VOLTCRAFT VC276 TRMS Operating Instructions Manual

Categorie
Multimeters
Type
Operating Instructions Manual
113
Inhoudsopgave
Pagina
1. Inleiding ........................................................................................................................................................... 114
2. Verklaring van de symbolen ............................................................................................................................. 115
3. Doelmatig gebruik ............................................................................................................................................ 116
4. Leveringsomvang ............................................................................................................................................ 117
5. Veiligheidsinstructies ....................................................................................................................................... 118
6. Bedieningselementen .....................................................................................................................................120
7. Productbeschrijving .........................................................................................................................................121
8. Aanduidingen en symbolen op het display .....................................................................................................122
9. Meetprocedure .................................................................................................................................................124
a) Meetapparaat aan- en uitzetten .................................................................................................................124
b) Waarschuwing bij verkeerde keuze van de bus ........................................................................................125
c) Spanningsmeting “V” ................................................................................................................................. 126
d) LoZ-spanningsmeting ................................................................................................................................ 127
e) Stroommeting “A” ......................................................................................................................................128
f) Frequentiemeting .......................................................................................................................................131
g) Meting van de pulsduur in % .....................................................................................................................131
h) Meten van weerstand ................................................................................................................................132
i) Diodetest ...................................................................................................................................................133
j) Continuïteitstest ........................................................................................................................................133
k) Capaciteitsmeting ...................................................................................................................................... 134
l) Temperatuurmeting ....................................................................................................................................135
m) Contactloze AC-spanningsdetectie (NCV) ................................................................................................136
10. Extra functies ................................................................................................................................................... 137
a) SELECT-functie ......................................................................................................................................... 137
b) REL-functie ................................................................................................................................................137
c) HOLD-functie .............................................................................................................................................137
d) Automatische uitschakelfunctie .................................................................................................................138
11. Reiniging en onderhoud ...................................................................................................................................138
a) Algemeen ..................................................................................................................................................138
b) Reiniging ....................................................................................................................................................138
c) Meetapparaat openen ...............................................................................................................................139
d) De batterij plaatsen en vervangen .............................................................................................................140
e) Zekering van 10 A vervangen ....................................................................................................................141
114
1. Inleiding
Geachte klant,
Wij danken u hartelijk voor uw uitstekende keuze voor dit Voltcraft
®
-product.
U heeft een hoogwaardig product uit de merkfamilie gekocht dat zich onderscheidt op het gebied van de meet-,
laad- en netwerktechnologie door de buitengewone vakkundigheid en permanente innovatie.
Met Voltcraft
®
kan zowel de kieskeurige hobbyist als de professionele gebruiker zelfs de moeilijkste taken probleem-
loos uitvoeren. Voltcraft
®
biedt u betrouwbare technologie met een uitstekende prijs-kwaliteitsverhouding.
We zijn ervan overtuigd: uw keuze voor Voltcraft
®
is tegelijkertijd het begin van een langdurige en prettige samen-
werking.
Veel plezier met uw nieuwe Voltcraft
®
-product!
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
Pagina
12. Verwijdering .....................................................................................................................................................142
a) Algemeen ..................................................................................................................................................142
b) Verwijderen van lege batterijen .................................................................................................................142
13. Verhelpen van storingen .................................................................................................................................. 143
14. Technische gegevens ......................................................................................................................................144
115
2. Verklaring van de symbolen
Het symbool met een bliksemschicht in een driehoek wordt gebruikt als er gevaar voor uw gezondheid
bestaat bijv. door elektrische schokken.
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke tips in deze gebruiksaanwijzing die
beslist opgevolgd moeten worden.
Het pijl-symbool ziet u waar bijzondere tips en aanwijzingen over de bediening worden gegeven.
Dit apparaat is CE-conform en voldoet aan de noodzakelijke nationale en Europese richtlijnen.
Beschermingsklasse 2 (dubbele of versterkte isolatie, beschermende isolatie)
CAT I Meetcategorie I voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten die niet direct door netspanning
gevoed worden (bijv. apparaten die op batterijen werken, lage beveiligingsspanning, signaal- en stuurspan-
ningen enz.)
CAT II Meetcategorie II voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten die via een netstekker worden
voorzien van netspanning. Onder deze categorie vallen ook alle lagere categorieën (bijv. CAT I voor het
meten van signaal- en stuurspanningen).
CAT III Meetcategorie III voor metingen in installaties in gebouwen (bijv. stopcontacten of groepen). Onder deze
categorie vallen ook alle lagere categorieën (bijvoorbeeld CAT II voor metingen aan elektrische apparaten).
Het uitvoeren van metingen in CAT III is alleen toegestaan met behulp van meetpennen met een maximale
blootgestelde contactlengte van 4 mm of meetpennen met afdekkappen.
CAT IV Meetcategorie IV voor metingen aan de bron van laagspanningsinstallaties (bijvoorbeeld hoofdverdeelin-
stallatie, residentiele aansluitpunten van de energieleverancier enz.) en buitenshuis (bijvoorbeeld werk-
zaamheden aan aardekabels, vrije kabels enz.). Onder deze categorie vallen ook alle lagere categorieën.
Het uitvoeren van metingen in CAT IV is alleen toegestaan met behulp van meetpennen met een maximale
blootgestelde contactlengte van 4 mm of meetpennen met afdekkappen.
Aardpotentiaal
116
3. Doelmatig gebruik
- Meten en weergeven van elektrische waarden in de meetcategorie CAT III tot max. 600 V vergeleken met het aard-
potentiaal in overeenstemming met EN 61010-1 en alle lagere categorieën. Het meetapparaat en de toebehoren
mogen niet worden gebruik in de meetcategorie CAT IV.
- Meten van gelijk- en wisselspanningen tot max. 600 V
- Meten van gelijk- en wisselstroom tot max. 10 A
- Frequentiemeting tot 10 MHz
- Meten van capaciteiten tot 60 mF
- Weerstandsmetingentot60MΩ
- Meten van temperaturen van -40 tot +1000 °C
- Continuïteitstest(<10Ωakoestisch)
- Diodetest
- Contactloze 230 V/AC-spanningsdetectie (NCV)
De meetfuncties worden via de draaiknop geselecteerd. Het meetbereik wordt in veel meetbereiken automatisch
geselecteerd (behalve continuïteitstest, diodetest en stroommeetbereiken).
Bij het meten van wisselspanning en -stroom worden de echte effectieve meetwaarden (True RMS) weergegeven
tot een frequentie van 400 Hz. Dit maakt de exacte meting van sinusoïde en niet-sinusoïde meetwaarden (spanning/
stroom) mogelijk.
De polariteit wordt bij negatieve meetwaarden automatisch met het teken (-) weergegeven.
De 10 A-stroommeetingang is voorzien van een hoogwaardige keramische zekering. De spanning in het meetcircuit
mag 600 V niet overschrijden.
De mA/µA-meetingang is voorzien van zelfherstellende PTC-zekeringen. Bij overbelasting wordt de stroom beperkt
en het meetapparaat beschermd. Daardoor valt bij deze meetfunctie het vervelende wisselen van zekering weg.
Een lage impedantie (LoZ)-functie maakt spanningsmeting mogelijk met verminderde interne weerstand. Dit onder-
drukt fantoomspanningen die kunnen optreden in hoogohmige metingen. De meting met gereduceerde impedantie is
alleen in meetcircuits tot max. 250 V en gedurende max. 3 s toegestaan.
De multimeter werkt op een standaard 9V-blokbatterij (type 6F22 of identiek). Gebruik het apparaat alleen met het
aangegeven batterijtype. Oplaadbare batterijen mogen door de lagere capaciteit ervan niet worden gebruikt.
Een automatische uitschakeling schakelt het apparaat na ongeveer 15 minuten uit als er op geen enkele knop op het
apparaat meer wordt gedrukt. Dit voorkomt dat de batterij voortijdig leegraakt. Deze functie kan worden uitgeschakeld.
Gebruik de multimeter niet wanneer de behuizing of het batterijvak open is of als het batterijdeksel ontbreekt.
Metingen in explosiegevaarlijke omgevingen of vochtige ruimtes, bijvoorbeeld onder ongunstige omgevingsomstan-
digheden, zijn niet toegestaan. Ongunstige omgevingsomstandigheden zijn: Vocht of hoge luchtvochtigheid, stof en
brandbare gassen, dampen of oplosmiddelen, onweer of soortgelijke omstandigheden zoals sterke elektrostatische
velden enz.
Gebruikvoordemetingenalleenmeetleidingenen-accessoiresdieopdespecicatiesvandemultimeterzijnafge-
stemd.
117
De multimeter mag alleen worden gebruikt door personen die vertrouwd zijn met de geldende meetvoorschriften en
alle mogelijke gevaren. Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen wordt aanbevolen.
Elk ander gebruik dan hierboven beschreven zal het product beschadigen en kan andere gevaren met zich mee-
brengen, zoals kortsluiting, brand, elektrische schok enz. Het gehele product mag niet worden veranderd resp. om-
gebouwd!
Lees de gebruiksaanwijzing goed door en bewaar deze om later nogmaals te kunnen raadplegen.
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
4. Leveringsomvang
Digitale multimeter
2x veiligheidsmeetkabels met CAT III-beschermkappen
Temperatuursensor (-40 tot +230 °C Type K met banaanstekker)
9V-blokbatterij
Veiligheidsinstructies
Gebruiksaanwijzing (op cd)
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan ze met
behulp van de afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website.
118
5. Veiligheidsinstructies
Lees de gebruiksaanwijzing voor gebruik zorgvuldig door. Deze bevat belangrijke informatie voor
een juist gebruik van het product.
In geval van schade, die ontstaat door het niet naleven van de gebruiksaanwijzing, komt de garantie
te vervallen! Wij zijn niet aansprakelijk voor gevolgschade!
Wij zijn niet aansprakelijk voor materiële schade of persoonlijk letsel veroorzaakt door verkeerd
gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies! In dergelijke gevallen komt de garantie
te vervallen.
Het apparaat heeft de fabriek in een technisch veilige en perfect werkende toestand verlaten.
Volg de in deze gebruiksaanwijzing opgenomen veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen op om het
apparaat op een juiste en veilige manier te gebruiken!
Controleer het reglementaire functioneren van het meetapparaat aan een bekende meetbron alvorens
u met het meetapparaat werkt.
Om redenen van veiligheid en goedkeuring is het eigenmachtig ombouwen en/of wijzigen van het ap-
paraat niet toegestaan.
Controleer het reglementaire functioneren van het meetapparaat aan een bekende meetbron alvorens
u met het meetapparaat werkt.
Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het aansluiten van het
apparaat.
Meetinstrumenten en toebehoren zijn geen speelgoed en moeten uit de buurt van kinderen worden
gehouden!
Neem in industriële omgevingen de Arbo-voorschriften met betrekking tot het voorkomen van ongevallen
in acht.
In scholen en opleidingsinstellingen, hobby- en werkplaatsen, evenals bij mensen met beperkte licha-
melijke en geestelijke vaardigheden moet werken met meetapparatuur gebeuren onder toezicht van
daartoe opgeleid personeel.
Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich niet in een andere meetfunctie bevindt.
Bij het gebruik van meetpennen zonder afdekkappen mogen metin-
gen tussen het meetapparaat en aardpotentiaal niet boven de meet-
categorie CAT II uitgevoerd worden.
Bij metingen vanaf de meetcategorie CAT III moeten meetpennen
met afdekkappen (max. 4 mm vrije contactlengte) worden gebruikt,
om onbedoelde kortsluiting tijdens de meting te voorkomen. Deze
worden meegeleverd.
Verwijder de meetkabels altijd van het meetobject voordat u het meetbereik wijzigt.
De spanning tussen de aansluitpunten van het meetapparaat en het aardpotentiaal mag niet hoger zijn
dan 600 V DC/AC in CAT III.
Wees bijzonder voorzichtig tijdens de omgang met spanningen >33 V wisselspanning (AC) resp. >70
V gelijkspanning (DC)! Bij deze spanningen kunt u in geval van contact met een elektrische kabel een
levensgevaarlijke elektrische schok krijgen.
Om een elektrische schok te vermijden, dient u erop te letten, dat u de te meten aansluitingen/meetpun-
ten tijdens de meting niet, ook niet indirect, aanraakt. Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast
boven de voelbare handgreepmarkeringen.
119
Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetkabels ervan op beschadigingen. Voer nooit
metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd is (gescheurd, losgetrokken, etc.). De meege-
leverde meetkabels zijn voorzien van een slijtage-indicator. Bij beschadiging wordt er een tweede iso-
latielaag met een andere kleur zichtbaar. De meetapparatuur mag dan niet langer worden gebruikt en
moet worden vervangen.
Gebruik de multimeter niet kort voor, tijdens of direct na onweer (blikseminslag! / energierijke overspan-
ningen!). Zorg ervoor dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakelingen en de onderdelen ervan
droog zijn.
Gebruik het product niet in de directe nabijheid van:
- sterke magnetische of elektromagnetische velden
- zendmasten of RF-generatoren.
De gemeten waarde kan daardoor worden vertekend.
Als aangenomen mag worden dat veilig gebruik niet meer mogelijk is, moet het apparaat worden uit-
geschakeld en tegen onbedoeld gebruik worden beveiligd. Ga ervan uit dat veilig gebruik niet langer
mogelijk is als:
- het apparaat zichtbaar beschadigd is,
- het apparaat niet langer werkt en
- gedurende een lange periode onder ongunstige omstandigheden opgeborgen is geweest of
- tijdens het vervoer aan een aanzienlijke belasting onderhevig is geweest.
Zet het meetapparaat nooit onmiddellijk aan nadat het van een koude naar een warme ruimte is ge-
bracht. De condens die hierbij wordt gevormd kan het apparaat onder bepaalde omstandigheden onher-
stelbaar beschadigen. Laat het apparaat eerst op kamertemperatuur komen voordat u het inschakelt.
Laat het verpakkingsmateriaal niet rondslingeren; kinderen kunnen het als speelgoed gebruiken, wat tot
gevaarlijke situaties kan leiden.
Neem ook de veiligheidsinstructies in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.
120
6. Bedieningselementen
A Gegoten rubber bescherming
B Display
C REL/HOLD-knop
D Draaiknop voor selectie van de meetfunctie
E mA/µA-meetbus
F 10 A-meetbus
G V/Ω-meetbus(“positiefpotentiaal,plus”)
H COM-meetbus (referentiepotentiaal, “negatief potentiaal, min”)
I SELECT-knop voor omschakelen van de functie
J LowImp.400kΩ-knopvooromschakelingvandeimpedantie
K NCV-sensoroppervlak (kopse kant)
L
Aansluiting met schuifafdekking voor optionele bevestigingsriem
M Schroefdraad voor statiefbevestiging
N Schroef van het batterijvak
O Opklapbare beugel
P Batterijvak
Q Batterij- en zekeringvakafdekking
R Zelfherstellende PTC-zekeringen voor de mA/µA-meetingang
S Zekering
121
7. Productbeschrijving
De meetwaarden worden op de multimeter (hierna DMM genoemd) digitaal weergegeven. Het meetdisplay van de
DMM bestaat uit 6000 counts (count = laagste displaywaarde). De meting van de spanning en stroom vindt plaats op
basis van de effectieve waarde (True RMS). De juiste manier van aansluiten voor de geselecteerde meetfunctie wordt
op het display weergegeven. Bij een verkeerde aansluiting van de meetkabels verschijnt er een waarschuwing op het
display en klinkt er een geluidssignaal. Dit verhoogt de bedrijfszekerheid van het meetapparaat voor de gebruiker.
Als de DMM gedurende ongeveer 15 minuten niet wordt bediend, schakelt het apparaat automatisch uit. Dit zorgt
voor een langere levensduur van de batterij. De automatische uitschakeling kan handmatig worden gedeactiveerd.
Het meetapparaat is geschikt voor hobby- en professioneel gebruik tot meetcategorie CAT III 600 V.
Er bevinden zich beschermende transportkappen op de meegeleverde schuine stekkers van de meetsnoeren. Verwij-
der deze voordat u de stekkers in de aansluitingen van het meetapparaat steekt.
De DMM kan met de beugel aan de achterzijde zo worden neergezet dat deze beter kan worden afgelezen.
In het mA/µA-stroommeetbereik is het niet meer nodig een onbedoeld geactiveerde zekering te vervangen. De inge-
bouwde PTC-zekeringen beperken in geval van overbelasting de stroom en beschermen zo het meetapparaat en het
stroomcircuit. De PTC-zekeringen worden nadat deze werden geactiveerd na een korte afkoelperiode automatisch
gereset. Het stroommeetcircuit hoeft hiervoor maar kort te worden onderbroken.
Het batterij- en zekeringvak kan alleen worden geopend als alle meetkabels van het meetapparaat zijn verwijderd. Als
het batterij- en zekeringvak is geopend, is het niet mogelijk de meetkabels in de meetbussen te steken. Dit verhoogt
de veiligheid voor de gebruiker.
Draaiknop (D)
De verschillende meetfuncties worden via een draaiknop gese-
lecteerd. Automatische bereikkeuze “AUTO” is gedeactiveerd.
Hierbij wordt altijd het gepaste meetbereik voor elke toepassing
automatisch ingesteld. De stroom-meetbereiken moeten hand-
matig worden ingesteld. Begin de stroommetingen altijd op het
hoogste meetbereik en schakel indien nodig om naar een lager
meetbereik.
Op de draaischakelaar bevindt zich een functieknop (I). Met de
knop “SELECT” schakelt u naar een subfunctie om, wanneer een
meetfunctie dubbel bezet is (bijv. omschakeling weerstandsme-
ting naar diodetest en continuïteitsmeting of AC/DC-omscha-
keling in het spanningsbereik). De subfuncties zijn grijs gemar-
keerd. Met elke keer drukken schakelt u de functie om.
Het meetapparaat is uitgeschakeld wanneer de schakelaar op “OFF” staat. Zet het meetapparaat altijd uit wanneer
u het niet gebruikt.
122
8. Aanduidingen en symbolen op het display
De volgende symbolen en aanduidingen zijn zichtbaar op het apparaat of op het display. Er kunnen andere symbolen
op het display aanwezig zijn (displaytest). Deze hebben echter geen functie.
1 Echt-effectieve waarde meting
2 Delta-symbool voor meting van relatieve waarden
(referentiewaarden)
3 Symbool voor mega (macht 6)
4 Symbool voor kilo (macht 3)
5 Ohm (eenheid van elektrische weerstand)
6 Hertz (eenheid van frequentie)
7 Symbool voor nano (macht -9)
8 Symbool voor milli (macht -3)
9 Volt (eenheid van elektrische spanning)
10 Symbool voor micro (macht -6)
11 Ampère (eenheid voor elektrische stroom)
12 Farad (eenheid van elektrische capaciteit)
13 Graden Celsius (Europese temperatuureenheid)
14
Graden Fahrenheit (Amerikaanse temperatuureenheid)
15 Weergave van de pulsduur van de pos. halve golf in
procent (puls-pauzeverhouding)
16 Automatische uitschakeling is geactiveerd
17 Meetwaardeweergave
18 Symbool voor de diodetest
19 Symbool voor akoestische continuïteitstest
20 Symbool voor lage impedantie
21
Aanduiding voor de juiste aansluiting van de meetbussen
22 Automatische meetbereikkeuze is actief
23 Weergave batterij vervangen
24 HOLD-functie is actief
25 Symbool voor gelijkstroom ( )
26 Polariteitsweergave voor stroomrichting (minpool)
27 Symbool voor wisselstroom ( )
28 Waarschuwingssymbool voor gevaarlijke spanning
123
REL Knop voor meting van relatieve waarden (=referentiewaarden)
SELECT Knop voor omschakeling van de subfuncties
HOLD Knop voor het vasthouden van de huidige meetwaarde.
OL Overload = overbelasting; het meetbereik is overschreden
LEAd Waarschuwing voor verkeerde aansluiting van de meetsnoeren
OFF Stand waarin het apparaat uit staat
True RMS Echte effectieve-waardemeting
Lowimp.400kΩ ImpedantieomschakelinginV-meetbereik(10MΩop400kΩ)
EF Weergave bij NCV-functie zonder spanningsdetectie
- - - - Weergave bij NCV-functie met spanningsdetectie
Symbool voor de diodetest
Symbool voor de akoestische continuïteitstest
Symbool voor het capaciteitsmeetbereik
Symbool voor wisselstroom
Symbool voor gelijkstroom
COM Meetaansluiting referentiepotentiaal
mV Meetfunctie spanningsmeting, millivolt (macht -3)
V Meetfunctie spanningsmeting, volt (eenheid van elektrische spanning)
A Meetfunctie stroommeting, ampère (eenheid van elektrische stroomsterkte)
mA Meetfunctie stroommeting, milliampère (macht -3)
µA Meetfunctie stroommeting, microampère (macht -6)
Hz Meetfunctie frequentie, hertz (eenheid van frequentie)
% Meetfunctie voor pulsduur in procent (puls-pauzeverhouding)
Ω Meetfunctieweerstand,ohm(eenheidvanelektrischeweerstand)
°C°F Meetfunctie voor temperatuurmeting
NCV Contactloze wisselspanningsdetectie
124
9. Meetprocedure
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schakelingsonder-
delen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen! Levensgevaar!
Het meten is alleen mogelijk als het batterij- en zekeringvak gesloten is. Als het vak open is, zijn alle meet-
bussen mechanisch tegen insteken beveiligd.
Controleer voor het meten altijd alle aangesloten meetkabels op beschadigingen, zoals scheuren, barsten
of geplette stukken. Defecte meetkabels mogen niet langer worden gebruikt! Levensgevaar!
Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast boven de voelbare handgreepmarkeringen.
Er mogen altijd alleen de twee voor het meten benodigde meetkabels op het meetapparaat aangesloten
zijn. Verwijder om veiligheidsredenen alle ongebruikte meetkabels van het meetapparaat.
Metingen van stroomcircuits met wisselspanningen hoger dan 33 V of gelijkspanningen hoger dan 70 V
mogen alleen worden uitgevoerd door deskundigen of door mensen die vertrouwd zijn met de geldende
voorschriften en de eruit voortvloeiende gevaren.
Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden.
Voor elke meetfunctie wordt de juiste aansluitvolgorde van de meetbussen op het display aangegeven.
Houd hier bij het aansluiten van de meetkabels op het meetapparaat rekening mee.
a) Meetapparaat aan- en uitzetten
Zet de draaiknop (D) op de gewenste meetfunctie.
De meetbereiken worden behalve bij de stroommeetbereiken
automatisch op het beste weergavebereik ingesteld. Begin de
stroommetingen altijd op het hoogste meetbereik en schakel
indien nodig om naar een lager meetbereik. Verwijder voor het
omschakelen altijd de meetkabels van het te meten object.
Zet de draaiknop op “OFF” om het apparaat uit te schakelen. Zet
het meetapparaat altijd uit wanneer u het niet gebruikt.
Sluit de meetkabels bij opslag bij voorkeur aan op de hoogohmi-
ge meetbussen COM en V. Dit kan een eventuele verkeerde
bediening voorkomen wanneer het apparaat later weer wordt
gebruikt.
Plaats om het meetapparaat te kunnen gebruiken
eerst de meegeleverde batterij. Raadpleeg het hoofd-
stuk “Reiniging en onderhoud” om de batterij op een
juiste manier te plaatsen of te vervangen.
125
b) Waarschuwing bij verkeerde keuze van de bus
De DMM is voorzien van een meetbuscontrole. Bij een verkeerde
aansluiting, die voor de gebruiker en de DMM gevaar kan ople-
veren, geeft de DMM een hoorbare en zichtbare waarschuwing
weer.
Zodra de meetkabels in de stroommeetbussen zitten en er naar
een andere meetfunctie (behalve stroommeting) omgeschakeld
wordt, laat de DMM nadrukkelijk een waarschuwing horen en
zien. Dit is ook het geval als de meetingang tussen de 10A-bus
(F) en de mA/µA-bus (E) verwisseld is.
Klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er “LEAd” (meetkabel)
op het display, controleer dan onmiddellijk de aansluitingen en de
ingestelde meetfunctie.
In de afbeelding ziet u een voorbeeld van verkeerd aangesloten
meetkabels, wat onmiddellijk moet worden gecorrigeerd.
De volgende verkeerde aansluitingen worden herkend:
Meetfunctie V/mV/Ω/°C°F/Hz%/
/ /
mA/µA A
Aansluiting
meetbussen
mA/µA//10A 10A mA/µA
Onderbreek bij een waarschuwing onmiddellijk de meetprocedure en controleer of de meetfunctie
en aansluitingen correct ingesteld zijn. Op het display worden voor elk meetbereik de te gebruiken
meetbussen weergegeven.
126
c) Spanningsmeting “V”
Voor het meten van gelijkspanningen “V/DC ” gaat u als volgt te werk:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “V ”. Op het
display verschijnt “DC” en de eenheid “V”.
- Voor kleine spanningen tot max. 600 mV kiest u het meetbe-
reik “mV ”.
- Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Sluit nu de beide meetsondes aan op het te meten object (bat-
terij, schakeling enz.). De rode meetpen is de positieve pool
en de zwarte meetpen is de negatieve pool.
- De polariteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele
meetwaarde weergegeven op het display.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
Wanneer er bij gelijkspanning voor de meetwaarde een “-” (min)-teken verschijnt, is de gemeten spanning
negatief (of de meetsnoeren zijn verwisseld).
Hetspanningsbereik“VDC/AC”heefteeningangsweerstandvan≥10MΩ.HetmV-spanningsbereikheeft
eeningangsweerstandvan≤1000MΩ.BijopenmeetingangenkaninmetmV-bereikvanwegedeingangs-
weerstandeenongedenieerdemeetwaardewordenweergegeven,dieechtergeeninvloedheeftophet
meetresultaat.
127
Voor het meten van wisselspanningen “V/AC ” gaat u als volgt te werk:
-
Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “V ”.
- Druk op de “SELECT” knop bij de draaischakelaar om de
meetfunctie op “AC” te zetten. Op het display verschijnt “AC”
en de eenheid “V”.
- Voor kleine spanningen tot max. 600 mV kiest u het meetbe-
reik “mV ” Druk op de “SELECT” knop op de draaischa-
kelaar om de meetfunctie op “AC” te zetten. Op het display
verschijnt “AC”, “TRMS” en de eenheid “mV”.
- Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (sig-
naalgenerator, schakeling enz.).
- De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
Hetspanningsbereik“V/AC”heefteeningangsweerstandvan≥10MΩ.HetmV-spanningsbereikheefteen
ingangsweerstandvan≤1000MΩ.BijopenmeetingangenkaninmetmV-bereikvanwegedeingangs-
weerstandeenongedenieerdemeetwaardewordenweergegeven,dieechtergeeninvloedheeftophet
meetresultaat.
d) LoZ-spanningsmeting
MetdeLoZ-meetfunctiekuntugelijk-enwisselspanningmetenmeteenlagereimpedantie(ca.400kΩ).Delagere
interne weerstand van het meetapparaat reduceert het verkeerd meten van lek- en fantoomspanningen. Het meetcir-
cuit wordt echter sterker belast dan bij de standaard meetfunctie.
OmdeLoZ-meetfunctietegebruiken,druktutijdensdespanningsmetingopdeknop“Lowimp.400kΩ”(J).De
meetimpedantie wordt verlaagd zolang de knop ingedrukt wordt gehouden.
Op het display verschijnt het symbool “LoZ” (B20).
De LoZ-meetfunctie mag alleen bij spanningen van maximaal 250 V worden gebruikt. De LoZ-meting mag
maximaal 3 seconden duren. Deze functie is niet beschikbaar in het mV-meetbereik.
Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig.
128
e) Stroommeting “A”
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schake-
lingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen!
Levensgevaar!
De max. spanning in het stroomcircuit mag 600 V niet overschrijden.
Metingen hoger dan 6 A mogen max. 10 seconden duren en moeten worden uitgevoerd met een
tussenpauze van 15 minuten.
Begin de stroommeting altijd op het hoogste meetbereik en schakel indien nodig naar een lager
meetbereik. Zet voordat u het meetapparaat verbindt of wisselt van meetbereik altijd de stroom op
de schakeling uit. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en dus beveiligd tegen overbelasting.
Meet op het bereik 10 A in geen geval stromen van meer dan 10 A resp. in het mA/µA-gebied stro-
men groter dan 600 mA: anders spreken de zekeringen aan.
Voer de stroommeting in het mA/µA-meetbereik zo snel mogelijk uit. Continue metingen moeten worden
vermeden. Door de PTC-technologie worden de beschermende onderdelen in het meetcircuit warm als de
stroomsterkte of de duur van de meting toeneemt. Dit verhoogt de interne weerstand en beperkt de stroom.
Houd hier rekening mee wanneer u een reeks metingen uitvoert.
Als het meetbereik wordt overschreden, wordt een optisch en akoestisch alarm weergegeven.
Als de PTC-zekering geactiveerd is (continu dalende meetwaarde, weergave “OL” of alarm), onderbreek
dan de meting en zet de DMM uit (OFF). Wacht ongeveer 5 minuten. De zelfherstellende zekering koelt af
en is vervolgens weer klaar voor gebruik.
129
Voer de volgende procedure uit om gelijkstroom (A ) te meten:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie „A“, „mA“ of „µA“.
- In de tabel worden de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken weergegeven. Selecteer het
meetbereik en de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie Meetbereik Meetbussen
µA 0 - 6000 µA COM + mAµA
mA 0 - 600 mA COM + mAµA
A 0 - 10 A COM + 10A
- Steek de rode meetkabel in de mA/µA- of 10A-meetbus. Steek de zwarte meetkabel in de COM-meetbus.
- Verbind nu de twee meetpennen stroomvrij in serie met het te meten object (batterij, schakeling enz.). De betref-
fende schakeling moet hiervoor worden onderbroken.
- Nadat de verbinding tot stand is gebracht, zet u het circuit in werking. De meetwaarde wordt op het display weer-
gegeven.
- Zet na de meting de stroom in de schakeling weer uit en verwijder vervolgens de meetkabels van het gemeten
object. Zet de DMM uit.
130
Voer de volgende procedure uit om wisselstroom (A ) te meten.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie „A“, „mA“ of „µA“. - Druk op de knop “SELECT” om naar het
AC-meetbereik te schakelen. Op het display verschijnt “AC” en “TRMS”. Door nogmaals op de knop te drukken,
wordt weer teruggeschakeld enz.
- In de tabel worden de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken weergegeven. Selecteer het
meetbereik en de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie Meetbereik Meetbussen
µA 0 - 6000 µA COM + mAµA
mA 0 - 600 mA COM + mAµA
A 0 - 10 A COM + 10A
- Steek de rode meetkabel in de mA/µA- of 10A-meetbus. Steek de zwarte meetkabel in de COM-meetbus.
- Verbind nu de twee meetpennen stroomvrij in serie met het te meten object (batterij, schakeling enz.). De betref-
fende schakeling moet hiervoor worden onderbroken.
- Nadat de verbinding tot stand is gebracht, zet u het circuit in werking. De meetwaarde wordt op het display weer-
gegeven.
Zet na de meting de stroom in de schakeling weer uit en verwijder vervolgens de meetkabels van het gemeten object.
Zet de DMM uit.
131
f) Frequentiemeting
De DMM kan de frequentie van een signaalspanning van 10 Hz -
10 MHz meten en weergeven. Het maximale ingangsbereik be-
draagt 20 Vrms. Deze meetfunctie is niet geschikt voor netspan-
ning metingen. Houd rekening voor de ingangswaarden in de
technische gegevens.
Voor het meten van frequenties gaat u als volgt te werk:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Hz”. Op het
display verschijnt “Hz”.
- Steek de rode meetkabel in de Hz-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (sig-
naalgenerator, schakeling enz.).
- De frequentie wordt in de bijbehorende eenheid op het display
weergegeven.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
g) Meting van de pulsduur in %
De DMM kan de verhouding van de pulsduur de positieve halve
golengtevaneenwisselspanningsignaalinprocentvandege-
hele periode weergeven. Het maximale ingangsbereik bedraagt
20 Vrms. Deze meetfunctie is niet geschikt voor netspanning me-
tingen. Houd rekening voor de ingangswaarden in de technische
gegevens.
Voor het meten van de pulsduur gaat u als volgt te werk:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Hz”. Op het
display verschijnt “Hz”. Druk op de toets “SELECT” (I) op de
draaischakelaar. Op het display verschijnt “%”.
- Steek de rode meetkabel in de Hz-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (sig-
naalgenerator, schakeling enz.).
- Depulsduurvandepositievehalvegolengtewordtalsper-
centage weergegeven in de display.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
132
h) Meten van weerstand
Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere
meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Ga als volgt te werk om weerstand te meten:
- ZetdeDMMaanenselecteerdemeetfunctie“Ω”.
- SteekderodemeetkabelindeΩ-meetbus(G)endezwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Controleer de meetkabels op geleiding door de twee meet-
pennen met elkaar te verbinden. Er wordt een weerstand
weergegevenvanca.0-0,5Ω(deeigenweerstandvande
meetkabels).
- Voormetingenmeteenlageweerstand<600Ωhoudtude
“REL” -knop (C) ongeveer 1 seconde ingedrukt met kortge-
sloten meetpunten om te voorkomen dat de intrinsieke weer-
stand van de meetkabels wordt opgenomen in de volgende
weerstandsmeting. Het display geeft 0 Ω weer. Autorange
wordt hierbij gedeactiveerd.
- Verbind nu de twee meetpennen met het te meten object. Als
het gemeten object niet hoogohmig is of wordt onderbroken,
verschijnt de meetwaarde op het display. Wacht totdat de
waarde op het display zich heeft gestabiliseerd. Bij weerstan-
denvan>1MΩkanditenkelesecondenduren.
- Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
Bij het meten van weerstand moet u erop letten dat de meetpunten waarmee de meetpennen in contact
komen vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars en dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresul-
taat beïnvloeden.
De knop “REL” werkt alleen als er een meetwaarde wordt weergegeven. Als er “OL” wordt weergegeven,
kan deze functie niet worden geactiveerd.
133
i) Diodetest
Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere
meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie
- Druk 2x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te scha-
kelen. Op het display verschijnt het diodesymbool en de een-
heid volt (V). Door nogmaals op de knop te drukken schakelt u
door naar de volgende meetfunctie, etc.
- SteekderodemeetkabelindeΩ-meetbus(G)endezwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Controleer de meetkabels op geleiding door de twee meet-
pennen met elkaar te verbinden. Vervolgens moet zich een
meetwaarde van ca. 0,000 V instellen.
- Verbind de twee meetpennen met het te meten object (diode).
Verbind de rode meetkabel met de anode (+) en de zwarte
meetkabel met de kathode (-).
- Op het display wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V)
weergegeven. Als het display “OL” weergeeft, wordt de diode
verkeerd om (UR) gemeten of is de diode defect (onderbro-
ken). Voer ter controle nog een meting met omgekeerde polen uit.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
j) Continuïteitstest
Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere
meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie
- Druk 1x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te scha-
kelen. Op het display verschijnt het symbool voor de continuï-
teitstestenhetsymboolvoordeeenheid“Ω”.Doornogmaals
op de knop te drukken schakelt u door naar de volgende meet-
functie, etc.
- SteekderodemeetkabelindeΩ-meetbus(G)endezwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
- Alscontinuïteitwordteenmeetwaardevan≤10Ωherkend
enuhoorteenakoestischalarm.Vanaf>100Ωhoortugeen
akoestischsignaalmeer.Hetmeetbereikloopttot600Ω.
- Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display ver-
schijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is het meetcir-
cuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object
en zet de DMM uit.
134
k) Capaciteitsmeting
Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere
meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Houd bij elektrolytische condensatoren absoluut rekening met de juiste polariteit.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie
- Druk 3x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te scha-
kelen. Op de display verschijnt de eenheid “nF” voor capaci-
teitsmeting. Door nogmaals op de knop te drukken schakelt u
door naar de volgende meetfunctie, etc.
- Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus (H).
Op basis van de gevoelige meetingang kan bij “open”
meetkabels een weergave op het display verschijnen.
Druk voor het meten van kleine capaciteiten (<600 nF)
op de knop “REL”. Hierbij wordt het display gereset op
“0”. De autorange-functie wordt hierbij gedeactiveerd.
- Verbind nu de beide meetkabels (rood = plus/zwart = min) met
het meetobject (condensator). Het display geeft na een korte
periode de capaciteit weer. Wacht totdat de waarde op het
display zich heeft gestabiliseerd. Bij capaciteiten >40 µF kan
dit enkele seconden duren.
- Het display geeft “OL” (voor overload) weer wanneer het meetbereik wordt overschreden.
- Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit.
135
l) Temperatuurmeting
Tijdens het meten van de temperatuur mag enkel de temperatuursensor aan de te meten tempera-
tuur onderhevig worden gesteld. Over- of onderschrijd de bedrijfstemperatuur van de DMM niet om
foutieve metingen te vermijden.
De contact-temperatuursensor mag alleen op spanningsvrije oppervlakken worden gebruikt.
Een thermokoppel met banaanstekkers is met de DMM meegeleverd, deze kan worden gebruikt om temperaturen
tussen -40 en +230 °C te meten. Een optionele type K thermokoppel is nodig om het volledig meetbereik (-40 tot
+1000 °C) van de DMM te kunnen gebruiken. Voor het aansluiten van type-K-sensors met ministekkers is een opti-
onele adapterstekker nodig.
Alle type K-thermokoppels kunnen worden gebruikt voor het meten van temperaturen. De temperatuur kan in °C of
°F worden weergegeven.
Voer volgende procedure uit om de temperatuur te meten:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “°C”. Op de dis-
play verschijnt de eenheid van graden Celsius (°C) voor de
temperatuurmeting.
- Sluit het meegeleverde thermokoppel juist aan door de
plus-stekker in de V-meetaansluiting (G) en min-stekker in de
COM-meetaansluiting (H) te steken.
- Het display geeft de temperatuurwaarde in °C weer.
- Met de “SELECT”-knop (I) kan de eenheid van Celsius (°C)
naar Fahrenheit (°F) worden omgeschakeld. De eenheid
wordt gewijzigd telkens u op de knop drukt.
- Als het display “OL” weergeeft, werd het meetbereik over-
schreden of is het thermokoppel onderbroken.
- Verwijder het thermokoppel en schakel de DMM na meting uit.
Wordt er geen temperatuursensor wordt aangesloten, kan de omgevingstemperatuur van de DMM door
een kortsluitbrug via de beide meetbussen “COM” en “°C” worden weergegeven. Omdat de sensor zich in
het binnenste van de behuizing bevindt, reageert de weergave zeer traag op temperatuurschommelingen.
Deze functie helpt u de juiste bedrijfstemperatuur na een opslag te controleren. Voor snelle metingen moet
een externe sensor worden gebruikt.
136
m) Contactloze AC-spanningsdetectie (NCV)
Deze functie is niet toegestaan om de spanningsvrijheid vast te stellen in elektrische installaties.
Hiervoor moet altijd een 2-polige contactmeting worden uitgevoerd.
De NCV-functie (Non-Contact-Voltage-Detection = contactloze spanningsdetectie) wordt gebruikt om contactloos te
bepalen of er wisselspanning op de geleiders staat. De NCV-sensor is aangebracht aan de punt van de tang.
De weergave van een mogelijke wisselspanning geschiedt akoestisch en met 4 balkjes op het display. De toon en het
aantal balken neemt met de hoogte van de spanning toe. Het display geeft zonder spanningsdetectie de letters “EF”
weer (“elektromagnetisch veld”).
Verwijder alle meetkabels van uw meetapparaat. Voor deze functie zijn er geen meetkabels nodig.
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “NCV”.
- Plaats het meetapparaat met de kopse kant op een bekende AC-spanningsbron. Voer deze test altijd uit om foutie-
ve detecties te vermijden. Het meetapparaat begint bij aanwezige wisselspanning te piepen. De intensiteit van de
signaaltoon en het aantal getoonde segmenten is afhankelijk van de hoogte van de spanning resp. van de afstand
tot de spanningvoerende kabels.
- Verricht de test aan de daarvoor bestemde leidingen etc door.
- Schakel na het gebruik de DMM uit.
Door de hooggevoelige NCV-sensor kan de spanningsdetectie ook bij statische ladingen een weergave
tonen. Dit is normaal en wijst niet op een storing.
137
10. Extra functies
Via de beide functieknoppen (C en I) kunnen er diverse extra functies worden geactiveerd. Bij elke druk op de knop
hoort u een akoestisch signaal ter bevestiging.
a) SELECT-functie
Meerdere meetfuncties zijn voorzien van subfuncties. De subfuncties zijn in het draaibereik grijs gemarkeerd. Om
deze te selecteren drukt u kort op (<2 s) op de knop “SELECT” (I). Met elke keer drukken schakelt u een subfunctie
verder.
b) REL-functie
De REL-functie maakt een referentiewaarde mogelijk, om eventueel prestatieverlies zoals bijvoorbeeld bij weer-
standsmetingen te vermijden. De actueel weergegeven waarde wordt daarbij op nul gezet. Er is nu een nieuwe
referentiewaarde ingesteld.
Omdezefunctieteactiveren,houdtudeknop“REL”(C)ongeveer1secondeingedrukt.Ophetdisplayverschijnt“Δ”
en de meetweergave wordt op nul gezet. De automatische meetbereikkeuze wordt hierbij gedeactiveerd.
Om deze functie uit te schakelen, schakelt u om naar een andere meetfunctie of houdt u de toets nogmaals ongeveer
1 seconde ingedrukt.
De REL-functie is niet actief in de volgende meetfuncties: Frequentie, pulsduur, diodetest en conti-
nuïteitstest.
De knop "REL" werkt alleen als er een meetwaarde wordt weergegeven. Als er "OL" wordt weerge-
geven, kan deze functie niet worden geactiveerd.
c) HOLD-functie
De Hold-functie houdt de momenteel weergegeven meetwaarde op het display vast, om deze in alle rust te kunnen
lezen en opschrijven.
Controleer bij de controle van spanningvoerende leidingen of deze functie aan het begin van de
test is uitgeschakeld. Dit zou anders tot verkeerde metingen kunnen leiden!
Voor het inschakelen van de Hold-functie drukt u kort op de knop “HOLD” (C); een geluidssignaal bevestigt deze actie
en op het display verschijnt “H”.
Om de Hold-functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de knop “HOLD” of verandert u de meetfunctie.
138
d) Automatische uitschakelfunctie
De DMM schakelt zich na ongeveer 15 minuten automatisch uit, als er geen knop of draaischakelaar wordt bediend.
Deze functie beschermt en spaart de batterij en verlengt de gebruiksduur. De actieve functie wordt aangegeven door
het symbool op het display.
De DMM laat ongeveer 1 minuut voor het uitschakelen meerdere korte geluidssignalen horen. Als in deze tijd de uit-
schakelfunctie wordt afgebroken door op de REL/HOLD- of SELECT-knop te drukken, klinkt na nog eens 15 minuten
het volgende uitschakelsignaal. Het uitschakelen wordt aangegeven met een lang geluidssignaal.
Om de DMM weer in te schakelen na een automatische uitschakeling, zet u de draaischakelaar op “OFF” of drukt u
op REL/HOLD-knop of “SELECT”.
De automatische uitschakeling kan handmatig worden gedeactiveerd.
Ga voor het deactiveren van de automatische uitschakeling als volgt te werk:
Zet het meetapparaat uit (OFF). Houd de knop “SELECT” ingedrukt, en schakel de DMM met de draaischakelaar in.
Het symbool “ “ is niet meer zichtbaar. De automatische uitschakeling is gedeactiveerd totdat het meetapparaat
met de draaiknop wordt uitgeschakeld.
11. Reiniging en onderhoud
a) Algemeen
Om de nauwkeurigheid van de multimeter gedurende een lange periode te garanderen, moet deze eenmaal per jaar
worden gekalibreerd.
Het meetapparaat is onderhoudsvrij met uitzondering van incidentele reiniging, evenals vervanging van batterijen en
zekeringen.
Het vervangen van de batterij en de zekeringen vindt u verderop in de gebruiksaanwijzing.
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat en de meetsnoeren, bijv. op be-
schadiging van de behuizing of afknellen van de snoeren.
b) Reiniging
Voordat u het apparaat reinigt, dient u absoluut de volgende veiligheidsinstructies in acht te nemen:
Bij het openen van afdekkingen of het verwijderen van onderdelen, behalve als dit met de hand
mogelijk is, kunnen onder spanning staande onderdelen blootgelegd worden.
Voor een reiniging of reparatie moeten de aangesloten kabels van de meetapparatuur en van alle
meetobjecten worden gescheiden. Zet de DMM uit.
Gebruik voor de reiniging geen schurende reinigingsmiddelen, benzine, alcohol of dergelijke. Daardoor wordt het
oppervlak van het meetapparaat aangetast. De dampen zijn bovendien schadelijk voor de gezondheid en explosief.
Gebruik voor de reiniging ook geen scherp gereedschap zoals schroevendraaiers of staalborstels e.d.
Gebruik voor de reiniging van het apparaat, het display en de meetkabels een schone, pluisvrije, antistatische en
enigszins vochtige doek. Laat het apparaat compleet drogen voordat u het voor de volgende meting gebruikt.
139
c) Meetapparaat openen
Om veiligheidsredenen mogen de batterijen alleen worden vervangen als alle meet-
kabels van het meetapparaat zijn verwijderd. Het batterij- en zekeringvak (Q) kan met
aangesloten meetkabels niet worden geopend.
Bovendien worden bij het openen alle meetbussen mechanisch geblokkeerd om te
voorkomen dat de meetkabels later worden aangesloten wanneer de behuizing open
is. De vergrendeling wordt automatisch ontgrendeld zodra het batterij- en zekeringvak
weer dicht is.
De behuizing is zo ontworpen dat, wanneer het batterij- en zekeringvak open staat,
men alleen toegang heeft tot de batterij en de zekeringen. De behuizing hoeft niet
zoals gebruikelijk volledig te worden geopend en gedemonteerd.
Deze maatregelen verhogen de veiligheid en het bedieningsgemak voor de gebruiker.
Ga voor het openen als volgt te werk:
- Verwijder alle meetkabels van het meetapparaat en zet het uit.
- Draai de schroef van het batterijvak (N) aan de achterzijde los en verwijder deze.
- Trek met dichtgeklapte standaard het batterij- en zekeringvak (Q) naar beneden
toe van het meetapparaat.
- De zekeringen en het batterijvak zijn nu toegankelijk.
- Sluit de behuizing in omgekeerde volgorde en schroef het batterij- en zekeringvak
weer goed dicht.
- Het meetapparaat is weer klaar voor gebruik.
140
d) De batterij plaatsen en vervangen
Voor het gebruik van het meetapparaat is een 9V-blokbatterij (bijv. 1604A) nodig. Bij de eerste ingebruikname of
wanneer het symbool voor vervanging van de batterij op het display verschijnt, moet er een nieuwe, volle batterij
worden geplaatst.
Ga voor het plaatsen of vervangen van de batterij als volgt te werk:
- Koppel het meetapparaat en de aangesloten meetkabels los van alle meetcircuits. Verwijder alle meetkabels van
het meetapparaat. Zet de DMM uit.
- Open de behuizing zoals beschreven in het hoofdstuk “Meetapparaat openen”.
- Vervang de lege batterij door een nieuwe van hetzelfde type. Plaats de nieuwe batterij met de juiste polariteit in het
batterijvak. Let op de polariteitsaanduiding in het batterijvak.
- Sluit de behuizing weer zorgvuldig.
Gebruik het meetapparaat in geen geval in geopende toestand. !LEVENSGEVAAR!
Laat geen lege batterijen in het meetapparaat zitten. Zelfs bij lekbestendige batterijen kan corrosie
optreden, waardoor er chemicaliën uit kunnen lekken die schadelijk zijn voor de gezondheid en het
apparaat kunnen beschadigen.
Laat batterijen niet achteloos rondslingeren. Deze kunnen door kinderen of huisdieren worden
ingeslikt. Raadpleeg onmiddellijk een arts als er een batterij is ingeslikt.
Haal om lekkage te voorkomen de batterij uit het apparaat wanneer het langere tijd niet wordt ge-
bruikt.
Lekkende of beschadigde batterijen kunnen chemische brandwonden veroorzaken als deze met
uw huid in aanraking komen. Draag daarom geschikte handschoenen als u dergelijke batterijen
aanraakt.
Zorg ervoor dat batterijen niet worden kortgesloten. Gooi batterijen niet in het vuur.
Normale batterijen mogen niet opgeladen of uit elkaar gehaald worden. Er bestaat dan explosiege-
vaar.
Een geschikte alkalinebatterij is onder het volgende bestelnummer verkrijgbaar:
Bestelnr. 652509 (1x bestellen).
Gebruik alleen alkalinebatterijen omdat deze krachtig zijn en lang meegaan.
141
e) Zekering van 10 A vervangen
Het 10A-stroommeetbereik is beveiligd met een hoogwaardige keramische zekering. Als er geen meting in dit bereik
meer mogelijk is, moet de zekering worden vervangen.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
- Koppel de meetkabels los van het te meten circuit en van uw meetapparaat. Zet de DMM uit.
- Open de behuizing zoals beschreven in het hoofdstuk “Meetapparaat openen”.
- Vervang de defecte zekering door een nieuwe zekering van hetzelfde type en nominale stroomsterkte. De zekering
F1 heeft de volgende kenmerken:
Hoogwaardige keramische zekering FF 12 A/1000 V
Afmetingen 32 mm x 6,4 mm
- Sluit de behuizing weer zorgvuldig.
Om veiligheidsredenen is het gebruik van gerepareerde zekeringen of het kortsluiten van de zeke-
ringhouder niet toegestaan. Dit kan brand of een explosie tot gevolg hebben. Gebruik het meetap-
paraat in geen geval in geopende toestand.
De mA/µA-meetingang is voorzien van een onderhoudsvrije en zelfherstellende PTC-zekering. De
zekering in deze meetingang hoeft niet te worden vervangen..
142
12. Verwijdering
a) Algemeen
Het product hoort niet bij het huishoudelijk afval.
Voer het product aan het einde van zijn levensduur af in overeenstemming met de geldende wettelijke
voorschriften; Geef het bijvoorbeeld af bij een relevant verzamelpunt.
Verwijder de geplaatste batterijen en voer deze gescheiden van het product af.
b) Verwijderen van lege batterijen
Als eindverbruiker bent u conform de KCA-voorschriften wettelijk verplicht om alle lege batterijen/accu’s in te leveren.
Batterijen/accu’s mogen niet met het huisvuil meegegeven worden!
Batterijen en accu’s met schadelijke stoffen worden gekenmerkt door de hiernaast afgebeelde symbolen,
die erop wijzen, dat de batterijen/accu’s niet via het gewone huisvuil weggegooid mogen worden.
De aanduidingen voor de betreffende zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood.
Ukuntverbruiktebatterijen/accu’sgratisafgevenbijhetKCA,onzelialenofoveralwaarbatterijen/accu’s
worden verkocht.
U voldoet daarmee aan de wettelijke verplichtingen en draagt bij aan de bescherming van het milieu.
143
13. Verhelpen van storingen
U hebt met deze DMM een product aangeschaft dat volgens de laatste stand der techniek is ontwikkeld en
veilig is in het gebruik. Er kunnen zich echter problemen of storingen voordoen.
Raadpleeg daarom de volgende informatie over de manier waarop u eventuele problemen zelf gemakkelijk
kunt oplossen:
Neem absoluut de veiligheidsinstructies in acht!
Storing Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing
De multimeter werkt niet. Is de batterij leeg? Controleer de batterijstatus. Batterij
vervangen.
Geen verandering in de
gemeten waarde.
Is er een verkeerde meetfunctie
ingesteld (AC/DC)?
Controleer het display (AC/DC) en
schakel zo nodig om naar een andere
functie.
Zijn de verkeerde meetbussen
gebruikt?
Vergelijk de aansluiting met de indicatie
op het display.
Is de Hold-functie geactiveerd? Schakel de Hold-functie uit.
Geen meting in het
10A-meetbereik mogelijk
Is de zekering in het 10A-meetbereik
defect?
Controleer de zekering F1.
Geen meting in het mA/
µA-meetbereik mogelijk
De PTC-zekering is actief en beperkt
de meetstroom.
Verlaag de meetstroom of schakel om
naar het 10A-meetbereik.
Geen meting in het mA/
µA-meetbereik mogelijk
De inwendige weerstand van de
geïntegreerde PTC-bescherming stijgt
langzaam tijdens een lange meting.
Beperk de meettijd. Een meetpauze laat
het beveiligingselement weer afkoelen.
Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkend vakman worden
uitgevoerd. Aarzel niet om contact op te nemen met onze technische dienst als u vragen hebt over
de werking van de multimeter.
144
14. Technische gegevens
Meting ...............................................................6000 counts (tekens)
Meetsnelheid ....................................................ca. 2-3 metingen/seconde
Meetprocedure AC ............................................True RMS, AC-gekoppeld
Lengte meetkabels ...........................................elk ca. 90 cm
Meetimpedantie ................................................≥10MΩ/10pF(V-bereik)
Afstand meetbussen .........................................19 mm (COM-V)
Aanduiding vervanging batterij .........................≤6Vbatterijspanning
Aanduiding “Gevaarlijke spanning” ...................≥30V/AC-DC
Waarschuwing “Overschrijding meetbereik” .....≥600V/AC-DC,>10A/AC-DC
Waarschuwing “OL”(overload) ..........................≥610V/AC-DC,≥10A/AC-DCofmeetweergave>6600counts
Automatische uitschakeling ..............................ca. 15 minuten, handmatig te deactiveren
Stroomverbruik (Auto-Off) ................................<30 µA
Bedrijfsspanning ...............................................9V-blokbatterij
Gebruikscondities .............................................0 tot +40 °C (<75% rel. vochtigheid)
Gebruikshoogte ................................................max. 2000 m boven NAP
Opslagtemperatuur ...........................................-10 °C tot +50 °C
Gewicht .............................................................ca. 380 g
Afmetingen (l x b x h) ........................................178 x 85 x 40 mm
Meetcategorie ...................................................CAT III 600 V
Verontreinigingsgraad .......................................2
Veiligheid volgens .............................................EN61010-1
Meettoleranties DMM
Opgavevandenauwkeurigheidin±(%vandeaezing+weergavefoutintellingen(=aantalkleinstemeetstappen)).
De nauwkeurigheid geldt 1 jaar lang bij een temperatuur van +23 °C (±5 °C), bij een rel. luchtvochtigheid van minder
dan75%,nietcondenserend.Temperatuurcoëfciënt:+0,1x(gespeciceerdenauwkeurigheid)/1°Cbuitenhetaan-
gegeven temperatuurgebied.
De meting kan worden beïnvloed als het apparaat binnen een hoogfrequente elektromagnetische veldsterkte wordt
gebruikt.
145
Gelijkspanning V/DC
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
60,00 mV* 0,01 mV ±(1,2% + 8)
600,0 mV* 0,1 mV ±(1,0% + 8)
6,000 V 0,001 V
±(0,9% + 4)60,00 V 0,01 V
600,0 V 0,1 V
*alleen via de meetfunctie "mV" beschikbaar
Gespeciceerdmeetbereik:5-100%vanhetmeetbereik
Overbelastingsbeveiliging600V;impedantie:10MΩ(mV:≤1000MΩ)
Bijeenkortgeslotenmeetingangiseenweergavevan≤10countsmogelijk.
Gelijkspanning V/DC LoZ
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
6,000 V 0,001 V
±(1,8% + 7)60,00 V 0,01 V
600,0 V* 0,1 V
Gespeciceerdmeetbereik:5-100%vanhetmeetbereik
Overbelastingsbeveiliging600V;impedantie:400kΩ(*max.250V,3s)
Bijeenkortgeslotenmeetingangiseenweergavevan≤10countsmogelijk.
Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig
Wisselspanning V/AC
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
60,00 mV* 0,01 mV
±(1,5% + 4)
600,0 mV* 0,1 mV
6,000 V 0,001 V
±(1,3% + 4)60,00 V 0,01 V
600,0 V 0,1 V
*alleen via de meetfunctie "mV" beschikbaar
Gespeciceerdmeetbereik:5-100%vanhetmeetbereik
Frequentiebereik45-400Hz;overbelastingsbeveiliging600V;impedantie:10MΩ(mV:≤1000MΩ)
Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van 10 counts mogelijk
TrueRMSpiekwaarde(CrestFactor(CF))≤3CFtot600V
TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie:
CF >1,0 - 2,0 + 3%
CF >2,0 - 2,5 + 5%
CF >2,5 - 3,0 + 7%
146
Wisselspanning V/AC LoZ
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
6,000 V 0,001 V
±(2,3% + 7)60,00 V 0,01 V
600,0 V* 0,1 V
Gespeciceerdmeetbereik:5-100%vanhetmeetbereik
Frequentiebereik45-400Hz;overbelastingsbeveiliging600V;impedantie:400kΩ(*max.250V,3s)
Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van 10 counts mogelijk
Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig
TrueRMSpiekwaarde(CrestFactor(CF))≤3CFtot600V
TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie:
CF >1,0 - 2,0 + 3%
CF >2,0 - 2,5 + 5%
CF >2,5 - 3,0 + 7%
Gelijkstroom A/DC
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
600,0 µA 0,1 µA
±(1,0% + 7)
6000 µA 1 µA
60,00 mA 0,01 mA
600,0 mA 0,1 mA
6,000 A 0,001 A ±(1,3% + 4)
10,00 A 0,01 A ±(1,6% + 7)
Overbelastingsbeveiliging 600 V
Zekeringen:µA/mA=zelfherstellendePTC-zekering4x160mA,interneweerstandca.<10Ω
10 A = hoogwaardige keramische zekering FF12AH1000V
≤6Acontinumeten,>6Amax.10smettussenpauzevan15minuten
Bij een open meetingang is een weergave van 3 counts mogelijk.
147
Wisselstroom A/AC
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
600,0 µA 0,1 µA
±(1,3% + 6)
6000 µA 1 µA
60,00 mA 0,01 mA
600,0 mA 0,1 mA
6,000 A 0,001 A ±(1,6% + 4)
10,00 A 0,01 A ±(2,0% + 7)
Gespeciceerdmeetbereik:5-100%vanhetmeetbereik
Overbelastingbeveiliging 600 V; frequentiebereik 45 - 400 Hz
Zekeringen:µA/mA=zelfherstellendePTC-zekering4x160mA,interneweerstandca.<10Ω
10 A = hoogwaardige keramische zekering FF12AH1000V
≤6Acontinumeten,>6Amax.10smettussenpauzevan15minuten
Bij een open meetingang is een weergave van 3 counts mogelijk.
TrueRMSpiekwaarde(CrestFactor(CF))≤3CFoverhetgehelebereik
TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie:
CF >1,0 - 2,0 + 3%
CF >2,0 - 2,5 + 5%
CF >2,5 - 3,0 + 7%
Weerstand
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
600,0Ω* 0,1Ω ±(1,3% + 3)
6.000kΩ 0,001kΩ
±(1,2% + 6)60,00kΩ 0,01kΩ
600,0kΩ 0,1kΩ
6.000MΩ 0,001MΩ ±(1,6% + 4)
60,00MΩ 0,01MΩ ±(3,0% + 6)
Overbelastingsbeveiliging 600 V
Meetspanning: ca. 1,0 V, meetstroom ca. 0,7 mA
*Nauwkeurigheidvoormeetbereik≤600ΩnaaftrekvandemeetsnoerweerstandviaREL-functie
148
Capaciteit
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
6.000 nF* 0,001 nF ±(5,0% + 10)
60,00 nF* 0,01 nF
±(5,0% + 5)
600,0 nF* 0,1 nF
6.000 µF 0,001 µF
60,00 µF 0,01 µF
600,0 µF 0,1 µF
6.000 mF 0,001 mF
±10%
60,00 mF 0,01 mF
Overbelastingsbeveiliging 600 V
*Nauwkeurigheidvoormeetbereik≤600nFalleengeldigmettoegepasteREL-functie
Frequentie "Hz" (elektronisch)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
≤9,999Hz* 0,001 Hz Nietgespeciceerd
10,00 Hz – 99,99 Hz 0,01 Hz
±(0,1% + 6)
100,0 Hz – 999,9 Hz 0,1 Hz
1,000 kHz – 9,999 kHz 0,001 kHz
10,00 kHz – 99,99 kHz 0,01 kHz
100,0 kHz – 999,9 kHz 0,1 kHz
1,000 MHz – 9,999 MHz 0,001 MHz
>10,00 MHz* 0,01 MHz Nietgespeciceerd
*Hetgespeciceerdefrequentiemeetbereikbedraagt10,00Hz-10MHz
Signaalniveau (zonder gelijkspanningsaandeel):
≤100kHz:200mVrms-20Vrms
100 kHz tot 1 MHz: 500 mVrms - 20 Vrms
1 MHz tot 5 MHz: 500 mVrms - 20 Vrms
5 MHz tot 10 MHz: 900 mVrms - 20 Vrms
Overbelastingsbeveiliging 600 V
Pulsbreedte/Pulsverhouding (duty cycle)
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
0,1% - 99,9% 0,1% ±(3% + 6)
Overbelastingsbeveiliging: 600 V
Signaalniveau (zonder gelijkspanningsaandeel):
≤100kHz:200mVrms-20Vrms
Frequentiebereikpulsbreedte:≤100kHz
149
Temperatuur
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid
-40 tot 0 °C
1 °C
±(6,0% + 5)
0 tot +100 °C ±(1,5% + 4)
+100 tot +1000 °C ±(1,5% + 4)
>1000 tot +1300 °C Nietgespeciceerd
-40 tot +32 °F
1 °F
±(6,0% + 9)
+32 tot +212 °F ±(1,5% + 5)
+212 tot +1832 °C ±(2,5% + 5)
>1832 tot +2372 °F Nietgespeciceerd
Overbelastingsbeveiliging: 600 V, sensoringang: Type K
Contactloze AC-spanningsdetectie "NCV"
Bereik Frequentiebereik Weergave
≥220V 50 – 60 Hz
EF = geen spanningsdetectie
-
- -
- - -
- - - -
Weergavesignaalsterktenietgespeciceerd
Signaaltoon,nietgespeciceerd
Detectieafstandca.:≤15mm-50mm
Diodetest
Testspanning Resolutie
ca. 3,0 V/DC 0,001 V
Overbelastingsbeveiliging: 600 V; teststroom: 2 mA typ.
Akoestische continuïteitstester
Meetbereik Resolutie
600Ω 0,1Ω
≤10Ωcontinugeluidssignaal;>100Ωgeengeluidssignaal
Overbelastingsbeveiliging: 600 V
Testspanning ca. 1 V
Teststroom 0,7 mA
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schake-
lingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen!
Levensgevaar!

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding............................................................................................................................................................ 114 2. Verklaring van de symbolen.............................................................................................................................. 115 3. Doelmatig gebruik............................................................................................................................................. 116 4. Leveringsomvang............................................................................................................................................. 117 5. Veiligheidsinstructies........................................................................................................................................ 118 6. Bedieningselementen ......................................................................................................................................120 7. Productbeschrijving..........................................................................................................................................121 8. Aanduidingen en symbolen op het display ......................................................................................................122 9. Meetprocedure..................................................................................................................................................124 a) Meetapparaat aan- en uitzetten..................................................................................................................124 b) Waarschuwing bij verkeerde keuze van de bus.........................................................................................125 c) Spanningsmeting “V”..................................................................................................................................126 d) LoZ-spanningsmeting.................................................................................................................................127 e) Stroommeting “A”.......................................................................................................................................128 f) Frequentiemeting........................................................................................................................................131 g) Meting van de pulsduur in %......................................................................................................................131 h) Meten van weerstand.................................................................................................................................132 i) Diodetest....................................................................................................................................................133 j) Continuïteitstest .........................................................................................................................................133 k) Capaciteitsmeting.......................................................................................................................................134 l) Temperatuurmeting.....................................................................................................................................135 m) Contactloze AC-spanningsdetectie (NCV).................................................................................................136 10. Extra functies....................................................................................................................................................137 a) SELECT-functie..........................................................................................................................................137 b) REL-functie.................................................................................................................................................137 c) HOLD-functie..............................................................................................................................................137 d) Automatische uitschakelfunctie..................................................................................................................138 11. Reiniging en onderhoud....................................................................................................................................138 a) Algemeen...................................................................................................................................................138 b) Reiniging.....................................................................................................................................................138 c) Meetapparaat openen................................................................................................................................139 d) De batterij plaatsen en vervangen..............................................................................................................140 e) Zekering van 10 A vervangen.....................................................................................................................141 113 Pagina 12. Verwijdering......................................................................................................................................................142 a) Algemeen...................................................................................................................................................142 b) Verwijderen van lege batterijen..................................................................................................................142 13. Verhelpen van storingen...................................................................................................................................143 14. Technische gegevens.......................................................................................................................................144 1. Inleiding Geachte klant, Wij danken u hartelijk voor uw uitstekende keuze voor dit Voltcraft® -product. U heeft een hoogwaardig product uit de merkfamilie gekocht dat zich onderscheidt op het gebied van de meet-, laad- en netwerktechnologie door de buitengewone vakkundigheid en permanente innovatie. Met Voltcraft® kan zowel de kieskeurige hobbyist als de professionele gebruiker zelfs de moeilijkste taken probleemloos uitvoeren. Voltcraft® biedt u betrouwbare technologie met een uitstekende prijs-kwaliteitsverhouding. We zijn ervan overtuigd: uw keuze voor Voltcraft® is tegelijkertijd het begin van een langdurige en prettige samenwerking. Veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product! Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk. Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be 114 2. Verklaring van de symbolen Het symbool met een bliksemschicht in een driehoek wordt gebruikt als er gevaar voor uw gezondheid bestaat bijv. door elektrische schokken. Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke tips in deze gebruiksaanwijzing die beslist opgevolgd moeten worden. Het pijl-symbool ziet u waar bijzondere tips en aanwijzingen over de bediening worden gegeven. Dit apparaat is CE-conform en voldoet aan de noodzakelijke nationale en Europese richtlijnen. Beschermingsklasse 2 (dubbele of versterkte isolatie, beschermende isolatie) CAT I Meetcategorie I voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten die niet direct door netspanning gevoed worden (bijv. apparaten die op batterijen werken, lage beveiligingsspanning, signaal- en stuurspanningen enz.) CAT II Meetcategorie II voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten die via een netstekker worden voorzien van netspanning. Onder deze categorie vallen ook alle lagere categorieën (bijv. CAT I voor het meten van signaal- en stuurspanningen). CAT III Meetcategorie III voor metingen in installaties in gebouwen (bijv. stopcontacten of groepen). Onder deze categorie vallen ook alle lagere categorieën (bijvoorbeeld CAT II voor metingen aan elektrische apparaten). Het uitvoeren van metingen in CAT III is alleen toegestaan met behulp van meetpennen met een maximale blootgestelde contactlengte van 4 mm of meetpennen met afdekkappen. CAT IV Meetcategorie IV voor metingen aan de bron van laagspanningsinstallaties (bijvoorbeeld hoofdverdeelinstallatie, residentiele aansluitpunten van de energieleverancier enz.) en buitenshuis (bijvoorbeeld werkzaamheden aan aardekabels, vrije kabels enz.). Onder deze categorie vallen ook alle lagere categorieën. Het uitvoeren van metingen in CAT IV is alleen toegestaan met behulp van meetpennen met een maximale blootgestelde contactlengte van 4 mm of meetpennen met afdekkappen. Aardpotentiaal 115 3. Doelmatig gebruik - Meten en weergeven van elektrische waarden in de meetcategorie CAT III tot max. 600 V vergeleken met het aardpotentiaal in overeenstemming met EN 61010-1 en alle lagere categorieën. Het meetapparaat en de toebehoren mogen niet worden gebruik in de meetcategorie CAT IV. - Meten van gelijk- en wisselspanningen tot max. 600 V - Meten van gelijk- en wisselstroom tot max. 10 A - Frequentiemeting tot 10 MHz - Meten van capaciteiten tot 60 mF - Weerstandsmetingen tot 60 MΩ - Meten van temperaturen van -40 tot +1000 °C - Continuïteitstest (<10 Ω akoestisch) - Diodetest - Contactloze 230 V/AC-spanningsdetectie (NCV) De meetfuncties worden via de draaiknop geselecteerd. Het meetbereik wordt in veel meetbereiken automatisch geselecteerd (behalve continuïteitstest, diodetest en stroommeetbereiken). Bij het meten van wisselspanning en -stroom worden de echte effectieve meetwaarden (True RMS) weergegeven tot een frequentie van 400 Hz. Dit maakt de exacte meting van sinusoïde en niet-sinusoïde meetwaarden (spanning/ stroom) mogelijk. De polariteit wordt bij negatieve meetwaarden automatisch met het teken (-) weergegeven. De 10 A-stroommeetingang is voorzien van een hoogwaardige keramische zekering. De spanning in het meetcircuit mag 600 V niet overschrijden. De mA/µA-meetingang is voorzien van zelfherstellende PTC-zekeringen. Bij overbelasting wordt de stroom beperkt en het meetapparaat beschermd. Daardoor valt bij deze meetfunctie het vervelende wisselen van zekering weg. Een lage impedantie (LoZ)-functie maakt spanningsmeting mogelijk met verminderde interne weerstand. Dit onderdrukt fantoomspanningen die kunnen optreden in hoogohmige metingen. De meting met gereduceerde impedantie is alleen in meetcircuits tot max. 250 V en gedurende max. 3 s toegestaan. De multimeter werkt op een standaard 9V-blokbatterij (type 6F22 of identiek). Gebruik het apparaat alleen met het aangegeven batterijtype. Oplaadbare batterijen mogen door de lagere capaciteit ervan niet worden gebruikt. Een automatische uitschakeling schakelt het apparaat na ongeveer 15 minuten uit als er op geen enkele knop op het apparaat meer wordt gedrukt. Dit voorkomt dat de batterij voortijdig leegraakt. Deze functie kan worden uitgeschakeld. Gebruik de multimeter niet wanneer de behuizing of het batterijvak open is of als het batterijdeksel ontbreekt. Metingen in explosiegevaarlijke omgevingen of vochtige ruimtes, bijvoorbeeld onder ongunstige omgevingsomstandigheden, zijn niet toegestaan. Ongunstige omgevingsomstandigheden zijn: Vocht of hoge luchtvochtigheid, stof en brandbare gassen, dampen of oplosmiddelen, onweer of soortgelijke omstandigheden zoals sterke elektrostatische velden enz. Gebruik voor de metingen alleen meetleidingen en -accessoires die op de specificaties van de multimeter zijn afgestemd. 116 De multimeter mag alleen worden gebruikt door personen die vertrouwd zijn met de geldende meetvoorschriften en alle mogelijke gevaren. Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen wordt aanbevolen. Elk ander gebruik dan hierboven beschreven zal het product beschadigen en kan andere gevaren met zich meebrengen, zoals kortsluiting, brand, elektrische schok enz. Het gehele product mag niet worden veranderd resp. omgebouwd! Lees de gebruiksaanwijzing goed door en bewaar deze om later nogmaals te kunnen raadplegen. Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht! 4. Leveringsomvang • Digitale multimeter • 2x veiligheidsmeetkabels met CAT III-beschermkappen • Temperatuursensor (-40 tot +230 °C Type K met banaanstekker) • 9V-blokbatterij • Veiligheidsinstructies • Gebruiksaanwijzing (op cd) Actuele gebruiksaanwijzingen Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan ze met behulp van de afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website. 117 5. Veiligheidsinstructies Lees de gebruiksaanwijzing voor gebruik zorgvuldig door. Deze bevat belangrijke informatie voor een juist gebruik van het product. In geval van schade, die ontstaat door het niet naleven van de gebruiksaanwijzing, komt de garantie te vervallen! Wij zijn niet aansprakelijk voor gevolgschade! Wij zijn niet aansprakelijk voor materiële schade of persoonlijk letsel veroorzaakt door verkeerd gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies! In dergelijke gevallen komt de garantie te vervallen. • Het apparaat heeft de fabriek in een technisch veilige en perfect werkende toestand verlaten. • V  olg de in deze gebruiksaanwijzing opgenomen veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen op om het apparaat op een juiste en veilige manier te gebruiken! • C  ontroleer het reglementaire functioneren van het meetapparaat aan een bekende meetbron alvorens u met het meetapparaat werkt. • Om redenen van veiligheid en goedkeuring is het eigenmachtig ombouwen en/of wijzigen van het apparaat niet toegestaan. • Controleer het reglementaire functioneren van het meetapparaat aan een bekende meetbron alvorens u met het meetapparaat werkt. • Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het aansluiten van het apparaat. • Meetinstrumenten en toebehoren zijn geen speelgoed en moeten uit de buurt van kinderen worden gehouden! • Neem in industriële omgevingen de Arbo-voorschriften met betrekking tot het voorkomen van ongevallen in acht. • In scholen en opleidingsinstellingen, hobby- en werkplaatsen, evenals bij mensen met beperkte lichamelijke en geestelijke vaardigheden moet werken met meetapparatuur gebeuren onder toezicht van daartoe opgeleid personeel. • Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich niet in een andere meetfunctie bevindt. • Bij het gebruik van meetpennen zonder afdekkappen mogen metingen tussen het meetapparaat en aardpotentiaal niet boven de meetcategorie CAT II uitgevoerd worden. • Bij metingen vanaf de meetcategorie CAT III moeten meetpennen met afdekkappen (max. 4 mm vrije contactlengte) worden gebruikt, om onbedoelde kortsluiting tijdens de meting te voorkomen. Deze worden meegeleverd. • Verwijder de meetkabels altijd van het meetobject voordat u het meetbereik wijzigt. • De spanning tussen de aansluitpunten van het meetapparaat en het aardpotentiaal mag niet hoger zijn dan 600 V DC/AC in CAT III. • Wees bijzonder voorzichtig tijdens de omgang met spanningen >33 V wisselspanning (AC) resp. >70 V gelijkspanning (DC)! Bij deze spanningen kunt u in geval van contact met een elektrische kabel een levensgevaarlijke elektrische schok krijgen. • Om een elektrische schok te vermijden, dient u erop te letten, dat u de te meten aansluitingen/meetpunten tijdens de meting niet, ook niet indirect, aanraakt. Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast boven de voelbare handgreepmarkeringen. 118 • Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetkabels ervan op beschadigingen. Voer nooit metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd is (gescheurd, losgetrokken, etc.). De meegeleverde meetkabels zijn voorzien van een slijtage-indicator. Bij beschadiging wordt er een tweede isolatielaag met een andere kleur zichtbaar. De meetapparatuur mag dan niet langer worden gebruikt en moet worden vervangen. • Gebruik de multimeter niet kort voor, tijdens of direct na onweer (blikseminslag! / energierijke overspanningen!). Zorg ervoor dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakelingen en de onderdelen ervan droog zijn. • Gebruik het product niet in de directe nabijheid van: -- sterke magnetische of elektromagnetische velden -- zendmasten of RF-generatoren. De gemeten waarde kan daardoor worden vertekend. • Als aangenomen mag worden dat veilig gebruik niet meer mogelijk is, moet het apparaat worden uitgeschakeld en tegen onbedoeld gebruik worden beveiligd. Ga ervan uit dat veilig gebruik niet langer mogelijk is als: -- het apparaat zichtbaar beschadigd is, -- het apparaat niet langer werkt en -- gedurende een lange periode onder ongunstige omstandigheden opgeborgen is geweest of -- tijdens het vervoer aan een aanzienlijke belasting onderhevig is geweest. • Zet het meetapparaat nooit onmiddellijk aan nadat het van een koude naar een warme ruimte is gebracht. De condens die hierbij wordt gevormd kan het apparaat onder bepaalde omstandigheden onherstelbaar beschadigen. Laat het apparaat eerst op kamertemperatuur komen voordat u het inschakelt. • Laat het verpakkingsmateriaal niet rondslingeren; kinderen kunnen het als speelgoed gebruiken, wat tot gevaarlijke situaties kan leiden. • Neem ook de veiligheidsinstructies in de afzonderlijke hoofdstukken in acht. 119 6. Bedieningselementen A Gegoten rubber bescherming B Display C REL/HOLD-knop D Draaiknop voor selectie van de meetfunctie E mA/µA-meetbus F 10 A-meetbus G V/Ω-meetbus (“positief potentiaal, plus”) H COM-meetbus (referentiepotentiaal, “negatief potentiaal, min”) I SELECT-knop voor omschakelen van de functie J Low Imp. 400 kΩ-knop voor omschakeling van de impedantie K NCV-sensoroppervlak (kopse kant) L Aansluiting met schuifafdekking voor optionele bevestigingsriem M Schroefdraad voor statiefbevestiging N Schroef van het batterijvak O Opklapbare beugel P Batterijvak Q Batterij- en zekeringvakafdekking R Zelfherstellende PTC-zekeringen voor de mA/µA-meetingang S Zekering 120 7. Productbeschrijving De meetwaarden worden op de multimeter (hierna DMM genoemd) digitaal weergegeven. Het meetdisplay van de DMM bestaat uit 6000 counts (count = laagste displaywaarde). De meting van de spanning en stroom vindt plaats op basis van de effectieve waarde (True RMS). De juiste manier van aansluiten voor de geselecteerde meetfunctie wordt op het display weergegeven. Bij een verkeerde aansluiting van de meetkabels verschijnt er een waarschuwing op het display en klinkt er een geluidssignaal. Dit verhoogt de bedrijfszekerheid van het meetapparaat voor de gebruiker. Als de DMM gedurende ongeveer 15 minuten niet wordt bediend, schakelt het apparaat automatisch uit. Dit zorgt voor een langere levensduur van de batterij. De automatische uitschakeling kan handmatig worden gedeactiveerd. Het meetapparaat is geschikt voor hobby- en professioneel gebruik tot meetcategorie CAT III 600 V. Er bevinden zich beschermende transportkappen op de meegeleverde schuine stekkers van de meetsnoeren. Verwijder deze voordat u de stekkers in de aansluitingen van het meetapparaat steekt. De DMM kan met de beugel aan de achterzijde zo worden neergezet dat deze beter kan worden afgelezen. In het mA/µA-stroommeetbereik is het niet meer nodig een onbedoeld geactiveerde zekering te vervangen. De ingebouwde PTC-zekeringen beperken in geval van overbelasting de stroom en beschermen zo het meetapparaat en het stroomcircuit. De PTC-zekeringen worden nadat deze werden geactiveerd na een korte afkoelperiode automatisch gereset. Het stroommeetcircuit hoeft hiervoor maar kort te worden onderbroken. Het batterij- en zekeringvak kan alleen worden geopend als alle meetkabels van het meetapparaat zijn verwijderd. Als het batterij- en zekeringvak is geopend, is het niet mogelijk de meetkabels in de meetbussen te steken. Dit verhoogt de veiligheid voor de gebruiker. Draaiknop (D) De verschillende meetfuncties worden via een draaiknop geselecteerd. Automatische bereikkeuze “AUTO” is gedeactiveerd. Hierbij wordt altijd het gepaste meetbereik voor elke toepassing automatisch ingesteld. De stroom-meetbereiken moeten handmatig worden ingesteld. Begin de stroommetingen altijd op het hoogste meetbereik en schakel indien nodig om naar een lager meetbereik. Op de draaischakelaar bevindt zich een functieknop (I). Met de knop “SELECT” schakelt u naar een subfunctie om, wanneer een meetfunctie dubbel bezet is (bijv. omschakeling weerstandsmeting naar diodetest en continuïteitsmeting of AC/DC-omschakeling in het spanningsbereik). De subfuncties zijn grijs gemarkeerd. Met elke keer drukken schakelt u de functie om. Het meetapparaat is uitgeschakeld wanneer de schakelaar op “OFF” staat. Zet het meetapparaat altijd uit wanneer u het niet gebruikt. 121 8. Aanduidingen en symbolen op het display De volgende symbolen en aanduidingen zijn zichtbaar op het apparaat of op het display. Er kunnen andere symbolen op het display aanwezig zijn (displaytest). Deze hebben echter geen functie. 15 Weergave van de pulsduur van de pos. halve golf in  procent (puls-pauzeverhouding) 1 Echt-effectieve waarde meting 2 Delta-symbool voor meting van relatieve waarden  16 Automatische uitschakeling is geactiveerd (referentiewaarden) 3 Symbool voor mega (macht 6) 17 Meetwaardeweergave 4 Symbool voor kilo (macht 3) 18 Symbool voor de diodetest 5 Ohm (eenheid van elektrische weerstand) 19 Symbool voor akoestische continuïteitstest 6 Hertz (eenheid van frequentie) 20 Symbool voor lage impedantie 7 Symbool voor nano (macht -9) 21 Aanduiding voor de juiste aansluiting van de meetbussen 8 Symbool voor milli (macht -3) 22 Automatische meetbereikkeuze is actief 9 Volt (eenheid van elektrische spanning) 23 Weergave batterij vervangen 10 Symbool voor micro (macht -6) 24 HOLD-functie is actief 11 Ampère (eenheid voor elektrische stroom) 25 Symbool voor gelijkstroom ( 12 Farad (eenheid van elektrische capaciteit) 26 Polariteitsweergave voor stroomrichting (minpool) 13 Graden Celsius (Europese temperatuureenheid) 27 Symbool voor wisselstroom ( ) ) 14  Graden Fahrenheit (Amerikaanse temperatuureenheid) 28 Waarschuwingssymbool voor gevaarlijke spanning 122 REL Knop voor meting van relatieve waarden (=referentiewaarden) SELECT Knop voor omschakeling van de subfuncties HOLD Knop voor het vasthouden van de huidige meetwaarde. OL Overload = overbelasting; het meetbereik is overschreden LEAd Waarschuwing voor verkeerde aansluiting van de meetsnoeren OFF Stand waarin het apparaat uit staat True RMS Echte effectieve-waardemeting Low imp.400kΩ Impedantieomschakeling in V-meetbereik (10 MΩ op 400 kΩ) EF Weergave bij NCV-functie zonder spanningsdetectie ---- Weergave bij NCV-functie met spanningsdetectie Symbool voor de diodetest Symbool voor de akoestische continuïteitstest Symbool voor het capaciteitsmeetbereik Symbool voor wisselstroom Symbool voor gelijkstroom COM Meetaansluiting referentiepotentiaal mV Meetfunctie spanningsmeting, millivolt (macht -3) V Meetfunctie spanningsmeting, volt (eenheid van elektrische spanning) A Meetfunctie stroommeting, ampère (eenheid van elektrische stroomsterkte) mA Meetfunctie stroommeting, milliampère (macht -3) µA Meetfunctie stroommeting, microampère (macht -6) Hz Meetfunctie frequentie, hertz (eenheid van frequentie) % Meetfunctie voor pulsduur in procent (puls-pauzeverhouding) Ω Meetfunctie weerstand, ohm (eenheid van elektrische weerstand) °C°F Meetfunctie voor temperatuurmeting NCV Contactloze wisselspanningsdetectie 123 9. Meetprocedure Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schakelingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen! Levensgevaar! Het meten is alleen mogelijk als het batterij- en zekeringvak gesloten is. Als het vak open is, zijn alle meetbussen mechanisch tegen insteken beveiligd. Controleer voor het meten altijd alle aangesloten meetkabels op beschadigingen, zoals scheuren, barsten of geplette stukken. Defecte meetkabels mogen niet langer worden gebruikt! Levensgevaar! Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast boven de voelbare handgreepmarkeringen. Er mogen altijd alleen de twee voor het meten benodigde meetkabels op het meetapparaat aangesloten zijn. Verwijder om veiligheidsredenen alle ongebruikte meetkabels van het meetapparaat. Metingen van stroomcircuits met wisselspanningen hoger dan 33 V of gelijkspanningen hoger dan 70 V mogen alleen worden uitgevoerd door deskundigen of door mensen die vertrouwd zijn met de geldende voorschriften en de eruit voortvloeiende gevaren. Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden. Voor elke meetfunctie wordt de juiste aansluitvolgorde van de meetbussen op het display aangegeven. Houd hier bij het aansluiten van de meetkabels op het meetapparaat rekening mee. a) Meetapparaat aan- en uitzetten Zet de draaiknop (D) op de gewenste meetfunctie. De meetbereiken worden behalve bij de stroommeetbereiken automatisch op het beste weergavebereik ingesteld. Begin de stroommetingen altijd op het hoogste meetbereik en schakel indien nodig om naar een lager meetbereik. Verwijder voor het omschakelen altijd de meetkabels van het te meten object. Zet de draaiknop op “OFF” om het apparaat uit te schakelen. Zet het meetapparaat altijd uit wanneer u het niet gebruikt. Sluit de meetkabels bij opslag bij voorkeur aan op de hoogohmige meetbussen COM en V. Dit kan een eventuele verkeerde bediening voorkomen wanneer het apparaat later weer wordt gebruikt. Plaats om het meetapparaat te kunnen gebruiken eerst de meegeleverde batterij. Raadpleeg het hoofdstuk “Reiniging en onderhoud” om de batterij op een juiste manier te plaatsen of te vervangen. 124 b) Waarschuwing bij verkeerde keuze van de bus De DMM is voorzien van een meetbuscontrole. Bij een verkeerde aansluiting, die voor de gebruiker en de DMM gevaar kan opleveren, geeft de DMM een hoorbare en zichtbare waarschuwing weer. Zodra de meetkabels in de stroommeetbussen zitten en er naar een andere meetfunctie (behalve stroommeting) omgeschakeld wordt, laat de DMM nadrukkelijk een waarschuwing horen en zien. Dit is ook het geval als de meetingang tussen de 10A-bus (F) en de mA/µA-bus (E) verwisseld is. Klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er “LEAd” (meetkabel) op het display, controleer dan onmiddellijk de aansluitingen en de ingestelde meetfunctie. In de afbeelding ziet u een voorbeeld van verkeerd aangesloten meetkabels, wat onmiddellijk moet worden gecorrigeerd. De volgende verkeerde aansluitingen worden herkend: Meetfunctie V/mV/Ω/°C°F/Hz%/ / / mA/µA A Aansluiting meetbussen mA/µA//10A 10A mA/µA Onderbreek bij een waarschuwing onmiddellijk de meetprocedure en controleer of de meetfunctie en aansluitingen correct ingesteld zijn. Op het display worden voor elk meetbereik de te gebruiken meetbussen weergegeven. 125 c) Spanningsmeting “V” Voor het meten van gelijkspanningen “V/DC ” gaat u als volgt te werk: - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “V display verschijnt “DC” en de eenheid “V”. ”. Op het - Voor kleine spanningen tot max. 600 mV kiest u het meetbereik “mV ”. - Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte meetkabel in de COM-meetbus (H). - Sluit nu de beide meetsondes aan op het te meten object (batterij, schakeling enz.). De rode meetpen is de positieve pool en de zwarte meetpen is de negatieve pool. - De polariteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele meetwaarde weergegeven op het display. - Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. Wanneer er bij gelijkspanning voor de meetwaarde een “-” (min)-teken verschijnt, is de gemeten spanning negatief (of de meetsnoeren zijn verwisseld). Het spanningsbereik “V DC/AC” heeft een ingangsweerstand van ≥10 MΩ. Het mV-spanningsbereik heeft een ingangsweerstand van ≤1000 MΩ. Bij open meetingangen kan in met mV-bereik vanwege de ingangsweerstand een ongedefinieerde meetwaarde worden weergegeven, die echter geen invloed heeft op het meetresultaat. 126 Voor het meten van wisselspanningen “V/AC ” gaat u als volgt te werk: -  Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “V ”. - Druk op de “SELECT” knop bij de draaischakelaar om de meetfunctie op “AC” te zetten. Op het display verschijnt “AC” en de eenheid “V”. - Voor kleine spanningen tot max. 600 mV kiest u het meetbereik “mV ” Druk op de “SELECT” knop op de draaischakelaar om de meetfunctie op “AC” te zetten. Op het display verschijnt “AC”, “TRMS” en de eenheid “mV”. - Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte meetkabel in de COM-meetbus (H). - Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (signaalgenerator, schakeling enz.). - De meetwaarde wordt op het display weergegeven. - Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. Het spanningsbereik “V/AC” heeft een ingangsweerstand van ≥10 MΩ. Het mV-spanningsbereik heeft een ingangsweerstand van ≤1000 MΩ. Bij open meetingangen kan in met mV-bereik vanwege de ingangsweerstand een ongedefinieerde meetwaarde worden weergegeven, die echter geen invloed heeft op het meetresultaat. d) LoZ-spanningsmeting Met de LoZ-meetfunctie kunt u gelijk- en wisselspanning meten met een lagere impedantie (ca. 400 kΩ). De lagere interne weerstand van het meetapparaat reduceert het verkeerd meten van lek- en fantoomspanningen. Het meetcircuit wordt echter sterker belast dan bij de standaard meetfunctie. Om de LoZ-meetfunctie te gebruiken, drukt u tijdens de spanningsmeting op de knop “Low imp. 400 kΩ” (J). De meetimpedantie wordt verlaagd zolang de knop ingedrukt wordt gehouden. Op het display verschijnt het symbool “LoZ” (B20). De LoZ-meetfunctie mag alleen bij spanningen van maximaal 250 V worden gebruikt. De LoZ-meting mag maximaal 3 seconden duren. Deze functie is niet beschikbaar in het mV-meetbereik. Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig. 127 e) Stroommeting “A” Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schakelingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen! Levensgevaar! De max. spanning in het stroomcircuit mag 600 V niet overschrijden. Metingen hoger dan 6 A mogen max. 10 seconden duren en moeten worden uitgevoerd met een tussenpauze van 15 minuten. Begin de stroommeting altijd op het hoogste meetbereik en schakel indien nodig naar een lager meetbereik. Zet voordat u het meetapparaat verbindt of wisselt van meetbereik altijd de stroom op de schakeling uit. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en dus beveiligd tegen overbelasting. Meet op het bereik 10 A in geen geval stromen van meer dan 10 A resp. in het mA/µA-gebied stromen groter dan 600 mA: anders spreken de zekeringen aan. Voer de stroommeting in het mA/µA-meetbereik zo snel mogelijk uit. Continue metingen moeten worden vermeden. Door de PTC-technologie worden de beschermende onderdelen in het meetcircuit warm als de stroomsterkte of de duur van de meting toeneemt. Dit verhoogt de interne weerstand en beperkt de stroom. Houd hier rekening mee wanneer u een reeks metingen uitvoert. Als het meetbereik wordt overschreden, wordt een optisch en akoestisch alarm weergegeven. Als de PTC-zekering geactiveerd is (continu dalende meetwaarde, weergave “OL” of alarm), onderbreek dan de meting en zet de DMM uit (OFF). Wacht ongeveer 5 minuten. De zelfherstellende zekering koelt af en is vervolgens weer klaar voor gebruik. 128 Voer de volgende procedure uit om gelijkstroom (A ) te meten: - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie „A“, „mA“ of „µA“. - In de tabel worden de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken weergegeven. Selecteer het meetbereik en de bijbehorende meetbussen. Meetfunctie Meetbereik Meetbussen µA 0 - 6000 µA COM + mAµA mA 0 - 600 mA COM + mAµA A 0 - 10 A COM + 10A - Steek de rode meetkabel in de mA/µA- of 10A-meetbus. Steek de zwarte meetkabel in de COM-meetbus. - Verbind nu de twee meetpennen stroomvrij in serie met het te meten object (batterij, schakeling enz.). De betreffende schakeling moet hiervoor worden onderbroken. - Nadat de verbinding tot stand is gebracht, zet u het circuit in werking. De meetwaarde wordt op het display weergegeven. - Zet na de meting de stroom in de schakeling weer uit en verwijder vervolgens de meetkabels van het gemeten object. Zet de DMM uit. 129 Voer de volgende procedure uit om wisselstroom (A ) te meten. - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie „A“, „mA“ of „µA“. - Druk op de knop “SELECT” om naar het AC-meetbereik te schakelen. Op het display verschijnt “AC” en “TRMS”. Door nogmaals op de knop te drukken, wordt weer teruggeschakeld enz. - In de tabel worden de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken weergegeven. Selecteer het meetbereik en de bijbehorende meetbussen. Meetfunctie Meetbereik Meetbussen µA 0 - 6000 µA COM + mAµA mA 0 - 600 mA COM + mAµA A 0 - 10 A COM + 10A - Steek de rode meetkabel in de mA/µA- of 10A-meetbus. Steek de zwarte meetkabel in de COM-meetbus. - Verbind nu de twee meetpennen stroomvrij in serie met het te meten object (batterij, schakeling enz.). De betreffende schakeling moet hiervoor worden onderbroken. - Nadat de verbinding tot stand is gebracht, zet u het circuit in werking. De meetwaarde wordt op het display weergegeven. Zet na de meting de stroom in de schakeling weer uit en verwijder vervolgens de meetkabels van het gemeten object. Zet de DMM uit. 130 f) Frequentiemeting De DMM kan de frequentie van een signaalspanning van 10 Hz 10 MHz meten en weergeven. Het maximale ingangsbereik bedraagt 20 Vrms. Deze meetfunctie is niet geschikt voor netspanning metingen. Houd rekening voor de ingangswaarden in de technische gegevens. Voor het meten van frequenties gaat u als volgt te werk: - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Hz”. Op het display verschijnt “Hz”. - Steek de rode meetkabel in de Hz-meetbus (G) en de zwarte meetkabel in de COM-meetbus (H). - Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (signaalgenerator, schakeling enz.). - De frequentie wordt in de bijbehorende eenheid op het display weergegeven. - Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. g) Meting van de pulsduur in % De DMM kan de verhouding van de pulsduur de positieve halve golflengte van een wisselspanning signaal in procent van de gehele periode weergeven. Het maximale ingangsbereik bedraagt 20 Vrms. Deze meetfunctie is niet geschikt voor netspanning metingen. Houd rekening voor de ingangswaarden in de technische gegevens. Voor het meten van de pulsduur gaat u als volgt te werk: - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Hz”. Op het display verschijnt “Hz”. Druk op de toets “SELECT” (I) op de draaischakelaar. Op het display verschijnt “%”. - Steek de rode meetkabel in de Hz-meetbus (G) en de zwarte meetkabel in de COM-meetbus (H). - Sluit nu de beide meetpunten aan op het te meten object (signaalgenerator, schakeling enz.). - D  e pulsduur van de positieve halve golflengte wordt als percentage weergegeven in de display. - Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. 131 h) Meten van weerstand Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn. Ga als volgt te werk om weerstand te meten: - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “Ω”. - S  teek de rode meetkabel in de Ω-meetbus (G) en de zwarte meetkabel in de COM-meetbus (H). - Controleer de meetkabels op geleiding door de twee meetpennen met elkaar te verbinden. Er wordt een weerstand weergegeven van ca. 0 - 0,5 Ω (de eigen weerstand van de meetkabels). - V  oor metingen met een lage weerstand <600 Ω houdt u de “REL” -knop (C) ongeveer 1 seconde ingedrukt met kortgesloten meetpunten om te voorkomen dat de intrinsieke weerstand van de meetkabels wordt opgenomen in de volgende weerstandsmeting. Het display geeft 0 Ω weer. Autorange wordt hierbij gedeactiveerd. - Verbind nu de twee meetpennen met het te meten object. Als het gemeten object niet hoogohmig is of wordt onderbroken, verschijnt de meetwaarde op het display. Wacht totdat de waarde op het display zich heeft gestabiliseerd. Bij weerstanden van >1 MΩ kan dit enkele seconden duren. - Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is het meetcircuit onderbroken. - Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. Bij het meten van weerstand moet u erop letten dat de meetpunten waarmee de meetpennen in contact komen vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars en dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresultaat beïnvloeden. De knop “REL” werkt alleen als er een meetwaarde wordt weergegeven. Als er “OL” wordt weergegeven, kan deze functie niet worden geactiveerd. 132 i) Diodetest Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn. - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie - Druk 2x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te schakelen. Op het display verschijnt het diodesymbool en de eenheid volt (V). Door nogmaals op de knop te drukken schakelt u door naar de volgende meetfunctie, etc. - S  teek de rode meetkabel in de Ω-meetbus (G) en de zwarte meetkabel in de COM-meetbus (H). - Controleer de meetkabels op geleiding door de twee meetpennen met elkaar te verbinden. Vervolgens moet zich een meetwaarde van ca. 0,000 V instellen. - Verbind de twee meetpennen met het te meten object (diode). Verbind de rode meetkabel met de anode (+) en de zwarte meetkabel met de kathode (-). - Op het display wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V) weergegeven. Als het display “OL” weergeeft, wordt de diode verkeerd om (UR) gemeten of is de diode defect (onderbroken). Voer ter controle nog een meting met omgekeerde polen uit. - Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. j) Continuïteitstest Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn. - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie - Druk 1x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te schakelen. Op het display verschijnt het symbool voor de continuïteitstest en het symbool voor de eenheid “Ω”. Door nogmaals op de knop te drukken schakelt u door naar de volgende meetfunctie, etc. - S  teek de rode meetkabel in de Ω-meetbus (G) en de zwarte meetkabel in de COM-meetbus (H). - A  ls continuïteit wordt een meetwaarde van ≤ 10 Ω herkend en u hoort een akoestisch alarm. Vanaf >100 Ω hoort u geen akoestisch signaal meer. Het meetbereik loopt tot 600 Ω. - Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is het meetcircuit onderbroken. - Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. 133 k) Capaciteitsmeting Controleer dat alle te meten schakelonderdelen, schakelingen en bouwelementen evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn. Houd bij elektrolytische condensatoren absoluut rekening met de juiste polariteit. - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie - Druk 3x op de knop “SELECT” om de meetfunctie om te schakelen. Op de display verschijnt de eenheid “nF” voor capaciteitsmeting. Door nogmaals op de knop te drukken schakelt u door naar de volgende meetfunctie, etc. - Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte meetkabel in de COM-meetbus (H). Op basis van de gevoelige meetingang kan bij “open” meetkabels een weergave op het display verschijnen. Druk voor het meten van kleine capaciteiten (<600 nF) op de knop “REL”. Hierbij wordt het display gereset op “0”. De autorange-functie wordt hierbij gedeactiveerd. - Verbind nu de beide meetkabels (rood = plus/zwart = min) met het meetobject (condensator). Het display geeft na een korte periode de capaciteit weer. Wacht totdat de waarde op het display zich heeft gestabiliseerd. Bij capaciteiten >40 µF kan dit enkele seconden duren. - Het display geeft “OL” (voor overload) weer wanneer het meetbereik wordt overschreden. - Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object en zet de DMM uit. 134 l) Temperatuurmeting Tijdens het meten van de temperatuur mag enkel de temperatuursensor aan de te meten temperatuur onderhevig worden gesteld. Over- of onderschrijd de bedrijfstemperatuur van de DMM niet om foutieve metingen te vermijden. De contact-temperatuursensor mag alleen op spanningsvrije oppervlakken worden gebruikt. Een thermokoppel met banaanstekkers is met de DMM meegeleverd, deze kan worden gebruikt om temperaturen tussen -40 en +230 °C te meten. Een optionele type K thermokoppel is nodig om het volledig meetbereik (-40 tot +1000 °C) van de DMM te kunnen gebruiken. Voor het aansluiten van type-K-sensors met ministekkers is een optionele adapterstekker nodig. Alle type K-thermokoppels kunnen worden gebruikt voor het meten van temperaturen. De temperatuur kan in °C of °F worden weergegeven. Voer volgende procedure uit om de temperatuur te meten: - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “°C”. Op de display verschijnt de eenheid van graden Celsius (°C) voor de temperatuurmeting. -  Sluit het meegeleverde thermokoppel juist aan door de plus-stekker in de V-meetaansluiting (G) en min-stekker in de COM-meetaansluiting (H) te steken. - Het display geeft de temperatuurwaarde in °C weer. - Met de “SELECT”-knop (I) kan de eenheid van Celsius (°C) naar Fahrenheit (°F) worden omgeschakeld. De eenheid wordt gewijzigd telkens u op de knop drukt. - Als het display “OL” weergeeft, werd het meetbereik overschreden of is het thermokoppel onderbroken. - Verwijder het thermokoppel en schakel de DMM na meting uit. Wordt er geen temperatuursensor wordt aangesloten, kan de omgevingstemperatuur van de DMM door een kortsluitbrug via de beide meetbussen “COM” en “°C” worden weergegeven. Omdat de sensor zich in het binnenste van de behuizing bevindt, reageert de weergave zeer traag op temperatuurschommelingen. Deze functie helpt u de juiste bedrijfstemperatuur na een opslag te controleren. Voor snelle metingen moet een externe sensor worden gebruikt. 135 m) Contactloze AC-spanningsdetectie (NCV) Deze functie is niet toegestaan om de spanningsvrijheid vast te stellen in elektrische installaties. Hiervoor moet altijd een 2-polige contactmeting worden uitgevoerd. De NCV-functie (Non-Contact-Voltage-Detection = contactloze spanningsdetectie) wordt gebruikt om contactloos te bepalen of er wisselspanning op de geleiders staat. De NCV-sensor is aangebracht aan de punt van de tang. De weergave van een mogelijke wisselspanning geschiedt akoestisch en met 4 balkjes op het display. De toon en het aantal balken neemt met de hoogte van de spanning toe. Het display geeft zonder spanningsdetectie de letters “EF” weer (“elektromagnetisch veld”). Verwijder alle meetkabels van uw meetapparaat. Voor deze functie zijn er geen meetkabels nodig. - Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “NCV”. - Plaats het meetapparaat met de kopse kant op een bekende AC-spanningsbron. Voer deze test altijd uit om foutieve detecties te vermijden. Het meetapparaat begint bij aanwezige wisselspanning te piepen. De intensiteit van de signaaltoon en het aantal getoonde segmenten is afhankelijk van de hoogte van de spanning resp. van de afstand tot de spanningvoerende kabels. - Verricht de test aan de daarvoor bestemde leidingen etc door. - Schakel na het gebruik de DMM uit. Door de hooggevoelige NCV-sensor kan de spanningsdetectie ook bij statische ladingen een weergave tonen. Dit is normaal en wijst niet op een storing. 136 10. Extra functies Via de beide functieknoppen (C en I) kunnen er diverse extra functies worden geactiveerd. Bij elke druk op de knop hoort u een akoestisch signaal ter bevestiging. a) SELECT-functie Meerdere meetfuncties zijn voorzien van subfuncties. De subfuncties zijn in het draaibereik grijs gemarkeerd. Om deze te selecteren drukt u kort op (<2 s) op de knop “SELECT” (I). Met elke keer drukken schakelt u een subfunctie verder. b) REL-functie De REL-functie maakt een referentiewaarde mogelijk, om eventueel prestatieverlies zoals bijvoorbeeld bij weerstandsmetingen te vermijden. De actueel weergegeven waarde wordt daarbij op nul gezet. Er is nu een nieuwe referentiewaarde ingesteld. Om deze functie te activeren, houdt u de knop “REL” (C) ongeveer 1 seconde ingedrukt. Op het display verschijnt “Δ” en de meetweergave wordt op nul gezet. De automatische meetbereikkeuze wordt hierbij gedeactiveerd. Om deze functie uit te schakelen, schakelt u om naar een andere meetfunctie of houdt u de toets nogmaals ongeveer 1 seconde ingedrukt. De REL-functie is niet actief in de volgende meetfuncties: Frequentie, pulsduur, diodetest en continuïteitstest. De knop "REL" werkt alleen als er een meetwaarde wordt weergegeven. Als er "OL" wordt weergegeven, kan deze functie niet worden geactiveerd. c) HOLD-functie De Hold-functie houdt de momenteel weergegeven meetwaarde op het display vast, om deze in alle rust te kunnen lezen en opschrijven. Controleer bij de controle van spanningvoerende leidingen of deze functie aan het begin van de test is uitgeschakeld. Dit zou anders tot verkeerde metingen kunnen leiden! Voor het inschakelen van de Hold-functie drukt u kort op de knop “HOLD” (C); een geluidssignaal bevestigt deze actie en op het display verschijnt “H”. Om de Hold-functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de knop “HOLD” of verandert u de meetfunctie. 137 d) Automatische uitschakelfunctie De DMM schakelt zich na ongeveer 15 minuten automatisch uit, als er geen knop of draaischakelaar wordt bediend. Deze functie beschermt en spaart de batterij en verlengt de gebruiksduur. De actieve functie wordt aangegeven door het symbool op het display. De DMM laat ongeveer 1 minuut voor het uitschakelen meerdere korte geluidssignalen horen. Als in deze tijd de uitschakelfunctie wordt afgebroken door op de REL/HOLD- of SELECT-knop te drukken, klinkt na nog eens 15 minuten het volgende uitschakelsignaal. Het uitschakelen wordt aangegeven met een lang geluidssignaal. Om de DMM weer in te schakelen na een automatische uitschakeling, zet u de draaischakelaar op “OFF” of drukt u op REL/HOLD-knop of “SELECT”. De automatische uitschakeling kan handmatig worden gedeactiveerd. Ga voor het deactiveren van de automatische uitschakeling als volgt te werk: Zet het meetapparaat uit (OFF). Houd de knop “SELECT” ingedrukt, en schakel de DMM met de draaischakelaar in. Het symbool “ “ is niet meer zichtbaar. De automatische uitschakeling is gedeactiveerd totdat het meetapparaat met de draaiknop wordt uitgeschakeld. 11. Reiniging en onderhoud a) Algemeen Om de nauwkeurigheid van de multimeter gedurende een lange periode te garanderen, moet deze eenmaal per jaar worden gekalibreerd. Het meetapparaat is onderhoudsvrij met uitzondering van incidentele reiniging, evenals vervanging van batterijen en zekeringen. Het vervangen van de batterij en de zekeringen vindt u verderop in de gebruiksaanwijzing. Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat en de meetsnoeren, bijv. op beschadiging van de behuizing of afknellen van de snoeren. b) Reiniging Voordat u het apparaat reinigt, dient u absoluut de volgende veiligheidsinstructies in acht te nemen: Bij het openen van afdekkingen of het verwijderen van onderdelen, behalve als dit met de hand mogelijk is, kunnen onder spanning staande onderdelen blootgelegd worden. Voor een reiniging of reparatie moeten de aangesloten kabels van de meetapparatuur en van alle meetobjecten worden gescheiden. Zet de DMM uit. Gebruik voor de reiniging geen schurende reinigingsmiddelen, benzine, alcohol of dergelijke. Daardoor wordt het oppervlak van het meetapparaat aangetast. De dampen zijn bovendien schadelijk voor de gezondheid en explosief. Gebruik voor de reiniging ook geen scherp gereedschap zoals schroevendraaiers of staalborstels e.d. Gebruik voor de reiniging van het apparaat, het display en de meetkabels een schone, pluisvrije, antistatische en enigszins vochtige doek. Laat het apparaat compleet drogen voordat u het voor de volgende meting gebruikt. 138 c) Meetapparaat openen Om veiligheidsredenen mogen de batterijen alleen worden vervangen als alle meetkabels van het meetapparaat zijn verwijderd. Het batterij- en zekeringvak (Q) kan met aangesloten meetkabels niet worden geopend. Bovendien worden bij het openen alle meetbussen mechanisch geblokkeerd om te voorkomen dat de meetkabels later worden aangesloten wanneer de behuizing open is. De vergrendeling wordt automatisch ontgrendeld zodra het batterij- en zekeringvak weer dicht is. De behuizing is zo ontworpen dat, wanneer het batterij- en zekeringvak open staat, men alleen toegang heeft tot de batterij en de zekeringen. De behuizing hoeft niet zoals gebruikelijk volledig te worden geopend en gedemonteerd. Deze maatregelen verhogen de veiligheid en het bedieningsgemak voor de gebruiker. Ga voor het openen als volgt te werk: - Verwijder alle meetkabels van het meetapparaat en zet het uit. - Draai de schroef van het batterijvak (N) aan de achterzijde los en verwijder deze. - Trek met dichtgeklapte standaard het batterij- en zekeringvak (Q) naar beneden toe van het meetapparaat. - De zekeringen en het batterijvak zijn nu toegankelijk. - Sluit de behuizing in omgekeerde volgorde en schroef het batterij- en zekeringvak weer goed dicht. - Het meetapparaat is weer klaar voor gebruik. 139 d) De batterij plaatsen en vervangen Voor het gebruik van het meetapparaat is een 9V-blokbatterij (bijv. 1604A) nodig. Bij de eerste ingebruikname of wanneer het symbool voor vervanging van de batterij op het display verschijnt, moet er een nieuwe, volle batterij worden geplaatst. Ga voor het plaatsen of vervangen van de batterij als volgt te werk: - Koppel het meetapparaat en de aangesloten meetkabels los van alle meetcircuits. Verwijder alle meetkabels van het meetapparaat. Zet de DMM uit. - Open de behuizing zoals beschreven in het hoofdstuk “Meetapparaat openen”. - Vervang de lege batterij door een nieuwe van hetzelfde type. Plaats de nieuwe batterij met de juiste polariteit in het batterijvak. Let op de polariteitsaanduiding in het batterijvak. - Sluit de behuizing weer zorgvuldig. Gebruik het meetapparaat in geen geval in geopende toestand. !LEVENSGEVAAR! Laat geen lege batterijen in het meetapparaat zitten. Zelfs bij lekbestendige batterijen kan corrosie optreden, waardoor er chemicaliën uit kunnen lekken die schadelijk zijn voor de gezondheid en het apparaat kunnen beschadigen. Laat batterijen niet achteloos rondslingeren. Deze kunnen door kinderen of huisdieren worden ingeslikt. Raadpleeg onmiddellijk een arts als er een batterij is ingeslikt. Haal om lekkage te voorkomen de batterij uit het apparaat wanneer het langere tijd niet wordt gebruikt. Lekkende of beschadigde batterijen kunnen chemische brandwonden veroorzaken als deze met uw huid in aanraking komen. Draag daarom geschikte handschoenen als u dergelijke batterijen aanraakt. Zorg ervoor dat batterijen niet worden kortgesloten. Gooi batterijen niet in het vuur. Normale batterijen mogen niet opgeladen of uit elkaar gehaald worden. Er bestaat dan explosiegevaar. Een geschikte alkalinebatterij is onder het volgende bestelnummer verkrijgbaar: Bestelnr. 652509 (1x bestellen). Gebruik alleen alkalinebatterijen omdat deze krachtig zijn en lang meegaan. 140 e) Zekering van 10 A vervangen Het 10A-stroommeetbereik is beveiligd met een hoogwaardige keramische zekering. Als er geen meting in dit bereik meer mogelijk is, moet de zekering worden vervangen. Voor het vervangen gaat u als volgt te werk: - Koppel de meetkabels los van het te meten circuit en van uw meetapparaat. Zet de DMM uit. - Open de behuizing zoals beschreven in het hoofdstuk “Meetapparaat openen”. - Vervang de defecte zekering door een nieuwe zekering van hetzelfde type en nominale stroomsterkte. De zekering F1 heeft de volgende kenmerken: Hoogwaardige keramische zekering FF 12 A/1000 V Afmetingen 32 mm x 6,4 mm - Sluit de behuizing weer zorgvuldig. Om veiligheidsredenen is het gebruik van gerepareerde zekeringen of het kortsluiten van de zekeringhouder niet toegestaan. Dit kan brand of een explosie tot gevolg hebben. Gebruik het meetapparaat in geen geval in geopende toestand. De mA/µA-meetingang is voorzien van een onderhoudsvrije en zelfherstellende PTC-zekering. De zekering in deze meetingang hoeft niet te worden vervangen.. 141 12. Verwijdering a) Algemeen Het product hoort niet bij het huishoudelijk afval. Voer het product aan het einde van zijn levensduur af in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften; Geef het bijvoorbeeld af bij een relevant verzamelpunt. Verwijder de geplaatste batterijen en voer deze gescheiden van het product af. b) Verwijderen van lege batterijen Als eindverbruiker bent u conform de KCA-voorschriften wettelijk verplicht om alle lege batterijen/accu’s in te leveren. Batterijen/accu’s mogen niet met het huisvuil meegegeven worden! Batterijen en accu’s met schadelijke stoffen worden gekenmerkt door de hiernaast afgebeelde symbolen, die erop wijzen, dat de batterijen/accu’s niet via het gewone huisvuil weggegooid mogen worden. De aanduidingen voor de betreffende zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood. U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis afgeven bij het KCA, onze filialen of overal waar batterijen/accu’s worden verkocht. U voldoet daarmee aan de wettelijke verplichtingen en draagt bij aan de bescherming van het milieu. 142 13. Verhelpen van storingen U hebt met deze DMM een product aangeschaft dat volgens de laatste stand der techniek is ontwikkeld en veilig is in het gebruik. Er kunnen zich echter problemen of storingen voordoen. Raadpleeg daarom de volgende informatie over de manier waarop u eventuele problemen zelf gemakkelijk kunt oplossen: Neem absoluut de veiligheidsinstructies in acht! Storing Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing De multimeter werkt niet. Is de batterij leeg? Controleer de batterijstatus. Batterij vervangen. Is er een verkeerde meetfunctie ingesteld (AC/DC)? Controleer het display (AC/DC) en schakel zo nodig om naar een andere functie. Zijn de verkeerde meetbussen gebruikt? Vergelijk de aansluiting met de indicatie op het display. Geen verandering in de gemeten waarde. Is de Hold-functie geactiveerd? Schakel de Hold-functie uit. Geen meting in het 10A-meetbereik mogelijk Is de zekering in het 10A-meetbereik defect? Controleer de zekering F1. Geen meting in het mA/ µA-meetbereik mogelijk De PTC-zekering is actief en beperkt de meetstroom. Verlaag de meetstroom of schakel om naar het 10A-meetbereik. Geen meting in het mA/ µA-meetbereik mogelijk De inwendige weerstand van de geïntegreerde PTC-bescherming stijgt langzaam tijdens een lange meting. Beperk de meettijd. Een meetpauze laat het beveiligingselement weer afkoelen. Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkend vakman worden uitgevoerd. Aarzel niet om contact op te nemen met onze technische dienst als u vragen hebt over de werking van de multimeter. 143 14. Technische gegevens Meting................................................................6000 counts (tekens) Meetsnelheid.....................................................ca. 2-3 metingen/seconde Meetprocedure AC.............................................True RMS, AC-gekoppeld Lengte meetkabels............................................elk ca. 90 cm Meetimpedantie.................................................≥10 MΩ/10 pF (V-bereik) Afstand meetbussen..........................................19 mm (COM-V) Aanduiding vervanging batterij..........................≤6 V batterijspanning Aanduiding “Gevaarlijke spanning”....................≥30 V/AC-DC Waarschuwing “Overschrijding meetbereik”......≥600 V/AC-DC, >10 A/AC-DC Waarschuwing “OL”(overload)...........................≥610 V/AC-DC, ≥10 A/AC-DC of meetweergave >6600 counts Automatische uitschakeling...............................ca. 15 minuten, handmatig te deactiveren Stroomverbruik (Auto-Off).................................<30 µA Bedrijfsspanning................................................9V-blokbatterij Gebruikscondities..............................................0 tot +40 °C (<75% rel. vochtigheid) Gebruikshoogte.................................................max. 2000 m boven NAP Opslagtemperatuur............................................-10 °C tot +50 °C Gewicht..............................................................ca. 380 g Afmetingen (l x b x h).........................................178 x 85 x 40 mm Meetcategorie....................................................CAT III 600 V Verontreinigingsgraad........................................2 Veiligheid volgens..............................................EN61010-1 Meettoleranties DMM Opgave van de nauwkeurigheid in ± (% van de aflezing + weergavefout in tellingen (= aantal kleinste meetstappen)). De nauwkeurigheid geldt 1 jaar lang bij een temperatuur van +23 °C (±5 °C), bij een rel. luchtvochtigheid van minder dan 75%, niet condenserend. Temperatuurcoëfficiënt: +0,1 x (gespecificeerde nauwkeurigheid)/1 °C buiten het aangegeven temperatuurgebied. De meting kan worden beïnvloed als het apparaat binnen een hoogfrequente elektromagnetische veldsterkte wordt gebruikt. 144 Gelijkspanning V/DC Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 60,00 mV* 0,01 mV ±(1,2% + 8) 600,0 mV* 0,1 mV ±(1,0% + 8) 6,000 V 0,001 V 60,00 V 0,01 V 600,0 V 0,1 V ±(0,9% + 4) *alleen via de meetfunctie "mV" beschikbaar Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik Overbelastingsbeveiliging 600 V; impedantie: 10 MΩ (mV: ≤1000 MΩ) Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van ≤10 counts mogelijk. Gelijkspanning V/DC LoZ Bereik Resolutie 6,000 V 0,001 V 60,00 V 0,01 V 600,0 V* 0,1 V Nauwkeurigheid ±(1,8% + 7) Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik Overbelastingsbeveiliging 600 V; impedantie: 400 kΩ (*max. 250 V, 3s) Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van ≤10 counts mogelijk. Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig Wisselspanning V/AC Bereik Resolutie 60,00 mV* 0,01 mV 600,0 mV* 0,1 mV 6,000 V 0,001 V 60,00 V 0,01 V 600,0 V 0,1 V Nauwkeurigheid ±(1,5% + 4) ±(1,3% + 4) *alleen via de meetfunctie "mV" beschikbaar Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik Frequentiebereik 45 - 400 Hz; overbelastingsbeveiliging 600 V; impedantie: 10 MΩ (mV: ≤1000 MΩ) Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van 10 counts mogelijk TrueRMS piekwaarde (Crest Factor (CF)) ≤3 CF tot 600 V TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie: CF >1,0 - 2,0 + 3% CF >2,0 - 2,5 + 5% CF >2,5 - 3,0 + 7% 145 Wisselspanning V/AC LoZ Bereik Resolutie 6,000 V 0,001 V 60,00 V 0,01 V 600,0 V* 0,1 V Nauwkeurigheid ±(2,3% + 7) Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik Frequentiebereik 45 - 400 Hz; overbelastingsbeveiliging 600 V; impedantie: 400 kΩ (*max. 250 V, 3s) Bij een kortgesloten meetingang is een weergave van 10 counts mogelijk Na het gebruik van de LoZ-functie is een hersteltijd van 1 minuut nodig TrueRMS piekwaarde (Crest Factor (CF)) ≤3 CF tot 600 V TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie: CF >1,0 - 2,0 + 3% CF >2,0 - 2,5 + 5% CF >2,5 - 3,0 + 7% Gelijkstroom A/DC Bereik Resolutie 600,0 µA 0,1 µA Nauwkeurigheid 6000 µA 1 µA 60,00 mA 0,01 mA 600,0 mA 0,1 mA 6,000 A 0,001 A ±(1,3% + 4) 10,00 A 0,01 A ±(1,6% + 7) ±(1,0% + 7) Overbelastingsbeveiliging 600 V Zekeringen: µA/mA = zelfherstellende PTC-zekering 4x 160 mA, interne weerstand ca. <10 Ω 10 A = hoogwaardige keramische zekering FF12AH1000V ≤6 A continu meten, >6 A max. 10 s met tussenpauze van 15 minuten Bij een open meetingang is een weergave van 3 counts mogelijk. 146 Wisselstroom A/AC Bereik Resolutie 600,0 µA 0,1 µA Nauwkeurigheid 6000 µA 1 µA 60,00 mA 0,01 mA 600,0 mA 0,1 mA 6,000 A 0,001 A ±(1,6% + 4) 10,00 A 0,01 A ±(2,0% + 7) ±(1,3% + 6) Gespecificeerd meetbereik: 5 - 100% van het meetbereik Overbelastingbeveiliging 600 V; frequentiebereik 45 - 400 Hz Zekeringen: µA/mA = zelfherstellende PTC-zekering 4x 160 mA, interne weerstand ca. <10 Ω 10 A = hoogwaardige keramische zekering FF12AH1000V ≤6 A continu meten, >6 A max. 10 s met tussenpauze van 15 minuten Bij een open meetingang is een weergave van 3 counts mogelijk. TrueRMS piekwaarde (Crest Factor (CF)) ≤3 CF over het gehele bereik TrueRMS piekwaarde voor niet-sinusvormige signalen plus tolerantie: CF >1,0 - 2,0 + 3% CF >2,0 - 2,5 + 5% CF >2,5 - 3,0 + 7% Weerstand Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 600,0 Ω* 0,1 Ω ±(1,3% + 3) 6.000 kΩ 0,001 kΩ 60,00 kΩ 0,01 kΩ 600,0 kΩ 0,1 kΩ 6.000 MΩ 0,001 MΩ ±(1,6% + 4) 60,00 MΩ 0,01 MΩ ±(3,0% + 6) ±(1,2% + 6) Overbelastingsbeveiliging 600 V Meetspanning: ca. 1,0 V, meetstroom ca. 0,7 mA *Nauwkeurigheid voor meetbereik ≤600 Ω na aftrek van de meetsnoerweerstand via REL-functie 147 Capaciteit Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 6.000 nF* 0,001 nF ±(5,0% + 10) 60,00 nF* 0,01 nF 600,0 nF* 0,1 nF 6.000 µF 0,001 µF 60,00 µF 0,01 µF 600,0 µF 0,1 µF 6.000 mF 0,001 mF 60,00 mF 0,01 mF ±(5,0% + 5) ±10% Overbelastingsbeveiliging 600 V *Nauwkeurigheid voor meetbereik ≤ 600 nF alleen geldig met toegepaste REL-functie Frequentie "Hz" (elektronisch) Bereik Resolutie Nauwkeurigheid ≤9,999 Hz* 0,001 Hz Niet gespecificeerd 10,00 Hz – 99,99 Hz 0,01 Hz 100,0 Hz – 999,9 Hz 0,1 Hz 1,000 kHz – 9,999 kHz 0,001 kHz 10,00 kHz – 99,99 kHz 0,01 kHz 100,0 kHz – 999,9 kHz 0,1 kHz 1,000 MHz – 9,999 MHz 0,001 MHz >10,00 MHz* 0,01 MHz ±(0,1% + 6) Niet gespecificeerd *Het gespecificeerde frequentiemeetbereik bedraagt 10,00 Hz - 10 MHz Signaalniveau (zonder gelijkspanningsaandeel): ≤100 kHz: 200 mVrms - 20 Vrms 100 kHz tot 1 MHz: 500 mVrms - 20 Vrms 1 MHz tot 5 MHz: 500 mVrms - 20 Vrms 5 MHz tot 10 MHz: 900 mVrms - 20 Vrms Overbelastingsbeveiliging 600 V Pulsbreedte/Pulsverhouding (duty cycle) Bereik Resolutie Nauwkeurigheid 0,1% - 99,9% 0,1% ±(3% + 6) Overbelastingsbeveiliging: 600 V Signaalniveau (zonder gelijkspanningsaandeel): ≤100 kHz: 200 mVrms - 20 Vrms Frequentiebereik pulsbreedte: ≤100 kHz 148 Temperatuur Bereik Resolutie Nauwkeurigheid -40 tot 0 °C ±(6,0% + 5) 0 tot +100 °C ±(1,5% + 4) 1 °C +100 tot +1000 °C ±(1,5% + 4) >1000 tot +1300 °C Niet gespecificeerd -40 tot +32 °F ±(6,0% + 9) +32 tot +212 °F ±(1,5% + 5) 1 °F +212 tot +1832 °C ±(2,5% + 5) >1832 tot +2372 °F Niet gespecificeerd Overbelastingsbeveiliging: 600 V, sensoringang: Type K Contactloze AC-spanningsdetectie "NCV" Bereik ≥220 V Frequentiebereik Weergave 50 – 60 Hz EF = geen spanningsdetectie ------Weergave signaalsterkte niet gespecificeerd Signaaltoon, niet gespecificeerd Detectieafstand ca.: ≤15 mm - 50 mm Diodetest Testspanning Resolutie ca. 3,0 V/DC 0,001 V Overbelastingsbeveiliging: 600 V; teststroom: 2 mA typ. Akoestische continuïteitstester Meetbereik Resolutie 600 Ω 0,1 Ω ≤10 Ω continu geluidssignaal; >100 Ω geen geluidssignaal Overbelastingsbeveiliging: 600 V Testspanning ca. 1 V Teststroom 0,7 mA Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schakelingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen! Levensgevaar! 149
1 / 1

VOLTCRAFT VC276 TRMS Operating Instructions Manual

Categorie
Multimeters
Type
Operating Instructions Manual

in andere talen