VOLTCRAFT VC-740E Operating Instructions Manual

Categorie
Meten
Type
Operating Instructions Manual
95
Inhoudsopgave
Pagina
1. Inleiding .............................................................................................................................................................96
2. Verklaring van de symbolen ...............................................................................................................................97
3. Beoogd gebruik ..................................................................................................................................................98
4. Inhoud van de verpakking ..................................................................................................................................99
5. Veiligheidsinstructies .......................................................................................................................................100
6. Productoverzicht: ............................................................................................................................................. 102
7. Productbeschrijving .........................................................................................................................................103
8. Beeldscherm en symbolen ..............................................................................................................................104
9. Metingen uitvoeren ..........................................................................................................................................106
a) De multimeter aan-/uitschakelen ............................................................................................................... 106
b) Wisselspanningen (V/AC) ..........................................................................................................................106
c) Gelijkspanning (V/DC) ............................................................................................................................... 107
d) LoZ wisselspanningen ............................................................................................................................... 107
e) Meetstroom ................................................................................................................................................108
f) Meten van het stroomsignaal (µA) ............................................................................................................ 109
g) Meetweerstand ......................................................................................................................................... 110
h) Diode test .................................................................................................................................................. 111
i) Continuïteitstest ........................................................................................................................................ 111
j) Capaciteitsmeting ...................................................................................................................................... 112
k) Meet frequentie (elektronisch) .................................................................................................................. 112
l) De temperatuur meten ............................................................................................................................... 113
10. Aanvullende functies ........................................................................................................................................ 115
a) SELECT functie ......................................................................................................................................... 115
b) RANGE - manueel selecteren van het meetbereik. ................................................................................... 115
c) MAX/MIN functie ........................................................................................................................................ 115
d) REL functie ................................................................................................................................................ 116
e) Hz functie (meten van elektrische frequentie) ........................................................................................... 116
f) HOLD functie ............................................................................................................................................. 116
g) Achtergrondverlichting ............................................................................................................................... 116
h) Automatische uitschakeling ....................................................................................................................... 117
96
Pagina
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Het product voldoet aan de nationale en Europese wettelijke voorschriften.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke
werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en
bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft. Bewaar deze handleiding om haar
achteraf te raadplegen!
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
11. Reiniging en onderhoud ................................................................................................................................... 117
a) Algemene informatie .................................................................................................................................. 117
b) Reinigen .................................................................................................................................................... 117
c) Verwijderen van de afdekking van het batterijvak ..................................................................................... 118
d) Plaatsen/vervangen van de batterijen ....................................................................................................... 118
12. Verwijdering ..................................................................................................................................................... 119
13. Probleemoplossing ..........................................................................................................................................120
14. Technische gegevens ......................................................................................................................................121
97
2. Verklaring van de symbolen
Het symbool met een bliksemschicht in een driehoek geeft aan dat er gevaar bestaat voor uw gezondheid,
bijv. door elektrische schokken.
Het symbool met een bliksemschicht in een vierkant staan stroommetingen aan niet geïsoleerde, gevaarlij-
ke actieve conductoren toe en waarschuwt voor mogelijke gevaren. Er moet gebruik worden gemaakt van
een persoonlijke beschermingsuitrusting.
Dit symbool wordt gebruikt om belangrijke informatie in deze gebruiksaanwijzing te onderstrepen. Lees
deze gebruiksaanwijzing altijd aandachtig door.
Dit symbool geeft speciale informatie en advies over het gebruik van het product aan.
Dit product is getest volgens de CE-standaarden en voldoet aan de noodzakelijke Europese richtlijnen.
Beschermingsklasse 2 (dubbele of versterkte isolatie, beschermende isolatie)
IP54 Stof- en spatwaterdicht.
CAT I Meetcategorie I: Voor meetcircuits van elektrische en elektronische apparatuur dat niet direct wordt aan-
gesloten op het stroomnet (bijv. apparaten op batterijen, veiligheidssystemen met extra lage spanning en
signaal/bedieningsspanning). Toekomstig wordt deze categorie ombenoemd in CAT 0 of 0.
CAT II Meetcategorie II: Voor het meten van elektrische en elektronische apparaten die direct van stroom worden
voorzien via een stopcontact. Deze categorie bevat tevens alle lagere categorieën (bijv. CAT I voor het
meten van signaal en bedieningsspanning).
CAT III Meetcategorie III: Voor meetcircuits van installaties in gebouwen (bijv. stopcontacten of sub-distributies).
Deze categorie bevat tevens alle lagere categorieën (bijv. CAT II voor het meten van elektrische appara-
ten). Het meten in CAT III is alleen toegestaan met test stokken die zijn voorzien vna doppen of die een
maximale blootgestelde lengte van 4 mm hebben.
CAT IV Meetcategorie IV: Voor het meten aan de basis van een laagspanningsinstallatie (bijv. tafelcontactdoos,
ingangspunten van de stroom in het huis door het energiebedrijf) en buitenshuis (bijv. als u werkzaamhe-
den uitvoert aan kabels onder de grond of boven het hoofd). Deze categorie bevat eveneens alle lagere
categorieën. Het meten in CAT IV is alleen toegestaan met test stokken die zijn voorzien vna doppen of die
een maximale blootgestelde lengte van 4 mm hebben.
aardingspotentieel
98
3. Beoogd gebruik
Metingen en weergave van elektrische parameters in de meetcategorie CAT IV (tot 600 V). Voldoet aan de EN
61010-1 standaard en alle lagere categorieën.
MeetDC-spanningentot600V(10MΩimpedantie)
MeetAC-spanningentot600V(10MΩimpedantie)
MeetAC-spanningentot600Vmeteenlageimpedantie(300kΩ)
Meet gelijk- en wisselstroom tot 2000 µA (signaalstroom)
Contactloos meten van gelijk- en wisselstroom tot 600 A
Meet frequenties van 10 Hz tot 40 MHz (electronisch, max. 30 Vrms) of van 40 tot 400 Hz (electrisch, 30–600 Vrms
als sub-modus)
Meet capaciteit tot 60 mF
Meetweerstandtot60MΩ
Meet temperaturen van -40 tot +1000 °C.
Continuïteitstest(<10Ωakoestisch)
Diodetest
3-fase rotatie-indicator voor het spanningsbereik 80–600 V/AC
Gebruik de regelknop om de meetmodus te kiezen. Het meetbereik wordt in alle meetmodi automatisch geselecteerd
(behalve motor, diodetest, continuïteitstest en microampère-modi).
Effectieve (true RMS) metingen worden weergegeven als AC spanningen/stroomsterkte met een frequentie van tot
wel 400 Hz worden gemeten.
Voor negatieve waarden wordt de polariteit aangegeven met een (-) teken.
De µA stroommeting input is beschermd tegen overbelasting door een resetbare zekering (PTR). De spanning in het
te meten circuit mag 600 V niet overschrijden.
De multimeter werkt op drie AAA-batterijen. Gebruik alleen batterijen van het aangegeven type. Gebruik geen 1.2 V
oplaadbare batterijen.
Het apparaat gaat automatisch naa 15 minuten uit als er geen knop wordt gedrukt. Dit voorkomt dat de batterij leeg
raakt. Deze automatische uitschakeling kan worden uitgeschakeld.
Gebruik de multimeter nooit als het batterijvak open is.
De multimeter bezit een IP54 bescherming, wat betekent dat hij stof- en spatwaterdicht is. Gebruik de multimeter
echter niet als hij nat of vochtig is.
Meet niet in mogelijk explosieve omgevingen, vochtige ruimtes of nadelige omgevingsfactoren. Nadelige factoren zijn
onder andere: Vocht of een hoge vochtigheid, stof en ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen, onweer en
sterke magnetische velden.
Voordeveiligheidmagualleentestpuntenenaccessoiresgebruikendievoldoenaandespecicatiesvandemul-
timeter.
99
Het apparaat mag alleen worden gebruikt door mensen met de nodige fysieke en mentale vaardigheden om te waar-
borgen dat de metingen veilig worden uitgevoerd. De gebruiker moet eveneens op de hoogte zijn van de wetgevingen
voor het maken van metingen en de mogelijke gevaren. Het gebruik van een persoonlijke beschermingsuitrusting
wordt aanbevolen.
Ieder ander dan het hierboven beschreven gebruik kan het product beschadigen en bovendien gevaren zoals kort-
sluiting, brand of een elektrische schok veroorzaken. Het product mag niet worden aangepast of opnieuw worden
gemonteerd.
Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door en bewaar deze op een veilige plaats voor toekomstig gebruik.
Neem de veiligheidsinformatie in deze gebruiksaanwijzing altijd in acht.
4. Inhoud van de verpakking
Tangmultimeter
3 x AAA-batterijen
2 x CAT IV veiligheidsmeetkabels
Temperatuursensor (-40 tot +250 °C type K)
Veiligheidsinstructies
Gebruiksaanwijzing (op CD)
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan ze met behulp van de
afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website.
100
5. Veiligheidsinstructies
Lees de gebruiksaanwijzing en veiligheidsinformatie alstublieft aandachtig door. Indien de veilig-
heidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in deze gebruiksaanwijzing niet wor-
den opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld voor de daardoor ontstane materiële
schade of persoonlijk letsel. In dergelijke gevallen vervalt de garantie.
Dit apparaat werd op een veilige manier verstuurd.
Om het veilige gebruik te waarborgen en schade aan het product te vermijden, dient u de veiligheidsin-
formatie en waarschuwingen in deze handleiding altijd in acht te nemen.
Vanwege veiligheids- en goedkeuringsredenen mag u niet pogen het apparaat te veranderen en/of aan
te passen.
Raadpleeg een elektricien als u twijfelt over de juiste werking, veiligheid of aansluiting van het apparaat.
Meetinstrumenten en hun toebehoor zijn geen speelgoed en moet buiten het bereik van kinderen wor-
den gehouden.
Voldoe altijd aan de ongevallenpreventievoorschriften voor elektrische apparatuur als u het product in
industriële omgevingen gebruikt.
In scholen, opleidingsinstituten, hobby en DIY-workshops, moet meetapparatuur worden gebruikt onder
verantwoordelijktoezichtvangekwaliceerdpersoneel.
Voor elke meting dient u ervoor te zorgen dat de meter is ingesteld op de juiste meetmodus.
Als u meetsonden zonder beschermende doppen gebruikt, mogen de me-
tingen tussen de multimeter en het aardingspotentieel niet groter zijn dan
de CAT II meetcategorie.
Als u CAT III en CAT IV metingen uitvoert, moeten de afdekkingen op de
punten van de meetsondes worden geplaatst (max. lengte van de bloot-
gestelde contacten = 4 mm) om per ongewilde kortsluiting te voorkomen.
Deze worden meegeleverd met het product.
Verwijder de testsonden altijd van het te meten voorwerp alvorens de meetmodus te veranderen.
De spanning tussen de aansluitpunten van de mulitmeter en de aarde mag nooit groter zijn dan
600 V DC/AC in CAT IV.
Wees bijzonder voorzichtig als u omgaat met spanning van meer dan 33 V/AC of 70 V/DC. Het aanraken
van elektrische geleiders bij dit soort spanningen kan resulteren in een fatale elektrische schok.
Om een elektrische schok te voorkomen, mag u de meetpunten niet aanraken als u metingen uitvoert,
niet direct noch indirect. Als u metingen uitvoert, mag u nooit achter de greepmarkeringen van de mul-
timeter en testpunten pakken.
Controleer het meetapparaat en testkabels voor elke meting op beschadingen. Voer nooit metingen
uit als de beschermende isolatie is beschadigd (gescheurd, ontbrekend, etc.). De meetkabels worden
geleverd met een slijtage-indicator. Als een kabel beschadigd is, wordt een tweede isolatielaag zichtbaar
(de tweede isolatielaag heeft een andere kleur). Als dit gebeurt, mag u het meetaccessoire niet meer
gebruiken en dient u het te vervangen.
Gebruik de multimeter niet voor, tijdens of na een storm (risico op een elektrische schok/stroompieken).
Zorg ervoor dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, het stroomcircuit en de componenten op het
stroomcircuit droog zijn.
101
Vermijd het gebruik van het apparaat in de directe omgeving van:
- sterke magnetische of elektromagnetische velden
- uitzendende antennes of HF-generatoren.
- Deze kunnen de metingen vertekenen.
Als u een reden heeft aan te nemen dat het veilige gebruik niet meer mogelijk is, dient u het apparaat
direct te ontkoppelen om een ongewenst gebruik te voorkomen. Veilig gebruik kan niet langer worden
gegarandeerd als:
- er tekenen van schade zijn
- het apparaat niet naar behoren werkt
- het apparaat langdurig onder nadelige omstandigheden werd opgeborgen
- het apparaat is onderhevig geweest aan zware belasting tijdens het transport
Schakel het apparaat nooit direct aan nadat het van een koude naar een warme ruimte is overgebracht.
De condensatie die wordt gevormd kan het product permanent beschadigen. Laat het apparaat uitge-
schakeld en laat het zich aanpassen aan de kamertemperatuur.
Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos rondslingen aangezien het gevaarlijk speelmateriaal voor
kinderen kan worden.
Neem de veiligheidsinformatie in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.
102
6. Productoverzicht:
1 Stroomtang
2 Greepgedeelte
3 Sensor voor de automatische displayverlichting
4 Openingshendel
5 SELECT (keuze) knop voor het schakelen tussen de
modi
6 Display
7 Zachte rubberen afdichting
8 RANGE (bereik) knop voor het veranderen van het
meetbereik
9 REL (release) knop voor het meten van de referen-
tiewaarde
10 COM testvoet
(referentiepotentieel, “negatief potentieel”)
11 testvoet
(“Positief potentieel” voor directe stroom)
12 Hz knop voor de weergave van de frequentie
13 MAX/MIN knop voor de weergave van de maximum/
minimum waarden
14 Schakelt de automatische achtergrondverlichting uit
15 Schroef voor het batterijvak
16 Bedieningsknop voor de keuze van de meetmodus
17 Houd de knop ingedrukt om de meetwaarden te
bewaren
103
7. Productbeschrijving
De multimeter toont metingen op een digitaal beeldscherm. De multimeter bezit 6000 posities (positie = kleinste
weergegeven waarde). De ware RMS waarde wordt gebruikt als wisselspanning en wisselstroom wordt gemeten.
Om de levensduur van de batterij te verlengen, schakelt de multimeter automatisch na 15 minuten inactiviteit uit. De
automatische uitschakeling kan manueel worden uitgeschakeld.
De meter kan worden gebruikt door DIY’ers, professionals maar ook voor industriële doelen tot CAT IV. De
rubber afwerking verleent de multimeter een robuust design en maakt het mogelijk een val van tot wel 2 meter te
weerstaan. De multimeter is eveneens stof- en spatwaterdicht (IP54). Voor het vervangen van de batterijen of de ze-
kering dient u te controleren of de verzegeling van het batterij schoon en intact is. Verwijder vuil en stof met behulp
van een wattenstaafje. De verzegeling mag niet beschadigd zijn. Gebruik geen vet of andere afdichtingsmiddelen
aangezien dit een effect op de veiligheid van het apparaat kan hebben.
Beschermende doppen kunnen worden bevestigd aan de testkabelstekkers. Verwijder deze alvorens de testkabels
in de multimeter te steken.
Bedieningsknop (16)
Gebruik de bedieningsknop om de meetmodus/het meetbereik
te kiezen. Automatische bereikkeuze (“AUTO”) is in de meeste
meetmodi ingeschakeld. Dit betekent dat het geschikte meetbereik
automatisch wordt gekozen.
Kies de rood gemarkeerde modi, druk op de “SELECT” knop
(schakel bijvoorbeeld van weerstand naar de continuïteitstest of
van AC naar DC). Om de “MOTOR” modus te selecteren, zet u de
bedieningsknop op “V” en drukt u vervolgens de “SELECT” knop en
houdt u deze 2 seconden lang ingedrukt.
Om de multimeter uit te schakelen, zet u de bedieningsknop op
“OFF”. Zet de multimeter altijd uit als u hem niet gebruikt.
104
8. Beeldscherm en symbolen
Het beeldscherm bevat de volgende symbolen.
1 True RMS
2 Diodetest symbool
3 Akoestische continuïteitstester
4 Volt (eenheid van elektrische spanning)
5 Micro symbool
6 Ampère (eenheid voor de elektrische stroom)
7 Nano symbool
8 Milli symbool
9 Micro symbool
10 Farad (eenheid voor elektrische capaciteit)
11 Mega symbool
12 Kilo symbool
13 Ohm (eenheid voor elektrische weerstand)
14 Hertz (eenheid van de frequentie)
15 Graden Celsius (temperatuureenheid)
16 Graden Fahrenheit (temperatuureenheid)
17 Gemeten waarde
18 3-fase rotatie richting indicator (“rechtsom”)
19 Achtergrondverlichting ingeschakeld
20 Vergrendelingsicoon voor de fasedetectie (knipperend = detectiemodus, constant = fase gedetecteerd)
21 Delta symbool voor relatieve waarde metingen (= referentiewaarde meting)
22 Minimum waarde
23 Maximum waarde
24 3-fase rotatie richting indicator (“linkssom”)
25 Automatisch meetbereik is ingeschakeld
26 Automatische uitschakeling is ingeschakeld
27 Batterijniveau indicator
28 Hold-functie is ingeschakeld
29 Waarschuwingssymbool voor gevaarlijke spanning (met waarschuwingsgeluid als het meetbereik werd overschreden)
30 Gelijkstroom ( )
31 Polariteitsindicator voor de stroomrichting van de stroom (negatieve pool)
32 Wisselstroom ( )
33 Lage impedantie
105
REL Relatieve waarde knop (= referentiewaarde meting)
SELECT Schakelaar naar sub-functies
RANGE Manuele keuze van het meetbereik
MAX MIN Maximum/minimum geheugen
HOLD Bewaart de huidige meting
OL Overload = het meetbereik werd overschreden
OFF Ga naar deze positie om de multimeter uit te schakelen
Waarschuwing voor laag batterijvermogen (vervang de batterij)
Diodetest symbool
Akoestische continuïteitstester
Capaciteit meetbereik
°C °F Temperatuureenheid (graden Celsius/Fahrenheit)
Wisselstroom
Gelijkstroom
COM Aansluiting voor referentie potentiaal
V Spanningsmodus (Volt = eenheid van elektrische spanning)
A Stroommodus (Ampère = eenheid van elektrische stroom)
µA Stroommodus (micro-Ampère)
Hz Frequentiemodus (Hertz = eenheid van de frequentie)
Ω Weerstandsmodus(Ohm=eenheidvanelektrischeweerstand)
Motor 3-fase rotatie richting indicator
LoZ Lageimpedantie(300kΩ)
Schakelt de automatische achtergrondverlichting uit
Geeft de richting van de stroom aan als u stroommetingen met de tang uitvoert (niet relevant)
Geeft de richting van de stroom aan als u stroommetingen met de tang uitvoert (niet relevant)
106
9. Metingen uitvoeren
Overschrijd nooit de maximum toegestane ingangswaarden. Raak circuits of componenten van
circuits nooit aan aangezien deze spanning van meer dan 33 V/ACrms of 70 V/DC kunnen voeren.
Dit kan een fatale elektrische schok tot gevolg hebben!
Voor het meten dient u te controleren of de meetkabels beschadigd zijn. Bijvoorbeeld sneden,
slijtage en knikken. Gebruik nooit beschadigde meetkabels aangezien deze een fatale elektrische
schok tot gevolg kunnen hebben!
Als u metingen uitvoert, mag u geen enkel blootgesteld gebied achter de markeringen op de greep,
op de testsonden en de multimeter aanraken.
Sluit alleen de testkabels aan, die u ook nodig heeft. Vanwege de veiligheid dient u alle onnodige
testkabels te verwijderen voordat u een meting uitvoert.
Metingen in circuits met een nominaal vermogen van >33 V/AC en >70 V/DC mogen alleen door
gekwaliceerdenopgeleidpersoneelwordenuitgevoerddieopdehoogtezijnvan derelevante
wetgeving en de bijbehorende gevaren.
“OL” (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden.
a) De multimeter aan-/uitschakelen
Draai de bedieningsknop (16) op de gewenste meetmodus. Om de multimeter uit te schakelen, zet u de bedienings-
knop (16) op “OFF”. Zet de multimeter altijd uit als u hem niet gebruikt.
Als u de multimeter aanschakelt, wordt een korte functionele test uitgevoerd en verschijnen alle symbolen op het
display. De multimeter laat een piepgeluid horen als de test is afgesloten.
Plaats de batterijen voordat u de multimeter gebruikt. Voor meer informatie over het plaatsen/vervangen
van de batterijen kunt u een kijkje nemen in het hoofdstuk “Reiniging en onderhoud”.
b) Wisselspanningen (V/AC)
Wisselspanningen meten (V ):
- Schakel de multimeter aan en kies de “V ” modus. “AC” en “V” verschijnt op het
display.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in de COM-
voet (10).
- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv. ge-
nerator of circuit).
- De gemeten spanning verschijnt op het display.
- Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en schakelt
u de multimeter uit.
Het“V/AC”spanningsbereikheefteeningangsweerstandvan≥10MΩ;dat
betekent dat er nauwelijks een invloed op de prestaties van het circuit be-
staat.
107
c) Gelijkspanning (V/DC)
Meten van gelijkspanning (V ):
- Schakel de multimeter aan en kies de “V ” modus.
- Druk op “SELECT” om naar de gelijkspanningsmodus te gaan. “DC” en “V”
verschijnen op het display.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in de
COM-voet (10).
- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv.
batterij of circuit). De rode testpunt komt overeen met de positieve terminal; de
zwarte testpunt komt overeen met de negatieve terminal.
- De polariteit van de gemeten waarde wordt weergegeven op het display.
- Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en scha-
kelt u de multimeter uit.
Een min-symbool geeft aan dat de gemeten gelijkspanning negatief is (of dat de meetkabels zijn aangeslo-
ten op de verkeerde polariteit).
Het“V/DC”spanningsbereikheefteeningangsweerstandvan≥10MΩ;datbetekentdaternauwelijkseen
invloed op de prestaties van het circuit bestaat.
d) LoZ wisselspanningen
LoZmodussteltuinstaatwisselspanningenmeteenlageimpedantietemeten(ongeveer300kΩ).Indezemodus
verlaagt de multimeter de interne weerstand om “spook” spanningsmetingen te voorkomen. Als resultaat wordt het
circuit zwaarder belast dan bij de standaardmeting modus.
Meting LoZ alternatieve spanningen (V ):
- Zet de multimeter aan en kies de “LoZ V ” modus. “LoZ AC” en “V” verschij-
nen op het display.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in de
COM-voet (10).
- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv.
generator of circuit).
- De gemeten spanning verschijnt op het display.
- Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en scha-
kelt u de multimeter uit.
Het “LoZ V/AC” spanningsbereik heeft een ingangsweerstand van
<300MΩ;dateengeringeinvloedopdeprestatiesvanhetcircuitkan
hebben.
108
e) Meetstroom
Overschrijd nooit de maximum toegestane ingangswaarden. Raak circuits of componenten van
circuits nooit aan aangezien deze spanning van meer dan 33 V/ACrms of 70 V/DC kunnen voeren.
Dit kan een fatale elektrische schok tot gevolg hebben!
Meet geen stroom op een circuit met een spanning van meer dan 600 V in CAT IV.
Let voor uw eigen veiligheid op de noodzakelijke veiligheidsinformatie, wetgeven en beschermen-
de maatregelen.
De stroom wordt gemeten via de stroomtang (1). De sensoren van de stroomtang detecteert het magnetische veld dat
door de stroomgeleidende conductoren wordt gegenereerd. U kunt metingen uitvoeren op geïsoleerde en niet geïso-
leerde conductoren. Zorg ervoor dat de conductor altijd in het midden van de stroomtang loopt (let op de pijlmarkerin-
gen) en dat de tang is gesloten.
Gebruik de stroomtang niet om meer dan één conductor te omsluiten. Als de
inkomende en uitgaande conductoren (bijv. L en N) worden gemeten, heffen
de beide stromen elkaar op en verschijnt er geen meting op het display. Als
meerdere inkomende conductoren (bijv. L1 en L2) worden gemeten, worden
de twee stromen bij elkaar opgeteld.
Bij een lage stroom kan de conductor om één kant van de tang worden ge-
draait om de totaal gemeten stroom te verhogen. Om de juiste stroomwaarde
te krijgen, dient u de gemeten stroom door het aantal spoelen te delen.
Meten van wisselstroom (A ):
- Schakel de multimeter aan met behulp van de bedieningsknop (16)
en kies de “A ” modus. “A” en het wisselspanningssymbool AC
verschijnen op het display.
- Het display wordt automatisch op nul gezet als de stroomtang
wordt gesloten. Als er een krachtig magnetisch veld bestaat dat
invloed heeft op de waarde, dient u de relatieve waarde-functie
(“REL”) te gebruiken.
- Duw het openingshendel (4) om de stroomtang te openen.
- Omsluit de conductor die u wilt meten en sluit de stroomtang.
Plaats de conductor in het midden tussen de twee markeringen
op de tang.
- De gemeten stroom verschijnt op het display.
Na het meten verwijdert u de stroomtang van het gemeten voorwerp
en schakelt u de multimeter uit (zet de bedieningsknop op “OFF”).
109
f) Meten van het stroomsignaal (µA)
U kunt de multimeter gebruiken om gelijk- en wisselstromsignalen tot 2000 µA te meten. De testkabels worden aan-
gesloten via de twee meetvoeten. De µA stroom ingang is beschermd tegen overbelasting door een resetbare zeke-
ring. De zekering hoeft niet te worden vervangen in geval van overbelasting. De zekeringscomponenten beperken de
stroom om een defect te voorkomen.
Meten van gelijkstroom (µA ):
- Schakel de multimeter aan en kies de “µA ” modus.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in
de “COM” voet (10).
- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten
(bijv. batterij of circuit). Het elektrisch circuit moet worden uitgeschakeld
voordat u de pennen aansluit.
- Sluit het circuit weer aan.
- De gemeten waarde en polariteit worden weergegeven op het display.
- Na het meten koppelt u weer los van het circuit en verwijdert u de testka-
bels van het gemeten voorwerp. Schakel de multimeter uit.
Een min-symbool geeft aan dat de stroom in de tegengestelde
richting stroomt (of dat de meetkabels zijn aangesloten op de
verkeerde polariteit).
Meten van wisselstroom (A ):
- Schakel de multimeter aan en kies de “µA” modus.
- Druk op “SELECT” om naar de wisselspanningsmodus te gaan. “AC” ver-
schijnt op het display.
- Sluit de multimeter aan zoals beschreven in “Meten van gelijkstroom”.
- Na het meten koppelt u weer los van het circuit en verwijdert u de testkabels
van het gemeten voorwerp. Schakel de multimeter uit.
110
g) Meetweerstand
Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (inclusief de delen van het circuit, de
circuits en de onderdelen van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen.
Ga als volgt te werk:
- Schakeldemultimeteraanenkiesde“Ω”modus.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in de
COM-voet (10).
- Controleer de testkabels door de twee testsonden tegen elkaar te houden. Er
moeteenweerstandvanongeveer0–0,5Ωwordenweergegeven(inherente
weerstand van de testkabels). De kabelweerstand bij de metingen met hoge
impedantie kan worden verwaarloosd.
- Voor metingen met een lage impedantie drukt u op de “REL” knop (9) om de
inherente impedantie af te trekken van de testkabels in de weerstandsme-
ting.Hetdisplaywordtgeresetop0Ωendeautomatischemeetbereikkeuze
(“AUTO”) wordt uitgeschakeld.
- Sluit de twee testsonden aan op het voorwerp dat u wilt meten. De meting
wordt aangegeven op het display (voorwaarde hiervoor is dat het voorwerp
dat u meet geen te hoge weerstand heeft of niet is aangesloten). Wacht totdat
het display stabiliseert. Dit kan enkele seconden duren bij weerstanden die
groterzijndan1MΩ.
- “OL” (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden of dat het
circuit niet was aangesloten.
- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en schakelt
u de multimeter uit.
Als u een weerstandsmeting maakt, dient u ervoor te zorgen dat de meetpunten die u met de punten van
de sonden aanraakt geen vuil, olie, soldeer of andere soortgelijke substanties bevatten. Deze substanties
kunnen de meting verteken.
De “REL” knop werkt alleen als een gemeten waarde wordt weergegeven. Hij kan niet worden gebruikt als
er “OL” op het display verschijnt.
111
h) Diode test
Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (in-
clusief de delen van het circuit, de circuits en de onderdelen
van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen.
- Schakel de multimeter aan en kies de modus.
- Druk twee keer op “SELECT” om naar de meetmodus te gaan. Het dio-
desymbool en “V” verschijnen op het display. Druk nogmaals op de knop
om naar de volgende meetmodus te gaan.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in
de COM-voet (10).
- Controleer de testkabels door de twee testsonden tegen elkaar te houden.
Een waarde van ongeveer 0.000 V zou moeten verschijnen.
- Sluit de twee testsonden aan op het voorwerp dat u wilt meten (dioden).
- De continuïteitsspanning (“UF”) wordt in Volt (V) weergegeven. “OL” geeft
aan dat de diode in sperrichting zit of defect is. Probeer de meting opnieuw
in tegengestelde polariteit te meten.
- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en
schakelt u de multimeter uit.
i) Continuïteitstest
Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (in-
clusief de delen van het circuit, de circuits en de onderdelen
van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen.
- Schakel de multimeter aan en kies de modus.
- Druk op de “SELECT” knop om naar de meetmodi te gaan. Het continuï-
teitstestsymboolenhetΩsymboolverschijnenophetdisplay.Druknog-
maals op de knop om naar de volgende meetmodus te gaan.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in
de COM-voet (10).
- Alsdegemetenweerstandgelijkaanoflagerisdan10Ω,laatdemultime-
ter een piepgeluid horen om de continuïteit aan te geven. De continuïteits-
test meet weerstanden tot 600 Ohm.
- “OL” (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden of dat het
circuit niet was aangesloten.
- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en
schakelt u de multimeter uit.
112
j) Capaciteitsmeting
Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (in-
clusief de delen van het circuit, de circuits en de onderdelen
van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen.
Let altijd op de polariteit als u elektrolytische capacitoren
gebruikt.
- Schakel de multimeter aan en kies de modus.
- Steek de rode testkabel in de
voet (11) en de zwarte testkabel in de
COM voet (10).
Vanwege de gevoelige meetingang kan het display zelfs bij “open”
meetkabels een waarde tonen. Druk op de “REL” knop om het dis-
play te resetten op “0”. De automatische meetbereikkeuze wordt
uitgeschakeld. Dit wordt aangeraden bij kleine capaciteiten in het
nF bereik.
- Sluit de twee testsonden (rood = positief / zwart = negatief) aan op het
voorwerp dat u wilt meten (capacitor). De capaciteit wordt na een paar se-
conden weergegeven op het display. Wacht totdat het display stabiliseert.
Dit kan enkele seconden duren bij capaciteiten die groter zijn dan 40 µF.
- “OL” (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden.
- Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en
schakelt u de multimeter uit.
k) Meet frequentie (elektronisch)
De multimeter kan worden gebruikt voor het meten van signaalspanning fre-
quenties van 10 tot 40 MHz. De maximum ingang bedraagt 30 Vrms. Deze
modus is niet geschikt voor het maken van metingen op de netspanning. Neem
deingangspecicatiesindetechnischespecicatiesinacht.
Voor netspanning gebruikt u de “Hz” functie in de stroom- of span-
ningsmodus.
Ga als volgt te werk:
- Schakel de multimeter aan en kies de “Hz” modus. “Hz” verschijnt op het
display.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in
de COM-voet (10).
- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv.
signaalgenerator of circuit).
- Deze frequentie wordt weergegeven samen met de overeenkomstige een-
heid.
- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en scha-
kelt u de multimeter uit.
113
l) De temperatuur meten
Als u een temperatuurmeting uit wilt voeren, mag u alleen de temperatuursonde in contact laten
komen met het oppervlak van het te meten voorwerp. De multimeter mag niet worden blootgesteld
aan temperaturen onder of boven de gebruikstemperatuur, aangezien dit onjuiste metingen tot
gevolg kan hebben.
De temperatuursonde mag alleen worden gebruikt bij spanningsvrije oppervlakken.
De multimeter heeft een draadsnesor en kan temperaturen van -40 tot + 250 °C
meten. Om gebruik te maken van het volledige bereik (-40 tot +1000 °C), dient u
een type-K thermische sensor te kopen. U heeft een adapterstekker nodig om de
type-K sensor aan te sluiten met een mini-aansluiting.
Alle type-K thermische sensoren kunnen worden gebruikt voor temperatuurme-
tingen. De temperatuur kan in °C of °F worden weergegeven.
Ga als volgt te werk:
- Schakel de multimeter aan en kies de “°C °F” modus. De tempeatuureenheid
(°C) verschijnen op het display.
- Steek de type-K draadsensor met de juiste polariteit op de en COM
voeten.
- Als u een thermische sensor met mini-aansluitingen gebruikt, dient u de sen-
sor op een compatibele adapter aan te sluiten. De twee contacten van de
thermische sensor-stekkers hebben een andere breedte en zorgen ervoor dat
ze correct worden aangesloten.
- Het beeldscherm toont de temperatuur in °C.
- Druk op “SELECT” om de eenheid te veranderen van °C naar °F.
- “OL” geeft aan dat het meetbereik werd overschreden of de sensor niet meer
is aangesloten.
- Na het meten verwijdert u de sensor en schakelt u de multimeter uit.
114
m) 3-fase rotatie indicator (“motor”)
U kunt de multimeter gebruiken om de richting van de rotatie in een 3-fase stroomvoorziening te bepalen. In deze mo-
dus heeft u slechts twee testkabels nodig. De fase conductoren (L1, L2 en L3) moeten na elkaar worden gescand. De
multimeter detecteert het faseverschil en geeft aan de richting van de rotatie (rotatieveld) aan met behulp van een pijl.
Deze modus kan alleen geselecteerd worden in het AC-V bereik.
Ga als volgt te werk:
- Schakel de multimeter aan en kies de “motor” modus. “AC” en “V” ver-
schijnen op het display.
- Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in
de COM-voet (10).
- Druk de “SELECT” knop en houd deze gedurende 2 seconden ingedrukt.
U hoort een piepgeluid en het vergrendelingssymbool begint te knippe-
ren. De automatische meetbereikkeuze wordt uitgeschakeld en het 600
V bereik wordt geselecteerd. Een meting van ongeveer 0.0 V zal op het
display verschijnen.
- Sluit de zwarte testsonde aan op de L1 fase conductor. Deze aansluiting
dient gedurende de hele test op deze plek te blijven. Sluit de rode tests-
onde aan op de L2 fase conductor.
- Als twee fase conductoren worden herkend, laat de multimeter een piep-
geluid horen en verschijnt de nominale spanning. Het vergrendelingssym-
bool stopt met knipperen en verschijnt nu constant.
- Sluit binnen 5 seconden de rode testsonde aan op de L3 conductor. Als de
sonde niet binnen 5 seconden wordt aangesloten, stopt de multimeter met het maken van metingen en moet u van
voren af aan beginnen.
- De multimeter analyseert het faseverschil van de drie fase conductoren
en geeft de richting van de rotatie met behulp van twee symbolen aan. De
richting van de pijl toont de richting van de rotatie:
Rechtsom = pijl naar rechts
Linksom = pijl naar links
- Druk op de “SELECT” knop om nog een meting uit te voeren. Om deze
modus uit te schakelen, drukt u op de “SELECT” knop en houdt u deze
gedurende 2 seconden ingedrukt.
- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en
schakelt u de multimeter uit.
De “RANGE”, “MAX MIN”, “REL”, “Hz” en “HOLD” knoppen wor-
den in deze modus automatisch uitgeschakeld.
Er kan sprake zijn van een signaalinterferentie als u 3-fase motoren met een
variabele frequentieaandrijving meet.
Om de interferentie te minimaliseren, dient u de meting minstens 30 secon-
den lang uit te voeren.
De nominale spanning is misschien niet volledig accuraat bij motoren met een variabele frequentieaandrijving en mag
alleen voor referentiedoeleinden worden gebruikt.
115
10. Aanvullende functies
U kunt de functieknoppen om een aantal aanvullende functies te activeren.
De multimeter piept iedere keer als u een knop drukt.
a) SELECT functie
Enkele meetmodi hebben extra sub-modi. Deze worden rood onderstreept. Om naar een sub-modus te gaan, drukt u
op de “SELECT” knop. Druk nogmaals op de “SELECT” knop om naar de volgende sub-modus te gaan.
b) RANGE - manueel selecteren van het meetbereik.
Gebruik de RANGE functie om het meetbereik manueel in te stellen. Als er sprake is van een interferentie, kan de
mulitmeter eventueel het verkeerde meetbereik kiezen of tussen twee bereiken wisselen.
U kunt het meetbereik in alle modi behalve de motor, continuïteitstest en diodetest-modi manueel instellen.
Om het bereik manueel in te stellen drukt u op de “RANGE” knop. Het “AUTO” symbool verdwijnt van het display.
Druk nogmaals op de “RANGE” knop om het volgende meetbereik te selecteren (als het hoogste meetbereik werd
geselecteerd, gaat de multimeter terug naar het laagste bereik). Het meetbereik wordt weergegeven door de positie
van de decimaalkomma.
Om de manuele selectie van het meetbereik uit te schakelen, druktu op de “RANGE” knop en houdt u deze gedurende
2 seconden ingedrukt. Het “AUTO” icoon verschijnt en geeft aan dat de multimeter het meetbereik automatisch selec-
teert. U kunt de manuele selectie ook uitschakelen door naar een andere meetmodus te gaan.
c) MAX/MIN functie
Deze eigenschap stelt u in staat de maximum en minimum waarde voor een serie van metingen op te slaan en weer
te geven. Druk op de “MAX MIN” knop om deze eigenschap te activeren. De automatische meetbereikkeuze wordt
uitgeschakeld.
De maximum en minimum metingen voor de huidige instellingen van de metingen wordt opgeslagen. Druk op de “MIN
MAX” knop om te wisselen tussen de minimum en maximum waarden. De metingen worden gewist als u naar een
andere meetmodus wisselt of als u de multimeter uitschakelt.
Om deze eigenschap uit te schakelen, drukt u de “MAX MIN” knop en houdt u deze gedurende 2 seconden ingedrukt.
“MAX” en “MIN” verdwijnt van het display en “AUTO” wordt weergegeven.
Deze eigenschap staat niet ter beschikking in de “Motor” en “Hz” modi.
116
d) REL functie
De REL functie stelt een referentiewaarde in om interferentie tijdens weerstandsmetingen af te kunnen trekken. De
weergegeven waarde wordt op nul gezet als de referentiewaarde is ingesteld. De automatische meetbereikkeuze
wordt uitgeschakeld.
Drukopde“REL”knopomdezemodusteactiveren.Het“Δ”symboolverschijntophetdisplay.
Om deze eigenschap uit te schakelen, drukt u nogmaals op de “REL” knop of verander de meetmodus.
Deze eigenschap staat niet ter beschikking in de “Motor” en “Hz” modi.
e) Hz functie (meten van elektrische frequentie)
De wisselspanning en stroommodi hebben een sub-modus voor het meten van de frequentie. Om de frequentie te
kunnen meten, moet het signaal >30 Vrms overschrijden. U kunt frequenties van 40 tot 400 Hz meten (bijv. netspan-
ning frequenties).
Om de frequentie van de stroom of het spanningssignaal te meten, drukt u op de “Hz” knop. Het display toont de
frequentie in Hz. Druk nogmaals op de “Hz” knop om de stroom-/spanningswaarde weer te geven.
f) HOLD functie
Deze eigenschap houdt de huidige waarde vast op het display zodat u het op kunt nemen als een toekomstige
referentie.
Als u stroomdraden test, dient u ervoor te zorgen dat deze eigenschap is uitgeschakeld voordat u
metingen uitvoert. Anders kan de waarde onjuist zijn.
Deze eigenschap staat niet ter beschikking in de “Motor” modus.
Druk op de “HOLD” knop om deze eigenschap te activeren. De multimeter laat een piepgeluid horen en er verschijnt
“H” op het display.
Om de hold-functie uit te schakelen, drukt u op de “HOLD” knop of verandert u de meetmodus.
g) Achtergrondverlichting
De multimeter schakelt de achtergrondverlichting automatisch aan en uit afhankelijk van de helderheid in de omge-
ving. “BL” verschijnt op het display als de automatische achtergrondverlichting is ingeschakeld. Om te voorkomen dat
de achtergrondverlichting automatisch aan gaat, drukt u op de achtergrondverlichting-knop ( ). De automatische
achtergrondverlichting wordt automatisch weer ingeschakeld als u de multimeter de volgende keer weer inschakelt.
117
h) Automatische uitschakeling
De multimeter schakelt automatisch uit na 15 minuten inactiviteit. Dit beschermt de batterijen en verlengt de levens-
duur van de batterijen. Het symbool verschijnt als de automatische uitschakeling actief is.
De multimeter laat 3 keer een piepgeluid horen 1 minuut voordat hij wordt uitgeschakeld. Als er op een knop wordt
gedrukt voordat de multimeter wordt uitgeschakeld, zal de multimeter na 15 minuten weer opnieuw een piepgeluid
laten horen. U hoort een lang piepgeluid als de multimeter wordt uitgeschakeld.
Om de multimeter weer in te schakelen, beweegt u de bedieningsknop of drukt u op een willekeurige knop (behalve
“SELECT”).
De automatische uitschakeling kan worden gedeactiveerd.
Om dat te doen, schakelt u de multimeter uit en houdt u de “SELECT” knop ingedrukt terwijl u de bedieningsknop
draait. De multimeter gaat aan en het symbool is niet meer zichtbaar op het display. De automatische uitschakeling
blijft uitgeschakeld totdat de multimeter wordt uitgeschakeld met behulp van de bedieningsknop.
11. Reiniging en onderhoud
a) Algemene informatie
De multimeter dient één keer per jaar geijkt te worden om ervoor te zorgen dat hij accuraat blijft.
De multimeter is onderhoudsvrij (afgezien van de reiniging en het vervangen van de batterijen).
Lees de alinea aan het einde van dit hoofdstuk voor instructies over hoe de batterijen worden vervangen.
Controleer het apparaat regelmatig en bekijk de kabels of zij tekenen van beschadigingen vertonen.
b) Reinigen
Neem altijd de volgende veiligheidsinstructies in acht voordat u het apparaat reinigt:
Het openen van afdekkingen van het product of het verwijderen van onderdelen; tenzij dit handma-
tig mogelijk is; kan spanningsgeleidende onderdelen blootleggen.
Voor het reinigen of repareren van het apparaat, dient u alle kabels van de multimeter en het geme-
ten voorwerp te verwijderen en de multimeter uit te schakelen.
Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen, benzine, alcohol of andere chemische oplosmiddelen aangezien om het
apparaat te reinigen. Deze kunnen het oppervlak van de multimeter corroderen. Bovendien zijn de dampen van deze
stoffen explosief en schadelijk voor uw gezondheid. Gebruik geen scherpe gereedschappen, schroevendraaiers of
metalen borstels om het apparaat te reinigen.
Gebruik een schone, vochtige, niet pluizende en antistatische doek om het apparaat/display en de testkabels te
reinigen. Laat het product volledig drogen voordat u het weer gebruikt.
118
c) Verwijderen van de afdekking van het batterijvak
De behuizing van de multimeter is zo ontworpen dat u alleen toegang heeft tot het bat-
terijvak.
Hierdoor is de multimeter veiliger en eenvoudiger in gebruik.
Ga als volgt te werk:
- Verbreek de verbinding van alle testdraden en de multimeter en schakel hem uit.
- Verwijder de stroomtang van alle circuits.
- Maak de schroef van de afdekking van het batterijvak (15) los met behulp van een
geschikte schroevendraaier.
- Verwijder de afdekking van het batterijvak.
- Nu heeft u toegang tot de batterijen.
- Als u de afdekking van het batterijvak verwijdert, dient u de rubberen afdichting op ver-
ontreinigen te controleren en indien nodig te reinigen. Hierdoor wordt gewaarborgd dat
de multimeter stof- en spatwaterdicht blijft.
- Plaats de afdekking van het batterijvak weer terug en schroef hem vast.
- De multimeter is nu weer gereed voor gebruik.
d) Plaatsen/vervangen van de batterijen
De multimeter werkt op drie AAA-batterijen. Plaats nieuwe batterijen voordat u de multimeter voor het eerst gebruikt
of als het waarschuwingssymbool voor de batterijen verschijnt op het display.
Het resterende batterijniveau wordt weergegeven op het display. Als het batterijsymbool leeg is en begint te knippe-
ren, dient u de batterijen direct te vervangen om onjuiste metingen te voorkomen.
Batterijstatussymbolen:
Batterij vol Batterij bijna leeg Batterij leeg
Om de batterijen te plaatsen/vervangen, dient u als volgt te werk te gaan:
- Verbreek alle verbindingen van de multimeter en de testkabels. Verbreek alle verbindingen van de testkabels naar
de multimeter. Schakel de multimeter uit.
- Verwijderen van de afdekking van het batterijvak (zie “Verwijderen van de afdekking van het batterijvak” voor meer
details).
- Vervang de verbruikte batterijen door nieuwe van hetzelfde type. Plaats de nieuwe batterijen met de juiste polariteit
in het batterijvak.
- Plaats de afdekking van het batterijvak terug op het batterijvak.
119
Gebruik de multimeter nooit als het batterijvak open is. Dit kan een dodelijke elektrische schok tot
gevolg hebben.
Laat lege batterijen niet in het apparaat zitten. Zelfs batterijen die beschermd zijn tegen lekkages
kunnen corroderen en het apparaat beschadigen of chemicaliën vrijgeven die een schadelijk zijn
voor uw gezondheid.
Laat batterijen niet rondslingeren aangezien het risico bestaat dat deze kunnen worden ingeslikt
door kinderen of huisdieren. Als een batterij werd ingeslikt, dient u direct een arts te raadplegen.
Om te voorkomen dat de batterijen gaan lekken, dient u ze uit de multimeter te halen als u geduren-
de een langere periode niet van plan bent het apparaat te gebruiken.
Lekkende of beschadigde batterijen kunnen chemische brandwonden veroorzaken als ze met uw
huid in contact komen. Draag altijd beschermende handschoenen als u omgaat met lekkende of
beschadigde batterijen.
Sluit batterijen niet kort en gooi ze niet in open vuur.
Probeer batterijen niet op te laden of te ontmantelen, aangezien dit een explosie kan veroorzaken.
De volgende batterij is geschikt voor het gebruik in de multimeter:
Bestelnr. 652278 (3 batterijen zijn nodig).
Gebruik alleen alkaline batterijen; alkaline batterijen hebben meer vermogen en ene langere levensduur.
12. Verwijdering
Elektronische apparaten zijn recyclebaar afval en horen niet bij het huisvuil.
Gooi het product altijd weg conform de relevante wettelijke voorschriften.
De batterijen dienen apart van het product te worden afgevoerd.
Batterijen afvoeren
Als eindgebruiker bent u er wettelijk toe verplicht alle gebruikte batterijen in te leveren. Ze mogen niet bij
het huishoudelijk afval worden verwijderd.
Batterijen die gevaarlijke stoffen bevatten zijn gemarkeerd met dit symbool dat aangeeft dat ze niet mogen
worden afgevoerd via het huishoudelijk afval. De afkortingen voor zware metalen in batterijen zijn: Cd =
cadmium, Hg = kwik, Pb = lood. U kunt gebruikte batterijen afgeven bij uw lokale verkoper of bij het KCA.
Op deze wijze vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
120
13. Probleemoplossing
De multimeter is ontworpen met behulp van de nieuwste technologie en is veilig in gebruik. Problemen en
storingen kunnen echter nog altijd optreden.
Dit gedeelte helpt u bij het oplossen van gangbare problemen:
Neem altijd de “Veiligheidsinstructies” in acht als u probeert een probleem op te lossen.
Fout Mogelijke oorzaak Oplossing
De multimeter werkt niet. Zijn de batterijen leeg? Controleer de status van de batterij-
en en vervang deze indien nodig.
De gemeten waarde verandert
niet.
Heeft u de verkeerde meetmodus
ingeschakeld (AC/DC)?
Controleer het display (AC/DC) en
kies een andere modus.
Heeft u de verkeerde meetingang
gebruikt?
Controleer of de testkabels op de
juiste ingangen zijn aangesloten.
Moet u de stroomtang gebruiken?
Is de hold-functie ingeschakeld? Schakel de hold-functie uit.
De multimeter kan geen metingen
in het µA bereik uitvoeren.
Is het meetbereik overschreden? Verlaag de stroom naar minder dan
2000 µA.
Naast de hierboven beschreven stappen voor het verhelpen van storingen, moeten alle reparaties
worden uitgevoerd door een geautoriseerde specialist. Mocht u vragen hebben over de multimeter,
kunt u contact opnemen met onze technische helpdesk.
121
14. Technische gegevens
Display ........................................................................6000 posities (cijfers)
Bemonsteringsfrequentie ............................................ongeveer 3 metingen/seconde
Wisselstroom meetmethode ....................................... true RMS, wisselstroom gekoppeld
Lengte testkabel .........................................................ongeveer 80 cm
Meetimpedantie .......................................................... ≥10MΩ(V-bereik,LoZ:300KΩ)
Meetvoet vrijgave .......................................................19 mm (COM-V)
Stroomtang opening ...................................................33 mm
Automatische uitschakeling ........................................ na ongeveer 15 minuten (kan manueel worden uitgeschakeld)
Stroomvoorziening ......................................................3 AAA batterijen
Stroomopname ........................................................... ongeveer 36 mA (zonder achtergrondverlichting)
Bedrijfsomstandigheden ............................................. +18 tot +28 °C (<75% relatieve luchtvochtigheid)
Bedrijfshoogte .............................................................max. 2000 m
Opslagtemperatuur .....................................................-20 tot +60 °C (<80% relatieve luchtvochtigheid)
Gewicht .......................................................................ongeveer 340 g
Dimensions (l x b x h) ................................................. 235 x 83 x 45 mm
Meetcategorie .............................................................CAT IV 600 V
Vervuilingsgraad ......................................................... 2
Voldoet aan de volgende veiligheidsstandaarden
....... EN61010-1, EN 61010-031, EN 61010-2-032, EN 61010-2-033
Beschermingstype ...................................................... IP54 (stof- en spatwaterdicht)
Meettoleranties
Verklaring van nauwkeurigheid in ± (% van de meting + weergavefout in posities (= aantal van de kleinste punten)).
Deze nauwkeurige metingen zijn gedurende een jaar geldig bij een temperatuur van +23 °C (± 5 °C) en een relatieve
luchtvochtigheid van minder dan 75% (niet condenserend). Als de multimeter buitenshuis wordt gebruikt of buiten
hettemperatuurbereik,dientu devolgendecoëfciënttegebruikenomdenauwkeurigheidteberekenen.+0.1 x
(gespeciceerdenauwkeurigheid)/1°C
De nauwkeurigheid van de metingen kan worden beïnvloed als de multimeter wordt gebruikt in een elektromagnetisch
veld met een hoge frequentie. In elektromagnetische velden van tot 1 V/m, neemt de nauwkeurigheid van de waarden
zoals beneden vermeld toe met 5% van de gemeten waarde. Elektromagnetische velden die sterker zijn dan 1 V/m
kunnen onjuiste metingen tot gevolg hebben.
122
Gelijkspanning (V/DC)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
6,000 V 0,001 V ±(0,6% + 3)
60,00 V 0,01 V
±(0,9% + 6)
600,0 V 0,1 V
600Voverbelastingsbescherming;impedantie:10MΩ
Gespeciceerdmeetbereik:5-100%vanhetmeetbereik
Wisselspanning (V/AC)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
6,000 V 0,001 V
±(1,0% + 6)60,00 V 0,01 V
600,0 V 0,1 V
600,0 V "LoZ" 0,1 V ±(2,5% + 6)
600,0 V "Motor" 0,1 V ±(2,0% + 6)
Frequentiebereik:40–400Hz;600Voverbelastingsbescherming;impedantie;10MΩ(LoZ:300kΩ)
Gespeciceerdmeetbereik:5-100%vanhetmeetbereik
Demultimeterkan≤5positiesweergevenalsdemetingingangiskortgesloten.
Na het gebruik van de LoZ functie dient u de multimeter 1 minuut te laten rusten voordat u hem weer gebruikt.
TrueRMSpiek(crestfactor(CF))≤3CFtot600V
TrueRMS piek voor non-sinusvormige signalen plus tolerantie
CF >1,0 - 2,0 + 3%
CF >2,0 - 2,5 + 5%
CF >2,5 - 3,0 + 7%
Criteria voor fasedetectie in "Motor" modus: >80–600 V/AC, 50–80 Hz
Gelijkstroom (µA/DC)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
2000 µA 1 µA ±(0,9% + 6)
600 V overbelastingsbescherming
Automatische stroombeperking met geïntegreerde PTR componenten.
Wisselstroom (µA/AC)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
2000 µA 1 µA ±(1,5% + 6)
Frequentiebereik: 40–400 Hz; 600 V overbelastingsbescherming
Automatische stroombeperking met geïntegreerde PTR componenten.
123
Wisselstroom (A/AC, tangmetingen)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
40–100 Hz 100-400 Hz
A 60,00 A 0,01 A
±(1,8% + 8) ±(3,5% + 6)
600,0 A 0,1 A
Frequentiebereik 40–400 Hz; 600 V overbelastingsbescherming
Gespeciceerdmeetbereik:5-100%vanhetmeetbereik
Demultimeterkan≤2positiesweergevenalsdemetingingangopenis
TrueRMSpiek(crestfactor(CF))≤3CFtot600V
TrueRMS piek voor non-sinusvormige signalen plus tolerantie
CF >1.0 - 2.0 + 3%
CF >2,0 - 2,5 + 5%
CF >2,5 - 3,0 + 7%
Weerstand
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
60,00Ω* 0,01Ω ±(1,5% + 3)
600,0Ω* 0,1Ω ±(1,2% + 3)
6,000KΩ 0,001KΩ
±(1,0% + 3)60,00KΩ 0,01KΩ
600,0KΩ 0,1KΩ
6,000MΩ 0,001MΩ ±(1,5% + 3)
60,00MΩ 0,01MΩ ±(2,5% + 6)
600 V overbelastingsbescherming
Meetspanning:Ongeveer-2.8V(60/600Ω-meetbereik),-1V(anderebereiken)
Meetstroom: Ongeveer -1,4 mA
*Nahetaftrekkenvandetestkabelweerstand
124
Capaciteit
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
6,000 nF 0,001 nF ±(4% + 13)
60,00 nF 0,01 nF
±(4% + 6)
600,0 nF 0,1 nF
6,000 µF 0,001 µF
60,00 µF 0,01 µF
600,0 µF 0,1 µF
6,000 mF 0,001 mF ±10%
60,00 mF 0,01 mF ±13%
600 V overbelastingsbescherming
De waarde voor de nauwkeurigheid is geldig als de REL modus is ingeschakeld
Frequentie “Hz” (elektronisch)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
10Hz–600,0Hz* 0,1 Hz
±(0,1% + 5)
6,000 kHz 0,001 kHz
60,00 kHz 0,01 kHz
600,0 kHz 0,1 kHz
6,000 MHz 0,001 MHz
40,00 MHz 0,01 MHz
600 V overbelastingsbescherming
Signaalniveau (zonder gelijkspanningscomponent):
≤100kHz:200mV–30Vrms
>100 kHz – <1 MHz: 600 mV–30 Vrms
≥1MHz–<10MHz:1V–30Vrms
10 MHz – 40 MHz: 1,8 V–30 Vrms
*Hetmeetbereikfrequentiestartbij10Hz
Hetstandaardmeetbereikomvatfrequenties≤10kHz.
Frequentie “Hz” (elektrisch, sub-modus van A/AC en V/AC)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
40-400 Hz 0,1 Hz Nietgespeciceerd
Signaalniveau:Gevoeligheid≥30Vrms
125
Temperatuur
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid*
-40 tot 0 °C 0,1 °C ± 5 °C
>0 tot +600 °C 0,1 °C ±(2% + 5 °C)
>+600 tot +1000 °C 1 °C ±(2,5% + 5 °C)
-40 tot +32 °F 0,1 °F ± 9 °F
>+32 tot +1112 °F 0,1 °F ±(2% + 9 °F)
>1112 tot +1832 °F 1 °F ±(2,5% + 9 °F)
*Zondersensortolerantie
Soort sensor: Type K thermisch element
Overbelastingsbescherming: 600 V
Diodetest
Testspanning Resolutie
ongeveer 3,0 V/DC 0,001 V
Overbelastingsbescherming: 600 V; testspanning: 1,8 mA typ.
Akoestische continuïteitstester
Meetbereik Resolutie
600,0Ω 0,1Ω
≤10Ωcontinuegeluid;≥100Ωgeengeluid
Overbelastingsbescherming: 600 V
Testspanning ongeveer -3,2 V
Teststroom: -1,4 mA
Overschrijd nooit de maximum toegestane ingangswaarden. Raak circuits of componenten van
circuits nooit aan aangezien deze spanning van meer dan 33 V/ACrms of 70 V/DC kunnen voeren.
Dit kan een fatale elektrische schok tot gevolg hebben!

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding..............................................................................................................................................................96 2. Verklaring van de symbolen................................................................................................................................97 3. Beoogd gebruik...................................................................................................................................................98 4. Inhoud van de verpakking...................................................................................................................................99 5. Veiligheidsinstructies........................................................................................................................................100 6. Productoverzicht:..............................................................................................................................................102 7. Productbeschrijving..........................................................................................................................................103 8. Beeldscherm en symbolen...............................................................................................................................104 9. Metingen uitvoeren...........................................................................................................................................106 a) De multimeter aan-/uitschakelen................................................................................................................106 b) Wisselspanningen (V/AC)...........................................................................................................................106 c) Gelijkspanning (V/DC)................................................................................................................................107 d) LoZ wisselspanningen................................................................................................................................107 e) Meetstroom.................................................................................................................................................108 f) Meten van het stroomsignaal (µA).............................................................................................................109 g) Meetweerstand .......................................................................................................................................... 110 h) Diode test................................................................................................................................................... 111 i) Continuïteitstest ......................................................................................................................................... 111 j) Capaciteitsmeting....................................................................................................................................... 112 k) Meet frequentie (elektronisch) ................................................................................................................... 112 l) De temperatuur meten................................................................................................................................ 113 10. Aanvullende functies......................................................................................................................................... 115 a) SELECT functie.......................................................................................................................................... 115 b) RANGE - manueel selecteren van het meetbereik..................................................................................... 115 c) MAX/MIN functie......................................................................................................................................... 115 d) REL functie................................................................................................................................................. 116 e) Hz functie (meten van elektrische frequentie)............................................................................................ 116 f) HOLD functie.............................................................................................................................................. 116 g) Achtergrondverlichting................................................................................................................................ 116 h) Automatische uitschakeling........................................................................................................................ 117 95 Pagina 11. Reiniging en onderhoud.................................................................................................................................... 117 a) Algemene informatie................................................................................................................................... 117 b) Reinigen..................................................................................................................................................... 117 c) Verwijderen van de afdekking van het batterijvak...................................................................................... 118 d) Plaatsen/vervangen van de batterijen........................................................................................................ 118 12. Verwijdering...................................................................................................................................................... 119 13. Probleemoplossing...........................................................................................................................................120 14. Technische gegevens.......................................................................................................................................121 1. Inleiding Geachte klant, Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product. Het product voldoet aan de nationale en Europese wettelijke voorschriften. Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke werking te garanderen! Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft. Bewaar deze handleiding om haar achteraf te raadplegen! Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk. Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be 96 2. Verklaring van de symbolen Het symbool met een bliksemschicht in een driehoek geeft aan dat er gevaar bestaat voor uw gezondheid, bijv. door elektrische schokken. Het symbool met een bliksemschicht in een vierkant staan stroommetingen aan niet geïsoleerde, gevaarlijke actieve conductoren toe en waarschuwt voor mogelijke gevaren. Er moet gebruik worden gemaakt van een persoonlijke beschermingsuitrusting. Dit symbool wordt gebruikt om belangrijke informatie in deze gebruiksaanwijzing te onderstrepen. Lees deze gebruiksaanwijzing altijd aandachtig door. Dit symbool geeft speciale informatie en advies over het gebruik van het product aan. Dit product is getest volgens de CE-standaarden en voldoet aan de noodzakelijke Europese richtlijnen. Beschermingsklasse 2 (dubbele of versterkte isolatie, beschermende isolatie) IP54 Stof- en spatwaterdicht. CAT I Meetcategorie I: Voor meetcircuits van elektrische en elektronische apparatuur dat niet direct wordt aangesloten op het stroomnet (bijv. apparaten op batterijen, veiligheidssystemen met extra lage spanning en signaal/bedieningsspanning). Toekomstig wordt deze categorie ombenoemd in CAT 0 of 0. CAT II Meetcategorie II: Voor het meten van elektrische en elektronische apparaten die direct van stroom worden voorzien via een stopcontact. Deze categorie bevat tevens alle lagere categorieën (bijv. CAT I voor het meten van signaal en bedieningsspanning). CAT III Meetcategorie III: Voor meetcircuits van installaties in gebouwen (bijv. stopcontacten of sub-distributies). Deze categorie bevat tevens alle lagere categorieën (bijv. CAT II voor het meten van elektrische apparaten). Het meten in CAT III is alleen toegestaan met test stokken die zijn voorzien vna doppen of die een maximale blootgestelde lengte van 4 mm hebben. CAT IV Meetcategorie IV: Voor het meten aan de basis van een laagspanningsinstallatie (bijv. tafelcontactdoos, ingangspunten van de stroom in het huis door het energiebedrijf) en buitenshuis (bijv. als u werkzaamheden uitvoert aan kabels onder de grond of boven het hoofd). Deze categorie bevat eveneens alle lagere categorieën. Het meten in CAT IV is alleen toegestaan met test stokken die zijn voorzien vna doppen of die een maximale blootgestelde lengte van 4 mm hebben. aardingspotentieel 97 3. Beoogd gebruik • Metingen en weergave van elektrische parameters in de meetcategorie CAT IV (tot 600 V). Voldoet aan de EN 61010-1 standaard en alle lagere categorieën. • Meet DC-spanningen tot 600 V (10 MΩ impedantie) • Meet AC-spanningen tot 600 V (10 MΩ impedantie) • Meet AC-spanningen tot 600 V met een lage impedantie (300 kΩ) • Meet gelijk- en wisselstroom tot 2000 µA (signaalstroom) • Contactloos meten van gelijk- en wisselstroom tot 600 A • Meet frequenties van 10 Hz tot 40 MHz (electronisch, max. 30 Vrms) of van 40 tot 400 Hz (electrisch, 30–600 Vrms als sub-modus) • Meet capaciteit tot 60 mF • Meet weerstand tot 60 MΩ • Meet temperaturen van -40 tot +1000 °C. • Continuïteitstest (<10 Ω akoestisch) • Diodetest • 3-fase rotatie-indicator voor het spanningsbereik 80–600 V/AC Gebruik de regelknop om de meetmodus te kiezen. Het meetbereik wordt in alle meetmodi automatisch geselecteerd (behalve motor, diodetest, continuïteitstest en microampère-modi). Effectieve (true RMS) metingen worden weergegeven als AC spanningen/stroomsterkte met een frequentie van tot wel 400 Hz worden gemeten. Voor negatieve waarden wordt de polariteit aangegeven met een (-) teken. De µA stroommeting input is beschermd tegen overbelasting door een resetbare zekering (PTR). De spanning in het te meten circuit mag 600 V niet overschrijden. De multimeter werkt op drie AAA-batterijen. Gebruik alleen batterijen van het aangegeven type. Gebruik geen 1.2 V oplaadbare batterijen. Het apparaat gaat automatisch naa 15 minuten uit als er geen knop wordt gedrukt. Dit voorkomt dat de batterij leeg raakt. Deze automatische uitschakeling kan worden uitgeschakeld. Gebruik de multimeter nooit als het batterijvak open is. De multimeter bezit een IP54 bescherming, wat betekent dat hij stof- en spatwaterdicht is. Gebruik de multimeter echter niet als hij nat of vochtig is. Meet niet in mogelijk explosieve omgevingen, vochtige ruimtes of nadelige omgevingsfactoren. Nadelige factoren zijn onder andere: Vocht of een hoge vochtigheid, stof en ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen, onweer en sterke magnetische velden. Voor de veiligheid mag u alleen testpunten en accessoires gebruiken die voldoen aan de specificaties van de multimeter. 98 Het apparaat mag alleen worden gebruikt door mensen met de nodige fysieke en mentale vaardigheden om te waarborgen dat de metingen veilig worden uitgevoerd. De gebruiker moet eveneens op de hoogte zijn van de wetgevingen voor het maken van metingen en de mogelijke gevaren. Het gebruik van een persoonlijke beschermingsuitrusting wordt aanbevolen. Ieder ander dan het hierboven beschreven gebruik kan het product beschadigen en bovendien gevaren zoals kortsluiting, brand of een elektrische schok veroorzaken. Het product mag niet worden aangepast of opnieuw worden gemonteerd. Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door en bewaar deze op een veilige plaats voor toekomstig gebruik. Neem de veiligheidsinformatie in deze gebruiksaanwijzing altijd in acht. 4. Inhoud van de verpakking • Tangmultimeter • 3 x AAA-batterijen • 2 x CAT IV veiligheidsmeetkabels • Temperatuursensor (-40 tot +250 °C type K) • Veiligheidsinstructies • Gebruiksaanwijzing (op CD) Actuele gebruiksaanwijzingen Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan ze met behulp van de afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website. 99 5. Veiligheidsinstructies Lees de gebruiksaanwijzing en veiligheidsinformatie alstublieft aandachtig door. Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in deze gebruiksaanwijzing niet worden opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld voor de daardoor ontstane materiële schade of persoonlijk letsel. In dergelijke gevallen vervalt de garantie. • Dit apparaat werd op een veilige manier verstuurd. • Om het veilige gebruik te waarborgen en schade aan het product te vermijden, dient u de veiligheidsinformatie en waarschuwingen in deze handleiding altijd in acht te nemen. • Vanwege veiligheids- en goedkeuringsredenen mag u niet pogen het apparaat te veranderen en/of aan te passen. • Raadpleeg een elektricien als u twijfelt over de juiste werking, veiligheid of aansluiting van het apparaat. • Meetinstrumenten en hun toebehoor zijn geen speelgoed en moet buiten het bereik van kinderen worden gehouden. • Voldoe altijd aan de ongevallenpreventievoorschriften voor elektrische apparatuur als u het product in industriële omgevingen gebruikt. • In scholen, opleidingsinstituten, hobby en DIY-workshops, moet meetapparatuur worden gebruikt onder verantwoordelijk toezicht van gekwalificeerd personeel. • Voor elke meting dient u ervoor te zorgen dat de meter is ingesteld op de juiste meetmodus. • Als u meetsonden zonder beschermende doppen gebruikt, mogen de metingen tussen de multimeter en het aardingspotentieel niet groter zijn dan de CAT II meetcategorie. • Als u CAT III en CAT IV metingen uitvoert, moeten de afdekkingen op de punten van de meetsondes worden geplaatst (max. lengte van de blootgestelde contacten = 4 mm) om per ongewilde kortsluiting te voorkomen. Deze worden meegeleverd met het product. • Verwijder de testsonden altijd van het te meten voorwerp alvorens de meetmodus te veranderen. • De spanning tussen de aansluitpunten van de mulitmeter en de aarde mag nooit groter zijn dan 600 V DC/AC in CAT IV. • Wees bijzonder voorzichtig als u omgaat met spanning van meer dan 33 V/AC of 70 V/DC. Het aanraken van elektrische geleiders bij dit soort spanningen kan resulteren in een fatale elektrische schok. • Om een elektrische schok te voorkomen, mag u de meetpunten niet aanraken als u metingen uitvoert, niet direct noch indirect. Als u metingen uitvoert, mag u nooit achter de greepmarkeringen van de multimeter en testpunten pakken. • Controleer het meetapparaat en testkabels voor elke meting op beschadingen. Voer nooit metingen uit als de beschermende isolatie is beschadigd (gescheurd, ontbrekend, etc.). De meetkabels worden geleverd met een slijtage-indicator. Als een kabel beschadigd is, wordt een tweede isolatielaag zichtbaar (de tweede isolatielaag heeft een andere kleur). Als dit gebeurt, mag u het meetaccessoire niet meer gebruiken en dient u het te vervangen. • Gebruik de multimeter niet voor, tijdens of na een storm (risico op een elektrische schok/stroompieken). Zorg ervoor dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, het stroomcircuit en de componenten op het stroomcircuit droog zijn. 100 • Vermijd het gebruik van het apparaat in de directe omgeving van: -- sterke magnetische of elektromagnetische velden -- uitzendende antennes of HF-generatoren. -- Deze kunnen de metingen vertekenen. • Als u een reden heeft aan te nemen dat het veilige gebruik niet meer mogelijk is, dient u het apparaat direct te ontkoppelen om een ongewenst gebruik te voorkomen. Veilig gebruik kan niet langer worden gegarandeerd als: -- er tekenen van schade zijn -- het apparaat niet naar behoren werkt -- het apparaat langdurig onder nadelige omstandigheden werd opgeborgen -- het apparaat is onderhevig geweest aan zware belasting tijdens het transport • Schakel het apparaat nooit direct aan nadat het van een koude naar een warme ruimte is overgebracht. De condensatie die wordt gevormd kan het product permanent beschadigen. Laat het apparaat uitgeschakeld en laat het zich aanpassen aan de kamertemperatuur. • Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos rondslingen aangezien het gevaarlijk speelmateriaal voor kinderen kan worden. • Neem de veiligheidsinformatie in de afzonderlijke hoofdstukken in acht. 101 6. Productoverzicht: 1 Stroomtang 2 Greepgedeelte 3 Sensor voor de automatische displayverlichting 4 Openingshendel 5 SELECT (keuze) knop voor het schakelen tussen de modi 6 Display 7 Zachte rubberen afdichting 8 RANGE (bereik) knop voor het veranderen van het meetbereik 9 REL (release) knop voor het meten van de referentiewaarde 102 10 COM testvoet (referentiepotentieel, “negatief potentieel”) 11 testvoet  (“Positief potentieel” voor directe stroom) 12 Hz knop voor de weergave van de frequentie 13 MAX/MIN knop voor de weergave van de maximum/ minimum waarden 14 Schakelt de automatische achtergrondverlichting uit 15 Schroef voor het batterijvak 16 Bedieningsknop voor de keuze van de meetmodus 17 Houd de knop ingedrukt om de meetwaarden te bewaren 7. Productbeschrijving De multimeter toont metingen op een digitaal beeldscherm. De multimeter bezit 6000 posities (positie = kleinste weergegeven waarde). De ware RMS waarde wordt gebruikt als wisselspanning en wisselstroom wordt gemeten. Om de levensduur van de batterij te verlengen, schakelt de multimeter automatisch na 15 minuten inactiviteit uit. De automatische uitschakeling kan manueel worden uitgeschakeld. De meter kan worden gebruikt door DIY’ers, professionals maar ook voor industriële doelen tot CAT IV. De rubber afwerking verleent de multimeter een robuust design en maakt het mogelijk een val van tot wel 2 meter te weerstaan. De multimeter is eveneens stof- en spatwaterdicht (IP54). Voor het vervangen van de batterijen of de zekering dient u te controleren of de verzegeling van het batterij schoon en intact is. Verwijder vuil en stof met behulp van een wattenstaafje. De verzegeling mag niet beschadigd zijn. Gebruik geen vet of andere afdichtingsmiddelen aangezien dit een effect op de veiligheid van het apparaat kan hebben. Beschermende doppen kunnen worden bevestigd aan de testkabelstekkers. Verwijder deze alvorens de testkabels in de multimeter te steken. Bedieningsknop (16) Gebruik de bedieningsknop om de meetmodus/het meetbereik te kiezen. Automatische bereikkeuze (“AUTO”) is in de meeste meetmodi ingeschakeld. Dit betekent dat het geschikte meetbereik automatisch wordt gekozen. Kies de rood gemarkeerde modi, druk op de “SELECT” knop (schakel bijvoorbeeld van weerstand naar de continuïteitstest of van AC naar DC). Om de “MOTOR” modus te selecteren, zet u de bedieningsknop op “V” en drukt u vervolgens de “SELECT” knop en houdt u deze 2 seconden lang ingedrukt. Om de multimeter uit te schakelen, zet u de bedieningsknop op “OFF”. Zet de multimeter altijd uit als u hem niet gebruikt. 103 8. Beeldscherm en symbolen Het beeldscherm bevat de volgende symbolen. 1 True RMS 2 Diodetest symbool 3 Akoestische continuïteitstester 4 Volt (eenheid van elektrische spanning) 5 Micro symbool 6 Ampère (eenheid voor de elektrische stroom) 7 Nano symbool 8 Milli symbool 9 Micro symbool 10 Farad (eenheid voor elektrische capaciteit) 11 Mega symbool 12 Kilo symbool 13 Ohm (eenheid voor elektrische weerstand) 14 Hertz (eenheid van de frequentie) 15 Graden Celsius (temperatuureenheid) 16 Graden Fahrenheit (temperatuureenheid) 17 Gemeten waarde 18 3-fase rotatie richting indicator (“rechtsom”) 19 Achtergrondverlichting ingeschakeld 20 Vergrendelingsicoon voor de fasedetectie (knipperend = detectiemodus, constant = fase gedetecteerd) 21 Delta symbool voor relatieve waarde metingen (= referentiewaarde meting) 22 Minimum waarde 23 Maximum waarde 24 3-fase rotatie richting indicator (“linkssom”) 25 Automatisch meetbereik is ingeschakeld 26 Automatische uitschakeling is ingeschakeld 27 Batterijniveau indicator 28 Hold-functie is ingeschakeld 29 Waarschuwingssymbool voor gevaarlijke spanning (met waarschuwingsgeluid als het meetbereik werd overschreden) 30 Gelijkstroom ( ) 31 Polariteitsindicator voor de stroomrichting van de stroom (negatieve pool) 32 Wisselstroom ( 33 Lage impedantie 104 ) REL Relatieve waarde knop (= referentiewaarde meting) SELECT Schakelaar naar sub-functies RANGE Manuele keuze van het meetbereik MAX MIN Maximum/minimum geheugen HOLD Bewaart de huidige meting OL Overload = het meetbereik werd overschreden OFF Ga naar deze positie om de multimeter uit te schakelen Waarschuwing voor laag batterijvermogen (vervang de batterij) Diodetest symbool Akoestische continuïteitstester Capaciteit meetbereik °C °F Temperatuureenheid (graden Celsius/Fahrenheit) Wisselstroom Gelijkstroom COM Aansluiting voor referentie potentiaal V Spanningsmodus (Volt = eenheid van elektrische spanning) A Stroommodus (Ampère = eenheid van elektrische stroom) µA Stroommodus (micro-Ampère) Hz Frequentiemodus (Hertz = eenheid van de frequentie) Ω Weerstandsmodus (Ohm = eenheid van elektrische weerstand) Motor 3-fase rotatie richting indicator LoZ Lage impedantie (300 kΩ) Schakelt de automatische achtergrondverlichting uit Geeft de richting van de stroom aan als u stroommetingen met de tang uitvoert (niet relevant) Geeft de richting van de stroom aan als u stroommetingen met de tang uitvoert (niet relevant) 105 9. Metingen uitvoeren Overschrijd nooit de maximum toegestane ingangswaarden. Raak circuits of componenten van circuits nooit aan aangezien deze spanning van meer dan 33 V/ACrms of 70 V/DC kunnen voeren. Dit kan een fatale elektrische schok tot gevolg hebben! Voor het meten dient u te controleren of de meetkabels beschadigd zijn. Bijvoorbeeld sneden, slijtage en knikken. Gebruik nooit beschadigde meetkabels aangezien deze een fatale elektrische schok tot gevolg kunnen hebben! Als u metingen uitvoert, mag u geen enkel blootgesteld gebied achter de markeringen op de greep, op de testsonden en de multimeter aanraken. Sluit alleen de testkabels aan, die u ook nodig heeft. Vanwege de veiligheid dient u alle onnodige testkabels te verwijderen voordat u een meting uitvoert. Metingen in circuits met een nominaal vermogen van >33 V/AC en >70 V/DC mogen alleen door gekwalificeerd en opgeleid personeel worden uitgevoerd die op de hoogte zijn van de relevante wetgeving en de bijbehorende gevaren. “OL” (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden. a) De multimeter aan-/uitschakelen Draai de bedieningsknop (16) op de gewenste meetmodus. Om de multimeter uit te schakelen, zet u de bedieningsknop (16) op “OFF”. Zet de multimeter altijd uit als u hem niet gebruikt. Als u de multimeter aanschakelt, wordt een korte functionele test uitgevoerd en verschijnen alle symbolen op het display. De multimeter laat een piepgeluid horen als de test is afgesloten. Plaats de batterijen voordat u de multimeter gebruikt. Voor meer informatie over het plaatsen/vervangen van de batterijen kunt u een kijkje nemen in het hoofdstuk “Reiniging en onderhoud”. b) Wisselspanningen (V/AC) Wisselspanningen meten (V ): -- Schakel de multimeter aan en kies de “V display. -- Steek de rode testkabel in de voet (10). ” modus. “AC” en “V” verschijnt op het voet (11) en de zwarte testkabel in de COM- -- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv. generator of circuit). -- De gemeten spanning verschijnt op het display. -- Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. Het “V/AC” spanningsbereik heeft een ingangsweerstand van ≥10 MΩ; dat betekent dat er nauwelijks een invloed op de prestaties van het circuit bestaat. 106 c) Gelijkspanning (V/DC) Meten van gelijkspanning (V ): -- Schakel de multimeter aan en kies de “V ” modus. -- Druk op “SELECT” om naar de gelijkspanningsmodus te gaan. “DC” en “V” verschijnen op het display. -- Steek de rode testkabel in de COM-voet (10). voet (11) en de zwarte testkabel in de -- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv. batterij of circuit). De rode testpunt komt overeen met de positieve terminal; de zwarte testpunt komt overeen met de negatieve terminal. -- De polariteit van de gemeten waarde wordt weergegeven op het display. -- Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. Een min-symbool geeft aan dat de gemeten gelijkspanning negatief is (of dat de meetkabels zijn aangesloten op de verkeerde polariteit). Het “V/DC” spanningsbereik heeft een ingangsweerstand van ≥10 MΩ; dat betekent dat er nauwelijks een invloed op de prestaties van het circuit bestaat. d) LoZ wisselspanningen LoZ modus stelt u in staat wisselspanningen met een lage impedantie te meten (ongeveer 300 kΩ). In deze modus verlaagt de multimeter de interne weerstand om “spook” spanningsmetingen te voorkomen. Als resultaat wordt het circuit zwaarder belast dan bij de standaardmeting modus. Meting LoZ alternatieve spanningen (V ): -- Zet de multimeter aan en kies de “LoZ V nen op het display. -- Steek de rode testkabel in de COM-voet (10). ” modus. “LoZ AC” en “V” verschij- voet (11) en de zwarte testkabel in de -- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv. generator of circuit). -- De gemeten spanning verschijnt op het display. -- Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. Het “LoZ V/AC” spanningsbereik heeft een ingangsweerstand van <300 MΩ; dat een geringe invloed op de prestaties van het circuit kan hebben. 107 e) Meetstroom Overschrijd nooit de maximum toegestane ingangswaarden. Raak circuits of componenten van circuits nooit aan aangezien deze spanning van meer dan 33 V/ACrms of 70 V/DC kunnen voeren. Dit kan een fatale elektrische schok tot gevolg hebben! Meet geen stroom op een circuit met een spanning van meer dan 600 V in CAT IV. Let voor uw eigen veiligheid op de noodzakelijke veiligheidsinformatie, wetgeven en beschermende maatregelen. De stroom wordt gemeten via de stroomtang (1). De sensoren van de stroomtang detecteert het magnetische veld dat door de stroomgeleidende conductoren wordt gegenereerd. U kunt metingen uitvoeren op geïsoleerde en niet geïsoleerde conductoren. Zorg ervoor dat de conductor altijd in het midden van de stroomtang loopt (let op de pijlmarkeringen) en dat de tang is gesloten. Gebruik de stroomtang niet om meer dan één conductor te omsluiten. Als de inkomende en uitgaande conductoren (bijv. L en N) worden gemeten, heffen de beide stromen elkaar op en verschijnt er geen meting op het display. Als meerdere inkomende conductoren (bijv. L1 en L2) worden gemeten, worden de twee stromen bij elkaar opgeteld. Bij een lage stroom kan de conductor om één kant van de tang worden gedraait om de totaal gemeten stroom te verhogen. Om de juiste stroomwaarde te krijgen, dient u de gemeten stroom door het aantal spoelen te delen. Meten van wisselstroom (A ): -- Schakel de multimeter aan met behulp van de bedieningsknop (16) en kies de “A ” modus. “A” en het wisselspanningssymbool AC verschijnen op het display. -- Het display wordt automatisch op nul gezet als de stroomtang wordt gesloten. Als er een krachtig magnetisch veld bestaat dat invloed heeft op de waarde, dient u de relatieve waarde-functie (“REL”) te gebruiken. -- Duw het openingshendel (4) om de stroomtang te openen. -- Omsluit de conductor die u wilt meten en sluit de stroomtang. Plaats de conductor in het midden tussen de twee markeringen op de tang. -- De gemeten stroom verschijnt op het display. Na het meten verwijdert u de stroomtang van het gemeten voorwerp en schakelt u de multimeter uit (zet de bedieningsknop op “OFF”). 108 f) Meten van het stroomsignaal (µA) U kunt de multimeter gebruiken om gelijk- en wisselstromsignalen tot 2000 µA te meten. De testkabels worden aangesloten via de twee meetvoeten. De µA stroom ingang is beschermd tegen overbelasting door een resetbare zekering. De zekering hoeft niet te worden vervangen in geval van overbelasting. De zekeringscomponenten beperken de stroom om een defect te voorkomen. Meten van gelijkstroom (µA ): -- Schakel de multimeter aan en kies de “µA -- Steek de rode testkabel in de de “COM” voet (10). ” modus. voet (11) en de zwarte testkabel in -- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv. batterij of circuit). Het elektrisch circuit moet worden uitgeschakeld voordat u de pennen aansluit. -- Sluit het circuit weer aan. -- De gemeten waarde en polariteit worden weergegeven op het display. -- Na het meten koppelt u weer los van het circuit en verwijdert u de testkabels van het gemeten voorwerp. Schakel de multimeter uit. Een min-symbool geeft aan dat de stroom in de tegengestelde richting stroomt (of dat de meetkabels zijn aangesloten op de verkeerde polariteit). Meten van wisselstroom (A ): -- Schakel de multimeter aan en kies de “µA” modus.  -- Druk op “SELECT” om naar de wisselspanningsmodus te gaan. “AC” verschijnt op het display. -- Sluit de multimeter aan zoals beschreven in “Meten van gelijkstroom”. -- Na het meten koppelt u weer los van het circuit en verwijdert u de testkabels van het gemeten voorwerp. Schakel de multimeter uit. 109 g) Meetweerstand Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (inclusief de delen van het circuit, de circuits en de onderdelen van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen. Ga als volgt te werk: -- Schakel de multimeter aan en kies de “Ω” modus. -- Steek de rode testkabel in de COM-voet (10). voet (11) en de zwarte testkabel in de -- Controleer de testkabels door de twee testsonden tegen elkaar te houden. Er moet een weerstand van ongeveer 0–0,5 Ω worden weergegeven (inherente weerstand van de testkabels). De kabelweerstand bij de metingen met hoge impedantie kan worden verwaarloosd. -- Voor metingen met een lage impedantie drukt u op de “REL” knop (9) om de inherente impedantie af te trekken van de testkabels in de weerstandsmeting. Het display wordt gereset op 0 Ω en de automatische meetbereikkeuze (“AUTO”) wordt uitgeschakeld. -- Sluit de twee testsonden aan op het voorwerp dat u wilt meten. De meting wordt aangegeven op het display (voorwaarde hiervoor is dat het voorwerp dat u meet geen te hoge weerstand heeft of niet is aangesloten). Wacht totdat het display stabiliseert. Dit kan enkele seconden duren bij weerstanden die groter zijn dan 1 MΩ. -- “OL” (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden of dat het circuit niet was aangesloten. -- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. Als u een weerstandsmeting maakt, dient u ervoor te zorgen dat de meetpunten die u met de punten van de sonden aanraakt geen vuil, olie, soldeer of andere soortgelijke substanties bevatten. Deze substanties kunnen de meting verteken. De “REL” knop werkt alleen als een gemeten waarde wordt weergegeven. Hij kan niet worden gebruikt als er “OL” op het display verschijnt. 110 h) Diode test Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (inclusief de delen van het circuit, de circuits en de onderdelen van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen. -- Schakel de multimeter aan en kies de modus. -- Druk twee keer op “SELECT” om naar de meetmodus te gaan. Het diodesymbool en “V” verschijnen op het display. Druk nogmaals op de knop om naar de volgende meetmodus te gaan. -- Steek de rode testkabel in de de COM-voet (10). voet (11) en de zwarte testkabel in -- Controleer de testkabels door de twee testsonden tegen elkaar te houden. Een waarde van ongeveer 0.000 V zou moeten verschijnen. -- Sluit de twee testsonden aan op het voorwerp dat u wilt meten (dioden). -- De continuïteitsspanning (“UF”) wordt in Volt (V) weergegeven. “OL” geeft aan dat de diode in sperrichting zit of defect is. Probeer de meting opnieuw in tegengestelde polariteit te meten. -- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. i) Continuïteitstest  Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (inclusief de delen van het circuit, de circuits en de onderdelen van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen. -- Schakel de multimeter aan en kies de modus. -- Druk op de “SELECT” knop om naar de meetmodi te gaan. Het continuïteitstest symbool en het Ω symbool verschijnen op het display. Druk nogmaals op de knop om naar de volgende meetmodus te gaan. -- Steek de rode testkabel in de de COM-voet (10). voet (11) en de zwarte testkabel in -- Als de gemeten weerstand gelijk aan of lager is dan 10 Ω, laat de multimeter een piepgeluid horen om de continuïteit aan te geven. De continuïteitstest meet weerstanden tot 600 Ohm. -- “OL” (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden of dat het circuit niet was aangesloten. -- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. 111 j) Capaciteitsmeting Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (inclusief de delen van het circuit, de circuits en de onderdelen van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen. Let altijd op de polariteit als u elektrolytische capacitoren gebruikt. -- Schakel de multimeter aan en kies -- Steek de rode testkabel in de COM voet (10). de modus. voet (11) en de zwarte testkabel in de Vanwege de gevoelige meetingang kan het display zelfs bij “open” meetkabels een waarde tonen. Druk op de “REL” knop om het display te resetten op “0”. De automatische meetbereikkeuze wordt uitgeschakeld. Dit wordt aangeraden bij kleine capaciteiten in het nF bereik. -- Sluit de twee testsonden (rood = positief / zwart = negatief) aan op het voorwerp dat u wilt meten (capacitor). De capaciteit wordt na een paar seconden weergegeven op het display. Wacht totdat het display stabiliseert. Dit kan enkele seconden duren bij capaciteiten die groter zijn dan 40 µF. -- “OL” (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden. -- Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. k) Meet frequentie (elektronisch)  De multimeter kan worden gebruikt voor het meten van signaalspanning frequenties van 10 tot 40 MHz. De maximum ingang bedraagt 30 Vrms. Deze modus is niet geschikt voor het maken van metingen op de netspanning. Neem de ingangspecificaties in de technische specificaties in acht. Voor netspanning gebruikt u de “Hz” functie in de stroom- of spanningsmodus. Ga als volgt te werk: -- Schakel de multimeter aan en kies de “Hz” modus. “Hz” verschijnt op het display. -- Steek de rode testkabel in de de COM-voet (10). voet (11) en de zwarte testkabel in -- Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv. signaalgenerator of circuit). -- Deze frequentie wordt weergegeven samen met de overeenkomstige eenheid. -- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. 112 l) De temperatuur meten Als u een temperatuurmeting uit wilt voeren, mag u alleen de temperatuursonde in contact laten komen met het oppervlak van het te meten voorwerp. De multimeter mag niet worden blootgesteld aan temperaturen onder of boven de gebruikstemperatuur, aangezien dit onjuiste metingen tot gevolg kan hebben. De temperatuursonde mag alleen worden gebruikt bij spanningsvrije oppervlakken. De multimeter heeft een draadsnesor en kan temperaturen van -40 tot + 250 °C meten. Om gebruik te maken van het volledige bereik (-40 tot +1000 °C), dient u een type-K thermische sensor te kopen. U heeft een adapterstekker nodig om de type-K sensor aan te sluiten met een mini-aansluiting. Alle type-K thermische sensoren kunnen worden gebruikt voor temperatuurmetingen. De temperatuur kan in °C of °F worden weergegeven. Ga als volgt te werk: -- Schakel de multimeter aan en kies de “°C °F” modus. De tempeatuureenheid (°C) verschijnen op het display. -- Steek de type-K draadsensor met de juiste polariteit op de voeten. en COM -- Als u een thermische sensor met mini-aansluitingen gebruikt, dient u de sensor op een compatibele adapter aan te sluiten. De twee contacten van de thermische sensor-stekkers hebben een andere breedte en zorgen ervoor dat ze correct worden aangesloten. -- Het beeldscherm toont de temperatuur in °C. -- Druk op “SELECT” om de eenheid te veranderen van °C naar °F. -- “OL” geeft aan dat het meetbereik werd overschreden of de sensor niet meer is aangesloten. -- Na het meten verwijdert u de sensor en schakelt u de multimeter uit. 113 m) 3-fase rotatie indicator (“motor”) U kunt de multimeter gebruiken om de richting van de rotatie in een 3-fase stroomvoorziening te bepalen. In deze modus heeft u slechts twee testkabels nodig. De fase conductoren (L1, L2 en L3) moeten na elkaar worden gescand. De multimeter detecteert het faseverschil en geeft aan de richting van de rotatie (rotatieveld) aan met behulp van een pijl. Deze modus kan alleen geselecteerd worden in het AC-V bereik. Ga als volgt te werk: -- Schakel de multimeter aan en kies de “motor” modus. “AC” en “V” verschijnen op het display. -- Steek de rode testkabel in de de COM-voet (10). voet (11) en de zwarte testkabel in -- Druk de “SELECT” knop en houd deze gedurende 2 seconden ingedrukt. U hoort een piepgeluid en het vergrendelingssymbool begint te knipperen. De automatische meetbereikkeuze wordt uitgeschakeld en het 600 V bereik wordt geselecteerd. Een meting van ongeveer 0.0 V zal op het display verschijnen. -- Sluit de zwarte testsonde aan op de L1 fase conductor. Deze aansluiting dient gedurende de hele test op deze plek te blijven. Sluit de rode testsonde aan op de L2 fase conductor. -- Als twee fase conductoren worden herkend, laat de multimeter een piepgeluid horen en verschijnt de nominale spanning. Het vergrendelingssymbool stopt met knipperen en verschijnt nu constant. -- Sluit binnen 5 seconden de rode testsonde aan op de L3 conductor. Als de sonde niet binnen 5 seconden wordt aangesloten, stopt de multimeter met het maken van metingen en moet u van voren af aan beginnen. -- De multimeter analyseert het faseverschil van de drie fase conductoren en geeft de richting van de rotatie met behulp van twee symbolen aan. De richting van de pijl toont de richting van de rotatie: Rechtsom = pijl naar rechts Linksom = pijl naar links -- Druk op de “SELECT” knop om nog een meting uit te voeren. Om deze modus uit te schakelen, drukt u op de “SELECT” knop en houdt u deze gedurende 2 seconden ingedrukt. -- Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en schakelt u de multimeter uit. De “RANGE”, “MAX MIN”, “REL”, “Hz” en “HOLD” knoppen worden in deze modus automatisch uitgeschakeld. Er kan sprake zijn van een signaalinterferentie als u 3-fase motoren met een variabele frequentieaandrijving meet. Om de interferentie te minimaliseren, dient u de meting minstens 30 seconden lang uit te voeren. De nominale spanning is misschien niet volledig accuraat bij motoren met een variabele frequentieaandrijving en mag alleen voor referentiedoeleinden worden gebruikt. 114 10. Aanvullende functies U kunt de functieknoppen om een aantal aanvullende functies te activeren.  De multimeter piept iedere keer als u een knop drukt. a) SELECT functie Enkele meetmodi hebben extra sub-modi. Deze worden rood onderstreept. Om naar een sub-modus te gaan, drukt u op de “SELECT” knop. Druk nogmaals op de “SELECT” knop om naar de volgende sub-modus te gaan. b) RANGE - manueel selecteren van het meetbereik. Gebruik de RANGE functie om het meetbereik manueel in te stellen. Als er sprake is van een interferentie, kan de mulitmeter eventueel het verkeerde meetbereik kiezen of tussen twee bereiken wisselen. U kunt het meetbereik in alle modi behalve de motor, continuïteitstest en diodetest-modi manueel instellen. Om het bereik manueel in te stellen drukt u op de “RANGE” knop. Het “AUTO” symbool verdwijnt van het display. Druk nogmaals op de “RANGE” knop om het volgende meetbereik te selecteren (als het hoogste meetbereik werd geselecteerd, gaat de multimeter terug naar het laagste bereik). Het meetbereik wordt weergegeven door de positie van de decimaalkomma. Om de manuele selectie van het meetbereik uit te schakelen, druktu op de “RANGE” knop en houdt u deze gedurende 2 seconden ingedrukt. Het “AUTO” icoon verschijnt en geeft aan dat de multimeter het meetbereik automatisch selecteert. U kunt de manuele selectie ook uitschakelen door naar een andere meetmodus te gaan. c) MAX/MIN functie Deze eigenschap stelt u in staat de maximum en minimum waarde voor een serie van metingen op te slaan en weer te geven. Druk op de “MAX MIN” knop om deze eigenschap te activeren. De automatische meetbereikkeuze wordt uitgeschakeld. De maximum en minimum metingen voor de huidige instellingen van de metingen wordt opgeslagen. Druk op de “MIN MAX” knop om te wisselen tussen de minimum en maximum waarden. De metingen worden gewist als u naar een andere meetmodus wisselt of als u de multimeter uitschakelt. Om deze eigenschap uit te schakelen, drukt u de “MAX MIN” knop en houdt u deze gedurende 2 seconden ingedrukt. “MAX” en “MIN” verdwijnt van het display en “AUTO” wordt weergegeven. Deze eigenschap staat niet ter beschikking in de “Motor” en “Hz” modi. 115 d) REL functie De REL functie stelt een referentiewaarde in om interferentie tijdens weerstandsmetingen af te kunnen trekken. De weergegeven waarde wordt op nul gezet als de referentiewaarde is ingesteld. De automatische meetbereikkeuze wordt uitgeschakeld. Druk op de “REL” knop om deze modus te activeren. Het “Δ” symbool verschijnt op het display. Om deze eigenschap uit te schakelen, drukt u nogmaals op de “REL” knop of verander de meetmodus. Deze eigenschap staat niet ter beschikking in de “Motor” en “Hz” modi. e) Hz functie (meten van elektrische frequentie) De wisselspanning en stroommodi hebben een sub-modus voor het meten van de frequentie. Om de frequentie te kunnen meten, moet het signaal >30 Vrms overschrijden. U kunt frequenties van 40 tot 400 Hz meten (bijv. netspanning frequenties). Om de frequentie van de stroom of het spanningssignaal te meten, drukt u op de “Hz” knop. Het display toont de frequentie in Hz. Druk nogmaals op de “Hz” knop om de stroom-/spanningswaarde weer te geven. f) HOLD functie Deze eigenschap houdt de huidige waarde vast op het display zodat u het op kunt nemen als een toekomstige referentie. Als u stroomdraden test, dient u ervoor te zorgen dat deze eigenschap is uitgeschakeld voordat u metingen uitvoert. Anders kan de waarde onjuist zijn. Deze eigenschap staat niet ter beschikking in de “Motor” modus. Druk op de “HOLD” knop om deze eigenschap te activeren. De multimeter laat een piepgeluid horen en er verschijnt “H” op het display. Om de hold-functie uit te schakelen, drukt u op de “HOLD” knop of verandert u de meetmodus. g) Achtergrondverlichting De multimeter schakelt de achtergrondverlichting automatisch aan en uit afhankelijk van de helderheid in de omgeving. “BL” verschijnt op het display als de automatische achtergrondverlichting is ingeschakeld. Om te voorkomen dat de achtergrondverlichting automatisch aan gaat, drukt u op de achtergrondverlichting-knop ( ). De automatische achtergrondverlichting wordt automatisch weer ingeschakeld als u de multimeter de volgende keer weer inschakelt. 116 h) Automatische uitschakeling De multimeter schakelt automatisch uit na 15 minuten inactiviteit. Dit beschermt de batterijen en verlengt de levensduur van de batterijen. Het symbool verschijnt als de automatische uitschakeling actief is. De multimeter laat 3 keer een piepgeluid horen 1 minuut voordat hij wordt uitgeschakeld. Als er op een knop wordt gedrukt voordat de multimeter wordt uitgeschakeld, zal de multimeter na 15 minuten weer opnieuw een piepgeluid laten horen. U hoort een lang piepgeluid als de multimeter wordt uitgeschakeld. Om de multimeter weer in te schakelen, beweegt u de bedieningsknop of drukt u op een willekeurige knop (behalve “SELECT”). De automatische uitschakeling kan worden gedeactiveerd. Om dat te doen, schakelt u de multimeter uit en houdt u de “SELECT” knop ingedrukt terwijl u de bedieningsknop draait. De multimeter gaat aan en het symbool is niet meer zichtbaar op het display. De automatische uitschakeling blijft uitgeschakeld totdat de multimeter wordt uitgeschakeld met behulp van de bedieningsknop. 11. Reiniging en onderhoud a) Algemene informatie De multimeter dient één keer per jaar geijkt te worden om ervoor te zorgen dat hij accuraat blijft. De multimeter is onderhoudsvrij (afgezien van de reiniging en het vervangen van de batterijen). Lees de alinea aan het einde van dit hoofdstuk voor instructies over hoe de batterijen worden vervangen. Controleer het apparaat regelmatig en bekijk de kabels of zij tekenen van beschadigingen vertonen. b) Reinigen Neem altijd de volgende veiligheidsinstructies in acht voordat u het apparaat reinigt: Het openen van afdekkingen van het product of het verwijderen van onderdelen; tenzij dit handmatig mogelijk is; kan spanningsgeleidende onderdelen blootleggen. Voor het reinigen of repareren van het apparaat, dient u alle kabels van de multimeter en het gemeten voorwerp te verwijderen en de multimeter uit te schakelen. Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen, benzine, alcohol of andere chemische oplosmiddelen aangezien om het apparaat te reinigen. Deze kunnen het oppervlak van de multimeter corroderen. Bovendien zijn de dampen van deze stoffen explosief en schadelijk voor uw gezondheid. Gebruik geen scherpe gereedschappen, schroevendraaiers of metalen borstels om het apparaat te reinigen. Gebruik een schone, vochtige, niet pluizende en antistatische doek om het apparaat/display en de testkabels te reinigen. Laat het product volledig drogen voordat u het weer gebruikt. 117 c) Verwijderen van de afdekking van het batterijvak De behuizing van de multimeter is zo ontworpen dat u alleen toegang heeft tot het batterijvak. Hierdoor is de multimeter veiliger en eenvoudiger in gebruik. Ga als volgt te werk: -- Verbreek de verbinding van alle testdraden en de multimeter en schakel hem uit. -- Verwijder de stroomtang van alle circuits. -- Maak de schroef van de afdekking van het batterijvak (15) los met behulp van een geschikte schroevendraaier. -- Verwijder de afdekking van het batterijvak. -- Nu heeft u toegang tot de batterijen. -- Als u de afdekking van het batterijvak verwijdert, dient u de rubberen afdichting op verontreinigen te controleren en indien nodig te reinigen. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de multimeter stof- en spatwaterdicht blijft. -- Plaats de afdekking van het batterijvak weer terug en schroef hem vast. -- De multimeter is nu weer gereed voor gebruik. d) Plaatsen/vervangen van de batterijen De multimeter werkt op drie AAA-batterijen. Plaats nieuwe batterijen voordat u de multimeter voor het eerst gebruikt of als het waarschuwingssymbool voor de batterijen verschijnt op het display. Het resterende batterijniveau wordt weergegeven op het display. Als het batterijsymbool leeg is en begint te knipperen, dient u de batterijen direct te vervangen om onjuiste metingen te voorkomen. Batterijstatussymbolen: Batterij vol Batterij bijna leeg Batterij leeg Om de batterijen te plaatsen/vervangen, dient u als volgt te werk te gaan: -- Verbreek alle verbindingen van de multimeter en de testkabels. Verbreek alle verbindingen van de testkabels naar de multimeter. Schakel de multimeter uit. -- Verwijderen van de afdekking van het batterijvak (zie “Verwijderen van de afdekking van het batterijvak” voor meer details). -- Vervang de verbruikte batterijen door nieuwe van hetzelfde type. Plaats de nieuwe batterijen met de juiste polariteit in het batterijvak. -- Plaats de afdekking van het batterijvak terug op het batterijvak. 118 Gebruik de multimeter nooit als het batterijvak open is. Dit kan een dodelijke elektrische schok tot gevolg hebben. Laat lege batterijen niet in het apparaat zitten. Zelfs batterijen die beschermd zijn tegen lekkages kunnen corroderen en het apparaat beschadigen of chemicaliën vrijgeven die een schadelijk zijn voor uw gezondheid. Laat batterijen niet rondslingeren aangezien het risico bestaat dat deze kunnen worden ingeslikt door kinderen of huisdieren. Als een batterij werd ingeslikt, dient u direct een arts te raadplegen. Om te voorkomen dat de batterijen gaan lekken, dient u ze uit de multimeter te halen als u gedurende een langere periode niet van plan bent het apparaat te gebruiken. Lekkende of beschadigde batterijen kunnen chemische brandwonden veroorzaken als ze met uw huid in contact komen. Draag altijd beschermende handschoenen als u omgaat met lekkende of beschadigde batterijen. Sluit batterijen niet kort en gooi ze niet in open vuur. Probeer batterijen niet op te laden of te ontmantelen, aangezien dit een explosie kan veroorzaken. De volgende batterij is geschikt voor het gebruik in de multimeter: Bestelnr. 652278 (3 batterijen zijn nodig). Gebruik alleen alkaline batterijen; alkaline batterijen hebben meer vermogen en ene langere levensduur. 12. Verwijdering Elektronische apparaten zijn recyclebaar afval en horen niet bij het huisvuil. Gooi het product altijd weg conform de relevante wettelijke voorschriften. De batterijen dienen apart van het product te worden afgevoerd. Batterijen afvoeren Als eindgebruiker bent u er wettelijk toe verplicht alle gebruikte batterijen in te leveren. Ze mogen niet bij het huishoudelijk afval worden verwijderd. Batterijen die gevaarlijke stoffen bevatten zijn gemarkeerd met dit symbool dat aangeeft dat ze niet mogen worden afgevoerd via het huishoudelijk afval. De afkortingen voor zware metalen in batterijen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood. U kunt gebruikte batterijen afgeven bij uw lokale verkoper of bij het KCA. Op deze wijze vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij aan de bescherming van het milieu. 119 13. Probleemoplossing De multimeter is ontworpen met behulp van de nieuwste technologie en is veilig in gebruik. Problemen en storingen kunnen echter nog altijd optreden. Dit gedeelte helpt u bij het oplossen van gangbare problemen: Neem altijd de “Veiligheidsinstructies” in acht als u probeert een probleem op te lossen. Fout De multimeter werkt niet. Mogelijke oorzaak Zijn de batterijen leeg? De gemeten waarde verandert niet. Heeft u de verkeerde meetmodus ingeschakeld (AC/DC)? Heeft u de verkeerde meetingang gebruikt? Oplossing Controleer de status van de batterijen en vervang deze indien nodig. Controleer het display (AC/DC) en kies een andere modus. Controleer of de testkabels op de juiste ingangen zijn aangesloten. Is de hold-functie ingeschakeld? De multimeter kan geen metingen Is het meetbereik overschreden? in het µA bereik uitvoeren. Moet u de stroomtang gebruiken? Schakel de hold-functie uit. Verlaag de stroom naar minder dan 2000 µA. Naast de hierboven beschreven stappen voor het verhelpen van storingen, moeten alle reparaties worden uitgevoerd door een geautoriseerde specialist. Mocht u vragen hebben over de multimeter, kunt u contact opnemen met onze technische helpdesk. 120 14. Technische gegevens Display.........................................................................6000 posities (cijfers) Bemonsteringsfrequentie.............................................ongeveer 3 metingen/seconde Wisselstroom meetmethode........................................true RMS, wisselstroom gekoppeld Lengte testkabel..........................................................ongeveer 80 cm Meetimpedantie...........................................................≥10 MΩ (V-bereik, LoZ: 300 KΩ) Meetvoet vrijgave........................................................19 mm (COM-V) Stroomtang opening....................................................33 mm Automatische uitschakeling.........................................na ongeveer 15 minuten (kan manueel worden uitgeschakeld) Stroomvoorziening.......................................................3 AAA batterijen Stroomopname............................................................ongeveer 36 mA (zonder achtergrondverlichting) Bedrijfsomstandigheden..............................................+18 tot +28 °C (<75% relatieve luchtvochtigheid) Bedrijfshoogte..............................................................max. 2000 m Opslagtemperatuur......................................................-20 tot +60 °C (<80% relatieve luchtvochtigheid) Gewicht........................................................................ongeveer 340 g Dimensions (l x b x h)..................................................235 x 83 x 45 mm Meetcategorie..............................................................CAT IV 600 V Vervuilingsgraad..........................................................2 Voldoet aan de volgende veiligheidsstandaarden........EN61010-1, EN 61010-031, EN 61010-2-032, EN 61010-2-033 Beschermingstype.......................................................IP54 (stof- en spatwaterdicht) Meettoleranties Verklaring van nauwkeurigheid in ± (% van de meting + weergavefout in posities (= aantal van de kleinste punten)). Deze nauwkeurige metingen zijn gedurende een jaar geldig bij een temperatuur van +23 °C (± 5 °C) en een relatieve luchtvochtigheid van minder dan 75% (niet condenserend). Als de multimeter buitenshuis wordt gebruikt of buiten het temperatuurbereik, dient u de volgende coëfficiënt te gebruiken om de nauwkeurigheid te berekenen. +0.1 x (gespecificeerde nauwkeurigheid)/1 °C De nauwkeurigheid van de metingen kan worden beïnvloed als de multimeter wordt gebruikt in een elektromagnetisch veld met een hoge frequentie. In elektromagnetische velden van tot 1 V/m, neemt de nauwkeurigheid van de waarden zoals beneden vermeld toe met 5% van de gemeten waarde. Elektromagnetische velden die sterker zijn dan 1 V/m kunnen onjuiste metingen tot gevolg hebben. 121 Gelijkspanning (V/DC) Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 6,000 V 0,001 V ±(0,6% + 3) 60,00 V 0,01 V 600,0 V 0,1 V ±(0,9% + 6) 600 V overbelastingsbescherming; impedantie: 10 MΩ Gespecificeerd meetbereik: 5-100% van het meetbereik Wisselspanning (V/AC) Bereik Resolutie 6,000 V 0,001 V Nauwkeurigheid 60,00 V 0,01 V 600,0 V 0,1 V 600,0 V "LoZ" 0,1 V ±(2,5% + 6) 600,0 V "Motor" 0,1 V ±(2,0% + 6) ±(1,0% + 6) Frequentiebereik: 40–400 Hz; 600 V overbelastingsbescherming; impedantie; 10 MΩ (LoZ: 300 kΩ) Gespecificeerd meetbereik: 5-100% van het meetbereik De multimeter kan ≤5 posities weergeven als de meting ingang is kortgesloten. Na het gebruik van de LoZ functie dient u de multimeter 1 minuut te laten rusten voordat u hem weer gebruikt. TrueRMS piek (crestfactor (CF)) ≤3 CF tot 600 V TrueRMS piek voor non-sinusvormige signalen plus tolerantie CF >1,0 - 2,0 + 3% CF >2,0 - 2,5 + 5% CF >2,5 - 3,0 + 7% Criteria voor fasedetectie in "Motor" modus: >80–600 V/AC, 50–80 Hz Gelijkstroom (µA/DC) Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 2000 µA 1 µA ±(0,9% + 6) 600 V overbelastingsbescherming Automatische stroombeperking met geïntegreerde PTR componenten. Wisselstroom (µA/AC) Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 2000 µA 1 µA ±(1,5% + 6) Frequentiebereik: 40–400 Hz; 600 V overbelastingsbescherming Automatische stroombeperking met geïntegreerde PTR componenten. 122 Wisselstroom (A/AC, tangmetingen) Bereik A Resolutie 60,00 A 0,01 A 600,0 A 0,1 A Nauwkeurigheid 40–100 Hz 100-400 Hz ±(1,8% + 8) ±(3,5% + 6) Frequentiebereik 40–400 Hz; 600 V overbelastingsbescherming Gespecificeerd meetbereik: 5-100% van het meetbereik De multimeter kan ≤2 posities weergeven als de meting ingang open is TrueRMS piek (crestfactor (CF)) ≤3 CF tot 600 V TrueRMS piek voor non-sinusvormige signalen plus tolerantie CF >1.0 - 2.0 + 3% CF >2,0 - 2,5 + 5% CF >2,5 - 3,0 + 7% Weerstand Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 60,00 Ω* 0,01 Ω ±(1,5% + 3) 600,0 Ω* 0,1 Ω ±(1,2% + 3) 6,000 KΩ 0,001 KΩ 60,00 KΩ 0,01 KΩ 600,0 KΩ 0,1 KΩ 6,000 MΩ 0,001 MΩ ±(1,5% + 3) 60,00 MΩ 0,01 MΩ ±(2,5% + 6) ±(1,0% + 3) 600 V overbelastingsbescherming Meetspanning: Ongeveer -2.8 V (60/600 Ω-meetbereik), -1 V (andere bereiken) Meetstroom: Ongeveer -1,4 mA *Na het aftrekken van de test kabelweerstand 123 Capaciteit Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 6,000 nF 0,001 nF ±(4% + 13) 60,00 nF 0,01 nF 600,0 nF 0,1 nF 6,000 µF 0,001 µF 60,00 µF 0,01 µF 600,0 µF 0,1 µF 6,000 mF 0,001 mF ±10% 60,00 mF 0,01 mF ±13% ±(4% + 6) 600 V overbelastingsbescherming De waarde voor de nauwkeurigheid is geldig als de REL modus is ingeschakeld Frequentie “Hz” (elektronisch) Bereik Resolutie 10 Hz–600,0 Hz* 0,1 Hz 6,000 kHz 0,001 kHz 60,00 kHz 0,01 kHz 600,0 kHz 0,1 kHz 6,000 MHz 0,001 MHz 40,00 MHz 0,01 MHz Nauwkeurigheid ±(0,1% + 5) 600 V overbelastingsbescherming Signaalniveau (zonder gelijkspanningscomponent): ≤100 kHz: 200 mV–30 Vrms >100 kHz – <1 MHz: 600 mV–30 Vrms ≥1 MHz – <10 MHz: 1 V–30 Vrms 10 MHz – 40 MHz: 1,8 V–30 Vrms * Het meetbereik frequentie start bij 10 Hz Het standaard meetbereik omvat frequenties ≤10 kHz. Frequentie “Hz” (elektrisch, sub-modus van A/AC en V/AC) Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 40-400 Hz 0,1 Hz Niet gespecificeerd Signaalniveau: Gevoeligheid ≥30 Vrms 124 Temperatuur Bereik Resolutie Nauwkeurigheid* -40 tot 0 °C 0,1 °C ± 5 °C >0 tot +600 °C 0,1 °C ±(2% + 5 °C) >+600 tot +1000 °C 1 °C ±(2,5% + 5 °C) -40 tot +32 °F 0,1 °F ± 9 °F >+32 tot +1112 °F 0,1 °F ±(2% + 9 °F) >1112 tot +1832 °F 1 °F ±(2,5% + 9 °F) *Zonder sensortolerantie Soort sensor: Type K thermisch element Overbelastingsbescherming: 600 V Diodetest Testspanning Resolutie ongeveer 3,0 V/DC 0,001 V Overbelastingsbescherming: 600 V; testspanning: 1,8 mA typ. Akoestische continuïteitstester Meetbereik Resolutie 600,0 Ω 0,1 Ω ≤10 Ω continue geluid; ≥100 Ω geen geluid Overbelastingsbescherming: 600 V Testspanning ongeveer -3,2 V Teststroom: -1,4 mA Overschrijd nooit de maximum toegestane ingangswaarden. Raak circuits of componenten van circuits nooit aan aangezien deze spanning van meer dan 33 V/ACrms of 70 V/DC kunnen voeren. Dit kan een fatale elektrische schok tot gevolg hebben! 125
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128

VOLTCRAFT VC-740E Operating Instructions Manual

Categorie
Meten
Type
Operating Instructions Manual

in andere talen