wordt weergegeven niet overeenkomt met het vooraf maar de sleutel wél , dan betekent dit dat het onderhoudsinterval is verstreken. Ga verder zoals besproken in het betreffende hoofdstuk. 5. LET OP! Als het weergegeven pictogram niet is zoals ingesteld of het pictogram voor betekent dit een waarschuwing is, dat er in het geheugen van de B_BOX alarmmeldingen zijn opgeslagen. Raadpleeg de B_BOX (zoals in het betreffende deel wordt aangegeven) en geef aan een servicecentrum van Nilfisk de alarmcodes in het geheugen door zodat de alarmmeldingen kunnen worden gereset. RS 2200 maar de sleutel wél , dan betekent dit dat het onderhoudsinterval is verstreken. Ga verder zoals besproken in het betreffende hoofdstuk. Totaal door de machine afgelegd aantal kilometers (10, Afb. H) samen met het betreffende symbool (9). ingestelde symbool – werktoestand Draaiuren van de motor (26, Afb. H) samen met het betreffende symbool (27). ingestelde symbool verplaatsingstoestand OPMERKING Het pictogram ‘weg ’ blijft onveranderd zowel bij snel rijden als bij langzaam rijden. Gebruikstoestand van de machine middels de indicator (24, Afb. H): LET OP! Als het symbool dat wordt weergegeven niet overeenkomt met het vooraf ! • Weergave werkconfiguratie Als de machine, met de dieselmotor ingeschakeld, in de werkconfiguratie wordt gezet en de borstels dus gaan draaien (zie de procedure in de betreffende paragraaf), wordt op het display (32, Afb. E) de werkconfiguratie (28, Afb. H) weergegeven met de volgende parameters. Alleen de parameters voor de verplaatsingsconfiguratie worden beschreven. • Toerental motor: getal van 4 cijfers (23, Afb. H) samen ENG met het bijschrift rpm (25). Niveau van de watertanks van de stofneerslaginstallatie middels de indicator (12, Afb. H): – NEDERLANDS Weergave motoroliedruk Als de motor is gestart en in de werkconfiguratie of verplaatsingsconfiguratie staat, kan de huidige waarde van de motoroliedruk worden weergegeven. Houd de drukknop (23, Afb. E) in het onderste deel ingedrukt om een weergave te zien die lijkt op de verplaatsingsconfiguratie (13, Afb. H), maar dan met een andere waarde (29) en een ander symbool (30). Deze parameter wordt door het systeem in de gaten gehouden; als de waarde kleiner wordt dan 1 bar (14,5 psi) of hoger dan 8 bar (116 psi), dan stopt de dieselmotor automatisch. De bedrijfsdruk onder normale omstandigheden is ongeveer 5,5 bar (80 psi). Weergave alarmmeldingen Als er een storing optreedt in de machine terwijl de motor draait, dan verschijnen er op het display (32, Afb. E) alarmmeldingen. Deze alarmmeldingen worden geclassificeerd als alarmen in het instrument (18, Afb. E), aangegeven in de afbeelding (8, Afb. I), en alarmen in de CANBUS-datatransmissiekabel, zoals in de afbeelding (7). Raadpleeg voor een volledig overzicht van de alarmmeldingen het hoofdstuk Beschrijving van de alarmmeldingen. 33019476(3)2010-02 A 9 NEDERLANDS 6. GEBRUIKSAANWIJZING Weergave geheugen van de machine – WAARSCHUWING! Voer dit aflezen en/of controle uit bij stilstaande machine, zodat men bij het rijden niet wordt afgeleid. Met ingeschakeld paneel en stilstaande machine kunnen de gegevens over de status van de machine als volgt worden opgevraagd: • De status van enkele signalen, waarbij het ‘MAIN MENU’ op het display (32, Afb. E) wordt weergegeven. Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) in het onderste deel totdat het bovengenoemde display wordt weergegeven. U bevestigt de keuze door de drukknop (23, Afb. D) aan de bovenzijde in te drukken. De pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het woord ‘STATUS’ te staan. Wanneer u herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) in het onderste deel drukt, kunnen de pagina’s STATUS.01 (41, Afb. J), STATUS.02 (24) en STATUS.03 (28) worden weergegeven. STATUS.01 controleert de ingangs- en uitgangssignalen van het AIA-circuit. Elke rechthoek geeft een ingangs-/ uitgangssignaal in het AIA-circuit aan (vol is actief, leeg is niet actief) en staat voor: – Ingangssignaal niet gebruikt (2, Afb. J) – Ingangssignaal niet gebruikt (3, Afb. J) – Ingangssignaal niet gebruikt (4, Afb. J) – Ingangssignaal niet gebruikt (5, Afb. J) – Ingangssignaal bediening werkconfiguratie (6, Afb. J) – Ingangssignaal bediening snel rijden (7, Afb. J) – Ingangssignaal niet gebruikt (8, Afb. J) – Ingangssignaal niet gebruikt (9, Afb. J) – Ingangssignaal niet gebruikt (10, Afb. J) – Ingangssignaal niet gebruikt (11, Afb. J) – Ingangssignaal niet gebruikt (12, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (13, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (14, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (15, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (16, Afb. J) – Uitgangssignaal altijd actief (17, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (18, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (19, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (20, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (21, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (22, Afb. J) – Uitgangssignaal niet gebruikt (23, Afb. J) • STATUS.02 (24, Afb. J) geeft de status van de stand van de gashendel (25) aan waarbij de waarde ‘BIT’ tussen 25 en 225 bit moet liggen. De weergave (26, Afb. J) herhaalt de weergaven (25). De weergave (27, Afb. J) geeft de status van de potentiometer voor afstelling van het toerental van de motor (12, Afb. E) aan, waarbij de waarde ‘BIT’ tussen 92 en 167 moet liggen. STATUS.03 (28, Afb. J) geeft de status van enkele belangrijke parameters van de dieselmotor aan: – Temperatuur motorolie (29, Afb. J). Als de waarde hoger is dan 125 °C, begint de fase voor begrenzing van het vermogen van de dieselmotor. – Luchttemperatuur in de aanzuigleiding (30, Afb. J). Als de waarde hoger is dan 70 °C, begint de fase voor begrenzing van het vermogen van de dieselmotor. – Temperatuur brandstof (31, Afb. J). Als de waarde hoger is dan 70 °C, begint de fase voor begrenzing van het vermogen van de dieselmotor. 10 33019476(3)2010-02 A spanning van de startaccu (32, Afb. J). WAARSCHUWING! Als de gemeten spanning minder dan 12 volt is, wordt op het display (32, Afb. E) de fout voor de acculading (28, Afb. I) weergegeven. • • RS 2200 Raadpleging van de onderhoudsintervallen, door op het display (32, Afb. E) het ‘MAIN MENU’ weer te geven. Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde totdat het bovengenoemde display wordt weergegeven. U bevestigt de keuze door op de drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde te drukken. De pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het woord ‘STATUS’ te staan. Als u nog een keer op de drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde drukt, gaat de pijlcursor naast het woord ‘MAINTENANCE’ staan. U bevestigt de keuze door op de drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde te drukken. Op het display (32, Afb. E) wordt de pagina ‘MAINT.01’ weergegeven, waar het aantal uren (35, Afb. J) het aantal uren aangeeft waarin MA_0 plaatsvindt (om de 150 uur), terwijl het aantal uren (36) het aantal uren aangeeft waarin MA_1 plaatsvindt (om de 500 uur). Als u nog een keer op de drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde drukt, wordt de pagina ‘MAINT.02’ op het display (32) weergegeven. Het aantal uren (37, Afb. J) geeft de levensduur van de dieselmotor aan in uren, het aantal uren (38) geeft het aantal draaiuren van de machine aan, het aantal km’s (39) geeft het totaal afgelegde aantal km’s van de machine aan, terwijl het aantal gebeurtenissen (40) het aantal alarmmeldingen weergeeft sinds de laatste reset van het systeem. Raadpleging van de LIJST MET ALARMMELDINGEN in het instrument (18, Afb. E), waarbij het ‘MAIN MENU’ op het display (32, Afb E) wordt weergegeven. Druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde totdat het bovengenoemde display wordt weergegeven. U bevestigt de keuze door op de drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde te drukken. De pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het woord ‘STATUS’ te staan. Als u nog een keer op de drukknop (23, Afb. E) in het onderste deel drukt, gaat de pijlcursor naast het woord ‘DIAGNOSTIC’ staan. U bevestigt de keuze door op de drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde te drukken. Op het display (32, Afb. D) wordt de pagina ‘ALARM_L.01’ weergegeven. Als u nog een keer op de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste deel drukt, wordt de pagina ‘ALARM.02’ weergegeven. Op deze twee pagina’s worden de alarmmeldingen omschreven in de paragraaf Beschrijving van de alarmmeldingen. Het aantal gebeurtenissen (1, 2, 3 en 5, Afb. K) geeft het aantal malen aan dat de betreffende alarmmelding tijdens de levensduur van de machine is opgetreden. Het alarm (4, Afb. K) geeft aan hoe lang het probleem met het verstopte luchtfilter zich voordoet. Als één van deze aantallen verschillend is van nul, dan is het mogelijk om te controleren wanneer deze storing is opgetreden. Druk de drukknop (23, Afb. E) in het onderste deel in totdat de pijlcursor (6, Afb. K) naast het verdachte gegeven komt te staan. Als u nog een keer op de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste deel drukt, wordt de pagina geopend die bij de alarmmelding hoort. In Afb. L wordt als voorbeeld de alarmmelding ‘oververhitting motorkoelvloeistof’ weergegeven die als eerste is opgetreden na 500 uur van de machinelevensduur en de tweede keer na 5.550 uur. GEBRUIKSAANWIJZING • Raadpleging van de B_BOX (7, Afb. J), waarin alle alarmmeldingen zijn opgeslagen die zich sinds de laatste reset van het geheugen hebben voorgedaan. Het alarm wordt geïdentificeerd door een cijfercode die als volgt kan worden weergegeven: druk herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste deel totdat ‘MAIN MENU’ wordt weergegeven. U bevestigt de keuze door op de drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde te drukken. De pijlcursor (1, Afb. J) komt naast het woord ‘STATUS’ te staan. Als u de drukknop (23, Afb. E) aan de onderzijde nog een keer indrukt, gaat de pijlcursor naast het woord ‘MAINTENANCE’ staan. U bevestigt de keuze door op de drukknop (23, Afb. E) aan de bovenzijde te drukken. Op het display (32, Afb. E) wordt de pagina ‘MAINT.01’ weergegeven; als u nog een keer op de drukknop (23, Afb. E) in het bovenste deel drukt, wordt de pagina ‘MAINT.02’ weergegeven. Als u op de drukknop (23, Afb. E) in het onderste deel drukt, gaat de cursor bij de tekst B_BOX staan; open daarna de B_BOX door nog een keer op de drukknop (23) in het bovenste deel te drukken. Op deze pagina geeft de cijferreeks (33, Afb. J) een identificatienummer van het alarm aan, terwijl de tweede cijferreeks (34) de tijden aangeeft waarop de opgeslagen alarmmelding zich heeft voorgedaan. Er kunnen maximaal 16 alarmmeldingen worden opgeslagen, verspreid over vier pagina’s; deze kunnen worden weergegeven door herhaaldelijk op de drukknop (23, Afb. E) te drukken. De weergegeven alarmmeldingen zijn anders voor het instrument dan voor die in de CAN-BUS-communicatiekabel. WAARSCHUWING! De B_BOX voert het opslaan achter elkaar uit, dus als er alarmmeldingen worden opgeslagen, moet u altijd het tijdstrip controleren waarop de alarmmelding zich heeft voorgedaan voor de juiste volgorde van de alarmmeldingen. RS 2200 NEDERLANDS Beschrijving van de instellingen van de machine (Zie Afb. F) 1. Brandstofreservoir 2. Watertank rechtsvoor 3. Watertank rechtsachter 4. Cilinder stuurinrichting 5. Aangedreven wiel rechtsachter 6. Voorwiel rechts 7. Afvalcontainer 8. Aftapdop watertanks rechterkant 9. Vuldop brandstoftank 10. Luchtfilter motor 11. Pomp voor aandrijvingsysteem 12. Pomp turbine 13. Bedieningspomp 14. Hygrometer accu 15. Elektroventilator condensator 16. Onderste steun watertank rechtsvoor 17. Bovenste steun watertank rechtsvoor 18. Accu 19. Aftapdop olietank hydraulisch systeem 20. Hendel handbediende pomp 21. Compressor 22. Aftapleiding koelvloeistof 23. Filter pomp stofbestrijdingssysteem 24. Condensator klimaatregeling 25. Framenummer 26. Verbindingsslang aanzuigmond-afvalcontainer 27. Eenheid aanzuigventilator 28. Handbediende pomp 29. Hydraulische motor ventilator radiateur 30. Drukverschilsensor FAP 31. Modulatoren voor onderdruk 33019476(3)2010-02 A 11 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Beschrijving van de instellingen van de machine (vervolg) (Zie Afb. G) 1. Cabine 2. Hogedrukwaterspuit 3. Indicator oliepeil hydraulische systeem 4. Olietank hydraulisch systeem 5. Watertank linksvoor 6. Watertank linksachter 7. Aangedreven wiel linksachter 8. Voorwiel links 9. Aftapdop watertanks linkerkant 10. Vuldop watertank linksvoor 11. Vuldop watertank rechtsvoor 12. Vuldop watertank linksachter 13. Vuldop watertank rechtsachter 14. Vuldop tank voor olie van hydraulisch systeem 15. Gecombineerde radiateur 16. Vloeistofreservoir ruitenwisser 17. Vlotter brandstof 18. Gecombineerd filter hydraulisch systeem 19. Retourfilter hydraulisch systeem 20. Dieselmotor 21. Knipperlicht achter 22. Expansievat 23. Achterlicht 24. Achteruitrijlicht 25. Reflector 26. Knipperlicht voor 27. Motor achterkant voorruit 28. Trekhaak 29. Buitenspiegel rechts 30. Buitenspiegel links 31. Zekering FX.6 32. Kastje elektrische onderdelen 33. Zekering FX.5 34. Zekering FX.4 35. Zekering FX.3 36. Richtingaanwijzer boven 37. Schakelaar ontkoppeling accu 38. Onderste steun watertank linksvoor 39. Bovenste steun watertank linksvoor 40. Watervulslang 41. Zekering FX.2 42. Zekering FX.1 43. Derde borstel 44. Achterbumpers 45. Borstel rechts 46. Borstel links 47. Filter tanken tanks stofbestrijdingssysteem 48. Bedrijfsverlichting voor 49. Bedrijfsverlichting achter 50. Aanzuigleiding achter 51. Bovenste lampen 52. Deeltjesfilter (FAP) 53. Inspectieklep afvalcontainer 54. Mond voor recirculatie water afvalcontainer 55. Aansluiting voor hogedrukwaterspuit 56. Kentekenplaatverlichting 57. Inspectieluik rechtsboven 58. Inspectieluik linksboven 12 33019476(3)2010-02 A Beschrijving van de cameraset (optioneel) (Zie Afb. AO) 1. Monitor 2. AAN/UIT schakelaar 3. Blokkeerhendel controlestand 4. Voorste camera 5. Achterste camera RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN Afmetingen en gewichten Waarden Lengte machine 5.300 mm (208,7 in) Breedte machine (zonder buitenspiegels) 1.200 mm (47,2 in) Afstand tussen voor- en achterwielen 2.290 mm (90,2 in) Spoorbreedte voor-/achterwielen 930 mm (36,6 in) Hoogte machine (zonder knipperlicht) 1.980 mm (78 in) Hoogte machine met knipperlicht 2.200 mm (86,6 in) Minimale hoogte vanaf de grond (zonder flaps) 190 mm (7,5 in) Oploophoek voor max. toelaatbaar 15° Maximale hoogte vanaf de grond voor het lossen van afval 1.600 mm (63 in) Pneumatische voor-/achterbanden 215 - 75 - R16 Pneumatische bandenspanning 6 Bar (87 psi) Diameter borstel links/rechts 740 mm (29,1 in) Diameter derde borstel 800 mm (31,5 in) Totaalgewicht van de machine, in werking (zonder bediener) 3.430 kg (7.562 lb) Totale massa 4.500 kg (9.921 lb) Leeggewicht machine (met derde borstel/zonder derde borstel) 3.150/3.050 kg (6.944/6.924 lb) Prestaties Waarden Maximale voorwaartse snelheid (alleen voor verplaatsing) 40 km/h (13,7 mph) (*) Maximale werksnelheid 20 km/h (7,4 mph) Maximale achterwaartse snelheid 8 km/h (5,0 mph) Maximale hellingshoek bij volledige belasting 22% Draaicirkel tussen twee muren 3.690 mm (145,3 in) Bladveren voor omhoog 70 mm Maximale snelheid van de zijborstels 0-200 omw/min Verzamelsysteem Aanzuigend Reinigingsbereik met 2/3 borstels 1.900/2.500 mm (74,8/98,4 in) Productiviteit (theoretisch/praktisch) 30.000/21.000 m2/u (46.500.093/32.550.065 in2/u) Filtersysteem Metaalgaas Trillingsniveau overgedragen op de bediener (arm/lichaam) 0,436/0,394 m/s2 (17,2/15,5 in/s2) Maximaal geluid op de bestuurdersstoel (geluidsniveau) (ISO/EN3744) bij maximaal bedrijfstoerental 80 dB(A) Gegarandeerd geluidsvermogen (2000/14/EC) bij maximaal bedrijfstoerental 110 dB(A) Gemeten geluidsvermogen (ISO/EN3744) bij maximaal bedrijfstoerental 107 dB(A) Inhoud afvalcontainer 2.200 liter (581,2 USgal) Maximale belasting afvalcontainer (met derde borstel/zonder derde borstel) 1.350/1.450 kg (2.976/3.197 lb) Stofbestrijding Met water Totale inhoud watertanks stofbestrijdingssysteem 320 liter (84,5 USgal) Lichten voor wegsignalering Goedgekeurd voor de weg Aandrijving Hydrostatische stuurbekrachtiging Stuurinrichting Gelede sturing met stuurbekrachtiging Servicerem Hydraulisch, op alle wielen Parkeerrem Mechanisch, op alle voorwielen Bediening Elektro-hydraulisch Inzetduur (bedrijf/verplaatsing) 8,8/8,4 uur (*) Voor machines zonder versnellingsbak is de maximumsnelheid 25 km/h. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 13 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Gegevens dieselmotor R754 EU4 (*) Waarden Merk VM MOTOREN Type R754EU4 Cilinders 4 Cilinderinhoud 2.970 cm3 (181,2 in3) Maximaal geijkt toerental 2.300 omw/min Maximaal toerental leeg 2.550 omw/min Maximaal bedrijfstoerental 1.850 omw/min Maximaal vermogen 70 kW (95,2 pk) Maximaal koppel 340 N·m (251 lb·ft) @ 1.350 omw/min Emissie 2005/78/EC EURO4 - 2004/26/EC STEP3A Minimaal toerental 800 omw/min Koelvloeistof dieselmotor 50% antivries AGIP en 50% water Type antivriesvloeistof Agip Antifreeze Extra (**) Type motorolie Agip Sigma Super TFE 10W40 (***) Capaciteit oliecarter dieselmotor 6,3 kg (13,9 lb) Verbruik rijklaar tijdens verplaatsing 10 l/h (2,8 USgal/h) Verbruik rijklaar tijdens werk 9,5 l/h (2,6 USgal/h) (*) Zie voor de overige gegevens/waarden van de dieselmotor de betreffende handleiding. (**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de motorolie en de tabel met specificaties ter referentie. (***) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de koelvloeistof en de tabel met specificaties ter referentie. EIGENSCHAPPEN AGIP ANTIFREEZE EXTRA Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen Kookpunt °C/°F 170/338 CUNA NC 956-16 97 Kookpunt bij oplossing met 50% water °C/°F 110/230 FF.SS cat. 002/132 Vriespunt bij oplossing met 50% water °C/°F -38/-36,4 ASTM D 1384 Kleur / Turquoise Volumetrische massa bij 15 °C kg/l 1,13 EIGENSCHAPPEN AGIP SIGMA SUPER TFE 10W40 Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen GRADATIE SAE / 10W40 Viscositeit bij 100 °C (212 °F) mm /s 14,5 API CH-4, CF/SL Viscositeit bij 40 °C (104 °F) mm2/s 107 MAN M 3277 + M3277 low ash 2 ACEA E4, E5, E7, B4 Viscositeit bij -25 °C (-13 °F) mPa/s 6.400 VW 505.00 level Viscositeitsindex / 138 RVI RXD Ontbrandingspunt COC °C/°F 220/428 CAT-TO 2 Vloeipunt °C/°F -27/-16,6 ALLISON C-4 Volumetrische massa bij 15 °C kg/l 0,876 Mercedes Benz 228.5 + 229.1 VOLVO VDS2 MTU typ 3 ZF TE ML 04C DEUTZ DQC IV 05 level ISOTTA FRASCHINI Gegevens oliën Waarden Inhoud brandstoftank 84 liter (22,2 USgal) Inhoud oliereservoir hydraulisch systeem 80 liter (21,1 USgal) 14 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING Gegevens hydraulisch systeem Waarden Capaciteit olie hydraulisch systeem 101 liter (26,7 USgal) Maximale druk aandrijfsysteem 350 Bar (5.076 psi) Maximale druk systeem koelventilator 180 Bar (2.611 psi) Maximale druk bedieningssysteem 170 Bar (2.466 psi) Maximale druk turbinesysteem 110 Bar (1.595 psi) NEDERLANDS Maximale druk stuursysteem 120 Bar (1.740 psi) Type olie hydraulisch systeem AGIP ARNICA 46 (*)(**) Type olie in pomp stofbestrijdingssysteem Agip Sigma Super TFE 10W40 (***) Gegevens elektrisch systeem Waarden Spanning systeem 12 V Startaccu 12 V – 100 Ah (*) Als de machine wordt gebruikt in omgevingen met temperaturen lager dan +10 °C, raden wij u aan de olie te vervangen door olie met een viscositeit van 32 cSt. Bij temperaturen onder 0 °C moet u olieën met een nog lagere viscositeit gebruiken. (**) Zie hieronder de tabel met eigenschappen van de olie van het hydraulisch systeem en de tabel met specificaties ter referentie. (***) Zie voor de eigenschappen de tabel voor de motorolie. EIGENSCHAPPEN AGIP ARNICA 46/32 Goedgekeurde en specifieke vloeistoffen 46 32 ISO-L-HV Viscositeit bij 100 °C mm2/s 45 32 ISO 11158 Viscositeit bij 40 °C mm /s 7,97 6,40 AFNOR NF E 48603 HV Viscositeitsindex / 150 157 AISE 127 Ontbrandingspunt COC °C 215 202 ATOS Tab. P 002-0/I 2 Vloeipunt °C -36 -36 BS 4231 HSE Volumetrische massa bij 15 °C kg/l 0,87 0,865 CETOP RP 91 H HV COMMERCIAL HYDRAULICS Danieli Standard 0.000.001 (AGIP ARNICA 22,46,68) EATON VICKERS I-286-S3 EATON VICKERS M-2950 DIN 51524 t.3 HVLP LAMB LANDIS-CINCINNATI P68, P69, P70 LINDE PARKER HANNIFIN (DENISON) HF-0 REXROTH RE 90220-1/11.02 SAUER-DANFOSS 520L0463 Gegevens klimaatregeling Waarden Type gas Reclin 134A Hoeveelheid gas 0,8 kg Gegevens van de cameraset (optioneel) (*) Waarden Merk Continental VDO - Type LCD-kleurenscherm van 5" Kleuren- en infraroodcamera (*) Voor andere gegevens/waardes van de kit, zie de betreffende handleidingen. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 15 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING HYDRAULISCH SYSTEEM WATERSYSTEEM (Zie Afb. AP) 1. Aangedreven wiel rechtsachter 2. Aangedreven wiel linksachter 3. Pomp voor aandrijvingsysteem 4. Dieselmotor 5. Motor aanzuigventilator 6. Radiateurolie hydraulisch systeem 7. Dubbele bedieningspomp 8. Verdeler aanzuigventilator 9. Gecombineerd filter hydraulisch systeem 10. Retourfilter hydraulisch systeem 11. Voorkeurklep 12. Handbediende pomp 13. Stuurbekrachtiging 14. Cilinder stuurinrichting 15. Motor koelventilator radiateur 16. Cilinder voor rechterklep omhoog 17. Cilinder voor linkerklep omhoog 18. Vergrendelcilinder rechterklep 19. Vergrendelcilinder linkerklep 20. Cilinder waterrecirculatie afvalcontainer 21. Klep koelventilator radiateur 22. Cilinder omhoog brengen afvalcontainer 23. Olietank hydraulisch systeem 24. Terugslagklep 25. Lossen olietank hydraulisch systeem 26. Vullen olietank hydraulisch systeem 27. Klep waterpomp 28. Hydraulische verdeler versnellingsbak 29. Klep voor drukregeling borstels 30. Pomp aanzuigventilator 31. Cilinder voor verbreding borstel rechts 32. Cilinder voor verbreding borstel links 33. Cilinder rechts voor aanzuigmond omhoog 34. Cilinder links voor aanzuigmond omhoog 35. Cilinder voor borstel rechts omhoog 36. Cilinder voor borstel links omhoog 37. Cilinder rechts kanteling afvalcontainer 38. Cilinder links kanteling afvalcontainer 39. Cilinder voor kanteling derde borstel 40. Cilinder voor verbreding derde borstel 41. Elektroverdeler secundair 42. Bladveer rechtsvoor 43. Bladveer linksvoor 44. Hoofdverdeler 45. Cilinder flap 46. Magneetklep derde borstel 47. 6-wegsverdeler 48. Motor borstel rechts 49. Motor borstel links 50. Motor derde borstel 51. Waterpomp 52. Cilinder omhoog brengen derde borstel 53. Kraantje blokkering derde borstel 54. Blokkeerklep (Zie Afb. AQ) 1. Watertanks 2. Waterreservoir 3. Filter vullen 4. Filter waterpomp 5. Waterpomp 6. Hoofdkraan 7. Snelkoppeling reinigingsspuitmond 8. Reinigingsspuitmond 9. Spuitmond slang handbediening 10. 4-wegsverdeler 11. Kraantje spuitmonden borstels links/rechts 12. Kraantje spuitmond derde borstel 13. Kraantje spuitmonden aanzuigmond 14. Spuitmond zijborstel rechts 15. Spuitmond zijborstel links 16. Spuitmond derde borstel 17. Spuitmonden aanzuigmond 18. Slang 19. 6-wegsverdeler 20. Kraantje spuitmond slang handbediening 21. Terugslagklep 16 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING ELEKTRISCHE BESCHERMINGEN Zekeringenkastje ‘F4’ 16-wegs (16, Afb. D) De machine is voorzien van drie kastjes met smeltzekeringen (F3, F4 en F6) in de cabine en drie maxizekeringen in het elektrokastje (32, Afb. G). Hieronder worden de beveiligingscircuits voor de bovengenoemde zekeringen vermeld. – F2: Zekering cabine en starten motor (40 A) (33, Afb. G) Zekeringenkastje ‘F3’ 16-wegs (16, Afb. D) – – – – – – – – – – – – – – – – NEDERLANDS F3.1: Zekering geluidssignaal en ruitenwisser (10 A) F3.2: Zekering voeding koplampen, stuurbediening en plafondverlichting (25 A) F3.3: Zekering voeding onderbreking richtingaanwijzers en autoradio (15 A) F3.4: Zekering kentekenverlichting, positielichten rechtsboven, positielichten rechtsonder, positielichten linksachter en zoemer verlichting (7,5 A) F3.5: Zekering positielichten linksboven, positielichten linksonder, positielichten rechtsachter en controlelampje positielichten (7,5 A) F3.6: Zekering voeding dimlichten (10 A) F3.7: Zekering voeding en controlelampje groot licht (10 A) F3.8: Vrije zekering F3.9: Vrije zekering F3.10: Zekering voeding (+30) onderbreking richtingaanwijzers (10 A) F3.11: Zekering knipperlichten (10 A) F3.12: Zekering voeding dashboard, voeding regeleenheid stuurbediening, urenteller en voeding microschakelaar stoel (7,5 A) F3.13: Zekering neutraalstand pedaal (10 A) F3.14: Zekering voeding (+30) autoradio en voeding monitor camera en bekrachtiging controlerelais D+ (10 A) F3.15: Vrije zekering (10 A) F3.16: Zekering voeding sensoren afvalcontainer (10 A) – – – – – – – – – – – – – – – – F4.1: Vrije zekering F4.2: Zekering voeding pedaal vooruit en bekrachtiging relais toestemming aandrijving (5 A) F4.3: Zekering voeding (+30) optioneel (10 A) F4.4: Zekering remlichten (10 A) F4.5: Zekering voeding motor ruitenwisser, stuurbediening ruitenwisser, relais ruitenwisser (15 A) F4.6: Zekering kraantje warm water (10 A) F4.7: Vrije zekering F4.8: Zekering microschakelaar remlichten, voeding vlotter brandstof en inschakeling sensor luchtfilter (7,5 A) F4.9: Zekering voeding schakelaar bedrijfsverlichting (20 A) F4.10: Zekering voeding schakelaar hoogteregeling bladveren (10 A) F4.11: Zekering voeding ventilator cabine en voeding ventilator klimaatregelaar (25 A) F4.12: Zekering schakelaar inschakeling hydraulisch systeem (5 A) F4.13: Zekering bedrijfsverlichting aanzuigmond (15 A) F4.14: Zekering bedrijfsverlichting achter (15 A) F4.15: Zekering bedrijfsverlichting voor (15 A) F4.16: Vrije zekering Zekeringenkastje ‘F6’ 16-wegs (16, Afb. D) – – – – – – F6.1: F6.2: F6.3: F6.4: F6.5: F6.6: – – – – – F6.7: F6.8: F6.9: F6.10: F6.11: – F6.12: – – F6.13: F6.14: – F6.15: – F6.16: Zekering aansteker (20 A) Zekering voeding optional (10 A) Zekering diagnoseaansluiting (10 A) (41, Afb. F) Vrije zekering (15 A) Vrije zekering (7,5 A) Zekering voeding kleppen motor, voeding schema AIA en weerstanden controlelampjes (15 A) Zekering voeding EDC (15 A) Zekering voeding EDC (15 A) Zekering compressor (15 A) (35, Afb. G) Zekering ventilator radiateur (30 A) Zekering sensor water in brandstof en voeding diagnoseaansluiting (+30) (10 A) Zekering snelheidssensor en microschakelaar afvalcontainer (7,5 A) Zekering voeding regelschema rijden (7,5 A) Zekering inschakeling bedrijfsverlichting en antistartfunctie in werkconfiguratie (10 A) Zekering manipulator, schakelaar derde borstel en signaal werkconfiguratie (10 A) Zekering beweging aanzuigmond en borstels, turbine en beweging afvalcontainer (20 A) Zekeringenkastje ‘FX’ 6-wegs (16, Afb. D) – – – – – – RS 2200 FX.1: Zekering hoofdrelais en startrelais (50 A) (42, Afb. G) FX.2: Zekering bougies (40 A) (41, Afb. G) FX.3: Zekering verwarming brandstof (20 A) (35, Afb. G) FX.4: Zekering voeding cabine (+30) (50 A) (34, Afb. G) FX.5: Vrije zekering (30 A) (33, Afb. G) FX.6: Zekering voeding cabine (40 A) (31, Afb. G) 33019476(3)2010-02 A 17 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING BESCHRIJVING ALARMMELDINGEN OPMERKING De alarmmeldingen zijn onderverdeeld in ‘in het instrument (18, Afb. E)’ en ‘in de CAN-BUS-communicatiekabel’. LET OP! De alarmmeldingen worden maximaal 5 seconden weergegeven. Na die tijd wordt de alarmmelding opgeslagen in de B_BOX (zie het deel Beschrijving van de displayfuncties). Het betreffende controlelampje blijft branden. De alarmmeldingen in het instrument worden ook in de LIJST MET ALARMMELDINGEN weergegeven (zie ALARM.01 en ALARM.02 in het deel Beschrijving van de displayfuncties). De alarmmeldingen in het instrument worden gekenmerkt door de algemene tekst ‘ALARM’ (9, Afb. I) en door enkele symbolen die de oorsprong (11) en de ernst (10) van de alarmmelding aangeven. Op de tweede tekstregel wordt de omschrijving van de alarmmelding aangegeven (12, Afb. I). Bij enkele ernstige alarmmeldingen wordt de machine automatisch uitgeschakeld, wat wordt aangegeven door de weergave (13, Afb. I), die zich voordoet na het resetten van de urenteller (14) die in 20 seconden gaat aftellen. Bij de weergave van de interne alarmmeldingen voor de instrumenten kunnen er drie symbolen voor de ernst worden weergegeven: - Alarmmeldingen waarbij de werking van de machine niet in gevaar komt. Controleer/vervang het onderdeel dat de storing vertoont. - Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine niet wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum. - STOP Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum. De volgende alarmen in het instrument worden op het display (32, Afb. E) waargenomen en aangegeven: – Sensor brandstofpeil kortsluiting (16, Afb. I) – Sensor brandstofpeil onderbroken (15, Afb. I) – Oververhitting koelvloeistof dieselmotor (18, Afb. I) (dieselmotor wordt automatisch uitgeschakeld) WAARSCHUWING! Uit veiligheidsoverwegingen wordt dit alarm ook door de regeleenheid van de dieselmotor geregeld en wordt dus ook weergegeven als alarm in de CAN-BUS-kabel, zie de afbeelding (21, Afb. I). – Overdruk en/of lage oliedruk van de dieselmotor (17, Afb. I) (hierdoor wordt de dieselmotor automatisch uitgeschakeld) WAARSCHUWING! Uit veiligheidsoverwegingen wordt dit alarm ook door de regeleenheid van de dieselmotor geregeld en wordt dus ook weergegeven als alarm in de CAN-BUS-kabel, zie de afbeelding (22, Afb. I). – Water in brandstof (20, Afb. I) – Oververhitting hydraulische olie (19, Afb. I) Als de bovengenoemde alarmen zich voordoen, gaan de betreffende lampjes branden; deze lampjes werden al in het hoofdstuk Beschrijving van het bedieningspaneel en de knoppen beschreven. Het instrument (18, Afb. E) zorgt voor het weergeven van enkele alarmen als de communicatiekabels met gegevens van de dieselmotor worden onderbroken. De vermelde alarmen zijn de volgende: – Onderbreking datatransmissie met sensor motortoerental (23, Afb. I) – Onderbreking datatransmissie met temperatuursensor voor motorkoelvloeistof (24, Afb. I) – Onderbreking datatransmissie met sensor motoroliedruk (25, Afb. I) 18 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS De alarmen in de CAN-BUS-datatransmissiekabel worden aangegeven met de algemene tekst ‘ERR’ (2, Afb. I), samen met een cijferreeks van 4/5 cijfers (4), waarmee het huidige alarm wordt aangegeven en met enkele symbolen die de oorsprong (6) en de ernst (3) van het alarm aangeven. De weergave op de tweede tekstregel geeft de maatregel aan die het systeem heeft genomen (5, Afb. I) op basis van het alarm en de aard van het probleem (1). Bij de weergave van de interne alarmmeldingen voor het instrument in de CAN-BUS-datakabel kunnen er vier verschillende symbolen voor de ernst worden weergegeven: - Niet-ernstig alarm. Raadpleeg de handleiding voor de alarmcode. - Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine niet wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum. - STOP Ernstige alarmmeldingen waarbij de machine wordt uitgeschakeld. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum. Alarm voor het deeltjesfilter. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum. De interne alarmen voor de CAN-BUS die worden waargenomen en op het display (32, Afb. E) weergegeven, kunnen complex zijn: – alarmen voor dieselmotor, gekenmerkt door de weergave (7, Afb. I), waarbij de code (4) het alarm zelf aangeeft; deze code moet aan het servicecentrum van Nilfisk worden doorgegeven. Dit zijn onder meer alarmen waarbij de motor automatisch wordt uitgeschakeld: • 164.3 Fout in druksignaal rail • 190.2 Fout sensor motortoerental defect • 629.2 Fout interne communicatie ECU • 651.3 Fout storing circuit injector cilinder 1 • 652.3 Fout storing circuit injector cilinder 2 • 653.3 Fout storing circuit injector cilinder 3 • 654.3 Fout storing circuit injector cilinder 4 • 657.3 Fout storing circuit injector rij 1 • 658.3 Fout storing circuit injector rij 2 Tussen de motoralarmen die worden waargenomen, is er ook een alarm voor verminderde werking van het deeltjesfilter (29, Afb. I), waarbij de dieselmotor niet automatisch wordt uitgeschakeld, maar waarbij de machine meteen door de bediener moet worden uitgeschakeld. Neem in dat geval contact op met een servicecentrum van Nilfisk. – alarmen bij storingen in de communicatie op de CAN-BUS-kabel, gekenmerkt door de weergave (26, Afb. I), waarbij het cijfer (27) varieert op basis van de storing; dit cijfer moet ook bij het servicecentrum van Nilfisk worden gemeld. De alarmen zijn de volgende: • SYSCODE.99 AIA-circuit losgekoppeld • SYSCODE.01 Signaal van de gashendel is hoger dan de maximale grenswaarde (lijn 1) • SYSCODE.02 Signaal van de gashendel is lager dan minimale grenswaarde (lijn 1) • SYSCODE.03 Signaal van de gashendel is hoger dan maximale grenswaarde (lijn 2) • SYSCODE.04 Signaal van de gashendel is lager dan minimale grenswaarde (lijn 2) • SYSCODE.05 Signaal van het gaspedaal is hoger dan maximale grenswaarde • SYSCODE.06 Signaal van het gaspedaal is lager dan minimale grenswaarde • SYSCODE.08 Signaal van de sensor voor afvalcontainer niet aanwezig bij heffen • SYSCODE.09 Signaal van lijn 1 en signaal van lijn 2 komen niet overeen met de toegestane signalen ACCESSOIRES / OPTIES Naast de onderdelen van de standaarduitvoering kan de machine worden uitgerust met de volgende accessoires/optionals, op basis van het gebruik van de machine: – Uitvoering veegmachine: • Borstels met zachtere of hardere haren dan de standaarduitvoering, op basis van het te behandelen oppervlak. • Cameraset • Krik • Brandblusser RS 2200 33019476(3)2010-02 A 19 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING GEBRUIK LET OP! Op de machine zijn enkele plaatjes aangebracht met de volgende woorden: – GEVAAR – LET OP – WAARSCHUWING – ADVIES LET OP! Dek de plaatjes niet af en vervang ze onmiddellijk als ze beschadigd zijn. VOOR HET STARTEN 1. Vul waar nodig brandstof bij via de vuldop (9, Afb. F). WAARSCHUWING! Vul de tank nooit volledig met brandstof, maar zorg dat de brandstof minimaal 4 cm onder de rand van de vulmond staat zodat de brandstof kan uitzetten. WAARSCHUWING! Gebruik alleen diesel en geen biodiesel. 2. Controleer het waterpeil in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de symbolen verifieert (12, Afb. H): • hoofdtank en secundaire tank vol • hoofdtank leeg en secundaire tank vol • hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedrukreinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken. • ! defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum. WAARSCHUWING! Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpomp niet wordt ingeschakeld als het niveau in de watertanks langer dan 10 seconden laag blijft. 3. 4. Waar nodig kunt u water bijvullen zoals aangegeven in het deel De watertanks van het stofbestrijdingssysteem vullen/legen. Controleer of er geen deurtjes of kleppen open staan op de machine en of de arbeidsomstandigheden normaal zijn. 20 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS STARTEN EN STOPPEN VAN DE DIESELMOTOR Starten van de dieselmotor 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Ga op de bestuurdersstoel (26, Afb. D) zitten en controleer of de parkeerrem (3) is geactiveerd. Stel de positie van de stoel naar wens in met de hendels (28, 29, 30 en 35, Afb. D), zoals in het deel Afstelling van de bestuurdersstoel wordt beschreven. Ontgrendel de hendel (20, Afb. E) en stel eventueel de stand van het stuurwiel af. Stel de buitenspiegels af voor beter zicht tijdens het manoeuvreren. Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand ‘MIN’ (helemaal naar achteren). Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) in de neutraalstand (midden). Controleer of de schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem (31, Afb. E) is uitgeschakeld, helemaal naar boven gedrukt. OPMERKING De machine is voorzien van een veiligheidssysteem dat voorkomt dat de dieselmotor wordt gestart als de schakelaar (31, Afb. E) is ingedrukt. 8. Controleer of de noodknop (20, Afb. E) niet is ingedrukt. LET OP! De noodknop stopt de dieselmotor en zorgt dat de motor niet kan worden gestart. 9. Doe de veiligheidsgordels (17, Afb. D) om. WAARSCHUWING! De veiligheidsgordels moeten altijd worden bevestigd voor de veiligheid van de bediener. OPMERKING Bij het opstarten van het paneel wordt er op de beginpagina van het display (23, Afb. H) een symbool (22) weergegeven dat aangeeft dat de gordels moeten worden bevestigd. 10. Steek de contactsleutel (6, Afb. D) in het contact, druk de sleutel in en draai de sleutel één slag rechtsom en laat hem in deze stand staan. Op dat moment gaan de volgende controlelampjes aan: • Controlelampje voorverwarming bougies dieselmotor (7, Afb. E) • Controlelampje accu (9, Afb. E) • Controlelampje oliedruk dieselmotor (4, Afb. E) • Controlelampje parkeerrem ingeschakeld (3, Afb. E) Op het display (32, Afb. E) wordt automatisch eerst de beginpagina en daarna de verplaatsingsconfiguratie weergegeven; die laatste blijft staan, ook als de motor is gestart. Om te weten welke opties er zijn en de aanduidingen op het display wordt verwezen naar de paragraaf Functies van het display. Als het controlelampje voor voorverwarming van de bougies (7, Afb. E) uit gaat, draait u de contactsleutel met de klok mee tot hij niet verder kan; laat de sleutel los als de dieselmotor start. WAARSCHUWING! Vooral in zeer koude klimaten moet u enkele minuten (ongeveer 2 minuten) wachten voordat u de motor start, als het controlelampje voor de voorverwarming van de bougies niet alleen het verwarmen van de bougies aangeeft, maar ook het verwarmen van de brandstof. WAARSCHUWING! Vooral voor koude klimaten dienen de voorverwarmingstijden worden aangehouden om excessieve rookvorming te voorkomen. WAARSCHUWING! Laat de contactsleutel bij het starten van de dieselmotor niet te lang ingeschakeld (maximaal 20 seconden) om de startmotor niet de beschadigen. Wanneer de motor niet start, wacht dan even voordat u opnieuw probeert. Voordat u opnieuw probeert te starten, de sleutel terugdraaien, tegen de klok in, tot de beginpositie. Als de dieselmotor na twee pogingen nog niet is gestart, moet u de hulp inroepen van degene die verantwoordelijk is voor de machine. 11. Controleer met ingeschakelde motor of alle controlelampjes uit zijn en er geen alarmen worden aangegeven. 12. Laat de motor enkele minuten draaien zodat de motor warm wordt, vooral als de omgevingstemperatuur laag is. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 21 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Stoppen van de dieselmotor 1. 2. 3. Laat de machine enkele minuten stilstaan bij stationair toerental zodat het systeem zich kan stabiliseren. Draai de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. LET OP! Controleer of de schakelaar voor inschakeling hydraulisch systeem (31, Afb. E) is uitgeschakeld, helemaal naar boven gedrukt. GEBRUIK VAN DE MACHINE De machine mag worden gestart om te worden opgesteld: – in de verplaatsingsconfiguratie – in de werkconfiguratie Hierna worden de betreffende werkzaamheden beschreven. LET OP! Verander tijdens het sturen niet plotseling van richting, let altijd goed op en stuur altijd bij lage snelheden, vooral als de afvalcontainer vol is of als de machine op een helling staat. WAARSCHUWING! Alvorens met het verplaatsen te beginnen, de bandendruk controleren en indien nodig op druk brengen [6 Bar (87 psi)]. De machine op de verplaatsingsconfiguratie instellen WAARSCHUWING! Voordat u de machine in de verplaatsingsconfiguratie zet, moet u op het display (32, Afb. E) controleren of er geen alarmmeldingen worden gegeven en of er geen onderhoudsintervallen zijn overschreden (zie paragraaf Functies van het display). Bij het verplaatsen van de machine (zonder veegwerkzaamheden) moet de verplaatsingsconfiguratie als volgt worden ingesteld: 1. Controleer of de parkeerrem (3, Afb. D) is ingeschakeld. 2. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf. 3. Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en dat het betreffende controlelampje (3, Afb. D) uit is. OPMERKING De beweging van de afvalcontainer, zowel omhoog als omlaag, wordt aangegeven met een geluidssignaal. WAARSCHUWING! Als de afvalcontainer omhoog staat, beweegt de machine met een maximale snelheid van 5 km/u. Het gaspedaal is dan minder gevoelig, wat aangeeft dat de machine een manoeuvre maakt die niet is toegestaan bij het gebruik van de machine. 4. Controleer mechanisch de stand van de aanzuigmond, waarbij de slag van de ketting (1, Afb. S) korter is, zodat de buitenste ring (2) loskomt en een van de volgende ringen (3) in de haak (4) vastgrijpt. OPMERKING Deze functie voorkomt dat de aanzuigmond op de grond steunt bij een defect in het hydraulisch systeem. 5. Controleer mechanisch de stand van de derde borstel door de haak van de ketting (6, Afb. U) in de verplaatsingspositie (1) op de arm van de derde borstel (2) te bevestigen. 22 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING 6. NEDERLANDS Kies de verplaatsingsmodus: als u één keer op het onderste deel van de schakelaar (21, Afb. E) drukt, wordt de ‘snelle rijsnelheid’ ingeschakeld en kan de machine maximaal 40 km/u rijden; als u nog een keer op het onderste deel van de schakelaar (21, Afb. E) drukt, wordt de ‘langzame rijsnelheid’ ingeschakeld en kan de machine maximaal 25 km/u rijden. WAARSCHUWING! U kunt deze rijsnelheid alleen veranderen in de volgende gevallen: de rijhendel (11, Afb. D) staat in de middelste stand (neutraal), het rempedaal (4, Afb. D) is ingedrukt en de machine staat stil. LET OP! Bij de hoge rijsnelheid gaat ook de schakelaar (21, Afb. E) branden. OPMERKING Als u de machine start, staat deze in de langzame rijsnelheid. OPMERKING De eerder beschreven handelingen zijn alleen mogelijk voor machines met versnellingsbak. Als dat niet het geval is, is de maximumsnelheid 25 km/h. 7. Zet de gashendel (2, Afb. D) naar voren totdat op het display (32, Afb. E) 2.300 omw/min wordt aangegeven. OPMERKING Als de motor tijdens het rijden per ongeluk 2.350 omw/min bereikt, zorgt een beveiligingssysteem voor een te hoog motortoerental dat de voeding naar de motor zelf wordt onderbroken, terwijl op het display het toerental (32, Afb. E) knippert om de storing aan te geven. 8. Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) naar voren om vooruit te gaan en naar achteren om achteruit te gaan. In dat geval wordt het geluidssignaal voor de achteruit geactiveerd. 9. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) uit. 10. Druk geleidelijk het gaspedaal (5, Afb. D) in. 11. Begin met de machine met de handen op het stuurwiel (15, Afb. E) te rijden. 12. De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal. OPMERKING Als de machine met hoogteverschillen heeft te maken (zoals stoepranden), moet u het voorste deel van de machine omhoog zetten door het bovenste deel van de schakelaar (27, Afb. E) omhoog te zetten. Als u de machine omlaag wilt zetten, moet u op het onderste deel van de schakelaar (27) drukken. WAARSCHUWING! Rij maximaal 5 km/u als de machine omhoog staat. LET OP! Houd er tijdens de manoeuvres rekening mee dat de machine geleed is. LET OP! Controleer tijdens het manoeuvreren of er geen mensen in de buurt van de gelede onderdelen van de machine aanwezig zijn. De machine in de verplaatsingsconfiguratie stoppen 1. Er zijn drie mogelijkheden om de machine te stoppen: • Laat het gaspedaal langzaam los (motorrem op alle vier wielen). • Druk het rempedaal in (servicerem op alle vier wielen). OPMERKING Als u het pedaal indrukt, wordt de neutraalstand van de machine ingeschakeld. 2. 3. • Schakel de parkeerrem in (hulprem op de voorwielen). Zet de gashendel van de motor (2, Afb. D) in de laagste stand en laat de hendel enkele minuten in deze stand staan om het systeem te stabiliseren. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. LET OP! Bij direct gevaar voor de bediener of anderen moet u onmiddellijk op de noodknop (19, Afb. E) drukken om de motor te stoppen. Gebruik de noodknop niet om de motor onder normale omstandigheden te stoppen. 4. Stop de machine na de werkzaamheden zoals aangegeven in het deel Starten en stoppen van de dieselmotor. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 23 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING De machine op de werkconfiguratie instellen en gebruiken WAARSCHUWING! Voordat u de machine in de werkconfiguratie zet, moet u op het display (32, Afb. E) controleren of er geen alarmmeldingen worden gegeven en of er geen onderhoudsintervallen zijn overschreden (zie het deel Functies van het display). Ga voor het opstellen van de machine in de werkconfiguratie als volgt te werk: 1. Haal de derde borstel los door de haak van de ketting (6, Afb. U) los te halen uit de verplaatsingspositie (1) op de arm van de derde borstel (2) en het kraantje (3) te openen door de hendel 90° te draaien [de hendel zelf moet parallel aan de hefcilinder (4) staan]. 2. Bevestig de haak in de opening (7, Afb. U) van de onderarm van de derde borstel (5). WAARSCHUWING! Blokkeer na de werkcyclus en tijdens de bewegingsfase de arm van de derde borstel door de haak in de oorspronkelijke verplaatsingspositie (1) te bevestigen en het kraantje (3) te sluiten. 3. Verwijder de beveiligingsspil (1, Afb. V) van de arm van de borstels (2) door de splitpen (3) te verwijderen zodat de arm omlaag kan worden gezet. Voer de procedure voor de arm rechts en links uit. WAARSCHUWING! Na de werkcyclus en tijdens de verplaatsingsfase moet u de beveiligingsspil (1, Afb. V) in beide armen van de borstel steken. 4. 5. 6. Wanneer de hoek van de borstel moet worden vergroot of verkleind, draait u de trekstang (4, Afb. V) zo veel als nodig losser of vaster. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf. Kies de langzame rijsnelheid tijdens het verplaatsen door op het bovenste deel van de schakelaar (21, Afb. E) te drukken. WAARSCHUWING! U kunt deze rijsnelheid alleen veranderen in de volgende gevallen: de rijhendel (11, Afb. D) staat in de middelste stand (neutraal), het rempedaal (4, Afb. D) is ingedrukt en de machine staat stil. 7. 8. 9. 10. Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental. Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten. Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en of het betreffende controlelampje (8, Afb. E) uit is. Controleer het niveau en, indien nodig, vul het water bij in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de symbolen verifieert (12, Afb. H): • hoofdtank en secundaire tank vol • hoofdtank leeg en secundaire tank vol • hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedrukreinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken. • ! defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum. WAARSCHUWING! Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpomp niet wordt ingeschakeld als het niveau in de watertanks langer dan 10 seconden laag blijft. 11. Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken. LET OP! Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min. Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert. 12. Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/ min. WAARSCHUWING! Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven. 24 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS 13. Start het draaien van de zijborstels en de aanzuigventilator door op de schakelaar (29, Afb. E) in het onderste deel tot de tweede slag te drukken. 14. Stel het toerental van de zijborstels af door de potentiometer (13, Afb. E) rechtsom te draaien. Als de potentiometer helemaal linksom wordt gedraaid, draaien de borstels niet. 15. Laat de aanzuigmond en de zijborstels zakken door het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) ingedrukt te houden. Tijdens het zakken worden de borstels breder. WAARSCHUWING! Zorg dat u niet te lang op een plaats blijft staan met de machine terwijl de borstels draaien: dan kunnen er markeringen op de vloer achterblijven. 16. Houd waar nodig de aanzuigmond omhoog met de ketting (1, Afb. S). 17. U kunt de hoogte afstellen door de slag van de ketting (1, Afb. S) te verkleinen, zodat de buitenste ring (2) loskomt, en een van de volgende ringen (3) aan de haak (4) vast te maken. Kies de ring op basis van de gewenste hoogte. 18. Waar nodig kunt u de zijborstels naar binnen duwen en/of opnieuw breder maken met de schakelaar (31, Afb. D) in het onderste of bovenste deel afhankelijk van de situatie. 19. Schakel waar nodig de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken. Doseer de watertoevoer van de spuitmonden van de borstels met het kraantje (8, Afb. D) terwijl de toevoer van de spuitmonden van de aanzuigmond met het kraantje (10) kan worden ingesteld. 20. Gebruik waar nodig de derde borstel; gebruik de borstel rechtsom of linksom draaiend; druk op de schakelaar (46, Afb. D) in het bovenste of onderste deel. Als u de rechterborstel moet gebruiken, kunt u deze linksom of rechtsom laten draaien. 21. Zet de arm van de derde borstel haaks op de cabine en druk op de drukknop (41, Afb. D) op de manipulator. 22. Kantel de derde borstel door op de drukknop (44, Afb. D) op de manipulator te drukken. De borstel moet in een bepaalde hoek de grond raken, om de wrijving te verhogen als de borstel omlaag staat. 23. Laat de derde borstel op de grond steunen door op de drukknop (42, Afb. D) op de manipulator te drukken. Als de borstel contact maakt met de grond, wordt de onderarm van de derde borstel helemaal naar rechts of links uitgeschoven, afhankelijk van hoe de borstel draait, linksom of rechtsom. Stel de kanteling van de derde borstel af door op de drukknop (45, Afb. D) op de manipulator te drukken. 24. Als de onderarm niet breder wordt, als de borstel niet voldoende aan de grond hecht omdat hij te glad is, dan moet u het midden afstellen met de knop (8, Afb. U). Als u de knop (8) losdraait, wordt de onderarm breder voor gladdere oppervlakken. 25. Stel de breedte van het reinigingsvlak van de derde borstel af door de stand van de onderarm (5, Afb. U) te variëren. Als u op de drukknop (41, Afb. D) op de manipulator drukt, beweegt de borstel naar rechts, als u de drukknop (40) indrukt, beweegt de borstel naar links. 26. Als er water naar de spuitmond moet worden toegevoegd, opent u de straal met het kraantje (9, Afb. D) en stelt u de straal af. 27. Zet de keuzehendel voor de rijrichting (11, Afb. D) naar voren om vooruit te gaan en naar achteren om achteruit te gaan. In dat geval wordt het geluidssignaal voor de achteruit geactiveerd. 28. Schakel de parkeerrem uit met de hendel (3, Afb. D). 29. Begin met de veegwerkzaamheden door de machine met de handen op het stuur (15, Afb. E) te draaien en voorzichtig op het voorste deel van het pedaal (5, Afb. D) te drukken. De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal (5). Tijdens de werkzaamheden verzamelt de machine licht materiaal (zoals stof, papier, bladeren, enz.) en zwaarder materiaal (steentjes, flessen, enz.). OPMERKING Als de machine met hoogteverschillen heeft te maken (zoals stoepranden), moet u het voorste deel van de machine omhoog zetten door het bovenste deel van de schakelaar (27, Afb. E) omhoog te zetten. Als u de machine omlaag wilt zetten, moet u op het onderste deel van de schakelaar (27) drukken. WAARSCHUWING! Rij maximaal 5 km/u als de machine omhoog staat. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 25 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Verzamelen van omvangrijke stukken 1. Als er groot vuil moet worden opgezogen, opent u de flap van de aanzuigmond met de drukknop (38, Afb. D) op de manipulator. • Let op: als de voorflap omhoog blijft staan, is de aanzuigcapaciteit van de machine kleiner. • Druk op de drukknop (39, Afb. D) op de manipulator om de flap te sluiten. OPMERKING Als de afvalcontainer vol is, kan de machine geen stof en vuil verzamelen. 2. Als de werkzaamheden zijn voltooid en wanneer de afvalcontainer (2, Afb. G) vol is, moet u deze legen. Zie hiervoor het volgende deel. De machine in de werkconfiguratie stoppen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. Laat het pedaal (5, Afb. D) los om de machine te stoppen. Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (4, Afb. D) in. Schakel de parkeerrem in met de hendel (3, Afb. D). Stop het draaien van de borstels en de aanzuigventilator door de schakelaar (29, Afb. E) in de tussenstand te zetten. Zet de aanzuigmond en de zijborstels omhoog door de schakelaar (29, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te houden totdat deze helemaal omhoog staan. Sluit de onderarm van de derde borstel door de draairichting om te draaien door de schakelaar (46, Afb. D) in te drukken. Zet de derde borstel omhoog door op de drukknop (43, Afb. D) op de manipulator te drukken. Sluit de arm van de derde borstel door op de drukknop (40, Afb. D) op de manipulator te drukken. Schakel de waterpompen van het stofbestrijdingssysteem uit door op het onderste deel van de schakelaar (28, Afb. E) te drukken. Als de kranen van het water voor het stofbestrijdingssysteem (8, 9, 10, Afb. D) zijn geopend, moet u ze sluiten. Zet de potentiometer voor het afstellen van het motortoerental (12, Afb. E) op stationair en laat de machine zo enkele minuten staan zodat het systeem wordt gestabiliseerd. Controleer of de afvalcontainer (2, Afb. G) omlaag staat en of het betreffende controlelampje (8, Afb. E) uit is. Schakel het hydraulische systeem uit door op de schakelaar (31, Afb. E) in het bovenste deel te drukken. Zet de rijhendel (11, Afb. D) in de middelste stand. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. LET OP! Bij direct gevaar voor de bediener of anderen moet u onmiddellijk op de noodknop (19, Afb. E) drukken om de motor te stoppen. Gebruik de noodknop niet om de motor onder normale omstandigheden te stoppen. 15. Doe als ze aan zijn, de lichten uit. 16. Stap van de machine en zet de veiligheidspennen van de zijborstels in de oorspronkelijke stand (ingeschakeld) en zet de ketting voor blokkering van de derde borstel weer in de oorspronkelijke stand. 26 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS DE AFVALCONTAINER LEGEN De maximale hoogte voor het legen van de afvalcontainer is 1.600 mm (63 in). Ga volgens de volgende punten te werk bij het legen van de afvalcontainer. 1. Stop de machine in de werkconfiguratie zoals in het vorige deel werd beschreven. 2. Start de dieselmotor volgens de informatie in het betreffende deel en zet deze in de buurt van het gebied voor het legen van de container. LET OP! Los het afval op een vlakke, stevige ondergrond zodat de machine niet uit balans kan raken. Zorg dat er geen mensen in de buurt van de machine staan, met name bij de afvalcontainer (2, Afb. G). 3. Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken. LET OP! Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min. Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert. 4. Zet de afvalcontainer (2, Afb. G) voorzichtig omhoog door de drukknop (24, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te houden. OPMERKING De beweging van de afvalcontainer, zowel omhoog als omlaag, wordt aangegeven met een geluidssignaal. WAARSCHUWING! Als de afvalcontainer omhoog staat, beweegt de machine met een maximale snelheid van 5 km/u. Het gaspedaal is dan minder gevoelig, wat aangeeft dat de machine een manoeuvre maakt die niet is toegestaan bij het gebruik van de machine. 5. Als de afvalcontainer omhoog staat, kantelt u de container door de drukknop (22, Afb. E) in het bovenste deel ingedrukt te houden. Tijdens het kantelen gaat de klep automatisch open zodat het vuil uit de container valt. WAARSCHUWING! Als u tijdens het legen van de afvalcontainer merkt dat de achterste klep niet normaal open gaat, kunt u de vergrendelingscilinders (1, Afb. W) controleren door de inspectieluiken (2) te verwijderen. Voer dezelfde procedure aan beide kanten uit. 6. 7. Als de container is geleegd, moet u de afvalcontainer reinigen zoals wordt aangegeven in het hoofdstuk Onderhoud. Zet de afvalcontainer weer in de horizontale stand door de drukknop (22, Afb. E) in het onderste deel ingedrukt te houden. OPMERKING Het terugzetten van de afvalcontainer is essentieel, omdat de machine is voorzien van sensoren die het omlaag zetten van de container blokkeren als deze niet in de horizontale stand staat. 8. Zet de afvalcontainer (2, Afb. G) helemaal omlaag door de drukknop (24, Afb. E) in het onderste deel ingedrukt te houden totdat het controlelampje (3) uit is. 9. Start de aanzuigventilator enkele minuten door de schakelaar (30, Afb. E) in het onderste deel in te drukken. De achterklep van de afvalcontainer sluit nu. 10. Schakel de ventilator uit door op de schakelaar (30, Afb. E) in het bovenste deel te drukken. 11. De machine kan weer terug naar de werkplaats. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 27 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING GEBRUIK VAN DE AANZUIGSLANG AAN DE ACHTERKANT Gebruik van de handmatige aanzuigslang 1. 2. 3. 4. Start de dieselmotor zoals in het hoofdstuk Starten van de dieselmotor. Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental. Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten. Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken. LET OP! Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min. Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert. 5. Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/ min. WAARSCHUWING! Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven. 6. 7. Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (24, Afb. E) ingedrukt te houden. Zet de reductor voor aanzuiging (1, Afb. Q) (deze bevindt zich in de cabine) op de verbindingsslang (2) tussen de aanzuigmond en de afvalcontainer. 8. Zet de afvalcontainer omlaag door het onderste deel van de schakelaar (24, Afb. E) ingedrukt te houden. 9. Schakel de aanzuigventilator in door op het onderste deel van de schakelaar (30, Afb. E) te drukken. 10. Controleer het waterpeil in de tanks voor het stofbestrijdingssysteem en vul eventueel bij. 11. Schakel de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken. WAARSCHUWING! Controleer of de kraantjes van de spuitmonden van de aanzuigmond zijn gesloten. 12. Zet de slang (3, Afb. Q) omhoog uit de houder in het achterste deel van de machine en begin met reinigen. 13. Trek aan de stekker (5, Afb. Q) en draai de handgreep (6) in de stand die in de afbeelding wordt aangegeven. Blokkeer de handgreep in deze stand en laat de stekker (5) los. Controleer of de stekker op zijn plaats gaat. 14. Open waar nodig de kogelklep (4, Afb. Q) om het water uit de spuitmond van de achterste slang te laten lopen. GEBRUIK VAN DE RUITENWISSER Gebruik voor het inschakelen van de ruitenwisser de stuurbediening (22, Afb. D), met de functies die in het hoofdstuk Beschrijving van de machine worden beschreven. GEBRUIK VAN DE VERWARMING VAN DE STUURCABINE 1. 2. Stel de luchttemperatuur af met de keuzeschakelaar (25, Afb. D). Draai de knop rechtsom om de luchttemperatuur te verhogen. Stel de ventilatiestand af door de keuzeschakelaar (23, Afb. D) te draaien. Er zijn drie snelheden. LET OP! Belemmer de luchtstroom uit de ventilatieopening (36, Afb. D) niet. OPMERKING In de cabine zijn vijf ventilatieopeningen aanwezig. 28 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELAAR VAN DE STUURCABINE 1. 2. 3. 4. U kunt de klimaatregeling inschakelen door de knop (24, Afb. D) rechtsom te draaien in de eerste stand. Stel de temperatuur af met de keuzeschakelaar (24, Afb. D). U kunt de luchttemperatuur verlagen door deze rechtsom te draaien. Stel de ventilatiestand af door de keuzeschakelaar (23, Afb. D) te draaien. Er zijn drie snelheden. Wanneer u de klimaatregeling wilt uitschakelen, zet u de keuzeschakelaar (24, Afb. D) in de beginstand. LET OP! Belemmer de luchtstroom uit de ventilatieopening (36, Afb. D) niet. OPMERKING In de cabine zijn vijf ventilatieopeningen aanwezig. WERKING VAN HET VERLICHTINGSSYSTEEM U kunt het verlichtings- en signaleringssysteem inschakelen met de schakelaar (17, Afb. E). In de eerste stand worden de positielichten ingeschakeld, in de tweede stand worden de dimlichten ingeschakeld. Gebruik voor het inschakelen van het grootlicht de stuurbediening (22, Afb. D), met de functies die in het hoofdstuk Beschrijving van de machine worden beschreven. INSCHAKELING VAN DE BEDRIJFSVERLICHTING 1. 2. 3. Als u het verlichtings- en signaleringssysteem voor wilt inschakelen, moet u het hydraulische systeem inschakelen door op de schakelaar (31, Afb. E) in het onderste deel te drukken. Gebruik de schakelaar (25, Afb. E) om de bedrijfsverlichting voor en de bedrijfsverlichting van de aanzuigmond in te schakelen. Als de schakelaar (25, Afb. E) in de stand ‘0’ (helemaal ingedrukt in het bovenste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting uitgeschakeld. Als de schakelaar in de stand ‘1’ (ingedrukt in de tussenstand) staat, wordt alle bedrijfsverlichting voor ingeschakeld. Als de schakelaar in de stand ‘2’ (helemaal ingedrukt in het onderste deel) staat, wordt naast de bedrijfsverlichting voor alle bedrijfsverlichting voor de aanzuigmond ingeschakeld. Gebruik de schakelaar (16, Afb. E) om de bedrijfsverlichting achter in te schakelen. Als de schakelaar (16, Afb. E) in de stand ‘0’ (ingedrukt in het bovenste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting achter van de cabine uitgeschakeld. Als de schakelaar (16, Afb. E) in de stand ‘1’ (ingedrukt in het onderste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting achter van de cabine ingeschakeld. INSCHAKELING VAN DE NOODLICHTEN Schakel de noodverlichting in met de schakelaar (21, Afb. D). AFSTELLING VAN DE BESTUURDERSSTOEL 1. 2. 3. 4. De bestuurdersstoel (26, Afb. D) kan horizontaal worden versteld door de hendel (28) naar de buitenkant te zetten totdat de meest comfortabele positie wordt bereikt. Laat de hendel daarna los. U kunt de vering van de stoel (26, Afb. D) afstellen door de knop (29) te draaien. Verhoog de hoeveelheid vering door de knop linksom te draaien, verlaag de hoeveelheid vering door de knop rechtsom te draaien (kijk op de knop). De hellingsgraad van de bestuurdersstoel (26, Afb. D) kan worden versteld door de hendel (30) omhoog te zetten totdat de meest comfortabele positie wordt bereikt. Laat de hendel daarna los. U kunt de hoogte van de stoel (26, Afb. D) afstellen door de hendel (35) te draaien. DE BLOKKEERSTANG VAN DE AFVALCONTAINER NAAR BINNEN STEKEN Als er werkzaamheden onder de afvalcontainer moeten worden uitgevoerd, moet de veiligheidsstang als volgt worden geplaatst: 1. Zet de afvalcontainer helemaal omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (24, Afb. E) in te drukken. 2. Zet de veiligheidsstang in de ruststand (1, Afb. M) naar de voorkant van de machine (in de richting van de pijl) tot de eindslag. 3. Draai de veiligheidsstang in de stand naar voren (2, Afb. M) naar de grond (in de richting van de pijl). 4. Laat het uiteinde van de veiligheidsstang (3, Afb. M) op de dop van de hefcilinder (4) steunen. 5. Als de werkzaamheden zijn voltooid, zet u de veiligheidsstang terug in de ruststand (1) door de punten 2, 3 en 4 in omgekeerde volgorde uit te voeren. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 29 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING HANDMATIG OMHOOG BRENGEN VAN DE AFVALCONTAINER U kunt de afvalcontainer als volgt handmatig omhoog of omlaag zetten (bijvoorbeeld bij een storing in de dieselmotor of het hydraulische systeem). Handmatig omhoog brengen van de afvalcontainer Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond. 1. Als de afvalcontainer vol is, moet u deze handmatig legen. 2. Schakel de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde linksom te draaien en de sleutel te verwijderen. 3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. 4. Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de steunen (16 en 17) los te halen met een inbussleutel d.8. 5. Verwijder de hendel (20, Afb. F) van de handbediende pomp (1, Afb. N). 6. Zet de hendel (2, Afb. N) in de uitsparing (3) van de handbediende pomp. 7. Schakel voorzichtig de pomp (1, Afb. N) in met de hendel (2) en breng de afvalcontainer zo ver omhoog dat de veiligheidsstang (3, Afb. M) kan worden geplaatst. WAARSCHUWING! Als de uitrusting van de handbediende pomp (1, Afb. N) is zoals in het vierkant (9) wordt aangegeven, moet u voordat u de vorige instructie uitvoert eerst de hendel van het kraantje (6) van de stand (7) naar de stand (8) zetten. Handmatig omlaag brengen van de afvalcontainer 1. 2. 3. Zet de blokkeerstang weer in de ruststand (1, Afb. M). Laat de afvalcontainer zakken door het ontgrendelwiel (4, Afb. N) in het onderste deel van de handbediende pomp (1) los te draaien. Als de afvalcontainer omlaag staat, draait u het ontgrendelwiel (4) vast. WAARSCHUWING! Als de uitrusting van de handbediende pomp (1, Afb. N) eruitziet zoals in het vierkant (9), dan moet de hendel van het kraantje (6) in de oorspronkelijke stand (7) worden gezet. GEBRUIK VAN DE REINIGINGSINSTALLATIE ONDER HOGE DRUK De machine is voorzien van een distributiesysteem voor hogedruk water om te gebruiken voor de reiniging van de machine zelf of voor andere doeleinden. Deze installatie wordt gevoed vanuit de tanks van het stofbestrijdingssysteem. De gebruiksprocedure worden hiernavolgend beschreven. 1. Controleer het niveau en, indien nodig, vul het water bij in de tanks van de stofneerslaginstallatie terwijl u de betekenis van de symbolen verifieert (12, Afb. H): • hoofdtank en secundaire tank vol • hoofdtank leeg en secundaire tank vol • hoofdtank en secundaire tank leeg. In deze toestand, stoppen de stofneerslaginstallatie en de hogedrukreinigingsinstallatie na ongeveer 5 seconden met werken. • ! defect in het detectie- of weergavesysteem van het waterniveau voor de tanks van de stofneerslaginstallatie. Neem contact op met een Nilfisk Servicecentrum. WAARSCHUWING! Een beveiligingssysteem zorgt dat de waterpompen niet worden ingeschakeld als het niveau in de watertanks langer dan 10 seconden laag blijft. 2. 3. 4. Zet de machine waar mogelijk op een stevige, vlakke ondergrond. Stop de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf. Draai de hendel van klep (4, Afb. O) 90° om de watertoevoer naar de hogedrukpomp te leiden. De hendel moet verticaal staan (haaks op de grond). WAARSCHUWING! Na de werkzaamheden zet u de hendel weer in de horizontale stand (parallel met de grond). 30 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING 5. 6. 7. 8. NEDERLANDS Start de dieselmotor zoals in het hoofdstuk Starten van de dieselmotor. Zet de gashendel (2, Afb. D) in de stand voor stationair toerental. Zet de potentiometer (12, Afb. E) in de stand voor stationair toerental door deze linksom tot aan de aanslag te zetten. Schakel het hydraulische systeem in door op het onderste deel van de schakelaar (31, Afb. E) te drukken. LET OP! Als het hydraulische systeem wordt ingeschakeld en u op de schakelaar (31, Afb. E) drukt, gaat het motortoerental van de dieselmotor automatisch naar 1.100 omw/min. Let vooral op het stuur omdat de machine accelereert. 9. Als u de potentiometer (12, Afb. E) rechtsom draait, kunt u het toerental van de dieselmotor instellen op maximaal 1.850 omw/ min. WAARSCHUWING! Als het toerental tijdens het werk per ongeluk hoger dan 1.950 omw/min wordt, dan stopt een veiligheidssysteem de hydraulische functies en het toerental (1, Afb. H) knippert om de storing aan te geven. 10. Schakel de waterpomp in door het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) in te drukken. 11. Verwijder de spuitmond met slang (1, Afb. O) op de linkerzijde van de afvalcontainer (2, Afb. G). 12. Sluit de slang van de spuitmond (2, Afb. O) aan op de aansluiting op de achterkant van de machine (3). LET OP! Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de machine met een hogedrukspuit (lucht of water). 13. Gebruik de spuitmond door op de hendel van de betreffende spuit (5, Afb. O) te drukken. 14. Als u de spuitmond niet meer nodig hebt, schakelt u de waterpomp uit met het bovenste deel van de schakelaar (28, Afb. E) en drukt u op de hendel van de spuit (5) om het systeem te legen. 15. Voer de punten 4 tot en met 13 na het legen in de omgekeerde volgorde uit. DE WATERTANKS VAN HET STOFBESTRIJDINGSSYSTEEM VULLEN/LEGEN Vul/leeg waar nodig de watertanks van het stofbestrijdingssysteem (2 en 3 Afb. F) en (5 en 6, Afb. G) en ga daarbij als volgt te werk. 1. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. 2. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. 3. Wanneer er een waterreservoir aanwezig is, gaat u als volgt te werk: • Haal de slang (40, Afb. G) los uit de houder en sluit de slang aan op een kraan. • Open de klep van het waterreservoir totdat de tanks worden gevuld. 4. Wanneer er een normale wateraansluiting is, gebruikt u een slang en vul u de tanks via de vuldoppen (10, 11, 12, 13, Afb. G). 5. Wanneer de tanks (2 en 3, Afb. F) en (5 en 6, Afb. G) moeten worden geleegd, gebruikt u de aftapdoppen (8, Afb. F) en (9, Afb. G). OPMERKING De tanks zijn onderling verbonden. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 31 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING VERVANGING VAN DE BANDEN 1. 2. 3. 4. 5. Controleer of de machine op een vlakke en stevige ondergrond staat, vooral wanneer de afvalcontainer vol is. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Controleer of de machine ook met een opgehesen wiel niet zelf kan bewegen (de parkeerrem werkt alleen op de voorwielen). Indien nodig de machine vastzetten met wielblokken die op de grond blijven staan. Gebruik een hydraulische krik met een minimale draagkracht van 3 ton. Demontage/montage van een achterwiel 1. 2. 3. 4. Plaats de krik (1, Afb. R) (niet meegeleverd) in de juiste uitsparing (2), aangegeven door de sticker, onder het achterchassis (3) zoals in de afbeelding. Gebruik voorzichtig de krik (1, Afb. R) met de hendel (9) en breng het te demonteren wiel (4) omhoog totdat het iets van de grond afkomt. Verwijder de bevestigingsmoeren, en verwijder en vervang het wiel. Zet het wiel terug door de punten 6 tot en met 8 in omgekeerde volgorde uit te voeren. Bevestigingkoppel bevestigingsmoeren wiel: 200 N·m Demontage/montage van een voorwiel 1. 2. 3. 4. Plaats de krik (5, Afb. R) (niet meegeleverd) in de juiste uitsparing (6), aangegeven door de sticker, onder het voorchassis (7) zoals in de afbeelding. Gebruik voorzichtig de krik (5, Afb. R) met de hendel (10) en breng het te demonteren wiel (8) omhoog totdat het iets van de grond afkomt. Verwijder de bevestigingsmoeren, en verwijder en vervang het wiel. Zet het wiel terug door de punten 10 tot en met 12 in omgekeerde volgorde uit te voeren. Bevestigingkoppel bevestigingsmoeren wiel: 200 N·m. TREKBEWEGING VAN DE MACHINE Voor trekbewegingen van de machine gaat u als volgt te werk. 1. Leeg de afvalcontainer. Als de hoeveelheid materiaal minimaal is, is het niet nodig de container te legen. 2. Schakel de parkeerrem (3, Afb. B) uit. 3. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. B) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. 4. Als het om een korte afstand gaat, sleep de machine dan door deze aan de trekhaak (28, Afb. F) te bevestigen, aangegeven door de sticker. WAARSCHUWING! Tijdens het slepen moet u een zeer lage snelheid aanhouden. 5. Als het om een langere afstand gaat, moet u voordat u de machine aan de trekhaak (28, Afb. F) koppelt eerst de schroef van de by-passklep (2, Afb. T) op de pomp van het aandrijvingssysteem (1, Afb. T) losdraaien. WAARSCHUWING! Tijdens het slepen moet u een zeer lage snelheid aanhouden. GEBRUIK VAN DE CAMERASET (optioneel) Het videocamerasysteem kan handmatig of automatisch met het gaspedaal worden ingeschakeld. 1. Stel de stand van de monitor (1, Afb. AO) af door de hendel (3) te deblokkeren en deze in de optimale stand opnieuw te blokkeren. 2. Handmatige inschakeling • Schakel, terwijl de machine in de neutraalstand staat (gaspedaal niet ingetrapt), het videosysteem (1, Afb. AO) en de camera’s (4 en 5) in met de schakelaar (2) terwijl de contactsleutel (6, Afb. D) in het contact zit. Op de monitor wordt het beeld van de camera voor en achter weergegeven. 3. Automatische inschakeling • Als u met de sleutel in het contact (6, Afb. D) een rijrichting kiest door de keuzeschakelaar voor de rijrichting (11) naar voren of naar achteren te zetten, dan worden het videosysteem (1, Afb. AO) en de camera’s (4 en 5) ingeschakeld. Op de monitor worden de beelden van de camera’s voor of achter weergegeven, afhankelijk van of de keuzeschakelaar (11, Afb. D) in vooruit of achteruit staat. 4. Raadpleeg de handleiding van de cameraset voor gebruik van de andere schakelaars van de monitor. 32 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS NA GEBRUIK VAN DE MACHINE Plaats de machine na gebruik als volgt: 1. Afvalcontainer omlaag (zie het deel Gebruik van de machine). 2. Motor uitgeschakeld (zie het deel Starten en stoppen van de dieselmotor). 3. Verlichting uitgeschakeld. 4. Parkeerrem ingeschakeld. 5. Contactsleutel verwijderd. VERVOER/BEWEGING Om de machine te vervoeren/verplaatsen moet u de machine met banden in de bevestigingspunten bevestigen, zodat de machine stevig vastzit aan het vervoersmiddel. LET OP! Het verankeren van de machine moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Verankering op het laadbord Voer de volgende handelingen uit voor de verankering van de machine tijdens het vervoer: 1. De machine in de verplaatsingsconfiguratie zetten (zie de procedure in het betreffende deel). 2. Haal de contactsleutel uit de contactschakelaar (6, Afb. D). 3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. 4. Sluit alle kleppen, kappen, etc. 5. Bevestig de machine op het laadbord met geschikte banden (1, Afb. B) zoals in Afb. B. 6. Blokkeer de vier wielen met wielblokken (2, Afb. B). Verplaatsing van de machine op het laadbord U kunt de machine als volgt op het laadbord plaatsen: 1. Gebruik een vorkheftruck met een geschikt draagvermogen (35/40 ton). 2. Plaats het laadbord in de aangegeven punten op het laadbord zelf. WAARSCHUWING! Wanneer u niet-geschikte punten gebruikt, moet u controleren of de machine in balans is. LANGE PERIODE VAN STILSTAND Als de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, raden wij u het volgende aan: 1. Zet de machine in de ruststand; ga hierbij te werk zoals wordt beschreven in het deel Na gebruik van de machine. 2. De machine opslaan in een gesloten, droge en schone ruimte die afgeschermd is van de weersomstandigheden en die voldoet aan de volgende omgevingswaarden: • Temperatuur: van +1 °C tot +50 °C • Vochtigheid: maximaal 95% 3. Ontkoppel de minpool van de accu. 4. Behandel de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding. EERSTE GEBRUIKSPERIODE Na de eerste gebruiksperiode (de eerste 8 uur) moet u de volgende handelingen uitvoeren: 1. Controleer of alle bevestigings- en aansluitingselementen nog goed vast zitten; controleer of alle zichtbare onderdelen nog intact zijn en geen lekkage vertonen. 2. Voer altijd de controles en vervangingen uit die in het schema voor normaal onderhoud worden vermeld. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 33 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING ONDERHOUD De levensduur van de machine en de optimale veilige werking ervan worden geholpen door nauwkeurig en regelmatig onderhoud. Hieronder staat het verkorte schema voor regelmatig onderhoud. De aangegeven perioden zijn afhankelijk van de specifieke werkomstandigheden en worden bepaald door de verantwoordelijke persoon voor onderhoud. LET OP! De onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd op een uitgeschakelde machine (contactsleutel verwijderd) en met de ontkoppelingsschakelaar voor de accu (37, Afb. G) in de stand OFF (zie Afb. X). Lees echter eerst aandachtig de instructies in het hoofdstuk Veiligheid door, voordat u de onderhoudswerkzaamheden uitvoert. LET OP! Onderhoudsprocedures waarbij de afvalcontainer omhoog moet worden gezet, moeten worden uitgevoerd met de blokkeerstang (1, Afb. M) ingeschakeld. Zie voor de procedure voor het inschakelen het deel De blokkeerstang van de afvalcontainer naar binnen steken. WAARSCHUWING! Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit terwijl de hefinrichting van de machine is geactiveerd (bladveren aan het einde van de slag). OPMERKING Bij onderhoudswerkzaamheden moeten altijd originele vervangingsonderdelen worden gebruikt. OPMERKING Het display (32, Afb. E) is geprogrammeerd om een onderhoudsinterval dat is verstreken is of binnenkort verstrijkt te signaleren en weer te geven met het symbool (zie paragraaf Functies van het display). . De onderhoudsintervallen worden om de 150 en 500 uur gesignaleerd Alle regelmatige of buitengewone onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel of bij een bevoegd servicecentrum. In deze handleiding staan na het onderhoudsschema alleen de eenvoudigste en meest voorkomende onderhoudsprocedures. De procedures voor de onderhoudswerkzaamheden die niet in het vastgelegde onderhoudsschema staan, vindt u in de servicehandleiding, die bij de verschillende servicecentra ligt. ONDERHOUDSSCHEMA Langere Elk periogebruik den Onderhoud Elke 40 uur Elke 150 uur Elke 200 uur Elke 300 uur Elke 500 uur Controle oliepeil van dieselmotor Controle remoliepeil Controle oliepeil hydraulische systeem Controle koelvloeistofpeil dieselmotor Reiniging luchtfilter dieselmotor Reiniging cycloonblok van het luchtfilter Reiniging deeltjesfilter Regeneratie deeltjesfilter (9) Vervanging luchtfilter dieselmotor Controle ribben gecombineerde radiateur Reiniging ribben gecombineerde radiateur Controle koelcircuit (6)(7) Vergrendeling cylinderkoppen dieselmotor 34 33019476(3)2010-02 A (2) RS 2200 Elke 800 uur Elke 1.000 uur Elke 1.500 uur GEBRUIKSAANWIJZING Onderhoud Langere Elk periogebruik den Elke 40 uur Elke 150 uur Elke 200 uur Elke 300 uur Elke 500 uur Controle bougies (2) Controle injectoren (2) Vervanging brandstoffilter dieselmotor NEDERLANDS Elke 800 uur Elke 1.000 uur Elke 1.500 uur (8) Vastzetten van schroeven en brandstofverbindingen dieselmotor Vervanging ketting dynamo (6) Controle spanning ketting dynamo (6)(7) Controle spanning ketting compressor (6)(7) Verversing koelvloeistof dieselmotor (3)(6) Reinig brandstofvoorfilter Controle koolborstels startmotor (2) Verversing olie dieselmotor (7)(8)(5) Vervanging oliefilter dieselmotor (7)(8) Controle turbocompressor (2) Controle afdekking slang Verversing olie remmen (4)(6) Vervanging oliefilter pomp aandrijvingsysteem Vervanging oliefilters hydraulisch systeem Verversing olie hydraulische systeem Smering bladveerassen Smering spil geleed frame Smering bolvormige koppeling krik Vervanging ketting compressor klimaatregelaar (6) Vervanging luchtfilter stuurcabine Controle druk koelgas (6) Vervanging koelgas (3)(9) Vervanging gascilinder koelgas (3)(9) Controle verlichtingssysteem Reiniging herwinningssysteem Controle bandenspanning Reiniging waterfilters Vervanging waterfilter tanks Vervanging waterfilter pompen Reiniging spuitmonden Vervanging spuitmonden Controle oliepeil pomp stofbestrijdingssysteem RS 2200 33019476(3)2010-02 A 35 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Langere Elk periogebruik den Onderhoud Elke 40 uur Elke 150 uur Verversing olie pomp stofbestrijdingssysteem Vervanging pakkingen, koppelingen, kleppen Elke 200 uur Elke 300 uur Elke 500 uur Elke 800 uur Elke 1.000 uur Elke 1.500 uur (6) (1)(6) Vervanging borstels Vervanging pakkingen onderste flap aanzuigmond Vervanging pakkingen bovenste flap aanzuigmond Vervanging pakkingen aan zijkant aanzuigmond Vervanging pakkingen flap Vervanging pakkingen aan zijkant Vervanging pakkingen achterklep Vervanging pakkingen verbindingsslang Controle accuklemmen (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) Elke 1.000 uur Onderhoudswerkzaamheden die bij de servicecentra van VM Motori moeten worden uitgevoerd Elke 2 jaar Elke 2.500 uur Onder bepaalde omstandigheden, als het stoffig is en de machine met een hogere belasting werkt, moet de olie elke 150 uur worden ververst. Zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding bij de servicecentra van Nilfisk. Na de eerste 50 uur Elk jaar Ga naar een servicecentrum van Nilfisk GEWONE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN DE AFVALCONTAINER REINIGEN LET OP! Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de machine met een hogedrukspuit (lucht of water). Wanneer de afvalcontainer is geleegd, moet u de machine op een plaats aangewezen voor reiniging/spoelen zetten en het volgende doen: 1. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. 2. Zet de afvalcontainer omhoog en open deze volgens de aanwijzingen in het betreffende deel. 3. Breng de blokkeerstang (1, Afb. M) aan zoals in het betreffende deel wordt aangegeven. 4. Reinig de afvalcontainer met een hogedrukspuit. Wanneer u het reinigingssysteem onder hoge druk van de machine gebruikt, moet u de aanwijzingen in het betreffende deel volgen. 5. Open het deksel (4, Afb. Z) door het omhoog te zetten. 6. Trek de blokkeerklem (5, Afb. Z) los en verwijder de filter voor bescherming van het systeem voor hergebruik (6). 7. Reinig de filter (6) met een hogedrukstraal. 8. Open de bovenste inspectieluiken (7 en 8, Afb. Z) en reinig met een hogedrukstraal het beschermrooster voor de aanzuiging rechts (9) en het beschermrooster voor de aanzuiging links (10). 9. Controleer of het systeem voor hergebruik van het water is gereinigd. Richt met de afvalcontainer omlaag een waterstraal op de binnenzijde van de bus (1, Afb. Z); het water moet aan de onderkant van de cabine vlak bij de aanzuigmond naar buiten lopen. Als dit niet het geval is, moet u de leidingen van het systeem voor hergebruik reinigen. 10. Richt met de afvalcontainer omhoog en in een veilige stand een waterstraal in de bus (1, Afb. Z) en laat het water uit de bus (2) stromen. Richt een waterstraal op de binnenzijde van de bus (3, Afb. Z); het water moet aan de onderkant van de cabine vlak bij de aanzuigmond naar buiten lopen. 36 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN HET HYDRAULISCHE SYSTEEM 1. 2. 3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. De meter (3, Afb. G) moet aangeven dat de olietank van het hydraulische systeem vol is. Als dat niet het geval is, verwijdert u de dop (14, Afb. G) en vult u bij. Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk Technische eigenschappen. OPMERKING Vul bij met dezelfde olie als in de tank. CONTROLE VAN DE REINIGING VAN DE KOELRIBBEN VAN DE GECOMBINEERDE RADIATEUR LET OP! Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de machine met een hogedrukspuit (lucht of water). 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M). Reinig de ribben van de gecombineerde radiateur (15, Afb. G) met een straal perslucht (maximaal 6 bar). Indien nodig de straal perslucht richten in de tegenovergestelde richting van de koele luchtcirculatie. Controleer of de betreffende ventilator vrij kan draaien als u werkt vanaf de binnenkant van de radiateur (15, Afb. G). Voer de punten 3 tot en met 6 in de omgekeerde volgorde uit. CONTROLE VAN HET VLOEISTOFPEIL VAN DE ACCU LET OP! Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het controleren of reinigen van de accu. 1. 2. 3. 4. 5. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M). Schakel de accu (18, Afb. F) uit door de sleutel van het ontkoppelingsmechanisme (37, Afb. G) te draaien en deze te verwijderen (zie Afb. X). 6. Controleer de kleur van de hygrometer (1, Afb. Y); als deze groen is, is de accu nog geschikt. Als deze rood is, moet u: • gedistilleerd water bijvullen • de accu opladen. Als de kleur van de hygrometer nog steeds rood is, moet de accu worden vervangen. 7. Reinig indien nodig de accu. 8. Controleer of de aansluitingen op de polen van de accu goed vastgedraaid en niet verroest zijn. 9. Schakel de accu in door de sleutel van het ontkoppelingsmechanisme van de accu (37, Afb. G) in de horizontale stand te zetten. 10. Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine. CONTROLE VAN HET REMOLIEPEIL 1. 2. 3. 4. 5. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Controleer of het oliepeil in de tank (18, Afb. D) tussen de markeringen MIN en MAX staat. Vul indien nodig bij met dezelfde olie als in het circuit. Meestal gebruikte olie: DOT4. Hoeveelheid olie: 0,7 liter (0,2 USgal). CONTROLE VAN DE WERKING VAN HET GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT Controleer of het geluidssignaal wordt ingeschakeld als de machine in de achteruitversnelling wordt gezet. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 37 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING CONTROLE VAN DE BANDENSPANNING 1. 2. 3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. De bandenspanning moet als volgt zijn: • Voorbanden: 6,0 Bar (87 psi) • Achterbanden: 6,0 Bar (87 psi) LET OP! Respecteer de waarden voor de bandenspanning op de betreffende stickers. De waarden op de banden verwijzen naar standaardbelastingen en -snelheden, maar komen niet overeen met de bedrijfsomstandigheden van de machine. CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE PARKEERREM Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) en controleer of deze goed werkt. Controleer bovendien of de rem hetzelfde werkt op beide voorwielen. Laat waar nodig afstellingen door een servicecentrum van Nilfisk uitvoeren. CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE DIESELMOTOR 1. 2. 3. 4. 5. 6. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Laat de motor afkoelen. Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel d.8. Controleer het oliepeil van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding. Vul waar nodig olie van hetzelfde type bij. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen. CONTROLE VAN HET KOELVLOEISTOFPEIL VAN DE DIESELMOTOR 1. 2. 3. 4. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Controleer of het peil van de koelvloeistof in het expansievat (1, Afb. G) tussen de markeringen voor MIN en MAX staat (1 en 2, Afb. AB). Vul waar nodig koelvloeistof van hetzelfde type of koelvloeistof van dezelfde kwaliteit bij via de vuldop (3, Afb. AB). Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen. SMERING VAN DE BEWEGENDE ONDERDELEN Smeer de bewegende onderdelen met behulp van de juiste smeerinrichtingen voorzien van de betreffende stickers. De gemiddelde hoeveelheid te injecteren vet moet zijn: – 4 - 5 pompjes bij gebruik van een handbediende pomp. – Injectie van 15 - 20 seconden, bij gebruik van een luchtpomp. De smeerpunten zijn: – Bladveren rechtsvoor en linksvoor (1, Afb. AA) – Bladveren rechtsachter en linksachter (2, Afb. AA) – Scharnier machine (3 en 4, Afb. AA) – Kop stuurcilinder (5, Afb. AA) CONTROLE VAN HET OLIEPEIL IN DE POMP VAN HET STOFBESTRIJDINGSSYSTEEM 1. 2. 3. 4. 5. 6. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel d.8. Gebruik de peilmeter (5, Afb. AD) om te controleren of de olie in de pomp van het stofbestrijdingssysteem (1) bijna bij het maximumpeil staat. Als de meter niet bruikbaar is, draait u de vuldop (2, Afb. AD) los en controleer of het oliepeil tussen MIN en MAX (4 en 3) staat. Als dat niet het geval is, verwijdert u de dop (2, Afb. AD) en vult u bij. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen voor het type olie dat moet worden gebruikt. 38 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMOND VAN DE HANDMATIGE AANZUIGSLANG 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Draai met een inbussleutel van Ø27 de knevelschroeven (1, Afb. AC) van de koppeling (3) los. Draai de knevelschroef (1, Afb. AC) van de koppeling (4) los en bewaar de sluitringen (6). Draai met een inbussleutel van Ø14 de eenheid spuitmond-filter los uit de knevelschroef (1). Draai de filter (2, Afb. AC) los uit de spuitmond (5). Reinig met perslucht of vervang de spuitmond (4, Afb. AC) en de filter (2). REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMONDEN VAN DE BORSTELS 1. 2. 3. 4. 5. 6. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Draai de bevestigingsring (1, Afb. AE) los. Reinig de spuitmond (2, Afb. AE) en de filter (3) met perslucht en verwijder daarna eventuele kalkaanslag of vervang waar nodig de filter (3) en/of de spuitmond (2). Plaats de filter (3, Afb. AE) en de spuitmond (2) terug en bevestig ze met de bevestigingsring (1). Voer de procedure op beide zijborstels en op de derde borstel uit. REINIGING/VERVANGING VAN DE SPUITMONDEN VAN DE AANZUIGMOND 1. 2. 3. 4. 5. 6. Laat de zuigmond zakken door het onderste deel van de schakelaar (47, Afb. D) ingedrukt te houden. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Haal het verbindingsstuk (1, Afb. AF) met de slang uit de uitsparing op de aanzuigmond (2). Draai de spuitmond (3, Afb. AF) los uit het verbindingsstuk (1). Reinig met perslucht of vervang de spuitmond (3, Afb. AF). BUITENGEWONE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN VERVERSING VAN DE OLIE EN VERVANGING VAN DE FILTERS VAN HET HYDRAULISCH SYSTEEM LET OP! De olie van het hydraulisch systeem is zeer bijtend, draag daarom altijd rubberen handschoenen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M). Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de bovenste en onderste steunen (16 en 17) los te halen met een inbussleutel d.8. Plaats een geschikte opvangbak om olie op te vangen aan de rechterkant van de machine onder de aftapdop (19, Afb. F) van de olietank van het hydraulisch systeem. Draai de aftapdop (19, Afb. F) los en verwijder deze. Laat alle olie uit het hydraulisch systeem lopen. Wanneer alle olie uit het reservoir is gedruppeld, draait u de dop (19, Afb. F) weer vast. Verwijder de dop van de olietank (14, Afb. G). Draai het deksel (1, Afb. AG) van de gecombineerde filter (18, Afb. G) los en bewaar de pakking (2, Afb. AG) voor het monteren. Verwijder de dop (3, Afb. AG) uit de houder (5) en bewaar de pakking (4) voor het monteren. Vervang de houder (5). Voer de punten 10 en 11 in omgekeerde volgorde uit. Draai het deksel (6, Afb. AG) van de retourfilter (19) los en bewaar de pakking (7) voor het monteren. Verwijder de houdereenheid (8, Afb. AG) uit de retourfilter (19, Afb. G) en bewaar de pakking (9, Afb. AG) voor het monteren. Druk op de ribben en verwijder het omloopmechanisme (10, Afb. AG) uit de container (12). Trek de houder (11, Afb. AG) eruit en vervang deze. Voer de punten 14 tot en met 17 in de omgekeerde volgorde uit. Vul de olietank van het hydraulisch systeem (4, Afb. G) via de vuldop (14). Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk Technische eigenschappen. LET OP! De verwijderde olie en filters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de geldende milieuwetgeving. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 39 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING VERVANGING VAN DE FLAPS VAN DE AANZUIGMOND Wanneer de flaps zijn gescheurd of versleten, moet u ze als volgt vervangen: 1. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf. 2. Zet de aanzuigmond omhoog door op het bovenste deel van de schakelaar (29, Afb. E) te drukken. 3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. 4. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. 5. Verwijder de 4 schroeven (2, Afb. AI) en de afdichtrubber (3). Vervang de pakking (1, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug. 6. Verwijder de 2 schroeven (4, Afb. AI) en de afdichtrubber (5). Vervang de pakking (6, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug. 7. Verwijder de 4 schroeven (7, Afb. AI) en de afdichtrubber (8). Vervang de pakking (9, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug. 8. Verwijder de 2 moeren (10, Afb. AI) en houd daarbij de 2 schroeven (11) in de aanzuigmond vast. Verwijder de afdichtrubber (12, Afb. AI), vervang de pakking (13) en plaats daarna de onderdelen terug. 9. Verwijder de 4 moeren (14, Afb. AI) en de afdichtrubber (15). Vervang de pakking (16, Afb. AI) en plaats de onderdelen daarna terug. DE ZIJBORSTELS VERVANGEN Wanneer de borstels zijn versleten, moet u ze als volgt vervangen: 1. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf. 2. Zet de borstels omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (29, Afb. E) ingedrukt te houden. 3. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. 4. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. 5. Verwijder de schroef (1, Afb. AK) om de borsteleenheid los te halen van de motoras (2). Verwijder om de borstel (5, Afb. AK) los te halen de 3 moeren (3) maar houd daarbij de 3 schroeven (4) vast. 6. Vervang de borstel (5, Afb. AK). 7. Voer de procedure van punt 5 in omgekeerde volgorde uit. ARM VAN DE DERDE BORSTEL VERVANGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. Zet de derde borstel in de verplaatsingsstand. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Verwijder de middelste schroef (6, Afb. AK) en verwijder de te vervangen borstel (7). Haal de spie terug. Verwijder de schroeven (8, Afb. AK) en de flens (9) uit de verwijderde borstel. Monteer de flens (9, Afb. AK) en bevestig deze met de schroeven (8) op de nieuwe borstel die wordt gemonteerd. Monteer de nieuwe borstel (7, Afb. AK) met de spie en draai de middelste schroef (6) aan. VERVANGING VAN DE PAKKING VAN DE VERBINDINGSSLANG Wanneer de pakking van de aanzuigslang gescheurd is, moet u deze als volgt vervangen: 1. Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf. 2. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. 3. Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine. 4. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. 5. Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M). 6. Verwijder de pakking (1, Afb. AH). 7. Reinig de volledige rand van de slang (2, Afb. AH) en breng een laag lijm (siliconen) aan. 8. Breng de nieuwe pakking aan en zorg dat de lijm op beide uiteinden vasthecht. 9. Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine. VERVERSING VAN DE OLIE VAN DE DIESELMOTOR 1. 2. 3. 4. 5. 6. Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond. Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de drukknop (24, Afb. E) ingedrukt te houden. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Zet de veiligheidsstang van de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel De blokkeerstang van de afvalcontainer naar binnen steken. Ververs de olie van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding. OPMERKING Gebruik hetzelfde type olie als in de motor. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen in het deel Gegevens dieselmotor. LET OP! De verwijderde olie en filters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de geldende milieuwetgeving. WAARSCHUWING! Als de olie van de dieselmotor moet worden ververst, moet ook de houder van het oliefilter worden vervangen. 40 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS VERVANGING VAN DE OLIEFILTER VAN DE DIESELMOTOR 1. 2. 3. 4. 5. Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel d.8. Vervang de houder van het oliefilter van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding. OPMERKING Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen. LET OP! De verwijderde olie en filters moeten worden bezorgd bij speciale inzamelingsbedrijven die voldoen aan de geldende milieuwetgeving. 6. Sluit de watertank linksvoor (5, Afb. G) en vergrendel de bovenste en onderste steunen (39 en 38). DE LUCHTFILTER VAN DE DIESELMOTOR VERVANGEN LET OP! Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de machine met een hogedrukspuit (lucht of water). 1. 2. 3. 4. 5. Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond. Zet de afvalcontainer omhoog door het bovenste deel van de drukknop (24, Afb. E) ingedrukt te houden. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Zet de veiligheidsstang van de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel De blokkeerstang van de afvalcontainer naar binnen steken. 6. Open de watertank rechtsvoor (2, Afb. F) door de bovenste en onderste steunen (17 en 16) los te halen met een inbussleutel d.8. 7. Verwijder de afdekking van de luchtfilter van de motor (1, Afb. AJ) door de steunen (2) los te halen. 8. Verwijder de houder van het luchtfilter (3, Afb. AJ). 9. Verwijder de veiligheidshouder van het luchtfilter (4, Afb. AJ). 10. Reinig (of vervang waar nodig) en monteer de houders. 11. Voer de punten 2 tot en met 8 in de omgekeerde volgorde uit. REINIGING/VERVANGING VAN HET DEELTJESFILTER (FAP) VAN DE DIESELMOTOR LET OP! Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de machine met een hogedrukspuit (lucht of water). Voorbereidende handelingen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Laat het uitlaatsysteem van de dieselmotor enkele minuten afkoelen. Dit is het achterste deel van de machine in het onderste gebied tussen de twee achterwielen. Open de thermische bescherming (2, Afb. AL) van het deeltjesfilter (1), maar laat de 6 bevestigingen (9) zitten. Verwijder de buis (3, Afb. AL) uit het verbindingsstuk op het deeltjesfilter (1). Verwijder de buis (4, Afb. AL) uit het verbindingsstuk op het deeltjesfilter (1). Draai de bevestigingsklem (5, Afb. AL) op de uitlaatslang (6) los. Draai de twee klemmen (7, Afb. AL) waarmee het deeltjesfilter (1) op de steun (8) is bevestigd los. Haal het deeltjesfilter (8) eruit en zet het op de bank. Reiniging/vervanging filter 1. 2. Ga voor de reiniging en eventuele vervanging van het centrale deel van de filter te werk zoals beschreven in de handleiding van de dieselmotor. Voer de punten 5 tot en met 10 in de omgekeerde volgorde uit. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 41 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING VERVANGING VAN DE LUCHTFILTER VAN DE CABINE 1. 2. 3. 4. 5. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Verwijder de 4 schroeven (2, Afb. AM) en verwijder daarna het carter linksachter (1). Verwijder de filter (3, Afb. AM) en vervang deze. Voer de punten 3 en 4 in omgekeerde volgorde uit. VERVERSING VAN DE KOELVLOEISTOF VAN DE DIESELMOTOR 1. 2. 3. 4. Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Leeg de afvalcontainer zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Plaats de blokkeerstang (1, Afb. M). LET OP! Het koelcircuit staat onder druk; voer geen controles uit voordat de motor is afgekoeld en open ook in dat geval voorzichtig de dop van het expansievat (22, Afb. G). WAARSCHUWING! De verwijderde koelvloeistof moet naar een speciaal verwerkingsbedrijf worden gebracht in overeenstemming met de geldende milieuwetgeving. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Plaats een geschikte opvangbank voor koelvloeistof onder de machine bij de aftapslang (22, Afb. F). Verwijder de koelvloeistof uit de radiateur (15, Afb. G) door de aftapslang (22, Afb. F) los te koppelen. Na de laatste druppels sluit u de aftapslang (22, Afb. F) aan op het aansluitstuk. Vul het koelsysteem met de voorgeschreven vloeistof. Bestanddelen van de koelvloeistof: • 50% antivries AGIP (zie het hoofdstuk Technische eigenschappen onder Gegevens dieselmotor) • 50% water Vul het peil van de koelvloeistof in het expansievat (22, Afb. G) bij tot het tussen de markeringen voor MIN en MAX staat. Draai na het vullen de dop van het expansievat weer vast. Start de dieselmotor zoals in het deel Starten en stoppen van de dieselmotor en controleer het peil van de koelvloeistof. Verwijder de blokkeerstang (1, Afb. M) en laat de afvalcontainer zakken zoals aangegeven in het deel Gebruik van de machine. DE BRANDSTOFLUCHTFILTER VAN DE DIESELMOTOR VERVANGEN 1. 2. 3. 4. 5. Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel d.8. Vervang de houder van het brandstoffilter zoals in de handleiding van de dieselmotor wordt beschreven. OPMERKING Gebruik altijd originele vervangingsonderdelen. LET OP! De verwijderde filter moet naar een speciaal verwerkingsbedrijf worden gebracht in overeenstemming met de geldende milieuwetgeving. 6. Sluit de watertank linksvoor (5, Afb. G) en vergrendel de bovenste en onderste steunen (39 en 38). 42 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS REINIGING/VERVANGING VAN DE HOUDERS VAN DE WATERFILTERS 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Zet de machine op een stevige, vlakke ondergrond. Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Verwijder de aftapdoppen (8, Afb. F) en (9, Afb. G) en leeg de watertanks (2 en 3, Afb. F) en (5 en 6, Afb. G). Draai de afdekking (1, Afb. AN) van het waterfilter los en verwijder het samen met het filter. Haal de afdekking (1, Afb. AN) en de filter (2) los, en was en reinig ze. Indien nodig de filter vervangen. Monteer de filter en afdekking. De volgende waterfilters zijn op de machine gemonteerd: • Filter tanks het stofbestrijdingssysteem (47, Afb. G) • Filter pomp stofbestrijdingssysteem (23, Afb. F) VERVANGING VAN DE ZEKERINGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in. Draai de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in en verwijder de sleutel. Zet de ontkoppelingsschakelaar van de accu (37, Afb. G) in de stand OFF en verwijder de sleutel. Zie het hoofdstuk Onderhoud. Controleer de werking van de zekeringen, aan de hand van het deel Elektrische beschermingen, om de positie te bepalen van de zekering die moet worden vervangen. De zekeringen hebben twee locaties (16, Afb. D - 32, Afb. G). Verwijder de bescherming van het zekeringenkastje en vervang de betreffende zekering. Raadpleeg voor de waarden van de zekeringen het deel Elektrische beschermingen. Monteer de bescherming van het zekeringenkastje. Zet de ontkoppelingsschakelaar van de accu (37, Afb. G) in de stand ON. Zie het hoofdstuk Onderhoud. Wanneer de storing aanhoudt, neem dan contact op met een bevoegd servicecentrum van Nilfisk. ONDERHOUD IN DE WINTER Volg tijdens de wintermaanden zorgvuldig de onderhoudsprocedures die hier worden beschreven. Gebruik winterbrandstoffen die in de handel verkrijgbaar zijn. Zorg dat de brandstoftank altijd zo vol mogelijk blijft. Procedure voor opslag van machines die bij temperaturen onder 0 °C werken 1. 2. 3. 4. 5. Leeg de watertanks. Leeg en reinig/vervang het waterfilter. Voeg antivries toe aan de watertanks (controleer de hoeveelheid per liter op de verpakking van de antivries). Start de dieselmotor zoals werd beschreven in de specifieke paragraaf. Laat de antivriesvloeistof onder hoge druk door het watersysteem stromen totdat de vloeistof uit de spuitmond komt door de pomp te activeren met de hendel in de cabine (zie de betreffende delen). Stop de pomp wanneer de antivriesvloeistof naar buiten stroomt. Procedures voor de tweede opslagmaand 1. 2. 3. 4. 5. Vervang de motorolie en het bijbehorende filter (zie de betreffende delen). Vul de brandstoftank (zie het betreffende deel). Smeer de machine. Laad de accu op. Controleer de bandenspanning (zie het betreffende deel). Procedures voor de derde opslagmaand 1. 2. Herhaal dezelfde procedures voor de tweede maand. Sluit elke maand een acculader aan en houd de accu 12/24 uur opgeladen. RS 2200 33019476(3)2010-02 A 43 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING VEILIGHEIDSFUNCTIES Op de machine zijn de volgende veiligheidsfuncties voorzien: GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUIT De machine is voorzien van een sensor met overeenkomend geluidssignaal om aan te geven dat het voertuig in zijn achteruit staat. BEGRENZINGSSENSOR VOOR STARTEN VAN DE DIESELMOTOR BIJ GEACTIVEERDE RIJHENDEL De machine is voorzien van een sensor die het starten van de dieselmotor beperkt wanneer de rijhendel niet in de neutraalstand (midden) staat. BLOKKEERSYSTEEM VOOR STARTEN VAN DE MOTOR BIJ WERKCONFIGURATIE De machine is voorzien van een beveiligingssysteem dat voorkomt dat de machine kan worden gestart als de motor in de werkconfiguratie staat met de schakelaar voor inschakeling van het hydraulische systeem is ingedrukt. GELUIDSSIGNAAL VOOR VERPLAATSING AFVALCONTAINER De machine is voorzien van een sensor voor het geluidssignaal dat wordt geactiveerd als de afvalcontainer omhoog of omlaag wordt gezet. SENSOR VOOR SNELHEIDSBEGRENZING MET AFVALCONTAINER OMHOOG De machine is voorzien van een sensor die de rijsnelheid beperkt tot 5 km/u als de afvalcontainer niet wordt ondersteund. BEVEILIGINGSKNOP OP DE MANIPULATOR De bedieningsknoppen op de manipulator zijn alleen actief als de beveiligingsknop (op de manipulator) is ingedrukt. HANDMATIGE ONTKOPPELING VAN DE ACCU De machine is voorzien van een handmatige ontkoppeling van de accu als beveiliging als er onderhoudswerkzaamheden aan het elektrische systeem worden uitgevoerd, als de machine langere tijd wordt gestald en/of als u de machine onbeheerd moet laten staan. STORINGEN LOKALISEREN Hierna volgen de meest gebruikelijke problemen die kunnen worden gecontroleerd tijdens het gebruik van de machine, de waarschijnlijke oorzaken ervan en de mogelijke acties om ze te herstellen. LET OP! De aangegeven herstelactie moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel, wat altijd de in de specifieke paragrafen van deze handleiding, indien aanwezig, beschreven instructies moet opvolgen. Neem anders voor meer informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk. Zij beschikken over de werkplaatshandleiding. Neem voor uitleg of informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk. Raadpleeg de betreffende handleidingen voor het opzoeken van storingen aan de volgende optionele uitrustingen: – cameraset 44 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS ONGEMAKKEN EN HERSTELACTIES Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie BORSTELS De borstels reinigen niet goed De borstels draaien niet De borstels zijn niet goed afgesteld Afstellen Het toerental van de borstels is niet juist Stel het toerental af Borstels overmatig versleten Vervangen De werkconfiguratie is niet ingeschakeld Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar in De potentiometer voor de draaisnelheid van de borstels staat op stationair Stel de potentiometer voor de draaisnelheid van de borstels in De voedingszekering is onderbroken Vervangen De potentiometer voor de draaisnelheid van de borstels is defect Vervangen Het proportionele regelcircuit is beschadigd Controleer de aansluitingen of vervang De hydraulische bedieningspomp zet geen druk Controleer de oliedruk van de hydraulische op de olie in het circuit installatie De magneetklep is geblokkeerd Vervangen Olielekkage uit de verbindingen/slangen van de Repareren/vervangen hydraulische installatie De motoren zijn defect Vervangen De borstels of de steunen van de borstels zijn geblokkeerd Demonteren en deblokkeren De borstel of de steun van de borstel werkt niet Controleer bevestiging synchroon met de hydraulische motor ARM VAN DE DERDE BORSTEL De onderarm van de derde borstel beweegt niet zijwaarts De arm van de derde borstel gaat niet naar rechts/links De arm van de derde borstel slingert De werkconfiguratie is niet ingeschakeld Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar in De voedingszekering is onderbroken Vervangen De kalibratienok op de cilinder is verstopt Demonteren en reinigen Er staat geen spanning op de magneetklep Controleer de elektrische installatie De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen De cilinderpakkingen zijn versleten Cilinder reviseren De drukknoppen zijn defect Vervang de manipulator De derde borstel draait niet in de goede richting Zet de schakelaar in de andere richting De derde borstel oefent onvoldoende druk op de grond uit Laat de arm verder zakken De derde borstel oefent onvoldoende druk op de grond uit Vergroot de hellingshoek van de derde borstel De derde borstel is overmatig versleten Vervangen De spanveren zijn niet juist afgesteld of ze zijn versleten Afstellen/vervangen De arm van de derde borstel gaan niet omlaag/ De werkconfiguratie is niet ingeschakeld omhoog Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar in De voedingszekering is onderbroken Vervangen De kalibratienok op de cilinder is verstopt Demonteren en reinigen Er staat geen spanning op de magneetklep Controleer de elektrische installatie De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen De cilinderpakkingen zijn versleten Cilinder reviseren De drukknoppen zijn defect Vervang de manipulator RS 2200 33019476(3)2010-02 A 45 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie AANZUIGVENTILATOR De aanzuigventilator maakt lawaai De aanzuigventilator draait maar zuigt niet genoeg De lagers van de ventilator zijn versleten Vervang de motor De hydraulische motor is defect Vervang de motor De ventilator is beschadigd Repareren/vervangen De aanzuigroosters zijn verstopt Reinigen De aanzuigslang is verstopt Reinigen De aanzuigslang is doorgesneden/gescheurd Vervangen De pakking tussen de aanzuigmond en de afVervangen/positie afstellen valcontainer is kapot of niet juist gepositioneerd De aanzuigventilator draait langzaam of niet De afvalcontainer staat niet helemaal omlaag Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer terug De bovenste panelen van de afvalcontainer staan open Sluit ze De pomp voor het activeren van de motor voor de aanzuigventilator genereert geen druk Stel de druk van de pomp af De werkconfiguratie is niet ingeschakeld Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar in De voedingszekering is onderbroken Vervangen De magneetklep van de verdeler krijgt geen voeding Controleer de elektrische installatie De bediening is geblokkeerd Repareren De motor is defect Vervangen De pomp is defect Vervangen De positie van de aanzuigmond is niet correct Controleer de hoogte en de werking van de aanzuigmond en de flap De pakkingen van de mond zijn beschadigd Vervangen De afvalcontainer staat niet helemaal omlaag Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer terug AANZUIGMOND EN FLAP De aanzuigmond zuigt het vuil niet voldoende De aanzuigmond gaat niet omhoog De aanzuigslang is verstopt Reinigen De aanzuigslang is beschadigd/gescheurd Vervangen De werkconfiguratie is niet ingeschakeld Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar in De voedingszekering is onderbroken Vervangen De drukknop voor het heffen is onderbroken Vervangen De magneetklep van de verdeler krijgt geen voeding Controleer de elektrische installatie De kalibratienokken op de cilinders zijn verstopt Demonteren en reinigen 46 De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen De cylinderpakkingen zijn versleten Reviseer de cilinders Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING Ongemak Waarschijnlijke oorzaak NEDERLANDS Herstelactie AANZUIGMOND EN FLAP De aanzuigmond gaat niet omlaag De knop voor omlaag is niet lang genoeg ingeschakeld Houd de knop langer ingedrukt De veiligheidsketting is geblokkeerd Loshalen De drukknop voor het neerzetten is onderbroken Vervangen De voedingszekering is onderbroken Vervangen De magneetklep van de verdeler krijgt geen voeding Controleer de elektrische installatie Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp De kalibratienokken op de cilinders zijn verstopt Demonteren en reinigen De flap opent/sluit niet De knoppen voor openen/sluiten zijn defect Vervangen De voedingszekering is onderbroken Vervangen De magneetkleppen van de verdeler krijgen geen voeding Controleer de elektrische installatie Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp De kalibratienok op de cilinder is verstopt Demonteren en reinigen De flap is beschadigd of zit vast Repareren AFVALCONTAINER EN DE BETREFFENDE KLEP De afvalcontainer gaat niet omhoog/kantelt niet De werkconfiguratie is niet ingeschakeld De sensoren van de afvalcontainer staan buiten positie of zijn beschadigd Afstellen of vervangen De afvalcontainer staat niet op de veilige hoogte voor kantelen Zet deze helemaal omhoog De knoppen voor omhoog/kantelen zijn defect Vervangen De voedingszekering is onderbroken Vervangen De magneetkleppen van de verdeler krijgen geen voeding Controleer de elektrische installatie De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp De afvalcontainer keert niet terug in horizontale De veiligheidsstang is nog niet teruggezet stand/omlaag De afvalcontainer staat niet helemaal in de normale stand De klep van de afvalcontainer opent/sluit niet Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar in Omhoog zetten en terugplaatsen Haal helemaal terug voordat u hem omlaag zet De sensoren van de afvalcontainer staan buiten positie of zijn beschadigd Afstellen of vervangen De knoppen voor omhoog/kantelen zijn defect Vervangen De voedingszekering is onderbroken Vervangen De magneetkleppen van de verdeler krijgen geen voeding Controleer de elektrische installatie De magneetkleppen zijn geblokkeerd Vervangen Druktekort in hydraulische installatie Controleer de druk bij de pomp De afvalcontainer staat niet op de veilige hoogte voor kantelen Zet deze helemaal omhoog De kalibratienokken op de blokkeercilinders zijn Demonteren en reinigen verstopt De haken zijn geblokkeerd Demonteren en reinigen De klep is niet helemaal omhoog gezet voordat de ventilator is ingeschakeld Kantel de afvalcontainer en zet hem terug RS 2200 33019476(3)2010-02 A 47 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie SPUITMONDEN INSTALLATIE STOFBESTRIJDING Er komt geen water uit de spuitmonden De openingen van de spuitmonden zijn verstopt Reinigen De filters van de spuitmonden zijn vuil Reinigen/vervangen Er komt geen water naar de spuitmonden De werkconfiguratie is niet ingeschakeld Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar in De watertanks zijn leeg Vul de tanks De schakelaar van de waterpomp is uitgeschakeld Inschakelen Het hogedrukkraantje is gesloten Openen De drijvers zijn geblokkerd Repareren Het waterfilter is verstopt Reinigen/vervangen De by-pass op de stelklep is open Sluiten De druk is te laag IJk de stelklep De voedingszekering is onderbroken Vervangen De leidingen zijn beschadigd Repareren De waterpomp stopt niet De pomp werkt niet Repareren/vervangen De drijvers zijn geblokkerd Repareren De drijvers zijn omgekeerd gemonteerd Op de juiste manier monteren De stuurbekrachtiging is defect Vervangen De voorkeurklep is defect Vervangen De hydraulische cylinder die de sturende wielen bedient is defect Vervangen Onvoldoende remolie Controleer het oliepeil van de remmen De remblokken zijn versleten of vuil Vervangen Er zit lucht in de installatie Ontlucht de installatie STUURINRICHTING Het sturen gaat zwaar REMMEN De machine remt niet genoeg De cylinders van de trommelremmen zijn defect Vervangen De parkeerrem remt niet genoeg De remoliepomp is defect Reviseren De rem is niet goed afgesteld Afstellen De banden zijn niet op de juiste spanning opgepompt Controleer de bandenspanning De rubberen dempers zijn beschadigd/afwezig Vervangen Lading niet gelijkmatig verdeeld Verdeel de lading op de juist manier STABILITEIT De machine in beweging heeft weinig stabiliteit 48 33019476(3)2010-02 A RS 2200 GEBRUIKSAANWIJZING Ongemak Waarschijnlijke oorzaak NEDERLANDS Herstelactie AANDRIJVINGSSYSTEEM De machine heeft geen tractie De microschakelaar van de bestuurdersstoel is niet geactiveerd of is defect Repareren/vervangen Het rempedaal is ingeschakeld of geblokkeerd Laat het pedaal los of deblokkeer het De voedingszekering is onderbroken Vervangen Het versnellingspedaal is defect Vervangen De rijhendel is defect Vervangen De magneetkleppen van de pomp van het aandrijvingssysteem krijgen geen voeding Controleer de elektrische installatie De schroef van de by-pass van de pomp van het aandrijvingssysteem is losgedraaid Vastdraaien De pomp voor het aandrijvingsysteem is kapot Vervangen De motoren van het aandrijvingssysteem zijn defect Vervangen De machine beweegt ook met het snelheidspedaal in ruststand De pomp van het aandrijvingssysteem is niet goed vastgedraaid Afstellen De machine heeft weinig aandrijfvermogen De afvalcontainer staat omhoog Laat de afvalcontainer zakken en zet hem weer terug Het versnellingspedaal is defect Vervangen De pomp voor het aandrijvingsysteem is kapot Vervangen De motoren van het aandrijvingsysteem zijn versleten Vervangen VERWARMING IN DE STUURCABINE Er komt geen warme lucht Het kraantje of de de slang voor de toevoer van Vervangen warm water is kapot De verwarming lekt water Vervangen De schakelaar is uitgeschakeld Inschakelen De hoofdzekering is gesprongen Vervangen De compressor draait niet omdat de aandrijfriem traag/kapot is Stel riemspanning goed af/vervang de riem De thermostaat is uitgeschakeld Inschakelen Gaslek in de installatie Herstel de oorzaak van het lek en doe er weer gas in De expansieklep is defect Vervangen KLIMAATREGELING IN DE STUURCABINE Er komt geen koele lucht De schakelaar is uitgeschakeld Inschakelen De hoofdzekering is gesprongen Vervangen De gasdrukregelaar is onderbroken Vervangen RS 2200 33019476(3)2010-02 A 49 NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING Ongemak Waarschijnlijke oorzaak Herstelactie DIESELMOTOR Wanneer u de contactsleutel draait, start de dieselmotor niet De accu-ontkoppeling is niet ingeschakeld Schakel deze in De rijhendel is ingeschakeld In de neutraalstand zetten De schakelaar voor de werkmodus is ingescha- Uitschakelen keld De voedingszekering is onderbroken Vervang de zekering Het startrelais is beschadigd Vervang het relais Geen brandstof Tanken Water in het brandstoffilter Systeem ontluchten Zekering verlichting gesprongen Vervangen Schakelaar verlichting onderbroken Vervangen Gloeilampen kapot Vervangen Regeleenheid voor voeding verlichting beschadigd Vervangen VERLICHTINGSSYSTEEM De dimlichten en het groot lucht gaan niet branden De bedrijfsverlichting kan niet worden ingeschakeld Stuurbediening defect Vervangen De werkconfiguratie is niet ingeschakeld Schakel de werkconfiguratie met de schakelaar in Zekering verlichting gesprongen Vervangen Schakelaar verlichting onderbroken Vervangen Gloeilampen kapot Vervangen VERWIJDERING Als de machine wordt afgedankt, moet hij naar een bevoegd verwijderingbedrijf worden gebracht. Voordat de machine wordt afgedankt, moeten de volgende materialen worden verwijderd en gescheiden en vervolgens volgens de geldende milieunormen naar de betreffende afvalverwerkingsbedrijven worden gebracht: – Borstels – Motorolie – Filter motorolie – Olie hydraulisch systeem – Oliefilters hydraulisch systeem – Kunststof onderdelen – Elektrische en elektronische onderdelen OPMERKING Raadpleeg met name voor het afdanken van elektrische en elektronische onderdelen uw plaatselijke Nilfisk-kantoor. 50 33019476(3)2010-02 A RS 2200
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224

Nilfisk-ALTO RS 2200 Handleiding

Categorie
Auto's
Type
Handleiding